15 Begroting Veiligheid en Justitie 2017

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2017 ( 34550-VI ).

De beraadslaging wordt hervat. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Laat ik, voordat ik overga tot mijn algemene inleiding en de beantwoording van de individuele vragen die gesteld zijn, kort stilstaan bij het verschrikkelijke nieuws van gisteren. De brute moord in Ankara, het geweld in Zürich en de afschuwelijke gebeurtenissen op een vredige kerstmarkt bij de Gedächtniskirche in het hart van Berlijn. Ik weet zeker dat iedereen het met mij eens is als ik zeg dat onze gedachten uitgaan naar de slachtoffers en de nabestaanden. Ik heb gisteravond contact gehad met mijn collega, minister Thomas de Maizière, en hem laten weten dat wij in onze gedachten bij hen zijn, en dan met name bij de slachtoffers en de nabestaanden. Deze tragische gebeurtenissen tonen het gewicht van de verantwoordelijkheid die rust op ons allemaal: het beschermen van onze inwoners tegen extremisme, tegen geweld en tegen de blinde onverdraagzaamheid waar extremisme en geweld uit voortkomen. 

Ik zal mijn bijdrage beginnen met een algemene inleiding. Daarna zal ik antwoord geven op de individuele vragen die gesteld zijn. Laat ik allereerst de leden van deze Kamer danken voor hun bijdrage in eerste termijn. U weet allen dat ik liefde heb voor geschiedenis. Nergens voel ik die sterker dan in dit prachtige huis. 100 jaar geleden zag mijn liberale ambtsvoorganger Bastiaan Ort dat de rechtsstaat moderner moest. De tijd vroeg erom, naar zijn oordeel. De techniek maakte toen een spectaculaire ontwikkeling door. De sociale verhoudingen in de samenleving veranderden en ideeën over recht en rechtvaardigheid evalueerden mee met de nieuwe wereld. Maar wat gebeurde er met de wetgeving? Die kwam toen nog uit de tijd van paard en wagen. Ort wilde daarom bijvoorbeeld de regels voor opsporing en vervolging in nieuwe wetgeving gieten. In zijn woorden "een urgente kwestie" en bovendien sociaal noodzakelijk. In een voor die tijd ongekend tempo bracht Ort vervolgens wetgeving tot stand op het gebied van straftoemeting, regelingen voor mensen met schulden, de bescherming van huurders en ook, zeg ik tegen de staatssecretaris, het vreemdelingentoezicht. Er moest en zou ook een nieuw Wetboek van Strafvordering komen. 

En zie, 100 jaar later zijn wij wederom druk doende om dat Wetboek van Strafvordering opnieuw aan te passen aan de tijd. Het doet mij een groot genoegen dat ik binnenkort, in februari volgend jaar, met uw Kamer verder van gedachten kan wisselen over dit majeure wetsproject. Dat is ook een goede illustratie van het feit dat onze rechtsstaat permanent onderhoud blijft vragen. Juist doordat wij onze rechtsstaat continu onderhouden, aanpassen en bijschaven, blijven de tijdloze waarden die de rechtsstaat representeert, overeind. Het legaliteitsbeginsel, de scheiding der machten, de grondrechten en de onafhankelijke rechtspraak: absolute voorwaarden voor een land dat zijn vrijheid, veiligheid en welvaart wil behouden. Tegenover mevrouw Strik bevestig ik dat ik een groot vertrouwen heb in onze rechters, zowel wat betreft kwaliteit als wat betreft hun onafhankelijkheid. Ik ben heel blij dat zeer veel mensen in onze samenleving dat vertrouwen delen, zoals steeds weer blijkt uit onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Ook internationaal doet Nederland met de beste mee, zeker als het gaat om de onafhankelijkheid van onze rechtspraak. Dat is dan ook een kernwaarde waar ik voor sta en zal blijven staan. 

De mensen in Nederland weten dat het de afgelopen vier jaar in Nederland veiliger is geworden. Dat blijkt niet alleen uit de criminaliteitscijfers, maar ook uit de cijfers van de slachtofferenquête die wij met regelmaat houden. Mensen geven aan dat zij minder vaak te maken hebben met overvallen, straatroven en woninginbraken. Daarom breiden wij die succesvolle aanpak uit naar geweld in uitgaansgebieden en in het openbaar vervoer. In de afgelopen vier jaar is ook de aanpak van georganiseerde misdaad versterkt. Denk aan de aanpak van hennepteelt, de drugshandel, mensenhandel en mensensmokkel. Daarbij treden wij met alle partners op als één overheid, en dat werkt. De afgelopen jaren zijn er veel meer strafrechtelijke onderzoeken gedaan, er zijn meer bestuurlijke maatregelen genomen, er zijn meer criminelen opgesloten of geraakt in hun portemonnee. In 2012 pakten we, toen met trots, nog 45 miljoen euro aan crimineel vermogen af. Vorig jaar was dat ruim 140 miljoen, en terwijl dit jaar nog niet voorbij is, staat de teller al boven de 200 miljoen euro. Waarom is dit zo belangrijk? Een officier van justitie uit Zuid-Nederland zei dat laatst nog tegen me tijdens een werkbezoek: kies altijd voor de korte klap en pak ze waar je ze pakken kunt; grijp je kansen, werk samen met iedereen met wie je kúnt samenwerken en onthoud dat misdaad niet mag lonen. In dat licht bezie ik ook de pogingen van het Openbaar Ministerie om criminele motorbendes verboden te krijgen. 

De nationale politie staat er sinds de herijking beter voor. De nationale politie moderniseert, zodat men ook onlinefraude, mensenhandel en andere misdrijven — ik kom daar zo meteen nog op terug in antwoord op vragen van de heer Rombouts — effectief zal kunnen bestrijden. Deze ontwikkelingen zijn veelzeggend. We zijn op de goede weg, maar we zijn er nog niet. Ik spreek hier graag mijn waardering uit voor alle professionals in de hele veiligheidsketen, die zich dag en nacht, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat inzetten voor onze veiligheid en onze rechtspraak. Met onze steun, met de nieuwe begroting voor 2017 en de jaren daarna kunnen zij ook komend jaar weer stevig aan de slag, met als doel om Nederland veiliger te maken en onze rechtsstaat sterker. 

Ik kom op de beantwoording van de individuele vragen en begin met de vragen die de heer Rombouts gesteld heeft in eerste termijn. Vervolgens zal ik ingaan op het thema's rechtsstaat, nationale politie, rechtsbijstand en V en J verandert. Ten slotte kom ik op Europa en de vraag die mevrouw Strik stelde over de ontwikkeling van de rechtsstaat in Europa. 

De heer Rombouts vroeg mij om in een soort helicopterview in te gaan op de vraag hoe het nu zit met de veiligheidsketen en hoe we ervoor zorgen dat we niet alleen de zichtbare, maar ook de onzichtbare criminaliteit — ik noem bijvoorbeeld cybercrime en terrorisme — adequaat bestrijden. Laat ik vooropstellen dat ik het eens ben met de heer Rombouts dat het nodig was om de gehele veiligheidsketen structureel te versterken. Dat is precies wat het kabinet gedaan heeft met de impuls van 450 miljoen structureel voor de komende jaren. Dat geld kwam dus nog boven op de 250 miljoen structureel die al bij de begroting voor het jaar 2016 aan mijn departement was toegevoegd. In totaal is er in de afgelopen jaren 1,7 miljard aan de begroting toegevoegd, maar dat gebeurde voor een deel ook als gevolg van de extra activiteiten die onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris nodig waren voor de opvang van asielzoekers in 2015 en 2016. Dat bedrag van 450 miljoen is bestemd voor de politie (221 miljoen), het Openbaar Ministerie (13 miljoen) en de rechtspraak (35 miljoen), allemaal in 2017. Deze forse extra investering zorgt ervoor dat deze organisaties zowel kwalitatief als kwantitatief worden versterkt. 

Het is juist, zeg ik tegen de heer Rombouts, dat we daarbij niet alleen moeten kijken naar de traditionele criminaliteit, maar ook naar de criminaliteit die morgen dreigt. Een deel van die middelen is dus bestemd voor het versterken van de aanpak van een minder zichtbare, maar zeer ernstige criminaliteit, de georganiseerde en ondermijnende criminaliteit en natuurlijk ook cybercrime. Het Openbaar Ministerie, de politie en de rechterlijke macht hebben mij laten weten dat zij, met de afspraken die we met hen gemaakt hebben in deze begroting, uit de voeten kunnen met de taken waaraan zij geacht worden te voldoen. Dat verrast mij ook niet, omdat we voor die drie organisaties uitgebreid en zorgvuldig hebben laten onderzoeken wat er nodig is om deze drie organisaties hun taken te laten vervullen. Dat heb ik uitgebreid met deze Kamer gedeeld bij de begrotingsbehandeling vorig jaar. Ik zal er niet over in detail treden, maar één ding is zeker: de resultaten van die onderzoeken zijn de basis geweest voor de extra investering die het kabinet gedaan heeft in het departement van Veiligheid en Justitie. 

De heer Rombouts vroeg of we in beeld hebben wat we met dat geld, ook in de toekomst, willen bereiken. We hebben allereerst het actieprogramma cybersecurity. Dat valt onder verantwoordelijkheid van de staatssecretaris. Dat hoort bij de tweede Nationale Cybersecurity Strategie die op 5 september jongstleden samen met het Cybersecuritybeeld 2016 aan de Tweede Kamer is aangeboden. Volgend jaar wordt daarom 5 miljoen euro en vanaf 2018 structureel 14 miljoen euro beschikbaar gesteld voor cybersecurity en de aanpak van cybercriminaliteit. Zo wordt allereerst de capaciteit van het Nationaal Detectie Netwerk uitgebreid en wordt er geïnvesteerd in het Team High Tech Crime van de politie. Terecht zegt de heer Rombouts dat het daarbij van belang is dat we dat Team High Tech Crime niet een klein gespecialiseerd onderdeel van de nationale politie laten, maar dat we dat gebruiken om de kennis en kunde van de aanpak van cybercrime over de gewone eenheden uit te spreiden. Dat is ook precies de gedachte van de investering die wij zullen doen. 

