6 Wet opslag duurzame energie

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Regels voor de opslag duurzame energie (Wet opslag duurzame energie) (33115).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Economische Zaken van harte welkom in de Eerste Kamer. Ik open de beraadslaging voor de eerste termijn van de kant van de Kamer.

Het woord is aan de heer Terpstra.

De beraadslaging wordt geopend.

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter, ik wilde om te beginnen mevrouw Faber verontschuldigen, maar ik zie dat ze juist binnenkomt. Dat hoeft dus niet meer en ik begin dan ook maar opnieuw.

De voorzitter:

U begrijpt dat dit van uw tijd af gaat. Ik ben heel streng vandaag!

De heer Terpstra (CDA):

Voorzitter. Bij de behandeling van het wetsvoorstel vereenvoudiging UWV heb ik reeds gemeld dat het simpele feit dat de CDA-fractie niet deelneemt aan het kabinet-Rutte II voor ons als zodanig geen reden is om op welk punt dan ook van mening te veranderen. Dat geldt dus niet alleen voor Sociale Zaken, maar ook voor Economische Zaken.

Het huidige wetsvoorstel is ingediend door minister Verhagen en overgenomen door de huidige minister. Ik heb grote waardering voor de vorige minister. Volgens de voorzitter van VNO-NCW, de heer Wientjes, was de heer Verhagen de beste politicus die ons lang ooit heeft gekend. De heer Wientjes zei dat op de afscheidsreceptie van Verhagen en je moet zijn woorden dan ook een beetje durven relativeren. Omdat minister Verhagen zo'n goed politicus was, ben ik heel verheugd dat hij is opgevolgd door juist deze minister van Economische Zaken. Volgens mijn fractie is hij zeker een waardig opvolger van minister Verhagen!

De vragen van mijn fractie over de evaluatie en de positie van de glastuinbouwsector heeft de minister naar tevredenheid beantwoord. Ik heb nog wel twee vragen.

Ik heb de bijdrage van mevrouw Faber uiteraard nog niet gehoord, maar in de schriftelijke stukken heeft de PVV volgens mij het terechte punt gemaakt dat lastenstijgingen er in dit huis en aan de overkant vrij gemakkelijk doorheen komen als er maar het stempel "milieu" of "duurzaamheid" op wordt gezet. Dat kan leiden tot een zekere gemakzucht. Daarom heeft mijn fractievoorzitter bij de algemene politieke beschouwingen de vraag gesteld of het mogelijk is, de positieve werking van dit voorstel te versterken door de heffing te verlagen voor diegenen die al veel energiebesparende maatregelen hebben genomen.

Mijn tweede vraag is of het mogelijk is dat energiebesparing als doelstelling in de wet wordt opgenomen. Doel van deze wet is namelijk om andere productiemethoden tot stand te brengen. Ziet de minister mogelijkheden op deze twee terreinen? Ik hoor graag een duidelijke visie.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Voorzitter. De Nederlandse regering streeft ernaar om voor de voorziening van energie minder afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen. Nederland streeft naar een aandeel duurzame energie van 16% in 2020. De fractie van de Partij voor de Vrijheid betreurt het dat de regering de lat hoger heeft gelegd dan dat wij volgens Europese verplichtingen dienen te realiseren. Het opwekken van duurzame energie is een factor 2 à 3 duurder dan energie opgewekt uit fossiele brandstoffen. Dit heeft tot gevolg dat Europa zichzelf op achterstand zet in de wereldeconomie en daarbinnen plaatst Nederland zich in Europa ook nog eens op een achterstand. Er is dus op mondiaal en Europees gebied geen sprake van een gelijk speelveld.

Gelukkig komt de glastuinbouw in aanmerking voor verlaagde tarieven. De goedkeuring van de steunmaatregel, gericht op verlenging van de verlaagde tarieven voor de glastuinbouw in 2013 en 2014, ligt momenteel bij de Europese Commissie. Is er al goedkeuring gegeven door de Commissie, zo niet, is de minister dan bereid, zodra er een beslissing is gevallen, de Kamer hierover in kennis te stellen?

