10 Wet arbeid vreemdelingen

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (33475).

De beraadslaging wordt hervat.

Minister Asscher:

Voorzitter. Er is een stevig aantal vragen gesteld. Ik zal enige tijd nodig hebben om die te beantwoorden, maar zal proberen om de vaart erin te houden.

Verschillende partijen hebben gevraagd of het wetsvoorstel eigenlijk wel nodig is. Het wordt immers al minder, het gaat vanzelf al de goede kant op. Daarover kun je van mening verschillen. Er is geconstateerd dat de afgelopen jaren vanuit de nieuwe lidstaten een groot aantal arbeidsmigranten naar Nederland is gekomen en dat daardoor het aantal tewerkstellingsvergunningen drastisch is gedaald. Daarom is gevraagd of de wet nodig is.

Mevrouw Scholten heeft gevraagd om de wet op te schorten totdat nieuwe cijfers zullen uitwijzen of ook in 2013 het aantal tewerkstellingsvergunningen is gedaald. Zij overweegt hierover een motie in te dienen. Zij vertelde dat zij van cijfers houdt en die voorliefde deel ik met haar. Wij kunnen daar even samen van genieten. In 2006 waren er 75.000 tewerkstellingsvergunningen, in 2012 ruim 12.000. De prognose van het UWV voor dit jaar was 13.500. In de eerste acht maanden van 2013 zijn er 7.400 aanvragen ingediend. De prognose voor 2014 is gesteld op 11.500 aanvragen. Dit zijn de totale aantallen tewerkstellingsvergunningen, met en zonder arbeidsmarkttoets. Daarom zijn het andere cijfers.

Mevrouw Scholten verwijst in haar inbreng naar de aantallen die ik bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer heb genoemd. Die cijfers betreffen alleen de tewerkstellingsvergunningen met arbeidsmarkttoets. Tot en met afgelopen augustus zijn er over dit jaar 890 vergunningen afgegeven met volledige arbeidsmarkttoets. Bij de behandeling in de Tweede Kamer werden nog 1.000 tewerkstellingsvergunningen over heel 2013 verwacht. Dat zou dus heel goed kunnen uitkomen. Over 2012 waren dit over dezelfde periode 2.430 vergunningen. De belangrijkste sectoren zijn de horeca, binnenvaart en land- en tuinbouw. Daarvoor zou prioriteitgenietend aanbod moeten zijn.

Ondanks de verdere daling van het aantal tewerkstellingsvergunningen is het belangrijk dat deze wet er komt. Een wettelijke verankering van het aangescherpte uitvoeringsbeleid biedt allereerst meer rechtszekerheid. Iedereen, werkgevers en werknemers, weet waar hij aan toe is. Het wetsvoorstel bestaat echter niet alleen uit een scherpere toets op de aanwezigheid van prioriteitgenietend aanbod. Met de heer Terpstra ben ik eens dat dit op zichzelf een fraaie term is. Ik ga mij straks bezondigen aan de discussie over Aziatisch eten in al zijn hoedanigheid. Die stellen wij nog even uit: een toetje.

Het beleid is er daarom, meer nog dan vroeger, op gericht dat arbeidsmigranten tijdelijk in Nederland verblijven. Lager en middelbaar geschoolde arbeidsmigranten van buiten de Europese Unie worden nog slechts voor een beperkte periode in Nederland toegelaten om tijdelijk te voorzien in vacatures waarvoor nu geen prioriteitgenietend aanbod aanwezig is. Het wetsvoorstel bepaalt daarom dat de maximale duur van de tewerkstellingsvergunning wordt teruggebracht naar één jaar. Tegelijkertijd wordt de periode waarna de werknemer vrij is op de arbeidsmarkt verlengd van drie naar vijf jaar. Ik begrijp heel goed dat wij van mening kunnen verschillen over de wenselijkheid van het wetsvoorstel, maar dit zuivere feit leidde bij GroenLinks tot de kwalificatie "xenofoob". Dat begrijp ik niet zo goed.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Ik neem daar afstand van. Ik heb het woord "xenofobie" niet in de mond genomen.

Mevrouw Scholten (D66):

Ik ben de schuldige. Ik heb gezegd dat het wetsvoorstel een xenofoob karakter heeft, juist vanwege de termijnverlenging van drie naar vijf jaar. De mensen die in het huidige systeem na drie jaar geworteld zouden zijn, worden dan nog eens twee jaar op afstand gezet. Dan verliest Nederland min of meer zijn open gezicht naar het buitenland. Dat is mijn reden om het wetsvoorstel xenofoob te noemen.

Minister Asscher:

Mijn excuses aan mevrouw Strik. Ik stel de interruptie van mevrouw Scholten op prijs, maar ik neem nog steeds afstand van die uitspraak. Je moet juist zakelijk spreken over wenselijk migratiebeleid. Je kunt goed van mening verschillen over een wenselijke periode zonder deze kwalificatie te geven. Dat is vanzelfsprekend de vrijheid die mevrouw Scholten heeft.

Het wetsvoorstel bevat ook maatregelen die concurrentie op arbeidsvoorwaarden moeten voorkomen. Een ongelooflijk belangrijk onderwerp, juist in deze tijd. Aanvragen van werkgevers die zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van een arbeidswet, zoals de WML, kunnen straks om die reden worden afgewezen. Het betalen van een marktconform salaris is straks een voorwaarde voor de toekenning van een tewerkstellingsvergunning. Nu is dat slechts het minimumloon. Verschillende sprekers hebben gevraagd om een visie op arbeidsmigratie en arbeidsmarkt en wat daaraan goed en slecht is. Ik zal daarop later ingaan. Dit is daarin volgens mij een belangrijk element. Als je geen race naar de bodem wilt, moet je voorkomen dat arbeidsmigratie louter en alleen wordt gebruikt om concurrentie op arbeidsvoorwaarden te organiseren. Dat is in mijn ogen niet goed.

Alles is erop gericht om uitbuiting en onderbetaling te voorkomen, iets wat ook in het belang van de betreffende werknemer is. Ik ben gevoelig voor het argument dat de heer Kox aandroeg. Wij moeten voorkomen dat door convergentie van lonen binnen de Europese Unie telkens maar behoefte ontstaat aan weer goedkopere arbeidskrachten, in dit geval van buiten de Europese Unie. Wij zien immers al dat veel werknemers uit de Oekraïne werkzaam zijn in Polen. Sommigen schetsten dit als een wetmatigheid die je zou moeten omarmen, maar daarmee ben ik het niet eens. Ik denk dat de Europese arbeidsmarkt voorwaar groot genoeg is om in de vraag naar arbeid te voorzien en dat je je niet bij voorbaat zou moeten neerleggen bij een convergentie naar het laagste punt.

De heer Terpstra, de heer Swagerman, mevrouw Scholten en de heer Kox hebben verschillende vragen gesteld over de Chinese en Aziatische horeca.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

De minister verbindt het belang van het voorkomen van een neerwaartse spiraal om concurrerend te zijn en de race to the bottom met arbeidsmigratiebeleid. Zijn dat niet heel verschillende dingen? Komt het er niet eigenlijk op aan dat de autoriteiten in Nederland erop toezien dat er niet onder het minimumloon wordt gewerkt en dat je dat ook kunt doen waar er tekorten zijn op de arbeidsmarkt, ook al worden er tewerkstellingsvergunningen verleend?

Minister Asscher:

Ik benadruk niet voor niets het verschil tussen de oude situatie waarin het minimumloon voldoende was en de nieuwe situatie waarin marktconform moet worden beloond. Daarmee voorkom je dat er louter en alleen iemand hierheen wordt gehaald omdat hij onder het marktconforme loon mag worden betaald, misschien wel wettelijk minimumloon. Als je dat op grote schaal toelaat, is het effect dat de marktconforme lonen onder druk komen te staan en dat mensen op het wettelijk minimumloon moeten gaan zitten. Dat is niet wenselijk. Wij moeten het in Nederland in de toekomst niet hebben van het winnen van de wedstrijd om de goedkoopste arbeid. Wij zullen daarin worden verslagen door bevolkingsrijke werelddelen waar men arm is en waar de welvaart veel minder is dan hier. Die koers moeten wij niet varen.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Daarmee ben ik het volkomen eens. Ik denk echter dat het twee volkomen verschillende mechanismen zijn. Dit punt kan inderdaad helpen, maar voor het overige moeten wij de Arbeidsinspectie haar werk laten doen. Dat laat onverlet dat er soms tekorten zijn waarbij je gebruik moet maken van arbeidsmigratie.

