4 Rechterlijke indeling

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten in verband met de vorming van de arrondissementen Gelderland en Overijssel (33451);

  • - het verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Veiligheid en Justitie over de inwerkingtreding van wetsvoorstel 33451 ( 33451, letter B).

De voorzitter:

Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom in de Eerste Kamer. Wij starten met de eerste termijn van de Kamer.

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Beuving (PvdA):

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat wij thans met de minister bespreken is het gevolg van de motie-Beuving die op 10 juli jl. unaniem is aangenomen door deze Kamer. Met deze motie werd de regering opgeroepen, over te gaan tot splitsing van de in de Wet herziening gerechtelijke kaart geregelde megarechtbank Oost-Nederland in een rechtbank Overijssel en een rechtbank Gelderland. Met het voorliggende splitsingswetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan deze motie. Dit wetsvoorstel is op 29 november jl. met algemene stemmen aanvaard door de Tweede Kamer.

Ik heb de eer, namens alle fracties van deze Kamer het woord te voeren over het wetsvoorstel. De fracties zijn ingenomen met de voortvarendheid waarmee de minister dit wetsvoorstel heeft ingediend. Wij zijn echter niet ingenomen met de wijze waarop is geanticipeerd op de met dit wetsvoorstel beoogde splitsing. Of misschien moet ik zeggen: niet geanticipeerd. Onder leiding van de Raad voor de rechtspraak is men ook na aanvaarding van de motie in de Eerste Kamer, het blanco spoedadvies van de Raad van State inzake het splitsingswetsvoorstel en de voortvarende indiening ervan bij de Tweede Kamer doorgegaan met de voorbereiding van de implementatie van de rechtbank Oost-Nederland en heeft men dat kennelijk nagelaten voor de met de motie en het wetsvoorstel beoogde rechtbanken Overijssel en Gelderland.

Door deze gang van zaken is een situatie gecreëerd waarin het niet mogelijk, althans niet verantwoord blijkt te zijn om gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart, op 1 januari 2013, de splitsingswet in werking te laten treden. In zijn brief van 10 december jl. heeft de minister aan de commissie voor Veiligheid en Justitie laten weten dat 1 april 2013 de eerst mogelijke verantwoorde datum is waarop de splitsingswet in werking zou kunnen treden. De fracties van deze Kamer kunnen niet anders dan zich neerleggen bij inwerkingtreding van dit wetsvoorstel op 1 april 2013 nu kennelijk een situatie is gecreëerd waarin het niet verantwoord is, de splitsingswet op een eerder tijdstip in werking te laten treden. De fracties zijn echter ontstemd over de gang van zaken die tot deze situatie heeft geleid.

Wij vragen ons op basis van onder meer de zojuist geschetste gang van zaken af of de met dit wetsvoorstel beoogde gesplitste rechtbanken, in het bijzonder de rechtbank Overijssel, wel een echte kans zullen krijgen om goed te functioneren. De weerzin en wellicht zelfs weerstand in bepaalde kringen tegen splitsing doet het ergste vrezen. De fracties van deze Kamer wensen van de minister de toezegging te krijgen dat de rechtbanken Overijssel en Gelderland het vertrouwen en de faciliteiten krijgen die nodig zijn om goed te kunnen functioneren. Tevens wensen wij van de minister de verzekering te krijgen dat zowel het gerechtsbestuur van de rechtbank Overijssel als het gerechtsbestuur van de rechtbank Gelderland volwaardige, krachtige en aan de gerechtsbesturen van andere rechtbanken gelijkwaardige gerechtsbesturen zullen zijn.

Voorts verzoeken wij de minister om hier te bevestigen dat het splitsingswetsvoorstel op 1 april 2013 in werking zal treden en dat de opsplitsing van de rechtbank Oost-Nederland en het bestaan van de rechtbanken Overijssel en Gelderland op die datum in alle opzichten een feit zal zijn, alsmede de toezegging te doen dat 1 april 2013 als inwerkingtredingsdatum van het splitsingswetsvoorstel tijdig, helder en zonder enig voorbehoud extern bekend gemaakt zal worden, zodat onder meer de ketenpartners van de rechtspraak hierover tijdig geïnformeerd zullen zijn.

Tot slot wil ik kort stilstaan bij het manifest van een groep raadsheren uit het Hof Leeuwarden, waarover de commissie voor Veiligheid en Justitie van deze Kamer eind vorige week is geïnformeerd door de voorzitter van de Raad voor de rechtspraak. In dit manifest zetten de raadsheren uiteen dat zij zich niet vertegenwoordigd voelen door de Raad voor de rechtspraak, dat de invloed van de Raad op de benoemingsprocedure voor nieuwe gerechtsbestuurders onverantwoord groot was en dat de rechtspraak steeds meer gaat lijken op een "opgeschaald" bedrijf waarin productiecijfers leidend zijn. De fracties van deze Kamer herkennen in de onderwerpen van het manifest een aantal zorgen die in het debat over het wetsvoorstel herziening gerechtelijke kaart in deze Kamer indringend aan de orde zijn gesteld. Wij willen graag van de minster vernemen hoe hij de uit het manifest blijkende zorgen – en volgens de krant van vanochtend breed gedeelde zorgen onder rechters in het land – van de professionals in de rechtspraak voornemens is te beantwoorden.

Wij wachten de reactie van de minister met belangstelling af.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik kijk even om mij heen. Volgens mij zijn alle woordvoerders voor het volgende agendapunt aanwezig. Uiteraard met instemming van de Kamer wil ik niet schorsen, maar gewoon doorgaan.

Naar boven