Tarieven worden steeds vooraf bij wet vastgesteld aan de hand van de vooraf geraamde uitgaven voor de SDE-plus. Volgens de huidige gegevens bedragen de kosten per jaar per huishouden inclusief btw € 9 in 2013, € 150 in 2018, € 293 in 2023 en € 353 in 2031. Een behoorlijke stijging! Deze lastenverzwaring heeft een remmend effect op de consumptie, hetgeen weer negatieve gevolgen heeft voor de economie. Het totale geraamde budget loopt op van 100 miljoen per jaar tot 3,8 miljard per jaar in 2031. In 2016 zal er een evaluatie worden gemaakt en kan het subsidiebeleid ter stimulering van de productie van duurzame energie worden bijgesteld. De uitkomst van de evaluatie zal overigens niet van invloed zijn op de reeds lopende subsidiebeschikkingen.

Er worden langlopende contracten afgesloten van 10 tot 15 jaar om investeringszekerheid te bieden aan de ondernemers. Het gaat immers om investeringen met een lange voorbereidings- en terugverdientijd. Er wordt daarom ook geen exitregeling opgenomen. Dit vormt een groot risico voor de Nederlandse Staat. Om inzicht te krijgen in de omvang van dit risico vraagt de fractie van de Partij voor de Vrijheid aan de minister, jaarlijks een overzicht van de aangegane verplichtingen te verstrekken aan de Kamer. Is de minister hiertoe bereid? En is de minister ook bereid om jaarlijks een overzicht te verstrekken van de stand van zaken van de hoeveelheid duurzame energie die er per jaar bijkomt en die bekostigd wordt uit de SDE-plusopslag?

Binnen het kabinet is de afspraak gemaakt dat het desbetreffende budget wordt doorgeschoven naar volgende jaren, indien de uitgaven achterblijven bij de geplande uitgaven. Daar worden geen beperkingen aan gesteld. Het budget blijft dus beschikbaar voor de stimulering van de productie van duurzame energie. Opbrengsten die het gevolg zijn van deze heffing, vloeien naar de algemene middelen. Ik heb vernomen van het ministerie dat hierdoor overschotten van voorgaande jaren niet in mindering worden gebracht op het budget van komende jaren. Dit schijnt veroorzaakt te worden door fiscale regelgeving. Kan de minister dit toelichten?

Om inzichtelijk te maken in hoeverre de uitgaven achterblijven bij het geraamde budget verzoek ik de minister om de Kamer ieder jaar een overzicht hiervan te verstrekken. Is de minister hiertoe bereid?

Het opwekken van duurzame energie gaat gepaard met hoge kosten. Om ondernemers te verleiden om toch deel te nemen aan deze onrendabele vorm van energieopwekking, worden er subsidies vertrekt. De SDE-plussubsidie dekt alleen de meerkosten ten opzichte van fossiele energie. Onder meerkosten vallen ook grondkosten. In de praktijk kan er sprake zijn van grondaankoop of gebruiksrecht op gronden. Dit gegeven, in relatie met de zorgelijke financiële situatie van de diverse gemeenten en de provinciale plannen om overtollige bouwgronden in te zetten ten bate van energietransitie, baart mij grote zorgen.

Om de zaak in een beter perspectief te plaatsen noem ik enige gegevens over de provincie Gelderland. Op basis van de gemeentelijke jaarrekeningen over 2010 blijkt dat 44 van de 52 gemeenten een of meer risico's in de grondexploitaties hebben. De totale boekwaarde van de Gelderse grondexploitaties bedraagt per 31 december 2011 bijna 1,5 miljard euro. Gedeputeerde Staten van Gelderland geven het volgende aan in de Provinciale beleidslijn bij de verslechterde financiële positie van gemeenten: "Er wordt gezocht naar oplossingen voor overtollige gronden, bijvoorbeeld door gronden tijdelijk anders te kunnen bestemmen om nieuwe en andere inkomsten te genereren."

