34 775 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2018

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

     

1.

Leeswijzer

4

     

2.

Beleidsagenda

7

 

Beleidsprioriteiten

7

 

Belangrijkste beleidsmatige mutaties

16

 

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

21

 

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

23

 

Overzicht risicoregelingen

25

 

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren

32

     

3.

Beleidsartikelen

35

 

1 Goed functionerende economie en markten

35

 

2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

42

 

3 Toekomstfonds

65

 

4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

74

 

5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen

96

 

6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

101

 

7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

117

 

8 Natuur en biodiversiteit

122

     

4.

Niet-beleidsartikelen

132

 

40 Apparaat

132

 

41 Nominaal en onvoorzien

136

     

5.

Begroting Agentschappen

137

 

Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ

137

 

Agentschap Telecom (AT)

139

 

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

145

 

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

150

 

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

155

     

6.

Begroting Diergezondheidsfonds

161

 

Beleidsartikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

162

     

7.

Bijlagen

171

Bijlage 1:

Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

171

Bijlage 2:

Verdiepingsbijlage

182

Bijlage 3:

Moties en toezeggingen

197

Bijlage 4:

Subsidieoverzicht

230

Bijlage 5:

Evaluatie- en overig onderzoek

240

Bijlage 6:

Europese geldstromen

247

 

Lijst van afkortingen

259

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het jaar 2018 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaat/begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

Wetsartikel 3

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaat van het Diergezondheidsfonds voor het jaar 2018 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2018 vastgesteld. Het in de begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikel wordt in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Begrotingsstructuur;

  • 2. Prestatiegegevens;

  • 3. Groeiparagraaf;

  • 4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

1. Begrotingsstructuur

Beleidsagenda

De beleidsagenda begint met het onderdeel beleidsprioriteiten. Net als vorig jaar vormen «vernieuwen, verduurzamen en verbinden» de basis voor de beleidsprioriteiten. Na het onderdeel beleidsprioriteiten volgen: de belangrijkste begrotingsmutaties voor de uitgaven en de ontvangsten, het overzicht van de niet-juridisch verplichte uitgaven, de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen, het overzicht van de risicoregelingen en tenslotte de overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren.

Beleidsartikelen

Aansluitend op de beleidsagenda volgt de toelichting op de beleidsartikelen. Per beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersonen opgenomen. Voor elk beleidsartikel zijn de belangrijkste beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje «beleidswijzigingen». De financiële instrumenten zijn voorzien van een korte toelichting. Waar mogelijk wordt, voor een meer inhoudelijke en gedetailleerde beleidstoelichting, verwezen naar de relevante beleidsnota’s of brieven die al naar de Tweede Kamer zijn gestuurd.

In de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen zijn de financiële instrumenten onderverdeeld naar de volgende categorieën: subsidies, opdrachten, garanties, leningen, bekostiging, bijdrage aan agentschappen, bijdrage aan ZBO’s/RWT’s, bijdrage aan (inter)nationale organisaties en bijdragen aan medeoverheden. Deze onderverdeling komt ook terug in de structuur van het beleidsartikel.

Begrotingsreserves

Een begrotingsreserve mag met toestemming van de Minister van Financiën ten laste van een begrotingsartikel worden aangehouden (artikel 5, lid 4 Comptabiliteitswet). De begrotingsreserves zijn bestemd voor een concreet doel en kunnen alleen voor dat doel worden gebruikt. De begrotingsreserves op de EZ-begroting worden ingezet voor de volgende doelen:

  • Als borg voor de afgegeven garantstellingen (Borgstelling MKB-kredieten, Garantie Ondernemingsfinanciering, Groeifaciliteit, MKB financiering, garantieregeling Aardwarmte en Borgstellingsfaciliteit voor de landbouw). Uit deze begrotingsreserves kunnen eventuele mismatches in de tijd tussen (premie-)inkomsten en uitgaven (verliesdeclaraties) worden opgevangen.

  • De uitfinanciering (op kasbasis) van reeds aangegane en deels nog aan te gane verplichtingen (reserve voor duurzame energie en de reserves voor landbouw en visserij). Via de reserves blijven de middelen beschikbaar voor het specifieke doel tot het moment van uitbetaling.

  • Het terugbetalen van financiële correcties van de Europese Commissie (begrotingsreserve voor apurement).

  • Garantstelling EZ voor het in gebreke blijven van instellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren (begrotingsreserve schatkistbankieren Groen Onderwijs).

Omvang reserves eind 2016 (x € 1 mln)

Totaal

% Juridisch verplicht

Specificatie naar type reserve (x € 1 mln)

Borg garanties

Duurzame energie

Lening ECN

Verplichtingen Landbouw en Visserij

Apurement

Groen onderwijs

Artikel 2

154,1

100%

154,1

         

Artikel 4

1.502,1

54,4%

21,7

1.473,8

6,6

     

Artikel 6

177,4

32%

13,5

   

46,7

117,2

 

Artikel 7

0,2

100%

         

0,2

Totaal

1.833,8

56,1%

189,3

1.473,8

6,6

46,7

117,2

0,2

Volledigheidshalve zijn in de aansluitende tabel de mutaties weergegeven die gemeld zijn in de 1e suppletoire begroting 2017.

Mutaties reserves t.o.v. stand eind 2016 (x € 1 mln)

Totaal

Specificatie naar type reserve (x € 1 mln)

Borg garanties

Duurzame energie

Lening ECN

Verplichtingen Landbouw en Visserij

Apurement

Groen onderwijs

Mutaties 1e suppletoire begroting 2017

220,8

– 0,7

232,7

– 3,2

– 8,0

Stand na 1e suppletoire begroting 2017

2.054,7

188,6

1.706,6

6,6

43,5

109,2

0,2

In de betreffende beleidsartikelen (2, 4, 6 en 7) van deze begroting worden de bovengenoemde begrotingsreserves apart toegelicht (conform artikel 5, lid 5 Comptabiliteitswet). Naar aanleiding van de toezegging van de Minister van Financiën aan de Algemene Rekenkamer en de aangenomen motie Ronnes c.s. (TK, 34 475 XIII, nr. 11) wordt het percentage juridisch verplicht voor de begrotingsreserves in de beleidsartikelen 2, 4, 6 en 7 toegelicht. Daarnaast zijn conform de motie Van Veldhoven en Koolmees (TK, 34 475 XIII, nr. 12) de eventuele aanvullende afspraken over de begrotingsreserves opgenomen.

Als opvolging van de motie Geurts (TK, 34 000 XIII, nr. 64) worden de geraamde wijzigingen gedurende het begrotingsjaar in de 1e en 2e suppletoire begroting inzichtelijk gemaakt.

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord

Conform de motie Leegte (TK, 2014–2015, 30 196 nr. 278) is in beleidsartikel 4 (Een doelmatige en duurzame energievoorziening) een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het energieakkoord.

Overzichtstabel agentschappen

In het hoofdstuk «De agentschappen» is een overzichtstabel agentschappen opgenomen. In deze tabel is de aansluiting te maken tussen de «opbrengst moederdepartement» zoals opgenomen in de agentschapsparagrafen en de «bijdrage aan agentschappen» zoals opgenomen in de begrotingsartikelen. Eventuele resterende verschillen zijn toegelicht.

2. Prestatiegegevens

In de beleidsartikelen wordt onder de algemene doelstelling aangegeven waar de Minister van EZ voor verantwoordelijk is. Indien voor deze doelstellingen een directe relatie gelegd kan worden tussen het gevoerde beleid en de gewenste (maatschappelijke) uitkomst, zijn prestatie-indicatoren opgenomen. De voorwaarde voor het opnemen van een indicator is een (doen) uitvoerende rol van de Minister. Bij de doelstellingen waarbij EZ een belangrijke bijdrage kan leveren door de juiste randvoorwaarden te creëren en het resultaat afhankelijk is van externe factoren, is het niet of beperkt mogelijk om prestatie-indicatoren op te nemen en wordt volstaan met kengetallen over ontwikkelingen op het betreffende beleidsterrein. Daarnaast zijn, waar mogelijk, prestatie-indicatoren en kengetallen opgenomen op instrumentniveau, die inzicht geven in het bereiken van specifieke resultaten.

3. Groeiparagraaf

Er zijn geen belangrijke wijzigingen te melden ten opzichte van de vorige begroting.

4. Verwerking motie Schouw en motie Hachchi c.s.

Motie Schouw

In juni 2011 is de motie Schouw c.s. ingediend en aangenomen (TK, 2010–2011, 21 501-20, nr. 537). Deze motie beoogt de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats te geven in de departementale begrotingen. De Europese Commissie heeft een landenspecifieke aanbeveling gedaan omtrent investeringen in onderzoek en innovatie. In het beleidsartikel 2 (Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen) wordt ingegaan op de uitwerking van de aanbeveling.

Motie Hachchi c.s.

Ter uitvoering van de motie Hachchi c.s. (TK, 33 000 IV, nr. 28) brengen departementen in kaart welke uitgaven zij doen in Caribisch Nederland, uitgesplitst per instrument. Hiervoor geldt een ondergrens van € 1 mln. De totale uitgaven van EZ voor Caribisch Nederland in 2018 bedragen € 6 mln. Deze uitgaven zijn verdeeld over de beleidsartikelen 1, 2, 4, 8. De uitgaven voor het beleidsartikel 1 zijn lager dan de ondergrens van € 1 mln en worden derhalve niet opgenomen in de budgettaire tabel.

Sinds 10 oktober 2010 is Nederland verantwoordelijk voor de veterinaire gezondheidszorg in Caribisch Nederland (Bonaire, St Eustatius en Saba). Het DGF heeft geen betrekking op de veehouders in dit gebied.

2. Beleidsagenda

Beleidsprioriteiten

1. Inleiding

Sinds 2012 heeft het kabinet maatregelen genomen om de economie weer op de rails te krijgen. Deze inzet betaalt zich nu uit in een sterke en breed gedragen groei van de Nederlandse economie. In 2017 wordt, volgens het CPB, een economische groei van 3,3% verwacht, in 2018 een groei van 2,5%. De Nederlandse economie groeit inmiddels twaalf kwartalen op rij, de werkloosheid daalt snel en het vertrouwen van consumenten en producenten ligt op een hoog niveau. Ook voor de komende periode wordt onverminderd ingezet op een structurele versterking van de economie. Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) doet dit in 2018, rekenschap gevend van de demissionaire status van dit kabinet, langs de eerder ingezette lijn van vernieuwen, verduurzamen en verbinden. Deze drie factoren zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en vormen de basis voor de prioriteiten die in deze agenda aan de orde komen.

2. Economisch beeld

In het afgelopen jaar noteerde Nederland alweer het derde jaar van economische groei sinds de crisis. De Nederlandse economie groeide met 2,2% en behoorde daarmee tot de voorhoede van het Eurogebied.

Het inkomen per hoofd oversteeg voor het eerst het niveau van voor de crisis. De economische groei was breed gedragen, met substantiële bijdragen van zowel de binnenlandse bestedingen als uitvoer. Bovendien noteerde de Nederlandse begroting voor het eerst in negen jaar een overschot. Al met al was er sprake van een goed economisch jaar. Ook is het consumentenvertrouwen op een zeer hoog niveau beland.

De groei van de Nederlandse economie blijft niet beperkt tot een paar sectoren. Van de zakelijke dienstverlening tot de bouwnijverheid, de handel, de horeca en de industrie, overal is de opleving van de Nederlandse economie zichtbaar. Mede door deze gunstige ontwikkelingen kende de arbeidsmarkt in het afgelopen jaar een sneller dan verwacht herstel. De werkgelegenheid nam toe met meer dan 100.000 banen en de werkloosheid daalde snel.

Door de toenemende werkgelegenheid zal de werkloosheid verder dalen, naar 4,3% in 2018. Tot aan 2021 stabiliseert de werkloosheid vervolgens op 4,6% van de beroepsbevolking. Dit komt omdat de werkgelegenheid en het arbeidsaanbod tussen 2019 en 2021 ongeveer even hard groeien. In de periode 2018–2021 neemt de werkgelegenheid jaarlijks toe met gemiddeld 0,5%.

De concurrentiekracht van Nederland heeft zich de afgelopen jaren goed ontwikkeld, mede door het succes op het gebied van innovatie. Dat blijkt ook uit verschillende ranglijsten. Volgens de Global Competitiveness Index 2016/2017 van het World Economic Forum is Nederland 4e wereldwijd en 1e van de EU. Op de Global Innovation Index is Nederland opgeklommen naar de 3e plaats.

Nederland voldoet de komende jaren ruimschoots aan de EU begrotingsregels. Het begrotingsoverschot loopt bij ongewijzigd beleid verder op naar 0,8% bbp in 2018. Tot aan 2021 verbetert het saldo verder naar +1,6% bbp. De schuldquote daalt in 2018 naar 53,7% bbp in 2018, ruimschoots onder het EMU-criterium van 60% bbp. Tot aan 2021 daalt de schuldquote verder naar 45,0% bbp, het laagste punt sinds 2007.

3. Vernieuwen

Ook in 2018 vervolgt EZ haar inzet om vernieuwing maximaal de ruimte te geven. In 2018 zal de aandacht liggen op investeringen via het topsectorenbeleid, de transitie naar een voedselbeleid, het bevorderen van ondernemerschap, de inzet op smart industry en digitalisering van de economie.

3.1 Topsectorenbeleid

De overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen werken via het topsectorenbeleid samen om de concurrentiekracht van internationaal opererende innovatieve (MKB en grote) bedrijven te versterken. De topsectoren hebben de afgelopen jaren afspraken gemaakt over de gezamenlijke ambities en de inzet van private en publieke middelen op het vlak van onderzoek en innovatie (via de Kennis en Innovatiecontracten en de Kennis en innovatieagenda’s). Het Kennis en Innovatiecontract 2016–2017 loopt dit jaar af en de voorbereiding voor het nieuwe contract 2018–2019 en bijbehorende agenda 2018–2021 loopt, waarbij in lijn met de motie Verhoeven-Vos (TK, 34 550-XIII, nr. 38) de focus wordt gelegd op maatschappelijke uitdagingen. Daarnaast wordt de ontwikkeling van sleuteltechnologieën gestimuleerd, omdat deze technologieën vaak een belangrijke rol spelen bij het realiseren van doorbraken. Hiermee wordt een sterke verbinding gelegd tussen de innovatieagenda’s van de Topsectoren, de Nationale Wetenschapsagenda, departementale agenda’s (zoals de Energieagenda en de Voedselagenda) en Horizon 2020.

Ook wordt samen met BZ onverminderd ingezet op een goede verbinding tussen de nationale en internationale economische agenda (projecten, missies, beurzen), de human capital agenda en de regeldrukagenda.

3.2 Transitie naar een voedselbeleid

De mondiale voedselproductie nadert de grenzen van de ecologische houdbaarheid. Naast de ecologische opgave liggen er voor het voedselsysteem ook belangrijke maatschappelijke opgaven met betrekking tot klimaat en energie, gezondheid, maatschappelijke waarden als dierenwelzijn en het verhogen van de veerkracht van het systeem. Vanuit voedsel en natuur wordt ook een bijdrage geleverd aan het klimaatbeleid. Ook economisch gezien zijn veranderingen nodig. Voedselketens leveren een belangrijke bijdrage aan het nationaal verdienvermogen, maar deze bijdrage daalt en het inkomen is voor veel boeren te laag om de productie ongewijzigd voort te kunnen zetten, ondanks schaalvergroting en intensivering die de afgelopen jaren in de Nederlandse veehouderijsectoren hebben plaatsgevonden. Voor een duurzame agrovoedselketen is daarnaast een eiwittransitie nodig waarbij de productie en consumptie van duurzame plantaardige eiwitten een duidelijke plaats gaan innemen. In 2018 zijn de opgaven gericht op een transitie:

  • 1. Naar gezonde en duurzame voedselconsumptie;

  • 2. Naar behoud, herstel en benutting van natuur;

  • 3. Naar duurzame productieketens.

3.3 Bevorderen van ondernemerschap en – (risico)financiering

Ondernemerschap is de motor om kennis te vergaren en te benutten, ideeën uit te proberen, nieuwe producten te ontwikkelen en te vermarkten en de daarmee verbonden risico’s te dragen. Vanuit het perspectief van ondernemers, vooral het MKB, wordt de omgeving complexer. Een goede toegang tot ondernemersfinanciering en het investeren in kennis is van groot belang. EZ werkt samen met BHOS en Financiën aan de opzet van Invest-NL, de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling. Invest-NL wordt daarmee hét loket en de financieringspartner voor Nederlandse ondernemers en projecteigenaren, die op zoek zijn naar financiering voor investeringen in Nederland en uitbreiding van hun activiteiten op buitenlandse markten. Ook neemt alternatieve financiering in al zijn vormen toe, in het bijzonder het aanbod van risicodragend vermogen. Het programma StartupDelta 2020 faciliteert de groei van startups en scale-ups zodat zij kunnen zorgen voor vernieuwing van de economie. Belangrijk blijft het beter benutten van menselijk kapitaal door de verankering van ondernemerschapsonderwijs. Samen met OCW, SZW, sociale partners en regionale overheden wordt uitwerking gegeven aan het Techniekpact, dat moet zorgen voor voldoende slimme en vakbekwame technici.

3.4 Smart Industry

Digitalisering en robotisering leiden tot snelle verandering van productieprocessen, producten en diensten in de industrie. Via de Smart Industry Agenda helpt EZ de industrie te profiteren van de kansen die digitalisering en nieuwe productietechnologiën bieden. In diverse Smart Industry fieldlabs ontwikkelen, testen en implementeren bedrijven en kennisinstellingen concrete innovaties. Hierbij wordt de kennis van nu breed uitgerold naar het bedrijfsleven en kweken we bewustwording bij relevante doelgroepen.

3.5 Inzet voor het nieuwe Meerjarig Financieel Kader (MFK): Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en structuurfondsen vanaf 2021

Naar verwachting zal de Europese Commissie medio 2018 komen met haar plannen voor een nieuw budget van de EU (vanaf 2021), het Meerjarig Financieel Kader (MFK). Het GLB is één van de belangrijkste pijlers van de Europese samenwerking. Het beleid is in 2013 hervormd en loopt tot 2020. Voor het nieuwe Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) vanaf 2021 is de inzet van EZ gericht op het versterken van de concurrentiekracht, verduurzaming, voedsel en vereenvoudiging. Deze inzet zal in 2018 verder worden uitgewerkt.

De Nederlandse inzet voor een nieuwe periode van structuurfondsen vanaf 2021 richt zich zowel op meer synergie, op innovatie, vergroening en grensoverschrijdende samenwerking als op vereenvoudiging van de fondsen. Dit is een breed gedragen standpunt van rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen. De financiële gevolgen die de uittreding van het Verenigd Koninkrijk zal hebben voor de hoogte van het MFK zijn op dit moment nog niet duidelijk. EZ beheert het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) en het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV).

3.6 Meer digitalisering, betere regelgeving en innovatie

Ondernemers die willen groeien en vernieuwen vragen om «betere regelgeving» die begrijpelijk en werkbaar is, onnodige bureaucreatie beperkt en ruimte biedt aan innovatie. Hiertoe wordt daarom ingezet op:

  • Van minder naar betere regelgeving: Werken aan merkbare regeldrukvermindering en innovatieve regelgeving die kansen biedt voor innovatie in sectoren met belangrijke vernieuwingsopgaven. Een op sectoren gerichte continuering van de maatwerkaanpak, voor bedrijfstakken met belangrijke maatschappelijke en industriële vernieuwingsopgaven zoals het agrocomplex, circulaire economie, chemie en zorg.

  • In aanvulling daarop een thematische aanpak voor het vereenvoudigen van complexe en veel voorkomende gebeurtenissen in de levenscyclus van ondernemers («life events»), zoals het aannemen van personeel, bouwen of huren van een vestiging en internationaal ondernemen.

  • Voor alle nieuwe wet- en regelgeving geldt dat sprake moet zijn van tijdige en stevige effecttoetsing van nationale en Europese regelgeving, specifiek ook op gevolgen voor het MKB.

  • Naast het toetsen op kwalitatieve aspecten is het van belang de kwantitatieve regeldruk voor ondernemers niet verder toe te laten nemen («handen aan de kraan»).

Het interdepartementale Programma Ruimte in Regels neemt per jaar ongeveer vijftig belemmeringen weg die ondernemers ervaren bij innovatieve investeringen op het gebied van wet en regelgeving. Dit draagt bij aan het halen van onze doelstellingen voor de circulaire economie, groene groei en Topsectoren. Het komende jaar wordt binnen dit programma extra prioriteit gegeven aan de uitvoering en handhaving van regelgeving bij innovatieve investeringen in het agrocomplex, normering en certificering, deeleconomie, en de stimulerende regelgeving voor een innovatieve chemie en bouwsector.

Digitale Overheid

De studiegroep informatiesamenleving en overheid constateert dat de samenleving in hoog tempo digitaliseert, maar dat de overheid vooralsnog onvoldoende is toegerust op deze digitale transformatie. Digitale dienstverlening van de overheid aan bedrijven zal worden georganiseerd rond gebeurtenissen in de levenscyclus van bedrijven. Daarom zet EZ in 2018 samen met andere departementen, uitvoeringsorganisaties en medeoverheden in op het versterken van de samenhang tussen de digitale voorzieningen en ICT-standaarden van de overheid vanuit het perspectief van de ondernemer. Concreet zetten we in op de ontwikkeling van de digitale voorzieningen MijnOverheid voor Ondernemers en het digitaal Ondernemersplein. Dit ondersteunen we met wettelijke rechten en plichten voor ondernemers en overheden zoals de Verordening elektronische identiteiten en vertrouwensdiensten (eIDAS), de wijziging van de Handelsregisterwet (deponeren van de jaarrekening in Standard Business Reporting en de Richtlijn e-factureren.

Digitale Economie

Digitalisering is een bron van innovatie en bedrijvigheid. Bovendien biedt het nieuwe mogelijkheden voor de aanpak van maatschappelijke uitdagingen. In de Digitale Agenda, die EZ in 2016 heeft uitgebracht, zijn acties opgenomen om de digitale economie te stimuleren. Deze acties zijn gericht op het versterken van onderwijs, kennis en innovatie, infrastructuur, veiligheid en de digitalisering van maatschappelijke domeinen als zorg en mobiliteit. Daarbij zet EZ ook in op publiek-private samenwerking rond de inzet van nieuwe technologie als big data en blockchain. Ook initiatieven op de ontwikkeling van human capital, veiligheid en de interne digitale markt blijven onverminderd relevant voor het verdien- en innovatievermogen van Nederland. Daarnaast zorgt de digitalisering voor een verschuiving van marktverhoudingen en het ontstaan van nieuwe (markt)rollen, zowel voor consumenten als voor bedrijven. De grens tussen consumenten en producenten vervaagt en dit brengt nieuwe uitdagingen op het gebied van consumentenbescherming met zich mee. EZ zorgt ervoor dat het mededingingsbeleid en het toezicht, maar vooral ook de consument zelf, voldoende toegerust is op nieuwe markten en marktkansen.

4. Verduurzamen

De groei van welvaart is alleen duurzaam als in de behoeftes van de huidige generatie wordt voorzien zonder het vermogen van toekomstige generaties aan te tasten om in hun behoeftes te voorzien. Het Klimaatakkoord van Parijs vraagt een versnelling van de energietransitie. Bij de inzet van EZ om het Nederlandse groeivermogen te versterken is duurzaamheid dan ook een belangrijke randvoorwaarde. Dit raakt aan verschillende facetten van beleidsterreinen van EZ, zoals de energievoorziening en duurzame productieketens.

4.1 Duurzame- en CO2-arme energievoorziening

Een van de belangrijkste opgaven om aan de klimaatdoelstellingen te voldoen waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd, is het verduurzamen van de energievoorziening in Nederland. In het Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK) wordt het Nederlandse energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021–2030 beschreven. Huidig uitgangspunt hiervoor is de Energieagenda, waarin ook landgebruik een rol speelt. Daarbij dienen de uitgewerkte transitiepaden per functionaliteit als input voor het integrale nationaal energie- en klimaatplan. Daarnaast zal op hoofdlijnen aangegeven worden hoe het beleid op langere termijn (richting 2040/2050) er uit zal zien. Naast nationale doelen en streefcijfers bevat het INEK ook concrete maatregelen. Er wordt tweejaarlijks aan de Europese Commissie gerapporteerd over de voortgang. 2018 zal worden benut om dit concept-INEK definitief te maken en af te stemmen met de Europese Commissie en buurlanden. Ook zal een publieke consultatie plaatsvinden. In 2018 werkt EZ met andere betrokken departementen aan de uitwerking van een concept van het INEK tot een definitieve versie. Het lange-termijnstreven is om in internationaal verband een CO2-arme energievoorziening te bereiken die veilig, betrouwbaar en betaalbaar blijft.

Uitwerking transitiepaden Energieagenda

Begin december 2016 is de Energieagenda gepubliceerd. Met deze agenda beoogt het kabinet een helder en ambitieus perspectief te schetsen voor de transitie naar een betrouwbare, betaalbare, veilige en CO2-arme energievoorziening in 2050. In de Energieagenda zijn transitiepaden voor de verschillende functionaliteiten op hoofdlijnen uitgewerkt. Het kabinet is begin 2017 gestart met de kosten van de transitie richting een CO2-arme samenleving in 2050 in kaart te laten brengen. Op basis van de hoofdlijnen uit de Energieagenda, de doorrekening van de kosten en input van alle betrokken partners in de samenleving worden de transitiepaden per functionaliteit (lage temperatuur warmte, hoge temperatuur warmte, kracht en licht, mobiliteit en transport, voor het domein voedsel en natuur) richting 2030 en 2050 verder uitgewerkt. Per transitiepad wordt in beeld gebracht wat de CO2-opgave is, wat de mogelijke maatregelen tot 2030 zijn, wat de mogelijke richtingen van het beleid richting 2050 zijn, welke innovatieopgaven er liggen om de doelstellingen te realiseren, wat de mogelijke verdienkansen hierbij zijn, wat de ruimtelijke implicaties zijn en hoe de governance ingericht kan worden.

Energieakkoord

Er wordt voortvarend doorgewerkt aan het uitvoeren van de afspraken uit het Energieakkoord met doelstellingen in 2020 en 2023. De herziening van de Warmtewet is in het voorjaar 2017 aan de Tweede Kamer aangeboden. Het streven is de wetswijziging in 2018 in werking te laten treden. De partijen van het Energieakkoord hebben overeenstemming bereikt over een nieuwe alternatieve maatregel om 9 Petajoule (PJ) additionele finale energiebesparing te realiseren. Deze maatregel wordt vastgelegd in een Addendum op het MEE-convenant (meerjarenafspraak energie-efficiëntie voor ETS-ondernemingen). De deelnemers aan het MEE-convenant verdelen onderling de 9 PJ besparingsopgave.

Daarnaast hebben de partijen van het Energieakkoord overeenstemming bereikt over een convenant energiebesparing gebouwde omgeving, waarmee 10 PJ additionele energiebesparing wordt gerealiseerd bij huishoudens. Afgesproken is dat huishoudens met een slimme meter vanaf 2018 maandelijks inzicht krijgen in hun energieverbruik. Hiermee kunnen zij gemiddeld 3% besparen op het energieverbruik. Dit levert een voordeel op van gemiddeld € 45 per jaar op de energierekening. Daarnaast krijgen huishoudens meer informatie over inzichtdiensten en -producten, zoals in-home displays, inzicht-apps en slimme thermostaten, en voorlichting over de mogelijkheden van isolatie en duurzame opwekking van warmte en stroom. Voor de jaren 2017 tot en met 2020 wordt voor de investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)-regeling extra budget beschikbaar gesteld. Met de ISDE-regeling wordt de aanschaf van onder meer kleinschalige warmtepompen en zonneboilers gestimuleerd. Daarnaast zal in 2018 opnieuw een tender Windenergie op Zee plaatsvinden waarvoor € 4,5 mld budget is gereserveerd.

Energie-innovatie

De stimulering van innovatie vindt vooral plaats via de Topsector Energie met verschillende regelingen. Het gaat dan om de TKI-tenders van de Topsector Energie, de Hernieuwbare Energieregeling en de Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI). In het najaar van 2017 zal de beleidsevaluatie van de energie-innovatieregelingen gereed zijn. Naast de evaluatie vindt er een nadere uitwerking plaats van de innovatie-inzet in meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s als onderdeel van de transitiepaden per energiefunctionaliteit. De maatschappelijke opgave gericht op CO2-emissiereductie staat centraal voor de innovatie-inzet evenals de verdienkansen.

4.2 Natuur

Nederland heeft zich verplicht aan internationale verdragen voor natuur en biodiversiteit, waarbij we onder de koepel van de Conventie Biologische Diversiteit (CBD) inzetten op essentiële doelen, zoals behoud van gezonde, natuurlijke systemen als basis voor biodiversiteit, herstel van flora en fauna van oceanen en het veiligstellen van migratieroutes van trekvogels. Investeren in natuur draagt ook bij aan een betere verdeling van welvaart en welzijn.

Met het Natuurpact, de Rijksnatuurvisie en met de invoering van de nieuwe wet Natuurbescherming wordt uitvoering gegeven aan het natuurbeleid. De maatregelen uit de Natura 2000-beheerplannen en de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland hebben effect. Het gaat gemiddeld genomen weer beter met de plant- en diersoorten in Nederland. Maar het herstel is beperkt en er zijn soortgroepen en leefgebieden waar de achteruitgang nog niet is gestopt. Natuurherstel vraagt om een lange adem. In 2018 zullen provincies en gemeenten, in lijn met de decentralisatie, samen met natuurorganisaties blijven investeren in de uitvoering van deze maatregelen. Belangrijk is daarbij om natuurbescherming te koppelen aan de voedseltransitie en te verankeren in andere sectoren zoals landbouw, energie, water, infrastructuur en bouw en stedelijke beleid. Voor de grote wateren werkt EZ samen met IenM aan het verbeteren van de kwaliteit van de natuur. Daarvoor wordt de opgave voor de komende jaren per groot water in beeld gebracht.

Uit de evaluatie van het Natuurpact is gebleken dat de landbouw een belangrijke rol speelt bij het behalen van de natuurdoelen. Daarom is een transitie om de landbouw meer natuurinclusief te maken belangrijk, ook in het kader van duurzame landbouw. Op welke manier deze transitie via bijvoorbeeld het GLB ondersteund kan worden, wordt verkend.

4.3 Duurzame productieketens

Als onderdeel van de voedseltransitie is veehouderij onderdeel van een circulair agro-ecosysteem waarin biomassa optimaal wordt ontsloten en hoogproductieve voedselkringlopen duurzaam worden gesloten. Naast voedsel levert de veehouderij andere belangrijke producten voor de samenleving zoals duurzame energie, natuur- en landschapskwaliteit en biobased grondstoffen. Dit vraagt om aanpassing van bestaande en om nieuwe houderijsystemen, waarbij integraal tegelijkertijd verbeteringen worden doorgevoerd op andere maatschappelijke duurzaamheidsthema’s zoals volksgezondheid, milieu en dierenwelzijn. Deze transitie zal in 2018 verder worden vormgegeven.

Sectorspecifieke reductiedoelstellingen in antibioticabeleid

Gezonde dieren zijn de norm, ziekte de uitzondering. Dit uitgangspunt in beleid moet leiden tot een minimaal, verantwoord gebruik van antibiotica wat bijdraagt aan het voorkomen van de ontwikkeling en verspreiding van antibioticaresistentie. De aanpak kenmerkt zich door een verschuiving van generiek naar meer sectorgericht beleid. De diergezondheidsproblematiek die ten grondslag ligt aan het antibioticumgebruik en bijbehorende aanpak loopt in de diverse sectoren sterk uiteen. De sectorgerichte aanpak houdt rekening met deze diversiteit, en zal daarmee bijdragen aan effectievere maatregelen om de diergezondheid en zorgvuldig antibioticumgebruik per sector te versterken. In 2018 zal EZ, in samenwerking met VWS, samen met de veehouders en dierenartsen via deze weg inzetten op verdere reductie van het antibioticumgebruik.

Streven naar een gezonde duurzame bodem

Een gezonde bodem is van belang voor het stimuleren van natuurlijke bodemvruchtbaarheid, optimaliseren van het waterbergend- en vocht leverend vermogen van de bodem en voor het vastleggen van koolstof in de bodem om klimaatdoelstellingen te realiseren. Hiertoe werkt EZ komend jaar aan een bodemstrategie. Daarnaast wil EZ in 2018 bijdragen aan de transitie van de beschikbaarheid van duurzame gewasbeschermingsmiddelen. Het mestbeleid zal gericht zijn op de verbetering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater door het bevorderen van een effectief en efficiënt gebruik van meststoffen in de landbouw. Er zullen maatregelen getroffen worden zodat Nederland voldoet aan de normen voor fosfaat. Onder meer gericht op het behoud van de derogatie, ook in de periode vanaf 2018.

4.4 Mededinging en duurzaamheid

Mededinging en duurzaamheid gaan vaak hand in hand. In een beperkt aantal gevallen kunnen sommige wenselijke initiatieven uit de samenleving tegen de grenzen van het mededingingskader aanlopen. Voor die gevallen kan het wetsvoorstel ruimte voor duurzaamheidsinitiatieven, dat momenteel in voorbereiding is, uitkomst bieden. Daarnaast is EZ in gesprek met de Europese Commissie over ruimte binnen de Europese mededingingskaders.

5. Verbinden

De overheid heeft een rol wanneer verbindingen en de hiermee samenhangende synergie niet vanzelfsprekend uit zichzelf tot stand komen. Vernieuwing komt namelijk voort uit nieuwe verbindingen, de combinatie van bestaande kennis in nieuwe producten en diensten. Dit vraagt om de verbinding van kennis, mensen, faciliteiten en geld. EZ zet met de volgende initiatieven hierop in.

5.1 Verbinding in de regio

Uitvoeren van de regionale functie is een verbindings- en schakelfunctie tussen EZ en regionale partijen door het ambassadeurswerk van vijf regioambassadeurs («ogen en oren van EZ in de regio»). Zo worden regionale partnerschapsprogramma’s voor de economische kerngebieden Brainport Eindhoven en de metropoolregio’s Rotterdam – Den Haag en Amsterdam/Utrecht verder ontwikkeld in 2018. Deze programma’s gaan over de grenzen van de topsectoren en departementen heen, door bijvoorbeeld ook aspecten rond het leef- en woonklimaat, de fysieke infrastructuur en arbeidsmarkt in de agendavorming te betrekken.

5.2 Energie & leefomgeving

De energietransitie heeft alleen kans van slagen als de energievoorziening betrouwbaar, veilig en betaalbaar blijft en maatschappelijk urgentie wordt gevoeld om de energievoorziening te veranderen. Daarom zet EZ via een interbestuurlijke governance aanpak en regionale energiestrategieën in op dialoog met de samenleving. De uitwerking van de Energieagenda naar het INEK is hierin de basis. Regionale energiestrategieën, met oog voor ruimtelijke inpassing, kunnen hier een onderdeel van zijn. Zo leggen we verbindingen tussen partijen, vergroten we onderling begrip, en ontstaat meer besef over de omvang van de energietransitie en acceptatie voor maatregelen die daarvoor nodig zijn.

5.3 Groen onderwijs, kennis en innovatie

Voor de transitie naar een natuurinclusieve landbouw en een duurzaam, robuust en gezond voedselsysteem is kennis en innovatie nodig. Samen met bedrijfsleven en kennisinstituten wordt de nieuwe kennis- en innovatieagenda (2018–2020) van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen uitgevoerd. Tevens worden startups die bijdragen aan oplossingen voor maatschappelijke problemen uitgedaagd, gestimuleerd en ondersteund. Ten slotte geven bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en overheid samen invulling aan de Strategische Ontwikkelagenda Groen Onderwijs om zo mensen met de juiste kennis en vaardigheden op te leiden en bij te scholen.

5.4 Industriële participatie

EZ werkt in 2018 aan het inschakelen van de Nederlandse industrie en instituten bij de productie en ontwikkeling van militair materieel. Op de internationale markt voor defensiematerieel is geen sprake van een gelijk speelveld door interventies door overheden. De ontwikkeling en productie van defensiematerieel is door de technologische hoogwaardigheid en de voortdurende behoefte aan kennis en innovatie een belangrijk onderdeel van de Nederlandse industrie en draagt bij aan de veiligheid van Nederland. Gerichte inzet van het industrieel participatiebeleid leidt tot inschakeling van Nederlandse industrie en instituten bij productie en ontwikkeling van militair materieel voor de (inter-)nationale defensiemarkt.

Belangrijkste beleidsmatige mutaties

UITGAVEN (Bedragen x € 1.000)

Art. nr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Ontwerpbegroting 2017

 

4.943.574

5.106.369

5.677.228

6.337.874

6.245.906

 

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

244.588

126.759

100.963

86.223

76.786

 

Stand Voorjaarsnota 2017

 

5.188.162

5.233.128

5.778.191

6.424.097

6.322.692

 
               

Nieuwe mutaties:

             

Frequentieveiling

1

– 3.900

2.000

1.900

     

Wachtlijsten internationaal onderwijs

2

– 5.350

         

Compensatie General Budget/ Kourou 2016

2

– 13.400

         

Uitfinanciering oude FES-projecten NanoNext.NL en Commit

2

8.000

         

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

2

1.280

5.500

       

Werkgelegenheidsprogramma «Vierkant voor werk»

2

– 3.500

         

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

2

 

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

TNO

2

1.400

4.900

100

     

Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling

2 en 3

12.500

         

Kasschuiven Energie, Telecom en Mededinging

4

2.520

10.160

– 340

– 6.340

– 7.300

1.300

Lening Energie Centrum Nederland (ECN)

4

5.822

         

Windenergie op Zee

4

– 5.501

– 4.368

– 3.345

– 4.533

   

Green Deals

4

4.000

         

Uitfinanciering Hoge Flux reactor (HFR)

4

7.300

         

Fosfaatreductieplan

6

10.640

         

Bekostiging groen onderwijs

7

 

6.200

       

Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer

8

0

– 9.500

– 9.500

– 9.500

– 9.500

– 9.500

Kasschuiven apparaat

40

27.965

8.600

– 12.957

– 12.074

– 11.534

0

Gebaar Q-koortspatiënten

41

– 5.000

         

Cybersecurity

41

 

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Overige mutaties

Div.

– 485

– 665

2.233

1.263

1.754

– 1.900

Stand Ontwerpbegroting 2018

 

5.232.453

5.254.455

5.754.782

6.391.413

6.294.612

6.409.524

Frequentieveiling

Met deze kasschuif wordt het budget voor de uitvoering van de frequentieveiling in het juiste ritme op de begroting gezet. Het veilingtraject beslaat de periode 2017–2019, van voorbereiding tot en met uitvoering veiling en de vergunningverlening. Het gehele uitvoeringsbudget stond voor 2017 gereserveerd.

Wachtlijsten internationaal onderwijs

Dit betreft een decentralisatie-uitkering aan de gemeente Amsterdam (€ 4,4 mln) en Den Haag (€ 0,95 mln) voor het wegwerken van de wachtlijsten voor internationaal onderwijs.

Compensatie General Budget/Kourou 2016

Bij de tweede suppletoire begroting 2016 is het ruimtevaartbudget verhoogd met € 13,4 mln ten behoeve van de verplichte ESA-bijdragen in het kader General Budget en Kourou voor 2017. Deze middelen worden in mindering gebracht van het ruimtevaartbudget in 2017.

Uitfinanciering oude FES-projecten Nanonext.NL en Commit

Vanwege een gewijzigd kasritme in de afgelopen jaren zijn er in 2017 extra middelen nodig voor de uitfinanciering van de oude FES-projecten Nanonext-NL en Commit.

Generale Digitale Infrastructuur (GDI)

Dit betreft bijdragen uit de aanvullende post voor de GDI voor doorontwikkeling van de berichtenvoorziening in 2017 en voor de kosten van beheer, toezicht en doorontwikkeling van het stelsel elektronische toegangsdiensten (ETD-stelsel) in 2018.

Werkgelegenheidsprogramma «Vierkant voor Werk»

Ter stimulering van het werkgelegenheidsprogramma «Vierkant voor Werk» wordt € 3,5 mln overgemaakt naar de provincie Drenthe.

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

Als gevolg van het beëindigen van de GSF-regeling per 1 juli 2017 wordt de raming voor de uitgaven en ontvangsten verlaagd.

TNO

De mutatie betreft het overboeken van in totaal € 2,7 mln voor de jaren 2017–2019 van het Ministerie van Veiligheid en Justitie naar EZ om, in aanvulling op het reeds lopende Vraaggestuurd Programma Veilige Maatschappij van TNO, aanvullende kennisopbouw programma’s te starten. Daarnaast betreft het de bijdrage van € 3,7 mln in 2018 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kader van het aanvullend programma van TNO op het Maatschappelijke Thema Arbeid en Gezondheid.

Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling

Dit betreft de generale bijdrage voor het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling (TK, 29 697, nr. 35).

Kasschuiven Energie, Telecom en Mededinging

Dit betreffen enkele kasschuiven op het terrein van het Directoraat Generaal Energie, Telecom en Mededinging om het kasbudget in het juiste ritme op de begroting te krijgen. Het betreft de projecten Triasboring in het Westland en monitoring en verminderen van de gevolgen van de Mijnbouw in Limburg. Daarnaast wordt het kasritme aangepast voor de uitkoopregeling voor eigenaren onder hoogspanningsmasten en de subsidie DEI.

Lening Energie Centrum Nederland (ECN)

In oktober 2014 is aan Energie Centrum Nederland een lening verstrekt ten behoeve van het herstelplan van de Hoge Flux Reactor. Afgesproken is dat de benodigde middelen ten laste komen van het generale beeld. Volgens de meest recente inzichten zal er in 2017 ten laste van de lening een bedrag van € 15 mln dienen te worden opgenomen. Daarom zal het beschikbare kasbudget in 2017 worden aangevuld met € 5,8 mln ten laste van het generale beeld.

Windenergie op Zee

EZ draagt bij aan de kosten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu voor het project Windenergie op Zee voor de jaren 2017 tot en met 2020.

Green Deals

Voor het onderzoeks- en demonstratieproject Ambigo, gericht op het omzetten van biomassa in groen gas, zijn deze middelen uitgetrokken.

Uitfinanciering Hoge Flux Reactor (HFR)

De bijdrage aan de HFR is in 2016 niet tot uitbetaling gekomen. Deze betaling zal nu naar verwachting in 2017 alsnog plaatsvinden.

Fosfaatreductieplan

Dit betreft de bijdrage van ZuivelNL aan de uitvoeringskosten die RVO.nl maakt in het kader van de uitvoering Regeling fosfaatreductieplan 2017.

Bekostiging groen onderwijs

Er is sprake van een tegenvaller in de raming van de bekostiging groen onderwijs, onder andere door stijgende leerlingenaantallen. In lijn met behandeling OCW-begroting, wordt EZ voor het jaar 2018 gecompenseerd (€ 6,2 mln).

Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer

Als gevolg van de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies wordt het budget voor de uitvoering van de controles in het kader van agrarisch natuur- en landschapsbeheer door de NVWA overgeheveld naar het provinciefonds.

Kasschuiven apparaat

Dit betreft een kasschuif op het apparaat die voornamelijk ingezet wordt voor ICT-uitgaven waaronder de overgang naar de Cloudwerkplek voor de dienstonderdelen van EZ (Kerndepartement, DICTU, RVO.nl, NVWA, AT en SodM).

Gebaar Q-koortspatiënten

Het kabinet wil komen tot een vorm van tegemoetkoming als gebaar ter erkenning van de grote gevolgen die Q-koortspatiënten hebben ondervonden (TK, 25 295, nr. 42). Er zijn daarbij nog veel uitvoeringsvragen zoals het type en omvang van de tegemoetkoming en de afbakening van de patiëntengroep. Het huidige kabinet zal de voorbereiding van de besluitvorming ter hand nemen, opdat het nieuwe kabinet over de precieze vormgeving en invulling kan besluiten. In totaal is er € 10 mln beschikbaar voor de periode 2018–2020, waarbij zowel VWS als EZ € 5 mln bijdraagt. De EZ-bijdrage van € 5 mln wordt in 2017 overgeheveld naar de VWS-begroting.

Cybersecurity

Het kabinet heeft totaal € 26 mln beschikbaar gesteld voor het aanpakken van cyberspionage en -sabotage, de bestrijding van cybercrime, en het opzetten van een Digital Trust Centre (DTC) om MKB-bedrijven in staat te stellen hun eigen cybersecurity te organiseren. Hiervan komt € 2,5 mln beschikbaar op de EZ-begroting. Deze middelen zijn vooralsnog geraamd op artikel 41 (Nominaal en onvoorzien).

Mutatie op de aanvullende post

Bijdrage Nederlandse- Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)

Om de NVWA beter in staat te stellen haar rol als autoriteit uit te oefenen heeft het kabinet voor 2018 € 25 mln extra beschikbaar gesteld. In afwachting op de nadere uitwerking zijn de middelen geraamd op de aanvullende post.

ONTVANGSTEN (Bedragen x € 1.000)

Art. nr.

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Ontwerpbegroting 2017

 

3.770.862

4.044.851

4.690.172

5.259.541

5.161.697

 

Mutaties Voorjaarsnota 2017

 

– 211.635

– 244.483

– 343.914

– 345.129

– 343.776

 

Stand Voorjaarsnota 2017

 

3.559.227

3.800.368

4.346.258

4.914.412

4.817.921

 
               

Nieuwe mutaties:

             

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering

2

10.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

Diverse ontvangsten Bedrijfsleven en Innovatie

2

1.680

2.500

       

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

3

10.000

         

Aardgasbaten

4

– 200.000

– 250.000

– 250.000

– 250.000

– 250.000

– 250.000

Fosfaatreductieplan

6

10.640

         

Suikerheffing

6

 

– 10.000

– 10.000

– 10.000

– 10.000

– 10.000

Overige mutaties

 

1.476

1.169

1.169

1.119

1.119

1.119

Stand Ontwerpbegroting 2018

 

3.393.023

3.540.037

4.083.427

4.651.531

4.555.040

4.658.019

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering

De horizon van de garantieregeling Scheepsnieuwbouwfaciliteit (GSF) was 1 juli 2017. Op basis van de ervaringen met de regeling en de externe evaluatie door SEO Economisch Onderzoek, was er geen basis voor verlenging van de GSF. De regeling is daarom per 1 juli 2017 beëindigd. De € 10 mln in de begrotingsreserve GSF valt vrij en de raming van de uitgaven en ontvangsten wordt vanaf 2018 met € 4 mln per jaar verlaagd.

Diverse ontvangsten Bedrijfsleven en Innovatie

De hogere ontvangsten in 2017 hebben in het bijzonder betrekking op de terugbetaling in het kader van de opdracht aan RVO.nl voor 2015 (€ 1 mln), de opdracht aan het Netherlands Space Office (NSO) voor 2015 (€ 0,3 mln) en de afwikkeling van subsidies regionale economie (€ 0,4 mln). De hogere ontvangsten in 2018 hebben betrekking op een hogere raming van de octrooiontvangsten.

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

Dit betreft de raming van € 10 mln te ontvangen dividend van de Noordelijke Ontwikkelingsmaatschappij (NOM). Bij 2e suppletoire begroting 2016 werd de ontvangst van € 10 mln dividend in 2016 doorgeschoven naar 2017.

Aardgasbaten

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2017 is de gasprijs licht gedaald en zijn de kosten voor de winning toegenomen. De totale productie zal naar verwachting licht dalen door lagere productie van de kleine velden en de gasbergingen.

Fosfaatreductieplan

Dit betreft de bijdrage van ZuivelNL aan de uitvoeringskosten die RVO.nl maakt in het kader van de uitvoering Regeling fosfaatreductieplan 2017.

Suikerheffing

De suikerheffing wordt opgelegd als een producent het toegestane quotum overschrijdt. Deze heffing stopt per 1 oktober 2017. Met ingang van 2018 worden daarom de ontvangsten met structureel € 10 mln per jaar verlaagd.

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven

Overzicht niet-juridisch verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x € 1.000)

Art.nr.

Naam artikel

(€ tot. Uitg. art.)

Juridisch verplichte uitgaven

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de belangrijkste niet-juridisch verplichte uitgaven

1

Goed functionerende economie en markten

(€ 186.299)

€ 178.399

(96%)

€ 7.900

(4%)

• Onderzoek en opdrachten (€ 656).

• Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid (€ 4.793).

• Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

(€ 2.451).

2

Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

(€ 854.865)

€ 747.930

(87%)

€ 106.935

(13%)

• Subsidies (€ 24.961), waarvan MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (€ 13.944), Eurostars (€ 4.058), Bijdrage aan ROM’s

(€ 5.380).

• Opdrachten (€ 14.993), waarvan Onderzoek en opdrachten (€ 2.229), ICT beleid (€ 3.235), opstartkosten Invest-NL i.o. (€ 7.657).

• Bijdragen aan agentschappen (€ 12.089), waarvan Projectontwikkeling Invest-NL i.o. (€ 12.000).

• Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 54.892), waarvan Internationaal innoveren

(€ 5.422), TKI-toeslag (€ 25.874), Ruimtevaart ESA (€ 19.217).

3

Toekomstfonds

(€ 189.595)

€ 126.705

(67%)

€ 62.890

(33%)

• Leningen (€ 62.890), waarvan Innovatiekrediet

(€ 18.289), Risicokapitaal Seed (€ 16.297), investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (€ 5.000), vroege fase financiering (€ 12.582).

4

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

(€ 2.187.002)

€ 1.876.062

(86%)

€ 310.940

(14%)

• Subsidies (€ 245.211), waarvan Topsectoren Energie (€ 9.154), SDE+ (€ 143.564), ETS-compensatie (€ 62.000), Energieakkoord (€ 29.200).

• Garanties; Storting begrotingsreserve Geothermie (€ 4.700).

• Opdrachten (€ 10.589), waarvan O&O Bodembeheer (€ 4.841), Onderzoek en opdrachten (€ 5.748).

• Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s (€ 3.426)

• Bijdragen aan mede-overeheden; Uitkoop en verkabeling (€ 36.440).

• Bijdragen aan (inter)nationale organisaties (€ 10.574), waarvan bijdrage aan diverse instituten

(€ 1.031) en Bijdrage aan ECN (€ 9.543).

5

Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen (€ 38.760)

€ 0

(0%)

€ 38.760

(100%)

Zie budgettaire tabel van artikel 5.

6

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens (€ 540.378)

€ 526.431

(97%)

€ 13.947

(3%)

• Garanties; verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit

(€ 625).

• Opdrachten (€ 10.472), waarvan Voedselagenda

(€ 5.491), Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie (€ 2.565), Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

(€ 844).

• Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s (€ 2.850), waarvan ZBO Wageningen Research (€ 2.491).

7

Groen onderwijs van hoge kwaliteit (€ 809.377)

€ 809.377

(100%)

€ 0

(0%)

Geen sprake van niet-juridisch verplichte uitgaven

8

Natuur en biodiversiteit

(€ 105.204)

€ 94.398

(90%)

€ 10.806

(10%)

• Subsidies (€ 383), waarvan Natuur en biodiversiteit op land (€ 363).

• Opdrachten (€ 10.423), waarvan Natuur en biodiversiteit Grote Wateren (€ 2.322), Vermaatschappelijking Natuur en biodiversiteit (€ 2.842), Internationale samenwerking (€ 2.233), Natuur en biodiversiteit op land (€ 2.166).

Totaal aan niet verplichte uitgaven

 

€ 552.178

 

Meerjarenplanning beleidsdoorlichtingen

Artikel

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Geheel artikel?

1

Goed functionerende economie en markten

X

       

X

 

Ja

2

Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

       

X

   

Ja

3

Toekomstfonds

       

X

   

Ja

4

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

       

X

   

Ja

5

Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen

         

X

 

Ja

6

Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

     

X

     

Ja

7

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

     

X

     

Ja

8

Natuur en biodiversiteit

         

X

 

Ja

Artikel 1: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 11 is op 28 april 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 31). Met afronding van deze beleidsdoorlichting zijn in een tijdsbestek van 2014–2016 alle artikelen van de EZ-begroting doorgelicht en aan de Tweede Kamer aangeboden. De nieuwe planning staat in bovenstaande tabel vermeld.

Artikel 2: De beleidsdoorlichting van voormalige artikelen 12 en 13 is gezamenlijk uitgevoerd en op 13 mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 23).

Artikel 3: Dit artikel (voormalig artikel 19, in 2015 aan de begroting toegevoegd) zal voor het eerst in 2020 worden doorgelicht.

Artikel 4: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 14 (energie) is op 19 december 2014 naar de Tweede Kamer gestuurd (TK, 30 991, nr. 17). Dit betrof een ex-post beleidsdoorlichting over de periode 2007–2012. De volgende beleidsdoorlichting zal logischerwijs dan de periode 2013–2018 beslaan en in 2019/2020 worden uitgevoerd.

Artikel 5: Dit artikel is in 2016 aan de EZ-begroting toegevoegd en zal voor het eerst in 2021 worden doorgelicht.

Artikel 6: Het Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) agro-, visserij-, en voedselketens is geïntegreerd met de geplande beleidsdoorlichting van voormalig artikel 16. Het IBO is 26 juni 2015 met de kabinetsreactie aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 25).

Artikel 7: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 17 is op 2 juni 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 11).

Artikel 8: De beleidsdoorlichting van voormalig artikel 18 is op 24 december 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden (TK, 30 991, nr. 29).

Voor het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen, klik op deze link

http://www.rijksbegroting.nl/beleidsevaluaties/evaluaties-en-beleidsdoorlichtingen/2016/evaluatie-en-overig-onderzoek/xiii-economische-zaken-en-diergezondheidsfonds.

Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 5 «Evaluatie- en overig onderzoek». In 2018 zijn voor EZ geen beleidsdoorlichtingen voorzien.

Overzicht risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Geraamd te verlenen 2018

Geraamd te vervallen 2018

Uitstaande garanties 2018

Garantieplafond 2018

Totaal plafond

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

BMKB

1.827.015

765.000

547.407

2.044.608

765.000

547.623

2.261.985

765.000

 
 

Garantie Ondernemingsfinanciering

566.263

400.000

170.804

795.459

400.000

219.011

976.448

400.000

 
 

Groeifaciliteit

121.590

135.000

11.965

244.625

135.000

14.500

365.125

135.000

 
 

Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfaciliteit

42.040

0

42.040

0

0

0

0

0

 
 

MKB financiering

25.0001

43.200

0

68.200

200.000

0

268.200

 

268.200

 

Qredits

99.700

13.300

2.400

110.600

0

0

110.600

 

113.000

                     

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aardwarmte

73.940

66.600

13.160

127.380

66.600

19.130

174.850

66.600

 
                     

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Borgstelling MKB Landbouwkredieten

318.812

120.000

20.000

418.812

120.000

20.000

518.812

120.000

 
                     

Artikel 8 Natuur en biodiversiteit

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

383.585

0

16.600

366.985

0

17.000

349.985

 

383.585

 

Totaal

3.457.945

1.543.100

824.376

4.176.669

1.686.600

837.264

5.026.005

1.486.600

764.785

X Noot
1

Per abuis niet opgenomen in het Jaarverslag 2016.

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000) «Saldo» bestaat uit «uitgaven» (schadebetalingen) en «ontvangsten» (premie ontvangsten)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2016

Ontvangsten2016

Stand risicovoorziening 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten2017

Stand risicovoorziening 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten2018

Stand risicovoorziening 2018

Saldo 2018

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

BMKB

34.972

35.572

58.633

600

41.658

33.000

58.633

– 8.658

41.674

33.000

58.633

– 8.674

 

Garantie Ondernemingsfinanciering

2.056

9.653

60.112

7.597

9.945

13.000

60.112

3.055

6.745

13.000

60.112

6.255

 

Groeifaciliteit

6.057

4.376

16.169

– 1.681

8.850

8.000

16.169

– 850

8.850

8.000

16.169

– 850

 

Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfaciliteit

 

127

10.136

127

3.591

4.000

0

409

       
 

MKB financiering

   

9.000

     

9.000

     

9.000

 
 

Qredits

                       
                           

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aardwarmte

1.204

1.012

21.740

– 192

2.525

2.500

21.716

– 25

 

4.700

26.416

4.700

                           

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Borgstelling MKB Landbouwkredieten

3.644

2.008

13.535

– 1.636

3.100

2.400

12.866

– 700

3.125

2.925

14.703

– 200

                           

Artikel 8 Natuur en biodiversiteit

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

       
 

Totaal

47.933

52.748

189.325

4.815

69.669

62.900

178.496

– 6.769

60.394

61.625

183.318

1.231

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB biedt zowel banken als niet-bancaire financiers een borgstelling voor leningen aan midden- en kleinbedrijven (≤ 250 werknemers) voor zover deze bedrijven onvoldoende zekerheden kunnen bieden aan de bank. Het knelpunt dat met de BMKB wordt bestreden is het verschijnsel dat in de kern gezond MKB – met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit – niet of onvoldoende in een kredietbehoefte kan voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand).

De gemiddelde eenmalige premie die voor het borgstellingskrediet wordt betaald is per 1 januari 2017 4,8%. De premie is afhankelijk van de looptijd van het bedrijfsborgstellingskrediet. Er zal gedifferentieerd worden tussen de premies voor enerzijds startende en gevestigde bedrijven (gemiddeld 4,65%) en anderzijds voor innovatieve bedrijven (gemiddeld 6,65%). Hierbij wordt de mogelijkheid geboden de premiebetaling gedeeltelijk over de looptijd van het krediet te voldoen. De premie is niet kostendekkend. Op de begroting is structureel € 10,5 mln (inclusief de uitvoeringskosten) beschikbaar ter afdekking van de schades die niet door premie-ontvangsten worden gedekt.

Er is een begrotingsreserve (risicovoorziening) voor de BMKB waardoor een verevening mogelijk is van premie-inkomsten en schade-uitgaven over een reeks van jaren. De regeling is namelijk conjunctuurgevoelig (in tijden van krimp en recessie hogere verliezen) waardoor uitgaven en inkomsten kunnen fluctueren.

De horizonbepaling voor de BMKB is juli 2022. De volgende evaluatie zal in 2021 plaatsvinden.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO-regeling is bestemd voor ondernemers die financiering willen aantrekken bij banken en is gericht op (middel)grote ondernemingen met substantiële activiteiten in Nederland en met bevredigende rentabiliteits- en continuïteitsperspectieven. De GO regeling biedt banken de mogelijkheid om nieuwe bankleningen te verstrekken en/of bankgaranties af te geven van minimaal € 1,5 mln en maximaal € 50 mln (tot ultimo 2017 € 150 mln) met een garantie van 50% door de overheid. De overheid deelt mee in de opbrengsten uit zekerheden. De GO is door het huidige kabinet structureel gemaakt met een jaarlijks garantieplafond van € 400 mln.

Het kredietbeheer ligt primair bij de bank. De bank heeft geen ander belang bij de betaling van rente en aflossing dan de overheid. Naast de 50% garantie van de overheid draagt de bank namelijk zelf eveneens 50% risico. RVO.nl beoordeelt de kredietaanvragen en wijziging van kredieten. Daarnaast is een kredietcommissie met externe deskundigen geïnstalleerd, die de kredietvoorstellen eveneens beoordeelt. De Commissie toetst – additioneel aan RVO.nl – het risico van het betreffende voorstel en bij fiattering wordt de premie bepaald op basis van het te lopen risico.