Minister Asscher:

Ik ben het met mevrouw Strik eens dat de Arbeidsinspectie de handhaving, de boetes en het hele arsenaal dat wij hebben om uitbuiten, schijnconstructies en het ontduiken van minimumloon aan te pakken steviger moet uitvoeren. Dat moet tanden hebben. In het sociaal akkoord zijn daarover afspraken gemaakt met extra inspectiecapaciteit. Ik ben het daar zeer mee eens. Ik zal er straks nader op ingaan. Ik heb sterk de indruk, niet omdat ik het leuk vind maar omdat ik die ontwikkeling zie, dat, als er geen grens zou zijn bij de toegang van zeer laaggeschoolde arbeid uit landen waar het welvaartsniveau lager is dan in de Europese Unie, de druk op de maatschappelijke voorzieningen, de lonen en de arbeidsvoorwaarden groter is dan je alleen met het middel van handhaving zou kunnen oplossen. Ik ben bang dat zulks de realiteit is. Dat is de spanning die mevrouw Sent beschreef, dat de nationale welvaartsstaat onder druk kan komen te staan bij onbegrensde migratie. Ik ben bang dat dit een feit is. Vervolgens is altijd de vraag – daar moet het kabinet zich voor verantwoorden – of wij de goede balans vinden tussen nodige en nuttige arbeidsmigratie en restrictiviteit. Ik meen oprecht dat niet alleen naar arbeidsmigratie moet worden gekeken vanuit de aspiratie van de migrant, al is die belangrijk, en ook niet alleen vanuit van het belang van de werkgever die iemand nodig heeft, al kan er heel begrijpelijk en weloverwogen belang bestaan. Er moet ook gekeken worden naar het effect dat de arbeidsmigratie heeft op een land en de arbeidsmarkt als geheel.

Ik wilde met de heer Kok praten over de kok van het Okura en met de heer Kox over de Aziatische koks in de friettent, om het even uit elkaar te halen. Dat zijn in mijn ogen verschillende dingen. De gewijzigde Wet arbeid vreemdelingen is op zichzelf een wet die maatwerk beoogt te bieden. Voor iedere tewerkstellingsvergunning wordt individueel getoetst of er arbeidsaanbod aanwezig is voor de vacature, met de bijbehorende reële functie-eisen. Dat is cruciaal. Functie-eisen voor een chef in het Okura, die tientallen jaren getraind moet zijn in het op de juiste manier snijden van de rauwe vis, zijn niet hetzelfde als de functie-eisen voor het frietkot om de hoek bij de heer Terpstra.

Er wordt gekeken naar de reële functie-eisen van de individuele werkgever. Die verschillen per vacature. Als blijkt dat voor een vacature geen arbeidsaanbod aanwezig is dan kan de werkgever ook na herziening van de wet een tewerkstellingsvergunning krijgen, mits aan de andere voorwaarden is voldaan. Dat geldt dus ook voor de Aziatische horeca. Van het voorbeeld van Hotel Okura dat door sprekers is genoemd, kun je aanvoelen dat het de toets gaat doorstaan en het die vergunning zal krijgen. Wel wordt er steeds gekeken of er aanbod aanwezig is dat aan de slag zou kunnen in de betreffende vacatures.

De heer Swagerman (VVD):

Ik hoor de minister zeggen dat reële functie-eisen een rol kunnen spelen in de toets die UWV doet. Ik heb uitdrukkelijk gezegd dat onder reële functie-eisen bij de Chinese horeca, de Thaise keuken en Hotel Okura, eigenlijk zou moeten worden verstaan cultureel getinte functie-eisen die betrekking hebben op kernproducten van die organisaties. Laat de minister dat dan ook als maatstaf hanteren door UWV?

Minister Asscher:

Ik heb gezegd dat het maatwerk is en dat er moet worden gekeken naar de reële functie-eisen. Dat soort elementen kunnen daar dus wel degelijk een rol bij spelen. Dat ben ik met de heer Swagerman eens. In antwoord op vragen van de heer Terpstra ga ik zo in op de veronderstelde wens van de klant om in een Chinees restaurant Chinees personeel aan te treffen. Daar ga ik een kanttekening bij plaatsen. Er moet niet al te licht worden verondersteld dat bij de smaakoriëntatie van een restaurant meteen alle culturele of etnische functie-eisen als reëel moeten verondersteld in het licht van de toetsing door UWV.

De heer Swagerman (VVD):

Ik ben er heel blij mee dat de minister nu voor het eerst – dat heeft hij in de stukken niet gedaan en tot op heden in het debat ook niet – het woord "maatwerk" heeft laten vallen waar het gaat om de concrete functie-eisen. Ik hoorde hem ook zeggen dat specifieke aspecten als culturele etniciteit en authenticiteit een rol spelen. Daar ben ik heel blij mee.

Minister Asscher:

Ja, maar niet te licht. Dat kan het geval zijn in het aangehaalde voorbeeld van het Okura. Dan kan worden geoordeeld dat bij die keuken een functie-eis reëel is van een opleiding die iemand anders uit het arbeidsaanbod niet heeft genoten. Dan mag die eis dus worden gesteld. Als er geen prioriteitgenietend aanbod is, kan de tewerkstellingsvergunning worden verleend. Ik ga zo in op de vragen over de Chinese koks, maar ik zie de heer Kox staan.

De heer Kox (SP):

Ik denk dat de minister heel duidelijk is en ik verschil hierover ook niet met hem van mening. Hij, en niet alleen hij, maakte zich zorgen over het grote aantal aanvragen voor Chinese koks. Als het inderdaad de topkok van een tophotel moet zijn, begrijpen wij elkaar. Ik zou ook graag voor het andere deel van die sector bescherming van de arbeidsmarkt en van de koks in kwestie zien. Dat betekent dan als het niet absoluut nodig is dat ze hierheen komen, we ze beter kunnen laten waar ze zitten.

Minister Asscher:

Zo is dat. Ik zie, net als het kabinet, geen bezwaar tegen een Chinees restaurant met uitsluitend Nederlandse koks in de keuken. In mijn studententijd wendde ik mij vooral tot de Chinees in de Tijl Uilenspiegelstraat in Amsterdam Bos en Lommer. Ik weet niet wie de koks waren, maar ik betwijfel ten zeerste of enige Chinees het voedsel als Chinees zou hebben herkend. De verwachting van de consument hoeft zich niet per se uit te strekken tot de nationaliteit van de kok. Overigens vraag ik mij af of het realistisch is te verwachten dat er veel Chinese restaurants komen met uitsluitend Nederlandse koks. De Chinese gemeenschap in Nederland is groot en is hier al heel lang gevestigd. Het is in Amsterdam en eigenlijk in heel het land een zichtbare groep die heel actief is in de horeca. Een deel daarvan is beschikbaar op de arbeidsmarkt en kan dus aan het werk zonder tewerkstellingsvergunning in ieder Chinees restaurant dat een Chinese kok nodig heeft. Daarnaast blijft het mogelijk om voor een echte specialiteitenkok een tewerkstellingsvergunning aan te vragen, die wellicht ook Nederlands personeel kan opleiden.

De heer Swagerman heeft gevraagd naar de mate waarin van de werkgever kan worden verlangd dat hij investeert in opleiding en in hoeverre UWV flexibel is door gedurende de opleidingstijd nog tewerkstellingsvergunningen af te geven. Hij verzoekt daar rekening mee te houden. Op grond van de Wet arbeid vreemdelingen kan UWV van de werkgever verwachten dat hij de werkzoekende met een korte opleiding inwerkt. Dit geldt ook als beschikbaar aanbod. Het aannemen van werkzoekenden staat voorop. Extra inspanningen mogen worden geëist. Soms is enige inwerktijd nodig, maar dat geldt ook voor koks in andere restaurants en in andere sectoren en voor koks die van buiten de Europese Unie hierheen komen.

Op zich zou dus het aanwezig zijn van werkzoekenden die met een korte inwerkperiode geschikt te maken zijn voldoende zijn om een tewerkstellingsvergunning te weigeren. Nogmaals merk ik op – zonder nu nog veel meer over de bestaande individuele casus te zeggen – dat je dit niet snel ziet gebeuren bij een chefkok voor het Okura. UWV heeft ervoor gekozen om met het oog op de veranderingen op de arbeidsmarkt in het voorjaar van 2012 tewerkstellingsvergunningen te verlenen voor anderhalf jaar met een inspanningsverplichting voor de werkgever om koks op te leiden, om zo tegemoet te komen aan de zorgen en de wensen in de Chinese horeca. Terwijl UWV die vergunningen had kunnen weigeren met een beroep op het feit dat een kok met een korte inwerkperiode geschikt te maken is, heeft hij dit zo gedaan. Daarmee kreeg de werkgever dus wel een tewerkstellingsvergunning en werd hij in de gelegenheid gesteld om prioriteitgenietend aanbod op te leiden.