De heer Backer (D66):

We bevinden ons niet in de statenzaal van de provincie Gelderland. Ik vraag me dan ook af waar mevrouw Faber met haar punt precies heen gaat.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Als de heer Backer mij toestaat deze passage in zijn geheel voor te lezen, dan wordt het hem vast duidelijk waar het mij om gaat.

Voorzitter. Ik keer terug naar het citaat: "Er wordt gezocht naar oplossingen voor overtollige gronden, bijvoorbeeld door gronden tijdelijk anders te kunnen bestemmen om nieuwe en andere inkomsten te genereren. Hierbij kan ook een relatie worden gelegd met de energietransitie door deze gronden te benutten voor het plaatsen van bijvoorbeeld zonnepanelen of windmolens."

Doordat het budget van de SDE-plusopslag bepaald wordt door vooraf geraamde kosten, bestaat het risico dat gemeenten misbruik maken van de SDE-plus om de gemeentelijke schuldenpositie te verbeteren. Is de minister zich bewust van deze mogelijkheid? Zo ja, is de minister dan bereid om dergelijk handelen te voorkomen en kan de minister aangeven hoe hij dergelijk misbruik zou kunnen voorkomen? Het kan immers niet zo zijn dat de burger, middels de SDE-plusopslag, via de achterdeur, op gaat draaien voor de schuldenpositie van gemeenten.

Voorzitter. De fractie van de Partij voor de Vrijheid had liever gezien dat de fossiele energieketens verduurzaamd worden. Er is wereldwijd nog onvoorstelbaar veel vervuiling en verspilling in deze ketens, terwijl de technologie om deze te beperken meestal gewoon voorhanden is. Met een paar miljard euro, geld waarmee men nu een windpark bouwt, kan in de fossiele ketens vele malen meer verspilling en vervuiling worden vermeden dan met een windpark. En dan rest nog de vraag of C02-reductie leidt tot enig meetbare invloed op de wereldtemperatuur.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks vindt het voorliggende voorstel een goed voorstel. Wij kunnen het dan ook in grote lijnen steunen. Het voorstel behelst een aparte heffing die besteed zal worden aan de subsidiëring van duurzame energie volgens een aantal nieuwe spelregels. Mijn fractie steunt het voorstel in grote lijnen, maar wij hebben nog wel enkele vragen voor het kabinet.

Het kabinet kiest voor een heffing naast de al bestaande energiebelasting. Men tekent daarbij aan dat het regime verder identiek is aan de wijze waarop de energiebelasting wordt geheven, althans wat betreft het bepalen van de hoogte van de tarieven. Het kabinet vindt deze afzonderlijke regeling van groot belang, omdat die transparant is en een zekerstelling biedt voor de subsidiëring. Ik hoor toch graag uitgebreider waarom het volgens het kabinet een afzonderlijke regeling moet zijn, gezien de bezwaren die de Raad van State heeft geuit. Die bezwaren komen erop neer dat het leidt tot meer complexiteit en hogere administratieve lasten.

Het is in mijn ogen overigens van groot belang dat de zekerstelling voor de subsidiëring geregeld wordt, want het mag geen jojobeleid worden. Dat is de afgelopen jaren al veel te vaak gebeurd en het leidt alleen maar tot voortdurende onzekerheid bij investeerders in duurzame energie. Daaraan moet een einde komen en daarom krijg ik graag meer duidelijkheid van het kabinet over de inzet van het kabinet dat er langjarige zekerheid moet zijn voor investeerders in duurzame energie. Betekent het verder dat bij de beoordeling van de voortgang in 2016 – het moment waarop het besluit wordt genomen over het vervolg – die langjarige zekerheid voor investeerders gegarandeerd blijft?