De premie bestaat in hoofdzaak uit de provisie op de rentemarge voor het debiteurenrisico van de bank onder aftrek van 0,25% die de bank voor haar beheersactiviteiten mag behouden. Andere bronnen van inkomsten zijn bijvoorbeeld afsluitprovisies en fees die ten gunste van bank en overheid komen. Uitgangspunt is dat de GO-regeling kostendekkend is. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar worden afgestort naar dan wel onttrokken aan de begrotingsreserve.

GO Energie Transitie Financierings Faciliteit

In 2017 is de pilot GO ETFF voor in beginsel twee jaar opengesteld. De GO ETFF heeft als doel bij te dragen aan het (versneld) realiseren van de ambities inzake de energietransitie door het verstrekken van risicodragend vermogen in de vorm van achtergestelde leningen. Voorbeelden zijn geothermie, decentrale opwekking, energiebesparing in de gebouwde omgeving en de circulaire economie. Voor de financieringen vanuit de GO ETFF kan in de pilotfase € 80 mln aan overheidsgarantie worden verstrekt (onderdeel van het totale GO-plafond van € 400 mln). De GO ETFF vormt een aparte subsidiemodule naast de bestaande subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering en is kostendekkend van opzet.

De horizonbepaling voor de GO is 1 juli 2020. De volgende evaluatie zal in 2019 plaatsvinden.

Groeifaciliteit

De regeling Groeifaciliteit helpt bedrijven bij het aantrekken van risicodragend vermogen door garanties te geven op achtergestelde leningen verstrekt door banken en op aandelen verstrekt door participatiemaatschappijen aan ondernemingen. De Groeifaciliteit kan ondernemingen in een groeifase, bij bedrijfsovernames en bij herstructureringen helpen bij het aantrekken van risicokapitaal. De regeling wordt ook opengesteld voor bedrijven uit de agrosector.

Alleen deelnemende financiers kunnen een garantieaanvraag bij de overheid indienen. De maximumgarantie van de overheid is 50%, dat bij participaties neerkomt op maximaal € 12,5 mln en bij bancaire achtergestelde leningen op maximaal € 2,5 mln.

Financiers betalen om de garantie te verwerven in ieder geval een eenmalige premie van 1% van het garantiebedrag vooraf en vervolgens een premie over het uitstaande garantiebedrag. Voor participaties is voorzichtigheidshalve uitgegaan van 3% per jaar en voor achtergestelde leningen 2,5%. Het uitgangspunt is dat de Groeifaciliteit hiermee kostendekkend is. Deze jaarlijkse premie kan gedurende de looptijd van de garantiemaatregel worden herzien en zo nodig naar boven worden bijgesteld om ervoor te zorgen dat de premies de kosten van de regeling blijven dekken. Een eventueel verschil tussen premieontvangsten, schades en uitvoeringskosten in enig jaar wordt met ingang van 2014 afgestort in de begrotingsreserve.

De horizonbepaling voor de Groeifaciliteit is 1 juli 2020. De eerstvolgende evaluatie zal in 2018 worden uitgevoerd.

Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfaciliteit

De horizon van de garantieregeling Scheepsnieuwbouwfaciliteit (GSF) was 1 juli 2017. De regeling is met oog daarop begin 2017 geëvalueerd. Op basis van de ervaringen met de regeling en de externe evaluatie door SEO Economisch Onderzoek, was er geen basis voor een verlenging van de GSF. De regeling is daarom per 1 juli 2017 beëindigd.

MKB-financiering

In het aanvullend actieplan MKB-financiering van 8 juli 2014 heeft het kabinet aangekondigd een garantiebedrag van € 400 mln ter beschikking te stellen om de funding van nieuwe aanbieders van MKB-financiering mogelijk te maken. Naast alle andere initiatieven en plannen was er behoefte aan nieuwe financiers en nieuwe financieringsmogelijkheden voor het verstrekken van vreemd vermogen aan het MKB. Het vinden van funding voor deze nieuwe mogelijkheden is echter, bij gebrek aan voldoende track-record van dergelijke financiers, lastig. Met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering is er daarom voor goede initiatieven ruimte beschikbaar om die funding te vereenvoudigen met behulp van een overheidsgarantie. Een overheidsgarantie zal kostendekkend moeten zijn en geen staatssteun mogen inhouden. In 2016 is in dit kader de eerste garantie van € 25 mln verstrekt. In 2017 zijn er inmiddels ook twee garanties verstrekt van in totaal ruim € 43 mln. Met een partij wordt nog onderhandeld over een mogelijk garantie. Er is een begrotingsreserve voor de verevening van premie-inkomsten en schade-uitgaven.

Qredits

Dit betreft een eenmalige garantie van € 13 mln ten behoeve van de Bank Nederlandse Gemeenten in het kader van de funding van Qredits met € 15 mln voor het verstrekken van microkredieten. Voor deze garantie is geen premie verschuldigd. Daarnaast is een eenmalige garantie verstrekt aan de Europese Investeringsbank van € 86,7 mln voor de funding van Qredits met € 100 mln voor de verstrekking van micro- en MKB-krediet. Voor deze garantie is een premie van 0,4% verschuldigd.

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Aardwarmte

Aardwarmte wordt gezien als een kosteneffectieve duurzame energiebron met potentie. Het draagt bij aan het halen van de duurzame energiedoelstelling van Nederland. Binnen de SDE+ is het één van de gunstigste opties. Aardwarmte is tevens een belangrijke optie voor het behalen van energie- en klimaatdoelen. Stimuleren van aardwarmte is een prioriteit uit het energieakkoord, de warmtevisie, de beleidsbrief tuinbouw en de meerjarenafspraak energietransitie glastuinbouw 2014–2020.

Het doel van de garantieregeling aardwarmte is het afdekken van het geologisch risico dat het boren van de putten voor de toepassing van aardwarmte, niet succesvol is. Het gaat om het risico dat de volgens het plan aangeboorde aardlaag minder warm water productie oplevert en/of water van lagere temperatuur oplevert dan op basis van een gedegen geologisch vooronderzoek verwacht werd.

Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is nog steeds een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. Door dit risico af te dekken wordt de toepassing van aardwarmte gestimuleerd. De garantieregeling dekt het risico dat een boring niet in een goede watervoerende laag uitkomt, waardoor het vermogen dat vooraf verwacht werd, niet wordt behaald. In dat geval wordt voor een deel van de gemaakte kosten een subsidie uitgekeerd, gerelateerd naar de mate waarin de aardwarmteboring mislukt is.

Er wordt een premie van 7% gevraagd.

De garantie wordt uitgekeerd wanneer projecten (deels) mislukken. Met de garantstelling worden projecten uitgelokt met een relatief klein risico (eis 90% slaagkans). Het verwacht vermogen dat aan de bodem onttrokken wordt (dit is het vermogen dat bij de aanvraag is opgegeven) is maximaal het vermogen dat met 90% zekerheid aan de ondergrond kan worden onttrokken (op basis van een locatiespecifiek geologisch onderzoek dat moet zijn opgesteld door een ISO 9001 gecertificeerde onderneming)

EZ maakt een garantieplafond en het maximaal te garanderen bedrag per boring bekend. EZ neemt binnen acht weken na de indiendatum een besluit op de aanvraag. De aanvrager moet binnen 6 maanden na goedkeuring van de aanvraag starten met het boorproject. Na de aanvang van de aardwarmteboring heeft de aanvrager een jaar voor de voltooiing. Het aardwarmteproject moet binnen twee jaar leiden tot toepassing van aardwarmte in Nederland.

De premieontvangsten worden gestort in de begrotingsreserve. Eventuele schade-uitkeringen komen ten laste van deze reserve. In 2016 is de garantieregeling geëvalueerd, het onderzoeksrapport is in juli 2016 samen met het bijgestelde toetsingskader aan de Tweede Kamer aangeboden. De horizonbepaling is 2020.

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL)

De Garantieregeling Landbouw (GL) is vervangen door de regeling Borgstelling MKB Landbouwkredieten (BL). Met deze garantieregeling kunnen banken een borgstelling aan land- en tuinbouwondernemers verstrekken indien deze bedrijven voor leningen onvoldoende zekerheden bieden aan de bank. Het knelpunt dat met deze borgstelling wordt bestreden is het verschijnsel dat in de kern gezond bedrijven – met voldoende zicht op rentabiliteit en continuïteit – niet of onvoldoende in hun kredietbehoefte kunnen voorzien door een tekort aan zekerheden (onderpand).

De totale borgstelling voor een onderneming kan maximaal 70% van € 2,5 mln bedragen. De borgstellingslening is maximaal 2/3 van de benodigde investering, waardoor de borgstelling maximaal 46,6% van de benodigde financiering bedraagt. De borgstelling wordt alleen verleend voor «fresh money», dat wil zeggen nieuwe leningen ten behoeve van de (door-)ontwikkeling van een bedrijf.

De BL kent drie varianten:

  • BL basis: Maximale garantstelling 70% van € 1,2 mln.

  • BL starters/overnemers: Maximale garantstelling 70% (als bij basis of plus), maar tegen verlaagde provisie van 1%.

  • BL plus: Maximale garantstelling 70% van € 2,5 mln. De investeringen die in aanmerking komen zijn Groen Label Kassen (GLK), duurzame stallen die voldoen aan de Maatlat Duurzame Veehouderij (MDV en landbouwinnovaties.

Voor deze drie varianten tezamen is het garantieplafond van de overheid € 120 mln.

Nieuwe elementen in de BL ten opzichte van de GL zijn:

  • De mogelijkheid om omschakelkapitaal voor de transitie van de bedrijfsvoering van een gangbaar naar een biologische gecertificeerd agrarisch productiebedrijf onder de borgstelling te brengen

  • Landbouwinnovaties onder de plus-borgstelling (eerder aangekondigd als Garantstelling Marktintroductie Innovaties – GMI)

De provisie voor de BL bedraagt eenmalig 3% van het te lenen bedrag of 1% indien het een starter of een overnemer betreft. De provisie wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen. Jaarlijks worden de premieontvangsten en een bijdrage van EZ in de begrotingsreserve gestort. Het geld uit de begrotingsreserve wordt gebruikt om verliesdeclaraties te betalen.

De horizonbepaling voor de BL is 1 januari 2022. In 2018 zal de Garantstelling Landbouw geëvalueerd worden.

Artikel 8 Natuur en biodiversiteit

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

Het betreft het garant staan voor de leningen die aangetrokken zijn via het Groenfonds voor het realiseren van de EHS-gronden. Deze gronden zijn opgegaan in het Natuur Netwerk Nederland.

Overzicht uitstaande leningen per ultimo 2016

Bedragen x € 1.000

Artikel

Omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd

Lening

Rente

percentage

Wijze van

aflossing

Artikel 2

Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

Microkrediet Nederland

46.698

tot en met 2036

0%

vanaf 2031

Artikel 4

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Energieonderzoek Centrum Nederland

38.008

tot en met 2023

2,85%

vanaf 2018

Artikel 4

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Pallas

11.646

tot en met 2018

1,5%

uiterlijk 2019

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Research

33.553

tot en met 2028

4,5%

jaarlijks

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Research

25.990

tot en met 2028

4,5%

jaarlijks

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Research

13.155

tot en met 2030

5,2%

jaarlijks

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Wageningen Research

2.767

tot en met 2031

5,0%

jaarlijks

Deze leningen zijn verstrekt in de context van de genoemde beleidsartikelen.

Overzichtstabel bedrijfslevenbeleid en topsectoren

De tabel bevat een meerjarig overzicht van de middelen die in 2017–2022 beschikbaar zijn binnen de begrotingen van een aantal departementen voor het bedrijvenbeleid en de topsectoren. De indeling van de tabel geeft inzicht in de samenhang tussen de verschillende onderdelen. Voor een groot deel betreft dit het innovatiebeleid, dat uit een generieke pijler en een specifieke pijler bestaat. Het generieke beleid ondersteunt innovatie voor alle bedrijven, binnen en buiten de topsectoren (tabel A1 en A2). Ook de bijdrage van Buitenlandse Zaken (A3) is generiek van aard. De kern van het specifieke beleid is publiek-private samenwerking (PPS, tabel B1 en B2). Door een intensievere samenwerking tussen de excellente Nederlandse publieke kennisinfrastructuur en de bedrijven vindt de kennis beter zijn weg in innovatieve producten. PPS wordt gestimuleerd met de PPS-toeslag en de MIT. Internationale PPS wordt mogelijk gemaakt dankzij EU-cofinanciering (B2), daarnaast door de Innovatie Attachés en technologiemissies. Via het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds is in totaal € 100 mln beschikbaar voor hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten en (publiek- private samenwerking) op specifieke thema’s. Opbrengsten uit deze investeringen vloeien terug in het fonds. Onderdeel C bevat de instrumenten voor aansluiting van onderwijs op de arbeidsmarkt en tot slot bestaat onderdeel D uit verschillende specifieke bijdragen van departementen aan voor hun relevante topsectoren.

In de tabel is ook aangegeven op welk begrotingsartikel de middelen op de departementale begrotingen staan. Daar zijn de hier getoonde reeksen vaak niet één op één terug te vinden, omdat hier alleen de middelen zijn getoond die samenhangen met het bedrijfslevenbeleid en topsectoren. Een afnemend deel van de middelen is reeds belegd met uitgaven voor lopende programma’s. De verantwoording over dit budget vindt plaats via de reguliere begrotingscyclus via de desbetreffende departementale begrotingen.

(kasbedragen x € 1 mln)

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Departement

Artikel

I Generiek

               
                 

A1. Ondernemerschap en innovatie

181

155

153

162

161

147

   

Financieringsinstrumenten Toekomstfonds

181

155

153

162

161

147

EZ

3

                 

A2. Fiscale maatregelen

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

1.213

   

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

8

8

8

8

8

8

EZ/FIN

2, Belastingplan

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO)

1.205

1.205

1.205

1.205

1.205

1.205

 

2, Belastingplan

                 

A3. Internationaal

269

258

200

159

240

126

   

Internationaal ondernemen en ontwikkelingssamenwerking

161

144

145

132

132

126

BH/OS

1,2,3

Dutch Good Growth Fund (DGGF)

108

114

55

27

108

0

BH/OS

1

                 

II Specifiek voor topsectoren

               
                 

B1. Kennis en innovatie

547

539

543

540

540

541

   

NWO

275

275

275

275

275

275

OCW/

EZ

16

NWO-TTW

22

19

25

23

23

24

EZ

2

KNAW

14

14

14

14

14

14

OCW

16

Toegepast onderzoek (TO2: TNO, Wageningen Research, Marin, ECN, NLR, Deltares)

192

187

185

184

184

184

EZ

2,4,6

Profilering kennisinfrastructuur

44

44

44

44

44

44

OCW

16

                 

B2. Innovatie en PPS

242

227

232

222

221

216

   

PPS-toeslag

101

108

115

120

120

120

EZ

2

MKB Innovatiestimuleringsregeling Topsectoren

29

29

29

29

29

29

EZ

2

Europese Cofinanciering, afloop FES en innovatieprogramma’s1

79

62

64

62

62

62

EZ

2

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek

33

28

24

11

10

5

EZ

3

                 

C. Onderwijs en arbeidsmarkt

54

45

0

0

0

0

   

Professionele masters

7

0

0

0

0

0

OCW

6

Centra voor Innovatief vakmanschap

3

0

0

0

0

0

OCW/EZ

4

Centers of Expertise

19

20

0

0

0

0

OCW

6

Regionaal investeringsfonds MBO2

25

25

0

0

0

0

OCW

4

                 

D. Specifieke bijdragen departementen

246

255

264

233

167

156

   

VWS: Life Sciences & Health/zorg

65

65

65

60

60

60

VWS

1, 2, 4, kader Zorg

EZ: Energie-innovatie (excl. ECN)

114

125

135

135

99

88

EZ

4

IenM: Logistiek3

26

22

21

18

0

0

IenM

divers H-XII, IF en DF

IenM: Water

21

23

23

0

0

0

IenM

divers H-XII, IF en DF

OCW: Creatief4

12

12

12

12

0

0

OCW

14

Defensie

8

8

8

8

8

8

DEF

6

                 

Totaal

2.752

2.692

2.605

2.529

2.542

2.399

   
X Noot
1

Voor een totaalbedrag van cofinanciering KP7 en H2020 wordt verwezen naar Bijlage 7.6 Europese geldstromen, paragraaf 5 Horizon 2020.

X Noot
2

Een deel van het geld van het regionaal investeringsfonds gaat ook naar publiek-private samenwerkingsverbanden buiten de topsectoren.

X Noot
3

Voorbehoud voor de bijdrage vanuit IenM is dat deze alleen vrijkomt voor de door IenM goedgekeurde concrete projectvoorstellen vanuit de sector.

X Noot
4

De reeksen Creatief liggen vast in de BIS (2017–2020).

3. Beleidsartikelen

1 Goed functionerende economie en markten

Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een goed functionerende economie en goed functionerende markten, waaronder de markt voor elektronische communicatie.

Goed functionerende markten dragen in belangrijke mate bij aan de economische groei en innovatie. In een goed functionerende markt reageren vraag en aanbod effectief op elkaar. Consumenten en bedrijven profiteren daarvan. Op goed functionerende markten ontstaat een optimale prijs – kwaliteitverhouding van goederen en diensten en hebben gebruikers keuzevrijheid. Het slim benutten van en zorgdragen voor hoogwaardige elektronische communicatienetwerken en digitale infrastructuren waar de Nederlandse samenleving op kan bouwen én vertrouwen draagt bij aan het economisch groeivermogen en een goed functionerende economie.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Telecommunicatiewet verantwoordelijk voor het stellen van regels voor vaste en mobiele communicatienetwerken. Daarnaast ziet de Minister van EZ het als een taak eventuele belemmeringen voor het goed functioneren van markten te verminderen of weg te nemen en heeft een systeemverantwoordelijkheid voor de statistische informatievoorziening van rijkswege. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Stimuleren

  • Het stimuleren van een goede balans tussen de belangen van bedrijven en consumenten met generiek consumentenbeleid waarbij de Wet handhaving consumentenbescherming centraal staat.

Financieren

  • Het bijdragen aan het goed functioneren van markten door het financieren van een deel van de exploitatie van de Autoriteit Consument en Markt (ACM), van TenderNed (het elektronisch aanbestedingssysteem) en diverse organisaties op het gebied van metrologie, normalisatie, accreditatie en markttoezicht.

  • Het financieren van een deel van de exploitatie van het Agentschap Telecom en het verrichten van uitgaven voor opdrachten inzake beleidsvoorbereiding en evaluaties voor frequentiebeleid en veiligheid.

  • Het financieren van het CBS om het van overheidswege verrichten van statistisch onderzoek ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap en het openbaar maken van de op grond van zodanig onderzoek samengestelde statistieken mogelijk te maken.

(Doen) uitvoeren

  • Het tegengaan van mededingingsbeperkende gedragingen met de Mededingingswet, mededingingsbeleid in alle sectoren van de Nederlandse economie.

  • Het reguleren van de postmarkt met de Postwet 2009, waardoor een toegankelijke en betaalbare basisvoorziening voor de post is gewaarborgd (universele postdienst).

  • Het opstellen van verkeersregels voor het gebruik van de ether, door afspraken te maken in internationaal verband voor harmonisatie en door – in geval van schaarste – te bepalen op welke wijze het spectrum wordt verdeeld.

  • Het inzetten op het realiseren van hoogwaardige en innovatieve breedbandige mobiele communicatie en omroeptoepassingen door verruiming van gebruiksmogelijkheden van het spectrum en door de uitgifte van beschikbare frequentieruimte.

Regisseren

  • Het bevorderen van goed functionerende markten door het scheppen van randvoorwaarden via wet- en regelgeving.

  • Het scheppen van voorwaarden waarbinnen concurrentie kan plaatsvinden door middel van de Waarborgwet, de Winkeltijdenwet, de Aanbestedingswet, de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie en de Metrologiewet.

  • Het op basis van de middellange termijnvisie op de ontwikkeling van telecommunicatie, media en Internet verder moderniseren van de regelgeving om deze te kunnen laten meegroeien met de ontwikkelingen in de markt en de behoeftes in de samenleving.

Beleidswijzigingen

Postmarkt

In 2018 wordt gewerkt aan aanpassing van regelgeving om, gegeven de (krimpende) postmarkt, de publieke belangen betaalbaarheid, toegankelijkheid en kwaliteit te blijven borgen. In 2017 is daartoe een analyse op de postmarkt ontwikkeld, is de Universele Postdienst (UPD) geëvalueerd en is onderzoek gedaan naar mogelijke toekomstscenario’s (TK, 29 502, nr. 135).

Markt en overheid

In 2018 wordt bezien welke aanpassing de Wet markt en overheid (Staatsblad nr. 162, van 8 april 2011) behoeft om effectief bij te dragen aan gelijke concurrentieverhoudingen tussen overheden en ondernemingen daar waar overheden marktactiviteiten verrichten. In 2017 is daartoe de wet vanwege de horizonbepaling verlengd tot 1 juli 2019.

Frequenties

Eind 2017 zal de Nota Mobiele Communicatie verschijnen. Deze nota omvat de uitgangspunten en planning voor de komende frequentieverdelingen en biedt daarmee investeringszekerheid aan marktpartijen en nieuwkomers. In 2018 worden de uitgangspunten uit de Nota Mobiele Communicatie uitgewerkt tot een concrete regeling voor de multibandveiling van 2019. De eveneens voor 2017 geplande nota Omroepdistributie doet hetzelfde voor de toewijzing en uitgifte van frequentieruimte voor (commerciële) omroepen voor de periode 2022–2030, rekening houdend met bredere ontwikkelingen op het gebied van telecom, media en internet.

Kengetal

Referentiewaarde 2016 (Q2)

Waarde

2016 (Q4)

Streefwaarde komende jaren

Concurrentie markt mobiele telefonie (HHI)

3.483

3.179

dalend

Bron: ACM

De Herfindahl-Hirschman Index (HHI) kan een indicatie geven van de mate van concurrentie. De index wordt berekend op basis van de marktaandelen van de op de markt actieve partijen met een eigen netwerk. Een dalende waarde wijst op meer concurrentie (een stijging v.v.). De in de afgelopen jaren in de EZ-begroting opgenomen HHI-indices wezen weliswaar in het algemeen op daling, maar waren niet altijd even goed vergelijkbaar. Dat kwam onder meer door de wijze waarop marktpartijen die diensten aanbieden via de netwerken van andere operators werden meegenomen in de berekening. Ook marktontwikkelingen, zoals de groei van dataverkeer ten opzichte van spraakverkeer, hebben een uniforme berekeningswijze gecompliceerd. Omdat het de verwachting is dat nieuwe marktontwikkelingen, zoals de groei van geïntegreerde vaste en mobiele dienstverlening, een consistente berekeningswijze verder zullen bemoeilijken, zal het kengetal HHI vanaf de EZ-begroting 2019 komen te vervallen.

Kengetal

Referentie-

waarde 2013

Waarde 2016

Raming

2018

Streef-

waarde

Planning

Penetratiegraad van digitale radio ontvangers in huishoudens

3%

6%

10–12%

35%

2022

Bron: CBS

Een indicatie voor het succes van de introductie van digitale radio is de penetratiegraad van digitale radio-ontvangers in huishoudens. Dit wordt gemonitord door het CBS. Belangrijke indicator voor dit succes is het percentage huishoudens dat over een DAB+ ontvanger beschikt (in huis en/of in de auto) en daarmee toegang heeft tot digitale radio. Het percentage draagt bij aan het bepalen van een afschakeldatum voor de analoge FM.

Europees regelgevend telecomkader

De Nederlandse inzet bij de herziening van het Europese telecomkader is gericht op het toevoegen van mogelijkheden voor de regulering van een duopolie-markt voor communicatiediensten en het vergroten van de voorspelbaarheid van en Europese samenwerking op spectrumbeleid, met behoud van de nationale beleidsruimte. Daarnaast is de inzet gericht op behoud van de bescherming van eindgebruikers en van de nationaal gekozen verdeling van bevoegdheden tussen politiek en onafhankelijke toezichthouder. Bovendien worden ook andere voor de telecommunicatiesectoren belangrijke Europese kaders herzien, zoals die voor audiovisuele diensten en auteursrechten. Naar verwachting zullen in 2018 de onderhandelingen over de herziening van het Europese telecomkader worden afgerond en daarna volgt omzetting naar nationale wetgeving.

Continuïteit en betrouwbaarheid

Er wordt een roadmap naar veilige hard- en software opgesteld, met name gericht op de cybersecurity van het internet of things. Verder wordt de Europese Richtlijn Netwerk- & Informatiebeveiliging (NIB) geïmplementeerd. Hierbij krijgen vitale aanbieders en digitale dienstverleners een meldplicht van ict-incidenten en een zorgplicht. Het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) coördineert de implementatie, EZ is sectorverantwoordelijk voor de vitale aanbieders uit de domeinen digitale infrastructuur en energie en voor de (niet-vitale) digitale dienstverleners. De financiële gevolgen voor de EZ-begroting moeten nog in kaart worden gebracht. Zij zullen worden opgenomen in de implementatiewet welke naar verwachting begin 2018 bij de Tweede Kamer wordt ingediend.

In het voorjaar van 2017 is het wetsvoorstel ongewenste zeggenschap telecommunicatie geconsulteerd. Het wetsvoorstel beoogt een bevoegdheid te creëren voor de Minister van Economische Zaken om ongewenste overnames in de telecommunicatiesector tegen te gaan. Overnames kunnen alleen worden tegengehouden indien de overname een gevaar oplevert voor de nationale veiligheid of openbare orde. De behandeling van dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer wordt verwacht in 2018.

Via de herziening van de Europese e-Privacy richtlijn richt EZ zich op het verbeteren van de online privacy van gebruikers, op het stroomlijnen van wetgeving voor telecombedrijven met algemene privacy wetgeving en op het verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid van cookies. Op basis van het rapport Big Data en Privacy (TK, 32 761, nr. 108) kijkt EZ hoe de bescherming van privacy bij gebruik van data kan worden versterkt. In 2018 zullen de onderhandelingen over de herziening van de e-Privacy richtlijn naar verwachting worden afgerond. Bij de bescherming van publieke waarden in de digitale samenleving werkt EZ samen met BZK en VenJ.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

193.012

195.685

188.396

185.960

183.112

182.939

182.939

UITGAVEN

194.204

192.468

186.299

184.943

182.095

181.922

181.922

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

96%

       
               

Subsidies

600

188

         

Digitalisering regionale radio

600

188

         
               

Opdrachten

6.825

6.385

7.503

9.089

8.386

8.386

8.386

Onderzoek en Opdrachten

2.244

2.251

2.021

2.524

1.824

1.824

1.824

PIANOo/TenderNed

477

0

0

0

0

0

0

Beleidsvoorbereiding en evaluaties Frequenties en Veiligheid

4.104

4.134

5.482

6.565

6.562

6.562

6.562

               

Bijdragen aan agentschappen

23.260

26.383

25.732

22.944

20.798

20.639

20.639

Agentschap Telecom

14.571

15.287

14.544

14.452

12.556

12.556

12.556

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

1.145

11.071

11.188

8.492

8.242

8.083

8.083

DICTU

7.544

25

         
               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

159.720

155.694

149.358

149.204

149.205

149.205

149.205

Metrologie

10.182

9.630

9.134

9.134

9.134

9.134

9.134

Raad voor Accreditatie

231

192

190

190

190

190

190

ACM

637

696

696

696

696

696

696

CBS

148.670

145.176

139.338

139.184

139.185

139.185

139.185

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

3.799

3.818

3.706

3.706

3.706

3.692

3.692

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

1.144

1.233

1.106

1.106

1.106

1.092

1.092

Internationale organisaties

2.655

2.585

2.600

2.600

2.600

2.600

2.600

               

ONTVANGSTEN

103.840

39.362

31.062

31.062

31.062

31.062

31.062

Ontvangsten ACM

 

162

162

162

162

162

162

High Trust

30.568

30.200

30.200

30.200

30.200

30.200

30.200

Diverse ontvangsten

73.272

9.000

700

700

700

700

700

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Het bedrag dat geraamd is in 2018 voor deze subsidie vloeit voort uit een verplichting die in het verleden is aangegaan; deze is dus 100% juridisch verplicht.

Opdrachten: Het geraamde bedrag voor uitgaven uit hoofde van opdrachten is voor 21% juridisch verplicht.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de uitfinanciering van opdrachten 2018 aan Agentschappen en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Van de totaal voor 2018 geraamde uitgaven voor artikel 1 is circa € 150 mln bestemd voor bijdragen aan ZBO’s/RWT’s. Hiervan is 100% niet flexibel inzetbaar in 2018 als gevolg van overeenkomsten met betrokken organisaties.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Over de contributies aan (inter)nationale organisaties zijn meerjarige afspraken gemaakt, de bedragen zijn voor 38% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

Dit betreft onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het beleid op het gebied van onder andere het marktordeningsbeleid, mededingingsbeleid, consumentenbeleid, aanbestedingsbeleid, Europese zaken en strategie.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

RVO.nl is de uitvoeringsdienst van het Ministerie van EZ en is onder meer verantwoordelijk voor de voorlichting van ondernemers over de aanbestedingsregelgeving. Hieronder vallen ook de taken van PIANOo als expertisecentrum voor aanbestedende diensten. PIANOo en het daarbij behorende TenderNed, het systeem voor elektronisch aanbesteden, zijn sinds 1 januari 2017 organisatorisch ondergebracht bij RVO.nl.

Agentschap Telecom

Agentschap Telecom draagt onder meer zorg voor de toelating tot het spectrum en ziet toe op het juiste gebruik daarvan. De voornaamste uitvoeringstaken zijn voorlichting in het kader van het antennebeleid, juridische procedures en een bijdrage voor werkzaamheden in het kader van vergunningsvrije toepassingen. De toezichtstaken hebben betrekking op onder meer toezicht ondergrondse netten (WION), Metrologiewet, Waarborgwet, bevoegd aftappen en dataretentie.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Metrologie

Met de Metrologiewet worden nationale meetstandaarden beschikbaar gesteld, die de basis vormen van een internationaal herleidbare metrologische infrastructuur. Het gebruik van gecontroleerde meetinstrumenten bij het leveren van goederen draagt onder andere bij aan eerlijke handel en consumentenbescherming. VSL is het nationaal metrologisch instituut (NMI) van Nederland. VSL B.V. ontwikkelt, beheert en onderhoudt de nationale meetstandaarden in opdracht van EZ op basis van een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Raad voor Accreditatie

De Raad voor Accreditatie (RvA) is een ZBO dat controleert of een keuringsinstantie, certificeringsinstantie, inspectie-instantie of een laboratorium aan de accreditatienormen voldoet. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie. De RvA ontvangt jaarlijks een bijdrage van de Staat voor de kosten die de RvA maakt in het kader van Europese en internationale activiteiten die relevant zijn voor de accreditatie sector als geheel.

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

De ACM is belast met wettelijke taken op het gebied van het generieke mededingingstoezicht (Mededingingswet), generieke consumentenbescherming (Wet handhaving consumentenbescherming), de regulering van de telecommarkt en het sectorspecifieke markttoezicht in de sectoren energie, telecommunicatie, post en vervoer.

De apparaatsuitgaven van de ACM zijn geraamd op artikel 40, net als de kosten van de ACM die worden doorbelast naar marktorganisaties die onder het ACM-toezicht vallen. Het bedrag geraamd op artikel 1 betreft de geraamde kosten van de leden van het bestuur van de ACM.

Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is opgericht om te zorgen dat cijfers aan de basis liggen van (solide) beleid. Het CBS heeft als onafhankelijk kennisinstituut dan ook tot taak het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie, waardoor becijferde maatschappelijke debatten gevoerd kunnen worden. Het werkterrein van het CBS omvat alle onderwerpen die de mensen in Nederland raken.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties:

Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

Het Nederlands Normalisatie Instituut (NEN) ontvangt een bijdrage van de Staat voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden die voortvloeien uit de Europese verordening voor normalisatie (Verordening (EU) Nr. 1025/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012) en de Overeenkomst inzake technische handelsbelemmeringen die over het geven van informatie over normen gaat. Tevens is de bijdrage bedoeld voor het informeren van Nederlandse belanghebbenden over initiatieven van de Europese en mondiale normalisatie-instellingen. Daarnaast gebruikt het NEN de bijdrage voor een deel van de contributies die het NEN is verschuldigd aan de Europese en mondiale normalisatie-instellingen en voor de controle op actualiteit van verwijzingen naar normen in regelgeving en kennisgeving aan ministeries indien verwezen wordt naar ingetrokken normen.

Internationale organisaties

Dit betreft bijdragen aan:

  • Universal Postal Union (UPU): is een internationale organisatie die de verschillende postovergangen tussen lidstaten controleert. Elke lidstaat gaat dan ook akkoord met de regels voor het internationaal postverkeer. Het is formeel een gespecialiseerde organisatie van de Verenigde Naties. De UPU speelt een voorname rol in het constant optimaliseren van postdiensten. De hoofddoelen van de UPU zijn de promotie van het mondiale postverkeer, toename van het aantal verwerkte poststukken door te voorzien in moderne producten en diensten, en een hoge servicekwaliteit voor de consument.

  • European Conference of Postal and Telecommunications Administrations (CEPT): De inzet in de ITU en UPU wordt regionaal voorbereid, voor landen in Europa is daarvoor CEPT het aangewezen kanaal. EZ draagt jaarlijks bij aan de kosten van ERO (het permanente ondersteunende bureau van CEPT in Kopenhagen).

  • Internationale organisaties Metrologie. Het gaat om bijdragen op het gebied van metrologie die vastliggen in internationale verdragen (Organisation Internationale de Métrologie Légale (OIML), WELMEC, Bureau International des Poids et Mesures (BIPM)).

  • Nederland betaalt als lid van de International Telecommunications Union (ITU) lidmaatschap. Binnen de ITU worden internationale afspraken gemaakt over wereldwijde toewijzing van radiofrequenties aan categorieën van diensten en over de toewijzing van (schaarse) ruimteposities aan satellietsystemen.

  • EZ doneert jaarlijks een bedrag aan het secretariaat van het Internet Governance Forum (IGF). Dit forum is een uitvloeisel van het VN-top World Summit on Information Society in 2005.

  • Nederland heeft een stoel in het overheidsadviescomité binnen The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee (ICANN/GAC). EZ financiert samen met Brazilië en Noorwegen het secretariaat van dit comité met als doel de slagkracht van overheden binnen ICANN te vergroten.

Toelichting op de ontvangsten

High Trust

Deze ontvangsten hebben betrekking op boetes die toezichthouders van EZ opleggen en waar – in het kader van het zogenaamde High Trust-beleid – een meerjarige raming voor wordt aangehouden. Verreweg het grootste deel van de ontvangsten betreft boetes die opgelegd worden door de ACM.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, is er een fiscale regeling die betrekking heeft op dit beleidsterrein. Het betreft de Btw-vrijstelling voor post. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de Fiscale regelingen».

2 Bedrijvenbeleid: innovatie en duurzaam ondernemen

Algemene doelstelling

Met het bedrijvenbeleid werkt EZ aan een uitmuntend ondernemingsklimaat dat bedrijven stimuleert om duurzaam en innovatief te kunnen ondernemen. Daarbij worden de volgende vier strategische doelen nagestreefd:

  • 1. stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven;

  • 2. bevorderen van ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering;

  • 3. ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private programma’s voor onderzoek, innovatie en menselijk kapitaal;

  • 4. waarborgen van responsieve overheids- en informatiediensten voor ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau.

Het kabinet heeft met het Bedrijvenbeleid drie ambities:

  • Nederland in de top 5 van de meest concurrerende kenniseconomieën in de wereld (in 2020);

  • Stijging van de Nederlandse R&D-inspanningen naar 2,5% van het BBP (in 2020);

  • Publieke en private partijen participeren voor meer dan € 800 mln in Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) waarvan tenminste 40% private financiering betreft (in 2020).

Over de jaarlijkse voortgang van het Bedrijvenbeleid en over de indicatoren en kengetallen op dit beleidsterrein wordt uitgebreid gerapporteerd in respectievelijk de «Rapportage Bedrijvenbeleid» en de website www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl. De begroting geeft het overzicht van de budgettaire gevolgen van het bedrijvenbeleid.

In het Nationaal hervormingsprogramma 20171 heeft het kabinet aangegeven hoe zij omgaat met de landenspecifieke aanbeveling van de Europese Commissie omtrent onderzoek en innovatie. Publieke en private investeringen in onderzoek en innovatie zijn cruciaal voor toekomstige economische groei. Het kabinet wil deze investeringen op een hoger peil brengen om groei op lange termijn te versterken. Ook wil het kabinet de Nederlandse doelstelling in zicht houden, namelijk om in 2020 2,5% van het bbp te besteden aan onderzoek en ontwikkeling (in 2015: 2,02% van het bbp). In de lopende kabinetsperiode heeft het kabinet maatregelen genomen om de overheidsfinanciën te consolideren. Daarbij zijn de onderzoeks- en innovatie-uitgaven grotendeels ontzien. Ook zijn er maatregelen genomen die de private uitgaven aan onderzoek en innovatie extra stimuleren. Het kabinet stuurde op 17 maart 2017 een brief naar de Tweede Kamer die ingaat op de vraag hoe deze doelstelling kan worden bereikt2.

1) Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven

Het vergroten van de maatschappelijke welvaart – door met innovatie duurzame economische groei aan te jagen – vormt de kern van het bedrijvenbeleid. Nederland zal het, in het geval van een krimpend arbeidsaanbod, de komende decennia vooral moeten hebben van productiviteitsgroei. Innovatie en ambitieus ondernemerschap zijn daar belangrijke sleutels voor. Succesvolle innovaties creëren daarbij niet alleen economische toegevoegde waarde, maar ook nieuwe producten, diensten en productieprocessen die een bijdrage leveren aan (deel)oplossingen voor de grote maatschappelijke uitdagingen van deze tijd, bijvoorbeeld op het gebied van medische technologie, watermanagement en duurzaam energie- en materiaalgebruik. Een belangrijk deel van de beleidsinspanningen richt zich daarom op het aanjagen en stimuleren van een innovatief en duurzaam bedrijfsleven. Hiermee wordt tevens bijgedragen aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals), specifiek SDG 8 (goede banen en economische groei) en 9 (industrie, innovatie en infrastructuur).

2) Bevorderen van ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering

Ondernemerschap is, in een dynamische economie als de Nederlandse, cruciaal voor ons concurrentie- en innovatievermogen. Nieuwe bedrijven zijn een belangrijke bron van economische groei, innovatie en productiviteit (creatieve destructie). Een goede toegang tot ondernemersfinanciering is van essentieel belang voor het kunnen realiseren van de plannen van ambitieuze ondernemers. Het bedrijvenbeleid borgt daarom de toegang tot financiering voor kansrijke en in de kern gezonde bedrijven. Daarnaast wordt in het bedrijvenbeleid ondernemerschap in Nederland ook bevorderd door ook andere facetten van het ondernemingsklimaat goed en concurrerend te houden. Daarbij gaat het niet alleen om zaken als fiscale maatregelen, toegang tot talent (onder andere techniekpact) en ondernemersvaardigheden (onder andere NLGroeit) maar ook om eventuele onvolkomenheden in het handelsverkeer (franchisecode; betaaltermijnen), om de impact van regelgeving en om de gevolgen van overheidsbeleid zelf (innovatiegericht inkopen).

3) Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

Voor innovatie en vernieuwend ondernemerschap is de ontwikkeling, kwaliteit en benutting van wetenschappelijke en toegepaste kennis één van de belangrijkste voedingsbronnen. Het maatschappelijk rendement van publiek gefinancierde onderzoeksinstellingen kan worden vergroot door de responsiviteit van deze instellingen te vergroten en onderzoekssamenwerking met bedrijven te stimuleren. Zo worden ook kennisinvesteringen door bedrijven in dergelijke publiek-private onderzoekssamenwerking uitgelokt. Daarmee worden de beschikbare middelen voor onderzoek dus vergroot. Relevant daarbij is dat innovatie geen lineair proces is dat zich binnen één organisatie afspeelt, maar een complex interactie- en kennisuitwisselingsproces is tussen verschillende actoren in een «open» innovatienetwerk of -cluster (van bedrijven, kennisleveranciers, maatschappelijke organisaties en/of consumenten). Niet alleen de ondernemer en zijn omgeving staat daarom centraal in het bedrijvenbeleid, maar ook het stelsel van toegepast onderzoek en de interactie en publiek-private onderzoeksamenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden (nationaal, regionaal en Europees) in het relevante innovatienetwerk, zoals in de topsectoren. Daartoe faciliteert EZ met het bedrijvenbeleid ook een responsief stelsel van (toegepast) onderzoek.

4) Responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau

Om ondernemers de ruimte te geven om succesvol te kunnen ondernemen en hun positie zowel regionaal, nationaal als internationaal te versterken biedt EZ (veelal samen met andere departementen) verschillende publieke diensten aan. De geboden informatie en dienstverlening is veelzijdig: van informatie over wetgeving, belastingregels en maatschappelijk verantwoord ondernemen tot subsidies en directe (financiële) ondersteuning bij regionale en (inter)nationale activiteiten van ondernemers uit binnen- en buitenland. Toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige publieke diensten verhogen de kwaliteit van het ondernemerschap en bespaart ondernemers kostbare tijd. Om de (hoge) kwaliteit van het Nederlandse vestigings- en ondernemingsklimaat op peil te houden werkt EZ nauw samen met haar internationale, Europese en regionale partners en andere vakdepartementen. EZ bevordert dat bedrijven hun zaken met de overheid digitaal kunnen afhandelen. Door digitalisering beschikken bedrijven sneller over relevante overheidsinformatie. Zij zijn daardoor minder tijd en geld kwijt aan het voldoen aan wet- en regelgeving. Ook met merkbare vermindering van administratieve lasten en nalevingskosten, meer innovatie en duurzaamheid bevorderende wet- en regelgeving en met de inzet van meer ICT worden gunstige voorwaarden gecreëerd voor succesvol ondernemerschap, een ondersteunend ondernemingsklimaat en een aantrekkelijk investeringsklimaat.

Rol en verantwoordelijkheid

Onderstaande tabel geeft een overzicht van de belangrijkste rollen en verantwoordelijken die de Minister van Economische Zaken heeft in het Bedrijvenbeleid. In de tekst onder de tabel wordt verder toegelicht wat deze rollen en verantwoordelijkheden behelzen en op welke van de vier hierboven onderscheiden strategische doelen ze betrekking hebben.

In dit begrotingsartikel ligt de nadruk zoals aangegeven op overheidsinterventies met financiële gevolgen voor de begroting. Naast financiële interventies spelen in het Bedrijvenbeleid echter ook niet-financiële interventies een belangrijke rol bij het realiseren van de strategische doelen, bijvoorbeeld op het terrein van wet- en regelgeving, maar ook en vooral bij het organiseren van publiek-private samenwerking (bijvoorbeeld binnen de topsectoren, op regionaal niveau en door de inzet van «Green Deals»). Een volledig overzicht van deze interventies wordt geboden in de jaarlijkse voortgangsrapportage en in de Monitor Bedrijvenbeleid.

 

Stimuleren

Financieren

Regisseren

(Doen) uitvoeren

Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven

     

Bevorderen ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering

     

Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

 

Responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau

 

Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven

De Minister stimuleert een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven door:

  • private investeringen in R&D te bevorderen via de WBSO en het stelsel van intellectueel eigendom;

  • samen met de provincies de R&D-samenwerking in het midden- en kleinbedrijf te stimuleren via de regeling MKB-innovatiestimulering Topsectoren (MIT);

  • internationale samenwerking op het terrein van R&D te faciliteren, onder meer via Internationaal Innoveren en Eurostars;

  • in samenwerking met andere ministeries, decentrale overheden, bedrijven, wetenschap en maatschappelijke organisaties de transitie naar groene groei te versnellen, onder meer via het «Green Deal»- en «Ruimte in Regels» instrument en de interdepartementale programma’s «Groene Groei» en «Bio Based Economy» en het rijksbrede programma Circulaire Economie;

  • cofinanciering van de EFRO-programma’s (Europees Fonds Regionale Ontwikkeling (EFRO); voor de EFRO-programma’s binnen Nederland draagt de Minister systeemverantwoordelijkheid;

  • het bevorderen van innovatiegericht inkopen door overheden;

  • de inrichting van een adequaat stelsel van intellectueel eigendom;

  • samen met OCW en met het Valorisatieprogramma twaalf consortia te ondersteunen bij het vormgeven van hun activiteiten op het gebied van ondernemerschapsonderwijs en kennisvalorisatie;

  • samen met de (regionale) partners van het «Techniekpact» te zorgen voor voldoende technisch personeel;

  • in samenwerking met bedrijfsleven, maatschappelijke middenveld, de vakbeweging, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere ministeries door middel van IMVO-convenanten in te zetten op het identificeren, voorkomen en verminderen van IMVO-risico’s in de waardeketens van het Nederlands bedrijfsleven.

Daarnaast heeft de Minister ook een uitvoerende rol bij het verlenen van Nederlandse octrooien volgens de in de Rijksoctrooiwet geformuleerde voorwaarden.

Bevorderen van ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)-financiering

De Minister stimuleert ondernemerschap door:

  • de toegang tot financiering te verbeteren door als overheid garant te staan voor in de kern gezonde bedrijven en verbeterde toegang tot (risico)kapitaal in cruciale fases in de levenscyclus van bedrijven;

  • het ondersteunen van de transitie op de kapitaalmarkt door ruimte en ondersteuning te bieden aan alternatieve vormen van financiering;

  • inzetten op investeringen in Nederland onder meer door samenwerking met het private initiatief van institutionele beleggers in de vorm van de Nederlandse Investeringsinstelling (NLII); een pakket van fiscale ondernemersstimulering gericht op zelfstandig ondernemerschap, bedrijfsoverdrachten en bedrijfsinvesteringen; daarnaast wordt gewerkt aan de oprichting van Invest-NL. Dit om gewenste investeringen in bedrijven en projecten mogelijk te maken die onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken. Het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) zal in dit kader als ontwikkelpoot opgaan in Invest-NL;

  • ambitieus ondernemerschap in Nederland aan te jagen door het met StartupDelta versterken van het «start up» en «scale up» ecosysteem en het samen met OCW bevorderen van ondernemerschap vanuit de kennisinstellingen;

  • de toegang tot vaardigheden te verbeteren door vraag en aanbod op elkaar af te stemmen via publiek-private samenwerking (NL-Groeit);

  • eerlijk en verantwoord handelsverkeer te bevorderen via afspraken en/of gedragscodes (corporate governance, franchise, betaalme.nu).

Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

De Minister van EZ en de bewindspersonen van OCW zijn samen verantwoordelijk voor het coördineren en borgen van de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast, praktijkgericht en fundamenteel onderzoek. De Minister financiert en regisseert het ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking door:

  • de TO2-instituten (TNO, Wageningen Research, ECN3, Deltares, Marin en NLR) te financieren.

  • gezamenlijke regie met OCW op de publiek-private samenwerking via NWO, waarbij EZ specifiek NWO-TTW (voorheen STW) subsidieert.

Daarnaast heeft de Minister een stimulerende rol met:

  • de PPS-toeslag, voor het stimuleren van private deelname aan publiek-private onderzoeksinitiatieven vanuit de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s);

  • de financiële bijdrage aan het ruimtevaartbeleid, met name in Europees verband.

Tot slot heeft de Minister een regisserende rol bij het tot stand komen van publiek-private samenwerking binnen het bedrijvenbeleid: de topsectorenaanpak, zoals bij de invulling van de kennis- en innovatiecontracten en «Human Capital Agenda’s» van de topsectoren, bij de maatwerkaanpak op het terrein van regelgeving, bij de «Green Deals» en bij de «Nationale Iconen».

Waarborgen van responsieve overheids- en informatiediensten voor ondersteuning van ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau

De Minister stimuleert responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau door:

  • uitvoering van de wettelijke taken van de Kamer van Koophandel (Handelsregister en innovatiestimulering) en het inrichten van Ondernemerspleinen ten behoeve van de informatievoorziening, zowel fysiek als digitaal;

  • met generieke instrumenten digitaal zakendoen met de overheid voor ondernemers mogelijk te maken;

  • toegang tot overheidsondersteuning (financieel en/of door middel van kennis via: de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland; Het aansturen van het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) met als oogmerk het aantrekken van buitenlandse investeerders naar Nederland, samen met de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking; het Innovatie Attaché Netwerk ter ondersteuning van ondernemers uit binnen- en buitenland bij hun internationale R&D en innovatie-ambities;

  • gerichte regie op het verbinden van het Bedrijvenbeleid met de relevante regionale netwerken en partners.

Beleidswijzigingen

Met de brief van 10 februari 2017 (TK, 28 165, nr. 266) heeft het kabinet de oprichting van de Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest-NL aangekondigd. Invest-NL wordt opgericht om investeringen te stimuleren op terreinen waar Nederland nu kansen laat liggen. Het ondersteunt de ontwikkeling van projecten en bedrijven. Invest-NL zorgt dat projecten financierbaar worden door private financiers. Ondernemers kunnen via Invest-NL terecht bij één loket voor risicokapitaal, garanties, exportkredietverzekeringen en internationale financieringsprogramma’s.

Invest-NL kan investeringen in bedrijven en projecten doen die vanwege onzekere risico-rendementsverhouding of lange terugverdientijden onvoldoende financiering in de markt kunnen aantrekken. De instelling kan daarnaast met eigen middelen inspelen op Europese regelingen waar nationale cofinanciering vereist is. Voor bovenstaande activiteiten heeft het kabinet € 2,5 mld toegezegd, onder de voorwaarde dat er een akkoord is met de Europese Commissie omtrent staatssteun en onder de voorwaarde dat de kapitaalstorting wordt vormgegeven als een financiële transactie (marktconform rendement). Invest-NL zal bijdragen aan het vergroten van private financiering door onder meer institutionele beleggers en aan het vergroten van medefinanciering door Europese fondsen en programma’s. Zo draagt Invest-NL bij aan de beschikbaarheid van ondernemingsfinanciering, exportkansen en de ontwikkeling en financierbaarheid van projecten die maatschappelijke relevant zijn, maar nu nog niet in voldoende mate van de grond komen.

Invest-NL richt zich op drie domeinen:

  • 1. Investeringen op transitiegebieden zoals energie, verduurzaming, mobiliteit en voedsel en maatschappelijke domeinen zoals zorg, veiligheid en onderwijs.

  • 2. Doorgroei van startups en scale-ups. Invest-NL kan durfkapitaal leveren door bijvoorbeeld een belang te nemen in een fonds dat investeert in dergelijke bedrijven. Ook kan Invest-NL zelf participeren in doorgroeiende bedrijven.

  • 3. Ondersteuning van internationaal opererende Nederlandse bedrijven op het gebied van export en buitenlandse investeringen, met nadruk op bijdragen aan het oplossen van wereldwijde vraagstukken.

Op dit moment wordt gewerkt aan het wettelijk kader, het uitwerken van de statuten en beleids- en samenwerkingsovereenkomsten, de voorbereiding van de staatssteunprocedure bij de Europese Commissie, de transitie van regelingen en mensen van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) naar Invest-NL en de operationele inrichting van de instelling, met inbegrip van de joint venture met FMO.

Er wordt toegewerkt naar indiening van het wetsvoorstel bij de Tweede Kamer in het voorjaar van 2018. Afronding van de parlementaire behandeling en de staatssteunprocedure in Brussel is voorzien in het vierde kwartaal van 2018. Snel hierna kan de formele oprichting plaatsvinden.

Zoals in de brief van 10 februari jl. is gemeld zal het kabinet datgene doen wat nodig is om Invest-NL op 1 januari 2018 operationeel te laten zijn op die gebieden waar dat kan. Daartoe heeft het kabinet in de Voorjaarsnota middelen vrijgemaakt voor het intensiveren van de ontwikkelactiviteiten die thans worden uitgevoerd door het Nederlandse Investerings Agentschap (NIA) en FMO NL Business. Als er uit deze ontwikkelactiviteiten projecten of investeringskansen komen met een zeer urgente financieringsbehoefte, passend in de geest van Invest-NL, die niet (volledig) door marktpartijen kunnen worden gedragen, overweegt het kabinet om zelf te investeren vanuit de beoogde kapitaalstorting van € 2,5 mld. Het kabinet zal, indien deze situatie zich voordoet voordat Invest-NL statutair is opgericht, zorgdragen dat dit gebeurt conform de vereisten van de Comptabiliteitswet en het staatssteunkader.

Op beleidsartikel 2 zijn bij 1e suppletoire begroting 2017 middelen beschikbaar gesteld voor de opstart van Invest-NL, de transitie van de RVO-regelingen naar Invest-NL en de projectontwikkelingsactiviteiten van Invest-NL.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

1.604.433

2.885.374

2.023.586

1.948.565

1.933.224

1.933.992

1.981.661

Waarvan garantieverplichtingen

863.220

2.051.600

1.300.000

1.270.000

1.250.000

1.250.000

1.250.000

UITGAVEN

879.571

876.458

854.865

815.328

811.218

805.545

810.057

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

87%

       
               

Garanties

54.648

64.044

57.269

62.391

62.391

62.391

62.391

BMKB

34.972

41.658

41.674

41.674

41.674

41.674

41.674

Storting reserve BMKB

4.465

           

Groeifaciliteit

6.062

8.850

8.850

8.972

8.972

8.972

8.972

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

2.056

9.945

6.745

11.745

11.745

11.745

11.745

Storting reserve GO

7.001

           

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

 

3.591

         

Storting GSF

92

           

Garanties MKB Financiering

             
               

Subsidies

88.758

115.529

95.007

89.325

86.464

88.166

88.797

Lucht- en Ruimtevaart

1.998

3.233

0

0

0

0

0

MKB-Innovatiestimulering Topsectoren (MIT)

18.966

29.441

29.493

28.619

29.085

29.085

29.085

Eurostars

12.044

14.689

17.808

17.958

17.958

17.958

17.958

Bevorderen Ondernemerschap

9.905

6.656

5.707

7.582

8.904

9.115

9.746

Groene Groei en Biobased Economy

1.095

830

300

       

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

15.389

41.216

31.373

27.375

24.136

25.677

25.677

Bijdrage aan ROM’s

5.532

5.393

5.380

5.380

5.380

5.380

5.380

Overige subsidies

23.829

14.071

4.946

2.411

1.001

951

951

               

Opdrachten

32.371

40.543

46.063

32.134

33.278

25.793

25.858

Onderzoek en opdrachten

4.800

5.797

4.835

2.828

2.628

2.628

2.628

Caribisch Nederland

455

1.803

1.221

1.221

1.057

1.057

1.057

ICT beleid

18.319

17.515

19.735

17.200

18.532

18.532

18.532

Regeldruk

1.113

2.024

1.731

2.206

2.206

2.271

2.336

Mainport Rotterdam

7.389

7.724

7.868

8.029

8.190

640

640

Regiekosten regionale functie

295

902

1.016

650

665

665

665

Invest-NL i.o.

 

4.778

9.657

       
               

Bijdragen aan agentschappen

95.332

112.981

112.631

85.581

80.560

80.573

80.584

Bijdrage RVO.nl

90.441

98.781

85.789

78.983

78.150

78.163

78.174

Bijdrage Agentschap Telecom

2.946

2.831

2.873

1.629

141

141

141

Bijdrage Logius

1.945

2.269

2.269

2.269

2.269

2.269

2.269

Invest-NL i.o.

 

9.100

21.700

2.700

     
               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

298.142

261.669

277.570

271.182

271.010

271.723

271.723

Bijdrage aan TNO

139.961

135.336

132.685

127.885

127.785

127.785

127.785

Kamer van Koophandel

135.775

106.924

119.916

119.919

119.439

119.439

119.439

Bijdrage aan NWO-TTW

22.406

19.409

24.969

23.378

23.786

24.499

24.499

               

Bijdragen aan medeoverheden

30.961

17.109

1.630

       

Sterke Regio’s en Nota Ruimte

30.961

17.109

1.630

       
               

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

279.359

264.583

264.695

274.715

277.515

276.899

280.704

Internationaal Innoveren

27.095

35.109

40.022

41.257

41.257

41.257

41.257

PPS-toeslag (voorheen TKI-toeslag)

76.156

100.905

107.806

115.136

120.203

120.203

120.203

TO2 (Deltares, MARIN en NLR)

34.591

32.348

31.415

31.415

31.415

31.415

31.415

Topsectoren overig

35.862

29.834

4.070

5.209

2.900

2.624

6.354

Ruimtevaart (ESA)

91.287

52.783

67.061

67.561

67.708

67.368

67.368

Bijdrage NBTC

8.634

8.694

8.694

8.694

8.694

8.694

8.694

Bijdragen organisaties

5.734

4.910

5.627

5.443

5.338

5.338

5.413

               

ONTVANGSTEN

114.340

128.262

109.547

108.909

106.819

107.615

104.424

BMKB

35.572

33.000

33.000

33.000

33.000

33.000

33.000

Groeifaciliteit

4.376

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

8.000

Onttrekking begrotingsreserve Groeifaciliteit

831

           

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

9.653

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

13.000

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

127

4.000

         

Onttrekking GSF

 

10.136

         

Luchtvaartkredietregeling

11.438

8.447

9.046

9.906

6.116

5.912

4.012

Rijksoctrooiwet

38.857

37.681

35.099

32.212

31.912

31.912

31.912

Eurostars

2.437

4.238

4.821

5.094

5.094

5.094

4.000

Joint Strike Fighter

1.476

2.500

3.750

5.000

7.000

8.000

9.000

Diverse ontvangsten

9.573

7.260

2.831

2.697

2.697

2.697

1.500

Budgetflexibiliteit

Garanties: Het budget voor de verschillende garanties is voor 100% juridisch verplicht. Het budget is nodig om de verwachte schades te kunnen betalen op garanties die eerder zijn aangegaan.

Subsidies: Van het beschikbare kasbudget is 74% juridisch verplicht. Het betreft onder andere de uitfinanciering van tot en met 2017 aangegane verplichtingen voor Eurostars, MKB innovatiestimulering Topsectoren, EFRO en Bevorderen Ondernemerschap. Daarnaast is 14% van het budget bestuurlijk gebonden. Dit betreft € 5,4 mln voor de subsidiëring van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en € 8 mln van het budget van de regeling MKB Innovatiestimulering (MIT) die in 2018 via het Provinciefonds aan de provincies wordt overgeheveld voor de decentrale uitvoering van de MIT in 2018.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 67% juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van in voorgaande jaren aangegane verplichtingen voor onder andere beleidsondersteunend onderzoek, SBIR, ICT-beleid en Project Mainport Rotterdam.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2018 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, Agentschap Telecom, Logius en projectontwikkeling van Invest-NL i.o. en is voor 89% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Het budget betreft de uitfinanciering van de verplichting 2018 aan TNO, de Kamer van Koophandel en NWO-TTW. Het budget is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan medeoverheden: Het budget voor 2018 is voor 100% juridisch verplicht ten behoeve van de uitfinanciering van lopende verplichtingen.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van dit bedrag is 79% juridisch verplicht. Dit betreft vooral de bijdragen aan de TO2-instituten, de uitfinanciering van verschillende innovatieprogramma’s en oud FES-projecten, en een groot deel van het budget voor de PPS-toeslag en Ruimtevaart. Van het budget is 8% bestuurlijk gebonden. Dit betreft onder andere een deel van het budget voor Ruimtevaart en de bijdrage aan de World Tourism Organization (UNWTO), het eengemaakt octrooigerecht, de World Intellectual Property Organization (WIPO) en de Adviesraad voor Wetenschap, Technologie en Innovatie (AWTI).