Overigens loopt ook de uitvoering van de afspraken in de Veiligheidsagenda 2015-2018 over de aanpak van cybercrime volgens planning. Daarom is ook 1,5 miljoen extra vrijgemaakt voor de aanpak van cybercrime in de komende jaren. Op het gebied van terrorisme kan ik het volgende melden. Telkenmale doen we weer onderzoek naar de vraag wat er nodig is om effectief het risico van terrorisme te bestrijden. We realiseren ons daarbij allemaal dat we 100% veiligheid niet kunnen garanderen, hoe graag ik dat ook zou willen doen. Met de Nationale Contraterrorismestrategie 2016-2020, die een paar maanden geleden is verschenen, wordt die integrale aanpak, gericht op zowel preventie als repressie, verder vormgegeven in nauwe samenwerking met alle betrokken ketenpartners, waaronder natuurlijk de politie, het Openbaar Ministerie, niet in de laatste plaats de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, de Koninklijke Marechaussee, de DSI, de Dienst Speciale Interventies, en natuurlijk de gemeenten. Dit zal plaatsvinden naast de internationale samenwerking en de informatie-uitwisseling met andere landen. Dat betekent dat ik, als we kijken naar de hele veiligheidsketen waar de heer Rombouts naar vraagt, ervan overtuigd ben dat we met al die extra investeringen, al die rapporten, al die onderzoeken en met de beleidsplannen die we hebben de aanpak van de veiligheidsketen op niveau is gebracht, zowel kwalitatief als kwantitatief en qua financiering. 

Dat betekent niet dat we rustig achterover kunnen leunen. We blijven alert op de ontwikkeling van de criminaliteit, zowel de klassieke als de minder zichtbare, en we blijven werken aan verdere verbetering en versterking van de strafrechtketen, zoals ik ook heb beschreven in mijn uitgebreide reactie op de motie van mevrouw Bikker. Het spreekt voor zich dat het volgende kabinet weer verdere keuzes zal moeten maken over de prioriteiten die dat kabinet van belang vindt. In de richting van mevrouw Strik en de heer Rombouts zeg ik dat deze Kamer ervan op aankan dat alle bouwstenen die daarvoor nodig zijn door mijn departement te zijner tijd zullen worden aangeleverd. 

Dan kom ik op het thema van de rechtsstaat. Ik begin bij de vragen van de heer Ruers. Hij signaleert een afbraak van de rechtsstaat en een afnemend vertrouwen van burgers in de overheid. Ik deel de analyses van de heer Ruers niet. Dat weet de heer Ruers ook, want we hebben die al vaker met elkaar gedeeld. Het vertrouwen in de rechtspraak als belangrijke pijler van de rechtsstaat is al jarenlang stabiel en ik zeg erbij dat dat de hoogste is van alle overheidsinstituten. Daar is ook geen enkele wijziging in geweest. Het vertrouwen in de rechtspraak is belangrijk. De rechtspraak investeert daar terecht veel in. Ik draag daar als minister aan bij met wetgeving en financiële middelen, bijvoorbeeld ten behoeve van het programma KEI en natuurlijk door het prijsakkoord met de rechtspraak. Laat ik dat nog eens gewoon op tafel leggen. We hebben voor de komende drie jaar een uitstekende afspraak gemaakt met de rechterlijke macht over de wijze waarop hij gefinancierd wordt. Daar komt een extra investering van 35 miljoen structureel per jaar bovenop waarmee de rechtspraak aan het eigen project Professionele standaarden kunnen voldoen. Dat komt bovenop een bedrag van 26 miljoen euro structureel dat bij de vorige begroting al werd toegevoegd ten behoeve van het programma KEI. 

De heer Ruers (SP):

Ik hoor de minister dit vertellen en ik krijg een aha-erlebnis. Ik heb de Handelingen gelezen. Ik heb ook de Handelingen van de Tweede Kamer gelezen. Ik heb gezien hoe het debat daar gevoerd is. Toen heeft de minister daar hetzelfde verhaal gehouden. Toen is hij door verschillende partijen benaderd met de mededeling dat die partijen gesproken hadden met het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht en de politie en dat die allemaal klaagden bij die partijen dat ze veel en veel te weinig geld hebben. Toen heeft de minister gezegd dat hij andere verhalen hoort. Het is typisch dat die organisaties tegen partijen in de Tweede Kamer zeggen dat ze te weinig hebben — dat zeggen ze trouwens ook tegen ons — en dat de minister zegt: ze komen bij mij en het gaat allemaal "halleluja". Ik zou de minister willen vragen: zijn er twee werelden op dat terrein? Wie heeft er gelijk? Zijn dat de toppen van die organisaties die bij ons komen klagen of is het de minister die zegt dat hij met ze gesproken heeft en dat er niks aan de hand is? Hoe kan dat? 

Minister Van der Steur:

Het is heel simpel. Laat ik vooropstellen dat de minister altijd gelijk heeft. Ik denk dat het goed is om dat vast te stellen. Mevrouw Strik gaf al aan dat de korpschef van de nationale politie bij zijn installatie heeft aangegeven dat er extra geïnvesteerd moest worden in de nationale politie. Ik was dat met hem eens. Ik heb dat laten onderzoeken. Ik heb vastgesteld wat er nodig was. Ik heb vastgesteld om welke bedragen het ging en die bedragen heb ik vervolgens aan mijn begroting toegevoegd gekregen. Dat is precies zoals het gegaan is. Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat het voor een aantal nieuwe taken extra geld nodig had. Dat extra geld heeft het in goed onderling overleg gekregen. De rechtspraak heeft aangegeven dat hij ten behoeve van de Professionele standaarden extra geld wilde hebben. Dat had hij eerder aangegeven ten behoeve van KEI. In beide gevallen, in 2016 en in 2017, is aan die behoefte voldaan en zijn er keurige afspraken gemaakt. 

De heer Ruers (SP):

De minister valt in herhaling. In de eerste plaats heeft de minister natuurlijk niet altijd gelijk. Ik noem maar een voorbeeld. Toen we hier de bezuiniging op de gefinancierde rechtshulp bespraken, dacht de minister ook dat hij gelijk had en heeft de Kamer hem tot de orde geroepen. De minister had toen dus niet gelijk. Misschien kan hij dat nog even bij zichzelf in herinnering roepen. Dan weet hij dat ook. Het was een pittig debat hier. Ik moet wel toegeven dat het met de voorganger van deze minister was, maar ook hij dacht dat hij gelijk had. Hij formuleerde ook altijd in die termen. Het is nog steeds een gegeven dat nu, ook bij KEI, ook bij de rechterlijke macht, er nog enorme problemen zijn, omdat er te weinig geld is. Ik zal nog één voorbeeld herhalen. Niet zo lang geleden was er in de rechtszaal, in een hof in Nederland, een zaak aan de orde waarbij de raadsheren tegen de partijen zeiden: u moet eens goed luisteren, wij hebben een kast vol met zaken die we niet afgehandeld krijgen, wij hebben het veel te druk, u moet hier nu maar beslissen wat u doet, want wij hebben geen tijd om uw zaak te behandelen. Ik vat het even samen. Die mensen werden enorm onder druk gezet. Zij voelden dat ze met een compromis genoegen moesten nemen, omdat de rechterlijke macht, een hof nota bene, op dat punt niet meer functioneerde. Waar is het geld dat de minister gedoteerd heeft aan de rechterlijke macht dan gebleven, als dit nog steeds de stand van zaken is, als er achterstanden zijn van meer dan een jaar? De minister kan dan toch niet zeggen dat dat waar is? Er zit toch een absolute discrepantie tussen deze twee situaties? Kan de minister dat eens uitleggen? 

Minister Van der Steur:

Ik kan er niet heel veel over uitleggen. De heer Ruers vergeet even dat we te maken hebben met een onafhankelijke rechtspraak. Dat betekent dat de onafhankelijke rechtspraak zelf gaat over de wijze waarop hij de eigen financiering vormgeeft. Ik ken het voorbeeld van het hof waar de heer Ruers over spreekt, omdat hij het ook al genoemd heeft bij de behandeling van de Voorjaarsnota, iets meer dan een jaar geleden. Toen heb ik ook al gezegd dat ik die achterstanden niet ken. We hebben onderzoek laten doen naar de discussie over de werkdruk. Het is duidelijk wat de uitkomsten daarvan zijn. Die kent de heer Ruers ook. Ten slotte wil ik het volgende zeggen. Als een hof te weinig geld krijgt van de Raad voor de rechtspraak, is dat een interne aangelegenheid bij de rechtspraak. Ik herken het beeld niet. Ik ken andere beelden van de Raad voor de rechtspraak, ook van de besturen van de hoven. Vanwege de onafhankelijkheid van de rechtspraak kan de heer Ruers de minister daar in dit specifieke geval niet op aanspreken. De heer Ruers mag mij wel vragen of we hebben voldaan aan de behoefte die de rechterlijke macht had om ondersteund te worden bij het programma KEI. Het antwoord daarop is: ja. In 2015 was duidelijk dat de rechtspraak daar in 2016 extra geld voor nodig had. Dat is dan ook gegeven. Anders dan de heer Ruers suggereert, is het KEI-project overigens geen bezuiniging. De rechtspraak zelf is het KEI-project begonnen, omdat men vond dat het tijd werd om te digitaliseren. Dat is juist. Ik ben ook heel blij dat dat zo is. 

De heer Ruers (SP):

Ik hoor de minister zeggen: KEI is geen bezuiniging. Iedereen in Nederland is het erover eens dat KEI een bezuiniging is. De heer Fokkens van de Hoge Raad constateerde dat. Ik citeerde hem al. Hij is een van de topjuristen in Nederland. Hij zegt: het is primair een bezuiniging. Wie is er nou ... Nee, laat ik het vriendelijk zeggen: wie heeft er nu ongelijk? De heer Fokkens en al die anderen uit de rechterlijke macht of de minister? Hoe kan dat nou? 