Net als bij de al bestaande energiebelasting kiest het kabinet voor een lager tarief voor bedrijven. Het is zelfs zo geregeld dat hoe groter het bedrijf is en hoe meer energie het bedrijf gebruikt, hoe lager het tarief is dat men per eenheid van energie moet betalen, een zogenaamde degressieve tariefstructuur. Daartegen heeft mijn fractie echt grote bezwaren. Het is in onze ogen heel merkwaardig dat je goedkoper uit bent naarmate je meer energie gebruikt en dus meer vervuilt. Ik voorzie dat het in strijd is met een aantal principes. Maar daar blijft het niet bij, want een aantal studies laat zien dat het uiteindelijk ook nog eens remmend kan werken op investeringen van grotere bedrijven in energiebesparing. Een studiecommissie in het kader van het belastingstelsel heeft al geoordeeld dat dit voorstel niet optimaal is voor het klimaatbeleid. En ook de Algemene Rekenkamer heeft in een rapport over energiebesparing geconcludeerd dat de gerealiseerde besparing door de industrie sinds 2000 in feite teleurstellend laag is. Die besparing is zelfs 0,5% lager dan die zou zijn geweest zonder overheidsbeleid! Het is toch zeker te gek voor woorden dat de industrie meer zou doen als het energiebeleid van de overheid niet was zoals het is. Ik hoor graag een stevige reactie van het kabinet, want mijn fractie heeft hier echt grote problemen mee.

Wij hebben van harte het amendement gesteund dat D66 in de Tweede Kamer heeft ingediend. Dit amendement heeft helaas geen meerderheid gekregen. Het probleem ligt daardoor nog steeds levensgroot op tafel. Wij hebben een probleem, omdat het burgers naar ons idee te veel belasting, te hoge lasten, oplegt. Ook de kleinere bedrijven, de kleine middenbedrijven, moeten in feite meer betalen dan de heel grote bedrijven. Dat vinden wij een groot probleem.

Ook de glastuinbouw wordt, zeker in de lagere schijven, extra bevoordeeld en hoeft een lagere heffing te betalen. De vraag is hoe het kabinet dit ziet in het licht van een stimulans richting alle bedrijven om zo veel mogelijk in te zetten op energiebesparende technieken en duurzame energie. Hoe ziet het kabinet dit bijvoorbeeld in relatie tot het beleid in Duitsland? Burgers en bedrijven betalen daar een gelijke heffing voor elektriciteit. Dat is een heffing in de orde van € 0,05 per kilowattuur. Duitsland is toch een beetje ons grote voorbeeld voor economische groei. Het is een land dat het goed doet, waar het bedrijfsleven goed presteert en waarmee wij graag zaken doen. Hoe kan het dan toch dat het kabinet echt zo'n andere koers kiest dan Duitsland?

Wij hebben begrepen dat het kabinet zelfs overweegt om voor grootverbruikers in 2013 extra compensatie in te voeren. Boven op het feit dat zij via de SDE-plus al een veel lager tarief betalen dan burgers en de kleinere bedrijven, wordt er dus ook nog nagedacht over een compensatie voor de extra lasten ten gevolge van de SDE-plus. Ik krijg op dit punt graag een toelichting van het kabinet. Hoe ziet het kabinet voor zich dat bedrijven gaan investeren in energiebesparing en duurzame energie, waar er lagere lasten zijn en er ook nog een extra compensatie wordt geboden? Wij wachten graag de antwoorden van het kabinet op dit punt af.