Toelichting op de instrumenten

De financiële beleidsinstrumenten van het Bedrijvenbeleid richten zich op het realiseren van de geformuleerde strategische doelen. Bij de toelichting op de instrumenten worden de interventies daarom samenhangend per strategisch beleidsdoel beschreven. Voor elk van de strategische doelen wordt vervolgens, overeenkomstig de voorschriften, de indeling van de begrotingstabel naar aard van de financiële beleidsinterventie gehanteerd. Op die manier wordt zowel de inhoudelijke samenhang van verschillende instrumenten, alsook de aard van de financiële interventie zichtbaar gemaakt. Voor elk van de instrumenten worden kengetallen gepresenteerd. Een meer uitgebreide rapportage van kengetallen en indicatoren is te vinden in de Monitor bedrijvenbeleid. Voor elk instrument is een verwijzing opgenomen naar de relevante website.

Strategisch doel 1 Stimuleren van een concurrerend, innovatief en duurzaam bedrijfsleven

Tabel kengetallen behorend bij strategisch doel 1

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

Bron

MIT

         

RVO.nl

Aantal bedrijven dat deelneemt aan MIT

 

707

662

1.206

1.287

 

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met MIT (x € 1 mln)

 

26

61

86

83

 

Eurostars

         

RVO.nl

Aantal Nederlandse deelnemers aan Eurostars

44

49

20

69

75

 

– waarvan bedrijven

37

37

13

50

52

 

– waarvan hightech MKB (%)

89%

81%

100%

96%

90%

 

Door Eurostars ondersteunde private R&D-uitgaven van Nederlandse deelnemers

(x € 1 mln)

11,1

13

7

32

28

 

Horizon2020

         

RVO.nl/EC

Aantal Nederlandse deelnemers aan H2020

 

1.544

449

712

984

 

waarvan bedrijven

 

1.185

298

500

713

 

Omvang H2020-middelen voor Nederlandse deelnemers (retour x € 1 mln)

 

3.403

538

1.016

1.644

 

– waarvan bedrijven (%)

 

21%

31%

28%

25%

 

Retourpercentage voor Nederland (%)

 

7,5%

8,1%

7,7%

7,5%

 

WBSO

         

RVO.nl

Aantal bedrijven dat gebruik maakt van WBSO

22.220

22.640

22.974

22.980

22.330

 

Door WBSO ondersteunde private R&D-uitgaven (S&O-loon, x € 1 mln)

3.854

3.917

3.997

3.868

3.930

 

Subsidies

MIT De regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren heeft ten doel het bevorderen van innovatie bij het MKB en het MKB beter in staat te stellen zich aan te sluiten bij de door de topsectoren opgestelde innovatieagenda’s en regionale innovatiestrategieën, onder andere door het stimuleren van samenwerking tussen MKB-bedrijven op het vlak van onderzoek, ontwikkeling en innovatie en het stimuleren van het gebruik van publiek gefinancierde kennis door het MKB. De regeling wordt in samenwerking met de provincies uitgevoerd en gefinancierd. Uit de evaluatie van de regeling in 2017 bleek dat de MIT in zijn opzet slaagt, effectief en doelmatig is en wordt gebruikt door een verscheidenheid aan MKB’ers.

Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op Volginnovatie.nl.

Eurostars

«Eurostars» is een internationaal programma dat gezamenlijk gefinancierd wordt door 34 deelnemende landen en de EU. De regeling is met name gericht op het «hightech»-MKB en ondersteunt bedrijven en kennisinstellingen die met buitenlandse partijen in Europa samenwerken in projecten die gericht zijn op marktgericht technologisch onderzoek en technologische ontwikkeling.

Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op Volginnovatie.nl.

Groene Groei en Biobased Economy

De rijksbrede groene groeistrategie is gericht op versterking van het verdienvermogen waarbij tegelijkertijd de druk op het milieu wordt gereduceerd en de afhankelijkheid van schaarse grondstoffen wordt verminderd. De middelen op de EZ-begroting worden ingezet voor het overkoepelende programma Groene Groei, voor domeinen als de biobased & circulaire economie, waaronder uitvoering van het grondstoffenakkoord en mobiliteit/elektrisch vervoer en instrumenten/pijlers als de Green Deals.

Op Volginnovatie.nl vindt u meer informatie over de ondersteunde projecten van de Green Deals en de Biobased Economy.

Cofinanciering EFRO, inclusief INTERREG

Innovatiestimulering en de transitie naar een koolstofarme economie zijn de hoofddoelen van de programma’s die worden gefinancierd vanuit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Daarbij is het MKB de belangrijkste doelgroep. Het rijk neemt de voor EFRO vereiste cofinanciering deels voor zijn rekening, voor projecten die bijdragen aan nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en energie.

Overige subsidies

Dit betreffen onder andere de bijdragen in het kader van de Green Deal Laadinfra.

Bijdragen aan agentschappen

Bijdrage aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) – Octrooicentrum Nederland

De bijdrage aan Octrooicentrum Nederland, onderdeel van RVO.nl, is bestemd voor de uitvoering van taken die bij, of op grond van, wetten of verdragen zijn opgedragen, zoals bijvoorbeeld de verlening en registratie van octrooien, de inning van taksen, de vertegenwoordiging van Nederland in Europese en mondiale organisaties, de uitvoering van andere wettelijke taken onder de Rijksoctrooiwet 1995, evenals de nakoming van Europese en internationale verplichtingen. Daarnaast geeft Octrooicentrum Nederland voorlichting en advies aan bedrijven, kennisinstellingen, overheden en uitvinders. Doel is het vinden van de juiste balans tussen enerzijds kennisbescherming, om bedrijven te stimuleren om te innoveren, en anderzijds de verspreiding en benutting van kennis.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Internationaal Innoveren

In het kader van het beleid voor Internationaal Innoveren is voor Nederlandse deelname aan publiek-private onderzoeksprogramma’s in Europees verband cofinanciering beschikbaar. Deze middelen worden ingezet voor Eureka clusters en het Joint Technology Initiative ECSEL dat is gelieerd aan Horizon 2020.

Bovendien is vanaf 2017 het budget opgehoogd met € 1 mln per jaar ten behoeve van de ondersteuning van innovatiesamenwerking van Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen met partners uit niet-Eureka landen. Dit wordt uitgevoerd door middel van het Global Stars instrument onder de vlag van Eureka.

Op Volginnovatie.nl vindt u meer informatie over de ondersteunde projecten van de Joint Technology Initiatives en KP7 (de voorganger van Horizon 2020) en van Eureka.

Fiscale maatregelen

WBSO

De WBSO is gericht op het stimuleren van Speur- en Ontwikkelingswerk door het bedrijfsleven, door het verlagen van de aan S&O-gerelateerde kosten4. De WBSO richt zich op de loonkosten van S&O-medewerkers en, door de integratie met de Research & Development aftrek, ook op de overige aan S&O-gerelateerde kosten en uitgaven.

Informatie over de totale toegekende WBSO-bedragen per provincie vindt u op Volginnovatie.nl

Strategisch doel 2 Bevorderen ondernemerschap en toegang tot en benutting van ondernemers(risico)financiering

Tabel kengetallen behorend bij strategisch doel 2

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

Bron

BMKB

         

RVO.nl

Verstrekte garanties BMKB, x € 1 mln

486

344

372

446

657

 

Totaal aantal verstrekte garanties

2.640

1.983

1.949

2.545

3.688

 

Groeifaciliteit

         

RVO.nl

Verstrekte garanties Groeifaciliteit, x € 1 mln

13

8

32

19

37

 

Totaal aantal verstrekte garanties

21

16

20

14

17

 

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

         

RVO.nl

Verstrekte garanties GO, x € 1 mln

103

103

82

137

58

 

Totaal aantal verstrekte garanties

53

51

39

76

36

 

Qredits

         

Qredits

Aantal verstrekte kredieten (Micro- en MKB-krediet)

1.133

1.020

1.187

1.500

1.750

 

Garanties

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

De BMKB maakt mogelijk dat bedrijven met te weinig zekerheden (onderpand) toch financiering kunnen krijgen, doordat de overheid borg staat voor het deel van de lening waar het bedrijf geen onderpand voor heeft. De kredietverstrekker kan, mocht dat nodig zijn, voor dat deel dus terugvallen op de overheid. Het kabinet heeft besloten de BMKB permanent open te stellen voor niet-bancaire partijen (zie TK, 32 637, nr. 286). Het gebruik van de regeling hangt af van de kredietbehoefte van het bedrijfsleven en is afhankelijk van de ontwikkeling van de conjunctuur en de risicobereidheid van financiers. De raming betreft de verwachte schades die kredietverstrekkers declareren bij EZ als kredieten niet terug kunnen worden betaald. Tegenover de schades staan premies en ontvangsten bij uitwinning van faillissementen. In de budgettaire tabel is een splitsing gemaakt tussen de werkelijke schadebetalingen en stortingen in de begrotingsreserve BMKB.

Groeifaciliteit

De Groeifaciliteit richt zich op buffervermogen – zoals eigen vermogen van participatiemaatschappijen en achtergestelde leningen door banken – en is vooral gericht op de start-, groei- en expansiefase van een bedrijf. Achtergestelde leningen en aandelenkapitaal verstrekt door participatiemaatschappijen vallen tot maximaal € 25 mln onder de garantieregeling. Een bank kan een garantiefinanciering verstrekken tot maximaal € 5 mln in de vorm van achtergestelde leningen. De garantie van de overheid bedraagt 50%.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

De GO-regeling geeft financiers de mogelijkheid om een garantie van 50% van de overheid te verkrijgen, indien zij vanwege het risicoprofiel niet zelfstandig of onvoldoende in staat zijn in de kern gezonde bedrijven te financieren. Jaarlijks kan voor maximaal € 400 mln aan garanties worden verleend; het gebruik is afhankelijk van de conjuncturele ontwikkeling. Het geraamde bedrag betreft de verwachte schades op de regeling. Tegenover de schades staan premieontvangsten. De GO-regeling is kostendekkend.

In 2017 is de pilot GO ETFF voor in beginsel twee jaar opengesteld. De GO ETFF heeft als doel bij te dragen aan het (versneld) realiseren van de ambities inzake de energietransitie door het verstrekken van risicodragend vermogen in de vorm van achtergestelde leningen. Voorbeelden zijn geothermie, decentrale opwekking, energiebesparing in de gebouwde omgeving en de circulaire economie. Voor de financieringen vanuit de GO ETFF kan in de pilotfase € 80 mln aan overheidsgarantie worden verstrekt (onderdeel van het totale GO-plafond van € 400 mln). De GO ETFF vormt een aparte subsidiemodule naast de bestaande subsidiemodule Garantie Ondernemingsfinanciering en heeft een vergelijkbare kostendekkende opzet.

Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering

De horizon van deze regeling liep tot 1 juli 2017. Op basis van de uitgevoerde evaluatie heeft het kabinet besloten de regeling niet te verlengen (TK, 34 550 XIII, nr. 136).

Subsidies

Bevorderen Ondernemerschap

Deze middelen zijn gereserveerd voor diverse initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap, waaronder het Valorisatieprogramma, «Startup Delta», «NL Groeit» en het «Techniekpact».

Microkrediet

In de categorie subsidies vallen ook de uitgaven aan «Qredits» ten behoeve van micro-en MKB-kredieten voor ondernemers met een haalbaar ondernemersplan die geen toegang hebben tot het reguliere financiële circuit. Daarnaast biedt Qredits coaching en begeleiding aan kleine en startende ondernemers. De afgelopen jaren is er in totaal een lening van € 45 mln verstrekt voor micro- en MKB-krediet. Voor 2018 en volgende jaren zijn er geen aanvullende uitgaven geraamd op de begroting.

Bijdrage aan ROM’s

Met deze middelen worden de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen ondersteund: NOM (Noord), BOM (Brabant), LIOF (Limburg), Oost NV (Oost) en «Innovation Quarter» (IQ, Zuidvleugel). Deze middelen hebben tot doel de economische krachten in de regio te versterken en te bundelen met sectorale initiatieven vanuit het topsectorenbeleid en ander generiek beleid en daarnaast om de samenwerking tussen het (innovatieve) MKB en kennisinstellingen in de regio te bevorderen.

Overige subsidies

Deze middelen worden aangewend voor onder andere het Valorisatieprogramma en bijdragen aan Nederland Maritiem Land en Stichting Toekomstbeeld der Techniek.

Opdrachten

Invest-NL i.o.

Voor Invest-NL i.o. is in 2018 € 9,7 mln beschikbaar voor de met de oprichting samenhangende opstartkosten.

Bijdragen aan agentschappen

Invest-NL i.o.

Er is in 2018 € 16,5 mln beschikbaar voor de projectontwikkeling van Invest-NL i.o. en vanaf 2019 € 19 mln structureel op de aanvullende post bij Financiën. Daarnaast is in de jaren 2017–2018 € 12,4 mln beschikbaar (€ 5,2 mln in 2018) voor de transitiekosten bij RVO.nl die samenhangen met de voorgenomen overheveling van financieringsregelingen van RVO.nl naar Invest-NL. Het budget vanaf 2019 staat gereserveerd op de aanvullende post bij het Ministerie van Financiën.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid;

  • Vrijstelling aandelenopties werknemers van startups;

  • Persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal;

  • BPM Teruggaaf bestelauto ondernemers.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel Fiscale regelingen 2016–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € mln)1
 

2016

2017

2018

FOR aftrek

159

160

162

FOR belaste uitkering

– 104

– 101

– 100

Zelfstandigenaftrek

1.720

1.720

1.720

Extra zelfstandigenaftrek starters

108

108

108

Meewerkaftrek

8

8

8

Stakingsaftrek

14

14

14

Aftrek speur- en ontwikkelingswerk

6

6

6

Willekeurige afschrijving starters

8

8

8

Doorschuiving stakingswinst

250

262

273

MKB-winstvrijstelling

1.590

1.635

1.675

Terbeschikkingstellingsvrijstelling

17

17

17

Innovatiebox

1.708

1.687

1.679

Kleinschaligheidsinvesteringsaftrek

395

405

410

OVB Vrijstelling bedrijfsoverdracht in familiesfeer2

16

16

16

Schenk- en erfbelasting Bedrijfsopvolgingsfaciliteit

383

383

383

Afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk WBSO

1.208

1.205

1.163

Verlaagd gebruikelijk loon voor dga’s van startups

29

29

BTW Kleine ondernemersregeling

150

160

170

MRB Verlaagd tarief bestelauto ondernemers3

804

834

868

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

OVB = Overdrachtsbelasting

X Noot
3

MRB = Motorrijtuigenbelasting

Strategisch doel 3 Ontwikkelen en benutten van hoogwaardig (internationaal) publiek gefinancierd onderzoek en technologie, inclusief publiek-private samenwerking

Tabel Kengetallen behorend bij strategisch doel 3

Kengetallen

2012

2013

2014

2015

2016

Bron

TKI’s

         

RVO.nl/ TKI’s

Omvang middelen PPS-programma’s TKI (x € 1 mln)1

 

571

814

970

1.060

 

waarvan private middelen (%)

 

35%

44%

49%

48%

 

TO2

           

Klanttevredenheid Deltares

 

8,0

7,9

8,7

8,6

Deltares

Klanttevredenheid Marin

 

8,8

9,0

8,8

8,9

Marin

Klanttevredenheid NLR

 

8,5

8,7

8,8

8,7

NLR

Klanttevredenheid TNO

 

8,2

8,3

8,4

8,6

TNO

Kennisbenutting Deltares

     

96%

97%

Deltares

Kennisbenutting Marin

     

97%

100%

Marin

Kennisbenutting NLR

     

99%

99,5%

NLR

Kennisbenutting TNO

     

98%

98%

TNO

Europese Ruimtevaartorganisatie (ESA)

           

Aantal Nederlandse bedrijven dat deelneemt aan ruimtevaartprogramma’s ESA2

499

 

552

121

121

ESA

Ruimtevaart geo-return/retour (%)

1,07

1,10

1,14

1,02

1,18

ESA

X Noot
1

De definitieve realisatie is lager dan de voorlopige realisatie 2015 zoals opgenomen in de Monitor Bedrijvenbeleid en het Jaarverslag 2016 (€ 1.020 mln; 48% privaat). Dat komt doordat de vastgestelde grondslag (waar de definitieve realisatie op is gebaseerd) lager uitvalt dan de ingediende grondslag (waar de voorlopige realisatie op gebaseerd was).

X Noot
2

Doordat ESA in 2015 is gestart met een nieuwe, opgeschoonde database valt de realisatiewaarde 2015 en 2016 substantieel lager uit dan de referentiewaarde en de cumulatieve waarden tot en met 2014. De realisatiewaarde betreft een cumulatief getal op basis van databestanden van ESA vanaf 1 januari 2015.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten

De middelen zijn gereserveerd ten behoeve van de monitoring, effectmeting en feitelijke onderbouwing van beleid («evidence based policy making») en beleidsexperimenten en proefprojecten.

ICT-beleid: SURF

De ICT-infrastructuur (rekencapaciteit, netwerk) van SURF maakt het mogelijk om digitale data te benutten voor onderzoek en onderwijs. EZ en OCW dragen ieder € 6 mln bij aan de vernieuwing van die infrastructuur voor 2017 tot en met 2019 (motie Van Meenen/Vos). Voor EZ betreft het een incidentele bijdrage, omdat de ICT-infrastructuur van SURF met name ten goede komt aan (wetenschappelijk) onderzoek en onderwijs en nauwelijks directe voordelen heeft voor het bedrijfsleven als ICT-gebruiker. Tevens heeft de Permanente Commissie voor Grootschalige Onderzoeksfaciliteiten van NWO (december 2016) voorgesteld om de rol van SURF te versterken bij het beoordelen van investeringsvoorstellen voor grote onderzoeksfaciliteiten (onderdeel rekenkracht). Naast deze bijdrage van EZ heeft SURF in 2016 een bijdrage van € 11,1 mln uit het Toekomstfondskrediet voor Onderzoeksfaciliteiten ontvangen (amendement Vos-Verhoeven).

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Bijdrage aan TNO

TNO (Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek) werkt samen met ECN, Marin, Deltares, Wageningen Research en NLR in de federatie Toegepaste Onderzoek Organisaties (TO2). EZ investeert samen met enkele andere ministeries in deze instituten, omdat hier onafhankelijk onderzoek in Nederland plaatsvindt dat kansen kan creëren voor innovatie en economische groei en dat een bijdrage levert aan de publieke kennis op terreinen van maatschappelijk belang. TNO bestrijkt een breed onderzoeksgebied op het terrein van meerdere topsectoren, met name HTSM, en energie. Daarnaast ontwikkelt het kennis op een aantal maatschappelijke thema’s, met name defensie, maatschappelijke veiligheid en arbeid & gezondheid.

Bijdrage aan NWO-TTW

NWO financiert binnen het domein Toegepaste en Technische Wetenschappen (TTW) technisch wetenschappelijk onderzoek aan Nederlandse universiteiten en instituten. Met de bijdrage van EZ worden de Perspectiefprogramma’s gefinancierd, die worden ingezet voor innovatiecontracten van topsectoren. Voor de bijdrage aan NWO-TTW is structureel circa € 24 mln per jaar beschikbaar.

Bijdragen aan medeoverheden

Sterke Regio’s en Nota Ruimte

EZ werkt samen met de regio’s aan economische structuurversterking en zet daarbij in op synergiekansen tussen de agenda’s van Rijk en regio. Hier is momenteel geen begrotingsinstrument voor. De samenwerking verloopt langs de lijnen van het generieke beleid (onder andere Topsectoren), de regionale accenten (onder andere ROM’s) en, waar nodig, maatwerk bij het ondersteunen van regionale initiatieven (onder andere Vierkant voor Werk en Zeeland). De in 2018 geraamde middelen zijn bestemd voor uitfinanciering van een voormalig Sterke regio-project.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

PPS-toeslag

In 2013 zijn de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) gestart met het bundelen en stroomlijnen van de onderzoeksprogrammering in de gehele kennisketen. Het doel is om meer privaat-publieke samenwerkingsprogramma’s (PPS) vanuit de onderzoekagenda’s van de topsectoren (inclusief maatschappelijke uitdagingen) te genereren. De TKI’s zijn daarbij programmerend en regisserend. Via de PPS-toeslagregeling (voorheen TKI-toeslagregeling) kunnen PPS-projecten voor elke privaat ingelegde euro 25% toeslag verdienen voor onderzoek dat past binnen de onderzoekagenda’s van de topsectoren. Zowel de TKI’s als de PPS-en zelf kunnen toeslag aanvragen.

Meer informatie over de ondersteunde projecten vindt u op Volginnovatie.nl.

TO2 (toegepaste onderzoeksorganisaties)

De middelen zijn gereserveerd voor de financiering van onderzoek in het kader van de topsectoren, maatschappelijke thema’s en voor onderzoek ten behoeve van (wettelijke) taken van de overheid. In 2017 is de subsidieregeling instituten voor toegepast onderzoek van kracht geworden, zoals al aangekondigd in de brief van het Kabinet over de Visie op het toegepaste onderzoek (TK, 2012–2013, 32 637 nr. 123). Hiermee wordt bereikt dat de TO2-instellingen onder dezelfde voorwaarden de rijksbijdrage ontvangen. Na aanpassing van de TNO-wet zal deze subsidieregeling ook voor TNO gaan gelden. Naast TNO (zie «Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s»), omvat TO2 de volgende instituten:

  • Deltares (Delta Research): instituut op het gebied van deltatechnologie. Deltares levert ten behoeve van de overheid en de topsector water bijdragen aan innovatieve oplossingen voor water-, ondergrond- en deltavraagstukken die het leven in delta’s, kust- en riviergebieden veilig, schoon en duurzaam maken. De bijdrage aan Deltares bedraagt in 2018 circa € 9,5 mln.

  • MARIN (Maritiem Research Instituut Nederland): instituut op het gebied van hydromechanisch en nautisch onderzoek. De bijdrage aan Marin bedraagt in 2018 circa € 3,3 mln.

  • NLR (Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium): instituut op het gebied van militaire en civiele luchtvaart ten behoeve van de ministeries van Defensie en Infrastructuur en Milieu en de topsectoren HTSM en water. De bijdrage aan NLR in 2018 bedraagt circa € 18,4 mln.

  • ECN (Energieonderzoek Centrum Nederland) en Wageningen Research: deze instituten worden toegelicht in respectievelijk artikel 4 en 6.

Topsectoren overig

Deze post bevat onder andere het beleidsondersteunend budget voor de topteams in het kader van het topsectorenbeleid.

Ruimtevaart (ESA)

De bijdrage aan Ruimtevaart bestaat uit verplichte programma’s (contributie) van het European Space Agency (ESA) en uit gerichte inschrijving op optionele programma’s van ESA. De ingeschreven middelen vloeien via opdrachten aan Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen ter realisatie van de onderscheiden ruimtevaartprogramma’s grotendeels terug naar Nederland («Geo Return»-systeem). Daarnaast kent het Ruimtevaartbeleid een (beperkt) nationaal flankerend beleid, waarin onder andere de interactie van bedrijven en kennisinstellingen met ESTEC wordt bevorderd. Ook wordt daarmee de benutting van satellietdata door onder andere overheidsinstellingen gestimuleerd. Uitvoering van het beleid is opgedragen aan het Netherlands Space Office (NSO). Eind 2017 wordt het Nederlandse satellietinstrument TROPOMI gelanceerd. Dit instrument maakt het mogelijk om de ontwikkeling in de luchtkwaliteit veel nauwkeuriger te monitoren dan tot heden mogelijk is. In 2018 gaat Nederland aan de slag met de data afkomstig van dit nieuwe satellietinstrument.

Strategisch doel 4 Waarborgen van responsieve overheids- en informatiediensten en ondersteuning voor ondernemers op regionaal, nationaal en internationaal niveau

Tabel kengetallen behorend bij strategisch doel 4

Kengetallen

2013

2014

2015

2016

Bron

Innovatie Attaché Netwerk

       

IAN/RVO.nl

Geformaliseerde samenwerkingsverbanden

67

115

78

97

 

Klanttevredenheid1

8,6

8,8

8,6

8,1

 

Netherlands Foreign Investment Agency

       

NFIA/RVO.nl

Projecten

193

187

207

227

 

Investeringsomvang (€ mln)

1.658

3.185

1.765

1.467

 

Werkgelegenheid (arbeidsplaatsen)2

8.435

6.304

7.779

7.570

 

KvK/Ondernemerspleinen

       

KvK

Waardering Kamer van Koophandel

 

7,1

7,1

7,2

 

Bereik Kamer van Koophandel

 

51%

52%

55%

 

Waardering Ondernemersplein.nl

 

6,8

6,8

7,0

 

Regeldruk

         

Netto verlaging regeldruk (cumulatief, € mln)

527

1.153

1.808

2.228

EZ

X Noot
1

Vanaf 2015 is een nieuwe methodiek gehanteerd, waardoor het cijfer niet zonder meer vergelijkbaar is met voorgaande jaren.

X Noot
2

Zowel nieuwe werkgelegenheid als behoud van werkgelegenheid.

Bijdragen aan agentschappen

Bijdrage aan RVO.nl – Innovatie-attachés

De Innovatie Attachés, onderdeel van RVO.nl, werken in vijftien landen vanuit ambassades en consulaten. Zij leveren kennis en informatie over ontwikkelingen en trends op het terrein van innovatie, technologie en wetenschap in het buitenland, creëren verbindingen tussen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen en bevorderen daarmee de internationale innovatiesamenwerking ten behoeve van het Nederlandse concurrentievermogen. Zij zorgen in samenwerking met de NFIA dat er meer buitenlandse R&D naar Nederland komt.

Bijdrage aan RVO.nl -Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA)

De bijdrage aan de NFIA is gereserveerd voor ondersteuning van buitenlandse bedrijven die zich willen vestigen of die willen uitbreiden in Nederland of Nederland als een strategische uitvalsbasis voor Europa zien. De dienstverlening bestaat uit advies, informatievoorziening en praktische assistentie en discrete toegang tot een breed netwerk van zakelijke partners en overheden.

Bijdrage aan RVO.nl – uitvoering instrumentarium

Deze middelen zijn grotendeels voor de uitvoering van de financierings- en innovatie-instrumenten (MKB Innovatiestimulering Topsectoren, Eurostars, Horizon2020, PPS-toeslag, WBSO, BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering). Dit betreft activiteiten als beoordeling van aanvragen, bedrijfscontroles, voorlichting over de instrumenten, de organisatie van innovatiemissies en het terugontvangen van kredieten.

Bijdrage aan Agentschap Telecom

Met deze bijdrage verzorgt Agentschap Telecom de uitvoering, het toezicht en de handhaving van de bepalingen uit de Wet ruimtevaartactiviteiten. Het gaat om werkzaamheden die voortkomen uit aanvragen, toetsen en eventueel afgifte van een ruimtevaartvergunning, registreren van ruimtevoorwerpen, deelname aan internationale gremia, adviseren en voorlichting geven over ruimtevaartactiviteiten. Het wettelijke toezicht heeft betrekking op de afgifte van ruimtevaartvergunningen.

Verder voert Agentschap Telecom het toezicht uit op vertrouwensdiensten die onder de Europese eIDAS-Verordening vallen. Ook voert Agentschap Telecom het secretariaat voor de commissie van deskundigen voor het toezicht op het stelsel van elektronische toegangsdiensten (ETD-stelsel).

Bijdrage aan Logius

De bijdrage aan Logius betreft het EZ-aandeel voor het programma (Bureau) Forum Standaardisatie.

Opdrachten

ICT-beleid: digitale overheid voor bedrijven

Het doel is dat ondernemers en burgers hun zaken met de overheid digitaal kunnen afhandelen door het realiseren van een snelle en betrouwbare en veilige dienstverlening. De middelen zijn gereserveerd ter bekostiging van de generieke ondernemersvoorzieningen die hiervoor nodig zijn: een informatieportaal (ondernemersplein.nl), een inlogvoorziening (eHerkenning/Idensys), een voorziening om digitaal zaken te doen met de overheid (Mijn overheid voor Ondernemers), een Berichtenbox voor bedrijven en standaarden voor informatie-uitwisseling (zoals Standard Business Reporting en e-factureren) als onderdeel van de Generieke Digitale Infrastructuur.

Regeldruk

Het kabinet zet in op een beleid dat onnodige bureaucratie beperkt en ruimte biedt aan innovatie. Het streven is gericht op merkbare regeldrukvermindering zowel via generieke trajecten als via een maatwerkaanpak voor specifieke sectoren. Verder zet het kabinet in op tijdige en stevige effecttoetsing van nieuwe regelgeving via de oprichting van een nieuwe toetsingsinstantie, het adviescollege toetsing regeldruk.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Kamer van Koophandel

De Kamer van Koophandel voert vijf wettelijke taken uit in het kader van ondernemerschapsbeleid: houden van het handelsregister, inrichten en beheren van Ondernemerspleinen (zowel digitaal als fysiek), geven van inlichtingen en voorlichting aan ondernemers (onder meer) via online informatie, stimuleren van innovatie via advies en voorlichting en regio-specifieke activiteiten, bijvoorbeeld door middel van regionale onderzoeken, overleggen en samenwerkingsvormen. Hiervoor krijgt de Kamer van Koophandel een rijksbijdrage; daarnaast genereert de Kamer van Koophandel eigen inkomsten uit verkoop van eigen producten en diensten. Aanvullend krijgt de Kamer van Koophandel een opdracht voor de ontwikkeling van MijnOverheid voor Ondernemers. De reeks in de budgettaire tabel is inclusief de inputfinanciering Handelsregister.

Bijdragen aan (internationale) organisaties

Bijdrage

NBTC

EZ stelt op basis van meerjarenafspraken budget beschikbaar voor de internationale «branding» en «marketing» van Nederland en internationale congreswerving. Het budget wordt ingezet op de belangrijkste toeristische herkomstmarkten en doelgroepen.

Overige bijdragen aan organisaties

De bijdrage (€ 0,25 mln in 2018) is gereserveerd voor de stichting Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, die partijen (bedrijven, overheden, kennisinstellingen, ngo’s en vakbonden) informeert en stimuleert om bij te dragen aan een duurzame en eerlijke wereld. Daarnaast wordt een bijdrage verstrekt aan Ondernemersklankbord (circa € 0,4 mln), de Fraudehelpdesk (Stichting Safecin, € 0,25 mln) en de Koning Willem I Stichting (circa € 0,2 mln).

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten BMKB, Groeifaciliteit, Garantie Ondernemingsfinanciering betreffen de premie-inkomsten in het kader van de verstrekte garanties. Bij de BMKB is daarnaast ook sprake van ontvangsten als gevolg van uitbetaalde maar later afgewezen verliesdeclaraties.

Voor de Groeifaciliteit is ook de onttrekking aan de begrotingsreserves weergegeven, waarmee het verschil tussen uitgaven en premie-inkomsten is verevend. Vanwege het beëindigen van de Garantiefaciliteit Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF) is de begrotingsreserve van de GSF in 2017 opgeheven (onttrekking van € 10,1 mln).

De ontvangsten in het kader van de Luchtvaartkredietregeling betreffen terugbetalingen (kredietsom en rente) van kredieten, verleend in de periode 1998 tot en met 2003 en 2008 tot en met 2011 voor vliegtuigtechnologieprojecten.

De ontvangsten Rijksoctrooiwet betreffen de ontvangsten van OCNL, uit hoofde van procedure- en instandhoudingtaksen op basis van de Rijksoctrooiwet. Daarin zijn begrepen de instandhoudingstaksen voor Europese octrooien, waarvoor geldt dat de hiervoor geraamde ontvangsten de helft zijn van de feitelijke ontvangsten uit taksen. De andere helft wordt afgedragen aan het Europees Octrooibureau.

De ontvangst Eurostars betreft de Europese bijdrage aan Eurostars-projecten. De bijdrage betreft 23% van de nationale bijdrage.

De ontvangsten JSF hebben betrekking op de geraamde afdrachten door de defensie-industrie aan de Staat. Op basis van de gesloten medefinancieringsovereenkomst over de deelname van Nederland aan de ontwikkeling van de F-35 draagt de industrie 2% over de gerealiseerde omzet voor ontwikkeling en onderhoud van de F-35 af aan EZ.

Toelichting op de begrotingsreserves

Er zijn begrotingsreserves voor de BMKB, de regeling Garantie Ondernemingsfinanciering (GO), de Groeifaciliteit (GF) en de garanties voor nieuwe aanbieders van MKB-financiering. De GO, GF en de garanties voor alternatieve aanbieders van MKB-financiering betreffen kostendekkende garanties, waarvan de te realiseren premieontvangsten toereikend zijn voor het afdekken van eventuele verliesdeclaraties. De begrotingsreserves zijn ervoor bedoeld inkomsten uit premies en uitgaven voor schades, die over de jaren kunnen fluctueren, te verevenen.

In onderstaande tabel zijn de saldi van de begrotingsreserves per 31 december 2016 weergegeven (bedragen x € 1.000).

Stand begrotingsreserves per 31 december 2016

 

Waarvan juridisch verplicht

Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

58.633

100%

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

60.112

100%

Groeifaciliteit

16.169

100%

Garantie MKB-faciliteiten

9.000

100%

Budgetflexibiliteit begrotingsreserves

BMKB

Bij de BMKB is sprake van een niet geheel kostendekkende regeling. In de periode 2009–2015 is voor circa € 384 mln aan schades – veroorzaakt door het hoge aantal faillissementen als gevolg van de economische crisis – uit begrotingsmiddelen gefinancierd. Om in de toekomst bestand te zijn tegen een crisis met een dergelijke omvang, dient in tijden van hoogconjunctuur «gespaard» te worden. De begrotingsreserve kan als gevolg daarvan toenemen tot een forse omvang. Op het moment dat een economische crisis aan de orde is en de verliesdeclaraties toenemen, is de voorziening noodzakelijk om de tekorten aan te vullen. Het uitstaand obligo van de BMKB was ultimo 2016 circa € 1,8 mld waarmee de volledige begrotingsreserve juridisch verplicht is. Ervaring wijst echter uit dat slechts een beperkt deel van de garanties tot schadedeclaraties leidt. Voor een crisis, zoals hiervoor genoemd, dient echter een adequate buffer voorhanden te zijn. Daarnaast is met ingang van 2017 aan banken de mogelijkheid geboden de garantiepremie gedeeltelijk te spreiden over de looptijd van de garantie in plaats van de situatie dat de volledige premie ineens vooraf moet worden betaald. Indien de banken dit gaan toepassen en de premieontvangsten voor de staat over meerdere jaren gespreid worden, zullen de ontvangsten van de staat voor enkele jaren terugvallen naar een lager niveau. Hierdoor zal de komende jaren een beroep op de begrotingsreserve mogelijk noodzakelijk zijn om de tijdelijke terugval in ontvangsten te compenseren.

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO) en de Groeifaciliteit (GF)

Bij de Garantie Ondernemingsfinanciering en de Groeifaciliteit is sprake van in opzet kostendekkende regelingen. Bij deze regelingen dient de begrotingsreserve er toe de discrepantie in de tijd tussen ontvangsten en uitgaven te verevenen. Bij deze regelingen kunnen relatief grote verliesdeclaraties worden ingediend, die de omvang van de in enig jaar te ontvangen provisies te boven gaan. Voor die situaties is het nodig een forse begrotingsreserve aan te houden om deze tegenvallers binnen de begroting te kunnen accommoderen. Het uitstaande obligo voor deze regelingen was ultimo 2016 € 566 mln (GO) en € 122 mln (GF) waardoor de volledige voorzieningen voor deze regelingen juridisch verplicht zijn. De omvang en benutting van de begrotingsreserves worden betrokken bij de evaluatie van deze regelingen. De begrotingsreserve GO wordt ook ingezet ten behoeve van de GO-Energietransitie Financieringsfaciliteit (GO ETFF).

MKB-faciliteiten

Dit betreft de begrotingsreserve ten behoeve van de fundinggaranties in het kader van het Aanvullend actieplan MKB-financiering. De begrotingsreserve dient er toe de discrepantie in de tijd tussen de premieontvangsten en de uitgaven te verevenen. Het uitstaand obligo ultimo 2016 van deze garanties is € 25 mln, waarmee de volledige voorziening juridisch is verplicht.

3 Toekomstfonds

Algemene Doelstelling

Versterken van de innovatieve kracht van Nederland door het beschikbaar stellen van financiering voor innovatief en snelgroeiend MKB en voor fundamenteel en toegepast onderzoek en het behouden van vermogen voor toekomstige generaties.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Economische Zaken is rijksbreed verantwoordelijk voor versterking van het innovatievermogen, in het bijzonder gericht op het bedrijfsleven en verantwoordelijk voor het scheppen van randvoorwaarden voor een excellent ondernemingsklimaat.

De Minister van EZ en de bewindslieden van OCW coördineren en borgen de publieke kennisinfrastructuur voor toegepast en fundamenteel onderzoek.

Vanuit deze verantwoordelijkheden heeft de Minister een financierende en faciliterende rol, samenhangend met de stimulerende, regisserende en faciliterende rollen zoals vermeld in artikel 2 van deze begroting:

Financieren/faciliteren

  • Het mede-financieren van investeringen in R&D en innovatie.

  • Het faciliteren van toegang tot en financieren van (risico)kapitaal voor bedrijven.

  • Het mede-financieren van Europese en internationale samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie.

Beleidswijzigingen

Het Toekomstfonds heeft een startkapitaal van € 200 mln en wordt gevoed door mogelijke meevallers in de gasbaten ten opzichte van de voor het Toekomstfonds actuele ijklijn. Deze middelen worden met behoud van vermogen ingezet voor de financiering van innovatieve en snelgroeiende MKB-bedrijven en voor fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek. Ook de begrotingsmiddelen voor het Innovatiefonds MKB+ en de participatie van het Rijk in de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s) zijn in het Toekomstfonds ondergebracht.

Voor behoud van vermogen wordt vanaf 2018 een buffer opgebouwd van in totaal € 50 mln voor de niet renderende investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. De opbouw van deze buffer start in 2018 met € 5 mln per jaar (zie TK, 34 000 XIII, nr. 150).

Het Toekomstfonds heeft een revolverend karakter, waarbij de middelen die verstrekt worden in beginsel terug moeten vloeien naar het fonds. In de Kamerbrief van 10 februari 2017 over de oprichting van Invest-NL is aangegeven dat Invest-NL de uitvoering van onder andere de financieringsinstrumenten Innovatiekrediet en de SEED Capital Regeling op zich zal nemen, evenals het aandeelhouderschap van DVI. Van regelingen die qua uitvoering overgaan naar Invest-NL zal worden bezien of en hoe deze voor rekening en risico van de instelling kunnen worden verstrekt. In het kader van de verdere ontwikkeling van Invest-NL zal de Kamer dan ook geïnformeerd worden over de voedingssystematiek en governancestructuur van het Toekomstfonds.

Door herschikkingen binnen het Toekomstfonds, zijn bij Voorjaarsnota 2017 een aantal nieuwe initiatieven gepresenteerd binnen het Toekomstfonds waaronder het Co-investment venture capital instrument/EIF en het NL-Californië Duurzaam E-mobility fund. Om de markt voor risicodragend kapitaal voor het mkb verder te versterken is er daarnaast binnen de bestaande Seed Capital regeling een co-investeringsfaciliteit voor business angels en zijn er middelen beschikbaar gesteld voor twee specifieke SEED-capital fondsen om startups in de agrifood en tuinbouw sector beter toegang te geven tot risicokapitaal.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 3 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

166.591

275.839

109.897

90.521

93.195

88.881

133.719

UITGAVEN

125.418

223.412

189.595

182.783

178.685

177.130

158.037

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

67%

       
               

Leningen

118.571

210.089

182.001

175.523

171.425

169.869

151.576

I Startups/MKB-FINANCIERING

             

Volledig revolverend

             

Dutch Venture Initiative/Fund of Funds

26.000

36.001

30.792

21.051

25.133

25.992

39.592

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

15.144

19.322

4.500

       

Co-investment venture capital instrument/EIF

 

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

 
               

Gedeeltelijk revolverend

             

Innovatiekrediet

39.910

54.855

47.553

48.548

48.962

47.854

38.493

Risicokapitaal (seed capital)

16.538

48.004

40.297

46.505

46.311

47.717

29.217

Vroege fasefinanciering

10.555

12.530

16.682

17.242

17.342

17.639

16.139

Start ups/MKB

 

177

2.177

6.177

11.177

9.167

23.135

NL-Californië Duurzaam E-mobility fund

 

1.000

2.500

2.500

2.000

2.000

 
               

II INVESTERINGEN IN FUNDAMENTEEL EN TOEGEPAST ONDERZOEK

             

Met vermogensbehoud

             

Fundamenteel en toegepast onderzoek

10.424

25.700

20.000

16.000

8.000

7.000

5.000

Onco Research

 

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

 

Smart Industry

   

5.000

5.000

     
               

III Staatsobligaties Toekomstfonds

             
               

Subsidies

 

5.655

800

800

800

800

0

IV Reëel rendement voor onderzoek

             

V Overige subsidies

             

Smart Industry

 

4.855

         

Haalbaarheidsstudies TO2 innovatieve starters

 

800

800

800

800

800

 
               

Bijdragen aan agentschappen

6.847

7.668

6.794

6.460

6.460

6.461

6.461

Bijdrage Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

6.847

7.668

6.794

6.460

6.460

6.461

6.461

               

ONTVANGSTEN

138.848

48.389

40.588

42.688

48.000

58.300

49.300

MKB-FINANCIERING BESTAAND INSTRUMENTARIUM

             

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

114.567

15.000

         

Fund of Funds (DVI I/Business Angels)

 

101

800

2.900

8.050

17.900

17.900

Innovatiekredieten

13.806

25.288

30.688

31.188

30.400

29.300

20.000

SEED

10.467

8.000

9.100

8.600

9.400

10.300

10.300

Vroege fasefinanciering

7

           
               

MKB-FINANCIERING INCIDENTELE MIDDELEN

             

Ontvangsten DVI II

       

150

800

1.100

               

Ontvangsten fundamenteel en toegepast onderzoek

             
               

Renteontvangsten Toekomstfonds

             

Budgetflexibiliteit

Leningen: Het budget in 2018 is voor 65% juridisch verplicht. Dit betreft een groot deel van het budget voor Innovatiekredieten, de Seedregeling, Vroege fase financiering en de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. Het budget voor DVI/Fund of funds het Co-investment venture capital instrument/EIF en het NL-Californië Duurzaam E-mobility fund is volledig juridisch verplicht. Het budget is voor 2% bestuurlijk gebonden. Dit betreft de € 4,5 mln voor Innovatiefondsen als onderdeel van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling. Deze middelen staan gereserveerd onder de bijdragen aan Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen.

Subsidies: Het budget in 2018 is voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de uitfinanciering van de verplichtingen aan NWO-TTW in het kader van de haalbaarheidssubsidies.

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van het opdrachtenpakket 2018 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en is 100% juridisch verplicht.

Toelichting op de financiële instrumenten

Leningen

Binnen de structuur van het in 2014 gevormde Toekomstfonds (TK, 34 000 XIII, nr. 5), bestaat het Innovatiefonds MKB+ uit volledig revolverende instrumenten (het Dutch Venture Initiative (DVI), de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en het Co-investment venture capital instrument/EIF) en gedeeltelijk revolverende instrumenten (Innovatiekrediet, de Seed capital-regeling (risicokapitaal), de regeling Vroegefasefinanciering en het NL-Californië Duurzaam E-mobility fund).

MKB-financiering: volledig revolverend

  • Het Dutch Venture Initiative stelt risico-kapitaal beschikbaar voor doorgroei van het innovatieve MKB. Het DVI-1 wordt samen met het Europees Investeringsfonds (EIF) en het participatiefonds PPM Oost uitgevoerd. Naast de € 130 mln bijdrage vanuit het Rijk dragen het EIF € 67,5 mln en de BOM € 5 mln bij, waarmee in totaal een investeringsfonds van € 202,5 mln actief is. Hiermee wordt geïnvesteerd in private investeringsfondsen die zich richten op innovatief en snel groeiend MKB. Samen met private investeerders in deze fondsen komt in totaal € 1,2 mld aan risicokapitaal beschikbaar voor het innovatieve MKB. Naast deze middelen is met het Aanvullend Actieplan MKB-financiering nog eens € 100 mln extra beschikbaar gesteld in 2014 voor het DVI-2 dat eenzelfde doelstelling en structuur heeft als DVI-1. De inzet van het kabinet is geslaagd, om evenals bij de eerste investering in DVI, het Europees Investeringsfonds/EIF weer mee te laten investeren. De bijdrage vanuit het EIF is zelfs hoger en bedraagt nu € 100 mln.

  • Naast het DVI worden de eventuele participaties in de ROM’s onder de revolverende investeringen verantwoord. De € 4,5 mln in 2018 is gereserveerd voor Innovatiefondsen als onderdeel van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling.

  • Om de toegang tot risicokapitaal voor snelgroeiende innovatieve ondernemingen te versterken, is in samenwerking met private investeerders en met inzet van EFSI-middelen het instrument Co-investment venture capital instrument/EIF ontwikkeld. Het instrument is samen met het NIA en het EIF van een co-investment fonds van € 100 mln voor grotere risicokapitaal investeringen in Nederlandse ondernemingen. Het Ministerie van Economische Zaken en het EIF/EFSI leggen beide € 50 mln in (Zie TK, 22 112, nr. 2218).

MKB-financiering: gedeeltelijk revolverend

  • Het innovatiekrediet biedt toegang tot financiering voor met name het innovatieve MKB en start-ups en helpt bij het aantrekken van risicokapitaal. In een fase waarin bancaire financiering niet of nauwelijks beschikbaar is, maakt het Innovatiekrediet onder voorwaarde van 50–75% eigen middelen innovatieprojecten mogelijk met een maximale ondersteuning van € 10 mln.

  • De Seed capital-regeling (risicokapitaal) ondersteunt starters in high tech en creatieve sectoren bij het verwerven van risicokapitaal.

  • De regeling Vroege Fase Financiering biedt financiering – in de vorm van een geldlening – voor academische, hbo en TO2 starters, voor innovatieve starters en kleine bedrijven in een vroege ontwikkelingsfase: van validatie en onderbouwing van een business case, van idee naar concept. Hierdoor wordt ook de toegang tot vervolgfinanciering gefaciliteerd. Dit initiatief wordt door RVO.nl en de door NWO-TTW (voorheen Stichting Technische Wetenschappen) uitgevoerd.

  • In januari 2017 heeft de Minister van Economische Zaken namens de Nederlandse overheid een samenwerking gesloten met de Staat Californië. Onderdeel hiervan is een Seed capital fonds voor smart mobility en E-mobility van € 20 mln met een bijdrage van € 10 mln van de Nederlandse overheid. Ondernemingen die in aanmerking komen, zullen zowel in Nederland als in Californië actief worden.

Bovengenoemde instrumenten versterken en stimuleren private vermogensverschaffers om innovatieprojecten van bedrijven te financieren en voorzien in de behoefte van bedrijven voor een betere toegang tot risicokapitaal voor innovatie.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming 2018

Bron

Aantal bedrijven dat Innovatiekrediet gebruikt

33

2015

>20

RVO.nl

Omvang private R&D-uitgaven ondersteund met een Innovatiekrediet (x € 1 mln)

119

2015

>120

RVO.nl

Aantal participaties via SEED en Fund of Funds

50

2015

60

RVO.nl/EIF

Omvang gestimuleerd risicokapitaal voor innovatieve bedrijven door SEED en Dutch Venture Initiative/Fund of Funds (x € 1 mln)

553

2015

550

RVO.nl/EIF

Aantal ondernemers dat Vroege Fase Financiering gebruikt

40

2015

45

RVO.nl/NWO-TTW

EZ hanteert voor de innovatiekredieten een indicator die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven worden ondersteund met het innovatiekrediet. De streefwaarde voor 2018 (> € 120 mln) is vastgesteld op basis van de voorgenomen te publiceren budgetplafonds voor innovatiekredieten in 2018 (€ 60 mln) en het feit dat EZ maximaal 50% van de subsidiabele innovatieprojectkosten financiert. De verwachting is dat hiermee in 2018 minimaal 20 bedrijven kunnen starten met hun innovatieprojecten. Dit aantal is lager dan de afgelopen jaren, omdat de praktijk laat zien dat bedrijven relatief grotere aanvragen doen.

Voor het stimuleren van de risicokapitaalmarkt via de SEED-capitalregeling en het DVI is een relevante indicator hoeveel participaties de overheid genomen heeft via private risicokapitaalfondsen. Daarnaast wordt een indicator gehanteerd die aangeeft hoeveel risicokapitaal in totaal (private en overheidsbijdrage) beschikbaar komt voor innovatieve ondernemingen. De streefwaarde voor 2018 is minimaal € 550 mln.

De streefwaarde voor het aantal ondernemers dat Vroegefasefinanciering gebruikt, is gebaseerd op het beschikbaar budget en een maximale leningsomvang van de ondernemer. Naar verwachting kan aan circa 45 ondernemers Vroegefasefinanciering verstrekt worden.

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)

Vanuit het onderzoeksdeel van het Toekomstfonds wordt geïnvesteerd in nieuwe onderzoeksfaciliteiten, upgrading van bestaande faciliteiten en kennisbenutting. Uit het werk van de permanente commissie grootschalige wetenschappelijke infrastructuur blijkt de grote behoefte aan infrastructuur zowel bij universiteiten, bij TO2-instellingen als bij rijkskennisinstellingen.

De € 100 mln startkapitaal wordt geïnvesteerd in fundamenteel en toepassingsgericht onderzoek. Dit wordt ingezet voor de regeling Toekomstfondskrediet voor Onderzoeksfaciliteiten (TOF, € 40 mln voor de eerste tender in 2015 en € 20 mln voor de 2e tender in 2017), Thematische Technology Transfer (TTT, € 20 mln), Smart Industry (€ 10 mln) en Proof of Concept (€ 10 mln).

Verder wordt voor behoud van vermogen vanaf 2018 een buffer opgebouwd van in totaal € 50 mln voor de niet renderende investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek. De opbouw van deze buffer start in 2018 met € 5 mln per jaar (zie TK, 34 000 XIII, nr. 150).

Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten

De regeling Toekomstfondskrediet Onderzoeksfaciliteiten (TOF) is ontwikkeld voor investeringen in hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten. De beschikbaarheid van hoogwaardige onderzoeksfaciliteiten in Nederland is belangrijk voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en een randvoorwaarde voor het kunnen uitvoeren van succesvol onderzoek en daarmee voor het ontwikkelen van innovatieve producten, diensten en maatschappelijke innovaties. In 2017 is de tweede en laatste tender van het Toekomstfondskrediet voor Onderzoeksfaciliteiten gerealiseerd. Voor 2018 wordt geen nieuwe tender voorzien omdat hiervoor binnen het Toekomstfonds geen budget beschikbaar is.

Thematische Technology Transfer

Met Onco Research (onderdeel van de thema Thematische Technology Transfer) wordt gekeken naar de ondersteuning van faciliteiten ter bevordering van technology transfer op gebied van oncologie. De verwachting is dat er dit jaar overeenstemming wordt bereikt over de ondersteuning van drie fondsen binnen het Onco Research initiatief. Met deze fondsen zal worden geïnvesteerd in intellectueel eigendom, marktgerichte technologische ontwikkeling in de vroege ontwikkelingsfase en start-ups en kleine bedrijven in de oncologiesector.

Smart Industry

Voor Smart Industry Fieldlabs is € 10 mln vanuit het Toekomstfonds beschikbaar gesteld. Hiermee wordt het leningendeel van de regeling Smart Industry Fieldlabs gefinancierd. De regeling heeft als doel om de digitalisering van de industrie te versnellen door de slimme inzet van nieuwe productietechnologieën (bijvoorbeeld 3D-printers, robots, drones en sensoren) in combinatie met ICT. De verstrekte subsidie bestaat voor tweederde uit een renteloze lening.

Proof of Concept

Deze middelen zijn ingezet voor haalbaarheidsstudies voor innovatieve TO2-starters (fase 1, € 4 mln) en voor leningen voor de vervolgfase voor TO2, HBO en academische starters (fase 2 € 6 mln). Hiervoor is in totaal € 10 mln uit het Onderzoeksdeel van het Toekomstfonds ingezet (zie TK, 31 288, nr. 474). Deze middelen zijn verspreid over meerdere jaren toegevoegd aan haalbaarheidsstudies (zie toelichting onder de categorie subsidies) en Vroege fasefinanciering (zie toelichting onder de categorie leningen, gedeeltelijk revolverend).

Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (zonder vermogensbehoud)

De reële rendementen uit het Toekomstfonds worden ingezet voor fundamenteel en toegepast onderzoek (waaronder ook Europese co-financiering) zonder de voorwaarde van vermogensbehoud. Vooralsnog worden dergelijke rendementen niet geraamd, zodat er voor deze uitgavencategorie geen raming is opgenomen.

Subsidies

Smart Industry

Voor de nieuwe regeling Smart Industry (zie toelichting onder investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek met vermogensbehoud) is, naast het leningendeel, € 5 mln beschikbaar voor het subsidiedeel afkomstig van het amendement Van Veen (TK, 34 300 XIII, nr. 86).

Haalbaarheidsstudies

Zoals is toegelicht onder investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud) is verspreid over de jaren 2017–2021 € 4 mln beschikbaar gesteld voor haalbaarheidsstudies voor innovatieve TO2 starters. Met een haalbaarheidsstudie kan de innovatieve TO2 starter het proof of principle aantonen evenals het commercieel perspectief van het beoogde product of proces of de beoogde dienst.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland voor de uitvoering van de diverse regelingen van het Toekomstfonds, zoals het Innovatiekrediet, de Seed capital-regeling, Vroegefasefinanciering, Toekomstfondskrediet onderzoeksfaciliteiten en de regeling Smart Industry.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten van het Toekomstfonds betreffen de op de EZ-begroting geraamde terugbetalingen van kredieten (hoofdsom en rente) in het kader van het Innovatiekrediet. Daarnaast worden de terugontvangsten van het Dutch Venture Initiative (DVI) en de Seed capital regelingen verantwoord. Deze ontvangsten bestaan uit de opbrengsten van rente, dividend en de verkoopwaarde van ondernemingen op het moment dat een fonds haar belangen daarin verkoopt.

Ook worden de ontvangsten in het kader van de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen in het Toekomstfonds verantwoord. Dit betreft eventuele dividenden of in voorkomende gevallen de opbrengst van aandelenverkopen.

Revolverendheid

De instrumenten voor MKB-financiering hebben een revolverend karakter, waarbij naar verwachting gemiddeld 60–80% van de investeringen wordt terugbetaald. Met betrekking tot de investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek kan pas op termijn inzicht worden verkregen in de mate waarin deze investeringen inkomsten genereren voor het Toekomstfonds.

Opbrengsten van succesvolle innovaties vloeien zo terug in het Toekomstfonds, zodat ze weer opnieuw kunnen worden ingezet. Het fonds is daarmee additioneel aan de markt: de overheid neemt het grootste risico, waardoor private investeerders kunnen mee-investeren in innovatieve ondernemingen. De overheid deelt echter mee in de opbrengsten van geslaagde innovaties, waardoor deze middelen opnieuw kunnen worden ingezet voor het vergroten van het beschikbare risicokapitaal voor innovatieve bedrijven.

Procedure staatsobligaties

Het Toekomstfonds wordt gevoed met mogelijke meevallers in de gasbaten vanaf 2014. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals die geraamd zijn in de onderstaande tabel5. De motie Pechtold c.s. (TK, 27 406, nr. 210) vraagt om het inzetten van de gasbaten met vermogensbehoud. De meevallers in de gasbaten worden, als ze zich voordoen, belegd in Nederlandse staatsobligaties. Voor een nadere beschrijving van de procedure voor het beleggen in staatsobligaties wordt verwezen naar de nota van wijziging op de ontwerpbegroting 2015 (TK, 34 000 XIII, nr. 11).

Toelichting ijklijn gasbaten

Het Toekomstfonds wordt mede gevoed met eventuele meevallers uit de aardgasbaten. Er is sprake van meevallers wanneer de gerealiseerde aardgasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de aardgasbaten zoals die voor dat betreffende jaar geraamd zijn in de Miljoenennota 2015. Deze raming wordt herijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden (TK, 34 000 XIII, nr. 5).

In de jaren 2015, 2016 en bij Voorjaarsnota 2017 is de oorspronkelijke raming, relevant voor het Toekomstfonds, herijkt als gevolg van diverse beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie.

Als gevolg van deze wijzigingen is er sprake van meevallers voor het Toekomstfonds wanneer de gerealiseerde gasbaten in een bepaald jaar hoger zijn dan de gasbaten zoals in onderstaande tabel is opgenomen (stand actuele ijklijn aardgasbaten Voorjaarsnota 2017).

Na de Voorjaarsnota 2017 is er geen sprake geweest van beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie en blijft de actuele ijklijn aardgasbaten ongewijzigd.

Bedragen x € 1 mln
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

IJklijn aardgasbaten Miljoenennota 2017

6.500

6.350

6.000

6.250

5.250

1.800

 

Bijstelling n.a.v. beleidsmatige aanpassingen (volume-effect) bij Voorjaarsnota 2017

 

– 50

– 250

– 300

– 300

– 250

 

Actuele ijklijn aardgasbaten Voorjaarsnota 2017

 

6.300

5.750

5.950

4.950

1.550

2.100

Deze actuele ijklijn wijkt af van de raming van de aardgasbaten op beleidsartikel 4 omdat voor het Toekomstfonds alleen de beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie van toepassing zijn. Bij het vaststellen van de gasbatenraming op beleidsartikel 4 spelen onder andere de beursprijs van TTF-gas, de euro/dollar koers en de olieprijs een rol. Deze blijven bij de berekening van de ijklijn voor het Toekomstfonds buiten beschouwing.

Met de brief van 16 september 2014 (TK, 34 000 XIII, nr. 5) is de Kamer reeds geïnformeerd dat vanwege fluctuaties in de productie, prijs en wisselkoers moeilijk voorspelbaar is wanneer en in welke mate meevallers in de gasbaten zich zullen voordoen. Ook is de Kamer met deze brief geïnformeerd dat de verwachting wel is dat meevallers kleiner en minder frequent zullen zijn dan in het verleden.

4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Algemene doelstelling

In internationaal verband streven naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd, op CO2-reductie wordt gestuurd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd.

Op de korte termijn stuurt het kabinet op de doelstellingen, zoals overeengekomen in het energieakkoord: 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023; gemiddeld 1,5% energiebesparing per jaar en 100 PJ in 2020; creëren van ten minste 15.000 voltijdsbanen.

Om deze doelstelling te bereiken zet EZ financiële instrumenten in zoals subsidies en garanties, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het stroomlijnen van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren, de regeldruk te verminderen en efficiënter toezicht mogelijk te maken.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Elektriciteitswet, de Gaswet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort:

Financieren

  • Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, mijnbouwklimaat en innovatieve energietechnologieën.

(Doen) Uitvoeren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie (conform afspraken Energieakkoord).

  • Het vergroten van het aandeel energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord).

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energie-infrastructuurprojecten die onder de rijkscoördinatieregeling vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu, verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van projecten en voor de coördinatie van benodigde projecten.

  • Het stimuleren van een goed werkende Europese energiemarkt met een adequate infrastructuur.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde winning van onze bodemschatten.