De heer Swagerman (VVD):

De situatie zou zich kunnen voordoen dat een werkgever iemand opleidt gedurende een redelijkerwijs in acht te nemen termijn van meer dan een jaar. In dat jaar zou dan, gezien de systematiek van de wet, een nieuwe tewerkstellingsvergunning moeten worden afgegeven. Is er dan ook enige flexibiliteit ten aanzien van die tweede vergunning zolang die opleiding nog loopt?

Minister Asscher:

Het is alsof de heer Swagerman en ik dit hadden ingestudeerd, want dat is precies waar ik nu aan toe was. Binnenkort kan voor die tewerkstellingsvergunningen van anderhalf jaar een verlengingsaanvraag worden gedaan. Op dat moment zal UWV toetsen of de werkgever zich voldoende heeft ingespannen om koks op te leiden. Het blijft maatwerk. Als UWV ervan overtuigd is dat daar reële inspanningen worden gedaan, al zijn die nog niet afdoende beëindigd of is het nuttig en nodig om daar nog even mee door te gaan, kan die tewerkstellingsvergunning verlengd worden. Als UWV daarentegen vaststelt dat het een smoesje was, zal dat niet gebeuren. Op die manier willen wij daarmee omgaan. Je zou dus zelfs kunnen zeggen dat UWV eigenlijk in 2012 al is begonnen met de beoogde fasering zoals de heer Swagerman die hier net te berde bracht.

De heer Kox heeft gevraagd naar handhaving van de tewerkstellingsvergunningen. Als wij immers mensen hierheen halen als Chinese kok, dient wel gecontroleerd te worden of zij vervolgens aan het werk zijn op grond van de tewerkstellingsvergunning met de juiste arbeidsvoorwaarden en onder de juiste arbeidsomstandigheden. Ik ben dat zeer met hem eens. Uitbuiting dient voorkomen te worden. De Inspectie SZW handhaaft de Wet arbeid vreemdelingen. Er worden inspecties uitgevoerd waarbij wordt bekeken of werknemers een tewerkstellingsvergunning hebben en of ze volgens conform de voorwaarden van die vergunning werken, bijvoorbeeld naar het loon, de feitelijke werkzaamheden en de arbeidsomstandigheden zoals die zijn voorgeschreven. De Chinese horeca geldt als een van de risicosectoren en er wordt dan ook gehandhaafd door de Inspectie SZW.

Mevrouw Sent van de PvdA vroeg of de storingen bij werk.nl niet tot grote overlast leiden waardoor werkgevers niet goed kunnen zoeken in het prioriteitgenietend aanbod, zeker nu die storingen, zoals ik in antwoord op schriftelijke vragen heb aangegeven, mogelijk tot 2015 zullen aanhouden. Zij vraagt zich af, of het UWV kennis en middelen in huis heeft om de verantwoordelijkheden en taken die horen bij de aanscherping van toets op prioriteitsgenietend aanbod op zich te nemen. Vooropgesteld zij dat het buitengewoon vervelend is dat er storingen zijn bij werk.nl. Ik heb aan de overkant regelmatig drie uur durende overleggen, waar we terecht heel uitgebreid stilstaan bij alle inspanningen die worden geleverd door het UWV en door mijn departement om die situatie te verbeteren. De storingen hebben een incidenteel karakter. In het overgrote deel van de tijd is werk.nl in de lucht. Dan heb ik het niet over de op zich gerechtvaardigde discussie of de functionaliteit op werk.nl voor werkzoekenden afdoende is. Maar de beschikbaarheid is de meeste tijd gewaarborgd. Werkgevers kunnen dus zoeken naar aanbod. Daarnaast zijn er nog andere zoekkanalen beschikbaar voor werkgevers. Voor het UWV geldt dat het op zichzelf met de herziening van de Wav geen zwaardere of moeilijker taak krijgt bij die toets. De toets wordt zelfs eenvoudiger, omdat het UWV alleen moet aantonen dat er arbeidsaanbod aanwezig is, en niet meer zelf die toets hoeft uit te voeren op de geschiktheid van het aanbod voor de arbeid die gevraagd is.

De heer Swagerman verwees namens de VVD naar het mogelijke bewijslastmodel en vraagt hoe ver een werkgever nu eigenlijk moet gaan met zijn wervingsinspanning. Een vergunning wordt geweigerd indien aanbod aanwezig is. Het UWV hoeft dus niet meer, zoals nu, het aanbod zelf te onderzoeken op geschiktheid en beschikbaarheid en met een concrete kandidaat naar de werkgever te komen. Dat hoort echt bij de verantwoordelijkheid van de werkgever zelf. Je zoekt je eigen mensen, en een werkgever mag geacht worden te bekijken of dat arbeidsaanbod er is. Bij een aanvraag voor een tewerkstellingsvergunning moet een werkgever aantonen, waarom het niet gelukt is binnen het ingeschreven aanbod geschikte kandidaten te vinden. Hij moet dus bewijzen dat hij werkzoekenden heeft benaderd, hoe hij dat heeft gedaan en waarom ze niet zijn aangenomen. Het UWV gaat beoordelen of het niet kunnen vinden van een geschikte kandidaat niet aan de werkgever is te wijten. Biedt de werkgever wel fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden, stelt hij geen eisen die niet noodzakelijk zijn om de vacature te vervullen? Spiegelbeeldig geldt dus dat, als hij die eisen wel stelt, hij wel door die toets kan komen. Samen met de aanwezigheid van het aanbod wordt het meegenomen in de beoordeling of er wel of niet een tewerkstellingsvergunning moet worden verleend.

Ik meen dat de balans terecht is neergelegd bij de verantwoordelijkheid van de werkgever. Juist met het oog op maatwerk en de specifieke functievereisten die kunnen gelden voor die werkgevers voor wie dat reëel is, bestaat de mogelijkheid om de voor hen noodzakelijke arbeidskrachten te blijven aantrekken.

Dan kom ik toe aan de vraag, wat de visie van het kabinet is op arbeidsmigratie binnen de EU. Ik heb al gezegd dat ik vind dat laaggeschoold arbeidsaanbod van buiten de Unie in ieder geval niet wenselijk is, en dan wel heel duidelijk moet voldoen aan de strenge normen die worden gesteld in deze herziene Wav. Maar er is ook gevraagd hoe het kabinet aankijkt tegen dat vrije verkeer van werknemers binnen Europa. Dat Europa is mij dierbaar, en ik laat me dus ook niet aanwrijven dat ik opeens anti zou zijn. Ik denk dat we allemaal zien dat de interne markt, waaronder het vrije verkeer van werknemers, Nederland welvaart heeft gebracht. Dat bedoel ik met de opmerking dat Nederland kan profiteren van de interne arbeidsmarkt van de EU. Mevrouw Sent citeerde de economen die zeggen dat het goed is voor de economie, maar de negatieve gevolgen komen vooral terecht bij laagopgeleiden. Dat lijkt mij een waarheid als een koe. Als je een waarheid als een koe niet mag verkondigen, dan is er iets anders aan de hand. Natuurlijk is het goed voor de economie, en als je denkt aan de toekomst van onze kinderen en onze kindskinderen moet je niet denken aan een Nederland dat geen deel uit zou maken van de EU, waarin wordt gehandeld en waarin welvaart kan ontstaan, maar het is net zo goed onze plicht om te kijken naar de negatieve gevolgen en ongewenste neveneffecten van het vrije verkeer van werknemers, want die zijn er ook. De komst van grote groepen arbeidsmigranten uit landen waar het loonniveau en de arbeidsomstandigheden soms veel lager liggen dan in Nederland, kan leiden tot verdringing en ontwrichting in sommige sectoren. Waarom dan een onderzoek, vroeg de heer Kok mij, als je dat al weet? Welnu, dit soort discussies moet altijd op basis van feiten worden gevoerd. Anekdotisch bewijs is onvoldoende, ik vind het ook terecht dat de Commissie dat vraagt, maar ik vind vervolgens dat, als een lidstaat als Nederland, toch een van de grondleggers van de EU, aangeeft dat ze daar serieuze zorgen over heeft, het de Commissie betaamt om daar serieus op in te gaan. Dat is de strijd die wij leveren, niet om het debat verder te ontwrichten, nee, juist om het debat daar te brengen waar het thuishoort: binnen de Europese integratie die plaatsvindt, binnen de Europese samenwerking die telkens verandert en binnen de EU die dynamisch is en die er heel anders uitziet dan twintig jaar geleden is het onze taak als politici om die negatieve gevolgen niet alleen te bespreken, maar ook te bestrijden, daarbij open kijkend naar wat daarvoor nodig is.