Ten slotte, de Eerste Kamer heeft de motie van mijn collega Strik vorige week aangenomen. De Kamer verzoekt het kabinet daarin om zijn samenhangende energieverduurzamingsbeleid concreet inzichtelijk te maken aan de Kamer. Ook wordt het kabinet daarin verzocht om bij de verschillende maatregelen in het kader van het energieverduurzamingsbeleid zowel de positieve als de negatieve effecten concreet in zicht te brengen. In het licht van deze aangenomen motie vraag ik het kabinet om het effect van het beleid dat het nu inzet uitdrukkelijk te laten evalueren, en met name het gegeven dat grote bedrijven aanzienlijk lagere tarieven betalen, dat er ook nog een vrijstelling of compensatie voor die grote bedrijven wordt overwogen voor volgend jaar en dat er al een vrijstelling bestaat voor bedrijven die meer dan 10 miljoen kWu gebruiken, dit hele pakket dus.

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Namens de fractie van D66 kijk ik uit naar de gedachtewisseling met de minister, die nu politiek verantwoordelijk wordt voor het ministerie van Economische Zaken. Dat is inmiddels zijn vierde departement. Minister Kamp kan in duur nog niet wedijveren met de negentien jaar van minister Luns, maar hij verslaat hem wel in diversiteit van departementen. Wie weet, wordt de vraag die ooit aan Luns werd toegeschreven nog weleens bewaarheid: wie komt er met mij in het volgende kabinet?

Als dit voorstel de aanduiding had gekregen "Wet heffing op de energierekening van burgers en bedrijven ter financiering van het subsidieprogramma voor duurzame energie", dan begreep elke burger wat hem te wachten stond, namelijk een extra belasting om een politieke keuze te steunen voor de subsidie van duurzame energie en om die een economisch steuntje in de rug te geven. Dat zou de transparantie, die de minister zegt na te streven, ten goede zijn gekomen.

Er zijn twee tegengestelde politieke keuzes mogelijk: of de leveranciers en producenten dragen dat risico zelf – ik meen dat te beluisteren in het verhaal van mevrouw Faber; dat is haar keuze – of de samenleving onderschrijft de doelstelling dat de energietransitie gestimuleerd moet worden. Dat is een lijn die wij steunen en het is impliciet de basis voor dit voorstel. Dat was overigens ooit ook de basis voor de Wet op de energiebelasting die indertijd door minister Wijers is ingevoerd. Het wetsvoorstel borduurt daarop op een andere wijze voort.

Wij denken dat het wetsvoorstel rechtmatig is en uitvoerbaar, maar voor de handhaving geeft mijn fractie de minister mee dat hij helder moet communiceren waar het over gaat. In de titel van het wetsvoorstel is het woord "opslag" verwarrend. Er lijkt een analogie gezocht te worden met het financieel jargon "risico-opslag", maar ik dacht onmiddellijk aan gasopslag of iets dergelijks, vergeef me. Bij de communicatie is er dus nog werk te verrichten. Het lijkt net alsof de Staat met een opslag zijn risico bij de burger afdekt. Ik heb het over het risico dat de energieleveranciers de transitie niet maken. Dat is wel een heel innovatieve grondslag voor belastingheffing!

In principe steunen wij het idee van dit wetsvoorstel, maar ik heb wel een paar opmerkingen, met name over de SDE-plusregeling. Strikt genomen, spreken wij natuurlijk niet over de SDE-plusregeling, maar zij heeft er wel verband mee. Mevrouw Faber sprak daar net ook even over. Ik las in een brief aan de Tweede Kamer van 10 december – soms lezen wij die ook – dat de SDE-plusregeling voor 2013 weer is opengesteld met 3 miljard euro aan beschikbare fondsen. De begrotingssystematiek in ons land schrijft voor dat uitgaven en inkomsten hun eigen kaders kennen. Ik lees ook in de memorie van toelichting dat de pot van 3 miljard wordt gevuld uit de algemene middelen. Allereerst is de opbrengst onder de werking van het wetsvoorstel, als ik het goed zie, daarvoor niet toereikend. Toch zullen burgers en bedrijven zich bij langjarige investeringen moeten richten op gedane toezeggingen van de Staat. Weinig is zo permanent als een tijdelijke belasting, leert een volkswijsheid ons. Je zou dus kunnen zeggen dat deze belasting wel zal doorlopen, nu die eenmaal is geïntroduceerd. Het gekke is echter dat het elastiekje tussen de SDE-plusfinanciering en de opbrengsten een politieke koppeling is geworden, nu de aanbevelingen van de Raad van State zijn overgenomen om de koppeling en het echte bestemmingskarakter van de heffing los te laten.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Ik begrijp even iets niet goed. Denkt de heer Backer nu dat het budget voor de SDE niet voldoende is om tot 16% voor duurzame-energieopwekking te komen?