  • Het stimuleren van de transitie naar een duurzame en betrouwbare energievoorziening.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers en het stimuleren van energiebesparing in de industrie en energiesectoren.

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van innovatieve energietechnologieën.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van energiebedrijven en industrie.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede positie op het gebied van nucleair onderzoek, isotopenproductie en uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

  • Het sturen op CO2-reductie in Europees en internationaal verband.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het energiebeleid is gericht op een zo goed mogelijk werkende markt. Dat zal zich vertalen in een structurele daling van C3 en lagere HHI. Evenwel is er geen beleid specifiek gericht op het beïnvloeden van de concentratiegraad. De ambitie richt zich dan ook niet op een specifieke uitkomst, maar op een voortzetting van de daling van C3 en HHI als indicator.

Kengetal

2013

2014

2015

2016

Ambitie 2018

1. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit

– HHI

2.276

2.230

2.152

1.992

< 2.000

– C3

81%

81%

79%

75%

< 75%

2. Concentratiegraad in de retailsector gas

– HHI

2.204

2.171

2.052

1.895

< 1.900

– C3

79%

79%

76,8%

74%

< 74%

Bron: ACM

Bron: Netbeheer Nederland

Het aantal storingsminuten per huishouden per jaar geeft een indicatie van de leveringszekerheid van elektriciteit. Een huishouden had in 2016 gemiddeld 21 minuten geen stroom als gevolg van een storing. Eén grote verstoring kan grote invloed hebben op dit kengetal.

Beleidswijzigingen

Uitwerking transitiepaden Energieagenda

Begin december 2016 is de Energieagenda (TK, 31 510, nr. 64) gepubliceerd. Met deze agenda beoogt het kabinet een helder en ambitieus perspectief te schetsen voor de transitie naar een betrouwbare, betaalbare, veilige en CO2-arme energievoorziening. In de Energieagenda zijn transitiepaden voor de verschillende functionaliteiten op hoofdlijnen uitgewerkt. Het kabinet is begin 2017 gestart met de kosten van de transitie richting een CO2-arme samenleving in 2050 in kaart te laten brengen. Op basis van de hoofdlijnen uit de Energieagenda, de doorrekening van de kosten en input van alle betrokken partners in de samenleving worden dit jaar de transitiepaden per functionaliteit (lage temperatuur warmte, hoge temperatuur warmte, kracht en licht, mobiliteit en transport, voedsel en natuur) richting 2030 en 2050 verder uitgewerkt. Wat de CO2-opgave is, wat de benodigde maatregelen tot 2030 zijn, wat de mogelijke richtingen van het beleid richting 2050 zijn, welke innovatieopgaven er liggen om de doelstellingen te realiseren en wat de mogelijke verdienkansen hierbij zijn, wat de ruimtelijke implicaties van maatregelen zijn en hoe de governance ingericht kan worden.

Integraal Nationaal Energie- en Klimaatplan (INEK)

Het integraal nationaal energie- en klimaatplan (INEK) is een Europese verplichting (onderdeel van de «Verordening Governance van de Energie Unie»6) die het nationale energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021–2030 zal beschrijven. Uitgangspunt hiervoor is de Energieagenda. Ook zal het beleid op langere termijn (richting 2040/2050) op hoofdlijnen aangegeven worden. Naast nationale doelen en streefcijfers bevat het INEK ook concrete maatregelen. Er wordt tweejaarlijks aan de Europese Commissie gerapporteerd over de voortgang. De uitgewerkte transitiepaden per functionaliteit dienen als input voor het concept-INEK, dat op 1 januari 2018 bij de Europese Commissie in Brussel ingeleverd dient te worden. Na het indienen van het concept-INEK zal het jaar 2018 worden benut om dit concept, na publieke consultatie en afstemming met de Europese Commissie en buurlanden, eind 2018 definitief te maken.

Energieakkoord

Het streven is de herziening van de Warmtewet in 2018 in werking te laten treden.

De partijen van het Energieakkoord hebben overeenstemming bereikt over een nieuwe alternatieve maatregel. De nieuwe overeenstemming om 9 PJ additionele finale energiebesparing te realiseren is vastgelegd in een Addendum op het MEE-convenant (meerjarenafspraak energie-efficiëntie voor ETS-ondernemingen), waarbij de deelnemers onderling de 9 PJ besparingsopgave verdelen. Indien een onderneming niet aan de individuele besparingsopgave voldoet, wordt privaatrechtelijk een boete geïnd. De geïnde boetes kunnen voor nieuwe besparingsprojecten worden ingezet door middel van een privaatrechtelijk tendermechanisme. Deze alternatieve maatregel heeft geen effect op de EZ-begroting, omdat het Addendum onderdeel wordt van het bestaande MEE-convenant. Indien uit de monitoring blijkt dat de afspraken uit het Addendum niet worden nageleefd, kan onder de Wet Milieubeheer een wettelijke verplichting voor energiebesparing aan de energie-intensieve industrie worden opgelegd.

Daarnaast werd door energieleveranciers, netbeheerders, brancheorganisaties op het gebied van duurzame energie en de installatiesector een convenant energiebesparing gebouwde omgeving getekend, waarmee 10 PJ additionele energiebesparing wordt gerealiseerd bij huishoudens. De afspraken gaan over verbeterd inzicht voor huishoudelijke en klein-zakelijke verbruikers in het eigen verbruik, de ontwikkeling van de markt voor energiebesparingsproducten en -diensten en financiële stimuli voor besparingsmaatregelen.

Als gevolg van dit convenant over energiebesparing in de gebouwde omgeving wordt in de jaren 2017 tot en met 2020 voor de ISDE-regeling van het Ministerie van Economische Zaken extra budget beschikbaar gesteld. De ISDE-regeling is een belangrijk instrument voor de productie van hernieuwbare energie en heeft als bijkomend effect dat meer energiebesparing wordt gerealiseerd. Met het extra budget wordt met de subsidie ook de ontzorging van eigenaar-bewoners gestimuleerd door het creëren van de mogelijkheid voor marktpartijen om een collectieve voorafgaande aanvraag te kunnen doen. Dat biedt marktpartijen de mogelijkheid om aantrekkelijke buurt- of wijkgerichte aanbiedingen te ontwikkelen. Daarnaast wordt bezien of in de ISDE een extra stimulans (bonus) kan worden ingebouwd voor maatregelen en technieken (geavanceerde regelingen) die het in de praktijk te realiseren rendement van via de ISDE gesubsidieerde hernieuwbare energie producerende en energiebesparende apparaten verbeteren.

Daarnaast zal in 2018 opnieuw een tender Windenergie op Zee plaatsvinden, waarvoor € 4,5 mld budget is gereserveerd.

Energie-innovatie

De stimulering van innovatie vindt veelal plaats via de Topsector Energie met verschillende regelingen. Het gaat dan om de TKI-tenders van de Topsector Energie, de Hernieuwbare Energieregeling die per 1 april 2017 meer is gericht op innovatie-potentieel tot 2030 (voorheen 2023) en de Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI). In het najaar van 2017 zal de beleidsevaluatie van de energie-innovatieregelingen gereed zijn. Naast de evaluatie vindt er een nadere uitwerking plaats van de innovatie-inzet in meerjarige missiegedreven innovatieprogramma’s als onderdeel van de transitiepaden per energiefunctionaliteit. De maatschappelijke opgave gericht op CO2-emissiereductie staat daarmee centraal voor de innovatie-inzet evenals de verdienkansen. Mogelijk dat beide trajecten voor 2018 nog tot aanpassingen in de regelingen leiden.

Energie & leefomgeving

De energietransitie heeft alleen kans van slagen als de energievoorziening betrouwbaar en betaalbaar blijft en maatschappelijk urgentie wordt gevoeld om de energievoorziening te veranderen. Daarom zet het Ministerie van EZ met een interbestuurlijke governance aanpak en regionale energiestrategieën in op dialoog met de samenleving. Hierdoor worden verbindingen gelegd tussen partijen, wordt het onderling begrip vergroot en ontstaat meer besef over de omvang van de energietransitie en acceptatie voor maatregelen die daarvoor nodig zijn. Bij concrete projecten die onder Rijkscoördinatie vallen past het Ministerie van EZ de uitgangspunten voor omgevingsmanagement waar mogelijk toe en gaat het vroegtijdig de dialoog aan met belanghebbenden. Besluitvorming over ruimtelijke inpassing vindt daarbij bij voorkeur en waar mogelijk plaats door provincie of gemeente.

Verdere beperking gaswinning Groningen

Op 13 april 2017 heeft het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) een nieuw advies over de gaswinning in Groningen uitgebracht. Aanleiding hiervoor is de geconstateerde verhoogde seismiciteit in de omgeving van Loppersum. Het kabinet heeft op basis van dit advies een besluit tot wijziging van het instemmingsbesluit over de gaswinning in Groningen van 30 september 2016 genomen. Het kabinet zet de voorbereiding in gang om het productieplafond voor de gaswinning in Groningen vanaf het eerstvolgende gasjaar – dat gaat lopen vanaf 1 oktober 2017 – met 10% te verlagen.

Wijziging Mijnbouwwet

In de Energieagenda, «naar een CO2-arme energievoorziening», is aangekondigd dat de stimulering van de ontwikkeling van de kleine gasvelden offshore na 2016 zal worden gecontinueerd en dat nog nader wordt uitgewerkt hoe gewaarborgd kan worden dat mijnbouwmaatschappijen na beëindiging van hun mijnbouwactiviteiten hun opruimverplichtingen ten aanzien van niet meer in gebruik zijnde mijnbouwinstallaties en infrastructuur kunnen nakomen. Beide punten zullen door een wijziging van de Mijnbouwwet moeten worden verankerd. Over de reeds in voorbereiding zijnde voorstellen zal het nieuwe kabinet moeten besluiten, waarna aan de Tweede Kamer een voorstel kan worden gedaan om de Mijnbouwwet te wijzigen.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

17.514.501

13.548.730

17.006.273

479.228

427.046

365.403

345.623

Waarvan garantieverplichtingen

28.900

66.600

66.600

66.600

66.600

   

UITGAVEN

1.824.624

1.943.189

2.187.002

2.791.804

3.460.068

3.379.178

3.505.797

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

86%

       
               

Subsidies

1.621.186

1.662.105

1.940.103

2.566.852

3.241.555

3.166.288

3.313.357

Topsectoren Energie

70.432

81.688

75.090

81.490

81.490

48.990

36.490

– Tenderregeling Energie-innovatie

38.915

33.088

26.770

31.490

31.490

31.490

31.490

– SDE+projecten (Hernieuwbare Energie Regeling)

31.517

48.600

48.320

50.000

50.000

17.500

5.000

Energie-innovatie (IA)

16.190

3.018

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deal

2.660

5.616

1.500

500

500

500

500

Energieakkoord

19.891

32.589

53.800

52.000

53.000

49.000

49.000

– Demonstratie-regeling Energie Innovatie (DEI)

19.329

28.750

48.000

51.000

52.000

48.000

49.000

– Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw

 

250

1.000

1.000

1.000

1.000

 

– Projecten Energieakkoord SER

562

3.589

4.800

       

MEP

288.426

183.847

54.991

47.025

40.025

   

SDE

460.623

620.385

616.059

657.151

659.142

663.831

687.400

SDE+

170.660

562.347

1.058.564

1.651.587

2.325.299

2.316.535

2.452.535

Storting in begrotingsreserve duurzame energie

473.061

       

66.333

66.333

Bijdrage ECN

40.000

           

ISDE-regeling

18.018

77.800

         

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

45.008

67.272

62.000

61.000

61.000

   

CCS

171

4.362

5.080

3.080

8.080

8.080

8.080

Regeling Sportaccommodaties

5.822

6.350

         

Hoge Flux Reactor

0

14.951

7.651

7.651

7.651

7.651

7.651

Elektrisch rijden

844

500

         

Caribisch Nederland

8.472

1.380

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Overige subsidies

908

           
               

Garanties

2.242

5.025

4.700

4.700

4.700

   

Aardwarmte

1.230

2.525

         

Storting in begrotingsreserve Aardwarmte

1.012

2.500

4.700

4.700

4.700

   
               

Opdrachten

13.029

27.797

14.268

12.536

13.543

12.886

12.886

O&O bodembeheer

2.291

9.006

4.917

3.177

4.177

3.517

3.517

SodM onderzoek

323

2.000

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Joint implementation

5

620

         

Pallas

0

9.011

         

Onderzoek en opdrachten

10.410

7.160

6.851

6.859

6.866

6.869

6.869

               

Bijdragen aan agentschappen

46.026

51.420

48.727

41.012

41.018

37.639

37.199

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

44.400

49.660

46.968

39.253

39.258

35.879

35.439

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

676

706

703

703

704

704

704

KNMI

950

1.054

1.056

1.056

1.056

1.056

1.056

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

113.356

116.780

115.680

115.680

115.680

115.680

115.680

Doorsluis COVA heffing

108.179

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO Kerndepartement

5.177

4.420

2.980

2.980

2.980

2.980

2.980

TNO SodM

 

1.360

1.700

1.700

1.700

1.700

1.700

               

Bijdragen aan mede-overheden

 

40.440

36.440

23.940

16.940

20.640

1.300

Uitkoopregeling

 

40.440

36.440

23.940

16.940

20.640

1.300

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

28.785

39.622

27.084

27.084

26.632

26.045

25.375

ECN/NRG

27.982

38.704

26.003

26.003

25.551

24.964

24.294

Diverse instituten

803

918

1.081

1.081

1.081

1.081

1.081

               

ONTVANGSTEN

2.546.908

2.983.216

3.221.211

3.782.211

4.355.211

4.249.511

4.371.511

COVA

108.179

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

421.036

678.000

1.074.000

1.730.000

2.308.000

2.280.000

2.402.000

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie

77.000

77.000

73.000

78.000

73.000

   

Aardgasbaten

1.926.754

2.100.000

1.950.000

1.850.000

1.850.000

1.850.000

1.850.000

Ontvangsten zoutwinning

2.510

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Diverse ontvangsten

11.429

14.705

10.700

10.700

10.700

6.000

6.000

Budgetflexibiliteit

Subsidies: Van het totale subsidiebudget is 87% juridisch verplicht. Dit percentage is hoog als gevolg van uitfinanciering van tot en met 2017 aangegane verplichtingen, met name langlopende uitbetalingen op reeds afgegeven beschikkingen in het kader van de MEP en de SDE en verplichtingen die in 2011 tot en met 2017 zijn aangegaan voor de SDE+. Omdat het resterende budget van de duurzame energieregelingen in de begrotingsreserve duurzame energie gestort zal worden, is het subsidiebudget weinig flexibel.

Opdrachten: Van het opdrachtenbudget is 26% juridisch verplicht. Het betreft uitfinanciering van in voorgaande jaren verstrekte opdrachten, met name voor projecten op het gebied van mijnbouw/bodembeweging en ter ondersteuning van de uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR).

Bijdragen aan agentschappen: Het budget betreft de financiering van de opdracht 2018 aan RVO.nl, NVWA en het KNMI en is 100% juridisch verplicht.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s: Op dit onderdeel is sprake van zeer beperkte budgetflexibiliteit, 97% van het budget is juridisch verplicht. Het betreft met name de doorsluis van de COVA-heffing op aardolieproducten, bedoeld voor het dekken van de kosten van het aanhouden van voorraden. Dit is gebaseerd op nationale en internationale wetgeving.

Bijdragen aan mede-overheden: Het budget betreft de bijdrage van EZ aan de kosten van uitkoop van woningen die loodrecht onder hoogspanningsmasten staan. De regeling is per 1 januari 2017 opengesteld en wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. Het budget is daarmee slechts voor een klein deel juridisch verplicht, maar voor het overige zeer beperkt flexibel.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: Van het beschikbare budget voor (inter)nationale organisaties is 61% juridisch verplicht. De bijdrage aan ECN betreft een al langlopende gevestigde en op overeenkomsten gebaseerde subsidierelatie ten behoeve van energieonderzoek. Dit betekent dat er op dit onderdeel sprake is van enige budgetflexibiliteit, zij het beperkt op de korte termijn.

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Topsector Energie

De Topsector Energie richt zich op de verduurzaming van de energievoorziening en de versterking van de toegevoegde waarde van de energiesector voor de Nederlandse economie. In samenwerking tussen de overheid, het bedrijfsleven en kennisinstellingen is ervoor gekozen om daarbij de focus te leggen op windenergie op zee, bio-energie, energie in de industrie, urban energy (combinatie van inpassing zonne-energie, energiebesparing in de gebouwde omgeving en intelligente netten) en (hernieuwbaar) gas. Daarnaast zet de Topsector Energie in op de inpassing van energie uit hernieuwbare bronnen in het energiesysteem en maatschappelijk verantwoord innoveren, zodat de innovaties aansluiten bij de gebruikersvoorkeuren. EZ stimuleert en ondersteunt energie-innovaties enerzijds met de tenderregelingen voor de Topsector Energie en anderzijds met een speciaal voor innovatieprojecten afgezonderd deel van de SDE+ middelen via de Hernieuwbare Energie Regeling (HER). Deze laatste projecten richten zich op energie-innovaties die op termijn moeten leiden tot lagere SDE+ subsidies.

Het Topteam Energie ziet toe op het onderzoeks- en innovatieportfolio van de TKI’s en stuurt zo nodig bij.

Kengetal

2013

2014

2015

2016

2017

Ambitie 2018

Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

Bron: RVO.nl

500

850

1.150

1.400

1.350

1.500

Kwaliteit van het Nederlandse energieonderzoek gemeten als retourpercentage van het Achtste EU kaderprogramma thema energie

6,8%

6,9%

7,2%

7,0%

7%

7%

Energie-innovatie

EZ financiert projecten ter uitvoering van de Meerjarenafspraken Energie-efficiëntie (MJA-E), die gericht zijn op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Energieakkoord. De in 2016 uitgegeven bedragen betroffen alleen nog de uitfinanciering van verschillende subsidieregelingen op het gebied van energie-innovatie (Groene grondstoffen, Smart Grids, Nieuw gas, Windenergie op Zee, Unieke Kansen Regeling).

Green deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Ook in het Energieakkoord zijn de Green Deals als één van de instrumenten genoemd in het streven om tot een volledig duurzame energiehuishouding te komen. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Vanaf 2018 is een beperkt budget beschikbaar voor Green Deals. Het zal dan alleen nog gaan om een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar). Daarnaast zal naar verwachting nog voor € 1 mln betalingen doorlopen in 2018 op Green Deals uit 2017 of eerder. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Energieakkoord

De Demonstratieregeling Energie-innovatie (DEI) komt voort uit het Energieakkoord en is gericht op versnelling van de commercialisering van energie-innovaties voor de export. De regeling draagt bij aan de ambitie om de economische waarde van de schone energie-technologieketen in 2020 te verviervoudigen ten opzichte van 2010. De regeling is medio 2014 voor het eerst opengesteld. In het najaar van 2017 zal de beleidsevaluatie van de energie-innovatieregelingen (waaronder de DEI) gereed zijn. Mogelijk dat dit voor 2018 nog tot aanpassingen in de regeling leidt. Het subsidiebudget stijgt in 2018 naar € 49 mln. De Nationale Energieverkenning (NEV) 2017 zal inzicht geven in de realisatie tot nu toe op weg naar de afgesproken ambitie naar 2020. Bij amendement (TK, 34 550 XIII, nr. 117) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren: de hiervoor opgenomen bedragen zijn van het DEI-budget afgezonderd en betreffen de voor de openstelling 2017 verwachte uitbetalingen in de komende jaren.

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) / Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De voor 2018 en verder geraamde budgetten betreffen de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de subsidieregelingen Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) zijn aangegaan. MEP-subsidie is verleend aan producenten van elektriciteit uit wind- en zonne-energie, waterkracht en biomassa. Projecten ontvangen MEP-subsidie tot aan het einde van de subsidietermijn. De MEP-subsidie geldt voor een periode van tien jaar. Aan het eind van de looptijd wordt de definitieve subsidie vastgesteld.

De SDE-regeling is de opvolger van de MEP. De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. De regeling is daarmee breder dan de MEP. Met ingang van 2011 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie heeft. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Doordat in de SDE+ goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van hernieuwbare energie, zal op de meest kosteneffectieve wijze de productie van hernieuwbare energie worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de energieprijs. Voor de reguliere SDE+ is voor 2017 een verplichtingenruimte van € 6 mld voor de voorjaarsronde en € 6 mld voor de najaarsronde aangekondigd. Een bedrag van € 4,7 mld wordt in 2017 beschikbaar gesteld als plafond voor de derde tender Windenergie Op Zee (kavels I en II Hollandse Kust Zuid). Voor 2018 is naast een budget voor de reguliere SDE+, voorlopig gelijk aan 2017, rekening gehouden met opnieuw een tender Windenergie op Zee van ditmaal circa € 4,5 mld. De Tweede Kamer zal in het najaar van 2017 worden geïnformeerd over het bedrag dat voor de reguliere SDE+ in 2018 gepubliceerd zal worden.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Duurzame energieproductie

4,5%

2013

16%

2023

CBS

Compensatie indirecte kosten ETS elektriciteitsgrootverbruikers

Door de introductie van het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) wordt de CO2-prijs door de elektriciteitsproducenten aan de elektriciteitsgrootgebruikers doorberekend. Elektriciteitsgrootgebruikers die internationaal concurreren kunnen in veel gevallen die CO2-kosten (ook wel indirecte kosten genoemd) niet doorberekenen, omdat de concurrenten buiten de EU die kosten niet hebben. Naast verstoring van het gelijke speelveld leidt dit tot een CO2-weglekrisico (het verplaatsen van bedrijven met veel directe of indirecte CO2-uitstoot naar landen waar de uitstoot van CO2 geen prijs heeft). Voor de compensatie van de indirecte kosten in het kader van het ETS is in 2018 een bedrag beschikbaar van € 62 mln op de EZ-begroting.

Afvang en opslag van CO2

Totdat een volledig duurzame energievoorziening is gerealiseerd zal afvang, gebruik en opslag van CO2 (CCS) onvermijdelijk zijn.

CCS kan worden toegepast bij de industrie en bij elektriciteitscentrales. De rijksoverheid heeft haar lange termijn visie op CCS verwerkt in het Energierapport en de Energieagenda. Om CCS in de toekomst breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen.

Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies). Hiervoor heeft EZ ruim € 4 mln aan onderzoeksbudget beschikbaar gesteld voor de komende drie jaar. Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven werken hierin samen met Europese organisaties. Daarnaast is het belangrijk om de kosten van CCS-projecten in verschillende industriële sectoren beter in beeld te krijgen. Voor 2018 wordt € 2 mln gereserveerd om haalbaarheidsstudies te kunnen cofinancieren. De informatie uit deze haalbaarheidsstudies is nodig om grootschalige uitrol van CCS te ondersteunen. Tevens zullen de mogelijkheden voor het realiseren van demonstratieprojecten in kaart worden gebracht.

Regeling Sportaccommodaties

De subsidieregeling Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS) richt zich op sportverenigingen en sportstichtingen. Het hiervoor beschikbare budget is afkomstig van het Ministerie van VWS. Jaarlijks bepaalt VWS welk bedrag naar EZ wordt overgeheveld voor de subsidieregeling. Het voor 2018 benodigde budget zal daarom bij Voorjaarsnota 2018 naar de begroting van EZ worden overgeheveld.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «aanvullend programma» van het Joint Research Centre van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De kosten van energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland zijn relatief hoog door de beperkte schaalgrootte, het insulair karakter en de sociaaleconomische omstandigheden. De energiebedrijven van de BES-eilanden kunnen op basis van de wet Elektriciteit en Drinkwater BES een subsidie van het Ministerie van EZ ontvangen om de kosten van het netbeheer per aansluiting op hetzelfde niveau te brengen als het niveau in Europees Nederland. Hiernaast zet het Ministerie van EZ in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland.

Garanties

Aardwarmte

Aardwarmte of geothermie betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van aardwarmte is 11 petajoule (PJ) in 2020. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling aardwarmte heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. Omdat dit risico in de markt (nog) niet verzekerbaar is, dekt de overheid dit risico af door middel van het verlenen van garanties aan marktpartijen die hiervoor een kostendekkende premie betalen.

Opdrachten

Onderzoek en opdrachten bodembeheer

Dit budget betreft onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw en (onderzoeks)opdrachten van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de mijnbouwproblematiek in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO).

SodM onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw uit te kunnen voeren.

Joint implementation

De Joint Implementation aankoopprogramma’s die gericht waren op het aankopen van CO2-rechten voor het door Nederland nakomen van de Kyoto-doelstelling zijn afgesloten. Voor een aantal van de in de programma’s gesteunde projecten hebben de laatste betalingen in 2017 plaats gevonden.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO.nl van energiesubsidieregelingen, waaronder Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en Stimulering Duurzame Energieproductie(+) (SDE/SDE+). Voor een klein deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en ondersteunende werkzaamheden van RVO.nl op het gebied van het energiebeleid.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting. Het budget betreft de kosten van uitvoering van deze werkzaamheden, alsmede de kosten van aanschaf van te testen apparatuur.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor EZ uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) heffing

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van EZ strategische olievoorraden aan in lijn met hetgeen hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de EZ-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZ keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA.

TNO Bodembeheer

Dit betreft een bijdrage aan TNO-AGE voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland.

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220 en 380 kV verbindingen en 110 en 150 kV verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017–2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (Staatscourant nr. 68302). De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd.

Het Rijk maakt het daarnaast naar verwachting in 2018 mogelijk om 140 kilometer aan bestaande hoogspanningslijnen van 50, 110 en 150 kV binnen bevolkingskernen gedeeltelijk onder de grond te brengen (verkabelen) of de tracés te verplaatsen. Dit vergt aanpassing van de Elektriciteitswet 1998. Verkabeling of verplaatsing gebeurt alleen op verzoek van de gemeente en/of de provincie. In geval een gemeente en/of provincie een dergelijk verzoek indient zal zij een deel van de kosten zelf dienen te betalen, de overige kosten worden gedekt uit de transporttarieven voor elektriciteit.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Energie Onderzoekcentrum Nederland (ECN)/Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

De Stichting ECN ontwikkelt hoogwaardige kennis en technologie voor een efficiënte en duurzame energievoorziening en brengt deze naar de markt. Het onderzoeksprogramma van de Stichting ECN wordt in overleg met de Topsector Energie vormgegeven. Daarnaast ondersteunt de Stichting ECN de ontwikkeling en uitvoering van energiebeleid. Voor NRG, dat onderdeel is van de Stichting ECN, betreft het onderzoeksactiviteiten op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radio-actief afval, stralingsbescherming en CO2-neutrale energievoorziening. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid. Het jaar 2017 is voor de Stichting ECN een transitiejaar, waarin de splitsing van de nucleaire activiteiten en het duurzame energieonderzoek gestalte moet krijgen. Het duurzame energieonderzoek van de Stichting ECN en TNO wordt samengevoegd in een herkenbaar onderzoekscentrum onder bestuurlijke verantwoordelijkheid van TNO en de zogenaamde rekenmeesterfunctie van de Stichting ECN wordt overgedragen aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL).

Internationale energieorganisaties

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het IEA (kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit de aangegane internationale verplichtingen en komen overeen met de contributies in 2017. Daarnaast ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector.

Indicator: klanttevredenheid en kennisbenutting

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Streefwaarde

Planning

Bron

Klanttevredenheid ECN

8,6

2014

8,0

2018

ECN

Kennisbenutting ECN

96%

2015

>80%

2018

ECN

In 2015 zijn alle TO2-instituten (waaronder de Stichting ECN) overgegaan op een nieuwe, uniforme methode voor het meten van klanttevredenheid en kennisbenutting. De scores in bovenstaande tabel geven de gerealiseerde waarden van klanttevredenheid en kennisbenutting voor al het onderzoek dat ECN in opdracht uitvoert. Over 2014 is al wel een uniforme meting van klanttevredenheid uitgevoerd, daarop is de referentiewaarde voor klanttevredenheid gebaseerd. In 2015 is voor het eerst ook kennisbenutting uniform gemeten, dit vormt de basis voor de referentiewaarde van kennisbenutting.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis COVA heffing».

Opbrengst heffing ODE (SDE+)

De uitgaven van de SDE+ subsidie worden gefinancierd via een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame Energie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd.

Aardgasbaten

Het kabinet heeft op 18 april 2017 de voorbereiding in gang gezet om het productieplafond voor de gaswinning in Groningen ingaande het eerstvolgende gasjaar – dat gaat lopen vanaf 1 oktober 2017 – met 10 procent te verlagen tot 21,6 miljard m3 (TK, 33 529, nr. 331). Op 24 mei 2017 is het wijzigingsbesluit hiertoe genomen. Voor de periode 1 oktober 2016 tot en met 30 september 2017 geldt een productieplafond van 24 miljard m3. Door de verlaging van de productie vallen de aardgasbaten lager uit dan eerder bij de Miljoenennota 2017 werd verwacht. De raming van de aardgasbaten voor 2017 en verder is gebaseerd op het meest recente scenario van het CPB.

Verwachting 2017–2018

2017

2018

Productie aardgas totaal (in Groningen equivalenten)

40

39

Euro/dollarkoers

1,10

1,14

Olieprijs (dollar/vat)

50

50

Beursprijs van TTF-gas (eurocent/m3)

16

16

Kengetallen

2013

2014

2015

2016

1. Gewonnen volume aardgas kleine velden (in Nm3)

Bron: TNO

26 mld Nm3

24 mld Nm3

22 mld Nm3

20 mld Nm3

2. Aantal boringen exploratie onshore en offshore

Bron: TNO

9

21

16

5

3. Aantal boringen productie onshore en offshore

Bron: TNO

18

32

17

17

4. Productie aardgas totaal (in Nm3)

Bron: TNO

80 mld Nm3

66 mld Nm3

50 mld Nm3

48 mld Nm3

5. Euro/dollarkoers

Bron: CBS/CPB

1,33

1,33

1,11

1,11

6. Olieprijs (dollar/vat)

Bron: CBS/CPB

108,7

101,4

52,5

43,3

7. Beursprijs van TTF-gas (eurocent/ m3)

Bron: APX Endex

26,0

21,3

19,8

13,6

  • 1 t/m 4 In het kader van voorzieningszekerheid is het van belang dat het aardgas dat zich bevindt in de Nederlandse kleine velden ook wordt gewonnen. Dit omvat zowel het produceren van reeds ontdekte velden (kengetal 1, 3 en 4) als het exploreren van nieuwe velden (kengetal 2). EZ stelt de randvoorwaarden voor een concurrerend mijnbouwklimaat: marktpartijen nemen de productie en exploratie voor hun rekening. Kengetal 1 geeft de totale hoeveelheid gewonnen gas uit kleine velden (onshore en offshore). Kengetal 4 geeft de totale aardgasproductie in Nederland weer in Normaal m3, dus aardgas gewonnen uit kleine velden en het Groningerveld.

  • 5 t/m 7 De bepalende factoren voor de geraamde aardgasbaten zijn de aardgasprijs en het volume van de verkopen. De aardgasprijs is gerelateerd aan enerzijds de prijs van olie in dollars in combinatie met de euro/dollarkoers en anderzijds aan de prijs van gas die onafhankelijk van de olieprijs op de markt tot stand komt op onder andere gasbeurzen.

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening van kosten, aan initiatiefnemers van energieprojecten, die het Ministerie van EZ maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de ontvangen provisies in het kader van de garantieregeling aardwarmte, de onttrekkingen aan de begrotingsreserve aardwarmte en de door RVO.nl terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot.

Toelichting op de begrotingsreserves

Stand begrotingsreserves per 31 december 2016 (bedragen x € 1.000)
   

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie

1.473.847

54%

Begrotingsreserve Aardwarmte

21.741

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+ of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve Duurzame Energie zijn het meest recent toegelicht in de volgende stukken:

  • TK, 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve.

  • TK, 32 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

A – Specificatie van begrotingsreserve Duurzame Energie en percentage juridisch verplicht

Specificatie begrotingsreserve Duurzame Energie (x € 1 mln)

2013

2014

2015

2016

Totaal

Juridisch verplicht

MEP (algemene middelen)

23

16

2

0

41

100%

SDE (algemene middelen)

143

220

297

191

851

100%

Tijdelijke onttrekking (MEP/SDE)

   

– 20

– 77

– 97

100%

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

679

0%

Totaal

225

370

483

396

1.474

54%

Eind 2016 bedraagt de stand van de reserve € 1.474 mln. Daarvan is 54% juridisch verplicht (€ 892 mln MEP en SDE, minus de tijdelijke onttrekking van € 97 mln). Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen, zodat er in de komende jaren geen beroep gedaan hoeft te worden op de begrotingsreserve. Uitgaande van de huidige ramingen zullen er tot en met 2020 toevoegingen aan de reserve plaatsvinden. Deze middelen zullen vervolgens in de periode na 2020 moeten worden aangesproken.

B – Overzicht met geraamd verloop van de begrotingsreserve Duurzame Energie

Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Duurzame Energie (x € 1 mln)

2017

2018

Stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 01.01

Verwachte toevoegingen

Verwachte onttrekkingen

Verwachte stand per 31.12

1.474

310

– 77

1.707

216

– 73

1.850

Voor 2017 wordt een toevoeging aan de reserve geraamd van € 310 mln.

Dit betreft lagere uitgaven MEP (–/– € 37 mln), SDE (–/– € 67 mln) en SDE+ (–/– € 206 mln). Ook voor 2018 bestaat de geraamde toevoeging uit lagere uitgaven MEP (–/– € 35 mln), SDE (–/– € 12 mln) en SDE+ (–/– € 169 mln). De verwachte onttrekkingen betreffen de tranches van de tijdelijke onttrekking aan de begrotingsreserve die bij de behandeling van de Voorjaarsnota 2015 aan de orde is geweest (zie hiervoor onder meer het antwoord op vraag 5 en 6 in TK, 34 210 XIII, nr. 4, blz. 5–7).

Met de brief van 25 maart 2016 (TK, 31 865, nr. 79, blz. 2) is uiteengezet dat een nieuw kabinet, bij het vaststellen van een nieuw uitgavenkader, de op dat moment in de begrotingsreserve opgebouwde middelen kan overboeken naar de nieuwe begroting en de meerjarencijfers op basis van de dan actuele inzichten. Met een dergelijke overboeking is geen rekening gehouden bij de in het overzicht geschetste ontwikkeling van de begrotingsreserve.

C – Reeds verplicht, prognose kasuitloop en meerjarig beschikbare middelen

Beschikbare middelen (x € 1 mln)

MEP

SDE

SDE+

Totaal

Meerjarencijfers 2017 t/m 2032

330

7.411

30.848

38.589

Begrotingsreserve Duurzame Energie

41

754

679

1.474

Totaal beschikbaar

371

8.165

31.527

40.063

Beschikt en restant verplicht (x € 1 mln)

MEP

SDE

SDE+

Totaal

Afgegeven beschikkingen t/m 2016

9.676

10.396

25.769

45.841

Waarvan nog openstaande juridische verplichtingen 01/01/2017

856

8.043

21.571

30.470

         

Prognose kasuitloop 2017 e.v.

178

7.290

13.783

21.251

Inclusief de middelen uit de begrotingsreserve is er in de meerjarencijfers € 40,1 mld beschikbaar voor uitgaven. Deze beschikbare middelen zijn gebaseerd op de raming bij Energieakkoord van de benodigde kasmiddelen voor de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023. Van het totaal aan tot en met 2016 afgegeven beschikkingen (€ 45,8 mld), staat na uitgaven en intrekkingen op de afgegeven beschikkingen eind 2016 nog € 30,5 mld open. De huidige prognose is dat hier nog € 21,3 mld op uitbetaald moet worden vanaf 2017. Dit bedrag is lager dan de beschikking omdat de beschikking uitgaat van het maximaal subsidiabele bedrag, terwijl de prognose een realistische raming van nog uit te betalen bedragen betreft.

D – Indicatie van ruimte voor nieuwe beschikkingen

Indicatie van ruimte voor beschikkingen vanaf 2017 e.v.

1 – Totaal beschikbaar (incl. begrotingsreserve)

     

40.063

2 – Prognose kasuitloop 2017 e.v.

     

21.251

3 – Beschikbare kas voor aan te gane verplichtingen 2017 e.v. (1–2)

18.812

4 – Indicatieve ruimte voor budgetpublicatie (grove benadering):

 

uitgaande van kasbeslag

50–60%

€ 31–38 mld

 

Uitgaande van de meerjarig beschikbare middelen (€ 40,1 mld) en de prognose van de kasuitloop van bestaande verplichtingen (€ 21,3 mld) is er € 18,8 mld beschikbaar voor uitgaven op nieuwe beschikkingen die met ingang van 2017 afgegeven worden. Naar de huidige inzichten (uit de NEV 2016) zijn al deze resterende beschikbare kasmiddelen nodig om de doelstellingen uit het Energieakkoord voor duurzame energie te halen. De beschikbare middelen binnen MEP en SDE, vanwege uitgevallen projecten, worden hierbij opnieuw ingezet onder de SDE+ regeling. Per jaar wordt bezien of, en hoeveel, verplichtingenruimte wordt opengesteld voor nieuwe SDE+ subsidiebeschikkingen voor het komende jaar.

Uitgaande van een mede op ervaringsgegevens gebaseerde kasuitloop op afgegeven beschikkingen van 50 à 60%, kan als indicatie gelden dat er vanaf 2017 tot en met 2019 voor circa € 31 à € 38 mld aan maximale verplichtingenruimte is om nieuwe beschikkingen af te geven. Dit is inclusief de tenders Windenergie Op Zee (WOZ) uit het Energieakkoord.

Aardwarmte

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2017 € 81,2 mln. Omdat het hier om omvangrijke garanties gaat (maximaal € 18,7 mln per project) is in 2014 een extra storting in de reserve gedaan van ruim € 9 mln. Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, gelet op het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om de komende jaren een gemiddeld garantieplafond van € 66,6 mln per jaar mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

ECN

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als ECN – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • EB Stadsverwarmingsregeling;

  • EB Verlaagd tarief openbare laadpalen;

  • EB Inputvrijstelling.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel Fiscale regelingen 2016–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € mln)1
 

2016

2017

2018

Energie-investeringsaftrek (EIA)

144

164

147

EB2 Verlaagd tarief lokaal opgewekte duurzame energie1

0

0

1

EB Salderingsregeling

94

120

166

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

71

71

71

EB Teruggaaf energie-intensieve industrie

6

6

6

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

EB = Energiebelasting

Overzicht maatregelen ten behoeve van het Energieakkoord

Conform de motie Leegte (TK, 30 196, nr. 278) is onderstaand een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het Energieakkoord. De maatregelen zijn gegroepeerd op basis van de doelstelling uit het Energieakkoord waaraan de maatregelen het meest direct bijdragen. Veel maatregelen dragen echter bij aan meerdere doelen.

In de begrotingen van Infrastructuur en Milieu en van Wonen en Rijksdienst zijn verwijzingen naar dit totaaloverzicht opgenomen. De betreffende maatregelen die op deze begrotingen staan zijn in onderstaand overzicht opgenomen. Achter de maatregelen in dit overzicht wordt aangegeven op welke begroting en beleidsartikel de maatregelen feitelijk staan.

De budgettaire gevolgen van het Energieakkoord zijn als bijlage bij de aanbiedingsbrief van het Energieakkoord gevoegd (TK, 30 196, nr. 202). Hierin zijn ook de fiscale maatregelen vermeld die onderdeel vormen van het Energieakkoord. De budgettaire gevolgen van deze aanpassingen zijn niet veranderd ten opzichte van het afsluiten van het Energieakkoord. Deze aanpassingen zijn derhalve niet meegenomen in dit overzicht en worden ook niet apart vermeld in de begroting van Financiën (IX).

Bedragen x € 1.000
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

ENERGIEBESPARING

             

MJA3 / MEE (EZ, art. 4)

4.242

2.868

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

EIA (FIN, fiscaal)

144.000

164.000

147.000

149.000

149.000

151.000

151.000

Compensatie indirecte kosten ETS (EZ, art. 4)

45.008

67.272

62.000

61.000

61.000

   

Duurzame warmte (EZ, art 4)

0

           

Demo Schoon en Zuinig (EZ, art. 6)

1

           

Innovatieagenda Energie (EZ, art. 6)

1.096

1.736

3.093

2.408

2.408

2.408

2.408

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (EZ, art. 6)

3.537

4.235

4.535

5.539

5.539

5.539

5.539

Investeringsregeling Energiebesparing (IRE) / Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen (IMM) (EZ, art. 6)

6.124

6.100

400

1.400

5.400

5.400

5.400

Wet Milieubeheer energiebesparing (IenM, art. 19)

1.066

           

Openbare verlichting decentrale overheden (IenM, art. 19)

0

 

25

 

25

 

25

Revolverend fonds EGO (WenR, art. 2)

35.000

           

Bijdragen aan agentschappen (WenR, art. 2)

6.132

3.168

8.610

5.325

3.822

4.322

4.322

Energiebesparing huursector (WenR, art. 2)

0

0

196.763

200.370

0

0

0

Beleidsprogramma Energiebesparing (Subsidies en opdrachten) (WenR, art. 2)

9.243

5.723

2.525

2.300

2.298

2.423

2.298

Revolverend fonds Energiebesparing verhuurders (WenR, art. 2)

0

72.800

         

Energiebesparing Koopsector (WenR, art. 2)

7.169

46.791

21.100

       

Fonds Duurzaam Funderingsherstel (WenR, art. 2)

0

20.000

         
               

HERNIEUWBARE ENERGIE

             

MEP (EZ, art. 4)

288.426

183.847

54.991

47.025

40.025

   

SDE/SDE+ (EZ, art.4)

631.279

1.175.005

1.674.623

2.308.738

2.984.441

2.980.366

3.139.935

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZ, art. 4)

473.061

           

Storting in begrotingsreserve

Garantieregeling Aardwarmte (EZ, art. 4)

1.012

2.500

4.700

4.700

4.700

   

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZ, art.4)

18.018

77.800

         
               

ENERGIE-INNOVATIE

             

Topsector Energie (EZ, art. 4)

38.915

33.088

26.770

31.490

31.490

31.490

31.490

Demonstratieregeling Energie-innovaties (EZ, art. 4)

19.330

28.750

48.000

51.000

52.000

48.000

49.000

Innovatiemiddelen SDE+ (EZ, art. 4)

31.497

48.600

48.320

50.000

50.000

17.500

5.000

               

MOBILITEIT

             

Elektrisch rijden (EZ, art. 4)

844

500

         

Lean and Green Personal Mobility (IenM, art. 14)

83

15

         

Meerjaren bewustwordingscampagne «Hopper» (IenM, art. 14)

0

35

         

Organisatiekosten Green Deal Autodelen (IenM, art. 14)

54

50

50

       

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenM, art. 19)

0

80

         

Nationale benchmark duurzame mobiliteit (IenM, art. 14)

36

           

Diverse beleidsonderzoeken duurzame mobiliteit (IenM, art. 14)

 

272

         

Werkgeversaanpak mobiliteit (IenM, art. 14)

36

           
               

OVERIGE

             

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord (EZ, art. 4)

5.200

5.462

5.200

       

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders (RVO.nl) (WenR, art. 2)

87

766

403

403

     

5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen

Algemene doelstelling

Het scheppen van voorwaarden voor een aardbevingsbestendig en kansrijk Groningen.

Om deze doelstelling te bereiken zorgt de Nationaal Coördinator Groningen in dialoog met alle maatschappelijke en bestuurlijke stakeholders voor een planmatige en daadkrachtige regie en sturing op een duurzame versterking en vernieuwing van het aardbevingsgebied, opdat deze regio weer veilig wordt en sterker dan ooit een nieuwe balans vindt tussen gaswinning en een versterkte gebiedsidentiteit en gebiedskwaliteit met nieuwe economische kansen en een leefbare en aantrekkelijke woon-, werk en leefomgeving.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is op grond van de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor de gaswinning. De gaswinning in Groningen grijpt diep in op het dagelijkse leven van inwoners in het gebied, met name in het gebied waar zich frequent aardbevingen voordoen. Voor het kabinet staat de veiligheid van inwoners voorop. Naast een beperking van de gaswinning, is gekozen voor een brede flankerende aanpak die zich richt op de veiligheid (schadeherstel), het (preventief) versterken van woningen en gebouwen en het gelijktijdig investeren in de leefbaarheid, economie en duurzaamheid. De opgave in Groningen is een nationale opgave van de NAM, regio en Rijk, waarbij wordt gezocht hoe Rijksopgaven en Rijksambities verbonden kunnen worden aan regionale opgaven en regionale ambities.

De gezamenlijke opgave heeft als eerste geresulteerd in het bestuursakkoord «Vertrouwen op herstel en herstel van vertrouwen» (TK, 33 529, nr. 28) en in de aanvulling daarop (TK, 33 529, nr. 96, TK, 33 529, nr. 98). De afspraken in deze bestuursakkoorden zien mede op de intensivering, verbreding en versnelling van de inzet van betrokken overheden door middel van publieke regie in de vorm van een Nationaal Coördinator Groningen (NCG).

De NCG valt conform het Instellingsbesluit onder de verantwoordelijkheid van de Minister van EZ als coördinerend Minister (Staatscourant, nr. 12511). De NCG is belast met het bevorderen van de uitvoering van het meerjarenprogramma aardbevingsbestendig en kansrijk Groningen (bijlage bij TK, 33 529, nr. 212). De NCG voert de volgende taken uit:

Stimuleren

  • Het in samenhang bevorderen van de leefbaarheid, duurzaamheid en de economie van het aardbevingsgebied.

  • Het bevorderen van maatschappelijk, politiek en bestuurlijk draagvlak voor het meerjarenprogramma en van maatschappelijke participatie in de uitvoering daarvan en het bijdragen aan herstel van vertrouwen.

  • Het bevorderen van de instelling van een bedrijvenloket en een steunpunt voor burgers.

Financieren

  • Het financieel bijdragen aan de verduurzaming bij het herstel van woningen in de provincie Groningen.

  • Inzet specifiek instrumentarium voor de woningmarkt, waaronder een regeling voor achterstallig onderhoud en de opzet van een woonbedrijf.

  • Compensatie van extra kosten voor gemeenten en provincie.

(Doen) uitvoeren

  • Het bijdragen aan de uitvoering van het meerjarenprogramma.

  • Het behandelen van de complexe schademeldingen, door met alle betrokkenen te zoeken naar een oplossing en te komen met een bemiddelingsvoorstel.

  • Het inrichten van een breed instrumentarium ter bevordering van schadeafhandeling en de preventieve versterking van gebouwen, alsmede op de thema’s vergroten van leefbaarheid en de verbetering van de woningmarkt.

Regisseren

  • Het coördineren en faciliteren van de uitvoering van het meerjarenprogramma.

  • Het monitoren van de afhandeling van reguliere schadegevallen door het Centrum Veilig Wonen (CVW).

  • Het voeren van programmaregie bij de versterking van gebouwen in het aardbevingsgebied.

Beleidswijzigingen

Voor de aanpak van de aardbevingsproblematiek als gevolg van de gaswinning in de provincie Groningen is een meerjarenprogramma opgezet dat tot doel heeft te voorzien in een duurzame versterking van de leefbaarheid en het economische herstel in de provincie Groningen.

Voor dit doel is in 2016 in totaal € 244,2 mln uit de gasbaten beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het meerjarenprogramma tot en met 2024. Deze € 244,2 mln aan uitgaven wordt als niet-relevant voor het uitgavenkader beschouwd. Het begrotingsartikel voor het meerjarenprogramma NCG kent een 100% eindejaarsmarge voor de uitgaven die vanuit de aardgasbaten worden gefinancierd. Dit houdt in dat budget dat in een bepaald jaar niet wordt benut, meegenomen kan worden naar volgende jaren en derhalve beschikbaar blijft voor de uitvoering van het meerjarenprogramma. Op deze wijze houdt het Kabinet rekening met de complexe en deels onvoorspelbare opgave waar de NCG voor staat en wordt de benodigde flexibiliteit geboden zodat het budget optimaal kan worden aangewend.

Dit betekent dat in deze begroting de in 2016 niet benutte middelen opnieuw zijn verdeeld over de komende jaren.

De 100% eindejaarsmarge geldt niet voor de middelen die in onderstaande budgettaire tabel onder verduurzamingsopgave overig (in totaal € 40 mln tot en met 2022) zijn opgenomen. De op deze post niet-benutte middelen worden binnen de EZ begroting meerjarig beschikbaar gemaakt zodat het totale budget wel beschikbaar blijft voor het verduurzamen van woningen bij versterken.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 5 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

23.005

84.525

38.760

33.057

33.010

27.900

19.450

UITGAVEN

8.470

84.525

38.760

33.057

33.010

27.900

19.450

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

0%

       
               

Subsidies

 

65.466

25.160

20.157

20.110

16.000

9.150

Verduurzamingsopgave uit aardgasbaten

 

52.350

10.000

10.000

10.000

10.000

9.150

Verduurzamingsopgave overig (kader relevante uitgaven)

 

4.116

10.160

10.157

10.110

6.000

 

Instrumentarium woningmarkt

 

9.000

5.000

       
               

Opdrachten

8.320

19.010

13.600

12.900

12.900

11.900

10.300

Onderzoek en compensatie gemeenten en provincie

2.404

7.000

7.000

7.000

7.000

6.000

5.000

Werkbudget

5.916

12.010

6.600

5.900

5.900

5.900

5.300

               

Bijdragen aan agentschappen

150

49

         

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

150

49

         

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Verduurzamingsopgave

In 2016 is aan NCG € 165 mln beschikbaar gesteld voor de combinatie van verduurzaming bij versterking en herstel van schade. Hiervan wordt € 23,5 mln aangewend voor het scholenprogramma.

Op 1 april 2017 is nieuwe waarde vermeerderingsregeling cf. de motie-Bosman c.s. (TK, 33 529 nr. 242) van start gegaan. Bewoners met € 1.000 schade of meer, kunnen € 4.000 subsidie ontvangen voor de verduurzaming van hun woning. Hiervoor is in totaal meerjarig € 89,15 mln gereserveerd. Daarnaast de een verplichting aangegaan om de nog openstaande aanmeldingen van de oude regeling af te handelen. Hiervoor is een bedrag van € 12,35 mln gereserveerd.

Woningen in Groningen die vanwege het risico op aardbevingen niet voldoen aan de veiligheidsnorm moeten bouwkundig worden versterkt. De kosten hiervan zijn voor rekening van de NAM. De uitvoering hiervan biedt echter de gelegenheid om meteen ook de woning te verduurzamen tot een maximum van € 4.000 per woning. Hiervoor is op de begroting van EZ een bedrag van € 40 mln gereserveerd voor de periode 2017–2021.

Instrumentarium woningmarkt

Vanuit de Rijksbijdrage is in totaal € 14 mln beschikbaar. Hiervan is € 10 mln beschikbaar voor de opzet van een woonbedrijf. Daarnaast is € 4 mln beschikbaar voor een regeling voor achterstallig onderhoud. Aangezien de kosten niet allemaal in een jaar vallen is een verdeling van achtereenvolgens € 9 mln en € 5 mln gehanteerd.

Scholenprogramma

Het scholenprogramma richt zich op het versterken en nieuwbouw van scholen in de provincie Groningen. Hiervoor is € 50 mln beschikbaar gesteld door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) in een structurele bijdrage van € 3 mln vanaf 2017. Hiernaast wordt door EZ € 23,5 mln bijgedragen uit de hierboven toegelichte verduurzamingsmiddelen.

De NCG heeft met de negen gemeenten, de betrokken scholenbesturen en het Ministerie van OCW een bestuurlijke afspraak gemaakt over de verdeling van de rijksbijdrage over de looptijd van het programma.

Deze middelen worden via het Gemeentefonds beschikbaar gesteld aan de betrokken gemeenten.

Deze gemeenten kunnen deze middelen in samenwerking met de betrokken schoolbesturen gebruiken voor de benodigde investeringen in nieuwe toekomstbestendige en duurzame scholen.

In 2016 is hiervoor een bedrag van € 17,625 mln overgemaakt. Bij Voorjaarsnota 2017 zijn, verdeeld over de jaren, de resterende middelen voor het scholenprogramma van de begroting van EZ overgeheveld naar het Gemeentefonds.

Aan het scholenprogramma dragen ook NAM (€ 172,5 mln) en de negen betrokken gemeenten (€ 44,5 mln) bij.

Opdrachten

Onderzoek en compensatie gemeenten en provincie

De NCG heeft in de komende jaren in totaal voor € 48,4 mln beschikbaar voor onderzoek en compensatie gemeente en provincie.

Het voor 2018 beschikbare onderzoeksbudget wordt vooral ingezet voor de ontwikkeling van het de nieuwe norm ten aanzien van aardbevingsbestendig bouwen, onderzoek woningmarkt en kennisplatforms.

Daarnaast is € 16 mln beschikbaar voor de compensatie van de door gemeenten en provincie extra benodigde inzet. Het voor 2018 beschikbare budget van € 4 mln wordt ingezet in de uitvoering van het meerjarenprogramma en de versterkingsactiviteiten binnen de gebiedsgerichte aanpak. Dit betreft onder andere de aan de versterkingsopgave gerelateerde taken ten aanzien van vergunningverlening, toezicht en handhaving, monumenten, openbare ruimte en ruimtelijke kwaliteit.

Werkbudget

Het werkbudget NCG inclusief aanvullend budget voor onder andere de gebiedsgerichte aanpak voor preventieve versterking van gebouwen en voor de bekostiging van arbiters voor schadeafhandeling bedraagt in totaal € 56 mln.

Apparaatsbudget

Naast het budget op artikel 5, is er op artikel 40 van de EZ-begroting een meerjarig budget geraamd van € 96 mln voor de apparaatsuitgaven van de organisatie NCG (personeel en materieel).

Daarnaast zal de NAM zal de komende jaren een bijdrage leveren aan specifieke programma’s van de NCG, waarbij voor 2016 is afgesproken dat de NAM hier in elk geval € 7 mln voor reserveert. Voor zover noodzakelijk is er op artikel 5 onder het kopje werkbudget NCG nog aanvullend budget beschikbaar voor personeel en materieel. Per jaar zal worden bekeken of dit aanvullend budget noodzakelijk is.

Naast de middelen die vanuit het Rijk beschikbaar zijn voor het meerjarenprogramma NCG is er vanuit het bestuursakkoord en het aanvullende bestuursakkoord totaal € 1,2 mld geraamd voor de verschillende maatregelen in Groningen (TK, 33 529, nr. 28 en TK, 33 529, nr. 96).

Dit bestaat uit de volgende middelen:

  • De NAM heeft € 600 mln begroot voor bouwkundig versterken, waarvan per 1 juli 2017 € 513,8 mln is gerealiseerd.

  • Voor schadeclaims werd oorspronkelijk € 250 mln geraamd. Per 1 juli 2017 is € 598 mln gerealiseerd.

  • De NAM is juridisch aansprakelijk om deze kosten te vergoeden. De in de bestuursakkoorden hiervoor genoemde bedragen zijn ramingen zonder plafond.

  • De NAM € 335 mln is begroot voor het overige instrumentarium NAM (de waardevermeerderingsregeling, waardevermindering, nieuwbouw, leefbaarheid en economisch perspectief (Economic Board). Hiervoor is € 265,3 mln aan uitgaven gedaan tot en met 1 juli 2017.

  • De Provincie Groningen draagt € 32,5 mln bij aan het bestuursakkoord voor de Economic Board. De Economic Board heeft als doel de economie van Noordoost-Groningen te versterken.

Voor specifieke programma’s maakt de NCG afspraken met betrokken partijen, zoals in het kader van het Scholenprogramma (zie brief van 6 juni jl. TK, 33 529, nr. 256).

Voor de financiële middelen die niet via de Rijksbegroting lopen, kan de Minister van Economische Zaken geen verantwoording afleggen. Met de NAM is in het bestuursakkoord afgesproken welk budget beschikbaar is en waaraan dit wordt besteed. Met de provincie Groningen is in het bestuursakkoord ook de hoogte van de bijdrage en de besteding hiervan afgesproken. Om de Tweede Kamer zo goed mogelijk te informeren, heeft NCG met betrokken partijen afspraken gemaakt om op enkele momenten in het jaar de Tweede Kamer te kunnen rapporteren over de realisatie van de uitgaven in het kader van het bestuursakkoord. Dit financiële overzicht maakt onderdeel uit van de kwartaalrapportages van de NCG.

6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

Algemene doelstelling

EZ streeft naar internationaal toonaangevende, concurrerende, sociaal verantwoorde, veilige, en dier- en milieuvriendelijke agro-, visserij- en voedselketens.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Stimuleren

  • Het versterken van de positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens, het stimuleren van groene economische groei via energie- en klimaatbeleid voor de landbouw en het bevorderen van transparantie en ketenverantwoordelijkheid in de Nederlandse agro- visserij- en voedselketens.

  • Het stimuleren van een adequate en duurzame voedselvoorziening/voedselzekerheid, voedselkwaliteit op Europees en mondiaal niveau evenals het bijdragen aan het Europese en internationale landbouw- en visserijbeleid.

  • Het stimuleren van kennisontwikkeling, innovatie en nieuwe technologieën voor de maatschappelijke opgaven op het terrein van agro en natuur.

  • Het stimuleren van verduurzaming van de productie en de consumptie van dierlijke en plantaardige producten door middel van nieuwe vormen van ketensamenwerking en nieuwe marktstrategieën.

  • Het zeker stellen van gewasbescherming, evenals het borgen en verbeteren van plant- en diergezondheid en dierenwelzijn.

Regisseren

  • Het borgen van voedselveiligheid. Producenten en partijen uit de voedselketen zijn primair verantwoordelijk voor de veiligheid van hun producten en productiewijze. De Minister van VWS is verantwoordelijk voor wetgeving voor voedselveiligheid, met uitzondering van wetgeving voor het slachten van dieren en het keuren en uitsnijden van vlees, waar de Minister van EZ verantwoordelijk voor is.

Uitvoeren

  • Het doen uitvoeren van een effectief beleid ter realisatie van de doelstellingen uit de Europese regelgeving.

  • Het uitvoeren van adequaat veterinair en fytosanitair beleid.

  • Het uitoefenen van toezicht en het handhaven van de regelgeving op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, mest, natuur en voedselveiligheid (primaire productie en slachterijfase).

  • Het uitvoeren van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid.

Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen. Wijzigingen in beleid die reeds door de Tweede Kamer zijn geaccordeerd en invloed hebben op 2018 en of verder worden toegelicht bij de Toelichting bij de Financiële instrumenten (per beleidsthema).

Beleidsinformatie

Kengetal

2013

2014

2015

2016

1. Maatschappelijke appreciatiescore (schaal 1–10)

Bron: TNS/NIPO

7,6

Geen meting

7,6

Geen meting

2. Mate van vertrouwen consumenten in voedsel (schaal 1–5)

Bron: NVWA monitor

3,2

Geen meting

3,2

Geen meting

3. Export van agrarische producten uit Nederland (bedragen x € 1 mln)

       

– Duitsland

21.079

20.820

20.857

21.627

– België

8.479

8.652

8.661

9.227

– Verenigd Koninkrijk

7.843

8.067

8.321

8.321

– Frankrijk

7.481

7.122

6.860

7.692

– Italië

3.787

3.480

3.207

3.511

– Overige landen

32.287

33.561

33.515

34.660

Totaal

80.956

81.702

81.421

85.038

Bron: Wageningen Economic Research en het CBS.