Minister Van der Steur:

Laat ik beginnen met zeggen dat ik zeer veel waardering heb voor de heer Fokkens. Hij is echter geen onderdeel van de rechterlijke macht, zoals de heer Ruers zonder twijfel weet. De Hoge Raad is immers geen onderdeel van de rechterlijke macht in de zin dat hij niet valt onder de verantwoordelijkheid van de Raad voor de rechtspraak. Het is aan de Raad voor de rechtspraak om keuzes te maken over de invulling van de efficiencytaakstellingen. De rechtspraak heeft zelf voor KEI gekozen. Dat is zijn keuze en zijn vrijheid. Dat is de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, die ervoor heeft gekozen om dat te doen door middel van KEI. Er was geen bezuinigingsopdracht van het kabinet. Ik ben blij dat ik een goed prijsakkoord met de rechterlijke macht heb gesloten en dat de rechterlijke macht zich daar ook in herkent. 

De heer Ruers vroeg naar de werkvoorraden; dat is dus dezelfde vraag die hij in het voorjaar al stelde. Ik kan een hele reeks van maatregelen noemen. Misschien kan ik dan beter niet beginnen in 2015, maar een recenter voorbeeld geven. Natuurlijk zijn er soms uitdagingen bij rechtbanken en hoven, maar in algemene zin is vastgesteld dat de werkvoorraden van civiele bodemzaken in de afgelopen twee jaar sterk zijn afgenomen en dat die van kantonzaken stabiel zijn gebleven. Er zijn geen achterstanden bij de behandeling van verzoekschriften tot het instellen, wijzigen of opheffen van bewind. Alle rechtbanken streven ernaar om de werkvoorraden in 2017 tot een normaal niveau terug te brengen door standaardisatie in de werkwijze en inzet van extra capaciteit. Ik vind echt dat de rechterlijke macht op dit punt zijn verantwoordelijkheid goed oppakt. 

Ik kom bij de kwestie van de politie. De heer Ruers zei dat er een lek boven water moet worden gekregen en dat negatieve ontwikkelingen bij de politie moeten worden gekeerd. Ook mevrouw Strik vroeg naar de stand van zaken van de reorganisatie. Ik breng even in herinnering dat er, toen ik samen met de staatssecretaris op dit departement begon, een afspraak van mijn voorganger lag om de reorganisatie te herijken. Dat heeft ertoe geleid dat we in goed overleg met alle betrokken partijen — de politie, de regioburgemeesters, natuurlijk het Openbaar Ministerie — tot een herijking van de reorganisatie zijn gekomen. Als uitkomst hebben we gekozen dat eind 2017 de basis op orde moet zijn. Ik zeg het gewoon zoals het is: daarvoor moeten zeer veel inspanningen worden verricht. Wij hebben nu nog steeds de verwachting dat we het halen om eind 2017 de basis op orde te hebben, maar ook na 2017 moet er nog ontzettend veel gebeuren. De evaluatiecommissie van de Politiewet 2012 zal in oktober 2017 het tweede rapport uitbrengen. Dan kunnen we ook toetsen, conform afspraken met deze Kamer, of dat geregeld en gerealiseerd is. 

De personele reorganisatie, een van de speerpunten van mijn herijkingsnota, gaat de goede kant op. Voor de zomer hebben alle medewerkers hun plaatsingsbesluit ontvangen. Op een totaal van 52.000 medewerkers was er een relatief beperkt aantal bezwaren. Het reorganisatieproces verloopt niet alleen zorgvuldig maar ook voorspoedig. Vervolgens hebben we extra geld beschikbaar gesteld, ook tussentijds nog voor de nieuwe cao die ik heb afgesloten met de politie. We moeten nu nog een aantal prangende problemen oplossen. Op een aantal terreinen moeten we vacatures invullen. Dat kon pas na afronding van de eerste fase van de reorganisatie, conform de afspraken met de bonden. Gelukkig kunnen we dat nu doen. Ik kan aan de heer Rombouts melden dat per 1 december jongstleden 219 aanstellingen voor de openstaande vacatures van wijkagenten zijn gerealiseerd. Er zijn 50 procedures succesvol afgerond. Die hebben dus tot aanstellingen geleid. Voor de 75 nu nog openstaande vacatures zijn er van de in totaal 300 kandidaten meer dan 200 in procedure. Ik verwacht dus echt dat we daarmee grote stappen kunnen zetten en dat de tekorten aan wijkagenten zullen zijn ingevuld. 

De heer Rombouts (CDA):

Kan de minister het rekensommetje even afmaken? Hoever zitten we dan nog van de 5.000? 

Minister Van der Steur:

Het doel is om eind 2017 97% van de invulling geregeld te hebben. Dan hebben we 97% ingevuld van de norm van 1 wijkagent op 5.000 inwoners. Dat leidt uit mijn hoofd gezegd — ik kijk even of een van de ambtenaren boven nog knikt, maar dat zie ik niet — tot een aantal van om en nabij 3.500 in Nederland werkzame wijkagenten. 

De heer Rombouts (CDA):

Dus eind 2017 zitten we op hoeveel? 

Minister Van der Steur:

Op 97%. 

De heer Rombouts (CDA):

Dan heeft 97% van de Nederlanders dus 1 wijkagent per 5.000 inwoners? 

Minister Van der Steur:

Nee, veel meer. 97% van alle wijkagenten die er zouden moeten zijn als je uitgaat van 1 op 5.000, zal zijn ingevuld. 

De heer Rombouts (CDA):

Dat is mooi. 

Minister Van der Steur:

Daarvoor is nog wel een klus te klaren, zeg ik tegen de heer Rombouts. Dit dossier was buitengewoon lastig. We wisten dat er een tekort aan wijkagenten is. Tegelijkertijd wisten we dat wijkagenten ongelooflijk belangrijk zijn om ons beleid met elkaar uit te voeren. 

Ik kom bij de vraag van de heer Ruers over het rapport van professor Terpstra. Ik ben heel blij met het rapport van professor Terpstra. In de verzonden beleidsreactie daarop heb ik verduidelijkt dat de aandachtspunten langs twee lijnen te verdelen zijn. De oplossingsrichtingen sluiten aan bij die lijnen. De ene oplossingsrichting heeft betrekking op de verbinding van de politie met de burger, onder andere door middel van de wijkagenten. Dat is bijvoorbeeld ook gerealiseerd door de 10 miljoen die structureel elk jaar geïnvesteerd zal worden in de ondersteuning van de wijkagenten. Denk aan de verbetering van mobiel werken, de pilot met de bodycams, de verbetering van de professionaliteit en de kwaliteit door training en het beschikbaar stellen van extra ICT-ondersteuning. 

De andere oplossingsrichting betreft het verbeteren van de organisatie van de basisteams. Daarbij heeft de heer Ruers terecht verwezen naar de rol van de teamchef. Hier moeten echt nog stappen gezet worden. Ik ben zelf veel op werkbezoek geweest en heb daar gezien dat men echt moet wennen aan de wat grotere basisteams. De gedachte is dat ze veel robuuster zijn en dus hun werk beter kunnen doen. Tegelijkertijd is het, anders dan vroeger, lastiger om al je collega's te kennen. Als je in een basisteam van 100 man zit, is het moeilijker om al je collega's te kennen. Wat ik zo goed vind — op werkbezoek hoor ik mensen daar ook enthousiast over praten — is dat agenten dat van onderaf samen oplossen. Ze bekijken hoe ze ervoor kunnen zorgen dat iedereen elkaar kent en op die manier ook kan samenwerken. De politie gaat op een heel groot aantal terreinen beter en informatiegestuurd werken. Die ontwikkeling komt vooral van onderaf. Ik ben er trots op dat de politie dat op die manier doet. 

Mevrouw Strik vroeg hoe ik ervoor zorg dat de vernieuwing die nodig is bij de politie, niet achterblijft. Het goede nieuws is dat de Algemene Rekenkamer in zijn meest recente rapport over de ICT van de politie heeft geconstateerd dat er voldoende middelen zijn om de voorgenomen ICT-ambities waar te maken. Bij de bepaling van de hoogte van het beschikbare budget is expliciet rekening gehouden met de zogenoemde absorptiecapaciteit van de politieorganisatie. Er is altijd ruimte voor vernieuwing. Tegelijkertijd is er een prioriteitsvolgorde geïntroduceerd, die structuur geeft aan de IV-activiteiten in de komende jaren. Die is als kader betrokken bij de opstelling van het zogenoemde IV-portfolio voor 2017 en verder. Ondertussen wordt bekeken hoe de kosten van het ICT-beheer naar beneden gebracht kunnen worden, zodat er meer ruimte gecreëerd wordt voor vernieuwing. Voor die taak staat de korpschef. Tegen mij heeft hij gezegd dat hij daar met enthousiasme mee aan de slag gaat. Ik heb daar ook zeer recentelijk nog met de zogenoemde Review Board over gesproken. Die herkent zich ook in dit beeld. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De Algemene Rekenkamer heeft inderdaad gezegd dat de extra investering nodig is, maar heeft gewaarschuwd voor te weinig ruimte voor vernieuwing. Ik hoor u nu zeggen dat er moet worden bezuinigd op de kosten van beheer, zodat er weer middelen vrijkomen voor vernieuwing. Maar acht u het risico niet aanwezig dat dat niet lukt en dat er dan opnieuw te weinig ruimte voor vernieuwing is? Zou het niet nodig zijn om daarvoor extra middelen vrij te maken? 

Minister Van der Steur:

Wij praten hier over een IV-portfolio dat door de politie zelf is samengesteld. Zij weten heel goed wat ze aankunnen. Daar is ook naar gekeken in het P&M-onderzoek. Daar is ook uit gebleken dat je rekening moet houden met het absorptievermogen van de organisatie. Als je bij wijze van spreken nu even 100 miljoen extra zou toevoegen, dan rijst de vraag hoe je dat weg krijgt, hoe je dat geïnvesteerd krijgt. Daar moet je bijvoorbeeld aanbestedingsprocessen voor opzetten. Daarvoor moet je mensen werven. Die moeten allemaal gescreend worden. De investeringen in ICT zijn ontzettend belangrijk. Vergis u niet. We praten over een investering in ICT van in totaal 600 miljoen per jaar. Dat is een heel fiks bedrag. Ik ga ervan uit dat dit in de komende jaren nog omhoog zal moeten, omdat in de aanpak van cybercrime en in cybersecurity de ratio mensen/machines zich langzamerhand zal wijzigen. Daar ben ik van overtuigd. De investering is voldoende, gelet op wat we met elkaar hebben afgesproken. In de toekomst en dankzij de vernieuwing zullen de beheerkosten omlaag kunnen. Dan komt er weer extra ruimte voor vernieuwing. Zo is het systeem ingericht. 