De heer Backer (D66):

Nee, dat kan ik niet beoordelen. Ik borduur eigenlijk voort op een vraag die mevrouw Faber terecht heeft gesteld in de schriftelijke behandeling, omdat de getallen niet met elkaar overeenkomen. Er is een cumulatieve opbrengst van 1,4 miljard onder deze regeling. Ik lees dat er 3 miljard aan commitments is die ik niet helemaal kan begrijpen, maar waarover ik graag opheldering zie. Misschien zijn dat cumulatieve commitments tot dit jaar onder de regeling, want voor de regeling is maar 100 miljoen beschikbaar. De achtergrond van mijn vraag was dus dat de getallen niet matchen.

Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):

Daarna hebben wij een update gekregen met nieuwe cijfers. Toen matchten de cijfers wel. Dat was in de memorie van antwoord naar aanleiding van de schriftelijke vragen.

De heer Backer (D66):

Mevrouw Faber kan daardoor tevreden gesteld zijn, maar ik ben dat niet.

Er is uiteindelijk een politieke koppeling tussen de twee, tussen de opbrengsten en de uitgaven. Wat verhindert de minister om de opbrengst van deze heffing – zij kan zelfs nog omhooggaan – aan andere middelen te besteden? Wat doet de minister als de discrepantie tussen de opbrengsten en de uitgaven onder de SDE-regeling toeneemt? Dat kan natuurlijk. Er kunnen verschillende energieprijzen, een terugval van de aanvragen van projecten, hopelijk succesvolle energiebesparingsprojecten en CO2-tarieven komen. Alles kan dat beïnvloeden. Voorziet de minister dat het tarief van deze belasting gaat mee ademen met deze uitgaven?

Uiteindelijk strijden hierbij in essentie twee ambities om voorrang. Enerzijds is dat de noodzaak voor de maatschappelijk gewenste SDE-plusuitgaven vanuit een duurzame-energiebasis, wind, zonne-energie en aardwarmte, die niet kan concurreren. Anderzijds is dat de wens om geen nieuwe lasten op te leggen aan burgers en bedrijven in deze tijd van recessie. Ten slotte speelt hierbij de vraag of de lastenverdeling rechtvaardig is. Collega Vos sprak daar al over. Ik kom daar straks nog op terug. Ik hoor graag hoe de minister deze twee doelstellingen op de langere termijn wil verenigen en hoe zich dit met name over de lange periodes vorm gaat geven. Ik geloof namelijk dat er onder de SDE-plus vier- tot tienjarige commitments zijn.

De opslag in het wetsvoorstel – ik noem die maar even de "risico-opslag" – wordt krachtens een verwijzing naar artikel 1 van het voorstel geheven overeenkomstig de toepassing van de hoofdstukken I, VII en IX van de Wet belastingen op milieugrondslag, met bepaalde uitzonderingen. De rijksbelastingdienst gaat dit uitvoeren.

Wij hebben net heel even gesproken over het aandeel van 16%. Ik constateer dat de heer Samsom er 2% bijgeplust heeft op de 14% uit de memorie van toelichting van het vorige kabinet. Daarom stond het ook nog in de stukken van dit wetsvoorstel. Hoewel mevrouw Faber 16% veel vindt, vinden wij dit weinig, als tussen 2020 en 2050 de gehele transitie moet worden gemaakt naar een samenleving zonder fossiele brandstoffen. De minister kan de komende jaren nog helpen om die versnelling vorm te geven om de footprint op deze aarde ten behoeve van volgende generaties te verminderen. Daar doen wij dit immers allemaal voor.