       

1. De maatschappelijke appreciatiescore is een rapportcijfer voor de waardering van de Nederlandse samenleving voor de agrarische- en visserijsector, productiewijzen en de verwerking van agrofood en visproducten. Basis is periodiek door TNS/NIPO uitgevoerd onderzoek.

2. De NVWA meet op een schaal van 1–5 het vertrouwen van de consument in de veiligheid van voedsel. De meting vindt tweejaarlijks plaats.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 6 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

673.900

696.784

660.377

618.515

612.207

612.550

614.659

Waarvan garantieverplichtingen

37.690

120.000

123.015

124.627

124.627

124.627

124.627

UITGAVEN

642.217

592.055

540.378

516.603

508.664

510.300

511.811

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

97%

       
               

Subsidies

103.230

49.499

16.275

17.930

21.707

21.674

23.674

Duurzame veehouderij

10.702

26.553

111

110

80

80

80

Investeringsregeling duurzame stallen\ vanaf 2017 Stoppersregeling fosfaatreductieplan

6.719

23.040

         

Regeling fijnstofmaatregelen

3.077

2.657

         

Overig

906

856

111

110

80

80

80

Plantaardige productie

9.917

10.563

5.146

7.147

10.961

10.961

10.961

Energie-efficiency en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG), voorheen (IMM)

6.124

6.100

400

1.400

5.400

5.400

5.400

Marktintroductie energie innovaties (MEI)

3.537

4.235

4.535

5.539

5.539

5.539

5.539

Overig

256

228

211

208

22

22

22

Visserij

3.729

6.970

5.055

5.355

5.348

5.315

5.315

Regelingen onder het nieuwe EFMZV

2.304

6.970

5.055

5.355

5.348

5.315

5.315

Overige (uitfinanciering regelingen onder EVF)

1.425

           

Agrarisch ondernemerschap

4.972

5.318

5.318

5.318

5.318

5.318

7.318

Brede weersverzekering

4.672

5.318

5.318

5.318

5.318

5.318

5.318

Investeringsregeling Jonge Agrariërs

300

           

Flankerend beleid Pelsdierhouderijen

           

2.000

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

586

95

645

0

0

0

0

Samenwerking POP Nieuwe uitdagingen

237

           

Overig (onder meer tegemoetkoming Vamil

349

95

645

       

Apurement

65.329

0

0

0

0

0

0

Regeling apurement

65.329

           

Begrotingsreserves

8.003

0

0

0

0

0

0

Begrotingsreserve landbouw

             

Storting begrotingsreserve apurement

8.003

           
               

Garanties

6.652

3.100

5.140

6.752

5.432

5.432

5.432

Storting bijdrage begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

3.008

 

2.015

3.627

3.627

3.627

3.627

Verliesdeclaraties Borgstellingsfaciliteit

3.644

3.100

3.125

3.125

1.805

1.805

1.805

               

Opdrachten

121.118

109.207

103.930

101.369

102.593

104.410

98.490

Duurzame veehouderij

4.044

4.006

2.498

1.751

1.766

1.766

1.766

Mestbeleid

3.411

2.141

481

942

1.005

1.144

3.644

Plantaardige productie

1.462

2.031

3.351

2.666

2.666

2.666

2.666

Plantgezondheid

1.666

2.019

2.067

1.842

1.842

1.842

1.842

Diergezondheid en dierenwelzijn

9.301

5.041

5.145

5.789

5.905

5.905

5.905

Voedselveiligheid- en kwaliteit/Voedselagenda

5.562

7.863

19.435

19.435

19.435

20.335

20.335

Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

4.695

2.179

2.641

2.441

3.741

3.741

3.741

Visserij

1.683

624

130

65

0

59

167

Agrarisch ondernemerschap

1.728

2.443

2.507

2.507

2.507

2.507

2.507

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

87.566

80.860

65.675

63.931

63.726

64.445

55.917

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

78.720

80.132

82.181

83.486

83.486

83.500

90.492

Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken

1.535

921

1.510

5.210

5.210

5.224

5.224

Wageningen Research

75.232

78.094

77.013

74.642

74.642

74.642

81.634

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden

1.953

1.101

988

968

968

968

968

Centrale Commissie Dierproeven

 

12

738

738

738

738

738

ZonMw dierproeven

 

4

1.932

1.928

1.928

1.928

1.928

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

12.253

9.863

10.217

10.217

10.217

10.217

10.217

Diergezondheidsfonds

12.253

9.863

10.217

10.217

10.217

10.217

10.217

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

10.042

10.067

10.026

10.022

10.022

10.022

10.022

FAO en overige contributies

10.042

10.067

10.026

10.022

10.022

10.022

10.022

               

Bijdragen aan agentschappen

310.202

330.187

312.609

286.827

275.207

275.045

273.484

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

152.451

154.706

161.858

142.786

131.270

131.261

131.262

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

148.985

161.677

137.337

131.691

131.435

131.438

131.439

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

897

6.314

5.923

4.858

5.009

4.852

3.289

Rijksrederij

7.869

7.490

7.491

7.492

7.493

7.494

7.494

               

ONTVANGSTEN

136.431

85.701

40.981

38.805

37.435

37.435

37.435

Agroketens

1.015

10.640

         

Mestbeleid

10.724

7.209

7.209

7.209

7.209

7.209

7.209

Diergezondheid en dierenwelzijn

3.165

1.290

500

500

500

500

500

Plant- en diergezondheid

679

           

Voedselveiligheid en kwaliteit

             

Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

20.411

15.926

5.926

5.926

5.926

5.926

5.926

Visserij

7.496

6.993

6.993

6.993

6.993

6.993

6.993

Agrarisch ondernemerschap

772

17.245

245

245

245

245

245

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

13.307

12.112

12.112

12.112

12.062

12.062

12.062

Garanties (provisies Borgstellingsfaciliteit)

2.008

2.400

2.925

2.925

1.800

1.800

1.800

Agentschappen

3.089

           

Onttrekkingen begrotingsreserves

73.765

11.886

5.071

2.895

2.700

2.700

2.700

Budgetflexibiliteit

Het budget voor 2018 is voor ruim € 526 mln (97%) juridisch verplicht. Dat komt met name door de verplichtingen die rusten op het onderdeel Kennis (meerjarige programma’s en wettelijke onderzoekstaken bij Wageningen Research). Ook voor het onderdeel Agentschappen zijn de verplichtingen al in het voorafgaande jaar aangegaan.

Toelichting op de financiële instrumenten (per beleidsthema geordend)

Duurzame veehouderij

De inzet van EZ voor de veehouderij is gericht op een transitie naar een toekomstbestendige duurzame en maatschappelijk gewaardeerde veehouderij in 2020. Dit vraagt een integrale aanpak naar een veehouderij met aandacht voor effecten op de volksgezondheid, dierenwelzijn, emissies naar het milieu, het gebruik van duurzaam geproduceerde grondstoffen en de directe leefomgeving.

Naar aanleiding van het SER-advies «Versnelling duurzame veehouderij» (Commissie Nijpels) heeft de Staatssecretaris het advies overgenomen om een regisseur duurzame veehouderij aan te stellen die de verduurzaming van de veehouderij krachtig gaat aanjagen.

EZ draagt vanuit haar rol bij aan de uitwerking van het Actieplan vitalisering varkenshouderij voor het versterken van de markt- en ketenpositie van varkenshouders, herstructurering en vitalisering van de varkenshouderij en kostenreductie door onder andere het stimuleren van mestverwerking.

Op verzoek van de Tweede Kamer is door Wageningen UR en het Centrum voor Landbouw en Milieu (CLM) onderzocht welke opties er zijn om weidegang te stimuleren, al dan niet via wettelijke regelingen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal het kabinet nadere voorstellen aan de Tweede Kamer voorleggen.

Vooruitlopend op de Omgevingswet is de internet consultatie van de Interimwet veedichte gebieden gestart. Deze wet is aangekondigd in de brief van 7 juli 2016 (TK, 2015/16, 28 973, nr. 181). Deze wet biedt de provincies de mogelijkheid om rechtstreeks te sturen op de omvang van de veehouderij waarmee het leefklimaat wordt verbeterd voor bewoners van gebieden die te kampen hebben met negatieve gevolgen van de aanwezige, omvangrijke veehouderij voor de kwaliteit van de leefomgeving. Dit is verder afhankelijk van de beleidslijn van een volgend kabinet.

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming2018

Bron

Percentage integraal duurzame stallen

0%

2008

18%

WUR

Subsidies

Onder de categorie «Overig» valt de uitfinanciering van de Beëindigings- en saneringsregeling. Voor de uitvoering van de Ambitieagenda vleeskalverhouderij wordt de vleeskalversector ondersteund met subsidieregelingen vanuit het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3)

De subsidieregeling Sloop en ombouw nertsenhouderijen als onderdeel van het flankerend beleid van de Wet verbod pelsdierhouderij zal begin 2018 worden opengesteld. De middelen hiervoor staan gereserveerd in de begrotingsreserve Landbouw.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op opdrachten en bijdragen aan derden die ondersteunend zijn aan de beleidsontwikkeling en -uitvoering, zoals projecten op het gebied van intensieve veehouderij en biologische landbouw, ontwikkeling duurzame stallen, uitrijden van dierlijke mest en voer- en managementmaatregelen.

Mestbeleid

Met het nationale mestbeleid wordt invulling gegeven aan de verplichtingen die volgen uit de Nitraatrichtlijn (91/676/EG) en een bijdrage geleverd aan realisatie van de doelen van de Kaderrichtlijn Water (200/60/EG). Doel van het mestbeleid is een verbetering van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater door het bevorderen van een effectief en efficiënt gebruik van meststoffen in de landbouw. Daartoe kent de Meststoffenwet vier stelsels. Het stelsel van gebruiksnormen en gebruiksvoorschriften stuurt rechtstreeks op de hoeveelheid meststoffen en de wijze en het moment van toediening, het stelsel van productierechten (varkens- en pluimveerechten en fosfaatrechten voor melkvee) stuurt op de productie van dierlijke mest en de stelsels van verplichte mestverwerking en verantwoorde groei melkveehouderij sturen op een verantwoorde afzet van dierlijke mest. Per 1 januari 2018 wordt een stelsel van fosfaatrechten voor melkvee van kracht om te kunnen voldoen aan de voorwaarde bij de derogatie van de Nitraatrichtlijn om de fosfaatproductie van de Nederlandse veehouderij onder het niveau van 2002 te houden.

Nederland is op grond van de Nitraatrichtlijn verplicht om het effect van de maatregelen van de actieprogramma’s te monitoren en hierover vierjaarlijkse te rapporteren (laatstelijk in 2016). Op grond van de derogatiebeschikking dient Nederland tevens het effect van de derogatie te rapporteren en hierover jaarlijks te rapporteren. De monitoring vindt plaats in het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). De Meststoffenwet verplicht een vierjaarlijkse beleidsevaluatie. De jaarlijkse derogatierapportages en de vierjaarlijkse evaluatie van de Meststoffenwet worden aan de Tweede Kamer aangeboden. De vierjaarlijkse Nitraatrichtlijnrapportage (waarvoor het Ministerie van IenM eerstverantwoordelijk is) en de resultaten van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid worden gepubliceerd op de site van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu.

Opdrachten

De bedragen onder Mestbeleid hebben voor het grootste deel betrekking op de financiering van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid, waarbinnen monitoring plaatsvindt van het mineralenmanagement op landbouwbedrijven en het effect hiervan op de kwaliteit van grond- en oppervlaktewater.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen de boete-inkomsten in het kader van de handhaving van het mestbeleid en de bijdrage van bedrijven die gebruik maken van de derogatie aan de kosten van het derogatiemeetnet binnen het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid.

Plantaardige productie

De inzet van EZ is gericht op het in stand houden van een Nederlandse plantaardige sector die wereldwijd bekend staat om de kwaliteit van productie en productietechnologie voor voedings- en siergewassen. Plantenveredeling en duurzame intensivering van de teelt zijn van fundamenteel belang voor het vergroten van (mondiale) voedselzekerheid en concurrentiekracht van de betrokken sectoren. Dat is primair een opgave voor het bedrijfsleven zelf. Doel is te komen tot samenwerkende tuinbouwketens die toonaangevend zijn in concurrentiekracht en duurzaamheid.

De ambitieuze klimaat- en energiedoelen die voor de tuinbouw gesteld zijn, worden conform de Meerjarenafspraak Energietransitie glastuinbouw 2014 – 2020 en bijbehorende versnellingsplannen uitgewerkt. Voor de overige landbouwsectoren en de voedings- en genotmiddelenindustrie zal uitvoering worden gegeven aan de ambities en doelen van respectievelijk het herijkte convenant Schone en Zuinige Agrosectoren en de geactualiseerde Meerjarenafspraken Energiebesparing (MEE en MJA3).

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Raming2018

Streef-

waarde

Planning

Bron

Totale CO2-emissie glastuinbouw

Circa 7,5 Mton

2013

6,6 Mton

6,2 Mton

2020

LEI

Energie-efficiency index voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI)

100%

2005

78%

70%

2020

RVO.nl

De indicatoren geven inzicht in de voortgang van de verduurzaming op energie- en klimaatgebied van deze twee sectoren.

Subsidies

De begrote bedragen betreffen betalingen op zowel eerdere als nieuwe openstellingen van de regeling Marktintroductie energie innovaties (MEI) en het subsidie-instrument Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG). Onder de categorie «Overig» vindt de uitfinanciering plaats van de eerder opengestelde en inmiddels afgesloten regelingen Verbetering honingproductie en Set aside.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op (onderzoeks)opdrachten op het gebied van de innovatieagenda energie en energietransitie.

Plantgezondheid

Een hoogwaardige kwaliteit en een hoog plantgezondheidsniveau van plantaardige producten zijn voor de Nederlandse concurrentiekracht van groot belang. Belangrijk speerpunt is het voorkomen van de in- en uitsleep van plantenziekten in Nederland. Verder zal de implementatie van de herziening van het nieuwe Europese fytosanitaire stelsel worden voortgezet. Ook de bevordering van markttoegang voor Nederlands uitgangsmateriaal en plantaardige producten door gerichte inzet in prioritaire landen krijgt de aandacht. Beschermen van gewassen en teelten tegen ziekten, plagen en onkruiden is een belangrijke randvoorwaarde om een hoogwaardige productie te blijven realiseren. Voor de beleidsdoelen, waaronder het verminderen van de milieulast veroorzaakt door toepassing van gewasbeschermingsmiddelen en de concrete gestelde beleidsdoelen is de beleidsnota duurzame gewasbescherming 2013–2023 «Gezonde groei, duurzame oogst» (TK, 27 858, nr. 146) het kader. EZ zet in op een transitie naar een duurzamere gewasbescherming en een versnelling van de «vergroening» van gewasbeschermingsmiddelen, zowel nationaal, als ook in de EU.

Opdrachten

  • De nadruk ligt op opdrachten die bijdragen in het versnellen van de transitie naar verduurzaming van gewasbescherming.

  • Het faciliteren en intensiveren van gebruik van laag-risico middelen en basisstoffen, conform aanbevelingen uit de Green Deal Groene Gewasbescherming.

  • In de Systeemaanpak Duurzame gewasbescherming wordt met pilots zo duurzaam mogelijk geteeld en gezocht naar oplossingen voor hierbij ervaren knelpunten.

  • Via de kennisstimuleringsimpuls «Groene gewasbescherming en bestuiverstrategie» is er verbinding met het «Programma Bijenstrategie».

  • De toelatingen voor kleine toepassingen wordt gestimuleerd via het Fonds Kleine Toepassingen. Tevens wordt het budget benut voor het goed functioneren van het EU-coördinatiepunt voor kleine toepassingen en hoogwaardige teelten dat eveneens toelatingen op dat vlak stimuleert.

Diergezondheid, dierenwelzijn en antibiotica

Aandacht voor diergezondheid en dierenwelzijn van landbouwhuisdieren is van belang voor een sterke duurzame veehouderij en komt tegemoet aan de toenemende belangstelling vanuit de samenleving voor de veehouderij.

Met de brief aan de Kamer van 8 juli 2016 over het vervolgbeleid antibiotica in de dierhouderij is gemeld dat de vervolgaanpak zich kenmerkt door een verschuiving van generiek naar meer sectorgericht beleid. De diergezondheidsproblematiek die ten grondslag ligt aan het antibioticumgebruik en bijbehorende aanpak loopt in de diverse sectoren sterk uiteen. Een sectorgerichte aanpak houdt rekening met deze diversiteit, en zal daarmee bijdragen aan effectievere maatregelen om de diergezondheid en zorgvuldig antibioticumgebruik per sector te versterken. Er zal, in plaats van een generieke doelstelling, in of vanaf 2018 gewerkt gaan worden met hiervoor opgestelde sectorspecifieke reductiedoelstellingen. Deze aanpak zal bijdragen aan het doel van minimaal, verantwoord gebruik.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Early warning, monitoring en bewaking van dierziekten en zoönosen.

  • Voorzieningen voor de crisisparaatheid, zodat een eventuele dierziekte-uitbraak snel, efficiënt en op een maatschappelijk verantwoorde manier bestreden kan worden.

  • Het aanhouden van een crisisorganisatie bij de Gezondheidsdienst voor Dieren, waardoor direct gekwalificeerd personeel beschikbaar is om de NVWA te assisteren bij verdenkingen van dierziekten.

  • Borging, bevordering en verbetering van dierenwelzijn door implementatie van (Europese) wetgeving en door het stimuleren van (keten)partijen. Op Europees niveau ligt de focus op de nadere uitwerking van de Verklaring van Vught (dierenwelzijnsconferentie 2014) en de onderliggende positionpapers. Nationaal op de beleidsbrief dierenwelzijn, waarbij wordt ingezet op het uitfaseren van ingrepen, het stimuleren van een maatschappelijk geaccepteerde fokkerij van vooral honden, het tegengaan van impulsaankopen en de huisdierlijsten waarop is aangegeven welke dieren gehouden mogen worden, vroegtijdige signalering en vermindering van mishandeling en verwaarlozing en het verbeteren van brandveiligheid van veestallen.

  • De uitvoering van de regeling In Beslag genomen Goederen. Dit is een reservering voor kosten die gemaakt moeten worden voor de opvang van in beslag genomen gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren.

  • Diverse projecten zorgvuldig antibioticagebruik die bijdragen aan een vervolgbeleid voor 2016–2020 dat meer gericht is op vermindering van resistentierisico’s en meer sectorspecifiek is.

  • Bijdragen aan onder andere de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming (€ 1,6 mln), Dutch Wildlife Health Centre (€ 0,5 mln) en het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren (maximaal circa € 0,3 mln).

Indicator

Referentiewaarde

Peildatum

Raming2018

Streefwaarde

Planning

Bron

Mate van afname van antibiotica-gebruik in de dier-houderij

Antibiotica-gebruik in 2009

2009

Is nog niet bepaald

70% reductie

(ten opzichte van 2009)

Is nog niet bepaald

SDa

Het betreft de reductie van het antibioticagebruik in de dierhouderij ten opzichte van 2009. De Raming 2018 is afhankelijk van het vervolgbeleid 2016–2020 (zie ook TK, 29 683, nr. 234). In 2018 zal een start worden gemaakt met het bepalen van sectorale doelstellingen.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben vooral betrekking op overtreders verhaalde kosten en dwangsommen die worden opgelegd voor handhaving van de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren (Gwwd).

Voedselagenda

Samen met maatschappelijke partijen en andere ministeries (waaronder VWS) geeft EZ uitvoering aan de Voedselagenda voor veilig, gezond en duurzaam voedsel (TK, 31 532, nr. 156, oktober 2015). De Voedselagenda schetst een verbreding van landbouwbeleid naar voedselbeleid langs de lijnen volksgezondheid, ecologische houdbaarheid en robuustheid, met inbegrip van de mondiale dimensie. De Voedselagenda heeft nieuwe accenten gelegd op de thema’s: Jong leren eten, transparantie en innovatie in de voedselketen.

Veel jongeren weten niet meer waar voedsel vandaan komt en eten ook onvoldoende groente en fruit. Aandacht voor gezonde voeding in het onderwijs is marginaal, versnipperd. Met het programma Jong Leren Eten wil EZ hier verandering in brengen. Transparantie in de voedselketen zorgt ervoor, dat ondernemers en consumenten geïnformeerde keuzes kunnen maken. Transparantie zorgt er ook voor dat de veiligheid en duurzaamheid van de voedselketen wordt gestimuleerd en vergroot. Kennis en innovatie leveren een onmisbare bijdrage aan de Voedselagenda.

Een belangrijk deel van de kennis- en innovatieprogramma’s wordt door de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen georganiseerd. In aanvulling daarop worden middelen ingezet om hier mogelijk ook extra private investeringen mee te genereren.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten heeft onder andere betrekking op:

  • Adviezen door de Gezondheidsraad en onderzoek door Consumentenbond.

  • Opdrachten op terrein Jong Leren Eten.

  • Versterken transparantie in de voedselketen, waaronder voorlichting en communicatie over met name duurzame en verantwoorde voeding door het Voedings Centrum Nederland (VCN).

  • Projecten voor ontwikkeling van maatschappelijke initiatieven die aansluiten op de Voedselagenda.

  • Kennis en innovatie projecten.

Voedselveiligheid

Borging van voedselveiligheid en het tegengaan van voedselfraude draagt bij aan het verkleinen van risico’s voor de volksgezondheid, het vergroten van het vertrouwen in voedsel en het versterken van de positie van de agrofoodketen. Europese wetgeving is hierbij het kader en de bedrijven in de voedselketen zijn primair verantwoordelijk.

Indicator

Referentiewaarde

Peil datum

Raming2018

Streefwaarde

Planning

Bron

Nalevingsniveau HACCP-verplichting

80%

April 2009

88%

90%

2018

NVWA

Het betreft het percentage van het totale aantal gecontroleerde bedrijven met een wettelijk verplicht Hazard Analysis and Critical Control Points (HACCP)-systeem uit het eerste deel van de vleesketen (slachthuizen, uitsnijderijen en koel- en vrieshuizen) dat aan alle controle-items voor HACCP voldoet.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten heeft onder andere betrekking op:

  • Bijdrage aan de jaarlijkse Codex Alimentarius comité voor contaminanten in voedsel.

  • Beleidsadvisering door het Bureau Diergeneesmiddelen.

  • Herziening van Europese regels voor vleeskeuring en (risico gebaseerd) toezicht in de pluimveesector (zogenaamde Hygiënepakket).

  • Monitoring van alimentaire zoönosen (zoals salmonella).

  • Versoepeling van beheersingsmaatregelen op het gebied van TSE/BSE.

  • Inzet op een veilige en duurzame toepassing van nieuwe technologieën in de agrosector, zoals ggo’s. (waar nodig ook door aanpassing van regelgeving).

Voedselzekerheid en internationaal en Europees landbouwbeleid

Nederland hoort bij de meest innovatieve agro-exporteurs van de wereld. Nederland heeft een innovatief bedrijfsleven, een toonaangevende landbouwuniversiteit en -onderzoekscentrum, en een uitstekende internationale reputatie. Partnerschappen tussen overheid, kennisinstellingen en private partners zijn een belangrijke succesfactor in de Nederlandse strategie. Via de topsectorenaanpak worden door Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheden voedseloplossingen voor de toekomst bedacht, uitgevoerd en geëxporteerd. Hiermee kan Nederland een grote bijdrage leveren aan de wereldwijde voedselzekerheid. Tegelijkertijd wordt hiermee de internationale (concurrentie-)positie van Nederland versterkt. EZ werkt daarbij nauw samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt ingezet voor de volgende activiteiten:

  • Internationale programma’s van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen die zich richten op het versterken van de landbouwsector in zich ontwikkelende- en ontwikkelingslanden.

  • Samenwerking met transitielanden en ontwikkelingslanden op het gebied van voedselzekerheid.

  • Nieuwe initiatieven en partnerschappen op het gebied van mondiale voedselzekerheid en duurzame economische ontwikkeling op de volgende pijlers:

    • klimaatslimme landbouw;

    • duurzaam gebruik van oceanen;

    • biodiversiteit (genetische bronnen en uitgangsmateriaal);

    • het beperken van voedselverliezen.

Daarnaast streeft EZ, in samenwerking met de topsectoren, naar duurzame veehouderijontwikkeling, verbeterde bodemvruchtbaarheid, versterking van de zaaizaadsector in ontwikkelingslanden en verbetering van gewasbeschermingssystemen.

EZ bereidt zich verder voor op de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid voor de periode na 2020.

Ontvangsten

De ontvangsten vanaf 2018 betreffen voornamelijk ontvangsten van vervallen waarborgsommen.

Vanaf 2018 komen de ontvangsten voor de suikerheffingen (€ 10 mln) niet meer binnen in verband met het afschaffen van de suikerheffingen per 1 oktober 2017.

Visserij

Belangrijke uitdagingen voor de visserijsector in 2018 zijn de besluitvorming over de pulsvisserij, de implementatie van de aanlandplicht en de impact van te realiseren windparken op zee in het kader van de Vervolgroutekaart Windenergie op zee. De besluitvorming over de precieze invulling van de aanlandplicht vindt in hoofdzaak in regionaal verband van de lidstaten (onder andere de Noordzee) plaats. EZ faciliteert de introductie van de aanlandplicht door de sector te ondersteunen in de omschakeling naar meer selectieve vistechnieken en aanpassingen aan boord en in de visketen. Hiervoor kan Nederland het Europese Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij 2014–2020 (EFMZV) inzetten.

Subsidies

In 2018 zullen er binnen EFMZV weer nieuwe openstellingen komen voor onder andere Innovaties en Jonge vissers.

Opdrachten

Het EFMZV omvat ook opdrachten voor datacollectie (gegevensverzamelingen in Europees verband), visserijcontrole en uitgaven voor Geïntegreerd Maritiem Beleid.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben met name betrekking op de geïnde leges van afgegeven visserij-vergunningen (zoals mosselpercelen).

Agrarisch ondernemerschap

Vergroting van het concurrentievermogen is essentieel voor het agrocomplex. Het beleid is gericht op goed en duurzaam presterende agrarische ondernemers.

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Raming2018

Streef-

waarde

Planning

Bron

Verhouding duurzame – totale investeringen

28%

2014

30%

30%

2017

LEI

Betreft de verhouding tussen de bedragen in duurzame investeringen en de totale investeringen in de landbouw, tuinbouw en visserij. Voorbeelden van duurzame investeringen in de land- en tuinbouw zijn Groen Label Kassen en Maatlat Duurzame Veehouderij stallen.

Subsidies

In 2018 blijft de subsidieregeling Brede Weersverzekering opengesteld, waarmee de beschikbaarheid van een brede verzekeringen tegen weerschade wordt gefaciliteerd.

Opdrachten

Het budget heeft betrekking op de overheidsinzet voor agrarisch Nederland wereldwijd bij het opzetten, verbeteren en versterken van duurzame ketens. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het Landbouwradennetwerk.

Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie

Een goed functionerend kennissysteem draagt bij aan de economische positie van de Nederlandse agro-, visserij- en voedselketens en aan de natuurdoelstellingen. Kennisontwikkeling en (agrarische) innovatie leveren een belangrijke bijdrage aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken die zich voordoen in het agro- en natuurdomein. Met strategische kennis- en innovatieprogramma’s (SKIP’s) wordt gestuurd op een integrale en samenhangende kennis- en innovatieketen, van onderzoek en innovatie tot implementatie van kennis.

Met de innovatiecontracten van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen zal kennis en innovatie nog meer gericht worden op de maatschappelijke opgaven in het agro- en voedseldomein en op cross-overs met andere topsectoren waaronder de topsector High Tech Systemen & Materialen (HTSM).

Indicator

Referentie-

waarde

Peildatum

Raming2018

Streef-

waarde

Planning

Bron

1. Klanttevredenheid

8,7

2016

8,8

8,0

2020

Wageningen Research

2.Kennisbenutting door beleid, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties

97%

2016

>90%

>80%

2020

Wageningen Research

3. Percentage innoverende agrarische bedrijven

10,8%

2015

10%

10%

2018

Wageningen Research

  • 1 en 2. Een toelichting hierop staat bij de tabel voor de indicator klanttevredenheid en kennisbenutting in artikel 4.

  • 3. Dit geeft het percentage van de bedrijven weer dat product- of procesinnovaties heeft doorgevoerd. Het gaat hierbij zowel om bedrijven die als eerste bedrijf iets nieuws hebben doorgevoerd als om innovatieve volgers (vroege volgers).

Subsidies

Het begrote bedrag betreft de uitfinanciering op de regeling VAMIL-compensatie.

Opdrachten

Het budget voor opdrachten is bestemd voor:

  • De innovatie-agenda’s van de topsectoren Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen.

  • De ondersteuning van beleidsontwikkeling en politieke besluitvorming voor onder andere internationale markt- en handelstoegang in relatie tot veterinaire en fytosanitaire problematiek, oplossing mestprobleem, de relatie volksgezondheid en intensieve veehouderij, verduurzaming van de veehouderij, waarborgen voedselveiligheid en diergezondheid, welzijn van landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren, groene gewasbescherming, platteland en omgeving, vermaatschappelijking natuur, natuurinclusieve landbouw, klimaattransitie, voedselverspilling en voedselzekerheid.

  • Internationale samenwerking in Joint Programming Initiatives (JPI’s) en in het European Research Area Network (ERA-Net) en multilaterale samenwerking op het gebied van voedselzekerheid.

  • Het uitvoeren van evaluaties en opdrachten voor agrarische innovatie, waarbij de focus ligt op de nieuwe uitdagingen van het GLB: vergroening, klimaat, hernieuwbare energie, water en biodiversiteit.

Ontvangsten

De ontvangsten hebben betrekking op terugontvangen rente en aflossing van leningen aan Wageningen Research en diverse ontvangsten samenhangend met de onderzoeksfinanciering.

Apurement

De Europese Commissie voert wanneer de uitvoering in de ogen van de Commissie niet volgens de Europese regelgeving heeft plaatsgevonden, financiële correcties door op door Nederland ingediende declaraties bij Europese Fondsen(apurement-procedure). Op basis van de monitoring van het verloop van correctievoorstellen en -besluiten is de omvang van deze reserve op dit moment proportioneel in relatie tot de financiële dreigingen uit lopende onderzoeken. Daarom is voor 2018 geen storting in de reserve voorzien.

Garanties

EZ verleent steun aan bedrijven in de primaire sector (landbouwondernemingen) door het verstrekken van garanties op leningen voor investeringen. Hierdoor wordt de financiering mogelijk gemaakt van investeringen die in de markt niet tot stand komen omdat de betreffende bedrijven niet voldoende zekerheden kunnen bieden. Tegelijkertijd wordt er met deze faciliteit een extra stimulans gegeven aan de verduurzamingsopgave van de primaire sector.

Ontvangsten

De ontvangsten betreffen inkomsten uit door agrariërs betaalde provisies voor door EZ afgegeven garantstellingen aan banken.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Medebewind en overige voormalige publieke PBO-taken

In 2014 zijn publieke taken van de PBO’s overgaan naar de centrale overheid. Het begrote bedrag is onder meer bestemd voor reorganisatie- en afvloeiingskosten van voormalig medebewindspersoneel bij de PBO’s.

Wageningen Research

Dit betreft zowel kennisbasisonderzoek (KB) als wettelijke onderzoekstaken (WOT). Het strategisch plan Wageningen UR is basis voor het meerjarig programma kennisbasisonderzoek 2015–2018. Wettelijke onderzoekstaken richten zich op voedselveiligheid, besmettelijke dierziekten, economische informatievoorziening, visserij, genetische bronnen en natuur en milieu. De taken vloeien voort uit (inter)nationale wetten, verordeningen en verdragen.

ZonMW (dierproeven)

Het budget is bestemd voor de ontwikkeling en de uitvoering van alternatieven voor dierproeven.

College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden (Ctgb)

Het betreft de gezamenlijk met de ministeries van SZW, VWS en IenM te geven opdracht aan het Ctgb, voor het geven van beleidsadviezen.

Centrale Commissie Dierproeven (CCD)

De CCD verstrekt vergunningen voor het mogen verrichten van dierproeven.

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

Dit betreft de EZ-bijdrage aan de DGF-begroting voor de monitoring en bestrijding van (bestrijdingsplichtige) dierziekten en voor de uitgaven voor voorzieningen in geval van een dierziekte-uitbraak (zoals vaccins, destructiecapaciteit en bestrijdingsmaterialen).

Bijdragen aan agentschappen

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De bijdrage aan de NVWA is onder andere bestemd voor de handhaving van de wet- en regelgeving en het toezicht op het gebied van dier- en plantgezondheid, dierenwelzijn, diervoeders, diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, dierproeven, mest, natuur en de veiligheid van voedsel en consumentenproducten.

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

De bijdrage aan RVO.nl is onder andere bedoeld voor de uitvoering van zijn taak als Europees betaalorgaan. Vanwege deze status kan RVO.nl Europese subsidies uitbetalen, bijvoorbeeld de basisbetaling, de betaling voor jonge landbouwers en de betaling voor klimaat- en milieuvriendelijke landbouwpraktijken en de uitvoering van het Europese Fonds Maritieme Zaken en Visserij. Voorts worden taken uitgevoerd betreffende identificatie en registratie van dieren en het mestbeleid. Daarnaast verleent RVO.nl vergunningen voor agrarische ondernemers en voor bezit en handel in beschermde plant- en diersoorten. Verder fungeert RVO.nl als thuishaven voor het landbouwradennetwerk.

Rijksdienst Voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

De bijdrage aan RIVM is bestemd voor advisering voedselveiligheid, duurzame voeding en alternatieven voor dierproeven, het Landelijk meetnet effecten mestbeleid en het Programma aanpak stikstof.

Rijksrederij

De bijdrage aan de Rijksrederij is bestemd voor het uitvoeren van taken op het gebied van visserijonderzoek en het beheer en de inspectie voor natuur en visserij.

Toelichting op de begrotingsreserves

Artikel 6 kent vier begrotingsreserves. Door middel van de begrotingsreserves worden uitgaven opgevangen die jaarlijks sterk in omvang kunnen variëren. Daarnaast is de begrotingsreserve Apurement gevormd om financiële correcties op te kunnen vangen die door de Europese Commissie worden opgelegd. Uit de reserves kunnen middelen worden onttrokken ter dekking van uitgaven of middelen worden gestort voor toekomstige uitgaven (voeding).

Stand begrotingsreserves per 31 december 2016 (bedragen x € 1.000)
   

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve Landbouw

28.072

100%

Begrotingsreserve Visserij

18.656

46%

Begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit

13.535

100%

Begrotingsreserve Apurement

117.198

6%

Landbouw

De begrotingsreserve Landbouw is bestemd voor uitgaven op het gebied van landbouwbeleid. Het grootste deel van de middelen is bestemd voor het flankerend beleid pelsdierhouderij (€ 22 mln). Het restant is bestemd voor verplichtingen die zijn aangegaan voor projecten duurzame landbouw, College Toelating Gewasbeschermingsmiddelen en Biociden, mestbeleid en de VAMIL compensatieregeling. Het bedrag in deze reserve is 100% juridisch verplicht, waartoe ook de middelen voor flankerend beleid pelsdierhouderij gerekend worden.

Visserij

De begrotingsreserve Visserij is bestemd voor de afrekening van het Europees Visserijfonds (EVF 2007–2013) en uitgaven op de regelingen van het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV 2014–2020). Daarmee wordt zeker gesteld dat de nationale bijdrage die is vastgesteld in het door de Europese Commissie goedgekeurde Operationeel Programma EFMZV, bij vertragingen in de uitgaven beschikbaar blijft.

Borgstellingsfaciliteit

De begrotingsreserve Borgstellingsfaciliteit is bedoeld om de verliesdeclaraties te betalen die voortvloeien uit garantstellingen aan banken waarmee innovatieve en duurzame investeringen in de landbouw en visserij worden gefaciliteerd.

De begrotingsreserve fluctueert door het economische tij. In goede tijden wordt gespaard om verliesdeclaraties in slechte tijden, zoals in de jaren 2009 – 2015 te kunnen uitbetalen. Het totaal uitstaande bedrag waarvoor garant wordt gestaan is per 1-1-2017 € 318 mln en daarmee is de begrotingsreserve 100% juridisch verplicht.

Apurement

Apurement heeft betrekking op correcties van de Europese Commissie (EC) vanwege een niet EU-conforme uitvoering van EU-subsidieregelingen. Zoals afgesproken met het Ministerie van Financiën, monitort EZ het verloop van correctievoorstellen en -besluiten. In overleg met Financiën bepaalt EZ bij het opstellen van de begroting of de omvang van deze reserve proportioneel is in relatie tot de financiële dreigingen uit lopende onderzoeken. Pas op het moment van de ontvangen uitspraak van de EC is er sprake van een juridische verplichting. Op grond van de in 2017 ontvangen definitieve besluiten is 6% van de reserve juridisch verplicht.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regeling die niet in onderstaande tabel is opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking heeft, is: – BTW laag tarief Sierteelt. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel Fiscale regelingen 2016–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € mln)1
 

2016

2017

2018

Landbouwvrijstelling in de winstsfeer

1.109

1.109

1.109

OVB Vrijstelling cultuurgrond2

114

118

123

EB Verlaagd tarief glastuinbouw3

126

121

124

BTW Landbouwregeling

18

18

0

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

X Noot
2

OVB = Overdrachtsbelasting

X Noot
3

EB = Energiebelasting

7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

Algemene doelstelling

Groen onderwijs van hoge kwaliteit, waarbij het Ministerie van Economische Zaken (EZ) streeft naar:

  • Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

  • Vergroten van de kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

Hiermee draagt groen onderwijs bij aan de doelstellingen van de artikelen 6 (Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens) en 8 (Natuur en biodiversiteit).

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

Voldoende gekwalificeerde beroepsbeoefenaren voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte.

Stimuleren

  • Stimuleren van een hoog kwaliteitsniveau van beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderzoek.

  • Stimuleren van voorwaarden om te voldoen aan de vervangingsvraag en de transitie naar een groene economie. Afspraken maken met instellingen over bevorderen doorstroom, verminderen aantal voortijdige schoolverlaters, leven lang leren door om- her- en bijscholing, versterken doorlopende leerlijnen binnen de groene verticale onderwijskolom, bevorderen van cross-overs met het overig beroepsonderwijs en vakinhoudelijke vernieuwing van het groen onderwijs.

  • Stimuleren, in overleg met de instellingen, van ondernemerschap en internationalisering waardoor leerlingen/studenten na afronding van hun opleiding een basis hebben voor de start van een eigen bedrijf in het groene domein.

Regisseren

  • Met de instellingen en het bedrijfsleven zorgdragen voor het versterken van gekwalificeerde functies binnen het domein voedsel, natuur en leefomgeving door het groen (voorbereidend) beroepsonderwijs en van de kennisverspreiding binnen de groene kennisinfrastructuur.

Financieren

  • De groene onderwijsinstellingen functioneren binnen het wettelijk onderwijsstelsel dat voor het gehele onderwijs geldt.

Kennisverspreiding en -benutting voor het agrofoodcomplex en de groene ruimte (natuur en groene leefomgeving), onder meer door actieve inzet van het groen onderwijs om beleidsdoelen te realiseren.

Stimuleren

  • (Door) ontwikkelen van vraaggestuurde landelijke Centra voor Innovatief Vakmanschap (CIV) voor het MBO en Centers of Expertise (CoE) voor het HBO op een achttal expertisethema’s: Biobased Economy, Greenports, Agrodier, Food, Open teelten, Natuur en groene Leefomgeving, Agri&Food en Tuinbouw&Uitgangsmaterialen. In deze centra wordt samen met het bedrijfsleven gewerkt aan het opleiden van talent en aan praktijkgericht onderzoek. De activiteiten zijn gericht op zelfvoorzienendheid.

  • Verbeteren van de verspreiding, doorstroming en benutting van kennis voor doelgroepen die deelnemen aan de Nederlandse samenleving.

Kengetal

2011

2013

2015

Ambitie

Adequaat aanbod aan de vraag op de arbeidsmarkt

1%

52%

85%

90 %

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

Adequaat aanbod wordt gemeten door middel van de Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep (ITKB). Resultaten worden tweejaarlijks gepubliceerd.

Beleidswijzigingen

Voor 2018 wordt ingezet op het verder invulling geven aan de uitvoering van de Strategische meerjarige ontwikkelagenda groen onderwijs samen met bedrijfsleven en onderwijsinstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 7 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

822.287

877.569

862.952

844.874

834.360

822.723

822.656

UITGAVEN

809.103

826.374

809.377

790.368

779.775

774.752

774.685

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Garanties

59

56

0

0

0

0

0

Schatkistbankieren

59

56

         

Bekostiging

779.481

793.292

783.726

765.781

755.254

750.227

750.158

WO-groen

182.865

189.686

193.712

195.140

198.643

202.386

206.910

HBO-groen

83.224

87.345

90.648

93.698

96.658

99.059

101.168

MBO-groen

170.104

166.900

164.043

154.396

150.200

147.009

141.606

Wachtgelden

14.313

14.622

14.489

14.495

14.466

14.448

14.477

VMBO-groen

328.975

334.739

318.966

306.184

293.423

285.464

284.132

Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) voorheen Aequor

   

1.868

1.868

1.864

1.861

1.865

               

Subsidies

27.860

31.514

24.138

23.074

23.008

23.012

23.014

Aansturing collectieve ondersteuning

             

School als Kenniscentrum

3.207

           

Kennisverspreiding en innovatie groen onderwijs

258

           

Aanvullende onderwijssubsidies

21.293

25.496

22.822

21.758

21.692

21.696

21.698

Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

1.279

1.349

1.247

1.247

1.247

1.247

1.247

Educatie

1.823

4.669

69

69

69

69

69

               

Opdrachten

224

38

38

38

38

38

38

Kennisverspreidingsprojecten

224

38

38

38

38

38

38

               

Bijdragen aan agentschappen

1.479

1.474

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

1.242

1.227

1.228

1.228

1.228

1.228

1.228

Dienst Uitvoering Onderwijs

237

247

247

247

247

247

247

ONTVANGSTEN

299

131

75

75

75

75

75

Budgetflexibiliteit

Het totale budget 2018 is voor € 809,4 mln (100%) juridisch verplicht. De volgende uitgaven zijn volledig juridisch verplicht: bekostiging (€ 783,7 mln), subsidies (€ 24,2 mln) en bijdragen aan agentschappen (€ 1,5 mln).

Toelichting op de financiële instrumenten

Bekostiging

Rijksbijdrage WO-groen, HBO-groen, MBO-groen, Wachtgelden, VMBO-groen en SBB

Het betreft normatieve bekostiging gebaseerd op de onderwijswetgeving. EZ bekostigt groen wetenschappelijk onderwijs, 5 HBO-instellingen, 12 Agrarische Opleidingscentra voor Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs/Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO/MBO), de groene MBO-opleiding aan Regionaal Opleidingscentrum (ROC) Landstede, 36 groene afdelingen van scholengemeenschappen en de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).

Bekostigde aantallen in het groen onderwijs in 2018 (bedragen x € 1.000)

Instrument

Type studenten/ getuigschriften/ promoties

Aantallen

Prijs

Bedrag

Uitgaven 2018

Bekostiging WO-groen

Inschrijvingen

6.744

6.546

44.146

 
 

Graden onderwijs

2.125

6.546

13.910

 
 

Graden Bachelor onderzoek

896

3.074

2.754

 
 

Graden Master onderzoek

1.137

6.147

6.989

 
 

Promoties

296

77.436

22.921

 
 

Vaste componenten

   

102.992

193.712

Bekostiging HBO-groen

Inschrijvingen hoog

8.885

7.457

66.255

 
 

Graden hoog

1.516

7.457

11.305

 
 

Vaste componenten

   

13.088

90.648

Bekostiging MBO-groen

Deelnemers beroeps-opleidende leerweg

20.300

7.128

144.693

 
 

Deelnemers beroeps-begeleidende leerweg

5.000

3.870

19.350

164.043

Wachtgelden

Vaste component

     

14.489

Bekostiging VMBO-groen

Leerlingen VMBO/VBO

35.000

7.564

264.740

 
 

Vaste componenten

   

54.226

318.966

SBB

       

1.868

Totaal

       

783.726

Bekostigde aantallen studenten in het groen onderwijs tot en met 2022

Onderwijssoort

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

WO

9.000

9.700

10.700

11.400

12.200

13.000

13.700

HBO

10.400

10.900

11.600

12.100

12.600

13.000

13.300

MBO

25.900

25.400

25.300

24.600

24.000

23.500

22.700

VO

36.000

36.000

35.000

34.100

33.000

32.200

32.000

Kengetal

2012

2013

2014

2015

2016

Ambitie

% afgestudeerden dat minimaal werkt op niveau van opleiding

72%

70%

71%

75%

74%

85%

Bron: The Research Centre for Education and the Labour Market (ROA)

De waarde is een gemiddelde van het cijfer voor niveau 4 van de Beroepsopleidende leerweg (BOL 4) en HBO in het groen onderwijs.

Kengetal

2012

2013

2014

2015

2016

Ambitie

Kwaliteitsniveau groen onderwijs

83%

88%

89%

90%

92%

93%

Bron: Inspectie voor het onderwijs

De inspectie voor het onderwijs bepaalt periodiek op basis van meerdere gestandaardiseerde criteria welk percentage groene scholen voldoende kwaliteit heeft. Hoe hoger het percentage, hoe meer groene scholen voor Middelbaar Beroepsonderwijs en Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO) gemiddeld genomen een voldoende scoren op kwaliteit. De opgenomen waarden zijn het gemiddelde van VMBO en MBO.

Subsidies

Aanvullende onderwijssubsidies

  • Subsidies toetsing en examinering (CITO);

  • Subsidieregelingen van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor onderwijsvernieuwing onder andere: internationale mobiliteit, verhoging van opleidingsniveau, deelname leven lang leren, carrièrepatroon docenten;

  • Uitfinanciering van subsidies van EZ voor Groene plus lectoraten, Centra voor Innovatief Vakmanschap en Centres of Expertise. Deze EZ subsidies zijn als onderdeel van de taakstelling uit het Regeerakkoord Rutte II geschrapt met ingang van 2016.

Kengetal

2012

2013

2014

2015

2016

Ambitie

Voortijdig schoolverlaten

4,3%

3,0%

2,8%

2,5%

2,3%

2%

Bron: DUO

Het betreft het percentage leerlingen VMBO leerjaar 3 en 4 plus MBO leerlingen dat zonder startkwalificatie (minimaal MBO-2 niveau) het onderwijs verlaat ten opzichte van het totaal aantal VMBO 3–4 plus MBO leerlingen.

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit

Het betreft subsidies voor het ontwikkelen van maatregelen om negatieve gevolgen van verdroging, vermesting en verzuring tegen te gaan. Het levert kennis op voor de implementatie van belangrijke beleidsitems zoals Natura 2000, realiseren van natuurterreinen en leefgebiedplannen.

Educatie

Het betreft subsidies ten behoeve van samenwerkingsovereenkomsten met organisaties (scholen, maatschappelijke organisaties, andere overheden, bedrijven en coalities daarvan) die educatieactiviteiten organiseren. De financiering van inhoudelijke projecten zal grotendeels worden ingevuld vanuit inhoudelijke dossiers, zoals het programma Jong Leren Eten (artikel 6).

Opdrachten

Kennisverspreidingsprojecten

Hiermee zet EZ in op een betere ontsluiting van kennis voor gebruik door ondernemers en maatschappelijke groepen. Kennisverspreidingsprojecten richten zich op thema’s als dierenwelzijn, klimaat en milieu, en multifunctionele landbouw.

Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdragen aan Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ten behoeve van het educatie-programma DuurzaamDoor en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) voor de bekostiging van het groen onderwijs.

Toelichting op de begrotingsreserve

Stand begrotingsreserves per 31 december 2016 (x € 1.000)

Begrotingsreserve schatkistbankieren Groen Onderwijs

197

EZ staat garant voor het in gebreke blijven van de groene onderwijsinstellingen die gebruik maken van de regeling schatkistbankieren. Deze regeling schatkistbankieren voor het groene onderwijs is overeenkomstig de regeling zoals deze geldt voor OCW gefinancierd onderwijs. De premies van instellingen worden jaarlijks via het Ministerie van Financiën aan EZ overgemaakt en in de begrotingsreserve verwerkt. EZ staat garant voor een leningenportefeuille van € 86,3 mln. Het bedrag van de reserve is 100% juridisch verplicht.

8 Natuur en biodiversiteit

Algemene doelstelling

EZ streeft naar een sterke en veerkrachtige natuur, verweven met de economie en optimaal bijdragend aan duurzaam maatschappelijk welzijn.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor het in nationaal, EU- en mondiaal verband beschermen en versterken, alsmede duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit. Het Rijk werkt hieraan, in lijn met de Rijksnatuurvisie Natuurlijk verder (2014), in verschillende rollen op uiteenlopende werkterreinen. Voor natuur op land is binnen de overheid de samenwerking met de provincies cruciaal: binnen de kaders van de Wet natuurbescherming zijn de provincies verantwoordelijk voor het realiseren van natuurdoelen. De Minister van EZ is verantwoordelijk voor de kaders van behoud, versterken en duurzaam benutten van de nationale natuur en biodiversiteit. Voor de natuurkwaliteit van de Rijkswateren en voor de internationale samenwerking op natuurgebied, treedt de Minister als eerstverantwoordelijke op. De Minister is mede verantwoordelijk voor het stimuleren en anderszins versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij het beschermen, versterken en duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit.

Stimuleren en faciliteren

  • Agenderen en ondersteunen van de positieversterking nationale parken en daaraan gerelateerde landschapsontwikkeling.

  • Helpen realiseren van innovatieve combinaties tussen natuur en maatschappelijke en economische activiteiten.

  • Bevorderen van behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in het agrarisch gebied en agroketens.

  • Versterken van internationale aandacht voor regulering van handel in bedreigde soorten.

  • Ontwikkeling en toepassing van natuurlijk-kapitaal-rekening in zowel publiek domein als bedrijfsleven en bevorderen dat bedrijven, financiële instellingen en de overheid transparant zijn over hun impact op en afhankelijkheid van natuurlijk kapitaal.

  • Stimuleren van de inzet van de Nederlandse bos-, natuur- en houtsector in het energie- en klimaatbeleid en het bevorderen van de duurzame bijdrage van bos en natuur aan de groene grondstoffenvoorziening.

  • Maatschappelijke initiatieven in lijn met de natuurvisie van het Rijk.

Regisseren

  • Nederlandse inzet in internationaal overleg over natuur en biodiversiteit zó organiseren dat ook andere sectoren en ketens verantwoordelijkheid nemen voor behoud en versterking van natuur en biodiversiteit.

  • Samen met andere overheden en bedrijfsleven inzetten op het bereiken van beleidsdoelen voor 2020 van het mondiale biodiversiteitsverdrag (CBD), de Europese Biodiversiteitsstrategie en de Agenda 2030 voor Duurzame Ontwikkeling (Sustainable Development Goals) op het terrein van natuur en biodiversiteit.

  • Versterken van natuurkwaliteit in de Grote Wateren.

Uitvoeren

  • Met provincies nakomen van afspraken die gemaakt zijn in het Natuurpact, en samen met provincies en IenM/RWS monitoren van de toestand van de natuur en biodiversiteit en benutting van natuur op land en in het water.

  • Onderhouden en handhaven Wet Natuurbescherming en Wet grondslagen natuurbeheer- en bescherming Caribisch Nederland.

  • Naleving van internationale en in EU-verband gemaakte afspraken over de internationale handel in bedreigde dieren en planten.

  • Met de provincies laten bestrijden van invasieve exoten.

  • Het doen uitvoeren door de diensten (RVO.nl, NVWA) van de Wet natuurbescherming.

  • Het doen uitvoeren van regelingen en programma’s (zoals met provincies, en ministeries IenM en Defensie realiseren van Programma Aanpak Stikstof, Programma naar een Rijke Waddenzee, de natuuronderdelen van de Mariene Strategie en het beheer van Kroondomeinen).

  • Staatsbosbeheer in staat stellen uitvoering te geven aan zijn wettelijk verankerde en maatschappelijk gewortelde kerntaken.

Prestatiemeting

Indicator

1995

2006

2014

2016

Percentage «niet bedreigde soorten»

61,4%

61,2%

61,8%

61,8%

Bron: CBS

Deze indicator geeft het percentage soorten dat NIET op de rode lijst van bedreigde soorten staat. Bij een waarde van 100% staan er geen zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vlinders, libellen of vaatplanten meer op een Rode Lijst. De cijfers voor deze indicator worden jaarlijks door het CBS geactualiseerd.

Beleidsinformatie

Kengetal

1992

1995

2000

2005

2010

2015

Aantal leden natuurbeschermingsorganisaties (x 1.000)

1.174

1.662

1.980

2.221

2.130

1.962

Bron: Vroege Vogels Parade 1999, 2003, 2004, 2005 t/m 2015; Tot 2003: Natuurmonumenten, de Landschappen, Wereld Natuur Fonds, Vogelbescherming. Gegevens ontleend aan Compendium voor de leefomgeving (WUR/2016, www.clo.nl/nl12813).

Betreft het aantal leden van Wereld Natuur Fonds, Natuurmonumenten, Provinciale landschappen en de Vogelbescherming.

Particuliere natuurbeschermingsorganisaties spelen in Nederland een grote rol bij het beheer van natuurgebieden en het vergroten van maatschappelijk draagvlak voor natuur en landschap. In de jaren negentig groeide de aanhang van de grotere natuurorganisaties sterk, maar in het laatste decennium is sprake van een dalende trend. Voor meer inzicht in de maatschappelijke betrokkenheid bij natuur en biodiversiteit zal het kengetal worden doorontwikkeld.

Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen.

Budgettaire gevolgen van beleid artikel 8 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

159.919

109.920

104.964

104.574

104.758

106.004

106.034

UITGAVEN

148.744

111.368

105.204

112.309

112.503

113.121

113.749

Waarvan juridisch verplicht

   

90%

       
               

Subsidies

7.832

3.423

2.555

2.476

2.476

2.476

2.476

Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit

5.708

1.822

1.020

1.020

1.020

1.020

1.020

Natuur en biodiversiteit op land

1.529

829

763

684

684

684

684

Beheer Kroondomein

595

772

772

772

772

772

772

               

Leningen

28.001

27.745

27.345

27.345

27.345

27.345

27.345

Rente en aflossingen voor bestaande leningen (EHS & PNB)

28.001

27.745

27.345

27.345

27.345

27.345

27.345

               

Opdrachten

25.935

22.197

20.371

28.092

28.480

29.071

29.699

Natuur en Biodiversiteit Grote wateren

6.068

7.577

7.792

11.316

11.249

10.486

10.461

Vermaatschappelijking Natuur en Biodiversiteit

10.855

7.213

4.924

6.578

7.016

8.198

8.851

Overige stelsel activiteiten

1.375

1.673

1.931

4.302

4.302

4.302

4.302

Internationale Samenwerking

1.256

3.134

3.648

3.698

3.698

3.698

3.698

Natuur en Biodiversiteit op land

5.569

2.105

1.653

1.779

1.792

1.923

1.923

Caribisch Nederland

812

495

423

419

423

464

464

               

Bijdragen aan medeoverheden

1.592

1.594

600

200

0

0

0

Caribisch Nederland

1.592

1.594

600

200

     
               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

29.508

26.168

25.952

25.814

25.813

25.813

25.813

Staatsbosbeheer

29.508

26.168

25.952

25.814

25.813

25.813

25.813

               

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

1.040

1.302

1.097

1.097

1.097

1.097

1.097

Contributies

1.040

1.302

1.097

1.097

1.097

1.097

1.097

               

Bijdragen aan agentschappen

54.836

28.939

27.284

27.285

27.292

27.319

27.319

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland

44.980

19.210

17.871

17.869

17.875

17.902

17.902

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

9.856

9.729

9.413

9.416

9.417

9.417

9.417

               

ONTVANGSTEN

128.746

70.882

57.180

39.861

33.503

31.563

25.120

Landinrichtingsrente

43.539

40.161

37.259

34.940

31.418

29.478

23.035

Verkoop gronden

59.300

25.000

15.000

       

Overige

25.907

5.721

4.921

4.921

2.085

2.085

2.085

Budgetflexibiliteit

Het budget 2018 is voor circa € 94 mln (90%) juridisch verplicht. Dat komt met name door de verplichtingen die rusten op de onderdelen Rente en aflossingen, bijdragen aan agentschappen, de bijdrage aan Staatsbosbeheer en de bijdrage aan internationale organisaties (HGIS).

Toelichting op de financiële instrumenten

Subsidies

Vermaatschappelijking natuur en biodiversiteit

Er wordt een jaarlijkse subsidie van € 1 mln verleend aan het Instituut voor Natuureducatie en duurzaamheid (IVN) voor activiteiten op het gebied van communicatie, educatie, samenwerking en promotie van Nationale Parken. Tevens ontvangen particuliere werkgevers die medewerkers met een BOA (Buitengewone Opsporingsambtenaren) bevoegdheid in dienst hebben een bijdrage in de opleidings- en her/bij scholingskosten.

Natuur en biodiversiteit op land

Het Rijk heeft met de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies een beperkte rol bij natuur en biodiversiteit op land. Het budget wordt met name ingezet voor:

  • Uitfinanciering van regelingen natuur: Dit betreft subsidieregelingen waarvoor geen nieuwe subsidies meer worden verstrekt, maar waarvoor nog wel (langlopende) betalingen plaatsvinden. Het gaat om Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden (SBL) en de Tijdelijke regeling Particulier Natuurbeheer (TRPN).

  • Beheer kroondomeinen: Kroondomein Het Loo is een landgoed van circa 10.400 hectare en bestaat uit twee deelgebieden: de Staatsdomeinen bij Het Loo (circa 3.650 hectare) en het eigenlijke Kroondomein (circa 6.750 hectare). Het Kroondomein is al meer dan 300 jaar verbonden met het Huis Oranje-Nassau. Het beheer van het Kroondomein wordt namens de Kroon uitgevoerd door de rentmeester. Voor het gehele Kroondomein bestaat eenheid van beheer. Bij de Staatsdomeinen bij Het Loo zijn de baten en lasten voor rekening van de Staat. De baten en lasten van het eigenlijke Kroondomein zijn voor rekening van de Kroondrager. De Kroondrager is economisch eigenaar van het eigenlijke Kroondomein en heeft hierop het vruchtgebruik en gebruikersrechten. Het bloot eigendom berust bij de Staat. Het Rijk verstrekt jaarlijks een subsidie van circa € 0,8 mln aan de Kroondrager, als privaatrechtelijk vruchtgebruiker van het eigenlijke Kroondomein, voor beheers- en inrichtingsmaatregelen van het Kroondomein Het Loo. De Kroondrager kan, net als iedere andere private exploitant van bos- en natuurterreinen, onder dezelfde voorwaarden gebruikmaken van de subsidieregelingen. De subsidie betreft derhalve geen uitgaaf die samenhangt met de uitoefening van het koningschap. Op de subsidie zijn de voorwaarden van de provinciale subsidieverordeningen Natuur- en Landschapsbeheer en Kwaliteitsimpuls Natuur en Landschap van toepassing.

Leningen

Rente en aflossingen voor verstrekte leningen

Voor de realisatie (verwerving en doorlevering van gronden) van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) zijn in het verleden leningen verstrekt met tussenkomst van het Groenfonds. Door de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies worden geen nieuwe leningen meer aangegaan. EZ draagt zorg voor betaling van rente en aflossing van de verstrekte leningen.