Wat merkt de man op straat van de verbetering van de ICT? Als je aan een agent op straat vraagt "hoe merk je het verschil van de ICT-investeringen?" zou het eerste antwoord zijn — dat is niet het antwoord dat ik het liefst zou hebben, maar dat is het antwoord — dat er veel minder storingen zijn in het systeem dan men gewend was. Dat is natuurlijk hartstikke goed nieuws. Het gaat om een reductie van ongeveer 90% van het aantal storingen. Alle medewerkers krijgen een werkplek met moderne software en andere middelen. Alle medewerkers kunnen op alle politiebureaus in Nederland op hun eigen digitale werkomgeving inloggen. Bijna 32.000 politiemedewerkers hebben op dit moment een smartphone met de zogenaamde MEOS-functionaliteit. Een simpel voorbeeld daarvan is dat zij de namen van degenen die zij voor zich hebben, kunnen intoetsen en dan het hele dossier kunnen lezen. Ze kunnen ook een foto maken van iemands kenteken. Vervolgens krijgen ze het hele dossier automatisch. Ze hoeven niet meer met een portofoon de centrale aan te roepen. Ze krijgen automatisch inzichtelijk wat er eventueel met de auto aan de hand is en welke informatie erover beschikbaar is. Ik kan nog een hele lijst van ICT-toepassingen geven, maar ik denk dat mevrouw Strik het wel met mij eens is dat het belangrijkste is dat de mensen op straat, de politiemedewerkers merken dat het beter gaat. Betekent dit dat alle politiemedewerkers nu nooit meer een reden hebben om te klagen over hun computer? Ik ben ervan overtuigd, en ik hoor dat ook wel op werkbezoeken, dat er ook op het gebied van de hardware nog verder kan worden verbeterd. Dat zal ook allemaal in het kader van het programma gebeuren. 

Vervolgens vroeg mevrouw Strik: hoe weten we dat het geld dat de politie krijgt, goed besteed wordt? Het belangrijkste daarvoor is de P&C-cyclus, de planning & controlcyclus. De politie brengt maandelijks financieel en driemaandelijks beheersmatig en financieel verslag uit. Dat wordt strak gemonitord door mijn ministerie. Aan de intensiveringsgelden die zijn toebedeeld voor het jaar 2017 en verder zijn concrete voorwaarden verbonden, zodat je kunt toetsen of het geld wordt geïnvesteerd in waar het voor bedoeld is en of de gestelde doelen ermee worden gerealiseerd. Uiteraard wordt daarover verantwoording afgelegd in de jaarstukken van de politie, ook aan het parlement. 

Mevrouw Strik vroeg of de verantwoording van de landelijke doelstellingen aan het parlement op orde is. Ja, de doelstellingen staan in de ontwerpbegroting en in de Veiligheidsagenda 2015-2018 met duidelijke jaarschijven. De verantwoording geschiedt via het jaarverslag en intensief ook op andere terreinen, ook door middel van de brieven die wij aan de Kamer sturen. Regionaal worden deze vastgelegd in het zogenaamde regionaal beleidsplan en lokaal in het integraal veiligheidsplan, waarover de burgemeester verantwoording aflegt aan de ministerraad. 

Dan kom ik bij het thema rechtsbijstand. Misschien is het goed dat ik daarover een overzicht geef. De heer Ruers verwees naar de motie-Franken. Die is uitgevoerd door de commissie-Wolfsen te vragen om nou eens heel goed te kijken naar ons rechtsbijstandsstelsel en voorstellen te doen voor de verbetering ervan. Het rapport van de commissie vind ik uitstekend. Ik heb daar heel goed met de Tweede Kamer maar ook met deze Kamer over van gedachten gewisseld. Het doel is om te zorgen dat er een duurzaam stelsel van rechtsbijstand ontstaat en om tegelijkertijd recht te doen aan de belangen van alle daarbij betrokken partijen. In het bijzonder de rechtzoekende, maar natuurlijk ook, in aansluiting daarop, de belangen van de advocatuur, maar bijvoorbeeld ook die van mediators die op basis van rechtsbijstand hun dienstverlening kunnen aanbieden. De commissie heeft haar taak enthousiast opgepakt. Zij heeft van het begin af aan aangegeven dat financiële overwegingen voor haar niet hebben vooropgestaan. Er was dan ook geen bezuinigingsopdracht aan de commissie gegeven. De commissie heeft bij al haar aanbevelingen uitdrukkelijk oog gehad voor de verbetering van de kwaliteit van de gesubsidieerde rechtsbijstand, ook als het gaat om een aanbeveling van bijvoorbeeld die 900 punten. We hebben daarover uitgebreid met de Tweede Kamer van gedachten over gewisseld. Daar bleek in de Kamer geen enthousiasme voor te bestaan. Vervolgens heb ik aangegeven dat ik daarover met de Orde van Advocaten in gesprek zal gaan. Dat gesprek is nog gaande. Ik zal de Tweede Kamer over de uitkomsten ervan informeren. 

Vervolgens vroeg mevrouw Strik of ik bereid was om tot een flexibelere budgettering voor gefinancierde rechtsbijstand over te gaan. Het goede nieuws voor mevrouw Strik is dat het stelsel van rechtsbijstand een openeindefinanciering heeft. Dat betekent dat er automatisch sprake is van een flexibele budgettering. Als er overschrijding is, is er overschrijding. Er wordt geen "nee" verkocht door de Raad voor Rechtsbijstand. 

Mevrouw Strik sprak over de commissie-Van der Meer. Dat is de commissie die van mij de opdracht heeft gekregen om de forfaitaire puntenvergoeding te herijken. Dat is voorgekomen uit twee punten. Allereerst op nadrukkelijk verzoek van de Orde van Advocaten, die dat wenselijk vond, maar ook op uitdrukkelijk verzoek van bijvoorbeeld de Nederlandse Vereniging van Jonge Strafrechtadvocaten. Die heeft al eerder in een discussie met onze voorgangers aangegeven dat er in de begrotingssystematiek, in de puntensystematiek toch wel wat scheefgroei was ontstaan in de loop van de tijd. Voor sommige dingen werden veel te veel punten uitgekeerd. Voor andere konden misschien wel wat minder punten worden uitgekeerd. Dat punt is al voor een groot deel meegenomen door staatssecretaris Teeven in zijn plannen, die zijn ingevoerd. Maar ik vond het goed, ook naar aanleiding van het advies van de Orde van Advocaten, om het nog een keer structureel te doen. Met name ook omdat de commissie-Maan, die dat hiervoor gedaan had, dat, geloof ik, vijftien jaar geleden voor het laatst gedaan heeft. Ik vind het dus volkomen redelijk om te doen. Ik heb dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor de commissie-Maan. Een van die uitgangspunten was dat het budgetneutraal zou moeten zijn. Er is dus niets nieuws wat dat betreft. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De minister geeft een mooi overzicht van de plannen die er zijn geweest en die vervolgens voor een deel ook weer zijn tegengehouden door een van de twee Kamers, en van de commissies die zich hebben gebogen over het stelsel. Maar wat wij bespeuren, is dat er nu toch weer nieuwe plannen liggen om bezuinigingen door te voeren op de gefinancierde rechtsbijstand. Als dan niet 900 punten, hoeveel dan wel? Er zijn voorstellen beschreven in de brief van 31 mei, waarbij er nog een nieuw wetsvoorstel komt. Mijn pleidooi was: doe het nou wat meer duurzaam en meer lange termijn en kom niet elke keer opnieuw met ad-hocmaatregelen om te kijken of er toch meer kan worden beknibbeld. Dat was vooral mijn vraag. Is de minister bereid, op te houden met zoeken naar nieuwe bezuinigingsmogelijkheden op de gefinancierde rechtsbijstand en om ervoor te zorgen dat de sector weet waar hij aan toe is en daarop ook zijn kwaliteit verder kan uitbouwen? 

Minister Van der Steur:

Ik ben, eerlijk gezegd, een beetje verbaasd door deze vraag. In de motie-Franken wordt gevraagd, structureel te kijken naar het rechtsbijstandsstelsel. Het kabinet heeft die opdracht een-op-een doorgegeven aan de commissie-Wolfsen. Het kabinet heeft gezegd: dit is geen bezuinigingsopdracht, kijk nu eens naar een duurzaam stelsel. Dat is precies wat mevrouw Strik wil. De commissie-Wolfsen komt vervolgens met een advies, dat ik overneem in mijn brief van 31 mei. Dat leidt tot de stellige overtuiging van de commissie-Wolfsen, die op verzoek van deze Kamer aan het werk is gegaan, tot een duurzamer stelsel. Dan zegt mevrouw Strik: de minister moet dat advies van de commissie-Wolfsen niet invullen, want dat leidt misschien wel tot een bezuiniging. Nou, dan wijs ik mevrouw Strik erop dat er in 2017 meer geld wordt uitgegeven aan rechtsbijstand. Verder wijs ik haar erop dat het advies van de commissie-Wolfsen was, de uurvergoeding omlaag te brengen. Dat was niet mijn advies, maar van de commissie-Wolfsen, ingesteld op verzoek van deze Kamer, waarmee ik erg blij ben. De commissie-Wolfsen vindt de uurtarieven te hoog, maar ze wijst erop dat dat in de toekomst kan worden ingelopen. Ondanks dat de commissie-Wolfsen vindt dat de tarieven omlaag kunnen, wordt mij in overweging gegeven om dat niet te doen en ze op hetzelfde niveau te houden. Ik vind dat een prima advies. Ik zie helemaal niet wat mevrouw Strik zegt. Ik zie alleen maar een kabinet dat keurig doet wat de Eerste Kamer gevraagd heeft, namelijk advies vragen bij de commissie-Wolfsen, die een uitstekend advies heeft gegeven. Na overleg met de Tweede Kamer is dat advies omgezet in wetgeving. Meer kan mevrouw Strik echt niet vragen van het kabinet, en mooier kan het niet worden. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik vind het niet helemaal juist als de commissie-Wolfsen als argument wordt gebruikt om beleidsvoornemens voor te stellen. Want uiteindelijk is het aan de minister om te bepalen of een bepaalde bezuiniging verantwoord is of niet. De 900 punten zijn nu van tafel, maar ik begrijp dat er toch weer wordt gesproken over een ander maximum, wat tot problemen kan leiden voor gespecialiseerde advocaten. Er wordt toch weer gekeken naar andere mogelijkheden om de gefinancierde rechtsbijstand te beperken. Dat kan opnieuw leiden tot onzekerheid en wellicht tot moeilijkheden voor de gespecialiseerde gefinancierde rechtsbijstand om het hoofd boven water te houden. In hoeverre neemt de minister hierbij de effecten mee voor die beroepsgroep? 