Over het tempo in relatie tot dit wetsvoorstel heeft mijn fractie nog een aantal vragen. De economie draait nog grotendeels op fossiele brandstoffen. Ons belastingstelsel zou de transitie naar grotere diversiteit moeten ontmoedigen, maar doet vaak het tegenovergestelde. Dat gebeurt trouwens niet in dit wetsvoorstel. Om deze redenen zou mijn fractie de voorkeur geven aan een gelijke lastenverdeling in het wetsvoorstel. Collega Vos sprak daar net al even over. Ook aan de overkant is dit aan de orde geweest. De 50/50-verdeling tussen burgers en bedrijven gemeten naar opbrengst bevoordeelt de grootverbruikers. Vanuit rechtvaardigheid en het principe dat de vervuiler betaalt, is dit niet voor de hand liggend. Bij een vlakker verloop van de tariefstructuur zou ook de energiebesparing bij grotere energieverbruikers moeten toenemen en kan de drang tot energiebesparing toenemen, omdat er een lastenverzwaring, een extra besparingsprikkel, bij hen komt te liggen.

Dit wordt erkend in de nota naar aanleiding van het verslag, maar het amendement van de D66-collega haalde geen meerderheid. De minister heeft gezegd dat hij kiest voor de pragmatische economische aanpak voor concurrentievermogen. Zo vat ik zijn antwoord samen. Daarin heeft de Kamer hem uiteindelijk gevolgd. Dat kunnen wij hier niet veranderen. Toch moet en kan de gedragsverandering van grootverbruikers op een of andere wijze gestimuleerd worden, want ook het mkb heeft hiervan trouwens last.

Ik heb daarvoor een suggestie. De lastenverdeling van de opslag komt tot uitdrukking in de tarieven die tot en met 2015 zijn vastgesteld. De opbrengsten van de opslag na die periode zijn wel geraamd, maar de bijbehorende tarieven zijn nog niet in het wetsvoorstel vastgelegd. Ziet de minister een mogelijkheid voor een vlakkere tariefstructuur na 2016 en kan bijvoorbeeld energie-efficiency daarin een rol spelen?

Mijn fractie ziet natuurlijk de voorspelbaarheid, maar die werkt naar twee kanten. Degenen die grote kapitaalinvesteringen met een terugverdientijd van tien of twintig jaar doen of overwegen, moeten kunnen rekenen op een consistente aanpak. Dat is dus langer dan 2015. Daarom vind ik het belangrijk om te weten hoe de minister daarnaar kijkt. Consistentie is gewoon belangrijk voor het vestigingsklimaat. Dat kwam gisteren ook aan de orde tijdens de behandeling van het Belastingplan.

In het interruptiedebatje met mevrouw Faber heb ik net al gesproken over de uitgaven van 1,4 miljard aan SDE-plus. Dit voorstel heeft een tijdshorizon van 2015. De 3 miljard is genoemd. Ik kan dat niet helemaal goed met elkaar rijmen. Kan de minister toezeggen dat de logica van de loskoppeling van de wet, die de Raad van State heeft geadviseerd, indien er in 2015 redenen zijn om deze belasting mee te nemen in de algehele belastingvereenvoudiging, dan ook meebrengt dat het SDE-plusprogramma doorloopt volgens de geschetste cumulatieve bedragen? Die zekerheid moet men in die projecten natuurlijk wel hebben. Zo ja, geldt dit dan ten minste tot de verplichtingen in 2015 zijn aangegaan of ook erna?