Dit kan immers leiden tot wat ik net een race naar de bodem noemde: een neerwaartse spiraal in de arbeidsvoorwaarden. Sommige scribenten vinden dat prima, heb ik in de afgelopen maanden gemerkt. Als wij ons wettelijk minimumloon aanzienlijk verlagen, komen er misschien wel veel meer laagopgeleiden aan de bak, waardoor je een lagere werkloosheid krijgt, zeggen ze. Ik vind dat een heel gevaarlijk pad. Het feit dat we in Nederland concurreren op de kwaliteit van de producten, op de toegevoegde waarde, de intelligentie van de logistieke keten en op goede combinaties van bedrijven, is veel toekomstbestendiger en duurzamer dan een race naar de laagste arbeidskosten. Daar moeten we dan ook niet omheen draaien. In sommige modellen kan een verlaging van het wettelijk minimumloon aardig uitwerken – in Bulgarije staat het op € 200 per maand – maar ik denk dat dat niet wenselijk is, en dat de negatieve gevolgen daarvan immens zullen zijn.

Het is dus van belang dat onze nationale arbeidsvoorwaarden zoals die in wetgeving en collectieve arbeidsovereenkomsten zijn vastgelegd, streng worden nageleefd. Vandaar het Actieplan bestrijding schijnconstrucies, uit april van dit jaar. Daarin is ingegaan op de aanpak van schijnzelfstandigheid, ontduiking minimumloon, misbruik bij premieafdracht, ontduiking van cao's, gefingeerde dienstverbanden en slimme migratieconstructies, waarvan de werknemers vaak de dupe zijn. Voor de goede orde: nooit heb ik en nooit zal ik de arbeidsmigrant verwijten dat hij zijn heil elders zoekt en dat hij een beter leven wil voor zijn gezin. Het zijn degenen die misbruik maken van de kwetsbare positie van de migrant die verantwoordelijk zijn voor deze misstand.

Ik ben het dus eens met de heer Kox dat handhaving van die arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden cruciaal is. Ook zijn de ongewenste maatschappelijke effecten van het vrije verkeer belangrijk. De heer Kok vroeg mij wat het kabinet hieraan doet. In de afgelopen jaren is het een en ander gebeurd om die negatieve aspecten aan te pakken. Sinds 2010 werken kabinet en gemeenten intensief samen aan verbeterde registratie van EU-burgers, aan voorlichting aan EU-arbeidsmigranten, aan aanpak van malafide uitzendbureaus, aan stimulering van onderwijs in de Nederlandse taal, en ook wordt ingezet op beëindiging van het verblijf van overlastgevers, veelplegers en EU-burgers die een onredelijk beroep doen op de bijstand. Daarmee is het niet af: vandaar het actieplan. Vorige week ben ik in Polen geweest. Juist met het oog op dat onderwerp heb ik daar bekeken hoe de samenwerking kan worden verbeterd en hoe constructies kunnen worden aangepakt.

De heer Kok heeft gevraagd hoe het staat met onze inspanningen om dit op de Europese agenda te krijgen. Dat is nodig, omdat we die problemen niet alleen kunnen oplossen. Eens met mevrouw Strik: primair zelf laten zien dat je de wetten handhaaft, dat je daarvoor de inspectie inzet en dat je daarvoor alles doet. Dat neemt niet weg dat we het niet helemaal in ons eentje kunnen oplossen. Vandaar bilaterale samenwerking met Polen, Roemenië, Bulgarije en Kroatië, maar ook pogingen om het juist paneuropees te regelen. Dat is onontbeerlijk. Voorwaarde is wel dat de Commissie en andere lidstaten ervoor openstaan om ook het gesprek te voeren over die schaduwkanten van het vrije verkeer van werknemers. Dat is in toenemende mate het geval. Het feit dat we afspraken hebben kunnen maken met de landen die ik net noemde, wijst daarop. Nederland heeft op verschillende momenten, zowel kwalitatief als kwantitatief, de Commissie geïnformeerd over de gevolgen van de recente arbeidsmigratie. Ik heb op 4 juni jongstleden eurocommissaris Andor, bij een bezoek van hem aan Nederland, laten zien wat zich in de haven van Amsterdam afspeelt, mede als gevolg van het vrije verkeer. Hij was daar gevoelig voor en begreep beter waarom Nederland daar zo aan hecht.

Ik vraag ook aandacht voor de schaduwkanten in de onderhandelingen over de handhavingsrichtlijn en de Coördinatieverordening sociale zekerheid. Op 21 oktober jongstleden heb ik daar in Brussel op gewezen, tijdens een bijeenkomst over zwartwerk, waarbij ik heb aangegeven dat een Europese aanpak nodig is. Dat werk is dus niet snel af, maar daaraan werken wij gestaag door. Daarvoor zoeken wij bondgenoten. Los van die Europese aanpak zijn wij bezig met de uitwerking van het voornemen om ketenaansprakelijkheid in te voeren in Nederland en worden er voorbereidingen getroffen voor de extra teams bij de inspectie. Die gaan ook sociale partners ondersteunen bij de handhaving van cao's. Binnenkort zal ik hierover een uitgebreide voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer sturen. Ik zal daarvan een afschrift sturen aan deze Kamer, gezien het belang dat de sprekers aan dit onderwerp hebben gehecht.

In antwoord op de vraag van mevrouw Strik hoe ik de verhouding zie tussen verblijfsrechten van een derdelander en zijn arbeidsrechten zeg ik het volgende. De arbeidsovereenkomst moet los worden gezien van de verblijfsrechtelijke status van de werknemer en de tewerkstellingsvergunning die ten behoeve van hem is afgegeven. De werkgever kan de werknemer van buiten de Europese Unie een contract voor bepaalde of zelfs voor onbepaalde tijd aanbieden. Het arbeidsrecht is voor iedereen gelijk en dient dat ook te zijn. De werkgever dient iedere werknemer gelijk te behandelen. Ik denk dat dit een uitgangspunt is dat mevrouw Strik en ik met elkaar delen. Daarom hecht ik eraan om dit zo expliciet te stellen. De werkgever maakt van tevoren een inschatting of hij een contract voor bepaalde of onbepaalde tijd gaat aanbieden. Het is zijn risico indien die inschatting onjuist blijkt te zijn. Daarmee is van contractbreuk geen sprake. Dat geldt overigens ook buiten de situatie van arbeidsmigratie. Het is de inschatting van de werkgever. Indien de werkgever een tewerkstellingsvergunning nodig heeft voor de werknemer, kan de werknemer alleen werkzaamheden verrichten indien de werkgever de vergunning daadwerkelijk heeft gekregen. Dat is een consequentie van de Wav.

De heer Kok vroeg of ik bekend ben met de EU-regelgeving dat na drie maanden verblijfsrecht ontstaat en na vijf jaar duurzaam verblijfsrecht. Welzeker. Het vorige kabinet heeft geprobeerd om die regelgeving aan te passen. Dat vergt aanpassing van de richtlijn vrij verkeer van personen. Vanwege het ontbreken van iedere steun voor een dergelijke aanpassing acht het kabinet het niet opportuun om dat opnieuw te proberen. Sterker nog, nu wij ons richten op het verzamelen van bondgenoten rond het gedeeld ervaren probleem van sociale dumping, uitbuiting en schijnconstructies, is mijn opvatting dat de kansen om daadwerkelijk resultaat te bereiken in dit zo ongelofelijk belangrijke onderwerp voor de Nederlandse werknemers die nu de oneerlijkheid van het vrije verkeer ervaren, vele malen groter zijn dan als wij getuigenispolitiek plegen. Daarbij weten wij van tevoren dat dit nergens toe leidt. Ik richt mij dan ook op maatregelen die nationaal kunnen worden uitgevoerd en op een Europese agenda waarbij wij als Nederland de kans hebben om daadwerkelijk invloed uit te oefenen.