Minister Van der Steur:

Ik moet mevrouw Strik op dit punt echt tegenspreken. Waar zij het over heeft, is geen bezuiniging. Er ligt een advies voor van de commissie-Wolfsen, waarvan je in gemoede niet kunt zeggen dat het een slecht advies is. Dat vindt de Kamer ook niet. De Kamer heeft gezegd, de grens van 900 punten wat aan de krappe kant te vinden. Een Kamermeerderheid heeft zich in hetzelfde algemeen overleg uitgesproken voor 1.200 punten, maar zo ver ben ik nog niet. Ik vind echt dat van mij mag worden verwacht dat ik daarover zorgvuldig overleg voer met de Nederlandse Orde van Advocaten. Ik heb al aangegeven dat ik dat sowieso wil doen, en dat staat ook in de brief. De regering heeft die 900 punten dus helemaal niet omarmd, dat is niet aan de orde geweest. Ik heb gewoon gezegd dat ik het een prima advies vind, dat moet worden besproken met de orde. Ik heb zelf jaren bij de orde gewerkt, die ik dus een warm hart toedraag. Maar ik vind echt dat dat van mij kan worden verwacht. Een duurzaam stelsel is een duurzaam stelsel. Daar gaan we naar toe, in zorgvuldig overleg. Ik herken me daarom niet in de suggesties die mevrouw Strik hier doet. 

Mevrouw Strik stelde een vraag over Europa. Uiteraard kan van mij worden verwacht dat ik, als ik bilaterale contacten heb, bijvoorbeeld recentelijk met de Hongaarse minister van Justitie die in Den Haag op bezoek was, aangeef dat er bij ons zorgen leven over de waarborging van de rechtsstaat in dat land. Vervolgens wordt de rechtsstatelijkheid vooral in de Raad Algemene Zaken besproken. De betrokken ministers spreken als dat aan de orde is ook over de toepassing van het rechtsstatelijkheidsmechanisme door de Commissie. 

De heer Ruers stelde een vraag over een bezuiniging op de NVvR. Ik denk dat het goed is om zorgvuldig te bekijken hoe dat is gegaan, ook in de Tweede Kamer. De fractie van de heer Ruers heeft daar een amendement ingediend om die bezuiniging ongedaan te maken. Ik heb toen omstandig uitgelegd, waarom ik vind dat ik, ook al heb ik extra geld gekregen, deze keuze heb moeten maken en dat ik haar voor mijn rekening kan nemen. Dat heeft ertoe geleid dat het amendement dat in de Tweede Kamer is ingediend, is verworpen. Dat betekent dan ook dat ik in de tussentijd geen ander beeld heb gekregen dan het beeld dat ik in de Tweede Kamer kreeg. We hebben daar uitgebreid over gesproken. Er was geen steun, anders dan bij de SP-fractie als indienster van het amendement, voor dat amendement om de subsidie terug te draaien. Ik zie geen aanleiding om daarover nu toezeggingen te doen. Ik kan dat ook niet, want als ik dat zou moeten veranderen, dan moet ik ergens anders op bezuinigen, en ik zou niet weten waarop ik dat zou moeten doen. 

Mevrouw Strik stelde een vraag over de organisatie van het departement zelf. Ik stel voorop dat we vorig jaar hebben vastgesteld dat het van groot belang is dat ook de werkwijze en de manier waarop het ministerie opereert, moeten veranderen. Daar kan ik heel uitgebreid iets over zeggen, maar ik zal het heel kort houden. Het is van groot belang dat het programma V en J, zoals we dat hebben ingesteld onder leiding van mijn secretaris-generaal, de komende jaren wordt uitgevoerd. Doelstelling is dat het ministerie van Veiligheid en Justitie nog opener en transparanter wordt qua organisatie, een betrouwbare partner is voor burger, bedrijf, bestuur en media, en zaken levert in een veranderende samenleving. Dit is een meerjarig traject, dat we niet alleen zelf doen. We nodigen ook mensen van buiten uit om hun kennis en expertise in te brengen. Daarop ontstaat er reflectie op onze handelwijze. Een zelfkritische houding is daarbij onvermijdelijk. Dat proces is in gang, we rapporteren daarover met regelmaat. Binnenkort doen we dat in het kader van de jaarstukken over 2016. Mevrouw Strik kan daarvan kennis nemen. 

Mevrouw Strik vroeg nog naar de controlfunctie, zoals aanbevolen door de Algemene Rekenkamer. Die functie is verbeterd, wat niet alleen geldt voor het departement zelf, maar ook voor de uitvoeringsorganisaties. Want de controle van het departement is zo goed als de controle binnen de uitvoeringsorganisaties. De overgrote meerderheid van het geld dat door Veiligheid en Justitie wordt uitgegeven, wordt niet uitgegeven door het departement, maar door de uitvoeringsorganisaties waarvoor ik verantwoordelijkheid draag. Daarover hebben we deze Kamer in november 2015 geïnformeerd. De controlfunctie zal in 2017 verder worden gecentraliseerd. Daardoor ontstaat meer inzicht in financiële afwegingen. Het drielagenmodel wordt vervangen door het tweelagenmodel, conform de aanbeveling van de Rekenkamer op dit punt. Ik heb goede hoop dat de Rekenkamer dat ook zal zien en zal waarderen in de beoordeling van de jaarstukken over 2016. 

De voorzitter:

We zijn toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. 

De heer Rombouts (CDA):

Voorzitter. Ik wil via u de minister danken voor zijn uitgebreide beantwoording. Ik wil hem andermaal complimenten maken voor de zelfverzekerdheid en het overzicht waarmee hij dit dossier behandelt. Verder wil ik hem complimenteren voor de bijdrage die hij persoonlijk in zijn ambtsperiode aan deze zaken heeft geleverd. 

Onzichtbare criminaliteit moet beter op de agenda worden gekregen, en dan met name de cybercriminaliteit. Kan de Kamer eens met de minister in commissieverband bekijken hoe hij dat denkt te gaan doen in de komende tijd? Dat zou met de commissie V en J kunnen, maar wellicht ook met die van EZ erbij; dat is nader te organiseren. 

Naast het op de agenda krijgen van zaken moet er ook iets gebeuren, en wel meerjarig. Dat zal niet zomaar in een jaar kunnen gebeuren. Ik doel op het op orde krijgen van de veiligheidsketen, zodat de partners en wij, degenen die hen aansturen, het gevoel hebben dat Nederland wat dat betreft op orde is. Met alle respect dat ik voor de beantwoording van de minister heb — daar neem ik niets van terug — klinkt het toch wat gemakkelijk. De minister heeft een heel hoog tempo van spreken. Dat draagt er misschien aan bij. Ik heb de afgelopen weken regelmatig contact gehad met de partners en hun leiders. Zij zijn echt nog hard bezig om de nieuwe bouwstenen aan te leveren voor alles wat er de komende jaren moet gebeuren om echt op orde te komen. Dat zal de minister ook wel weten. Ik heb aanvankelijk overwogen om de Kamer tot een uitspraak over dit punt te verleiden. Dat ga ik niet doen. Als de minister zegt dat Nederland veiliger is geworden, spreek ik hem niet tegen. Als de minister zegt dat mensen minder overlast ervaren, spreek ik hem niet tegen. Als hij cijfers noemt over de inzet om meer wijkagenten te krijgen, dan zeg ik: chapeau! Ik ben echter vanaf dag één in een andere hoedanigheid, als burgemeester in het Brabantse, betrokken geweest bij de taskforce die de voorganger van de minister heeft opgezet. Daar wordt keihard gewerkt en er wordt heel goed werk gedaan. Het is voor het eerst dat de georganiseerde criminaliteit door eenieder wordt aangepakt, ook door de nationale recherche en ondersteund door het ministerie. Er wordt veel geld afgepakt, maar insiders weten ook wel dat we maar een heel klein deel te pakken krijgen van wat er omgaat in de criminaliteit. Ik zie de resultaten maandelijks. We weten ook maar een deel van de mensen achter de tralies te krijgen. Desondanks zijn het vertrouwenwekkende resultaten die absoluut om veel meer vragen, willen we dit voortwoekerend onkruid kunnen bestrijden. 

Een andere zaak is dat de partners, zowel politie als justitie, maar ook de rechterlijke macht, aangeven dat zij met te weinig mensen voor een te grote klus staan. Laat ik eens met de rechters beginnen, want die zetten we altijd achteraan in het rijtje. Collega Ruers heeft er al op gewezen. Er wordt veel te veel structureel overwerk van de mensen verlangd. Overwerk is echt niet verkeerd. Het kan best eens gebeuren, we doen het allemaal. Volgens mij zitten we het nu ook te doen. Als mensen echter jaar in, jaar uit, week in, week uit moeten overwerken, is dat uiteindelijk voor de totale organisatie niet gezond. Bij het Openbaar Ministerie is er dringend behoefte aan meer mensen, maar ook aan gespecialiseerde mensen. Dat is zeker het geval als het om cybercrime gaat, maar ook voor de andere zaken die ik genoemd heb. Het gaat bij de onzichtbare criminaliteit om vier dingen: de ondermijning, de cloud of cyber, de internationale mensenhandel en het terrorisme. 