Opdrachten

Natuur en biodiversiteit Grote Wateren

Het Rijk is verantwoordelijkheid voor het beschermen en versterken van natuur en biodiversiteit in de grote wateren (het Waddengebied, de Zuidwestelijke Delta, het IJsselmeergebied, de Noordzee, het kustgebied en het rivierengebied). EZ zorgt ervoor dat het natuurbelang goed is geborgd bij het beheer en onderhoud van grote wateren en bij de uitvoering van projecten. Vanuit deze verantwoordelijkheid worden opdrachten verstrekt voor een aantal projecten en programma’s rond dit thema, zoals:

  • Waddenzee: Hierbij is EZ onder meer verantwoordelijk voor de trilaterale samenwerking tussen Denemarken, Duitsland en Nederland voor de Waddenzee en is tevens de siteholder (voor Nederland) van dit internationale UNESCO Werelderfgoed-gebied. De Nederlandse delegatie bestaat uit vertegenwoordigers van EZ en IenM, de waddenprovincies en -gemeenten. Tot en met 2018 is Nederland voorzitter van deze trilaterale samenwerking. Een belangrijk speerpunt van de Nederlandse inzet is om een Wadden Foundation op te richten om het werelderfgoed op een duurzame en toonaangevende manier (inter)nationaal te promoten met inzet van bedrijfsleven en overheden. Daarnaast worden er opdrachten verstrekt voor het Programma naar een Rijke Waddenzee (PRW). PRW is een gezamenlijk uitvoeringsprogramma van EZ, IenM, de Waddenprovincies en de natuurorganisaties dat loopt tot en met 2018. Het programma wil lopende en nieuwe initiatieven voor natuurherstel en duurzaam gebruik in de Waddenzee met elkaar verbinden, nieuwe samenwerkingsverbanden vormgeven en nieuwe projecten voor natuurherstel in combinatie met een duurzaam gebruik van de Waddenzee initiëren.

  • Implementatie van de EU-Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM): Betreft de beschrijving van de – nationale – Mariene Strategie, deel 1 (2012) de huidige toestand van het mariene systeem, de gewenste toestand in 2020 en de daarbij behorende doelen en indicatoren, de Mariene Strategie, deel 2 (2014) een monitoringsprogramma en Mariene Strategie, deel 3 (2015) een programma van maatregelen. In overeenstemming met de KRM, werken IenM en EZ inmiddels aan een tweede cyclus. EZ draagt samen met IenM (RWS) bij aan het Informatiehuis Marien, een gemeenschappelijk initiatief van IenM en EZ om alle mariene informatie en onderzoeksgegevens over de Noordzee op één plek toegankelijk te maken voor belangstellenden, overheden en professionals. Tevens heeft het Informatiehuis Marien een coördinerende rol in de uitvoering van het KRM-monitoringsprogramma toebedeeld gekregen, waar EZ ook aan bijdraagt.

  • Natuur Grote wateren: Het Rijk is verantwoordelijk voor het beleid en beheer in de Grote Wateren en wil komen tot een Delta waarin verschillende maatschappelijke functies optimaal tot ontwikkeling kunnen komen. Natuur is een van die functies en schept daarnaast voorwaarden voor andere functies. Om de natuur een bestendige plaats te geven ten midden van ons intensieve gebruik wordt geïnvesteerd in de veerkracht van het natuurlijk systeem. Deze investeringen verlopen via verschillende wegen. EZ werkt gebiedsgericht samen met andere overheden, natuurorganisaties en bedrijven om deze veerkracht en N2000 doelen in de grote wateren te realiseren. EZ draagt bijvoorbeeld bij aan de ontwikkeling van het Eems-Dollard gebied en de herintroductie van schelpdieren. Ook werken de ministeries van IenM en EZ gezamenlijk aan het verbeteren van de hoogwaterveiligheid en aan de ontwikkeling van natuur in riviergebieden. In het EU-programma LIFE IP natuur pakt EZ samen met maatschappelijke partijen en andere overheden lastige vraagstukken op rond de relatie vis & natuur, landbouw & natuur en waterveiligheid & natuur. Met deze aanpak kan natuur in bestaande programma’s op andere beleidsterreinen een positie krijgen aan de voorkant van de ruimtelijke planvorming opdat de natuuraspecten op eenvoudige wijze worden meegenomen.

Vermaatschappelijking natuur en biodiversiteit

EZ is samen met maatschappelijke partijen verantwoordelijk voor het stimuleren en anderszins versterken van de maatschappelijke betrokkenheid bij het duurzaam benutten van natuur en biodiversiteit. Onder andere door inzet op duurzame productie, vermarkting en benutting van natuurlijk kapitaal (zie het Rijksbrede Circulaire Economie programma, www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/07/07/rijksbrede-programma-circulaire-economie. Hier wordt invulling aan gegeven door het bevorderen van duurzaam gebruik, transparantie over de impact van activiteiten op natuurlijk kapitaal en het stimuleren van (innovatie) combinaties van natuur met maatschappelijke en economische activiteiten. De budgetten voor vermaatschappelijking natuur en biodiversiteit worden onder meer ingezet voor:

  • Nationale Parken: In 2015 is, naar aanleiding van een amendement (TK, 34 000 XIII, nr. 128), het Programma Nationale Parken gestart. De ambitie van het Programma is om van de afzonderlijke Nationale Parken samen een sterk merk te maken, waarin zij ieder hun eigen positie innemen. Dit komt tot uitdrukking in de titel van het Programma: «Naar Nationale Parken van Wereldklasse». Met «Nationale Parken van Wereldklasse» wil de voorgenomen beweging verwoorden naar gebieden waarvan de kern bestaat uit vanuit (inter)nationaal perspectief waardevolle natuur gelegen in een ruimere landschappelijke, landschapsecologische, cultuurhistorische, en regionaal-economische context; gebieden die zich onderscheiden qua kwaliteit, uitstraling en toegankelijkheid voor de binnen- en buitenlandse bezoekers; gebieden die een eigen identiteit hebben, waarmee bewoners, maatschappelijke instellingen en ondernemers zich verbonden voelen; gebieden die aansprekend zijn voor een (inter)nationaal publiek, het zijn iconen voor de regio en voor Nederland. Het budget wordt onder andere ingezet voor de in 2016 georganiseerde publieksverkiezing voor selectie van gebieden, waar ervaring wordt opgedaan met branding, beleefbaarheid, economisch rendement, ruimtelijke kwaliteitsimpuls, en goede governance. Deze gebieden met waardevolle natuur moeten zich gaan onderscheiden, uitgroeien tot iconen van de regio en inhoud geven aan het sterke merk «Nationale Parken». Met ingang van medio 2017 zal de uitvoering van het beleid voor nationale parken in opdracht worden gegeven aan SBB.

  • Natuurlijk kapitaal: De afgelopen jaren hebben koplopers uit bedrijven, financiële instellingen en overheden, in samenwerking met maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen, geëxperimenteerd met methoden en tools om hun afhankelijkheden, het gebruik van en hun impact op het natuurlijk kapitaal7 in beeld te brengen. De inzichten die dit heeft opgeleverd helpt partijen te innoveren en zo hun ecologische voetafdruk terug te dringen. Beschikbare middelen zijn ingezet om de implementatie van methoden en tools door bedrijven, financiële instellingen en overheden op te schalen en internationale standaardisatie te ondersteunen. Voorbeelden van gefinancierde activiteiten zijn ondersteuning van Platform Biodiversiteit en Ecosystemen en Economie en het netwerk van Natural Captains, de Green Deal Transparantie van Natuurlijk en Sociaal Kapitaal (een samenwerking van > 25 partijen), de Community of Practice Financiële Instellingen en Natuurlijk Kapitaal, het PBL programma Natuurlijk Kapitaal Nederland en de ontwikkeling van het Natural Capital Protocol8. Momenteel verkent een coalitie van maatschappelijke partners, bestaande uit VNO-NCW, IUCN Nederland, MVO Nederland, de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) en de rijksoverheid hoe ze gezamenlijk de implementatie van bruikbare methoden en tools om natuurlijk kapitaal mee te wegen in besluiten kunnen versnellen en opschalen. Hiermee wordt tevens bijgedragen aan de uitvoering van de duurzame ontwikkelingsdoelen (Sustainable Development Goals, SDGs), specifiek subdoel 12.2. De duurzame ontwikkelingsdoelen zijn op 25 september 2015 door alle lidstaten van de Verenigde Naties aangenomen.

  • Natuurcombinaties: Onder de noemer natuurcombinaties werkt EZ aan de borging van het natuurbelang in andere sectoren. Door het belang en de (economische) waarde van natuur en natuurlijke processen voor een sector in beeld te brengen, ontstaat er in die sector een belang om zorgvuldig met de natuur om te gaan. Het beschikbare budget wordt ingezet voor ondersteuning van kansrijke maatschappelijke initiatieven, opbouw van kennis door ondersteuning van onderzoeken en pilots verspreiding van kennis, netwerkvorming waardoor initiatiefnemers en koplopers van elkaar kunnen leren en het sluiten van Green Deals en Citydeals. Daarbij focust de inzet zich op natuurinclusieve landbouw, natuur in de stad, natuur en gezondheid en biomimicry.

  • Programmatische Aanpak Stikstof (PAS): Nederland zet de Programmatische Aanpak Stikstof in voor het realiseren van de Natura 2000-doelen, terwijl tegelijkertijd economische ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Het Programma Aanpak Stikstof is op 1 juli 2015 in werking getreden. Het opdrachtenbudget wordt onder andere ingezet voor het meten van effecten van het PAS op de stikstof en ammoniakconcentraties, kosten voor herzieningen van het plan als gevolg van monitoring en bijsturing, en het beheer van het rekeninstrument Aerius.

Overige stelsel activiteiten

Het budget wordt met name ingezet voor (internationaal) verplichte monitoring en evaluatie, inclusief het verzamelen en statistisch bewerken van de noodzakelijke gegevens. Het verzamelen van gegevens over planten, dieren en habitats (monitoring) is nodig om de internationale natuurdoelen te kunnen volgen en voor het opstellen van de internationale rapportages op het gebied van natuur- en biodiversiteit (waaronder de EU-richtlijnen, CBD, Verdrag van Bern, -Bonn, Waddenverdrag). De gegevens worden vooral via het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM) verzameld. Verder verstrekt EZ een bijdrage aan de Databank Flora en Fauna en aan het CBS voor de statistische bewerking van natuurgegevens.

Internationale samenwerking

Dit budget wordt onder meer ingezet voor de uitvoering van acties die zijn overeengekomen in internationale verdragen en afspraken over biodiversiteit, kennis en wetenschap, handel in bedreigde dier- en plantensoorten (CITES), migrerende soorten, wetlands, bos, hout en walvissen. Daarnaast worden uitgaven gedaan voor In Beslag genomen Goederen (IBG) in het kader van handel in bedreigde dier- en plantensoorten. Verder wordt een bijdrage verstrekt voor de implementatie van de aan biodiversiteit gerelateerde onderdelen van de VN Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de daaraan gekoppelde doelstellingen (Sustainable Development Goals). Zo wordt er internationaal aandacht besteed aan de synergie tussen natuur en voedselproductie en integraal landgebruik en wordt gewerkt aan het beprijzen van de positieve externe effecten van natuur op economie (natural capital accounting). Ook wordt gewerkt aan het beperken van de ecologische voetafdruk van Nederland door het tegengaan van ontbossing, het bevorderen van duurzaam bosbeheer en het verduurzamen van de productie van en de handel in de belangrijkste handelsketens die in relatie tot ontbossing en duurzaam bosbeheer van grote invloed zijn, zoals die van palmolie, soja en hout (inclusief houtige biomassa voor energiedoeleinden). Het verduurzamen van deze handelsketens wordt samen met het bedrijfsleven en NGO’s opgepakt. Hiervoor worden diverse bijdragen verstrekt.

Natuur en biodiversiteit op land

Het Rijk heeft met de decentralisatie van het natuurbeleid naar de provincies een beperkte rol bij natuur en biodiversiteit op land. Het Rijk is verantwoordelijk voor de kaders van behoud, versterken en duurzaam benutten van de nationale natuur en biodiversiteit. Zo is het aanwijzen van Natura 2000 gebieden en het onderhouden van deze besluiten de verantwoordelijkheid van EZ. Tevens is EZ verantwoordelijk voor rapportage aan de Europese Commissie over de «staat van instandhouding» van aangewezen soorten. Verder is EZ op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en bescherming BES verantwoordelijk voor de implementatie van Internationale verdragen in Caribisch Nederland (Bonaire, Saba en Sint Eustatius). Het opdrachtenbudget wordt voor bovengenoemde onderwerpen ingezet.

Bijdragen aan mede overheden

Natuur en biodiversiteit op land (in Caribisch Nederland)

Voor de periode 2014–2017 is eenmalig een bedrag toegezegd van € 7,5 mln voor natuurprojecten in Caribisch Nederland. De doelen die hiermee worden nagestreefd zijn: behoud van koraal, in het bijzonder erosiebestrijding; duurzaam gebruik van natuur bijvoorbeeld door de toegankelijkheid te vergroten; synergie tussen natuur en landgebruik (landbouw en toerisme). Het project heeft enige vertraging ondervonden waardoor de uitfinanciering loopt tot in 2019.

Bijdrage ZBO’s/RWT’s

Het betreft een bijdrage aan de organisatiekosten van Staatsbosbeheer en voor opdrachten en projecten aan Staatsbosbeheer zoals het beheer van rijksmonumenten.

Bijdragen aan (internationale) organisaties

Nederland is partij bij een aantal internationale verdragen die opgericht zijn voor het behoud van de mondiale biodiversiteit met als doel dat de mondiale biodiversiteit en de relatie die dit met de Nederlandse biodiversiteit heeft, behouden wordt. Ondertekening en toetreding bij een verdrag leidt tot contributieverplichting aan de betreffende organisatie. Uit deze post worden onder meer de contributies betaald aan (inter)nationale organisaties.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst Voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

De bijdrage is onder meer voor de uitvoering van taken voor het versterken van de ecologie, het versterken van de relatie van de ecologie met de economie, uitvoering van de natuurwetgeving, uitvoering van CITES en de uitvoering van het agrarisch natuurbeheer.

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

De NVWA levert een bijdrage aan duurzame instandhouding van de biodiversiteit, tegengaan van illegale handel en bezit van bedreigde dier- en plantensoorten en producten daarvan, tegengaan van illegale handel in hout(producten) en toezien op rechtmatig gebruik van natuursubsidies. Het betreft handhaving op de Wet natuurbescherming FLEGT en CITES-regelgeving. De NVWA opereert in een handhavingsketen van partijen zoals Douane, Politie, OM, Staatsbosbeheer, Kustwacht, RVO.nl en omgevingsdiensten.

Toelichting op de ontvangsten

Landinrichtingsrente

Tot aan de start van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) in 2007 werd wettelijke landinrichting uitgevoerd op basis van de Landinrichtingswet. Op grond van deze wet schiet het Rijk de kosten van een landinrichting voor en worden de kosten daarna door de gezamenlijke eigenaren terugbetaald. Dit gebeurt door middel van de zogenaamde landinrichtingsrente. Op dit moment zijn er nog diverse projecten op basis van de Landinrichtingswet in uitvoering. Op basis hiervan wordt voorzien dat het Rijk nog circa 30 jaar landinrichtingsrente zal ontvangen.

Verkoop gronden

Op grond van het regeerakkoord uit 2010 is sprake van een inkomstentaakstelling uit de verkoop van gronden van ZBO’s (Bureau Beheer Landbouwgronden en Staatsbosbeheer), of via overige inkomstenbronnen. Deze ontvangsten komen ten gunste van het generale beeld.

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Vrijstelling bos- en natuurterreinen box 3;

  • OVB (overdrachtsbelasting) Vrijstelling inrichting landelijk gebied;

  • OVB Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden;

  • OVB Vrijstelling natuurgrond.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en een programmering van evaluaties voor toekomstige jaren wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota «Toelichting op de fiscale regelingen».

Tabel Fiscale regelingen 2016–2018, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € mln)1
 

2016

2017

2018

Bosbouwvrijstelling

5

5

6

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

6

6

6

X Noot
1

[–] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

4. Niet-beleidsartikelen

40 Apparaat

Op dit artikel zijn de personele- en materiële uitgaven en ontvangsten van EZ geraamd, voor zover die betrekking hebben op het kerndepartement (Directoraten-Generaal en stafdirecties) en de diensten van EZ (ACM9, CPB en SodM). De uitgaven aan externe inhuur, de uitgaven aan ICT en de bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) worden apart inzichtelijk gemaakt en meerjarig geraamd. Tevens bevat dit artikel onder SSO DICTU een raming voor de bijdragen aan agentschappen voor zover het opdrachten betreft ten behoeve van het kernministerie EZ.

Apparaatsuitgaven kerndepartement en diensten (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

423.578

370.575

340.475

325.087

322.895

322.264

331.516

UITGAVEN

423.578

370.575

340.475

325.087

322.895

322.264

331.516

               

Personele uitgaven

265.798

244.860

240.636

238.629

236.870

235.767

246.285

– waarvan eigen personeel

215.140

215.895

209.452

207.702

205.382

204.085

210.980

– waarvan externe inhuur

10.205

8.447

8.447

8.447

8.447

8.447

8.447

– waarvan overige personele uitgaven

40.453

20.518

22.737

22.480

23.041

23.235

26.858

Materiële uitgaven

157.780

125.715

99.839

86.458

86.025

86.497

85.231

– waarvan ICT1

9.137

7.465

7.665

7.065

7.065

7.065

7.065

– waarvan bijdrage aan SSO’s (exclusief DICTU)

36.899

27.197

25.572

25.572

25.572

25.572

25.572

– waarvan SSO DICTU

55.228

56.029

42.874

30.377

30.381

30.382

30.382

– waarvan overige materiële uitgaven

56.516

35.024

23.728

23.444

23.007

23.478

22.212

               

ONTVANGSTEN

27.742

37.080

39.393

39.816

39.426

39.479

39.092

X Noot
1

Het totaal van de ICT uitgaven van het kerndepartement en buitendiensten bestaan uit de ICT-uitgaven geraamd onder de post materiële uitgaven en de bijdrage aan de SSO DICTU.

Toelichting op de uitgaven

Personele uitgaven

Betreft alle personeelsuitgaven voor het kerndepartement en de diensten. In de begroting 2018 zijn de ramingen voor externe inhuur apart gespecificeerd. Onder de overige personele uitgaven zijn de uitgaven van het sociaal plan voor onder andere afronding uitvoeringsorganisatie DLG, wachtgelduitgaven en personeelsgerelateerde kosten zoals kosten woon-werkverkeer geraamd.

Materiële uitgaven

Betreft de materiële uitgaven van de ondersteunende processen voor het kerndepartement en de buitendiensten. Dit omvat onder andere huisvesting, communicatie, ICT en de bijdrage aan het Inkoopuitvoeringscentrum (IUC) dat gepositioneerd is bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Vanaf de begroting 2014 zijn de uitgaven voor ICT en bijdrage aan shared service organisaties (SSO’s) apart zichtbaar gemaakt. ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven (onderhoud, licenties en vervanging). De bijdragen aan SSO’s betreffen onder andere het Rijksvastgoedbedrijf (RVB), Expertisecentrum/Ontwikkelingscentrum Rijk en Dienst ICT Uitvoering (DICTU). De bijdrage aan DICTU is bestemd voor ICT-dienstverlening aan het kerndepartement. Het betreft hier werkplekservices, infrabeheer en applicatieservices.

Toelichting op de ontvangsten

De ontvangsten betreffen bij de ACM voornamelijk de bijdragen uit de markt voor de sectoren energie, telecommunicatie, vervoer en post. Bij het SoDM betreft het de kosten die zijn doorberekend aan de markt voor vergunningverlening en taken die volgen uit de (nieuwe) Europese Richtlijn 2013/30/EU. Bij het CPB gaat het om ontvangsten in verband met werken voor tweeden.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s

De onderstaande tabel geeft de totale apparaatsuitgaven voor EZ weer. Hierbij zijn de apparaatsuitgaven voor het kernministerie en de buitendiensten alsmede de apparaatskosten van de agentschappen en de ZBO’s en RWT’s (voor zover deze via de Rijksbegroting gefinancierd worden) weergegeven.

Totaaloverzicht apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO’s en RWT’s (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

1. Apparaatsuitgaven Departement

             

Kerndepartement (beleid en staf)

327.705

277.130

252.994

238.111

238.470

238.084

247.586

Apparaatsuitgaven diensten

             

Centraal Planbureau (CPB)

17.668

16.701

13.830

13.580

13.582

13.583

13.583

Autoriteit Consument en Markten (ACM)

65.479

66.251

64.020

64.027

61.473

61.476

61.476

Staatstoezicht op de Mijnen (SodM)

9.021

10.153

9.156

8.894

8.895

8.896

8.896

PIANOo (exclusief Programma)

3.705

           

2. Apparaatskosten Agentschappen

             

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

501.009

486.881

454.281

423.650

418.016

414.523

414.095

Agentschap Telecom (AT)

40.578

40.192

41.097

39.721

40.131

40.051

40.051

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

235.923

225.772

215.305

213.800

213.800

213.800

213.800

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

312.680

319.842

333.073

317.144

308.045

310.312

311.195

3. Apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

             

Centraal Bureau voor de Statistiek

181.329

178.968

         

Stichting COVA

1.402

1.374

         

Raad voor Accreditatie

13.856

13.605

         

Raad van bestuur Autoriteit Consument en Markt

637

534

         

TNO

418.787

415.900

         

Staatsbosbeheer

67.227

75.878

         

Raad voor Plantenrassen

681

703

         

Ctgb (College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden)

14.120

14.845

         

Kamers van Koophandel

176.503

183.900

         

Wageningen Research

218.448

219.500

         

In de tabel zijn onder andere de personele en materiële apparaatskosten van de agentschappen, ZBO’s en RWT’s vermeld. Echter, deze apparaatskosten worden niet alleen door EZ gefinancierd, maar ook door andere opdrachtgevende ministeries en derden. In de betreffende agentschapsparagrafen en de bijlage ZBO’s en RWT’s wordt dit nader toegelicht.

Tabel apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van het kerndepartement en diensten (bedragen x € 1.000)
 

2018

Totaal apparaat

340.475

DG Energie, Telecom en Mededinging

16.102

DG Bedrijfsleven en Innovatie

24.890

DG Agro & Natuur

28.625

Kerndepartement overig en diensten

270.858

Dit betreft de personeelsuitgaven van het kerndepartement en diensten. Materiële kosten worden verantwoord op het onderdeel kerndepartement en diensten.

Taakstelling Rijksdienst van het huidige kabinet

De taakstelling Rijksdienst is als volgt ingevuld ten laste van het centrale apparaatsartikel 40 en ten laste van de bijdragen aan ZBO’s en agentschappen op de diverse beleidsartikelen.

Bedragen x € 1.000
 

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling Rijksdienst

79.141

102.698

102.698

       

Totaal kerndepartement en diensten

24.631

35.089

35.089

Agentschappen

     

DICTU

5.506

7.422

7.422

AT

552

845

845

RVO.nl

15.665

19.551

19.551

NVWA

1.227

1.480

1.480

Totaal Agentschappen

22.950

29.298

29.298

ZBO’s en RWT’s

     

CBS

10.556

12.869

12.869

Verispect/VSL

1.113

1.330

1.330

TNO

6.903

8.416

8.416

KvK

3.691

4.500

4.500

Wageningen Research

6.643

8.099

8.099

SBB

1.886

2.299

2.299

Overig

768

798

798

Totaal ZBO’s en RWT’s

31.560

38.311

38.311

41 Nominaal en onvoorzien

Bedragen x € 1.000

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

VERPLICHTINGEN

0

12.029

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

UITGAVEN

0

12.029

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

               

41.10 Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

41.20 Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

41.30 Onvoorzien

0

12.029

0

0

0

0

0

41.40 Nog te verdelen

0

0

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 41 worden gedaan. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstellingen naar de loon- en prijsgevoelige artikelen binnen de begroting plaats. Ook worden er taakstelling of extra middelen op dit artikel geplaatst die nog niet aan de beleidsartikelen zijn toegevoegd.

Het restantbudget in 2017 op het onderdeel «onvoorzien» (€ 12 mln) wordt bij de 2e suppletoire begroting 2017 overgeheveld naar de betreffende begrotingsartikelen. Op het onderdeel «nog te verdelen» staat het EZ-aandeel voor het aanpakken van cyberspionage en -sabotage, de bestrijding van cybercrime, en het opzetten van een Digital Trust Centre (DTC) om MKB-bedrijven in staat te stellen hun eigen cybersecurity te organiseren (zie ook toelichting onder «Belangrijkste beleidsmatige mutaties»).

5. Begroting Agentschappen

Aansluiting raming begroting agentschappen met financiering door moederdepartement EZ

A – Begroting agentschappen 2018

Bedragen x € 1.000

Bijdrage moederdepartement (EZ)

Bijdrage overige departementen

Bijdrage derden

Overige baten

Totale baten

Agentschap Telecom (AT)

17.939

64

22.421

300

40.724

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

204.337

33.896

108

 

238.341

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

151.705

84.491

100.343

12.300

348.839

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

315.741

120.015

28.504

2.710

466.970

Totaal

689.722

238.466

151.376

15.310

1.094.874

B – Bijdragen aan agentschappen per begrotingsartikel EZ (begroting 2018)

Bedragen x € 1.000

Raming Ontwerpbegroting 2018

Agentschap Telecom (AT)

17.417

art. 1 Goed functionerende economie en markten

11.844

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

2.873

beschikbare ruimte voor frequentie (art. 1)

2.700

Dienst ICT (DICTU)

204.337

art. 40 Apparaat

42.874

Bijdrage agentschappen en diensten

161.463

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

151.633

art. 4 Doelmatige en duurzame energievoorziening

703

art. 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

161.858

art. 8 Natuur en biodiversiteit

9.413

af: BTW-compensatie

– 6.444

af: Bijzondere baten

– 13.897

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

318.043

art. 1 Goed functionerende economie en markten

11.188

art. 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen

90.989

art. 3 Toekomstfonds

6.794

art. 4 Doelmatige en duurzame energievoorziening

46.968

art. 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

137.337

art. 7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

1.228

art. 8 Natuur en biodiversiteit

17.871

art. 40 Apparaat

5.668

Subtotaal

691.430

af: Geraamde bijdragen agentschappen en diensten aan DICTU1

– 161.463

Totaal geraamde bijdrage ten laste van de begrotingsartikelen

529.967

X Noot
1

Een deel van de bijdrage aan DICTU wordt verstrekt door andere agentschappen van EZ. Om een juist totaalbedrag voor de bijdrage van EZ aan agentschappen te laten zien, wordt voor deze dubbeltelling gecorrigeerd.

Opmerkingen bij verschillen tussen ramingen in tabel A en tabel B

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Het verschil bij RVO.nl van € 2,7 mln hangt samen met de bijzondere baten Invest-NL i.o.

Agentschap Telecom (AT)

Begroting agentschap 2018 (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Baten

             

Omzet moederdepartement

16.487

17.497

17.939

18.006

17.364

17.063

17.029

Omzet overige departementen

425

420

64

64

64

64

64

Omzet derden

21.173

21.205

22.421

23.476

24.528

24.749

24.783

Rentebaten

             

Vrijval

voorzieningen

             

Bijzondere baten

233

300

300

300

300

300

300

Totaal baten

38.318

39.422

40.724

41.846

42.256

42.176

42.176

               

Lasten

             

Apparaatskosten

40.578

40.192

41.097

39.721

40.131

40.051

40.051

– Personele kosten

25.631

24.892

25.676

24.655

24.655

24.655

24.655

Waarvan eigen personeel

21.353

21.938

21.248

20.336

20.336

20.336

20.336

Waarvan externe inhuur

2.350

914

2.361

2.260

2.260

2.260

2.260

Waarvan overige personele kosten

1.927

2.040

2.067

2.059

2.059

2.059

2.059

– Materiële kosten

14.948

15.130

15.421

15.066

15.476

15.396

15.396

Waarvan apparaat ICT

             

Waarvan bijdrage aan SSO’s

7.717

7.501

8.660

8.480

8.890

8.810

8.810

Waarvan overige materiële kosten

7.230

7.629

6.761

6.586

6.586

6.586

6.586

Rentelasten

17

50

50

50

50

50

50

Afschrijvingskosten

1.093

1.770

1.500

2.000

2.000

2.000

2.000

– Materieel

1.093

1.600

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

Waarvan apparaat ICT

             

– Immaterieel

 

170

 

500

500

500

500

Overige kosten

257

75

75

75

75

75

75

– Dotaties voorzieningen

257

75

75

75

75

75

75

– Bijzondere lasten

             

Correctie kosten GAMMA

– 1.102

– 1.500

– 1.000

       

Totaal lasten

40.843

40.417

41.722

41.846

42.256

42.176

42.176

               

Saldo van baten en lasten

– 2.525

– 995

– 998

0

0

0

0

De post «te verrekenen met vergunninghouders» op de balans van AT wordt nog in 2018 gebruikt om Gamma en de sterke stijging van de ICT kosten te financieren en de begroting sluitend te maken. Daarna zijn de kosten en baten in balans.

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Structurele bijdragen moederdepartement

             

Beleidsopdrachten

5.745

5.625

5.297

5.488

5.490

5.490

5.490

Toezichttaken

8.782

10.066

9.933

9.937

9.939

9.939

9.939

Subtotaal structurele bijdragen

14.527

15.691

15.230

15.425

15.429

15.429

15.429

               

Incidentele bijdragen

             

Projecten

1.960

1.806

2.709

2.581

1.935

1.634

1.600

Subtotaal projecten

1.960

1.806

2.709

2.581

1.935

1.634

1.600

               

Verrekeningen op bijdragen

             
               

Totaal omzet moederdepartement

16.487

17.497

17.939

18.006

17.364

17.063

17.029

De structurele bijdragen zijn conform het beschikbare budget bij het moederdepartement. Voor de incidentele bijdragen wordt de doorloop verwacht van onder andere de projecten Multiband frequentieveiling en implementatie Licensed Shared Access (LSA) om gedeeld en medegebruik van frequenties te bevorderen.

Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Departement

             

Veiligheid en Justitie

340

344

44

44

44

44

44

Infrastructuur en Milieu

76

56

         

VWS

9

20

20

20

20

20

20

               

Totaal omzet overige departementen

425

420

64

64

64

64

64

AT geeft sinds 2016 voor het Ministerie van Veiligheid en Justitie meerjarig uitvoering geven aan de opdrachten voor de naleving leeftijdsgrenzen Kijkwijzer en organiseert de controles voor de naleving van de registratie- en legitimatieplicht van opkopers van metalen. Met ingang van 2018 vervalt de laatstgenoemde opdracht in verband met overdracht van de uitvoering aan regionale overheden.

Omzet derden

Onder omzet derden staan alle opbrengsten die voortvloeien uit werkzaamheden in het kader van de Telecommunicatiewet en overige opbrengsten uit de markt. Dit geldt ook voor de vergoedingen van de overige departementen voor het gebruik van het frequentiespectrum.

De opbrengsten van niet EZ departementen die voortvloeien uit de overige activiteiten dan uit Telecommunicatiewet staan onder Bijdrage overige departementen.

Bedragen x € 1.000
 

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Vergunninghouders en overige:

18.425

17.553

18.577

19.506

20.481

20.584

20.496

– vaste verbindingen

3.081

2.500

2.625

2.756

2.894

2.909

2.896

– mobiele communicatie

4.101

4.016

4.217

4.428

4.649

4.672

4.652

– (openbare) (mobiele) elektronische communicatie

1.902

1.887

1.981

2.080

2.184

2.195

2.186

– radiodeterminatie

31

40

42

44

46

47

46

– radiozendamateurs

6

4

4

5

5

5

5

– omroep

5.235

4.969

5.496

5.771

6.060

6.090

6.064

– registraties rzam en maritiem

2.343

2.268

2.381

2.500

2.625

2.638

2.627

– overige/verlengingen

1

37

39

41

43

43

43

– certificaten

139

134

141

148

155

156

155

– verklaringen, keuringen en erkenningen

4

4

4

4

5

5

5

– randapparatuur

1.584

1.694

1.646

1.729

1.815

1.824

1.816

Satellietoperators

272

259

385

404

424

427

425

Ministerie van Defensie

1.285

1.285

1.349

1.417

1.488

1.562

1.640

Ministerie van Veiligheid en Justitie

277

277

291

305

321

337

354

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

461

461

484

508

534

560

588

Caribisch Nederland

397

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

1.200

Welmec/overig

55

50

         

Hercontroles meetinstrumenten

 

120

80

80

80

80

80

Subsidie 5G

   

55

55

     

Totaal omzet derden

21.173

21.205

22.421

23.475

24.528

24.750

24.783

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De verwachte bezetting voor 2018 is 314,9 FTE waarvan 283,4 FTE ambtelijk personeel. De gemiddelde loonkosten per FTE worden voor ambtelijk en niet-ambtelijk personeel begroot op € 74.970.

Materiële kosten

De bijdrage aan SSO’s wordt grotendeels gevormd door de bijdrage aan DICTU van circa € 8,5 mln. Deze bijdrage aan DICTU is voor kosten werkplekservices, infraservices, regulier beheer, licenties en ICT-projecten.

Rentelasten

De rente betreft de vergoeding die Agentschap Telecom betaalt voor leningen bij het Ministerie van Financiën om investeringen in vaste activa, zoals elektronische apparatuur en antennes, te financieren.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten immaterieel nemen in de jaren 2019 tot met 2022 toe door de investeringen die worden gedaan in het kader van het project GAMMA. De afschrijvingskosten van het project GAMMA betreffen de kosten die niet ten laste van de post «te verrekenen met vergunninghouders» kunnen worden gebracht en bedragen gemiddeld € 0,5 mln per jaar.

Dotaties voorzieningen

Voor 2018 is de dotatie voorzieningen dubieuze debiteuren en ambtsjubilea € 75.000.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)
   

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

1.

Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen

11.715

3.304

3.257

3.105

3.950

4.607

5.132

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

25.897

850

40.724

41.846

42.256

42.176

42.176

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 31.887

– 75

– 40.221

– 39.846

– 40.256

– 40.176

– 40.176

2.

Totaal operationele kasstroom

– 5.990

775

503

2.000

2.000

2.000

2.000

–/– totaal investeringen

– 2.145

– 4.800

– 4.000

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

             

3.

Totaal investeringskasstroom

– 2.145

– 4.800

– 4.000

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

– 78

           

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

             

–/– aflossingen op leningen

– 198

– 822

– 655

– 1.155

– 1.343

– 1.475

– 1.663

+/+ beroep op leenfaciliteit

 

4.800

4.000

1.500

1.500

1.500

1.500

4.

Totaal financieringskasstroom

– 276

3.978

3.345

345

158

25

– 163

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

3.304

3.257

3.105

3.950

4.607

5.132

5.469

Het kasstroomoverzicht geeft een analyse van de liquiditeitsontwikkeling.

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en het werkkapitaal.

Investeringskasstroom

In 2018 wordt een investering begroot van € 4,0 mln te investeren in materiële vaste activa zoals elektronische apparatuur en antennes (€ 1,5 mln) en voor het project GAMMA (€ 2,5 mln).

Financieringsstroom

Voor de financiering van de begrote investeringen wordt een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren (bedragen x € 1.000)
 

2016

Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Inputindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Verhouding direct/indirect (in fte)

236,9/87,6

220,6/94,6

220,4/94,5

211,0/90,4

211,0/90,4

211,0/90,4

211,0/90,4

Verklarende/achterliggende variabelen

             

Personeelskosten per fte

73.048

74.970

74.970

74.970

74.970

74.970

74.970

Totaal aantal fte’s (excl. externe inhuur)

296,2

302,3

289,3

289,3

289,3

289,3

289,3

Kosten inhuur externen (x EUR 1.000)

2.350

2.361

2.260

2.260

2.260

2.260

2.260

               

Outputindicatoren

             

Uurtarief (wijziging in reële termen)

– 1,22%

0,00%

2,83%

5,00%

5,00%

0,50%

– 0,43%

Aantal declarabele uren (per fte en totaal)

1.457/ 1.667

1.450/ 1.660

1.450/ 1.660

1.450/ 1.660

1.450/ 1.660

1.450/ 1.660

1.450/ 1.660

Norm declarabiliteit per fte

1.091

1.102

1.120

1.131

1.143

1.154

1.165

Aantal werkbare /beschikbare uren:

             

– werkbare uren

1.836

1.829

1.829

1.829

1.829

1.829

1.829

– bruto beschikbare uren

1.667

1.660

1.660

1.660

1.660

1.660

1.660

– netto beschikbare uren

1.592

1.585

1.585

1.585

1.585

1.585

1.585

Verklarende/achterliggende variabelen

             

Bedrijfsresultaat (x EUR 1.000)

–/– 2.525

–/– 995

–/– 997

       

Omzet

38.318

39.422

40.724

41.846

42.256

42.176

42.176

               

Kwaliteits-indicatoren

             

Kernindicatoren

             

Klanttevredenheid: op schaal van 5.0

Niet in 2016

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

>3,5

Doorlooptijd primaire processen:

             

Vergunningaanvragen binnen 8 weken

96%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

Reactietijd storingsklachten

             

Klachten van levensbelang ≤ 4 uur

100%

100%

100%

100%

100%

100%

100%

Klachten van maatschappelijk belang ≤ 12 uur

100%

98%

98%

98%

98%

98%

98%

Klachten van individueel belang ≤ 3 werkdagen

100%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Gegrond verklaarde bezwaarschriften aantal

42=5%

<5%

<5%

<5%

<5%

<5%

<5%

Aantal klachten

7

<7

<7

<7

<7

<7

<7

Medewerkerstevredenheid op schaal van 10

Niet in 2016

>7

>7

>7

>7

>7

>7

Verklarende/achterliggende variabelen

             

Ziekteverzuim

4,7%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

<4,1%

Voor de sturing op de declarabiliteit van het agentschap is het kengetal «Norm declarabiliteit per fte» vanaf 2016 toegevoegd. De norm voor 2018 van 1.120 uur per fte wordt jaarlijks met 1% verhoogd.

Voor de jaren 2018 tot en met 2020 wordt een nominale stijging van 5% (reëel 2,8% voor 2018) voor de tarieven begroot. Dit is het directe gevolg van de stijgende ICT-kosten.

Dienst ICT Uitvoering (DICTU)

Begroting agentschap 2018 (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2021

Baten

             

Omzet moeder departement

221.689

214.836

204.337

205.000

205.000

205.000

205.000

Omzet overige departementen

31.264

30.741

33.896

35.000

35.000

35.000

35.000

Omzet derden

891

1.131

108

       

Rentebaten

             

Vrijval voorzieningen

             

Bijzondere baten

             

Totaal baten

253.844

246.708

238.341

240.000

240.000

240.000

240.000

               

Lasten

             

Apparaatskosten

235.923

225.772

215.305

213.800

213.800

213.800

213.800

– Personele kosten

144.404

134.359

124.392

122.000

122.000

122.000

122.000

Waarvan eigen personeel

46.221

60.013

67.335

70.000

70.000

70.000

70.000

Waarvan externe inhuur

4.584

980

990

2.000

2.000

2.000

2.000

Waarvan overige personele kosten

93.599

73.366

56.067

50.000

50.000

50.000

50.000

– Materiële kosten

91.519

91.413

90.913

91.800

91.800

91.800

91.800

Waarvan apparaat ICT

36.080

34.730

32.813

30.000

30.000

30.000

30.000

Waarvan bijdrage aan SSO’s

15.578

14.100

15.050

15.000

15.000

15.000

15.000

Waarvan overige materiële kosten

39.861

42.583

43.050

46.800

46.800

46.800

46.800

Rentelasten

99

100

100

200

200

200

200

Afschrijvingskosten

15.458

20.036

21.636

25.000

25.000

25.000

25.000

– Materieel

6.581

11.376

14.800

17.500

17.500

17.500

17.500

Waarvan apparaat ICT

             

– Immaterieel

8.877

8.660

6.836

7.500

7.500

7.500

7.500

Overige kosten

1.231

800

1.300

1.000

1.000

1.000

1.000

– Dotaties voorzieningen

1.231

800

1.300

1.000

1.000

1.000

1.000

– Bijzondere lasten

             

Totaal lasten

252.711

246.708

238.341

240.000

240.000

240.000

240.000

               

Saldo van baten en lasten

1.133

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Applicatiebeheer (applicatieservices)

27.398

29.808

28.069

28.000

28.000

28.000

28.000

Ontwikkelopdrachten

50.721

54.745

42.355

41.600

41.600

41.600

41.600

Infrabeheer

44.144

49.662

38.338

38.000

38.000

38.000

38.000

Werkplekservices

34.479

34.910

35.000

39.000

39.000

39.000

39.000

Overige omzet

19.648

 

16.852

15.000

15.000

15.000

15.000

Generieke eBS

6.611

7.963

7.981

7.500

7.500

7.500

7.500

Indirect

38.688

37.748

35.742

35.900

35.900

35.900

35.900

Totaal

221.689

214.836

204.337

205.000

205.000

205.000

205.000

DICTU levert voor het Ministerie van Economische Zaken ICT diensten die zowel de primaire processen als de bedrijfsvoeringsprocessen ondersteunen (bijvoorbeeld werkplekdiensten). De verwachte omzet moederdepartement wordt in 2018 lager geraamd dan in 2017, met name ten aanzien van het product ontwikkelopdrachten. Voorbeeld van een ontwikkelopdracht die in 2017 wordt uitgevoerd en niet meer in 2018 is de ontwikkeling van een systeem voor RVO.nl om het Fosfaatreductieplan uit te voeren (dit is een subsidie om reductie van de veestapel te bevorderen in 2017).

Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Applicatiebeheer (applicatieservices)

1.550

2.000

7.270

7.000

7.000

7.000

7.000

Ontwikkelopdrachten

2.445

6.291

15.544

12.000

12.000

12.000

12.000

Infrabeheer

10.048

17.097

3.431

5.900

5.900

5.900

5.900

Werkplekservices

329

130

83

1.000

1.000

1.000

1.000

Overige omzet

5.722

 

1.639

3.000

3.000

3.000

3.000

Generieke eBS

             

Indirect

5.455

5.223

5.929

6.100

6.100

6.100

6.100

Omzet BOD’s

5.715

           

Totaal

31.264

30.741

33.896

35.000

35.000

35.000

35.000

Zoals aangegeven bij Kamerbrief (TK, 26 643, nr. 442) zal EZ de komende twee jaar terughoudend zijn met verdere groei in klanten en opdrachtenpakket zodat DICTU tijd krijgt om de groei van de afgelopen jaren te absorberen. DICTU verwacht daarom dat de omzet overige departementen de komende jaren ongeveer gelijk blijft.

Grote opdrachtgevers zijn de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens (RvIG) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Inspectie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ICT-ondersteuning van de bijzondere opsporingsdienst), de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Ten aanzien van opdrachten aan derden bouwt DICTU deze opdrachten af, aangezien DICTU zich wil toeleggen op ICT-leverancier voor alleen de rijksoverheid.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

DICTU investeert in het borgen van ICT-kennis in de eigen organisatie, waardoor meer dienstverlening door eigen personeel wordt uitgevoerd. Dit leidt tot een stijging van de kosten van eigen personeel. Daartegenover staat een daling van de personele kosten voor ICT-kennis die uit de markt wordt gehaald. Per saldo dalen de totale personele kosten, omdat de verwachte kostendaling van minder ICT-kennis uit de markt halen is groter is dan de kostenstijging door meer inzet eigen personeel. De gemiddelde verwachte bezetting voor 2018 is 1.160 fte waarvan 750 fte eigen personeel.

Materiële kosten

Onder materiële kosten zijn onder andere licenties en aanschaffingen, onderhoud van ICT-middelen en huisvesting begroot.

Afschrijvingskosten

Doordat in 2017 veel geïnvesteerd wordt in de Cloudwerkplek, laten de afschrijvingskosten de jaren erop een stijging zien.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)
   

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

1.

Rekening courant RHB 1 januari + deposito rekeningen

4.062

6.971

6.971

5.707

707

0

0

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

242.858

20.836

238.341

240.000

240.000

240.000

240.000

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 222.501

– 800

– 216.705

– 215.000

– 215.000

– 215.000

– 215.000

2.

Totaal operationele kasstroom

20.357

20.036

21.636

25.000

25.000

25.000

25.000

–/– totaal investeringen

– 51.273

– 73.400

– 35.000

– 35.000

– 25.000

– 25.000

– 25.000

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

             

3.

Totaal investerings- kasstroom

– 51.273

– 73.400

– 35.000

– 35.000

– 25.000

– 25.000

– 25.000

–/– eenmalige uitkering aan moeder departement

             

+/+ eenmalige storting door moeder departement

             

–/– aflossingen op leningen

– 9.675

– 20.036

– 22.900

– 30.000

– 25.707

– 25.000

– 25.000

+/+ beroep op leenfaciliteit

43.500

73.400

35.000

35.000

25.000

25.000

25.000

4.

Totaal financierings-kasstroom

33.825

53.364

12.100

5.000

– 707

0

0

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand deposito rekeningen (=1+2+3+4)

6.971

6.971

5.707

707

0

0

0

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom geeft een op kasstroom aangepast bedrijfsresultaat en de mutaties in het werkkapitaal weer.

Investeringskasstroom

DICTU verwacht in 2018 en 2019 € 35 mln te investeren en vanaf 2020 € 25 mln. Dit is lager dan in 2017. In 2017 investeert DICTU eenmalig in de bouw van de Cloudwerkplek voor EZ.

Financieringskasstroom

De hogere investeringen in 2017 leiden in de volgende jaren tot een verhoging van de afschrijvingskosten.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

1. Kostprijzen per product (groep)

             

a. Basistarief werkplek (gemiddeld per stuk x €)

2.520

2.531

2.531

2.531

2.531

2.531

2.531

b. Aantal Werkplekken

13.178

13.268

13.100

13.100

13.100

13.100

13.100

c. Infrastructuur (x € 1.000)

56.141

49.350

52.857

52.857

52.857

52.857

52.857

d. Productieve uren

1.932.714 (90%)

1.935.000

(90%)

1.788.300

(88%)

1.763.700

(88%)

1.755.900

(88%)

1.755.900

(88%)

1.755.900

(88%)

2. Tarieven/uur

             

a. Senior medew. (ontwikkeling)

112

117

117

117

117

117

117

b. Medior medew. (bouw)

87

92

92

92

92

92

92

c. Junior medew. (test en beheer)

75

79

79

79

79

79

79

3. gem. bezetting FTE-totaal (excl. externe inhuur)

562

650

750

750

750

750

750

4. Saldo baten en lasten

0,4%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

0,0%

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

Begroting agentschap 2018 (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Baten

             

Omzet moederdepartement

141.146

143.349

151.705

135.934

125.718

125.723

125.724

Omzet overige departementen

80.378

82.541

84.491

84.491

84.491

84.491

84.491

Omzet derden

95.052

97.014

100.343

100.343

100.343

100.343

100.343

Rentebaten

             

Vrijval voorzieningen

1.899

           

Bijzondere baten

14.912

12.495

12.300

12.100

12.100

12.100

12.100

Totaal baten

333.387

335.399

348.839

332.868

322.652

322.657

322.658

               

Lasten

             

Apparaatskosten

312.680

319.842

333.073

317.144

308.045

310.312

311.195

– Personele kosten

199.434

214.094

216.142

200.763

192.537

192.537

192.537

Waarvan eigen personeel

182.996

194.143

178.955

168.840

168.840

168.840

168.840

Waarvan externe inhuur

16.438

19.951

27.841

23.240

15.015

15.015

15.015

Waarvan overige personele kosten

   

9.346

8.683

8.682

8.682

8.682

– Materiële kosten

113.246

105.748

116.931

116.381

115.508

117.774

118.657

Waarvan apparaat ICT

             

Waarvan bijdrage aan SSO’s

41.780

41.486

40.301

40.662

41.661

42.661

43.661

Waarvan overige materiële kosten

71.466

64.262

76.630

75.719

73.846

75.113

74.996

Rentelasten

281

320

99

94

92

87

81

Afschrijvingskosten

9.805

14.737

15.167

15.130

14.015

11.758

10.882

– Materieel

6.530

8.268

6.534

5.980

4.923

4.401

4.032

Waarvan apparaat ICT

             

– Immaterieel

3.275

6.469

8.633

9.150

9.092

7.357

6.850

Overige kosten

340

500

500

500

500

500

500

– Dotaties voorzieningen

340

500

500

500

500

500

500

– Bijzondere lasten

             

Totaal lasten

323.106

335.399

348.839

332.868

322.652

322.657

322.658

               

Saldo van baten en lasten

10.281

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement

De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel, de gezondheid van dieren en planten, het dierenwelzijn en handhaaft de natuurwetgeving. De post omzet moederdepartement ad € 151,7 mln is gerelateerd aan de opbrengsten voortvloeiend uit het opdrachtenpakket dat met het moederdepartement is afgesproken. Het bedrag is inclusief de ontvangen loon- en prijsbijstelling 2017 van € 3,7 mln.

In de onderstaande tabel is de verwachte omzet moederdepartement per product opgenomen. Met ingang van 2018 wordt de producten- en dienstencatalogus van de NVWA aangepast. De acht bestaande producten worden vervangen door twee nieuwe producten: handhaven en keuren.

Onder de post «Overig» zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht, zoals directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kosten.

Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Handhaven

   

76.245

68.085

68.085

68.085

68.085

Keuren

   

30.778

27.484

27.484

27.484

27.484

Overig

25.895

24.967

44.682

40.365

30.149

30.154

30.155

Totaal

141.146

143.349

151.705

135.934

125.718

125.723

125.724

Omzet overige departementen

De NVWA bewaakt de veiligheid van voedsel- en consumentenproducten. De omzet overige departementen ad € 84,5 mln bestaat uit de bijdrage van VWS van € 81,4 mln, een bijstelling van het Diergezondheidsfonds van € 1,0 mln tot € 0,7 mln en een aanvullende provinciale bijdrage van € 2,4 mln voor de uitvoering van taken in het kader van Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb).

In de hierna volgende tabel is de verwachte omzet per product opgenomen. Met ingang van 2018 wordt de producten- en dienstencatalogus van de NVWA aangepast. De acht bestaande producten worden vervangen door twee nieuwe producten: handhaven en keuren. Onder de post «Overig» zijn opbrengsten geraamd die niet op basis van een uurtarief in rekening worden gebracht. Hieronder vallen vooral directe bijdragen voor uitbesteed onderzoek en voor andere kosten.

Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Handhaven

   

52.810

52.810

52.810

52.810

52.810

Keuren

   

21.318

21.318

21.318

21.318

21.318

Overig

10.137

10.378

10.363

10.363

10.363

10.363

10.363

Totaal

80.378

82.541

84.491

84.491

84.491

84.491

84.491

Omzet derden

De omzet derden (€ 100,3 mln) bestaat uit opbrengsten retributies NVWA, retributies Kwaliteitskeuring Dierlijke Sector (KDS) en overige baten. Het bedrijfsleven betaalt retributies voor de diensten die de NVWA en KDS verrichten, bijvoorbeeld voor toezicht in de vorm van inspecties en keuringen bij import, export en slachthuizen. Uitgaande van een stabiele marktvraag en de tarieven 2017 wordt een omzet geraamd van € 80,1 mln aan retributies NVWA (inclusief € 0,6 mln retributiewerkzaamheden rookwaren RIVM). Daarnaast ontvangt de NVWA € 17,9 mln aan retributies KDS. Ten opzichte van de begroting 2017 stijgt de omzet KDS met € 2,3 mln. Dit wordt veroorzaakt doordat de tijdelijke korting op het kwartiertarief voor de post mortem keuring in slachthuizen per 1 oktober 2016 is vervallen en per 1 januari 2017 een tariefstijging op het kwartiertarief en de toeslagen voor de post mortem keuring in de slachthuizen is doorgevoerd. Naast de retributieopbrengsten realiseert de NVWA ook nog voor € 2,3 mln aan overige baten. Deze bestaan voornamelijk uit opbrengsten voor de uitvoering van (inter)nationale projecten.

Rentebaten

Er zijn geen rentebaten begroot. De rentepercentages die door het Ministerie van Financiën dagelijks worden vastgesteld liggen momenteel rond de 0%.

Bijzondere baten

De bijdrage van het moederdepartement in de ICT-kosten van € 12,3 mln is opgenomen onder de bijzondere baten. De ICT-bijdrage is inclusief de toegezegde extra bijdrage ter dekking van de hogere kosten van ICT-beheer, die onderdeel vormt van de maatregelen om te komen tot een financieel gezonde en toekomstbestendige NVWA (TK, 33 835, nr. 33). Een deel hiervan is geleverd door VWS.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

De personele kosten bestaan uit € 179 mln salariskosten en kosten woon-werkverkeer en € 9,3 mln overige personeel gerelateerde kosten, waaronder reis- en verblijfkosten, opleidingen e.d. De verwachte gemiddelde bezetting van de NVWA voor 2018 is 2.504 fte, waarvan 2.335 fte eigen (ambtelijk) personeel. De gemiddelde ambtelijke salariskosten in 2018 zijn € 75.622 per fte.

De inhuur van externen ad € 27,8 mln betreft met name tijdelijke inhuur voor ondersteuning bij de uitvoering van NVWA 2020 en ondersteuning van de bedrijfsvoering.

Materiële kosten

De materiële kosten bestaan uit bijdragen aan Shared Service Organisaties (SSO’s) en overige kosten. Voor SSO’s is € 40,3 mln aan kosten begroot. Dit betreft de bijdrage van € 32,4 mln aan DICTU voor ICT-beheer en € 7,9 mln aan het Rijks Vastgoed Bedrijf (RVB) voor huurkosten kantoorpanden en laboratoria. De NVWA heeft geen panden in eigendom.

De € 76,6 mln overige materiële kosten bestaan uit specifieke kosten van € 57,2 mln (waaronder voornamelijk uitbesteed onderzoek, uitbesteding practitioners (€ 8,8 mln) en kosten KDS (€ 17,9 mln) en voorts bureaukosten € 2,5 mln, dienstauto’s € 8,7 mln en diverse materiële kosten van € 8,6 mln.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rentedragend vermogen waarvan het rentepercentage varieert tussen 0,0% en 3,28%.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten voor materiële en immateriële activa bedragen respectievelijk € 6,5 mln en € 8,6 mln. De afname van de materiële afschrijvingskosten wordt veroorzaakt doordat de NVWA in 2017 is overgegaan van koop naar lease van dienstauto’s. De immateriële afschrijvingskosten stijgen de komende jaren met als doel de ICT-voorzieningen in het kader van NVWA 2020 op adequaat niveau te brengen.

De materiële vaste activa worden lineair afgeschreven waarbij de afschrijvingstermijn van de verschillende soorten activa ligt tussen 4 en 10 jaar. De immateriële vaste activa hebben een afschrijvingstermijn van 4 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

Dit betreft de dotatie aan de voorziening claims, geschillen en rechtsgedingen.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Bedragen x € 1.000

2016

Stand Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

1.

Rekening courant RHB 1 januari + depositorekeningen

69.145

64.408

64.535

66.831

70.543

71.881

68.020

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

329.322

15.083

348.839

334.268

324.052

324.057

324.058

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 319.246

– 961

– 333.672

– 319.138

– 310.037

– 312.299

– 313.176

2.

Totaal operationele kasstroom

10.076

14.122

15.167

15.130

14.015

11.758

10.882

–/– totaal investeringen

– 19.267

– 23.889

– 11.825

– 10.025

– 10.025

– 10.025

– 10.025

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

2.505

2.720

1.855

3.408

2.625

   

3.

Totaal investeringskasstroom

– 16.762

– 21.169

– 9.970

– 6.617

– 7.400

– 10.025

– 10.025

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

             

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

1.134

           

–/– aflossingen op leningen

– 14.110

– 16.716

– 14.726

– 14.826

– 15.302

– 15.618

– 10.791

+/+ beroep op leenfaciliteit

14.879

23.889

11.825

10.025

10.025

10.025

10.025

4.

Totaal financieringskasstroom

1.903

7.174

– 2.901

– 4.801

– 5.277

– 5.593

– 766

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

64.362

64.535

66.831

70.543

71.881

68.020

68.111

Operationele kasstroom

De netto operationele kasstroom 2018 bedraagt € 15,2 mln.

Investeringskasstroom

Materiële activa

De investeringen in materiële activa bedragen € 3,5 mln. Met ingang van 2017 worden de dienstauto’s geleased in plaats van aangekocht. Als gevolg hiervan dalen de desinvesteringsbedragen op termijn tot nul. De investeringen in laboratoriumapparatuur bedragen € 1,8 mln. De investeringen in aanpassingen van gebouwen, aanschaf van hardware, vaartuigen, kantoorinventaris en controleapparatuur bedragen € 1,7 mln.

Immateriële activa

De NVWA is in 2014 gestart met het uitbouwen van de kennis en vaardigheden en het implementeren van de onderliggende processen en de informatiearchitectuur (programma «Blik op 2017»). Hiermee samenhangend is in 2018 een investering in ICT begroot van € 8,3 mln die voor een belangrijk deel voortvloeit uit het Plan van Aanpak 2013/NVWA 2020.

Financieringskasstroom

De financieringskasstroom van – € 2,9 mln geeft het saldo weer van de benodigde leningen en de aflossing op de lopende leningen. De € 11,8 mln aan investeringen worden gefinancierd via leningen bij het Ministerie van Financiën.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

2016

Slotwet

2017

Vastgestelde begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Gemiddelde kostprijs (€/uur)

98,64

99,16

100,53

100,53

100,53

100,53

100,53

Tarieven

             

Index 2012 = € 94,07 = 100

104,86

105,41

106,87

106,87

106,87

106,87

106,87

Omzet per productgroep1 (x mln)

             

Handhaven

   

129,1

120,9

120,9

120,9

120,9

Keuren

   

149,6

146,3

146,3

146,3

146,3

FTE

             

Aantal FTE (excl. Externe inhuur)

2.480

2.408

2.335

2.205

2.205

2.205

2.205

Verhouding FTE direct/indirect (exclusief externe inhuur)

1.984/496

1869/539

1.818/517

1.717/488

1.717/488

1.717/488

1.717/488

Salariskosten per fte

73.382

75.366

75.622

75.622

75.622

75.622

75.622

Saldo van baten en lasten

             

Saldo van baten en lasten als % van de totale baten

3,08%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

Kwaliteit

             

Afhandelsnelheid2 informatieverzoeken, klachten en meldingen3

79%

75%

85%

90%

93%

95%

95%

Tijdig betaalde facturen (< 30 dagen)

95%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

X Noot
1

Met ingang van 2018 is de NVWA van 8 producten over gegaan naar twee producten: handhaven en keuren. De bedragen zijn inclusief omzet derden.

X Noot
2

De verbeteringen in afhandelingstermijn hebben meer resultaat opgeleverd dan verwacht en hierdoor is in 2016 de score qua afhandelsnelheid uitgekomen op 79%. De verwachting is dat in 2017 en 2018 nog meer verbetering wordt geboekt door het invoeren van de nieuwe processen van meldingen en van vraag tot antwoord, ondersteund door moderne ICT. Daardoor wordt de ambitie voor 2018 en verder naar boven toe bijgesteld.

X Noot
3

Exclusief 6 fte medewerkers Client.