Ik ben bezig met een wettelijke regeling om ervoor te zorgen dat de IND van EU-burgers bij wie twijfel bestaat over de mogelijke gevolgen van het beroep op bijstand voor het verblijfsrecht, die gevolgen eerst zal toetsen voordat bijstand wordt toegekend. De werkwijze die op dit moment in experimenten in Vaals en Rotterdam wordt toegepast, zal het uitgangspunt zijn van die regeling die volgend jaar zal worden aangeboden aan de Tweede Kamer.

De heer Kok vroeg of ik weet dat er op het gemeentehuis te Rotterdam folders in het Bulgaars liggen over de wijze waarop je een uitkering moet aanvragen. Ook het kabinet licht migranten voor in hun eigen taal. Het is belangrijk dat migranten goed hun weg weten te vinden in Nederland en dat zij worden geïnformeerd over hun rechten en plichten. Onlangs heb ik hierover nog gedebatteerd met een van de collega's van de heer Kok aan de overkant. Hij bleef ontevreden. Laat daarover geen misverstand bestaan, maar hij was het er wel mee eens dat het nuttig is om mensen te vertellen hoe het hier werkt en wat hun rechten en plichten zijn. Voor hem woog het andere belang, namelijk dat mensen niet in hun eigen taal geïnformeerd mogen worden, zwaarder. Wel erkende hij dat er een belang was om mensen te informeren over hun rechten en plichten. Ik ben ervan overtuigd dat de gemeente Rotterdam, die een voortreffelijke rol speelt bij het in goede banen leiden van arbeidsmigratie en daar ook telkens nieuwe ideeën voor ontwikkelt, dit op een verstandige wijze zal doen en migranten niet alleen zal wijzen op hun rechten, maar ook hun daarbij behorende plichten.

Ten slotte vroeg de heer Terpstra wanneer het pakket met maatregelen ter bestrijding van de werkloosheid en de Participatiewet te verwachten is. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel eind deze maand naar de Tweede Kamer gestuurd. Dat geldt voor de Participatiewet en de Wet werk en zekerheid. Vervolgens zullen die een grondige behandeling krijgen in de Tweede Kamer. Ik hoop de Wet werk en zekerheid in het voorjaar met de heer Terpstra en de andere aanwezigen te mogen behandelen. De Participatiewet zal de Kamer door de staatssecretaris worden aangeboden.

Voorzitter, tot zover mijn beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan zijn wij nu aangekomen aan de tweede termijn van de Kamer.

De heer Terpstra (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor de uitgebreide beantwoording van de vragen. Ik had eigenlijk maar twee vragen, maar ik ben uiteraard zeer geïnteresseerd in de antwoorden op andermans vragen. Het nut of de noodzaak van de wet is voor een deel gebaseerd op cijfertjes. Voor een deel kun je zeggen dat wij die discussie niet zo uitgebreid hoeven te voeren, omdat een grote meerderheid in deze Kamer het noodzakelijk vindt. Wie ben ik om dan steeds weer verdergaande vragen te stellen?

Ten aanzien van de concurrentie tussen arbeidsvoorwaarden ben ik het volledig met de minister eens. In het kader van de migratie tussen EU-lidstaten is het een belangrijke zaak dat de concurrentie eerlijk plaatsvindt. Ik ben tegen onderbetaling en dat niet alleen gerelateerd aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, maar uiteraard ook aan de cao die voor die sector geldt.

Ik vind de toezegging van de minister dat de arbeidsparticipatiewet redelijk snel komt, belangrijk. Het tegengaan van ongewenste migratie hangt voor een deel ook samen met de vraag of wijzelf in onze eigen vacatures kunnen voorzien.

Ik ben tevreden met wat de minister heeft gezegd over het idee dat er meer maatwerk moet worden geleverd, al vond ik dat hij de topkok van Hotel Okura bij voorbaat toch iets positiever benaderde dan mijn eigen Thaise restauranthouder. Je zou kunnen zeggen dat daarbij sprake was van een zekere discriminatie. Ik ga ervan uit dat de minister het maatwerkprincipe voor vacatures die voor een deel cultureel gebonden zijn en moeilijk te realiseren, voor alle gelijke gevallen zal worden gehanteerd.

Ten aanzien van de discussie over de arbeidsmigratie valt het mij op dat bij elke uitbreiding van de Europese Unie, in mijn CNV-verleden en ook nu, een zeer grote discussie is gevoerd over het nut van arbeidsmigratie en de vraag of die tijdelijk zou moeten zijn of niet. Een groot deel van mijn familie is geëmigreerd naar de rest van de wereld. Ik kan min of meer garanderen dat ongeveer 80% daarvan nooit meer is teruggekomen. Dat zal ook moeten gelden voor Europese migranten. Nederlanders die in Duitsland werken hebben ook de neiging om daar te blijven. Ik heb het idee dat dit misschien ook voor Polen zal moeten gelden, al ben ik het wel met de minister eens dat wantoestanden uiteraard moeten worden bestreden. Daarin steun ik hem volledig, maar ik vind arbeidsmigratie iets wat door de eeuwen heen plaatsvindt. Als een Nederlander zijn heil mag zoeken in Duitsland binnen de goede Duitse voorwaarden, dan mag een Pool dat binnen de goede Nederlandse voorwaarden ook, als het maar op eerlijke wijze gebeurt. Op dat laatste punt ben ik het met de minister eens. Het woordgebruik zou hier en daar alleen iets positiever kunnen.

De heer Swagerman (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Alle fracties hebben erop gewezen dat er ten aanzien van de uitvoering van deze wet en de intrinsieke waarde ervan punten kunnen gaan knellen. Denk aan onnodige hinder. Het is nu ook al niet makkelijk om een tewerkstellingsvergunning te krijgen. Denk aan onzekerheid van perspectief en zorg over UWV-competenties.

Naar de opvatting van mijn fractie is deze wet echter een goede wet. Ik heb er ook niet voor niets op gewezen dat er eigenlijk maar twee sleutelelementen in zitten. Dan laat ook ik de hele discussie over de aantallen in het midden, want de minister heeft er terecht op gewezen dat er nog wel andere valide grondslagen in deze wet zitten, waaronder de concurrentieverhoudingen die aangepakt dienen te worden.

Er zitten eigenlijk maar twee elementen in die voor mijn fractie van belang waren, namelijk de maatwerkdiscussie, of beter nog de flexibiliteit in de concrete toetsing en het bewijslastmodel, en de fasering. Die is in feite een verbijzondering van de maatwerktoepassing ten aanzien van opleidingen.

De minister heeft zeer goed geluisterd en voldoende meebewogen. Daar verdient hij lof voor. Ik had eerlijk gezegd een motie achter de hand om hem ertoe te bewegen om ons op dat punt tegemoet te komen, maar de toezeggingen om ruimte te bieden in de concrete functie-eisen, waaronder ook de cultureel getinte eisen, zijn voldoende tot hun recht gekomen. Verder heeft de minister toegezegd dat het UWV zich soepel zal opstellen bij opleidingen die in alle redelijkheid de duur van één jaar overschrijden. Onze vragen zijn meer dan voldoende beantwoord.

Mevrouw Strik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij begon met een antwoord op de vraag naar de noodzakelijkheid van dit wetsvoorstel. Hij kwam een beetje op het standpunt dat hier is weergegeven door mevrouw Sent, namelijk dat Nederland geen onbegrensd migratiebeleid kan voeren omdat dit een bedreiging zou vormen voor onze verzorgingsstaat en voor onze voorzieningen. Dat is natuurlijk een waarheid als een koe. Ik denk dat die door iedereen in deze Kamer kan worden onderschreven. Daar gaat het vandaag ook totaal niet over. Wij erkennen dat allemaal. Niemand is voorstander van een onbegrensd migratiebeleid, maar ik meen dat wij het debat genuanceerder en verfijnder moeten voeren. Het gaat namelijk om de vraag, waar je die balans legt. Dát zou de kern van de discussie moeten zijn.

Laten wij eerlijk zijn: het is heel moeilijk om in het kader van dit wetsvoorstel een tewerkstellingsvergunning te krijgen. Er mag namelijk geen enkele Unieburger zijn die geschikt is voor de betreffende baan. Ik vind het een gotspe om dan met zo'n visie te komen. Dat is volkomen uit het lood geslagen.

Ik heb ook gezegd dat wij reëel moeten zijn. Er zijn demografische ontwikkelingen waarvoor wij onze ogen niet kunnen sluiten. De tekorten op de arbeidsmarkt zullen steeds zichtbaarder worden, ook al hebben wij nu nog met een recessie te maken. Ik wil de minister niet uitlokken om daarover nu een uitgebreid exposé te geven. Hij heeft de WRR om een visie gevraagd. Ik verzoek hem om de betreffende kabinetsreactie ook naar onze Kamer te sturen. Dan kunnen wij daarover spreken.