Terrorisme is het moeilijkste om je op voor te bereiden en vooral om je kwantitatief op voor te bereiden. Wat moet je allemaal doen? Ik denk dat het verstandig is dat wij samen zeggen dat het nuttig is om nu al te werken aan zaken die in de volgende kabinetsperiode moeten gebeuren. Ik zou graag van de minister horen dat hij dit bevestigt. Misschien ben ik veel te bestuurlijk voor dit huis, maar er is altijd een regering. De regering houdt niet op na dit kabinet. De huidige regering moet ervoor zorgen dat de regering van overmorgen weer klaar is om dat te doen waarvan nu vermoed wordt dat het dan nodig is. Ik weet dat de partners nu berekeningen maken van wat zij de komende jaren nodig hebben. Het werk is, ondanks de mooie resultaten die de minister bereikt heeft, nog niet gedaan. Het is een dilemma waarmee ik zelf een beetje worstel, doordat ik mijn leven lang al bestuurder ben. Kun je van dit kabinet vragen om voor het volgende kabinet zaken voor te bereiden? De minister zegt van niet, maar ik denk daar anders over. Hij spreekt over bouwstenen. Wil hij die door een extern bureau en door ambtenaren laten neerleggen? Als hij met vreugde de uitdaging tot het creëren van legacy aanvaardt, denk ik dat het wijs is om er zelf politiek en bestuurlijk meer gewicht aan te geven. Dat zou ik zelf doen als ik minister was. 

De heer Ruers (SP):

Voorzitter. Ik dank de minister hartelijk voor zijn antwoorden. We zijn het vaak niet met elkaar eens. Dat is kennelijk ons beider positie die dat met zich meebrengt. Ik ben blij dat de minister voor zijn standpunt staat en duidelijk maakt wat hij ervan vindt, al ben ik het niet altijd met hem eens. Ik hoorde de minister een aantal malen zeggen dat hij niet heeft bezuinigd en dat er niet bezuinigd wordt. Ik weet in ieder geval van zijn voorganger dat er een forse bezuinigingstaakstelling bij het ministerie van Veiligheid en Justitie is neergelegd. Dat merk je ook als je terugkijkt naar het begin van dit kabinet. Die taakstelling is op een gegeven moment wat minder geworden, daarna weer meer: de plussen en minnen ga ik allemaal niet herhalen, want er is in de Tweede Kamer uitvoerig over gesproken. De effecten van die bezuiniging zijn er wel in de samenleving, met name op de portefeuille van minister Van der Steur. Om die effecten gaat het mij. Is dat nodig? Recent zagen we gunstige ontwikkelingen in financiële zin. Ik denk aan de zeer recente opmerkingen van de minister van Financiën. Hij hield een hallelujaverhaal dat het prima ging met de begroting. Het gaat allemaal prima. Er was recent een meevaller van 4 miljard. Van die 4 miljard had best een klein stukje naar de minister van V en J kunnen gaan. Dan had hij leuke en noodzakelijke dingen voor de mensen kunnen doen. Uiteindelijk komt het erop neer dat het een politieke keuze is. Het geld is er. Van die 4 miljard had gemakkelijk 1 miljard besteed kunnen worden aan V en J. Dan waren alle problemen die ik heb opgesomd, grotendeels voorbij geweest. Waarom moet die 4 miljard gebruikt worden voor het aflossen van de staatsschuld? Er is namelijk een ander soort staatsschuld, namelijk de schuld van de staat jegens de burgers die tekort gedaan zijn door de bezuinigingen. Dat moet men eens tegenover elkaar zetten. Die staatsschuld aan de burgers wordt niet ingelost. Het geld was er, men had het nu kunnen inlossen door al die afbraakstappen weer goed te maken. 

De minister zegt dat er prima wordt gewerkt. Ik heb groot respect voor de politie. Laten we dat vooropstellen. Die mensen moeten vreselijk hard werken in een steeds moeilijker omgeving. De maatschappij is tegenwoordig heel hard, zeker met de moderne media. Er wordt gezegd dat er goed wordt gewerkt. Ik herinner de minister echter aan een recente uitzending van Zembla over het doorlaten van drugs in de Rotterdamse haven. U zult het programma gezien hebben: het was schrijnend om te zien. De mensen van de Belastingdienst en de politie wilden graag iets doen, maar ze kregen er de mensen niet voor om de drugs tegen te houden. De Rotterdamse haven is zo lek als een mandje. Het is een groot probleem en dat moet de minister zien op te lossen. Daar heeft hij geld voor nodig; dat hoor je in het hele programma. Ik zou zeggen: laat de minister een vuist naar zijn collega van Financiën maken en zeggen dat hij geld nodig heeft om dat probleem op te lossen. Ik hoor graag of de minister dat wil doen, want dat is uiteindelijk het probleem waar we het over hebben. 

Ik kom bij mijn laatste punt: de subsidie voor de NVvR. Ook daar speelt geld een rol. Het gaat om €277.000. Het gaat om een adviesfunctie die de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak al decennialang naar ieders tevredenheid vervult. Het is kwalitatief hoogstaand advies dat er steeds komt van deze unieke organisatie in een unieke positie. Je gooit iets weg, waarvan ik zeg: hoe durf je het weg te gooien? Je zou er jaloers op moeten zijn. De minister zegt dat hij een afweging moet maken. Maar dan komt toch de politieke beslissing die de minister voor zijn rekening moet nemen? Laat je dat waardevolle advies vervallen omdat die €277.000 er niet is, of ga je naar de minister van Financiën om te zeggen dat het geld nodig is? Desnoods vindt de minister ergens anders een oplossing, maar hij moet hom of kuit geven. Als je het belangrijk vindt, moet je er ook geld voor halen want het geld is er. Die politieke keuze moet de minister maken. Hij kan niet zeggen dat er bezuinigd moet worden en dat zo'n kostbare zaak als het advies van de NVvR daarom overboord wordt gegooid. Dat moet hij niet doen. Ik vind dat het niet verantwoord is en om die reden dien ik hierover een motie in. 

De voorzitter: 

Door de leden Ruers, Kox, Strik, Sietsma en Overbeek wordt de volgende motie voorgesteld: 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat door de voorgenomen bezuiniging op de subsidie aan de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak (NVvR), de NVvR niet langer in staat zal zijn haar belangrijke adviserende taak op het gebied van wetgeving voort te zetten; 

constaterende dat de adviezen van de NVvR van hoog niveau zijn en niet meer weg te denken zijn uit het wetgevingsproces; 

overwegende dat de NVvR door de expertise van zowel het Openbaar Ministerie als de rechtspraak te combineren een unieke en onafhankelijke positie inneemt; 

spreekt uit dat het daarom gewenst is dat de voorgenomen bezuiniging achterwege blijft en de NVvR de gelegenheid krijgt haar waardevolle wetgevingsadviezen te blijven uitbrengen; 

verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze verzekerd kan worden dat de NVvR haar nuttige wetgevingsadviezen kan blijven geven en de Kamer op korte termijn over de uitkomsten van dat onderzoek te informeren, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

Zij krijgt letter F (34550-VI). 

De voorzitter:

De motie was meteen het laatste deel van de bijdrage van de heer Ruers. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Ook ik dank de minister graag voor de beantwoording. Het doet goed om te horen dat hij zijn buitenlandse collega's steun heeft betuigd vanwege de aanslagen die onlangs zijn gepleegd. 

Ik begon mijn betoog met het bepleiten van het hoeden van de rechtsstaat. Ik heb daarbij ook de rol van de minister aangesproken. Ik heb gezegd dat ik hem gemist heb bij het debat waarin de rechterlijke macht werd bekritiseerd, zeker vanuit het parlement. Rechters werden als "knettergek" beoordeeld en een juridisch proces werd als een politiek proces neergezet. Ik heb de minister daar nog niet op horen antwoorden. Hij heeft heel snel gezegd dat hij respect heeft voor de rechterlijke macht. Het is heel fijn dat dat het geval is, maar ik heb hem ook gevraagd waarom ik hem niet gehoord heb in dit debat. Hij weet dat de rechterlijke macht zichzelf niet kan verdedigen, dus het zou de minister sieren als hij de grenzen van zo'n debat zou aangeven. Hij moet in ieder geval opkomen voor de positie van de rechterlijke macht en duidelijk aangeven dat hier geen enkele sprake is van een politiek proces en dat de rechterlijke macht integer is. Dat horen wij niet alleen hier te horen, maar dat zou ik ook heel graag horen van de minister in het maatschappelijke en publieke debat. 

De minister heeft inderdaad veel antwoorden gegeven over de controlefunctie en de begroting. Naar de mening van de minister is het allemaal duurzaam genoeg en voldoende voor de lange termijn. Op zichzelf is dat fijn om te horen, maar tegelijkertijd wijs ik op de fundamentele kritiek die de Rekenkamer daarop uit, niet alleen nu, maar al meerdere jaren. Ik vraag mij af hoe zich dat verhoudt tot de min of meer luchtige wijze waarop de minister die kritiek lijkt te pareren. Want het is nogal wat: reorganisaties, nieuwe regelgeving en toch bezuinigingen. Dit alles trekt een wissel op de werkprocessen van de verschillende actoren in de keten. Zij zijn uiteindelijk tezamen verantwoordelijk voor het functioneren van onze rechtsstaat. Wij blijven dit monitoren; laat ik het zo zeggen. Ik mag inderdaad hopen dat de minister doet wat hij kan, ook voor de voorbereiding van een volgend kabinet om ervoor te zorgen dat dat steviger staat. De huidige kritiek op de onbeheersbaarheid van het ministerie moet echt serieus genomen worden. Naar aanleiding daarvan moeten de nodige maatregelen worden genomen. 

Tot slot kom ik op de gefinancierde rechtsbijstand. Uiteraard is het heel goed dat de minister luistert naar de uitkomsten en aanbevelingen van de commissie-Wolfsen. Het is mij iets te gemakkelijk dat de minister zegt dat hij het alleen maar uitvoert. Er komen nu weer nieuwe voorstellen aan. Bij de gefinancierde rechtshulp leeft de angst dat daar toch weer verkapte bezuinigingen in zitten. Het feit dat de herijking van het puntenstelsel budgettair neutraal moet zijn, lijkt erop te wijzen dat de kwaliteit en de behoefte niet helemaal vooropstaan. Ik roep de minister ertoe op om bij de formulering van nieuwe voorstellen daadwerkelijk te bekijken hoe wij het stelsel volledig intact kunnen houden. 