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Begroting agentschap 2018 (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Baten

             

Omzet moederdepartement

338.928

338.417

315.741

289.955

288.627

285.134

284.706

Omzet overige departementen

120.940

130.281

120.015

115.170

113.564

113.564

113.564

Omzet derden

42.245

27.369

28.504

28.504

28.504

28.504

28.504

Rentebaten

5

10

10

10

10

10

10

Vrijval voorzieningen

4

           

Bijzondere baten

13.776

3.493

2.700

2.700

     

Totaal baten

515.898

499.570

466.970

436.339

430.705

427.212

426.784

               

Lasten

             

Apparaatskosten

501.009

486.881

454.281

423.650

418.016

414.523

414.095

Personele kosten

298.697

275.466

270.838

252.576

249.217

247.135

246.880

Waarvan eigen personeel

228.242

235.600

229.900

225.000

225.000

225.000

225.000

Waarvan externe inhuur

52.453

27.231

28.303

14.941

11.582

9.500

9.245

Waarvan overige personele kosten

18.002

12.635

12.635

12.635

12.635

12.635

12.635

Materiële kosten

202.312

211.415

183.443

171.074

168.799

167.388

167.215

Waarvan bijdrage aan SSO’s

102.505

100.999

100.710

100.710

100.710

100.710

100.710

Waarvan overige materiële kosten

99.807

110.416

82.733

70.363

68.088

66.678

66.505

Rentelasten

149

28

28

28

28

28

28

Afschrijvingskosten

10.984

12.661

12.661

12.661

12.661

12.661

12.661

Materieel

1.248

2.360

2.360

2.360

2.360

2.360

2.360

Waarvan apparaat ICT

             

Immaterieel

9.736

10.301

10.301

10.301

10.301

10.301

10.301

Overige kosten

4.053

           

– Dotaties voorzieningen

3.032

           

– Bijzondere lasten

1.021

           

Totaal lasten

516.195

499.570

466.970

436.339

430.705

427.212

426.784

               

Saldo van baten en lasten

– 297

0

0

0

0

0

0

Toelichting op de baten

Omzet moederdepartement (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

DG Agro en Natuur

185.209

166.867

156.436

150.788

150.538

150.568

150.569

DG Bedrijfsleven en Innovatie

97.338

105.143

95.492

85.764

84.931

84.945

84.956

DG Energie, Telecom en Mededinging

45.262

59.427

58.156

47.745

47.500

43.962

43.522

Overig

11.119

6.980

5.657

5.658

5.658

5.659

5.659

Totaal

338.928

338.417

315.741

289.955

288.627

285.134

284.706

In deze begroting wordt uitgegaan van de bij de opdrachtgevende DG’s beschikbare budgetten ten tijde van de opstelling van deze begroting. Dat verklaart ook grotendeels het verschil met de omvang van de omzet bij de 1e suppletoire begroting 2017, waarbij de budgetten zijn aangepast aan de opdrachtverstrekking 2017. Daarnaast zijn bij de 1e suppletoire begroting 2017 diverse meerwerkopdrachten verwerkt.

DG Agro en Natuur (DG A&N)

RVO.nl voert onder andere het Europees Gemeenschappelijk Landbouw- en Visserijbeleid, de Mestwetgeving en het beleid met betrekking tot Visserij, Natuur en dierenwelzijn & -gezondheid uit.

DG Bedrijfsleven en Innovatie (DG B&I)

RVO.nl voert taken uit ter stimulering van ondernemerschap en innovatie, zoals fiscale vermindering voor speur- & ontwikkelingswerk (WBSO), kennisbescherming- en benutting (Octrooicentrum), garantie- & kredietinstrumentarium, (zoals borgstelling voor het MKB en het Innovatiefonds MKB+ en innovatie in internationaal verband (onder andere Horizon 2020). In deze begroting is nog geen rekening gehouden met de overgang van taken naar de in oprichting zijnde Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling Invest NL, behoudens de transitiekosten die hiermee gemoeid zijn (zie onder Bijzondere baten). Daarnaast wordt samenwerking bevorderd binnen de driehoek van bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheid, met name binnen de negen topsectoren (MIT en TKI).

DG Energie, Telecom en Mededinging (DG ETM)

Het werkpakket voor Energie, Telecom & Mededinging (ETM) kent zes thema’s: Duurzame energieproductie (onder andere SDE), Energiebesparing (onder andere Green Deals, meerjarenafspraken energie-efficiency), Energie-innovatie (onder andere energie investeringsaftrek), Energiemarkt en Infrastructuur, Internationaal en Telecom en Mededinging.

Overig

In opdracht van het moederdepartement worden inkooptaken uitgevoerd door het Inkoop Uitvoeringscentrum (IUC), dat is ondergebracht bij RVO.nl.

Omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Ministerie van BZ

88.388

99.500

93.938

89.692

88.327

88.327

88.327

Ministerie van BZK

15.749

15.155

10.879

10.670

10.670

10.670

10.670

Ministerie van IenM

11.326

11.000

10.909

10.587

10.399

10.399

10.399

Ministerie van OCW

3.107

2.850

3.064

3.064

3.064

3.064

3.064

Ministerie van VenJ

318

375

680

642

589

589

589

Ministerie van SZW

333

1.401

351

352

352

352

352

Ministerie van VWS

375

 

194

163

163

163

163

Overig

1.344

           

Totaal

120.940

130.281

120.015

115.170

113.564

113.564

113.564

Ministerie van Buitenlandse Zaken (BZ)

RVO.nl voert activiteiten uit op de beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel & Ontwikkelingssamenwerking. De expertise en inzet van RVO.nl is met name toegespitst op Duurzame handel en investering en Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water. Met uitzondering van de versterking van internationale handelssystemen komen al deze pijlers in het opdrachtenpakket van RVO.nl terug. Buitenlandse Zaken zet voor duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid en water in op een toename van voedselzekerheid en op verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie. Daarnaast onder duurzame ontwikkeling op duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, het tegengaan van klimaatverandering en het vergroten van de weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering.

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

De opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties betreft onder meer de implementatie van de herziene Europese richtlijn energieprestatie gebouwen EPBD (Energy Performance of Buildings Directive) (waaronder het energielabel voor woonconsumenten), de implementatie van het SER-akkoord voor het onderdeel «gebouwde omgeving», het begeleiden van expertteams op het gebied van kantorentransformatie, particulier opdrachtgeverschap en de uitvoering van het programma bevolkingsdaling.

Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M)

Het opdrachtenpakket is gebundeld rondom vier hoofddoelen van I&M: klimaat en energie, circulaire economie, water en mobiliteit. Het werkpakket bestaat uit opdrachten die gerelateerd zijn aan de Groene Groei brief, het programma Van Afval naar Grondstof, de Klimaatagenda en het Nationaal Energie Akkoord.

Omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

2016

Stand

Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

EU

3.880

3.234

3.234

3.234

3.234

3.234

3.234

Leges dierenregistraties

5.557

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Leges Overige regelingen AGRO

2.247

2.900

2.900

2.900

2.900

2.900

2.900

Leges Mest

764

600

         

Vergunningen

553

423

         

Provincies

22.836

12.100

14.258

14.258

14.258

14.258

14.258

Overig

6.408

2.112

2.112

2.112

2.112

2.112

2.112

Totaal

42.245

27.369

28.504

28.504

28.504

28.504

28.504

De omzet derden heeft betrekking op opdrachten voor de Europese Unie, een bijdrage van derden in de uitvoeringskosten die in opdracht van het moederdepartement plaatsvinden (het betreft bijvoorbeeld heffingen en retributies), de provincies en een aantal kleinere opdrachtgevers waaronder gemeenten. De begroting 2017 en daaropvolgende jaren bevat voor de opdracht voor de provincies naast de omzet voor het Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer tevens de omzet voor de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 3.

Bijzondere baten

Dit betreft de bijdrage van het moederdepartement voor de transitiekosten die gepaard gaan met de op handen zijnde uitvaring van InvestNL.

Toelichting op de lasten

Personele kosten

Door het lagere opdrachtenpakket in 2018 ten opzichte van de begroting 2017 dalen de personele kosten met € 4,6 mln. Er is minder personele capaciteit nodig, waardoor RVO.nl minder tijdelijk personeel zal inhuren voor het uitvoeren van de opdrachten. De inzet van RVO.nl is om de daling van de personeelskosten in de jaren daarna zoveel mogelijk via een afname van externe inhuur te realiseren.

Materiële kosten

De totale kosten zijn voor 2018 geraamd op € 183,4 mln. Dit is een daling van € 28,0 mln ten opzichte van de begroting (tot en met 1e suppletoire) 2017. De materiële kosten zijn onder te verdelen in directe en indirecte materiële kosten. De daling vindt met name plaats binnen de directe materiële kosten en houdt verband met de krimp in de opdrachten.

Directe materiële kosten zijn kosten die direct verband houden met de uitvoering van opdrachten. Hiertoe behoren onder andere kosten ten behoeve van de exploitatie van de Netherlands Business Support Offices, de buitenkantoren van de Foreign Investment Agency (NFIA) en Technisch Wetenschappelijke Attaché (TWA) en kosten voor de uit te voeren regelingen. In 2018 worden de directe materiële kosten op € 97,2 mln geraamd.

Indirecte materiële kosten zijn kosten die niet direct verband houden met een opdracht. In 2018 worden de indirecte materiële kosten geraamd op € 86,2 mln.

Onderdeel van de materiële kosten vormen de bijdragen aan SSO’s. Deze bestaan uit kosten voor producten en diensten van DICTU (€ 76,2 mln) en het Rijksvastgoedbedrijf voor de huisvestingskosten (€ 24,5 mln). De totale bijdrage aan deze SSO’s in 2018 bedraagt € 100,7 mln.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2018 (bedragen x € 1.000)
   

2016

stand

slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

                 

1.

Rekening courant RHB 1 januari

(incl. deposito)

48.306

31.695

39.673

31.755

25.837

27.519

27.201

+/+ totaal ontvangsten operationele kasstroom

521.352

27.661

460.789

436.230

433.416

431.123

430.695

–/– totaal uitgaven operationele kasstroom

– 539.393

– 23.000

– 463.128

– 433.569

– 420.755

– 418.462

– 418.034

2.

Totaal operationele kasstroom

– 18.041

4.661

– 2.339

2.661

12.661

12.661

12.661

–/– totaal investeringen

– 13.975

– 14.200

– 15.000

– 12.000

– 10.000

– 8.000

– 8.000

+/+totaal boekwaarde desinvesteringen

8.852

           

3.

Totaal investeringskasstroom

– 5.123

– 14.200

– 15.000

– 12.000

– 10.000

– 8.000

– 8.000

–/– eenmalige uitkering aan moederdepartement

             

+/+ eenmalige storting door moederdepartement

             

–/– aflossingen op leningen

– 2.000

– 1.783

– 5.579

– 8.579

– 10.979

– 12.979

– 12.868

+/+ beroep op leenfaciliteit

8.553

19.300

15.000

12.000

10.000

8.000

8.000

4.

Totaal financieringskasstroom

6.553

17.517

9.421

3.421

– 979

– 4.979

– 4.868

5.

Rekening courant RHB 31 december

(incl. deposito) (=1+2+3+4)

31.695

39.673

31.755

25.837

27.519

27.201

26.994

Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

2016

Slotwet

2017

Stand 1e suppletoire begroting

2018

2019

2020

2021

2022

Inputindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Verhouding direct/indirect personeel

87%

84%

84%

84%

84%

84%

84%

               

Outputindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Tariefindex in reële termen

99,8%

100

100

100

100

100

100

Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur

3.055

3.108

3.025

3.025

3.025

3.025

3.025

Saldo baten en lasten als percentage van totale baten

– 0,1%

           
               

Kwaliteitsindicatoren

             

Kernindicatoren

             

Klanttevredenheid

7,2

7,3

7,3

7,3

7,3

7,3

7,3

Gehonoreerde bezwaarschriften

36%

25%

25%

25%

25%

25%

25%

RVO.nl maakt zijn «overhead» inzichtelijk met de indicator die het percentage geeft van de directe personele kosten als onderdeel van de totale personele kosten. Hoe hoger dit percentage van directe personele kosten, hoe lager de overhead. RVO.nl streeft voor het totaal van de organisatie naar een percentage van 84% (overhead: 16%). De klanttevredenheid meet RVO.nl per kwartaal.

6. Begroting Diergezondheidsfonds

Inleiding en achtergrond

Vanuit het fonds worden de kosten betaald die verband houden met de bestrijding, bewaking en preventie van besmettelijke dierziekten en zoönosen.

Uitbraken van besmettelijke dierziekten kunnen een grote impact op de Nederlandse samenleving als geheel en op de agrarische sector in het bijzonder hebben, inclusief de aanverwante voedselverwerkende industrie. Voor dergelijke potentieel snel om zich heen grijpende dierziekten gelden speciale bestrijdings- en preventieregimes die grotendeels hun wortels hebben in Europese regelgeving. Bij een aantal van deze dierziekten bevat de Europese regelgeving een plicht tot bestrijding. Daarnaast kan sprake zijn van een plicht tot het nemen van preventieve maatregelen, zoals onderzoek naar de aan- of afwezigheid van een dierziekte via het monitoren van (een selectie van) de dieren.

Het Diergezondheidsfonds is een begrotingsfonds dat tot 1 januari 2015 deels werd gevuld met de opbrengsten van heffingen die door het Productschap Zuivel, het Productschap Vee en Vlees en het Productschap Pluimvee en Eieren werden opgelegd. Vanwege de opheffing van de productschappen is de voeding van het sectoraandeel vanaf 2015 nader geregeld via de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd). Deze wet geeft de mogelijkheid een heffing in te stellen voor het houden van dieren. Bij het opleggen van een heffing is zo mogelijk aangesloten bij de heffingensystematiek zoals deze door de productschappen werd gehanteerd.

Sinds 2015 zijn ook bepaalde taken van productschappen overgenomen en is de financiering hiervan aan het DGF toegevoegd. Het gaat hierbij om het voorkomen en/of bestrijden van dierziekten waaronder de ziekte van Aujeszky, Salmonella (Se en St), Leukose, en een monitoringsprogramma voor AI, NCD, non-zoönotische Salmonella, en Mycoplasma. Deze taken zijn aan het DGF toegevoegd omdat hierbij een collectief belang gediend is.

De huidige verdeling van de kosten tussen bedrijfsleven en het Rijk is vastgelegd in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019» (TK, 29 683, nr. 198). De kosten van bewaking van dierziekten worden in beginsel 50% door het Rijk en 50% door het bedrijfsleven gefinancierd met uitzondering van de bewakingsprogramma’s die EZ heeft overgenomen van de productschappen. De basismonitoring blijft 50/50 gefinancierd.

De financiering van de kosten van bestrijding is afhankelijk van de soort dierziekte en de noodzakelijke voorzieningen. In aanleg worden deze kosten – tot een per diersoort afgesproken plafondbedrag – voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren. Behalve de kosten van de voorzieningen; deze worden gefinancierd door overheid en sector, beide voor 50%. Boven deze plafonds draagt de overheid de resterende kosten in de betreffende convenantsperiode. Voor de basismonitoring en de overgenomen PBO-taken zijn de plafonds niet van toepassing.

De ontvangsten en daarmee voeding van het fonds wordt gevormd door jaarlijkse bijdragen vanuit de begroting van EZ, de heffingen bij de sector op grond van de Gwwd en de middelen die de Europese Unie ter beschikking stelt in verband met het weren en bestrijden van besmettelijke dierziekten.

Het beleid dat aan de basis ligt van de inzet van het DGF is weergegeven in beleidsartikel 6 van de EZ-begroting. De kosten voor inzet van de crisisorganisatie worden eveneens op beleidsartikel 6 begroot en verantwoord.

Beleidsartikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van bepaalde dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van EZ is verantwoordelijk voor:

  • Het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.

  • Het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld scrapie, blauwtong, Brucella melitensis, klassieke en Afrikaanse varkens pest, MKZ, AI, ziekte van Aujeszky, Salmonella, Mycoplasma en BSE).

  • Effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Na een uitbraak van een besmettelijke dierziekte vindt een evaluatie plaats op alle onderdelen van bestrijdingsmaatregelen, welzijnsmaatregelen en crisisorganisatie.

Beleidswijzigingen

Beleidswijzigingen op het terrein van het diergezondheid worden opgenomen onder artikel 6 «Concurrerende, duurzame, veilige, agro-,visserij- en voedselketens» van de EZ-begroting.

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

             
               

Verplichtingen

31.558

44.246

34.507

34.507

34.507

34.507

34.507

Uitgaven1

31.558

44.246

34.507

34.507

34.507

34.507

34.507

waarvan juridisch verplicht

 

73%

70%

       

Beginsaldo

13.360

11.696

         

Programma-uitgaven

31.558

44.246

34.507

34.507

34.507

34.507

34.507

               

Opdrachten

31.558

44.246

34.507

34.507

34.507

34.507

34.507

1. Bewaking van dierziekten

19.162

18.314

18.811

18.811

18.811

18.811

18.811

2. Bestrijding van dierziekten

11.866

24.742

13.436

13.436

13.436

13.436

13.436

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

             

4.Overig

530

1.190

2.260

2.260

2.260

2.260

2.260

               

Ontvangsten

29.984

44.246

34.507

34.507

34.507

34.507

34.507

               

Eindsaldo

 

11.696

         
               

Specificatie ontvangsten:

             

Ontvangsten van EZ2

12.253

9.863

10. 217

10.217

10.217

10.217

10.217

Ontvangsten van EU m.b.t. salmonella bewaking en bestrijding

4.134

2.750

2.750

2.750

2.750

2.750

2.750

Ontvangsten van sector3

13.507

19.937

PM

PM

PM

PM

PM

X Noot
1

De totale uitgaven 2018 zijn € 9,739 mln lager dan de uitgaven 2017 door toevoeging van het DGF-saldo 2016 ad € 11,696 mln aan 2017.

X Noot
2

Dekking uit artikel 6 van de EZ-begroting, onderdeel «bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken».

X Noot
3

De opbrengsten uit de diergezondheidsheffing worden aangewend voor die sectoren waarvan de middelen afkomstig zijn. In de administratie van inkomsten en uitgaven van het fonds worden daartoe per diersoort de daaraan gerelateerde inkomsten en uitgaven geadministreerd. De heffingstarieven worden vastgesteld op basis van de verwachte uitgaven per sector. De hoogte en moment van heffen bij de diverse sectorpartijen is mede afhankelijk van de wet- en regelgeving.

Naar verwachting worden vanaf 2018 de heffingstarieven aangepast. Het heffingstarief zal dan worden opgesteld conform de gewijzigde de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en de Wet dieren. Dit wijzigingsvoorstel is echter nog niet van kracht. Daarom is de opbouw van de crisisreserve en de voorfinanciering van EZ voor bepaalde sectoren nog niet in de ontvangstenraming opgenomen en met ingang van 2018 op PM gezet. Hierover meer op de laatste pagina’s van deze DGF begroting.

Budgetflexibiliteit

Er is sprake van doorlopende contracten met bedrijven om bewakingsprogramma’s uit te voeren en/of om beschikbaar te zijn voor dienstverlening tijdens crises, waardoor uitgaven voor circa 70% juridisch verplicht zijn. De resterende 30% is op basis van het convenant aan bestuurlijke afspraken gebonden en betreft de jaarlijks terugkerende bestrijdingskosten, de basismonitoring, de sectorbijdragen aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa) en de HCU.

Toelichting op de instrumenten

1. Bewaking van dierziekten

Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld. Naast de meldplicht worden in opdracht van EZ bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status. Ook een vrijstatus voor de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE) vereist voor sommige ziekten een monitoringsprogramma. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd.

Beleidsinstrumenten

De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. De door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en voor bepaalde dierziekten- door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de EU.

Naast deze officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella St/Se belangrijk. In 2018 worden onder andere deze monitoringsprogramma’s voortgezet.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouder en dierenarts en van hun bereidheid een verdenking te melden. In aanvulling op de monitoringsprogramma’s worden daarom zogenaamde «early warning»-programma’s uitgevoerd voor AI, KVP en AVP. Deze bieden de mogelijkheid om bij een eventuele verdenking van een infectie monsters op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek.

Prestatiegegevens

Bewaking van dierziekten

Bedrijven

Dieren

Uitgaven

 

(aantallen)

(aantallen)

(x € 1.000,–)

Basismonitoring

   

3.531

Brucella (schaap, geit)

1.500

14.000

242

Blauwtong (rund, schaap, geit)

291

387

74

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting

 

48.000

2.156

TSE schaap/geit, bij destructor1

 

3.000

135

KVP (varkens)

     

– Veehouderij (early warning)

 

540

 

– Veehouderij (tonsillen)

 

4.600

300

– Wilde zwijnen (bloedmonsters)

 

500

150

AI

     

Bedrijfsmatig pluimvee: early warning

 

1.400

 

– Insturen monsters (swabs)

175

 

8

– Melding afwijkende verschijnselen (bij GD)

1.200

   

Wilde vogels:

     

– Monitoring levende wilde vogels EMC

 

5.000

125

– Monitoring dode vogels SOVON en CVI

 

500

100

Q-koorts (melkmonsters)

380

 

955

       

Subtotaal

   

7.776

       

Overgenomen Productschapstaken

     

Basismonitoring2

   

4.272

Leukose

 

26.000

316

Salmonella Se St (pluimvee)

 

9.358

726

– Bewaking en preventie3

     
       

– vaccinatie

2.000 koppels leg en 693 koppels vermeerdering

 

4.0214

Monitoring AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoonotische Salmonella5

   

1.700

       

Subtotaal

   

11.035

       

Totaal bewaking van dierziekten

   

18.811

       

Bron: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (BSE en TSE), Erasmus MC (onderzoek levende wilde vogels), SOVON en CVI (onderzoek dode wilde vogels), Nederlandse Schapen- en Geitenfokkers Organisatie (Brucella) en Gezondheidsdienst voor Dieren (overig).

X Noot
1

In 2013 is het monitoringsprogramma voor TSE bij schapen en geiten aangepast, omdat door de gedaalde omvang van het schapen- en geitenbestand conform EU-wetgeving volstaan kan worden met een kleiner aantal monsters. Hiermee is in de begroting rekening gehouden.

X Noot
2

Betreft 50% sectoraandeel plus de BTW.

X Noot
3

Verwachting: vleeskuikens 85 detectie en 5 serotypering; kalkoenen 6 detectie en 2 serotypering, Vermeerdering 5.600 detectie en 60 serotypering; leg 3.500 detectie en 100 serotypering. Totaal 9.358 monsters die genomen worden.

X Noot
4

50% Cofinanciering door EU en 50% door sector.

X Noot
5

Deze post is een samenvoeging van het GD programma voor monitoring voor AI, NCD, niet-zoonotische Salmonella en Mycoplasma.

De aantallen bedrijven en dieren in bovenstaande tabel zijn indicatief en gebaseerd op realisatiecijfers in voorgaande jaren en een inschatting van de ontwikkelingen.

De Europese cofinanciering voor de uitvoering van BSE- en TSE-tests wordt afgebouwd van 100% in 2015 naar de reguliere 50% in 2017 (2016: 75%). EZ en sector zullen de lagere Europese vergoeding ieder voor de helft compenseren door hogere bijdragen.

Enkele programma’s zijn goedkoper geworden doordat er nieuwe aanbestedingen hebben plaats gevonden. Het programma voor Brucella en leukose zijn hier voorbeelden van. Hier staat tegenover dat een aantal programma’s ook duurder zijn geworden. Dit geldt onder andere voor BSE rund en TSE schaap/geit. Belangrijkste redenen hiervan zijn indexatie en aanvullende afspraken rondom op te leveren rapportage.

2. Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;

  • Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals tuberculose, brucellose, leukose, AI, MKZ en KVP.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

De bestrijding van dierziekten omvat feitelijk twee fasen, de eerste fase (de verdenkingsfase) vangt aan als verschijnselen, informatie of resultaten van onderzoek worden gemeld die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, de tweede fase (de bestrijdingsfase) vangt aan als een besmetting is vastgesteld of als er zodanige aanwijzingen zijn dat moet worden uitgegaan van een besmetting.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van EZ. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmee tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Door EZ zijn contracten gesloten met bedrijven voor de beschikbaarstelling van mensen en middelen die een kritische rol vervullen in het bestrijdingsproces. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het ministerie. Op www.rijksoverheid.nl staan de actuele draaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is op dit moment alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief en praktisch toepasbaar vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is beschreven in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Streefwaarden

  • Zo snel en effectief mogelijk bestrijden van dierziekten.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • klinische inspectie door een zogenaamde deskundigenteam, bestaande uit dierenartsen (bedrijfsdierenarts van veehouder, GD-dierenarts en NVWA-dierenarts op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten;

  • monsternames door het deskundigen team;

  • diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • vaccineren van dieren;

  • onderzoek van dieren op buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • tracering van een besmetting (van en naar);

  • doden van besmette dieren;

  • doden van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • destructie van gedode (besmette) dieren;

  • reinigen en ontsmetten van bedrijven;

  • schadeloosstellen van houders voor gedode dieren.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • Gwwd; Wet Dieren

  • (beleids)draaiboeken;

  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Begrote uitgaven (x € 1.000)

Bestrijding van dierziekten

Uitgaven1

Verdenkingen

 

Brucellose (verwerpersonderzoek)2

1.401

KVP

25

AVP

64

SVD

30

MKZ (rund, schaap, geit)

15

AI (LPAI)

450

NCD

29

BSE (rund)

20

TSE (schaap, geit)

10

Psittacose

160

TBC

40

BT

15

Rabies

27

Brucella

10

Q-koorts

26

Leucose

21

Overige

50

Diagnostiek verdenkingen3

270

   

Voorzieningen

 

Middelenbeheer

100

Calamiteitenreserve destructie

2.185

Waakvlamcontracten

736

Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP

2.737

Overige voorzieningen (HCU)

600

   

Bestrijding

 

Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding

1.274

   

Subtotaal

10.295

   

Overgenomen Productschapstaken

 

(verdenkingen)

 

Ziekte van Aujeszky3

38

Salmonella

 

– verificatieonderzoek VB en Leg

425

(bestrijding)

 

Salmonella

 

– ruimingskosten

500

– vergoeding waarde dieren4

1.500

Mycoplasma Gallisepticum

678

   

Subtotaal

3.141

   

Totaal

13.436

X Noot
1

Begrote bedragen gebaseerd op gerealiseerde kosten 2013–2016 (zie jaarverslagen DGF), daarbij rekening houdend met meerjarige trends en structurele veranderingen.

X Noot
2

Aantal bemonsterde dieren geraamd op 11.000.

X Noot
3

Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract gesloten met het CVI waarbij naar schatting € 0,6 mln ten laste van bestrijding dierziekten komt hier valt ook diagnostiek ZvA en SVD onder. De kosten worden uiteindelijk afgerekend per diersoort. In bovenstaande begroting is de toerekening al grotendeels doorgevoerd.

X Noot
4

Betreft 50% Cofinanciering door EU en 50% door sector.

Voor een groot aantal posten is een hoger bedrag opgenomen dan in voorgaande jaren. Dit wordt veroorzaakt doordat de toerekening van de diagnostiek verdenkingen reeds grotendeels direct onder de dierziektes is opgenomen en niet langer in het totaal van de diagnostiek verdenkingen. Het daar opgenomen bedrag is het restbedrag en afhankelijk van de gemelde verdenkingen in 2018.

Kosten van verdenkingen en bestrijding van overige relevante dierziekten worden opgenomen in de suppletoire wetten en in de verantwoording, indien zich hierbij uitgaven voordoen.

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.). Het beleid is om ten tijde van een dierziektenuitbraak geen dieren op te kopen en gecontroleerd af te voeren.

Streefwaarden

Beperken van de welzijnsproblemen bij dieren in geval van een dierziekte uitbraak.

4. Overig

Dit instrument is onder andere voor de financiering van overige uitgaven. In de begroting voor 2018 zijn hier met name de sectorbijdragen aan de SDa (€ 0,36 mln), de uitvoeringskosten voor het innen van heffingen € 1,1 mln) opgenomen en de voormalige EZ GD Percelen (€ 0,8 mln). Vanaf 2018 zijn deze percelen onder het DGF opgenomen in plaats van direct onder de EZ begroting bij artikel 6.

Nadere toelichting financiële gevolgen wijziging Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en de Wet dieren

Het is de verwachting dat vanaf 2018 nieuwe wet- en regelgeving in werking treedt die beter aansluit bij de afspraken die in het DGF convenant zijn gemaakt. De invulling van de samenhangende Amvb’s vindt nog plaats waardoor er enige onzekerheden zitten in het moment van innen van de heffingen en daarmee ook in het geraamde bedrag. De nieuwe wet- en regelgeving maakt het tevens mogelijk om de voorfinanciering door EZ bij sectoren die geen productschapsreserves meer hadden, te gaan innen. Daarnaast wordt de opbouw van een crisisreserve mogelijk gemaakt. Over deze onderdelen vindt overleg met betreffende sectoren plaats.

Om bovenstaande redenen zijn de onderstaande bedragen indicatief:

Verwachte ontvangsten van sector in 2018

(x € 1.000,–)

Runderen

Varkens

Schaap/geit

Pluimvee

Totaal

Tarief 2018

         

–  Uitgaven 2018

5.917

3.289

1.454

10.167

20.827

–  Crisisreserve

4.900

49

4.949

–  Verrekening voorfinanciering door EZ

50

14.200

14.250

Subtotaal

5.917

8.189

1.553

24.367

40.026

Heffingen voorgaand jaar

704

934

1.638

Totaal in 2018

5.917

8.189

2.257

25.301

41.664

Nadere toelichting plafondbedragen en crisisreserve

De maximale bijdragen zijn met ingang van 2016 conform de afspraken in het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019» (TK, 29 683, nr. 198) geïndexeerd. Onderstaand zijn de maximale bijdragen van het bedrijfsleven (plafondbedragen) voor de periode 2015 tot en met 2019 in euro’s per sector weergegeven:

Sector

Uitgangsbedragen

Bedragen na indexering 2016

Rundveehouderij

23.540.000

 

23.801.294

 

Varkenshouderij

53.447.000

 

51.923.761

 

– AVP en SVD

 

30.000.000

 

29.145.000

– Overige dierziekten

 

23.447.000

 

22.778.761

Schapen/geitenhouderij

5.074.000

 

4.505.205

 

Pluimveehouderij

47.138.000

 

45.389.181

 

– NCD

 

2.113.000

 

2.034.608

– Overige dierziekten

 

45.025.000

 

43.354.573

Totaal

129.199.000

 

125.619.441

 

In het convenant is afgesproken dat in het Diergezondheidsfonds crisisreserves worden gevormd en in stand gehouden uit de bijdragen van de sectoren ter grootte van 20% van de geraamde bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode. De reserves zijn bedoeld om in geval van een crisis direct de bestrijdingskosten te kunnen betalen. De begrote ontvangsten voorzien in 2018 voor het eerst in deze convenantsperiode in een component «opbouw reserves» omdat vanaf 2018 de tarieven worden gewijzigd. Tegenover de ontvangsten ten behoeve van de crisisreserve staan uiteraard nog geen begrote uitgaven omdat uitbraken van dierziekten en daarmee samenhangende uitgaven in enig jaar niet concreet te voorspellen zijn.

7. Bijlagen

Bijlage 1: Zelfstandige Bestuursorganen en Rechtspersonen met een Wettelijke Taak

Overzicht Rechtspersonen met een Wettelijke Taak en Zelfstandige Bestuursorganen (vallend onder het Ministerie van Economische Zaken)
 

Naam organisatie

RWT

ZBO

Functie

Begrotings-

artikel(en)

Begrotings-ramingen

X € 1.000

Verwijzing

(URL-link) naar website RWT/ZBO

Hyperlink uitgevoerde evaluatie ZBO onder Kaderwet

1

Agrarische Opleidingscentra (13)

X

X1/

X2

De AOC’s zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op MBO/VMBO-niveau.

7

516.787

(499.465 bekostiging 17.322 aanvullende subsidies)

Diverse

Evaluatieplicht niet van toepassing

2

Bureau Beheer Landbouwgronden/

Commissie Beheer Landbouwgronden

X

X2

Bureau Beheer Landbouwgronden is belast met de verwerving in opdracht van EZ en andere overheden van onroerend goed dat wordt doorgeleverd aan overheids- en andere organisaties die daarmee overheidsdoelen in het landelijk gebied realiseren met betrekking tot de thema’s natuur, landbouw, recreatie, landschap, water en milieu

8

Geen bijdrage

www.dlg.nl

www.rvo.nl

Evaluatieplicht niet van toepassing

3

Centraal Bureau voor de Statistiek

X

X

Het verzamelen, bewerken en publiceren van statistieken ten behoeve van praktijk, beleid en wetenschap. Naast de verantwoordelijkheid voor de nationale (officiële) statistieken is het CBS ook belast met de productie van Europese (communautaire) statistieken. De wettelijke grondslag voor het CBS is de «Wet op het Centraal Bureau voor de Statistiek».

1

140.038

www.cbs.nl

TK, 25 268, nr. 148

4

Centrale Commissie Dierproeven

 

X

De CCD verleent vergunningen voor het verrichten van dierproeven op basis van adviezen van een van de Dierexperimenten Commissies (DEC).

6

Loopt mee met RVO begroting 2018

www.centralecommissiedierproeven.nl/

Voorzien voor 2020

5

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

X

X

Het Ctgb oordeelt over de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

6

988

www.ctgb.nl

TK, 27 858, nr. 399

6

AOC Raad (Bureau Erkenningen)

X

 

Bureau Erkenningen (BE) van de AOC Raad is in de Regeling gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Rgb), aangewezen als instantie voor het verstrekken van vakbekwaamheidsbewijzen gewasbescherming.

 

Geen directe bijdrage

www.erkenningen.nl

Evaluatieplicht niet van toepassing

7

Edelmetaal Waarborg Nederland

X

X

Het keuren van alle aan consumenten verkochte gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen).

 

Geen bijdrage

www.ewnederland.nl

Voorzien voor 2019

8

Examinerende instanties als bedoeld in artikel 19 van de Examenregeling frequentiegebruik 2008

X

 

Het afnemen van examens ter verkrijging van vergunningen voor het gebruik van frequentieruimte.

 

Geen bijdrage

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

9

Grondkamers (5)

 

X

Bevorderen van goede pachtverhoudingen in Nederland, toetsen van de inhoud van pachtovereenkomsten aan de dwingend rechtelijke bepalingen van de Pachtwet, uitvoeren van een prijstoetsing en toetsen van overeenkomsten van korte duur, bepalen van verpachte waarde.

 

Geen bijdrage

www.grondkamers.nl

Evaluatie wordt meegenomen bij de Pacht

herziening

10

Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen (6)

X

X1/X2

De HAS’en zijn de kennisinstellingen / opleidingsinstituten voor voeding, natuur en milieu op HBO-niveau.

7

94.070

(91.671 bekostiging, 2.399 aanvullende subsidies)

Diverse

Evaluatieplicht niet van toepassing

11

Kamer voor de Binnenvisserij

 

X2

Toetsen van overeenkomsten van huur en verhuur van visrechten en het goedkeuren van toestemmingen om te vissen, uitgegeven door visrechthebbenden; beide met het oog op een doelmatige bevissing van binnenwateren.

 

Geen bijdrage

Geen

Evaluatie is niet voorzien. Besluitvorming wordt overgelaten aan volgend kabinet.

12

Kamer van Koophandel

 

X

Het ondersteunen van ondernemers en eerstelijns aanspreekpunt van de overheid voor ondernemers. Wettelijke taken volgens de Wet op de Kamer van Koophandel zijn: het voeren van een handelsregister, onderhouden van een digitaal en fysieke ondernemerspleinen, geven van voorlichting, innovatietaak en regiostimuleringstaak.

2

115.2353

www.kvk.nl

Evaluatie wordt in 2017 uitgevoerd. Resultaten en hyperlink pas dit najaar bekend.

13

Keuringsinstanties als bedoeld in artikel 10.3 Telecommunicatiewet4

 

X2

Het afgeven van advies in het kader van rapporten, certificaten of EG-typeverklaringen voor radiozendapparaten en randapparaten. Het doen van onafhankelijke onderzoeken naar de overeenstemming van producten of diensten met de geldende regelgeving.

 

Geen bijdrage

Diverse

Evaluatieplicht niet van toepassing

14

Raad voor de Accreditatie

X

X

Verifiëren dat instellingen die actief zijn op het gebied van laboratoriumtesten, inspecteren, kalibreren en certificeren aan accreditatienormen voldoen. De taken van de Raad voor Accreditatie zijn vastgelegd in de Wet aanwijzing nationale accreditatie-instantie.

1

212

www.rva.nl

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2016/08/12/evaluatie-van-de-raad-voor-accreditatie

15

Bestuur Autoriteit Consument en Markt (ACM)

 

X

Doel van de ACM is vergroting van de effectiviteit en de efficiëntie van het markttoezicht op de niet-financiële markten in Nederland.

Het betreft drie typen van markttoezicht die tot doel hebben om markten goed te laten werken: mededingingstoezicht, sectorspecifiek markttoezicht en consumentenbescherming.

1

696

www.acm.nl

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2015Z25122&did=2015D50815

16

Raad voor de Plantenrassen

 

X

De Raad voor plantenrassen geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 op het gebied van toelating van plantenrassen en verlening van intellectuele eigendomsbescherming m.b.t. plantenrassen (kwekersrecht).

6

768

www.plantenrassen.nl

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25268–75.html

Volgende evaluatie is gestart en zal in de loop van 2017 worden aangeboden aan TK en EK.

17

Rendac BV

X

 

Ophalen, verwerken en (laten) vernietigen van dierlijke restmaterialen en kadavers (categorie 1- en 2-materiaal, niet bestemd voor consumptie).

 

Geen bijdrage

www.rendac.nl

Evaluatieplicht niet van toepassing

18

Staatsbosbeheer

X

X2

Staatsbosbeheer richt zich op de volgende hoofddoelstellingen:

het instandhouden, herstellen en ontwikkelen van natuur-, landschaps- en cultuurhistorische waarden in de gebieden van Staatsbosbeheer;

het bevorderen van recreatie in zo veel mogelijk gebieden van Staatsbosbeheer;

het leveren van een bijdrage aan de productie van milieuvriendelijke en vernieuwbare grondstoffen zoals hout.

8

25.952

www.staatsbosbeheer.nl

Evaluatieplicht niet van toepassing

19

Stichting Bloembollenkeuringsdienst

X

X

Stichting BKD geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet (Plantenziektenwet) in de sector bloembollen.

 

Geen bijdrage

www.bloembollenkeuringsdienst.nl

Evaluatie is afgerond en rapport nog aan te bieden aan TK en EK

20

Stichting Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden Zuivel

X

X

Stichting COKZ geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet in de zuivelsector en in de sector pluimvee en eieren (COKZ/NCAE).

6

165

www.cokz.nl

Evaluatie wordt meegenomen bij de evaluatie fase 1 van herinrichting van de systemen van keuring en toezicht, zie TK 33 835, nr. 16.

21

Stichting COVA

X

 

Er voor zorgen dat Nederland te allen tijde een minimum voorraad aardolieproducten heeft, om in tijden van crises te kunnen voldoen aan de aardolievraag.

4

111.000

www.cova.nl

 

22

Wageningen Research

X

 

In het algemeen belang bijdragen aan strategisch en toepassingsgericht onderzoek op het gebied van productie, verwerking, afzet en handel van agrarische producten, van de visserij, van het natuur- en milieubeheer, van de openluchtrecreatie en van het beheer en de inrichting van het landelijk gebied.

2,6,8

143.030

(2.500 op artikel 2, 165 artikel 8, 140.365 artikel 6 waarvan 8.800 binnen de voedsel-agenda)

www.wur.nl

Evaluatieplicht niet van toepassing

23

Stichting Skal

X

X

Stichting Skal geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet m.b.t. biologische productiemethoden.

 

Geen bijdrage

www.skal.nl

Start gepland voor 2017 en afronding 2018

24

Stichting Kwaliteits-Controle-Bureau

X

X

Stichting KCB geeft uitvoering aan de Landbouwkwaliteitswet en de Plantenziektenwet in de sector groenten en fruit.

6

81

www.kcb.nl

Evaluatie is afgerond en rapport nog aan te bieden aan TK en EK

25

Stichting Nederlandse Algemene Kwaliteitsdienst Tuinbouw

X

X

Stichting Naktuinbouw geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. teeltmateriaal in de sectoren tuinbouw- en de bosbouwgewassen.

 

120

www.naktuinbouw.nl

Evaluatie is afgerond en rapport nog aan te bieden aan TK en EK

26

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen)

X

X

Stichting NAK geeft uitvoering aan de Zaaizaad- en Plantgoedwet 2005 (en de Plantenziektenwet) m.b.t. zaaizaad en pootgoed in de sector landbouwgewassen.

 

Geen bijdrage

www.nak.nl

Evaluatie is afgerond en rapport nog aan te bieden aan TK en EK

27

TNO

X

X2

TNO is een onafhankelijke onderzoeksorganisatie die op basis van haar expertise en onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan de concurrentiekracht van bedrijven en organisaties, aan de economie en aan de kwaliteit van de samenleving als geheel.

2

132.6855

www.tno.nl

Evaluatie

plicht niet van toepassing

28

VSL

X

 

Het onderhouden en verwezenlijken van nationale meetstandaarden zoals vastgelegd in de Metrologiewet. Op grond van artikel 3 van deze wet is VSL door de Minister van EZ hiervoor aangewezen.

1

9.4576

www.vsl.nl

Evaluatieplicht niet van toepassing

29

De in het kader van de Metrologiewet art. 11 en 12 aangewezen instanties en erkende keurders7

 

X2

Het optreden als onafhankelijke toetsende instantie bij overeenstemmingbeoordelingen van meetinstrumenten. De werkzaamheden die zij verrichten kunnen per overeenstemmingbeoordeling verschillen maar omvat o.a. het beoordelen van kwaliteitssystemen, het afgeven van certificaten van typeonderzoek of ontwerponderzoek en het keuren van meetinstrumenten.

 

Geen bijdrage

 

Evaluatieplicht niet van toepassing

30

WaarborgHolland

X

X

Het keuren van alle aan consumenten verkochte gouden, zilveren en platina voorwerpen boven een bepaalde gewichtsdrempel en alvorens zij op de Nederlandse markt worden gebracht, te voorzien van één of meerdere stempelmerken (het waarborgen).

 

Geen bijdrage

www.waarborgholland.nl

Voorzien voor 2019

31

Wageningen Universiteit

X

X1/X2

Wageningen Universiteit is de belangrijkste Europese Universiteit op het gebied van de Life Sciences. Onderzoekers en studenten van Wageningen Universiteit richten zich op onderwerpen op het terrein van de voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving.

7

193.369

(bekostiging)

www.wur.nl

Evaluatieplicht niet van toepassing

X Noot
1

De onderwijsinstellingen zijn partieel ZBO, namelijk voor het deel waarin zij examens afnemen en beoordelen.

X Noot
2

Valt niet onder Kaderwet ZBO.

X Noot
3

Betreft Rijksbijdrage voor 2018 groot € 115.235.000,–. Dit bedrag is exclusief de budgetfinanciering van het Handelsregister groot € 4.681.000.

X Noot
4

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan ZBO’s: Telefication BV, TÜV Rheinland EPS BV, Kiwa Nederland BV, DEKRA Certification BV, D.A.R.E.!! Consultancy en Thales Nederland BV.

X Noot
5

Aan TNO-AGE (een aparte organisatie-eenheid binnen TNO, begrotingsartikel 4) wordt een aparte bijdrage (€ 4.680 in 2018) verstrekt.

X Noot
6

Dit bedrag betreft niet alleen het instituut VSL, maar omvat ook de verplichte bijdrage aan de internationale organisaties BIPM, OIML en Welmec.

X Noot
7

Het gaat hierbij om het volgende cluster aan deeltijd-ZBO’s: Kalibra International BV, Kema Nederland BV, Kiwa NV Certificatie en Keuringen, NMI Certin BV en SGS Nederland BV.

Bijlage 2: Verdiepingsbijlage

Beleidsartikel 1 Goed functionerende economie en markten
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

185.726

178.626

177.445

177.193

177.018

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

1.102

696

681

681

681

 

Nieuwe mutaties:

           

Loon- en prijsbijstelling

4.119

3.946

3.906

3.910

3.910

 

Uitvoeringskosten frequentieverdelingen

700

2.000

1.900

     
             

Overig

821

1.031

1.011

311

313

 

Stand ontwerpbegroting 2018

192.468

186.299

184.943

182.095

181.922

181.922

Uitvoeringskosten frequentieverdelingen

In 2019 worden de 700-, 1.400- en 2.100 MHz frequentiebanden geveild. De kosten van het voorbereiden en houden van deze veiling bedragen circa € 4,6 mln in de jaren 2017 tot en met 2019.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

30.900

30.900

30.900

30.900

30.900

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

8.300

         

Nieuwe mutaties:

           

Overig

162

162

162

162

162

 

Stand ontwerpbegroting 2018

39.362

31.062

31.062

31.062

31.062

31.062

Beleidsartikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief en duurzaam ondernemen
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

829.851

804.300

800.327

802.108

796.360

 

Mutatie amendement 2017

– 200

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

34.265

31.904

3.420

2.112

2.122

 

Nieuwe mutaties:

           

GSF

 

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

 

Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling

10.500

         

Ruimtevaart ESA

– 13.400

         

Loon- en prijsbijstelling

12.065

11.843

11.829

11.903

11.903

 

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

1.280

5.500

       

Overig

2.097

5.318

3.752

– 905

– 840

 

Stand ontwerpbegroting 2018

876.458

854.865

815.328

811.218

805.545

810.057

GSF

Op basis van de evaluatie van de GSF (Garantieregeling Scheepsnieuwbouw Financiering) is besloten de GSF na 1 juli 2017 niet te verlengen.

Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling

Dit betreft de generale bijdragen voor het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling (zie ook artikel 3).

Ruimtevaart ESA

De mutatie betreft het compenseren van de versnelling General Budget en Kourou in 2016.

Loon- en prijsbijstelling

Deze mutatie betreft het verdelen over de diverse regelingen van de loon- en prijsbijstelling die bij de 1e suppletoire begroting 2017 is toegekend.

Generieke Digitale Infrastructuur (GDI)

Deze mutatie betreft bijdragen uit de aanvullende post voor de GDI voor doorontwikkeling berichtenvoorziening in 2017 en voor kosten beheer, toezicht en doorontwikkeling ETD stelsel in 2018.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

114.332

111.047

112.909

110.819

111.615

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

2.114

         

Nieuwe mutaties:

           

GSF

 

– 4.000

– 4.000

– 4.000

– 4.000

 

Begrotingsreserve GSF

10.136

         

Overig

1.680

2.500

       

Stand ontwerpbegroting 2018

128.262

109.547

108.909

106.819

107.615

104.424

GSF

Op basis van de evaluatie van de GSF (Garantieregeling Scheepsnieuwbouw Financiering) is besloten de GSF na 1 juli 2017 niet te verlengen.

Begrotingsreserve GSF

Met het beëindigen van de GSF vervalt de noodzaak om een begrotingsreserve aan te houden.

Beleidsartikel 3 Toekomstfonds
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

145.118

178.867

157.667

164.896

173.355

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

75.415

9.751

24.251

12.851

2.841

 

Nieuwe mutaties:

           

Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling

2.000

         

Overig

879

977

865

938

934

 

Stand ontwerpbegroting 2018

223.412

189.595

182.783

178.685

177.130

158.037

Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling

Dit betreft de generale bijdrage voor Innovatiefondsen van € 2 mln als onderdeel van het Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling (zie ook artikel 2). Deze bijdrage wordt beschikbaar gesteld in het Toekomstfonds op de kapitaalverstrekkingen ROM’s.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

36.388

40.588

42.588

47.600

56.600

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

2.001

 

100

400

1.700

 

Nieuwe mutaties:

           

Dividend NOM

10.000

         

Stand ontwerpbegroting 2018

48.389

40.588

42.688

48.000

58.300

49.300

Dividend NOM

Dit betreft de raming van € 10 mln te ontvangen dividend van de NOM. Dit bedrag stond eerder geraamd te ontvangen in 2016.

Beleidsartikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

1.902.455

2.177.413

2.791.739

3.467.178

3.382.791

 

Mutatie amendement 2017

           

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

22.754

3.024

3.024

3.024

3.024

 

Nieuwe mutaties:

           

Loon- en prijsbijstelling

1.977

1.812

1.757

1.763

1.687

 

Kasschuif middelen Demonstratie Energie-Innovatie (DEI)

– 7.000

 

3.000

4.000

   

Windenergie op Zee

– 5.501

– 4.368

– 3.345

– 4.533

   

Green Deals

4.000

         

Uitfinanciering Hoge Flux Reactor (HFR)

7.300

         

Kasschuif uitkoop en verkabeling

12.500

8.500

– 4.000

– 11.000

– 7.300

 

Lening ECN/NRG

5.822

         

Overig

– 1.118

621

– 371

– 364

– 1.024

 

Stand ontwerpbegroting 2018

1.943.189

2.187.002

2.791.804

3.460.068

3.379.178

3.505.797

Kasschuif middelen Demonstratie Energie-Innovatie (DEI)

Door vertraging in de uitvoering van projecten is er sprake van een verwachte onderuitputting in 2017 op de voor de DEI beschikbare kasmiddelen. Deze vertraging leidt tot hogere uitgaven in 2019 en 2020.

Windenergie op Zee

Voor projecten in het kader van Windenergie op Zee worden middelen overgeboekt naar het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Green Deals

Dit betreft de bijdrage voor het onderzoeks- en demonstratieproject Ambigo gericht op het omzetten van biomassa in groen gas.

Uitfinanciering Hoge Flux Reactor (HFR)

De bijdrage aan de HFR is in 2016 niet tot uitbetaling gekomen. Deze betaling zal nu naar verwachting in 2017 alsnog plaatsvinden.

Kasschuif uitkoop en verkabeling

Ten behoeve van de uitkoopregeling voor eigenaren van woningen die loodrecht onder hoogspanningsmasten liggen, is voor de jaren 2017–2021 elk jaar € 28 mln beschikbaar op artikel 4 van de EZ-begroting. Omdat deze regeling is aangekondigd wordt een hausse aan aanvragen van gemeenten verwacht in de eerste jaren van openstelling van de regeling. Er wordt daarom een kasschuif voorgesteld om deze verwachte hogere uitgaven te kunnen dekken.

Lening ECN/NRG (Energieonderzoek Centrum Nederland/Nuclear Research and Consultancy Group)

In oktober 2014 is aan ECN/NRG een lening verstrekt ten behoeve van het herstelplan van de Hoge Flux Reactor. De kasuitloop van deze lening via de EZ-begroting is toentertijd in de begroting en meerjarenramingen verwerkt conform de destijds bestaande ramingen. Dit betekent dat er in 2017 een kasbedrag van € 9,2 mln beschikbaar is. In de praktijk is de lening aanzienlijk trager opgenomen dan destijds voorzien. Tevens is het financiële arrangement voor ECN en NRG in oktober 2016 herzien en uitgebreid in het kader van onder meer de voorgenomen splitsing van ECN en de samenvoeging van het onderdeel ECN-duurzaam met TNO. Naar huidige inzichten zal er in 2017 ten laste van de lening uit oktober 2014 een bedrag van € 15 mln moeten worden opgenomen. Daarom dient de beschikbare kas in 2017 te worden aangevuld met € 5,8 mln.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

3.426.661

3.718.211

4.379.211

4.952.211

4.846.511

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 244.275

– 247.000

– 347.000

– 347.000

– 347.000

 

Nieuwe mutaties:

           

Aardgasbaten

– 200.000

– 250.000

– 250.000

– 250.000

– 250.000

 

Overig

830

         

Stand ontwerpbegroting 2018

2.983.216

3.221.211

3.782.211

4.355.211

4.249.511

4.371.511

Aardgasbaten

Ten opzichte van de Voorjaarsnota 2017 is de gasprijs licht gedaald en zijn de kosten voor de winning toegenomen. De totale productie zal naar verwachting licht dalen door lagere productie van de kleine velden en de gasbergingen.

Beleidsartikel 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

77.600

22.400

21.600

19.900

14.900

 

Mutatie amendement 2017

200

         

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

8.560

12.000

7.000

7.000

7.000

 

Nieuwe mutaties:

           

Verduurzamingsopgave

– 2.000

4.200

4.300

6.000

6.000

 

Overig

165

160

157

110

   

Stand ontwerpbegroting 2018

84.525

38.760

33.057

33.010

27.900

19.450

Verduurzamingsopgave

De in 2016 niet benutte € 18,5 mln ten behoeve van het verduurzamen van woningen bij versterking wordt toegevoegd aan de ontwerpbegroting 2018 op basis van het te verwachten uitgavenpatroon in de komende jaren.

Beleidsartikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

538.382

520.148

505.389

499.079

499.792

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

24.442

9.072

2.520

1.244

2.074

 

Nieuwe mutaties:

           

Bijdrage ZuivelNL aan RVO.nl voor uitvoeringkosten

10.640

         

Loon- en prijsbijstelling 2017

9.565

9.479

9.155

8.948

8.968

 

Kustwacht Modernisering Operatie Centrum (MOC)

– 215

– 866

– 973

– 1.052

– 979

 

Uitfinanciering subsidieregelingen Agro en Natuur

8.697

         

Budget netwerk ecologische monitoring

 

2.371

       

Overig

544

174

512

445

445

 

Stand ontwerpbegroting 2018

592.055

540.378

516.603

508.664

510.300

518.811

Bijdrage ZuivelNL aan RVO.nl voor uitvoeringkosten

Betreft de bijdrage van ZuivelNL aan de uitvoeringskosten die RVO.nl maakt in het kader van de uitvoering Regeling fosfaatreductieplan 2017

Loon- en prijsbijstelling 2017

Betreft de toedeling van de loon- ABP en prijsbijstellingstranche 2017.

Kustwacht Modernisering Operatie Centrum (MOC)

Eind 2016 hebben de departementen die de Kustwacht financieren ingestemd met een 15-jarig investeringsplan voor de Modernisering Operatie Centrum (MOC) en de bijbehorende huisvesting.

Uitfinanciering subsidieregelingen Agro en Natuur

Betreft de in 2017 gemaakte uitgaven voor de vertraagde uitfinanciering van de subsidieregelingen op het terrein van Agro en Natuur vanuit 2016.

Budget netwerk ecologische monitoring

Betreft de bijdrage voor het budget netwerk ecologische monitoring.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

57.398

49.806

47.630

47.435

47.435

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

17.613

1.125

1.125

     

Nieuwe mutaties:

           

Suikerheffing vervalt per 1-10-2017

 

– 10.000

– 10.000

– 10.000

– 10.000

 

Bijdrage ZuivelNL aan RVO.nl uitvoeringkosten

10.640

         

Overig

50

50

50

     

Stand ontwerpbegroting 2018

85.701

40.981

38.805

37.435

37.435

37.435

Suikerheffing vervalt per 1-10-2017

De suikerheffing stopt per 1-10-2017. Per 2018 wordt bij EZ de € 10 mln uit de ontvangstenraming gehaald. Het Ministerie van Financiën heeft de spiegelbeeldige tegenboeking van € 10 mln bij de uitgaven verwerkt.

Bijdrage ZuivelNL aan RVO.nl voor uitvoeringkosten

Betreft de bijdrage van ZuivelNL aan de uitvoeringskosten die RVO.nl maakt in het kader van de uitvoering Regeling fosfaatreductieplan 2017 (zie ook de uitgaven).

Beleidsartikel 7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

804.513

784.363

771.904

761.490

756.551

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

2.371

182

49

22

24

 

Nieuwe mutaties:

           

Loon- en prijsbijstelling 2017

19.022

18.664

18.447

18.263

18.177

 

Bekostiging groen onderwijs

 

6.200

       

Overig

468

– 32

– 32

     

Stand ontwerpbegroting 2018

826.374

809.377

790.368

779.775

774.752

774.685

Loon- en prijsbijstelling 2017

Dit betreft de toedeling van de loon- ABP en prijsbijstellingstranche 2017.

Bekostiging groen onderwijs

Er is sprake van een tegenvaller in de raming van de bekostiging groen onderwijs, onder andere door stijgende leerlingenaantallen. In lijn met behandeling OCW-begroting, wordt EZ voor het jaar 2018 gecompenseerd (€ 6,2 mln).

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

75

75

75

75

75

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

           

Nieuwe mutaties:

           

Overig

56

         

Stand ontwerpbegroting 2018

131

75

75

75

75

75

Beleidsartikel 8 Natuur en biodiversiteit
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

125.645

116.138

120.911

121.089

121.089

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 14.568

– 187

– 3

– 3

– 3

 

Nieuwe mutaties:

           

Loon- en prijsbijstelling 2017

1.449

1.356

1.369

1.375

1.393

 

Decentralisatie uitvoeringsbudget ANLb

 

– 9.500

– 9.500

– 9.500

– 9.500

 

Budget Netwerk Ecologische Monitoring

 

– 2.371

       

Desaldering RVO.nl inkomsten Leges CITES en WNB

 

800

800

800

800

 

Overig

– 1.158

– 1.032

– 1.268

– 1.258

– 658

 

Stand ontwerpbegroting 2018

111.368

105.204

112.309

112.503

113.121

113.749

Loon- en prijsbijstelling 2017

Betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstellingstranche 2017.

Decentralisatie uitvoeringsbudget ANLb

Het Uitvoeringsbudget en controles Agrarisch Natuur en Landschapsbeheer (ANLb), alsmede de regeling kleine natuurbeheerders is gedecentraliseerd naar de provincies.

Budget Netwerk Ecologische Monitoring

Dit betreft de overheveling van de bijdrage voor het budget netwerk ecologische monitoring naar beleidsartikel 6.

Desaldering RVO.nl inkomsten Leges CITES en WNB

Tot en met 2017 werden de inkomsten uit leges voor vergunningen in het kader van de Wet natuurbeheer (WNB) en CITES verrekend met de uitgaven voor de aan RVO.nl opgedragen taak. Met ingang van 2018 worden de inkomsten en uitgaven (dus «bruto») geraamd.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

69.282

56.380

39.061

32.703

30.763

 

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

1.600

         

Nieuwe mutaties:

           

Overig

           

Desaldering RVO.nl inkomsten Leges CITES en WNB

 

800

800

800

800

 

Stand ontwerpbegroting 2018

70.882

57.180

39.861

33.503

31.563

25.120

Desaldering RVO.nl inkomsten Leges CITES en WNB

Zie toelichting bij de uitgaven.

Artikel 40 Apparaat

Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

334.284

324.114

330.246

324.941

324.050

322.437

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

– 4.564

1.054

1.332

942

995

671

Nieuwe mutaties:

           

Verdeling loonbijstellingstranche 2017

6.699

6.795

7.036

6.966

6.941

6.924

Verdeling prijsbijstellingstranche 2017

1.142

966

937

927

934

921

Kasschuif apparaat

27.965

8.600

– 12.957

– 12.074

– 11.534

 

Transitiekosten Invest-NL i.o.

 

– 2.700

– 2.700

     

Energietaken ACM

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

CIO office en ICT-strategie

775

1.100

300

300

300

300

Overige

3.274

– 454

– 107

– 107

– 422

– 737

Stand ontwerpbegroting 2018

370.575

340.475

325.087

322.895

322.264

331.516

Verdeling loonbijstellingstranche 2017

De loonbijstellingstranche 2017 en de compensatie voor gestegen pensioenpremies zijn verdeeld over de relevante onderdelen.