De minister zegt in een reactie op de heer Kok dat het UWV minder lasten heeft. De werkgevers worden echter wel zwaarder belast. Zij hebben meer administratie en moeten ook meer inspanningen verrichten. Past dat in het kabinetsstreven om het ook voor de werkgevers gemakkelijker te maken?

Over het arbeidsrecht zegt de minister dat een werkgever kan kiezen welk contract hij aanbiedt. Nu is een werkgever, als hij een jaarcontract twee keer heeft verlengd, verplicht tot een arbeidscontract voor onbepaalde tijd. Dat kan nu omdat er tegelijkertijd vrije toegang tot de arbeidsmarkt is, maar daar zit straks de spanning. Een werkgever wordt verplicht een arbeidscontract voor onbepaalde tijd aan te bieden, terwijl het UVW nog steeds het verzoek om een tewerkstellingsvergunning kan afwijzen. Dan ontstaat er toch een contractbreuk?

Ik heb ook vragen gesteld over het overgangsrecht. Ik verzoek de minister om ons aan te geven of hij daaraan aandacht heeft besteed. Ik heb het namelijk niet teruggezien.

Het doel van de tijdelijkheid van de arbeidsmigratie zit vooral in de verlenging van de periode van drie naar vijf jaar. Als het UWV al drie keer heeft geconstateerd dat er een prioriteitsgenietend arbeidsaanbod is waarop die vergunning kan worden verleend, ligt het dan niet voor de hand om ervan uit te gaan dat die de vierde en vijfde keer ook wordt verleend? Als wij pas na vijf jaar een verlenging willen geven, laten wij dan werkgever en werknemer niet onnodig lang in onzekerheid, met alle consequenties van dien? De minister begon zijn betoog met de opmerking dat dit de rechtszekerheid vergroot, maar ik denk dat het verlengen van drie naar vijf jaar de rechtszekerheid ondermijnt.

In dit debat lopen het vrije verkeer en arbeidsmisbruik en derdelanders en arbeidsmigratie door elkaar. Ik vind dat vrij storend, want het zijn twee totaal verschillende debatten. Omdat er hier zo uitgebreid over gesproken wordt, merk ik op dat de Europese Commissie nog niet overtuigd is geraakt door wat de ministers in Europa te berde hebben gebracht. De Commissie stelt dat er wel allerlei voorbeelden van misbruik genoemd worden, maar dat zij de cijfers nog niet heeft gezien. Zij vraagt om een verdere onderbouwing van die feiten. Mocht die onderbouwing op een bepaald moment geleverd kunnen worden, dan ben ik daar erg belangstellend naar.

Mevrouw Scholten (D66):

Voorzitter. Ook ik wil de minister danken voor de uitvoerige beantwoording van de vragen. Ik heb in eerste termijn al gezegd dat er goede punten in de wet zitten. Natuurlijk gaat het ook om het terugdringen van oneerlijke concurrentie en om de controle op het minimumloon. Ik ben blij dat de minister heeft toegezegd dat maatwerk wel degelijk mogelijk is. Dat had ik niet begrepen uit de stukken. Ik wil dit niet beperken tot de Aziatische keuken. Die heeft een heel sterke lobby en heeft daardoor heel veel aandacht gekregen. Ik wijs de minister erop dat er veel andere intercontinentale keukens zijn die zich tekortgedaan zouden voelen als zij hun keukentraditie hier niet met hun eigen mensen kunnen voortzetten. Ik vraag de minister om ook daarop de blik te richten als hij het UWV daarover aanspreekt.

Mijn belangrijkste punt betrof de cijfers. De minister zei dat het dit jaar gaat om 11.500 arbeidsmarktoetsen. Ik wil dat wel geloven, maar dat blijkt niet uit de stukken. De 2.430 arbeidsmarkttoetsen in 2012 staan fier overeind. Dat is minder dan de helft van 2008. Tot en met mei waren het er 424. Ik begrijp dat het er tot en met augustus 890 zijn. Dat is naar mijn idee het cijfer waarover wij het moeten hebben. Dat zijn de volledige arbeidsmarkttoetsen waar de werkgevers in de toekomst tegen aanlopen met de nieuwe wet, maar het zijn er nog maar zo ontzettend weinig. Ik zou het liefst willen dat wij hier in de Kamer geen wet aannemen die het beoogde doel, namelijk het terugdringen van de werkloosheid in Nederland, niet zal halen. Ik weet echter dat dit niet zal gebeuren; ik kan ook knopen tellen. De cijfers zijn zo ontzettend gering. Ik verwacht niet dat de werkloosheid daardoor zal dalen.

Ik ben heel bang dat Nederland zich minder populair maakt in de rest van de wereld. Ik ben ontzettend geïnteresseerd in het mooie college van de minister over de arbeidsgelegenheid in Europa. Wij hebben daarvan kennisgenomen en zullen daar zeker goed naar luisteren. Het gaat hier echter om mensen van buiten Europa, ook van buiten Turkije, die hier gekwalificeerd werk moeten doen. Daarvoor zouden wij nog steeds open moeten staan.

Ik vrees dat ik de minister niet blij maak als ik zeg dat ik het heel lastig vind om mijn fractie te adviseren om met zulke geringe cijfers en met zo'n doelstelling haar steun te verlenen aan deze wet. Ik wil het hierbij laten.

De heer Kok (PVV):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn zeer uitgebreide toelichting, zoals hij die altijd pleegt te geven. Mijn fractie deelt de argumentatie die ten grondslag ligt aan deze herziening en aanscherping. Wij delen de opvatting van de minister dat verscherping van de eisen voor toegang tot ons land noodzakelijk is. Concurrentie op arbeidsvoorwaarden moet zeker worden voorkomen. Die vindt nu al op grote schaal plaats middels allerlei schijnconstructies, met verdringing als gevolg.

Wij zijn er nog niet ten volle van overtuigd dat de ongewenste effecten met dit voorstel worden voorkomen. Dit wetsvoorstel biedt geen volledig sluitende oplossing. Op z'n best wordt een klein en afnemend lek gedicht. Zoals ik in de eerste termijn al heb betoogd, ligt het werkelijke probleem in de interne EU-arbeidsmarkt, die per 2014 volledig opengaat, met alle consequenties van dien. Het lijkt mij goed om die problematiek in ieder geval te verbreden tot de interne EU. Het beginsel van vrij verkeer lijkt een heilige kernwaarde geworden te zijn, maar gelukkig onderkent deze minister de negatieve aspecten van deze – laat ik het zo maar noemen – overdynamische arbeidsmarkt. Geen race naar de bottom; dat lijkt mij niet zo gewenst, zeker op het punt van arbeidsvoorwaarden en werkgelegenheid.

Mijn fractie vraagt zich wel af of de discussie die volgens de minister juist in Brussel behoort te worden gevoerd, daar feitelijk als zo urgent wordt ervaren als hij hier aangeeft. Mijn fractie neemt er ook kennis van dat de schaduwkant van de EU-migratie ernstiger aan het worden is. Hopelijk zijn alle initiatieven die de minister ook op lokaal niveau ontplooit, adequaat en zeker geen achterhoedegevecht waarbij de EU in de mooie rol van centraal regisseur tekort zou kunnen en waarschijnlijk zal schieten. Daarvan zijn wij namelijk nog niet overtuigd.

Mijn fractie wenst deze minister, die het goed bedoelt, alle steun in zijn hopelijk niet eenzame strijd. Wij wensen ook niet dat hij eindigt als Sisyphus, die een steen naar boven moet duwen die telkens weer terugkeert. Wij blijven in ieder geval graag geïnformeerd worden over het verloop en de geboekte resultaten.

Mevrouw Sent (PvdA):

Voorzitter. Graag dank ik de minister voor de prettige wijze waarop hij de vragen van de Kamer heeft beantwoord en maak ik gebruik van de gelegenheid om twee zaken aan te stippen die op waardevolle wijze zijn verduidelijkt.

Het eerste onderwerp betreft de visie van het kabinet op migratie. Wij zijn het met de minister eens dat het een waarheid als een koe is dat vrij verkeer goed is voor de economie, maar dat de laagst opgeleiden kwetsbaar zijn. Wij zijn blij dat het voorliggende wetsvoorstel de koe gedeeltelijk bij de horens vat, in die zin dat ook het tegengaan van concurrentie op arbeidsvoorwaarden een onderdeel is van het wetsvoorstel. Dat is niet alleen ten behoeve van de migranten zelf, maar ook ten behoeve van het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Wij zijn blij dat de minister zich inzet voor een brede Europese inzet ten behoeve van het tegengaan van concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Dat lijkt ons onontbeerlijk voor een gezonde toekomst.