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Strik. Het woord is nu aan de minister van Veiligheid en Justitie. 

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun opmerkingen in de tweede termijn. Laat ik allereerst de heer Rombouts danken voor de complimenten die hij gemaakt heeft aan mijn adres en aan dat van de staatssecretaris. Laat ik daar onmiddellijk bij zeggen dat die complimenten vooral verdiend zijn door de mensen die dag in, dag uit onder onze verantwoordelijkheid het werk doen. Dat zijn de mensen van de nationale politie, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht, de reclassering, het COA en de IND en ook de gevangenismedewerkers. En dan doe ik vast nog mensen tekort, omdat ik hen niet heb genoemd. Maar dit zijn de mensen die dag in, dag uit werken voor de twee pijlers van ons departement: aan de ene kant de versterking van onze rechtsstaat en aan de andere kant het veiliger maken van Nederland. 

Ik ben graag bereid om namens de staatssecretaris toe te zeggen dat hij met de commissie voor Veiligheid en Justitie en desgewenst de commissie voor Economische Zaken nog eens alle rapporten en beleidsvoornemens op het gebied van cyber wil doornemen. De heer Rombouts heeft namelijk echt gelijk: dit is een belangrijk onderwerp dat de komende jaren niet minder belangrijk zal worden. Er doet zich wel iets geks voor. Het is misschien aardig dat ik de heer Rombouts daar nog op wijs. Uit de enquêtes die wij gehouden hebben, blijkt dat het aantal slachtoffers van cyber daalt. Dat is gek, want wij weten tegelijkertijd dat het risico op cybercrime groter wordt. Dat is niet alleen omdat Nederland een van de best op internet aangesloten landen is — daarmee is de kans dat Nederland getroffen wordt door cybercriminaliteit of door problematiek met cybersecurity natuurlijk groter dan in andere landen — maar ook omdat de klassieke criminaliteit tegelijkertijd aan het verminderen is en omdat jongeren meer ervaring, kennis en kunde hebben op het gebied van cyberactiviteiten. 

In dat kader is overigens een recente enquête interessant. Dat is een van de bouwstenen voor het beleid dat de staatssecretaris op dit punt voert. Uit die enquête blijkt dat heel jonge jongeren zich op internet af en toe uitgeven voor een ander of dat ze soms via internet iets doen waarvan ze eigenlijk zelf vinden dat het niet mag. Ik denk dat dat exemplarisch is voor waar de heer Rombouts op wijst. De staatssecretaris is graag bereid om dat met de commissies te bespreken. 

Terecht werd er gezegd dat het écht op orde moet komen. Ik stel vast dat de Raad voor de rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de nationale politie het eens zijn met wat er in deze begroting voor hen is georganiseerd. Ik merk ook op dat de heer Rombouts en ik allebei weten dat er natuurlijk de komende jaren op een heleboel terreinen nieuwe en nog ingewikkeldere uitdagingen zullen komen die verdere activiteiten, prioriteitsstelling of nadere investeringen zullen vergen. Wij zijn graag bereid om bouwstenen aan te leveren voor een nieuw regeerakkoord; desgevraagd en ook zonder dat wij daarom gevraagd worden. De heer Rombouts verwees er al naar dat ik er bijvoorbeeld van uitga dat de regioburgemeesters die in het verleden al eens hebben laten weten wat er volgens hen in de toekomst misschien zou moeten, vast en zeker bouwstenen hiervoor zullen aanleveren. Dat zal echt wel gebeuren. Dat moet ook gebeuren, want ik denk dat het is goed dat wij altijd met elkaar blijven bekijken hoe wij ons werk beter kunnen doen. 

De heer Rombouts noemde het voorbeeld van de taskforce bij de aanpak van ondermijnende en georganiseerde criminaliteit in Zuid-Nederland. Die is door mijn voorganger ingesteld. Ik wil daarbij opmerken dat ik daarvoor extra geld ter beschikking heb gesteld. Ik heb dat dus niet alleen voortgezet, maar ik heb daarvoor ook extra geld ter beschikking gesteld. Dat ziet bijvoorbeeld op extra mogelijkheden voor afpakken. Er is ook extra geld voorzien voor het OM om het werk nog beter te ondersteunen. Bovendien stellen wij extra geld beschikbaar voor het NFI om de sporen die uit al die fantastische onderzoeken voortvloeien, effectiever te kunnen oppakken. 

Wij hebben dit ook gedaan bij mensenhandel. Dat is echt een punt van zorg. Ik heb in de rapportage van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid gezien dat het aantal zaken dat wordt opgepakt, in de afgelopen tijd is verminderd. Dat betekent niet dat de mensenhandel is afgenomen. Wij zullen er echt van moeten uitgaan dat dit ook komt doordat er heel veel geïnvesteerd is in mensensmokkel. Dat is eveneens een ernstige vorm van criminaliteit. Die twee hebben elkaar waarschijnlijk verdrongen. Daarom is het van groot belang dat wij extra in investeren in de bestrijding daarvan. Hetzelfde geldt voor de terrorismebestrijding. Een groot deel van het extra geld dat beschikbaar gekomen is voor 2017 en verder wordt bijvoorbeeld geïnvesteerd in de intensivering van de DSI en van de activiteiten van de Koninklijke Marechaussee op dit punt. 

Ik ga nu in op het punt van de rechterlijke macht. De heer Rombouts zei dat er sprake zou zijn van structureel overwerk. Daar hebben wij onderzoek naar laten doen. Dat onderzoek — de werklastmeting 2015 — heeft laten zien dat er sprake is van overwerk in de rechterlijke macht. Dat klopt. De werklastmeting 2015 is de grondslag geweest voor de prijsonderhandelingen. Het is belangrijk dat de heer Rombouts zich realiseert dat dit onderzoek is meegenomen in de discussie, ook vanuit de rechterlijke macht, over wat er nodig is om daar wat aan te doen. Ze hebben de werklast vergeleken met die van huisartsen. Vastgesteld is dat huisartsen net zoals rechters overwerken, maar niet meer dan in de vergelijkbare beroepsgroep. De huisarts is daarvoor als voorbeeld genomen. Het prijsakkoord van 2014-2016 voorzag al in 26 miljoen extra, onder andere voor de werkdruk en voor de ondersteuning van KEI. Die zaken hangen met elkaar samen. De verwachting is dat de extra investering van 35 miljoen in de professionele standaarden zal bijdragen aan het afnemen van de werkdruk. Ik vind het wel belangrijk om dat nog even aan te geven. Het is niet iets waarvan we hebben gezegd: dat zal dan wel zo zijn. We hebben ook daadwerkelijk samen met de rechterlijke macht naar oplossingen daarvoor gezocht. 

Ik vind niet dat het mijn taak is om over de agenda van een volgend kabinet te spreken. Daarom schudde ik net mijn hoofd. Dat begrijpt de heer Rombouts. In de verkiezingsprogramma's van de diverse partijen zie je dat aan een aantal terreinen extra aandacht wordt gegeven. We zullen die gedachtevorming absoluut ondersteunen. Ik sluit niet uit dat we daarin niet de enigen zullen zijn. Ik dank de heer Rombouts in algemene zin voor de complimenten die hij heeft gegeven aan al die mensen die werken voor ons, voor onze veiligheid en voor de versterking van de rechtsstaat. 

De heer Rombouts (CDA):

Daar kom ik niets van terugnemen, voorzitter. Welke status krijgen die bouwstenen nou? Ik suggereerde al dat je een extern bureau kunt inschakelen. Je kunt ambtelijk een rapport laten opstellen. Je kunt de partners zelf een stuk laten aanleveren. Dat kunnen ze ook direct aan politieke partijen aanreiken. Ik daagde de minister een paar maanden geleden, in juli, voor het eerst uit met het woord "legacy". Ik bedoelde eigenlijk te vragen of dat in bestuurlijke zin niet des regerings zou zijn. Volgens mij reageerde hij daar eigenlijk ook heel enthousiast op. De woorden "met vreugde" heb ik nu voor de derde keer herhaald, maar de minister nog niet. 

Minister Van der Steur:

De heer Rombouts weet hoe dat gaat: de regering levert altijd bouwstenen aan voor een nieuw regeerakkoord. Het is dan aan de partijen om daar wel of niet iets mee te doen. Het zal zonder twijfel zo zijn dat bijvoorbeeld de regioburgemeesters dat doen. Ik denk dat de heer Rombouts daar gelijk in heeft. Ik ken hun standpunten ook. Ze zullen aangeven ... 

De heer Rombouts (CDA):

Gaat de minister dat ook doen? Dat is eigenlijk mijn vraag. 

Minister Van der Steur:

Jazeker. Natuurlijk. 

De heer Rombouts (CDA):

Gaat de minister zijn verantwoordelijkheid nemen door wat de partners aanreiken te bundelen en te zeggen wat naar de allerlaatste stand der dingen verstandig is, welk kabinet er ook komt? 

Minister Van der Steur:

Wij zullen zeker onze bouwstenen aanleveren. Ik laat het natuurlijk aan de partijen in het veld over om hun bouwstenen aan te leveren. Die zullen we zeker onder de aandacht brengen als dat nodig is. Dat is echter niet iets wat ik dan overneem. Zo werkt het natuurlijk niet. 

De heer Rombouts en ik hadden het bij de Voorjaarsnota uitgebreid over mijn legacy. Hij vroeg of ik die legacy kon oppakken. De heer Rombouts creëert nu deze nieuwe legacy. Ik waardeer dat wel. Ik moet de legacy alweer een stukje verder leggen. Wij hebben er nu voor gezorgd dat er een begroting ligt die structureel voorziet in het geld dat nodig is om de diensten te laten doen wat we met ze hebben afgesproken. Er was sprake van een extra investering van 700 miljoen structureel in twee jaar tijd en 1,7 miljard in totaal. Een deel daarvan is incidenteel, mede als gevolg van de activiteiten van de staatssecretaris. Ik weet niet of dat legacy is. Het is ook niet aan mij om daar iets van te zeggen, maar ik denk in ieder geval dat we ons best hebben gedaan om aan de oproep van de heer Rombouts tegemoet te komen. Dat heb ik met vreugde gedaan. 