Voor al degenen die geloven in de logica van een transitie naar een duurzame en een meer circulaire economie kan het goede nieuws zijn dat deze belasting zich vanzelf uitfaseert. Dat lees ik echter nergens, hoewel ergens in de memorie van toelichting staat dat het een voorlopige maatregel is. Het tegendeel is aannemelijk. Er zijn inkomsten begroot tot 2031. Hoe ziet de minister het tijdpad van, in het gunstige geval, uitfasering of handhaving? Mijn fractie kijkt met belangstelling uit naar de beantwoording van onze vragen en zal dan een afweging maken.

De heer Noten (PvdA):

Voorzitter. Er is heel veel gezegd. Laat ik de spanning, voor zover die er mocht zijn, maar onmiddellijk uit de lucht halen. De leden van mijn fractie zullen voor dit wetsvoorstel stemmen. Mijn bijdrage gaat nadrukkelijk niet over de SDE-plus, want die ligt niet voor. Wel ligt een opslag voor om een deel van de SDE-plus te financieren.

Ik sluit mij aan bij de vragen van de heer Backer. Voor zover wij dat zien, is de opslag onvoldoende om dit daadwerkelijk te doen. Daarmee is dit wetsvoorstel ook onvoldoende om zijn doelstelling te realiseren. Toch krijg ik graag nog een toelichting van de minister op dat vraagstuk, zeker in het kader van continuïteit en betrouwbaarheid van bestuur.

Wij hebben een tweetal vragen gesteld. Die zijn overigens ook door mevrouw Vos en anderen gesteld. De eerste vraag had betrekking op het feit dat je, naarmate je meer gebruikt, in principe meer betaalt. Daarmee beloon je veelgebruik. Dat werkt naar onze mening verstorend bij de concurrentie tussen grote versus kleine ondernemingen. Wij begrijpen de redenering van de minister dat er in het kader van bijvoorbeeld internationale verplichtingen en van internationale concurrentie van alles voor te zeggen is om het Nederlandse bedrijfsleven niet op achterstand te plaatsen. Wij begrijpen de redenering. Vooralsnog denken wij dat die redenering juist is, maar op termijn niet. De vraag is niet alleen of wij denken dat dit in de huidige situatie een verstandig besluit is, maar ook of de huidige situatie als zodanig acceptabel is. Graag verneem ik van de minister wat hij van plan is om hieraan te doen. Wij kunnen toch moeilijk blijven verwijzen naar internationale verhoudingen en vervolgens stil blijven zitten? Ik geef toe dat de wereld groot is, maar af en toe kun je een eigen standpunt hebben in dezen en dat proberen uit te dragen buiten je eigen landsgrenzen.

Dat geldt overigens ook voor het vraagstuk dat de PvdA "de subsidie op vuile energie" heeft genoemd. Het is naar de mening van de PvdA een misvatting om te denken dat wij alleen duurzame energie subsidiëren. Dat is niet waar. Wij hanteren ook allerlei vrijstellingen van accijns en belastingen voor energieverbruik. Denk aan de scheepvaart en de vliegtuigindustrie. Er zijn ook vergelijkbare andere bijdragen die wij leveren aan bijvoorbeeld het in stand houden van infrastructuur ten behoeve van fossiele brandstoffen. Ook daar ligt dus een transactiemodel of, als je het zo wilt noemen, een "businessmodel" waaraan de Staat, de overheid, zijn bijdrage levert. De minister antwoordt dat dit ook hierbij moet in het kader van internationale verdragen. Het Verdrag van Chicago wordt aangehaald en, als ik het goed heb, de Akte van Mannheim. Dat is natuurlijk allemaal wel waar, maar ook hierbij geldt dat wij het schijnbaar goed vinden dat dergelijke subsidies worden verstrekt. Wij doen er immers niets aan. Wij maken deze energie goedkoper dan concurrerende energie. Dat lijkt de leden van mijn fractie onverstandig. Wij realiseren ons dat het probleem nu niet kan worden opgelost. Ik krijg graag een antwoord op de vraag waarom de regering het probleem accepteert.

De vergadering wordt van 10.42 uur tot 10.47 uur geschorst.

Naar boven