De tweede zaak die de minister op waardevolle wijze heeft verduidelijkt, betreft het maatwerk in specifieke functie-eisen. Tijdens mijn vijftienjarig verblijf in de VS heb ik vergeefs gezocht naar een Chinees restaurant dat bami, nasi of loempia's serveerde. Oftewel, wij zijn blij met de ruimte die de minister biedt voor cultureel getinte eisen, die ook nog eens van land tot land en van keuken tot keuken verschillen.

Kortom: onze vragen zijn door de minister naar tevredenheid beantwoord.

De heer Kox (SP):

Voorzitter. Ik complimenteer de minister met de verdediging van zijn wetsvoorstel. Hij heeft zijn zaken getalsmatig op orde en in zijn argumentatie heeft hij de kracht van het wetsvoorstel aangegeven: we krijgen meer rechtsgelijkheid, meer tijdelijkheid, minder concurrentie op arbeidsvoorwaarden en hopelijk minder uitbuiting en onderbetaling. We moeten niet de trap naar beneden afgrendelen; we zouden een stap naar boven moeten kunnen doen. Daarom deel ik zijn ideeën op dit punt en vind ik dat wij dit wetsvoorstel met een gerust hart kunnen aannemen en dat er geen aanduidingen nodig zijn om het in een bepaalde hoek te zetten. Ik vind het een verstandig voorstel.

De minister zegt dat hij de trap naar beneden niet wil afgrendelen met betrekking tot mensen die van buiten de EU komen. Dan is het zo jammer dat dit in de EU toch weer wel gaat gebeuren. Ik denk dat het duidelijk is dat mensen uit Roemenië en Bulgarije vanaf 1 januari deze kant op zullen komen. Ik ben het met de minister eens dat wij de verwijten niet moeten richten op de mensen die een toekomst voor zichzelf en voor hun gezin zoeken, maar op onszelf, op de politiek. Er is te veel een blinde vlek geweest voor de schaduwkant van het vrije verkeer van arbeid. Ik ben blij dat deze minister die blinde vlek niet meer heeft en het probleem durft te benoemen. Hij heeft alleen nog niet de antwoorden. Het is bijvoorbeeld jammer dat Eurocommissaris Andor inmiddels die blinde vlek wel heeft. Ik ken hem nog als jongeman in 1995, toen we samen spraken over hoe we zouden moeten voorkomen dat de nieuwe landen uiteindelijk uitgebuit zouden worden door het kapitalisme; zo spraken wij daar toen over. Inmiddels is hij eigenlijk een groot bewonderaar geworden van het systeem van vrije arbeid. Ik denk dat wij op enig moment zullen moeten zeggen: beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het vrije verkeer van arbeidskrachten kan een grote potentie hebben, maar is geen onbeperkt recht. Wij doen daar erg veel mensen leed mee aan. De mensen die uit Roemenië en Bulgarije hierheen zullen worden gehaald, zullen hierheen worden gehaald omdat zij goedkoop en gemakkelijk zijn. Dat is fijn voor sommige werkgevers, maar zij zijn duur en buitengewoon bedreigend voor mensen die hier lageloonfuncties vervullen. Dat gun ik niemand.

De heer Terpstra (CDA):

Ik heb een vraag over de door de heer Kox scherp naar voren gebrachte schaduwkanten van de arbeidsmigratie. Voor een deel kan ik die volgen, maar het valt mij op dat in de visie altijd wordt gewezen op de migratie van arme werknemers. Er is ook een groot aantal relatief rijke werknemers, bijvoorbeeld Nederlanders die en masse in Duitsland werken. Je zou kunnen zeggen dat het Nederlandse loonpeil voor hoogbetaalden daardoor omhoog gaat. Ziet u het ook als een schaduwkant dat Nederlanders in Duitsland werken, waardoor in Nederland de hoogopgeleiden schaarser worden en waardoor het loonpeil stijgt? Dat zou ook in de SP-visie een schaduwkant kunnen zijn.

De heer Kox (SP):

Het loonpeil in Duitsland stijgt inderdaad, maar ik geloof niet dat collega Terpstra daarvoor pleitte. Ik ben daar erg voor, maar ik heb gezegd dat vrij verkeer van arbeid goed is en buitengewoon nuttig kan zijn. Het is echter niet altijd goed. Het probleem van de EU is dat zij het als een wetmatigheid beschouwt dat het vrije verkeer altijd goed zou zijn. Daarmee schieten wij in onze eigen voet. Dat is slecht voor de mensen in Bulgarije en Roemenië en ook voor de mensen met laagbetaalde banen in Nederland. Dat zouden we niet moeten willen en dat zou ook collega Terpstra eigenlijk niet moeten willen.

Ik heb nog twee opmerkingen. Als bijna de hele familie Terpstra geëmigreerd is, wat zijn wij dan toch gelukkig dat Gerrit Terpstra bij ons is gebleven! Je moet het maar treffen!

Tegen collega Kok zeg ik dat je inderdaad niet onnodig folders in buitenlandse talen moet vertalen, maar dat ik het in het restaurant altijd wel fijn vind als er op de kaart staat wat in het eten zit. De mooie titels zijn meestal immers moeilijk te begrijpen. Ik vind het fijn als men in een Frans restaurant niet vol snobisme is, maar er gewoon bij vermeldt dat het om aardappeltjes en erwten gaat. Voor mij is dat wel gemakkelijk. Volgens mij kunnen we het daarover eens zijn. Ik heb er dus geen probleem mee om mensen die recht hebben op een uitkering, een beetje informatie te geven in een taal die voor hen gemakkelijk is.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Kox. Ik geef het woord aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, als hij ten minste in de gelegenheid en in staat is om te antwoorden.

Minister Asscher:

Voorzitter. Zeker wil ik dat, onder dankzegging aan u en aan uw Kamer voor dit wat mij betreft interessante debat. Ik zal proberen het in tweede termijn wat korter te houden, omdat al dat gepraat over de verrukkelijke Aziatische keuken mensen op andere gedachten gaat brengen.

Ik ben het met mevrouw Strik eens dat er een aantal debatten door elkaar zijn gevoerd. Ik heb gepoogd in te gaan op de vragen die zijn gesteld door de Kamer. Al die onderwerpen verdienen een zelfstandig debat en dat zal ongetwijfeld nog gevoerd worden. De Wet arbeid vreemdelingen is iets anders dan het vrije verkeer binnen Europa, maar heeft wel te maken met de toekomst van de Nederlandse arbeidsmarkt en concurrentie op arbeidsvoorwaarden. Ik heb gepoogd het uit elkaar te halen in het debat, maar natuurlijk heeft mevrouw Strik gelijk dat de toepassing van de Wet arbeid vreemdelingen op een Aziatische kok iets heel anders is dan die andere kwesties.

Ik ben het met de heer Terpstra eens dat het niet alleen moet gaan om die Chinese koks, maar ook om de Thai van Terpstra. Ik zal in antwoord op de vragen van de heer Swagerman een precieze bevestiging formuleren van de toepassing van dat maatwerk, dat door veel sprekers belangrijk wordt gevonden. Ik ben het ook met de heer Terpstra eens dat het vaak niet bij tijdelijk blijft. Dat is op zichzelf niet iets om positief of negatief te kwalificeren, want dat hangt er helemaal vanaf wat voor bijdrage mensen leveren, hoe zij in hun levensonderhoud kunnen voorzien en hoe zij deel kunnen uitmaken van de samenleving. Ik vind dat je daar als land rekening mee moet houden. Er moet bijvoorbeeld voor worden gezorgd dat de kinderen van arbeidsmigranten hier naar school gaan, om een heel huiselijk, maar soms problematisch voorbeeld te geven van iets wat bij tijdelijke arbeidsmigratie soms ingewikkeld is.

Ik ben het ook met de heer Terpstra eens dat het verkeerd zou zijn om uitsluitend in negatieve bewoordingen over migratie te spreken. Ik hoop dat ik dat niet te veel heb gedaan. Ik erken wel dat, omdat er in Europa met zo veel moeite over die negatieve aspecten wordt gesproken, dit soms het effect kan zijn. Als je tegen een dichte deur tikt en er wordt maar niet open gedaan, ga je harder kloppen.