Dankzij de heer Ruers ben ik inmiddels ook de minister van Financiën geworden. Hij vroeg mij of ik even de staatsschuld met hem samen wil behandelen. Ik acht mijzelf daar nauwelijks toe in staat. Ik wil de heer Ruers er wel op wijzen dat mijn collega van Financiën hem erop zou hebben gewezen dat een meevaller in het inkomstenkader niet meteen ook betekent dat er ruimte is het uitgavenkader. Dat is toch wel een vrij basale gedachte in onze staatsfinanciën. 

De voorzitter:

Eén interruptie, want ik krijg berichten van beneden over het kerstdiner. 

De heer Ruers (SP):

Het eten knelt, begrijp ik van de voorzitter. Ik moet het dus heel kort houden. Ik ken die opvatting. Ik weet dat. Er is echter één regering met één budget. De regering kan binnen dat budget beslissen wat zij doet. Als er een meevaller is van 4 miljard is niet gezegd dat die 4 miljard voor de aflossing van de staatsschuld moet worden gebruikt. Je maakt vervolgens een politieke keuze. Die politieke keuze wil ik de minister voorhouden. Er had beslist kunnen worden om een deel van het bedrag elders te besteden. Minister Van der Steur is minister binnen de regering. Hij kan dit in gezamenlijkheid bespreken. Hij heeft die politieke ruimte. Er is geen enkele wetmatigheid die hem verbiedt om een deel van het geld aan bijvoorbeeld V en J te besteden. 

Minister Van der Steur:

Het is natuurlijk net iets ingewikkelder dan dat, maar daarover ga ik hier het debat niet aan. Zoals ik al zei, voel ik me daartoe nauwelijks geëquipeerd. 

De voorzitter:

Houd het kort verder, minister. 

Minister Van der Steur:

Vijf minuten, voorzitter? Dan ga ik snel. 

De voorzitter:

Max, max. 

Minister Van der Steur:

Ik dank de heer Ruers voor zijn opmerking over de Rotterdamse haven. Ik zal daar deze week nog uitgebreid met de Tweede Kamer over spreken. Ik kan vaststellen dat de strijd tegen de georganiseerde criminaliteit altijd zijn uitdagingen heeft. We mogen echter vaststellen dat we nu 12.000 kilo aan cocaïne in de Rotterdamse haven in beslag genomen hebben ten opzichte van ik dacht zo'n 5.000 kilo vorig jaar. De heer Ruers geeft met zijn vingers aan, zeg ik voor de Handelingen, dat dit maar een topje van de ijsberg is. Dat kan zo zijn. Tegelijkertijd wordt hier natuurlijk enorm ingezet op activiteiten. 

Ik kom dan op de motie over de NVvR van de heer Ruers. Het is natuurlijk aan de NVvR om te bepalen hoe zij haar werkzaamheden inricht. Dat betekent dat zij altijd nog steeds adviezen kan geven als ze dat zou willen. Het is aan haar om daar een keuze in te maken. Ze zou ook nog andere maatregelen kunnen nemen. Ook dat is aan de NVvR. Dat doet niets af aan de waardering die ik voor de NVvR heb. Ik moet echter vaststellen dat er aan het einde van de dag keuzes gemaakt moeten worden. Je kunt niet altijd elders extra geld ter beschikking stellen. Ik merk op dat ook in de Tweede Kamer een meerderheid geen steun heeft gegeven aan het SP-amendement op dit punt. Een meerderheid van de Tweede Kamer zag dus geen aanleiding om deze bezuiniging ongedaan te maken. 

Ik merk op dat ook de Raad voor de rechtspraak een zelfstandige functie heeft ten aanzien van advisering over wetgeving. Het Openbaar Ministerie heeft die functie ook. Toevallig zijn dat de twee organisaties waaruit de leden van de NVvR voortvloeien. Het is dus niet zo dat de rechtspraak of het OM geen stem meer heeft omdat de NVvR niet meer adviseert. Dat is echt niet aan de orde. Dit betekent dat ik de motie om twee inhoudelijke redenen ontraad, maar ook vanwege het gebrek aan dekking. Er wordt niet aangegeven waar dan wel geld vandaan zou moeten komen. Ik kan niet anders dan ongedekte moties ontraden. 

Mevrouw Strik heeft in het debat gemist dat ik iets positiefs zei over de rechterlijke macht. Volgens mij heb ik in de eerste anderhalve pagina van mijn betoog heel expliciet aangegeven hoe ik aankijk tegen de rechterlijke macht, tegen de onafhankelijkheid daarvan en tegen de kwaliteit daarvan. Ik heb gezegd hoe de waardering van de rechterlijke macht in de samenleving is. Het is niet aan mij om te reageren op standpunten die politici in het publieke debat hebben ingenomen, zeker niet als die politici zelf vervolgens verdachte zijn in een strafrechtelijk onderzoek. Daar zal ik ook niet op reageren. Wat mij betreft zijn de kwaliteit van onze rechtsstaat en de kwaliteit van onze rechterlijke macht boven elke twijfel verheven. 

Ik kom dan bij de kritiek van de Algemene Rekenkamer. 

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik denk dat we hierover van mening verschillen. Als de rechter een uitspraak heeft gedaan en een politicus of anderen daar zo'n diskwalificerende opmerking over maken, ook over de rechters zelf, en als zij dus echt de rechterlijke macht zelf aanvallen vanwege uitspraken, vind ik het belangrijk dat de minister van Justitie daadwerkelijk opkomt voor die rechterlijke macht. Dat geldt niet alleen hier, maar juist ook in dat debat. 

Minister Van der Steur:

Dat heb ik ook gedaan. Ik verwijs mevrouw Strik graag naar de berichtgeving op NU.nl, die weer gebaseerd was op mijn reactie bij BNR op de radio op die dag. Ik heb daar nog eens een keer aangegeven dat er geen enkele twijfel is over de kwaliteit en de onafhankelijkheid van onze rechterlijke macht, dat de samenleving de rechterlijke macht hogelijk waardeert en dat er wat mij betreft dus geen reden was voor kritiek op de rechterlijke macht. Zo heb ik me daarover uitgelaten. Dat heb ik hier herhaald. Het is dus onjuist dat ik daar niet eerder iets over gezegd zou hebben. 

Mevrouw Strik vroeg naar de Algemene Rekenkamer. Misschien is het goed als we dit nog even in perspectief plaatsen. Het rapport van de Algemene Rekenkamer van afgelopen jaar voorzag in minder onvolkomenheden, maar één punt was van een onvolkomenheid naar een ernstige onvolkomenheid gegaan. Dat was de kwestie over de planning- en controlcyclus. Zoals ik net in het debat al zei, heb ik de goede hoop dat ik dit zal kunnen wegnemen met de maatregelen die we hebben genomen. Die hadden we overigens al ingezet toen de Algemene Rekenkamer tot de conclusie kwam over die onvolkomenheid. Dat was omdat hij het eindresultaat nog niet zag. Dat is logisch bij een meerjarig programma, maar ik begreep waarom de Algemene Rekenkamer dit opmerkte. Ik ga ervan uit en hoop dat dit bij de komende ronde nog weer beter zal zijn. 

Ik heb aangegeven dat de beheersbaarheid van het departement onder V en J verandert. Ik dank mevrouw Strik voor de opmerkingen over rechtsbijstand. Volgens mij zijn die ondersteuning van mijn beleid. Er wordt volgend jaar meer uitgegeven aan rechtsbijstand dan in de jaren daarvoor. Ik volg ook keurig alle adviezen van de commissie-Wolfsen. 

In de richting van de heer Ruers merk ik ten aanzien van de motie over de NVvR nog even op dat niet de indruk moet ontstaan dat er geen subsidie wordt verstrekt aan de NVvR. Ik wijs erop dat er voor het jaar 2017 €655.000 aan de NVvR ter beschikking wordt gesteld, inclusief €100.000 voor huisvestingskosten die we extra ter beschikking hebben gesteld voor een probleem dat zich vorig jaar voordeed. Ook vanwege dat punt zou de heer Ruers kunnen overwegen om zijn motie, die niet van dekking is voorzien, in te trekken. 

De heer Ruers (SP):

Ik vraag in mijn motie helemaal niet om geld. Ik vraag om een onderzoek. Er hoeft dus ook geen dekking bij. Ik verzoek de regering in mijn motie alleen om onderzoek te doen. 

Minister Van der Steur:

Maar dat heb ik natuurlijk gedaan. Ik kan geen bezuinigingsvoorstellen doen zonder onderzoek. We hebben ervoor gekozen om €655.000 voor 2017 aan de NVvR ter beschikking te stellen. Daarbij zit €100.000 voor de huisvesting, want daarmee was een probleem dat moet worden opgelost. Ik ben bereid om dat soort dingen te doen. Ik zie dus 655.000 redenen om de motie nog steeds te ontraden. Ik begrijp uit de bijdrage van de heer Ruers dat hij zijn motie niet intrekt. Dat is aan de heer Ruers. 

Ik dank mede namens de staatssecretaris de Kamer bijzonder hartelijk voor de gelegenheid die wij ook hier hebben gekregen om de begroting voor 2017, met die structurele verbeteringen voor de komende jaren, nog eens onder de loep te laten leggen. Ik dank de Kamer voor de soms kritische maar desondanks toch ook opbouwende wijze waarop die behandeling heeft plaatsgevonden. 

Ik sluit af met u en de uwen een uitzonderlijk genoeglijk kerstdiner toe te wensen. 

De voorzitter:

Een uitzonderlijk genoeglijke kerst: dat is heel bijzonder. Bij een genoeglijke kerst kan ik me iets voorstellen, maar bij uitzonderlijk genoeglijk ... Nou minister, bijzonder! 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is niet het geval. 

Het wetsvoorstel wordt zonder stemming aangenomen. 

De voorzitter:

Verlangt iemand aantekening? Dat is ook niet het geval. 

Over de motie wordt aan het einde van de vergadering gestemd. 

Ik schors de vergadering voor de dinerpauze. 

De vergadering wordt van 18.05 uur tot 19.36 uur geschorst. 

Naar boven