Dat laat onverlet dat er heel veel mensen zijn die hier een fantastische bijdrage leveren en daarvoor waardering verdienen. Daarom zeg ik expliciet dat waar ik verwijten maak, zorgen uit of mij soms op vergelijkbare wijze als de heer Kox afvraag of er bij sommige aspecten niet te naïef is gehandeld, dat niet een verwijt is dat zich uitstrekt richting arbeidsmigranten die hier naartoe komen, maar dat het erom gaat wat wij er met z'n allen zelf aan kunnen doen. Ik houd niet van sisyfusarbeid, en ook niet van pyrhusoverwinningen, maar ik vind dat we de mogelijkheden die er zijn, moeten benutten om te proberen het in goede banen te leiden.

Mevrouw Strik zei dat wij bij dat bredere debat, nu wij dat per ongeluk toch voeren, ook moeten kijken naar demografische ontwikkelingen. Zij vroeg om de kabinetsreactie op het SER-advies over arbeidsmigratie te delen. Vanzelfsprekend doe ik dat graag. Prima.

Zij vroeg ook om er rekening mee te houden dat er in de toekomst een dusdanig gebrek aan arbeidskrachten kan ontstaan in de Europese Unie dat je dit zou moeten herzien. Dat soort mogelijkheden kun je nooit uitsluiten, maar mijn opmerkingen in eerste termijn gingen vooral over hoe de arbeidsmarkt in de Europese Unie er nu uitziet. Dat is eertijds niet te verwachten. Als je ziet wat een enorm aanbod aan laaggeschoolde arbeid er is uit landen met een ongelofelijk veel lager welvaartsniveau, dan is het ongetwijfeld theoretisch mogelijk, maar niet snel te voorzien dat je om die reden arbeidsmigranten van buiten de EU zou willen toelaten, behalve als dat is in een concurrentiestrijd op de goedkoopste arbeid. Ik meen dat mevrouw Strik en ik het erover eens zijn dat dit niet de koers is waarop Nederland moet varen.

Zij zegt dat het er niet om gaat waarheden als een koe te verkondigen, maar om hoe je de balans legt. Dat ben ik met haar eens. Ik heb er respect voor dat GroenLinks die balans op een andere plek legt dan het kabinet. Ik heb geprobeerd te verdedigen waarom wij de balans op deze manier hebben gelegd. Ik heb niet beweerd dat zij die waarheid als een koe niet ziet of erkent.

Het is fijn dat de heer Swagerman van de VVD en ik elkaar goed hebben verstaan in dat interruptiedebat. Maatwerk kan ervoor zorgen dat functie-eisen een rol kunnen spelen bij de beoordeling. Vanzelfsprekend moet dat wel proportioneel zijn, want anders zegt ieder restaurant dat er per se een Chinese kok moet komen. Wij hebben elkaar heel goed begrepen en ik stel het op prijs dat hij daarom afziet van nadere uitspraken. Op die manier kunnen we de wet verder brengen.

GroenLinks vroeg om overgangsrecht voor dat maatwerk. Ik gaf net het voorbeeld van de vergunning voor anderhalf jaar voor koks die dan anderen kunnen opleiden. In dat maatwerk ligt ook de mogelijkheid om te bekijken of een werkgever voldoende tijd heeft om mensen op te leiden. Ik denk dat dit effectiever is dan een algemene overgangsbepaling. In sommige gevallen is er geen behoefte aan zo'n overgangsperiode, omdat dat aanbod er wel is. In andere gevallen kan misschien met redenen beargumenteerd worden waarom die behoefte er wel is.

Ik zeg mevrouw Scholten dank voor haar opmerkingen in tweede termijn en de erkenning dat er in een wet die zij op zichzelf niet goed vindt, wel goede punten kunnen zitten. Het zou kunnen dat het wetsvoorstel wordt aangenomen, dus dat kan dan een troost zijn, als zij haar fractie inderdaad zou adviseren om tegen te stemmen, wat ik natuurlijk niet hoop.

Wij moeten natuurlijk openstaan voor mensen buiten Europa, maar dat is de kwestie niet. De kwestie is wat een verstandig, realistisch migratiebeleid is. Als je dat te veel verwart – zo niet verwatert – met de vraag of wij wel openstaan, wel tolerant zijn en wel internationaal georiënteerd zijn, ben ik bang dat je die discussie niet meer zakelijk voert. Ik denk dat vooral een zakelijke discussie over migratie nodig is. Op het moment dat je die in termen van dat soort waarden of emoties voert, is het heel moeilijk om met elkaar tot een vergelijk te komen. Dat geldt voor de waarden van openheid en tolerantie, maar ook voor elkaar angst aanpraten. Wij moeten daar zakelijk naar kijken en erkennen wat de positieve effecten zijn, bijvoorbeeld voor onze economie, maar ook wat de negatieve effecten zijn voor werknemers, die vaak de prijs betalen van zo'n negatieve race op arbeidsvoorwaarden.

Om die reden verschil ik met haar van mening. Ik heb abusievelijk in de richting van mevrouw Strik aanstoot genomen aan het woord "xenofoob". Ik heb er vertrouwen in dat, wanneer we dat migratiedebat zakelijk voeren, het altijd mogelijk moet zijn om als land, dus ook in het parlement, op een verstandige manier een balans te vinden. Die zal niet altijd hetzelfde zijn, maar ik denk dat dit kan en dat het de moeite waard is voor mensen die in Nederland wonen en voor migranten die hier naartoe zijn gekomen. Zij hebben vooral behoefte aan een zakelijk debat, denk ik.

Dank en waardering voor het feit dat de heer Kok de bedoeling van het kabinet zo positief beoordeelt. Ik begrijp dat hij namens zijn partij verder wil gaan dan het kabinet, maar ik stel het desalniettemin op prijs dat hij mij en het kabinet succes wenst bij onze pogingen om arbeidsmigratie in goede banen te leiden en een race naar de bodem te voorkomen.

De Partij van de Arbeid is gerustgesteld op die twee punten. Het voorbeeld van de Chinese koks in de Verenigde Staten is inderdaad een demonstratie van de bami die ik in mijn studententijd aantrof. Culturele aspecten dienen bij een maatwerkbeoordeling wel proportioneel te zijn, anders zou het noodzakelijk zijn om Nederlands-Chinese koks toe te laten tot de Verenigde Staten om die specifieke cuisine daar te kunnen serveren.

Dan de Socialistische Partij. Binnen de Europese Unie is de situatie ontstaan waarbij volgens mij doorslaggevend is dat de welvaartsverschillen veel groter zijn dan bij eerdere uitbreiding van de Unie. Daarom hebben wij oplossingen te bedenken. Of dat per 1 januari schoksgewijs is, dat zal moeten blijken. Ik doe daar geen voorspellingen over. De verwachtingen daarover lopen uiteen.

Ook als dat niet zo is, zien we dat er heel veel werk aan de winkel is om de negatieve aspecten van migratie te bestrijden. Ik denk dat ook onder de Nederlandse bevolking helemaal niet het gevoel bestaat dat een Pool die hier komt schilderen of klussen, het allemaal zo verkeerd bedoelt, maar dat men vooral een eerlijke, gelijke behandeling wenst. Men wil vooral dat het spel volgens dezelfde regels wordt gespeeld. Men wil niet het gevoel hebben dat er telkens constructies worden bedacht om mensen te dwingen arbeidsvoorwaarden te accepteren die zij niet hoeven te accepteren.

Ten slotte. Is de Europese Commissie niet in alle opzichten op dezelfde manier met het thema bezig als het kabinet? Vanuit de rol van de Commissie begrijp ik dat eerlijk gezegd ook wel. Dat neemt niet weg dat ik een verandering waarneem in de houding van de Commissie. Niet voor niets hebben we afgesproken dat we daar ook in de Europese Raad zelf over moeten gaan spreken. Dat laat onverlet dat wie stelt moet bewijzen. Ik vind dat wijzelf waar mogelijk gegevens moeten aanleveren over de kwantitatieve aspecten van het probleem. De kwalitatieve aspecten van het probleem zijn echter heel moeilijk te bestrijden.

Ik dank de Kamer voor dit debat.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister. Ik kom tot de afhandeling van het wetsvoorstel. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Ik constateer dat dit het geval is. Ik zie in ieder geval twee handen omhooggaan. Dan stel ik voor dat we volgende week dinsdag over dit wetsvoorstel stemmen. Ik schors de vergadering voor de dinerpauze.

De vergadering wordt van 19.04 uur tot 19.51 uur geschorst.

Voorzitter: Linthorst

Naar boven