Verdeling prijsbijstellingstranche 2017

De prijsbijstellingstranche 2017 is verdeeld over de relevante onderdelen.

Kasschuif apparaat

Dit betreft een kasschuif op het apparaat die voornamelijk ingezet wordt voor ICT-uitgaven waaronder de overgang naar de Cloudwerkplek voor de dienstonderdelen van EZ (Kerndepartement, DICTU, RVO.nl, NVWA, AT en SodM).

Transitiekosten Invest-NL i.o.

Er is € 5,4 mln ontvangen voor de transitiekosten bij RVO.nl, in verband met de oprichting van Invest-NL i.o.. Deze middelen zijn in het benodigde ritme overgeheveld naar artikel 2 waar de uitgaven van Invest-NL en RVO.nl worden verantwoord.

Energietaken ACM

ACM voert extra taken uit op het gebied van energie, met name Europeesrechtelijke taken rondom de regulering van de aansluiting van windparken op zee. De kosten hiervan bedragen € 1 mln per jaar.

CIO office en ICT-strategie

Het betreft een bijdrage voor de versterking van het CIO office en het uitvoeren van de I-strategie. De middelen worden ingezet voor het op orde krijgen van de ICT-portefeuille en de vernieuwing van de EZ- informatie voorziening.

Ontvangsten beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand Ontwerpbegroting 2017

35.826

37.844

37.798

37.798

37.798

37.798

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

1.012

1.392

1.861

1.471

1.524

1.137

Nieuwe mutaties:

           

Overige

242

157

157

157

157

157

Stand ontwerpbegroting 2018

37.080

39.393

39.816

39.426

39.479

39.092

Artikel 41 Nominaal en Onvoorzien

Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

94.811

59.263

58.689

58.350

58.028

57.602

Nieuwe mutaties:

           

Verdeling loonbijstellingstranche

– 43.363

– 42.228

– 41.812

– 41.108

– 41.280

– 41.132

Verdeling prijsbijstellingstranche

– 17.543

– 17.035

– 16.877

– 16.942

– 16.748

– 16.470

Dekking voor tegenvallers op de programma onderdelen

– 16.876

         

Gebaar Q-koortspatiënten

– 5.000

         

Cybersecurity

 

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Stand ontwerpbegroting 2018

12.029

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Verdeling loonbijstellingstranche 2017

In de begroting 2017 zijn de loonbijstellingstranche 2017 en de compensatie voor gestegen pensioenpremies verdeeld over de relevante artikelonderdelen.

Verdeling prijsbijstellingstranche 2017

In de begroting 2017 is de prijsbijstellingstranche 2017 verdeeld over de relevante artikelonderdelen.

Dekking voor tegenvallers op de EZ-begroting

Een deel van de eindejaarsmarge 2016 wordt overgeheveld naar de beleidsartikelen voor het opvangen van tegenvallers op de programma-uitgaven. De belangrijkste tegenvallers worden veroorzaakt door vertraging bij de uitfinanciering van oud FES-projecten (HTSM), het doorschuiven van de betaling van de bijdrage 2016 aan het Aanvullend Programma van de Hoge Fluxreactor naar 2017 en door een snellere uitbetaling van de lening aan Energieonderzoek Centrum Nederland dan voorzien.

Gebaar Q-koortspatiënten

Het kabinet wil komen tot een vorm van tegemoetkoming als gebaar ter erkenning van de grote gevolgen die Q-koortspatiënten hebben ondervonden (TK, 25 295, nr. 42). Er zijn daarbij nog veel uitvoeringsvragen zoals het type en omvang van de tegemoetkoming en de afbakening van de patiëntengroep. Het huidige kabinet zal de voorbereiding van de besluitvorming ter hand nemen, opdat het nieuwe kabinet over de precieze vormgeving en invulling kan besluiten. In totaal is er € 10 mln beschikbaar voor de periode 2018–2020, waarbij zowel VWS als EZ € 5 mln bijdraagt. De EZ-bijdrage van € 5 mln wordt in 2017 overgeheveld naar de VWS-begroting.

Cybersecurity

Het kabinet heeft totaal € 26 mln beschikbaar gesteld voor het aanpakken van cyberspionage en -sabotage, de bestrijding van cybercrime, en het opzetten van een Digital Trust Centre (DTC) om MKB-bedrijven in staat te stellen hun eigen cybersecurity te organiseren. Hiervan komt € 2,5 mln beschikbaar op de EZ-begroting. Deze middelen zijn vooralsnog geraamd op dit artikel.

Verdiepingsbijlage Diergezondheidsfonds (DGF) – Beleidsartikel 01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Uitgaven beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

32.550

32.550

32.550

32.550

32.550

32.550

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

11.696

         

Nieuwe mutaties:

 

1.957

1.957

1.957

1.957

1.957

Stand ontwerpbegroting 2018

44.246

34.507

34.507

34.507

34.507

34.507

Ontvangsten beleidsartikel 1 (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Stand ontwerpbegroting 2017

32.550

32.550

32.550

32.550

32.550

32.550

Mutatie 1e suppletoire begroting 2017

11.696

         

Nieuwe mutaties:

 

1.957

1.957

1.957

1.957

1.957

Stand ontwerpbegroting 2018

44.246

34.507

34.507

34.507

34.507

34.507

Het bedrag aan nieuwe mutaties (voor de uitgaven en ontvangsten) betreft onder meer de bijgestelde raming voor uitgaven High Containment Unit (HCU), Brucellose verwerpersonderzoek en bewaking en preventie Salmonella Se St bij pluimvee.

Bijlage 3: Moties en toezeggingen

Stand van zaken moties Minister van Economische Zaken parlementair jaar 2016–2017

Indieners

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuknummer motie

Stand van zaken

Bosman, A. (VVD)

Veldhoven, S. van (D66)

Vos, Jan C. (PvdA)

Spreekt uit het wenselijk te achten dat de NAM wacht met hervatting van de winning tot de oplevering van de evaluaties.

15-09-2016

32 849-89

Dit betreft geen verzoek aan de regering en wordt derhalve afgedaan

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering om, er met de NCG voor te zorgen, dat een onafhankelijke schadebijstand wordt georganiseerd, waarbij ook gekeken wordt naar initiatieven als «Stut en steun».

15-09-2016

33 529-287

Uitgaande brief [23-12-2016] – Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klever, R.J. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering, te komen tot een werkelijk onafhankelijke schadeafhandeling, ook in de randen van het gebied; en spreekt uit dat daarbij onder meer ook zou moeten worden gezorgd voor onafhankelijke formulering van schadeprotocol, kwaliteitscriteria voor (contra)experts en het schadehandboek door de NCG; verzoekt de regering, daartoe de benodigde bevoegdheden aan de NCG te attribueren.

15-09-2016

33 529-288

Onderhanden

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klever, R.J. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering, het tempo van de inspecties (bovengronds en ondergronds) aanzienlijk te verhogen.

15-09-2016

33 529-294

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Smaling, E.M.A. (SP)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat onder regie van de Nationaal Coördinator Groningen een samenhangend erfgoedbeleid wordt opgesteld met daarin aandacht voor:

• behoud en herstel van rijkserfgoed en lokaal erfgoed in een ruimtelijke en landschappelijke context;

• het bepalen van de culturele waarde van het erfgoed en de waardenstelling van het gebied;

• een maatschappelijk gedragen afwegingskader op basis waarvan lokale overheden als bevoegd gezag kunnen beslissen over behoud en herstel van lokaal erfgoed;

• het ondersteunen en ontzorgen van eigenaren;

• het verkennen van de mogelijkheden voor fondsvorming;

verzoekt de regering tevens, de Kamer voor het eind van het jaar over de voortgang te informeren.

15-09-2016

33 529-306 (was 295)

Uitgaande brief [23-12-2016] – Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat de afspraken over het verstevigen en verduurzamen van 1.650 huurwoningen worden nagekomen.

15-09-2016

33 529-307 (was 296)

Onderhanden

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klever, R.J. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering om de Nationaal Coördinator Groningen te verzoeken om de toelatingscriteria voor bijzondere situaties ruimhartig toe te passen.

15-09-2016

33 529-300

Uitgaande brief [23-12-2016] – Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Smaling, E.M.A. (SP)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering om, een regeling vorm te geven waarmee experts, advocaten en eventueel casemanagers voor een tiental proefprocessen van Groningers tegen de NAM gefinancierd kunnen worden.

15-09-2016

33 529-301

Uitgaande brief [12-10-2016] – Aangenomen moties debat ontwerp-instemmingsbesluit gaswinning Groningenveld

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Wassenberg, F.P.

Verzoekt de regering, in samenspraak met de Kamer ieder jaar opnieuw te herzien of de winning naar beneden kan worden bijgesteld.

15-09-2016

33 529-305

Uitgaande brief [23-09-2016] – Definitief instemmingsbesluit gaswinning Groningen

Klaver, J.F. (GroenLinks)

Pechtold, A. (D66)

Segers, G.J.M. (CU)

Verzoekt de regering, ervoor te zorgen, dat het tijdpad voor sluiting van de kolencentrales in lijn is met de ambities uit het Parijsakkoord, en een verlaging van de CO2-uitstoot met 25% in 2020 en 55% in 2030

22-09-2016

34 550, nr. 14

Uitgaande brief [14-10-2016] – Uitvoering motie Pechtold c.s. over tijdpad rond kolencentrales

Thieme, M.L. (PvdD)

Samsom, ir. D.M. (PvdA)

Klaver, J.F. (GroenLinks)

Haersma Buma, S. van (CDA)

Pechtold, A. (D66)

Staaij C.G. van der (SGP)

Klein, N.P.M. (KLEIN)

Segers, G.J.M. (CU)

Klaveren, drs. J.J. van (GrBvK)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Verzoekt de regering, effectieve maatregelen te nemen zodat de keuze-vrijheid van ondernemers om op zondag hun winkel gesloten te houden geborgd wordt.

22-09-2016

34 550, nr. 21

Uitgaande brief [23-12-2016] – Evaluatie Winkeltijdenwet

Samsom, ir. D.M. (PvdA)

Haersma Buma, S. van (CDA)

Staaij C.G. van der (SGP)

Segers, G.J.M. (CU)

Verzoekt de regering, dit overleg op zo kort mogelijke termijn af te ronden en de Kamer te informeren op welke wijze het kabinet steun verleent, inclusief de financiële dekking, aan de uitvoering van de adviezen van de commissie-Balkenende.

22-09-2016

34 550, nr. 22

Uitgaande brief [21-11-2016] – Verzoek motie Bisschop uitvoering advies commissie Balkenende

Dijkgraaf, E. (SGP)

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Koolmees, W. (D66)

Bisschop, R. (SGP)

Mulder, A.H. (CDA)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering uiterlijk een week voor de stemmingen over de begrotingen voor 2017 de Kamer te informeren over de stand van zaken van de wijze waarop het kabinet steun verleend aan de uitvoering van de adviezen van de commissie Balkenende, inclusief de financiële middelen die vanuit bestaande begrotingsartikelen en regelingen in 2017 specifiek beschikbaar gesteld en gereserveerd gaan worden, en in overleg met de provincie Zeeland werk te maken van een nader plan van aanpak, en deze in het eerste kwartaal van 2017 aan de Kamer voor te leggen.

01-11-2016

29 697, nr. 30 (was 27)

Uitgaande brief [20-06-2017] – Investeringsprogramma Zeeland in Stroomversnelling

Bosman, A. (VVD)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Koolmees, W. (D66)

Mulder, A.H. (CDA)

Vries, Albert A. de (PvdA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, deze oplossing in overleg met de aandeelhouders uit te werken en daarbij de financiële positie van de aandeelhouders in ogenschouw te nemen.

01-11-2016

29 697, nr. 28

Uitgaande brief [14-12-2016] – Uitkomst van de gesprekken kabinet en de aandeelhouders van DELTA over nieuw op te richten Zeeuws nutsbedrijf

Smaling, E.M.A. (SP)

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering, te bespoedigen dat bedrijven in de aardbevingsregio zelf als eerste in aanmerking komen de gevraagde diensten te leveren.

01-11-2016

34 550-XIII-24

Uitgaande brief [23-12-2016] – Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021

Ziengs, E. (VVD)

Verzoekt de Minister, zijn bevoegdheden te gebruiken om experimenteer-wetgeving te verruimen, invoering af te dwingen en knelpunten voor innovatieve ondernemers snel te beslechten;

verzoekt de regering tevens, een programmamanager via RVO.nl te koppelen aan ondernemers die door de overheid gestimuleerde innovatie-projecten hebben opgestart en in uitvoering hebben.

01-11-2016

34 550-XIII-25

Uitgaande brief [26-06-2017] – Afsluitende brief programma toekomstbestendige wetgeving

Ziengs, E. (VVD)

Verzoekt de regering, op korte termijn in samenwerking met de regio Eindhoven uit te zoeken welke bijdragen de afgelopen en komende jaren zijn geïnvesteerd vanuit EZ, I en M en OCW in de Brainport Eindhoven en waar nog de aanvullende behoeften zitten om de concurrentiekracht te versterken.

01-11-2016

34 550-XIII-26

Uitgaande brief [13-06-2017] – Stand van zaken Brainport Actieagenda

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering, een analyse op te stellen om na te gaan op welke wijze kan worden bewerkstelligd dat in 2020 2,5% van het bruto binnenlands product aan R&D wordt uitgegeven.

02-11-2016

34 550-XIII-28

Uitgaande brief [17-03-2017] – Analyse met betrekking tot het bereiken van de 2,5%-doelstelling voor R&D en het centraler stellen van maatschappelijke uitdagingen in het topsectorenbeleid

Mulder, A.H. (CDA)

Verhoeven, K. (D66)

Verzoekt de regering, Brainport Eindhoven te erkennen als mainport van Nederland en dit samen met de regio uit te werken.

01-11-2016

34 550-XIII-29

Uitgaande brief [06-12-2016] – Brainport Eindhoven

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Monasch, J.S. (Monasch)

Verhoeven, K. (D66)

Mulder, A.H. (CDA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, de mogelijkheden te onderzoeken voor een aparte MKB-toets dan wel een MKB-statuut, zo mogelijk binnen de huidige toetsingskaders;

verzoekt de regering tevens, deze zodanig vorm te geven dat daarmee de investerings- en ondernemingscapaciteit van het mkb en de bevordering van de werkgelegenheid in het mkb versterkt worden;

verzoekt de regering voorts, de Kamer hierover voor 1 februari 2017 te informeren, zodat de resultaten tevens betrokken kunnen worden bij de eerstvolgende kabinetsformatie.

01-11-2016

34 550-XIII-31

Uitgaande brief [14-02-2017] – Reactie op de moties Monasch c.s. en Graus inzake een MKB-toets

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Verhoeven, K. (D66)

Vos, Mei Li (PvdA)

Verzoekt de regering om, alsnog deze aanbeveling van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur over te nemen en Eindhoven Brainport te erkennen en behandelen als een economisch kerngebied van nationale betekenis conform het advies van de Rli.

01-11-2016

34 550-XIII-32

Uitgaande brief [06-12-2016] – Brainport Eindhoven

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, voorgenomen beleidsregels eerst te toetsen op administratieve belastbaarheid, realiseerbaarheid en uitvoerbaarheid in het midden- en kleinbedrijf.

01-11-2016

34 550-XIII-37

Uitgaande brief [14-02-2017] – Reactie op de moties Monasch c.s. en Graus inzake een MKB-toets

Verhoeven, K. (D66)

Vos, Mei Li (PvdA)

Verzoekt de regering, oplossingen voor maatschappelijke uitdagingen steeds centraler te stellen in het topsectorenbeleid via geleidelijke hervormingen.

01-11-2016

34 550-XIII-38

Uitgaande brief [17-03-2017] – Analyse met betrekking tot het bereiken van de 2,5%-doelstelling voor R&D en het centraler stellen van maatschappelijke uitdagingen in het topsectorenbeleid

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering om, in overleg met zowel de chemiesector als de energiesector te onderzoeken hoe binnen de 25 petajoule voor biomassa-bijstook uit het energieakkoord, een impuls kan worden gegeven aan de cascadering van biomassa, bijvoorbeeld door een oplopend percentage gecascadeerde biomassa.

01-11-2016

34 550-XIII-40

Onderhanden

Veldhoven, S. van (D66)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Verzoekt de regering om nog deze kabinetsperiode een besluit te nemen over de inrichting van een verplichting.

01-11-2016

34 550-XIII-41

Uitgaande brief [06-04-2017] Uitvoeringsagenda Energieakkoord 2017

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, in samenspraak met de bouwsector een regieteam «innovatieve en duurzame bouw» in te stellen dat is aangehaakt bij het topsectorenbeleid, zodanig dat publiek-privaat onderzoek in die sector in aanmerking komt voor TKI-toeslag;

verzoekt de regering tevens, het regieteam zodanig samen te stellen dat het mkb vertegenwoordigd is en duurzame initiatieven zoals het netwerk Stroomversnelling daarin een plek hebben.

01-11-2016

34 550-XIII-43

Uitgaande brief [07-06-2017] – Aanbieding Bouwagenda 2017 – 2021

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, € 5 mln binnen het DEI-budget op deze grondslag te oormerken en specifiek af te splitsen voor een subsidieregeling voor innovatieve scheepsbouw die leidt tot duurzamere producten, energiebesparing en minder CO2-uitstoot.

01-11-2016

34 550-XIII-44

Uitgaande brief [16-06-2017] – Evaluatie van de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering (GSF)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om in de Energieagenda aan te geven hoe de gasaansluitplicht op korte termijn geschrapt gaat worden uit de relevante wet- en regelgeving.

01-11-2016

34 550-XIII-54 (was 46)

Uitgaande brief [07-12-2016] – Energieagenda

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Vos, Jan C. (PvdA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, te streven naar een top tien-positie voor Nederland op de mondiale index voor social entrepreneurship, zoals samengesteld door de Thomson Reuters Foundation.

01-11-2016

34 550-XIII-47

Uitgaande brief [06-12-2016] – Motie Sociaal Ondernemerschap Index

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om in de Energieagenda de wenselijkheid in kaart te brengen om gemeenten de regie te geven om te komen tot plannen voor het gasvrij maken van bestaande wijken.

01-11-2016

34 550-XIII-55 (was 48)

Uitgaande brief [07-12-2016] – Energieagenda

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Teeven, dhr. F. (VVD)

Mulder, A.H. (CDA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering om zich tijdens de komende Raad voor Buitenlandse Handel actief in te zetten voor een snelle hervorming van het handelsdefensieve systeem, inclusief een aanpassing van de lesser duty rule, bij structurele marktverstoring op het gebied van grondstoffen of bij grote overcapaciteit, en de Kamer te informeren over de uitkomsten.

08-11-2016

21 501-30-386 (was 384)

Overgedragen aan Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking

Ziengs, E. (VVD)

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Verzoekt de regering, af te zien van haar inzet om de genoemde veiligheidsnormen verder aan te scherpen

01-11-2016

32 637-259

Uitgaande brief [10-03-2017] – Stand van zaken Europese productveiligheidsnorm voor onder andere broodroosters

Dijkgraaf, E. (SGP)

Ziengs, E. (VVD)

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering, Actal vloeiend over te laten gaan in een extern college ter voorkoming van onnodige lastendruk, met behoud van voldoende budget, en dit college niet onder te brengen bij een onderdeel van de rijksoverheid;

verzoekt de regering tevens, de waakhond zijn werk te laten doen bij de start van het wetgevingsproces, bij de versie voor consultatie en bij de ministerraadversie.

01-11-2016

32 637-260

Uitgaande brief [17-11-2016] – Najaarsrapportage regeldruk

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, te onderzoeken welke bestaande of nieuwe instrumenten voor publiek-private samenwerking kunnen worden ingezet voor het in stand houden van de fundamentele kennisbasis in de metrologie;

verzoekt de regering tevens, uiterlijk in het voorjaar 2017 te komen met een meerjarenplan voor het behouden of versterken van de fundamentele kennisbasis in de metrologie.

01-11-2016

32 637-261

Uitgaande brief [10-07-2017] – De fundamentele kennisbasis metrologie

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, actief naar het bedrijfsleven te communiceren op welke manier procesinnovatie via de Wbso ondersteund kan worden en in overleg te treden met het bedrijfsleven over de manier waarop waardevolle procesinnovatie het beste kan worden ingebed binnen de Wbso.

01-11-2016

32 637-262

Onderhanden, wordt rond Prinsjesdag 2017 naar de Kamer gezonden

Veen, M.S. van (VVD)

Verzoekt de regering, een beleidsevaluatie op te stellen en te onderzoeken in hoeveel gevallen van de afgewezen aanvragen de innovatieve initiatieven toch opgestart zijn.

01-11-2016

32 637-265

Uitgaande brief [17-03-2017] – Eindrapport evaluatie van de MIT-regeling (MKB Innovatiestimulering Topsectoren)

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Mei Li (PvdA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering om, nog in 2016 door een spoedwet de Postwet zodanig aan te passen dat een overdracht van substantiële aandelenpakketten de toestemming van de Minister van EZ vereist, en dat deze voorschriften en beperkingen hieraan kan opleggen.

17-11-2016

29 502-127

Uitgaande brief [23-12-2016] – Ontwikkelingen op de postmarkt

Dijkgraaf, E. (SGP)

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Mei Li (PvdA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, een Wet ongewenste zeggenschap spoedig bij de Kamer in te dienen, en hierin de postinfrastructuur als strategische infrastructuur te benoemen.

17-11-2016

29 502-129

Uitgaande brief [23-12-2016] – Ontwikkelingen op de postmarkt

Bosma, R.P.G.

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering zich in te zetten om te voorkomen dat het voorstel Wifi4EU ten koste gaat van andere initiatieven, zoals de financiering van snel internet in het buitengebied.

01-12-2016

21 501-33-623

Onderhanden

Bosma, R.P.G.

Verzoekt de regering zich gedurende de onderhandelingen uit te spreken tegen de overdracht van bevoegdheden naar de onafhankelijke toezichthouder en naar BEREC in zowel de richtlijn ter vaststelling van het wetboek voor elektronische communicatie als in de Verordening tot oprichting van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC).

01-12-2016

21 501-33-624

Uitgaande brief [29-03-2017] – Bevindingen op het ACM-jaarverslag 2016

Uitgaande brief [29-03-2017] – Bevindingen op het ACM-jaarverslag 2016

Thieme, M.L. (PvdD)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Bashir, F. (SP)

Groot, drs. V.A. (PvdA)

Omtzigt, P.H. (CDA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klever, R.J. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Weyenberg, S.P.R.A. van (D66)

Smaling, E.M.A. (SP)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen, dat: -de Tweede Kamer inzicht krijgt in aard en aantal van de geheime vaststellingsovereenkomsten die de NAM heeft afgesloten in de afgelopen vijf jaar; -de NAM geen geheime vaststellingsovereenkomsten meer afsluit en/of mag afsluiten; -de mensen die een geheimhoudingsclausule in hun vaststellingsovereenkomst hebben, hier niet aan gehouden zijn; verzoekt de regering voorts, hierover voor 1 september te rapporteren aan de Tweede Kamer.

21-06-2016

31 066-280

Uitgaande brief [09-09-2016] – Moties en toezeggingen werkterrein Nationaal Coördinator Groningen

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Mei Li (PvdA)

Verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de UPD gewaarborgd kan blijven voor Nederland en welke opties hiervoor beschikbaar zijn, waarbij vastgelegd wordt dat de opbrengsten van de UPD primair bedoeld zijn ten behoeve van de uitvoering van de UPD in Nederland, waarbij ook een versoberd rendement kan horen, dat lager is dan de op dit moment geldende 11,1% die geldt voor de return on sales, verzoekt de regering om voor het Kerstreces hierover, en over de financiële en logistieke

gevolgen hiervan, te rapporteren de aan de Kamer, en dit tevens mee te nemen in de spoedig te verschijnen beleidsvisie over de post.

08-12-2016

29 502-131

Uitgaande brief [23-12-2016] – Ontwikkelingen op de postmarkt

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering, in samenspraak met de bevolking, maatschappelijke organisaties en overheden te onderzoeken of er een beter alternatief kan worden ontwikkeld voor het huidige voorkeurstracé.

13-12-2016

31 239-226

Uitgaande brief [21-12-2016] – 380 kV hoogspanningsverbinding Eemshaven-Vierverlaten

Vos, Jan C. (PvdA)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Verzoekt de regering om de salderingsregeling voor zonne-energie te continueren of te verbeteren op basis van de evaluatie, en daarmee burgers, net zoals bedrijven, gedurende de periode van het Energieakkoord investeringszekerheid te bieden.

13-12-2016

31 239-241 (was 228)

Uitgaande brief [03-01-2017] – Evaluatie salderingsregeling

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, de voortzetting van kleinschalige windprojecten beter mogelijk te maken, en daarmee in de vormgeving van de SDE+-regeling 2017 rekening te houden door een verhoogd SDE+-tarief voor kleinschalige windprojecten op te nemen.

13-12-2016

31 239-229

Uitgaande brief [03-01-2017] – Uitvoering van de motie Jan Vos over een verhoogd SDE+ tarief voor kleinschalige windprojecten

Jan Vos

Monasch, J.S. (Monasch)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Ouwehand, E. (PvdD)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Klein, N.P.M. (KLEIN)

Vos, Jan C. (PvdA)

Öztürk, S. (DENK)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, de verstrekking van nieuwe SDE+-subsidie voor de bij- en meestook van biomassa in kolencentrales per direct, dan wel zo snel mogelijk, stop te zetten.

13-12-2016

31 239-230

Uitgaande brief [03-02-2017] – Uitvoering motie Jan Vos c.s. om de verstrekking van biomassa in kolencentrales stop te zetten

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, de Groningse burgerwerkgroepen en maatschappelijke organisaties te betrekken in het vaststellen van een 380 kV-tracé waarin Groninger waarden en belangen betrokken worden.

13-12-2016

31 239-234

Uitgaande brief [21-12-2016] – 380 kV hoogspanningsverbinding Eemshaven-Vierverlaten

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering om Groningse burgerwerkgroepen en maatschappelijke organisaties te betrekken bij het vaststellen van het traject van de hoogspanningslijn en het afwegen van alternatieven, en zichtbaar te maken op welke manier hun inbreng wordt meegenomen in het proces.

13-12-2016

31 239-238

Uitgaande brief [03-04-2017] – 380 kV hoogspanningsverbinding Eemshaven-Vierverlaten

Veldhoven, S. van (D66)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om, bij de vormgeving van het nieuwe onderzoeksinstituut te waarborgen dat het instituut blijvend onderzoeksondersteuning biedt aan de opgaven van de energietransitie en daarbij gebruik kan maken van een programmatische aanpak en een apart budget voor duurzame energie.

13-12-2016

31 239-239

Uitgaande brief [09-02-2017] – Evaluatie Innovatieagenda Energie en reactie op moties over het onderzoekscentrum voor de energietransitie

Veldhoven, S. van (D66)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om, met de NAM ervoor te zorgen dat de onzekerheden in de metingen worden verkleind, en ervoor te zorgen dat de rapporten daarover voor een breed publiek leesbaar zijn; verzoekt de regering om, in kaart te brengen wanneer deze gemeten dalingen leiden tot een overschrijding van de toegestane gebruiksruimte en daarbij aan te geven in welk geval dan wordt overgegaan tot het (gedeeltelijk) stilleggen van de gaswinning in dat gebied en wat de gevolgen daarvan zijn, en dit nog voor het debat over de mijnbouw naar de Kamer te sturen.

13-12-2016

31 239-240

Uitgaande brief [01-02-2017] – Beantwoording motie Van Veldhoven en Jan Vos over gaswinning Waddenzee

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering binnen de huidige financiële kaders in te zetten op het behoud van werkgelegenheid bij de combinatie van ECN en TNO in Petten.

14-12-2016

31 239-244 (was 227)

Uitgaande brief [09-02-2017] – Evaluatie Innovatieagenda Energie en reactie op moties over het onderzoekscentrum voor de energietransitie

Smaling, E.M.A. (SP)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering, een periode van bezinning in te lassen en een zoektocht naar alternatieven te starten die dezelfde hoeveelheid duurzame energie opleveren.

20-12-2016

31 239, nr. 246 (was 232)

Uitgaande brief [19-01-2017] – Invulling moties inzake alternatieven voor windenergie op land

Smaling, E.M.A. (SP)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om, in de nieuwe Omgevingswet een nieuw schadevergoedingsartikel op te nemen, teneinde een meer realistische schadevergoeding van de waardevermindering te bewerkstelligen.

22-12-2016

31 239-248 (was 247)

Onderhanden

Hoogland, D. (PvdA)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering om met het Formule E-team, de grote verzekeraars en de autofabrikanten zorg te dragen voor de introductie van een batterijgarantie.

22-12-2016

31 305-225 (was 221)

Uitgaande brief [23-06-2017] – Voortgang elektrisch vervoer

Hoogland, D. (PvdA)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering om:

– met IPO (Interprovinciaal Overleg), VNG (Vereniging Nederlandse Gemeenten) en sector een scan te maken van witte vlekken in de laadinfrastructuur en met deze partners en de sector te komen tot een invulling daarvan;

– tot een convenant met lagere overheden te komen waarmee de aanbestedingen van laadpalen makkelijker en eenduidiger wordt gemaakt.

– zich in Europees verband hard te maken voor uniformering van de laadinfrastructuur.

22-12-2016

31 305-222

Uitgaande brief [23-06-2017] – Voortgang elektrisch vervoer

Veldhoven, S. van (D66)

Hoogland, D. (PvdA)

Verzoekt de regering transparantie van prijzen van laden bij laadstations te verplichten, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen het starttarief en het bedrag per kWh.

22-12-2016

31 305-223

Uitgaande brief [23-06-2017] – Voortgang elektrisch vervoer

Veldhoven, S. van (D66)

Hoogland, D. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering voor 1 april 2017 aan te geven op welke wijze een gezamenlijk locatiebeleid voor aanbieders van verschillende brandstoffen (fossiel, elektriciteit en in de toekomst mogelijk ook waterstof en andere) voor motorrijtuigen en de bijbehorende aanvullende voorzieningen vorm krijgt

22-12-2016

29 398-545 (was 515)

Onderhanden. Per uitgaande brief [23-03-2017] – Stand van zaken motie Smaling, Hoogland en Van Veldhoven inzake elektrisch vervoer is aangegeven dat nader onderzoek vereist is.

Ziengs, E. (VVD)

Gesthuizen, S.M.J.G. (SP)

Verzoekt de regering, na inwerkingtreding van deze wetswijziging, maar vóór de voorgestelde evaluatie, de effecten actief te laten monitoren en hierbij ondernemers te betrekken.

14-02-2017

34 559-10

Onderhanden

Bosma, R.P.G.

Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)

Roept de regering op, in de Strategische Nota Omroepdistributie aan te geven dat de regiogerichtheidseis bij de overgang naar digitale radio geheel kan verdwijnen.

14-02-2017

24 095-411

Onderhanden

Oosenbrug, R.F.A. (PvdA)

Bosma, R.P.G.

Verzoekt de regering om, het overleg tussen de radiosector en het agentschap met ambitie te hervatten en de aankomende zes maanden te gebruiken om te komen tot concrete oplossingen welke voor zowel de sector als het Agentschap Telecom bruikbaar zijn; verzoekt de regering voorts om, binnen een periode van twaalf maanden na heden een genormaliseerde, gedejuridiseerde en volwassen toezichtrelatie tot stand te brengen.

14-02-2017

24 095-412

Onderhanden

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Ouwehand, E. (PvdD)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, haar Energieagenda overeenkomstig de dicta van bovengenoemde, reeds aangenomen moties aan te passen, en de Kamer op korte termijn haar aangepaste Energieagenda toe te sturen.

14-02-2017

30 196-509

Uitgaande brief [24-03-2017] – Reactie op moties inzake de Energieagenda

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering om, zo snel mogelijk een onderzoek te laten uitvoeren naar de vraag of een extra windpark op zee voor 2023, bijvoorbeeld IJmuiden Ver, mogelijk is.

14-02-2017

30 196-510

Uitgaande brief [24-03-2017] – Reactie op moties inzake de Energieagenda

Vos, Jan C. (PvdA)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, burgers en ondernemers perspectief te geven na 2023, door een geloofwaardig tussendoel te stellen voor de hoeveelheid duurzame energie in 2030, met als minimum 30% duurzame energie in dat jaar.

14-02-2017

30 196-511

Onderhanden, zie ook uitgaande brief [24-03-2017] – Reactie op moties inzake de Energieagenda

Vos, Jan C. (PvdA)

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering, het huidige beleid met de drie separate en elkaar versterkende doelstellingen voor duurzame energie, energiebesparing en CO2-reductie voort te zetten.

14-02-2017

30 196-512

Onderhanden, zie ook uitgaande brief [24-03-2017] – Reactie op moties inzake de Energieagenda

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, bij het onderzoeken van nieuwe zoekgebieden voor de realisatie van nieuwe windparken op zee ook de optie mee te nemen om grotere gebieden in één keer aan te besteden.

14-02-2017

30 196-513

Onderhanden

Veldhoven, S. van (D66)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Verzoekt de regering om deze ambities ook in de Energieagenda op te nemen en mee te nemen in de verdere uitwerking van de Energieagenda.

14-02-2017

30 196-515

Onderhanden

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering om, de natuurachteruitgang te voorkomen en daarvoor:

– ofwel minstens tien kilometer van het tracé van de 380kV-Noord-West in Groningen te verkabelen;

– ofwel met de regio tot overeenstemming te komen over een ruimhartige compensatie van het aangetaste natuurareaal en een robuust investeringspakket voor herstel van de cultuurhistorische objecten in een zone van drie kilometer ter weerszijden van het tracé en voor versterking van landschappelijk structuren in een zone van vijf kilometer (inclusief beheer van twintig jaar), en de Kamer nog voor het verkiezingsreces hierover te informeren.

14-02-2017

30 196-516

Uitgaande brief [03-04-2017] – 380 kV hoogspanningsverbinding Eemshaven-Vierverlaten

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Verzoekt de regering om, vanuit het voorzorgsprincipe, bij het gebruik van de ondergrond voorrang te geven aan duurzame toepassingen.

21-02-2017

32 849-102

Onderhanden

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering, geen onomkeerbare beslissingen te nemen over afvalwaterinjectie in lege gas- of olievelden en besluiten hierover te laten aan het volgende kabinet.

21-02-2017

32 849-103

Onderhanden

Mulder, A.H. (CDA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering om bij de nulmeting die wordt uitgevoerd in relatie tot de gaswinning in Oppenhuizen, tiltmeters in te zetten, zodat deze worden betrokken bij de monitoring van de mogelijke gevolgen van deze gaswinning.

21-02-2017

32 849-105

Uitgaande brief [24-03-2017] – Diverse moties op het gebied van mijnbouw

Bosman, A. (VVD)

Bruins Slot, mr. drs. H.G.J. (CDA)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Ouwehand, E. (PvdD)

Klein, N.P.M. (KLEIN)

Klever, R.J. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Krol, H.C.M. (50PLUS)

Spreekt uit:

– dat de gaswinning verder teruggebracht moet worden;

– dat de NAM uit het proces van schadeafhandeling moet worden gehaald, onverkort de wettelijke aansprakelijkheid van de NAM conform de Mijnbouwwet;

– dat er een uitkoopregeling moet komen voor iedereen die het gebied wil verlaten;

– dat alles in het werk moet worden gesteld om het vertrouwen van de Groningers terug te winnen.

21-02-2017

32 849-110

Dit betreft geen verzoek aan de regering en wordt derhalve afgedaan met het debat over Mijnbouw d.d. 15-2-2017

Ziengs, E. (VVD)

Verzoekt de regering om bij aanpassing van de Gids proportionaliteit:

– de aanbestedingspraktijk goed te blijven betrekken en te zorgen voor een zware vertegenwoordiging van ondernemers en aanbestedende diensten in de adviescommissie;

– te garanderen dat de Kamer goed betrokken wordt door middel van een voorhangprocedure;

en de Kamer te informeren over de voorgenomen evaluatie van de nieuwe werkwijze.

23-02-2017

32 440-97

Onderhanden

Vos, Mei Li (PvdA)

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering de clustering van fotografie-opdrachten niet door te zetten en de opdrachten ongeclusterd aan te besteden.

23-02-2017

32 440-100 (was 98)

Onderhanden

Bosman, A. (VVD)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Smaling, E.M.A. (SP)

Constaterende dat de Europese Commissie voorstelt dat lidstaten 10% van hun subsidiemechanismen open moeten zetten voor buitenlandse aanvragers;

constaterende dat Nederland in de subsidiesystematiek van Stimulering Duurzame Energie + (SDE+) reeds het meest efficiënte instrument heeft om onze energievoorziening te verduurzamen;

overwegende dat het onwenselijk is dat Europa gaat bepalen waar Nederlands subsidiegeld gaat worden uitgeven;

Overwegende dat het onduidelijk is welke gevolgen deze voorstellen hebben voor de Nederlandse doelstellingen op het gebied van duurzame energie en onze subsidiegelden;

Spreekt uit niet in te stemmen met dit onderdeel van de voorstellen van de Europese Commissie.

23-02-2017

21 501-33-631

Dit betreft geen verzoek aan de regering en wordt derhalve afgedaan

Mulder, A.H. (CDA)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering om bij de onderhandelingen over het winterpakket van de Europese Unie en in het energie- en klimaatplan voor Nederland voor de periode 2020–2030 in te zetten op een vertaling naar drie nationale doelen waarbij het doel voor CO2 reductie wordt ondersteund door de doelen met een bandbreedte voor hernieuwbare energie en energiebesparing.

23-02-2017

21 501-33-632

Uitgaande brief [24-03-2017] – Reactie op moties inzake de Energieagenda

Veldhoven, S. van (D66)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering zich in Europa niet langer te verzetten tegen de ophoging van het energiebesparingsdoel van 27% naar 30% en tegen het daarbij benodigde verplichte energiebesparingstempo van 1,5% per jaar.

23-02-2017

21 501-33-633

Uitgaande brief [24-03-2017] – Reactie op moties inzake de Energieagenda

Veldhoven, S. van (D66)

Mulder, A.H. (CDA)

Vos, Jan C. (PvdA)

Verzoekt de regering zich in Europa niet langer te verzetten tegen het voorstel om de nationale 2020 doelstellingen voor duurzame energie (in Nederland 14%) ook ná 2020 aan te houden als minimum aandeel duurzame energie.

23-02-2017

21 501-33-634

Uitgaande brief [24-03-2017] – Reactie op moties inzake de Energieagenda

Dijkgraaf, E. (SGP)

Ziengs, E. (VVD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Hijink, H.P.M. (SP)

Verzoekt de regering het Adviescollege toetsing regeldruk de mogelijkheid te geven om in samenspraak met de betreffende instanties te adviseren over de regeldruk voortkomend uit de activiteiten van toezichthouders, uitvoeringsorganisaties, inspecties en andere organen, zoals beleidsregels, te kunnen toetsen.

20-04-2017

29 515, nr. 412 (was 407)

Uitgaande brief [12-05-2017] – Aangepast Instellingsbesluit Adviescollege toetsing regeldruk

Dijkgraaf, E. (SGP)

Mulder, A.H. (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Hijink, H.P.M. (SP)

Verzoekt de regering het mogelijk te maken op verzoek van organisaties of beroepsbeoefenaren in de publieke sector de regeldruk te laten toetsen door het Adviescollege toetsing regeldruk.

20-04-2017

29 515-408

Uitgaande brief [12-05-2017] – Aangepast Instellingsbesluit Adviescollege toetsing regeldruk

Graus, D.J.G. (PVV)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Sazias, L. (50PLUS)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Spreekt de wens uit om een afbouwplan voor de gaswinning met duidelijke stappen en tussenstappen te realiseren.

09-05-2017

33 529-343

Onderhanden

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, zich aan te sluiten bij de coalitie van lidstaten die streeft naar het behoud van de ambitie van 1,5% voor alle landen van de EU.

21-06-2017

21 501-33-654

Uitgaande brief [06-07-2017] Verslag Energieraad 26 juni 2017

Graus, D.J.G. (PVV)

Nijboer, H. (PvdA)

Berg-Jansen, J.A.M.J. van den (CDA)

Lee, T.M.T. van der (GroenLinks)

Rooijen, M.J. van (50PLUS)

Hijink, H.P.M. (SP)

Verzoekt de regering om, naast de wettelijke bedenktijd te onderzoeken hoe een breder palet aan maatregelen van beschermingsinstrumenten die bedrijven kunnen gebruiken tegen ongewenste dan wel vijandige overnames, wettelijk is vast te leggen en daarover de Kamer zo snel mogelijk te informeren.

06-07-2017

29 826-85 (was 72)

Onderhanden

Graus, D.J.G. (PVV)

Bruins, E.E.W. (CU)

Berg-Jansen, J.A.M.J. van den (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Lee, T.M.T. van der (GroenLinks)

Rooijen, M.J. van (50PLUS)

Verzoekt de regering, in overleg met deskundigen en stakeholders in de wettelijke bedenktijd de voorwaardelijkheid op te nemen dat de bedenktijd ook wordt aangewend voor het doel ervan, namelijk het zorgvuldig betrekken van alle stakeholders en zo nodig het voorleggen van een alternatieve strategie.

06-07-2017

29 826-89 (was 78)

Onderhanden

Graus, D.J.G. (PVV)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Sazias, L. (50PLUS)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering om, met een plan te komen om de verschillende belangen rond de winning van delfstoffen bij verschillende ministeries te beleggen, waarbij het veiligheidsbelang in ieder geval bij een ander ministerie wordt ondergebracht dan bij het Ministerie van EZ.

09-05-2017

33 529-344

Uitgaande brief [30-06-2017] Kabinetsreactie evaluatie van Onderzoeksraad voor Veiligheid inzake aardbevingsrisico’s Groningen

Weverling, A. (VVD)

Verzoekt de regering, nog voor de zomer in intensief overleg te treden met ondernemers uit diverse sectoren om te horen welke knelpunten er in de praktijk worden ervaren.

24-05-2017

21 501-30, nr. 403

Uitgaande brief [10-07-2017] – Geannoteerde Agenda Informele Bijeenkomst van Ministers verantwoordelijk voor Concurrentievermogen en Telecom

Boer, mr. B.G. de (VVD)

Jacobi, L. (PvdA)

Spreekt uit dat onderzocht dient te worden hoe de toezicht- en inspectietarieven in Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld in lijn met het advies van de Raad van State, en de Kamer hier voor de zomer 2017 over te informeren.

23-02-2017

31 409, nr. 144

Onderhanden

Graus, D.J.G. (PVV)

Nijboer, H. (PvdA)

Berg-Jansen, J.A.M.J. van den (CDA)

Lee, T.M.T. van der (GroenLinks)

Rooijen, M.J. van (50PLUS)

Verzoekt de regering, een voorstel uit te werken dat bij pogingen tot ongewenste of vijandige overnames een preventieve toets kan worden uitgevoerd door een overheidscommissie of een Minister op bedrijven in de vitale infrastructuursectoren die van groot belang zijn voor de nationale veiligheid dan wel de economie en werkgelegenheid in Nederland.

06-07-2017

29 826-84

Onderhanden

Rooijen, M.J. van (50PLUS)

Verzoekt de regering met grote voortvarendheid het voorstel voor de wettelijke bedenktijd (Optie A: Kamerstuk 29 826, nr. 70) uit te werken en zo snel als mogelijk ter behandeling naar de Kamer te sturen.

06-07-2017

29 826-87

Onderhanden

Graus, D.J.G. (PVV)

Berg-Jansen, J.A.M.J. van den (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Lee, T.M.T. van der (GroenLinks)

Rooijen, M.J. van (50PLUS)

Verzoekt de regering, voor voedselvoorziening essentiële landbouwgronden alsmede essentiële infrastructurele kunstwerken in kaart te brengen en te rapporteren over de noodzaak om deze toe te voegen aan de lijst van vitale sectoren/producten.

06-07-2017

29 826, nr. 86 (was 73)

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Ziengs, E. (VVD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Hijink, H.P.M. (SP)

Verzoekt de regering het ontwerp besluit voor het nieuwe Adviescollege Toetsing Regeldruk zo aan te passen dat het adviescollege in voorkomende gevallen ook gevraagd en ongevraagd kan adviseren over knelpunten in bestaande wet- en regelgeving naar aanleiding van signalen vanuit bedrijfsleven en samenleving voor zover dit geen afbreuk doet aan de kerntaak van het nieuwe Adviescollege.

20-04-2017

29 515, nr. 411 (was 406)

Uitgaande brief [12-05-2017] – Aangepast Instellingsbesluit Adviescollege toetsing regeldruk

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Sazias, L. (50PLUS)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering, processen in gang te zetten om de oorspronkelijke aanbevelingen van de OVV volledig uit te voeren.

09-05-2017

33 529-336

Onderhanden

Jetten, R.A.A. (D66)

Veldhoven, S. van (D66)

Verzoekt de regering, in EU-verband het gebruik van open protocollen en standaarden te bepleiten om smart charging en communicatie tussen auto en elektriciteitsnet mogelijk te maken.

06-06-2017

21 501-33 nr. 646

Uitgaande brief [23-06-2017] – Voortgang elektrisch vervoer

Veldhoven, S. van (D66)

Bisschop, R. (SGP)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, A.H. (CDA)

Kröger, S.C. (GroenLinks)

Beckerman, S.M. (SP)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering, het eenvoudiger te maken voor inwoners om deel te nemen aan duurzame energieprojecten door energiecoöperaties te helpen bij hun opstart en te zorgen dat inwoners aandelen kunnen nemen in windenergieprojecten op zee.

20-06-2017

32 813-143

Onderhanden

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, A.H. (CDA)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Verzoekt de regering, ervoor zorg te dragen dat de arbiters voldoende ondersteuning krijgen.

06-07-2017

33 529-378

Onderhanden

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Verzoekt de regering, te onderzoeken hoe het onafhankelijk vaststellen van meerkosten voor aardbevingsbestendig bouwen van nieuwbouw onderdeel kan zijn van een nieuw juridisch kader, waarbij de NAM ook op dit onderdeel op afstand wordt geplaatst en een snel proces wordt gewaarborgd.

06-07-2017

33 529-372

Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Groot, T.C. de (D66)

Lee, T.M.T. van der (GroenLinks)

Futselaar, F.W. (SP)

Weverling, A. (VVD)

Verzoekt de regering, in de toekomst, voor zover de begrotingsregels dat toelaten, haar informatievoorziening aan te vullen met de volgende zaken: -een verbeterd overzicht van de beschikbare informatie, alsmede meer informatie op te nemen over de voortgang van het beleid en specifiek beleidswijzigingen; -het inzichtelijker maken van de relatie tussen doelstellingen, prestaties en middelen met betrekking tot het beleid; -het inzichtelijker maken van de effecten van gevoerd beleid, alsmede hoe deze effecten gemeten worden; verzoekt de regering alsmede, de Kamer actief te betrekken bij dit proces.

04-07-2017

34 725-XIII-10

Onderhanden

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Beckerman, S.M. (SP)

Sazias, L. (50PLUS)

Verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat het nieuwe Protocol schadeafhandeling in lijn is met de relevante Nederlandse wetgeving, en een juridische toets op het nieuwe protocol te laten uitvoeren door bijvoorbeeld de Hoge Raad of de president van de rechtbank en de Kamer hierover te informeren.

09-05-2017

33 529-337

Uitgaande brief [30-05-2017] – Uitvoering moties debat toegenomen aardbevingen regio Loppersum

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Sazias, L. (50PLUS)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering, onafhankelijk te laten toetsen wat nodig is voor de leveringszekerheid en de capaciteitszekerheid, en het Staatstoezicht op de Mijnen hier een rol bij te geven.

09-05-2017

33 529-340

Uitgaande brief [30-05-2017] – Uitvoering moties debat toegenomen aardbevingen regio Loppersum

Schouten, C.J. (CU)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Spreekt uit dat:

• de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid alsnog moeten worden opgevolgd;

• het proces van totstandkoming van het nieuwe schadeprotocol een open overleg moet zijn waarbij de uitkomsten niet op voorhand vaststaan en waarbij de inbreng van gedupeerde bewoners via onder andere de Groninger Bodem Beweging en het Gasberaad wordt geborgd;

• het nieuwe schadeprotocol niet alleen een technisch-juridische benadering moet zijn, maar dat hierin ook ruimhartigheid en de persoonlijke omstandigheden van mensen als uitgangspunt worden genomen;

• het nieuwe schadeprotocol moet kunnen rekenen op maatschappelijk draagvlak en bij moet dragen aan herstel van vertrouwen.

09-05-2017

33 529-346

Onderhanden

Weverling, A. (VVD)

Berg-Jansen, J.A.M.J. van den (CDA)

Verzoekt de regering tevens, de Kamer te consulteren ingeval zich significante ontwikkelingen voordoen op het dossier, waarbij het BNC-fiche en de opmerkingen van de Kamer tijdens het algemeen overleg Raad Concurrentievermogen van 23 mei 2017 de basis zijn.

24-05-2017

21 501-30, nr. 402

Onderhanden

Nijboer, H. (PvdA)

Leijten, R.M. (SP)

Verzoekt de regering, onmiddellijk te stoppen met het financieren van belastingadvies voor buitenlandse bedrijven.

06-06-2017

25 087-168

Uitgaande brief [06-07-2017] Reactie naar aanleiding van moties ingediend bij het debat over belastingafspraken met multinationals

Graus, D.J.G. (PVV)

Amhaouch, M. (CDA)

Verzoekt de regering, het ondernemersklimaat voor de detailhandel te verbeteren door, in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), lasten en heffingen te evalueren op doelmatigheid en effectiviteit.

20-06-2017

27 838-21

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Ziengs, E. (VVD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Hijink, H.P.M. (SP)

Verzoekt de regering om in het instellingsbesluit toe te voegen dat het adviescollege ten alle tijden op verzoek van beide Kamers der Staten-Generaal kan adviseren over

regeldruk, zover dit geen afbreuk doet aan de kerntaak van het nieuwe Adviescollege.

20-04-2017

29 515, nr. 410 (was 405)

Uitgaande brief [12-05-2017] – Aangepast Instellingsbesluit Adviescollege toetsing regeldruk

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Verzoekt de regering, de intentie van de uitspraak van de Raad van State uit te voeren en de gaswinning bij Loppersum te beperken tot de allerkleinste hoeveelheid die nodig is voor de zogenoemde waakvlamstand.

09-05-2017

33 529-335

Onderhanden

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Sazias, L. (50PLUS)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Spreekt uit dat het proces om te komen tot een nieuw schadeprotocol onafhankelijk en open moet zijn waarbij het eindresultaat niet vooraf vast mag staan.

09-05-2017

33 529-339

Onderhanden

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Nijboer, H. (PvdA)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering, de Kamer half juni te berichten over de uitkomsten van de nieuwe regeling, zodat de afhandeling van de schades daarna snel kan worden hervat.

09-05-2017

33 529-342

Uitgaande brief [30-06-2017] – Schadeprotocol Groningen

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, A.H. (CDA)

Verzoekt de regering, met de NCG, de provincie en de gemeenten ervoor te zorgen dat benodigde expertise en ervaring beschikbaar kunnen worden gemaakt.

06-07-2017

33 529-371

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Ziengs, E. (VVD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Hijink, H.P.M. (SP)

Verzoekt de regering het Adviescollege Toetsing Regeldruk in het instellingsbesluit de mogelijkheid te geven om ook op verzoek te adviseren over de regeldruk voortkomend uit de activiteiten van lagere overheden, zoals provincies, gemeenten en waterschappen, mits dit geen afbreuk doet aan de kerntaak van het adviescollege.

20-04-2017

29 515, nr. 409 (was 403)

Uitgaande brief [12-05-2017] – Aangepast Instellingsbesluit Adviescollege toetsing regeldruk

Dijkgraaf, E. (SGP)

Ziengs, E. (VVD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Mulder, A.H. (CDA)

Paternotte, J.M. (D66)

Hijink, H.P.M. (SP)

Verzoekt de regering om het instellingsbesluit zodanig aan te passen dat het adviescollege zelf een oordeel kan vormen of sprake is van een aanzienlijke afwijking in vergelijking met de consultatieversie en hierbij zelf kan besluiten of een aanvullende zienswijze over de ministerraadversie wenselijk is, zonder dat het adviescollege daarbij afhankelijk is van het oordeel van de vakminister die het aangaat.

20-04-2017

29 515-404

Uitgaande brief [12-05-2017] – Aangepast Instellingsbesluit Adviescollege toetsing regeldruk

Beckerman, S.M. (SP)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering, te komen tot een samenhangende aanpak waarbij de menselijke maat en ruimhartigheid vooropstaat, en dit onafhankelijk van de NAM en Economische Zaken te organiseren zodat er in Groningen weer vertrouwen en perspectief ontstaat.

09-05-2017

33 529-338

 

Beckerman, S.M. (SP)

Sazias, L. (50PLUS)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering om, te komen met een toekomstvisie waarin wordt geschetst in welke stappen we de gaswinning kunnen beëindigen en hoe de Groningse regio versterkt kan worden.

09-05-2017

33 529-345

Onderhanden

Berg-Jansen, J.A.M.J. van den (CDA)

Weverling, A. (VVD)

Verzoekt de regering, de Kamer minstens één keer per kwartaal op de hoogte te stellen van de onderhandeling en de keuzes;

Verzoekt de regering tevens, de Kamer te consulteren ingeval zich significante ontwikkelingen voordoen op het dossier, waarbij het BNC-fiche en de opmerkingen van de Kamer tijdens het algemeen overleg Raad Concurrentievermogen van 23 mei 2017 de basis zijn.

24-05-2017

21 501-30, nr. 401

Onderhanden

Berg-Jansen, J.A.M.J. van den (CDA)

Eijs, J.M. van (D66)

Paternotte, J.M. (D66)

Lee, T.M.T. van der (GroenLinks)

Verzoekt de regering om, de verbetervoorstellen van de Europese Commissie te steunen, inclusief de voorstellen over nalevingscontroles en -keuringen.

24-05-2017

21 501-30, nr. 404

Uitgaande brief [13-06-2017] – Verslag van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 en 30 mei 2017

Omtzigt, P.H. (CDA)

Schouten, C.J. (CU)

Weyenberg, S.P.R.A. van (D66)

Lee, T.M.T. van der (GroenLinks)

Raan, L. van (PvdD)

Verzoekt de regering om, niet langer met belastinggeld bij te dragen aan belastingadvies voor multinationale ondernemingen dat zij kunnen gebruiken bij het indienen van een rulingverzoek.

06-06-2017

25 087-164

Uitgaande brief [06-07-2017] Reactie naar aanleiding van moties ingediend bij het debat over belastingafspraken met multinationals

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Verzoekt de regering om, de Europese Commissie op te roepen, te onderzoeken hoe Europa een aantrekkelijke vestigingsplaats voor de schone auto-industrie wordt.

06-06-2017

21 501-33 nr. 642

Onderhanden

Veldhoven, S. van (D66)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Kröger, S.C. (GroenLinks)

Verzoekt de regering, er bij de werkgroep op aan te dringen nog dit jaar met pilotprojecten met gebouwgebonden financiering van duurzame woningen en vve’s te starten en (indien onvoldoende aanwezig) de daartoe benodigde experimenteerruimte mogelijk te maken.

20-06-2017

32 813-146 (was 140)

Onderhanden

Bosman, A. (VVD)

Tongeren, L. van (GroenLinksL)

Veldhoven, S. van (D66)

Graus, D.J.G. (PVV)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Mulder, A.H. (CDA)

Nijboer, H. (PvdA)

Beckerman, S.M. (SP)

Verzoekt de regering, op basis van eerder ingerichte schadefondsen ook de vorming van een Groninger Schadefonds te onderzoeken, en daarbij aandacht te besteden aan verschillende aspecten, waaronder in ieder geval (im)materiële schade en de situatie op de woningmarkt, waaronder de waardedaling van woningen, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.

06-07-2017

33 529-380

Onderhanden

Ziengs, E. (VVD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Amhaouch, M. (CDA)

Özdil, Z. (GroenLinks)

Brenk, C.M. van (50PLUS)

Hijink, H.P.M. (SP)

Dijk, G.J. van (PvdA)

Verzoekt de regering om, samen met het bedrijfsleven, de sociale partners en het onderwijs te zorgen voor het opstellen van een human capital agenda in het kader van de Retailagenda, zodat vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar kunnen worden afgestemd en proactief wordt ingespeeld op de economische ontwikkelingen.

20-06-2017

27 838-18

Onderhanden

Eerste Kamer

Hoeve, drs. H. ten (OSF)

Vos, ir. M.B. (GroenLinks)

Backer, jhr. mr. J.P. (D66)

Dercksen, R.G.J. (PVV)

Meijer, M.P. (SP)

Pijlman, drs. H.J. (D66)

Teunissen, drs. Ch. (Partij voor de Dieren)

Verheijen, drs. L.H.J. (PvdA)

Verzoekt de regering een vervolg te geven aan de (pilot)opkoopregeling waardoor mensen die ervoor in aanmerking komen geholpen worden.

20-12-2016

34 041, I

Onderhanden

Barth, drs. M.A.M. (PvdA)

Beuving, mr. dr. J. (PvdA)

Nooren, drs. J.E.A.M. (PvdA)

Verheijen, drs. L.H.J. (PvdA)

Sini, M. MA (PvdA)

Verzoekt de regering zo snel mogelijk met voorstellen te komen die de NCG doorzettingsmacht verschaft bij schadeafhandeling.

20-12-2016

34 041, K

Uitgaande brief [12-05-2017] – Uitvoering motie en toezegging debat Wijziging Mijnbouwwet 20 december 2017

Stand van zaken moties Staatssecretaris van Economische Zaken parlementair jaar 2016–2017 (Tweede Kamer)

Indieners

Omschrijving

Datum stemming

Kamerstuknummer motie

Stand van zaken

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt de regering, dit systeem van vouchers in natuur te onderzoeken en als proef te starten in een aantal natuurgebieden; verzoekt de regering tevens, de Kamer voor 1 februari 2017 te informeren over de voortgang.

29-11-2016

34 550-XIII-110 (was 78)

Uitgaande brief [08-02-2017] – Maatschappelijke betrokkenheid Staatsbosbeheer en uitvoering motie-Lodders

Geurts, J.L. (CDA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, te onderzoeken of bestaande regelingen voor bedrijfsopvolging voldoende zijn en voorstellen te doen om deze te verbeteren, en de Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2017 te informeren.

29-11-2016

34 550-XIII-79

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, proactief te pleiten voor verduidelijking en verruiming van de mededingingsregels en de aanbevelingen van de werkgroep tot Nederlandse inzet te maken bij de onderhandelingen voor de komende hervorming van het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

29-11-2016

34 550-XIII-80

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, bij het zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn agrariërs te stimuleren om aan beter bodembeheer te werken, bijvoor-beeld door gebruik van bodemverbeteraars; verzoekt de regering tevens, een onderzoek te starten naar organische stoffen die ingezet kunnen worden als bodemverbeteraars waarbij de mestplaatsingsruimte niet negatief beïnvloed wordt, zoals pluskwaliteit compost, en daarmee buiten het Actieprogramma Nitraatrichtlijn ingezet kunnen worden.

29-11-2016

34 550-XIII-81

Onderhanden

Leenders, H.J.M. (PVDA)

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering om, de provincies te verzoeken om de mooie maatschappelijke initiatieven, die zijn genoemd in de nota Groen en water in de stad, een plaats te geven in de natuurtop die in het voorjaar zal worden georganiseerd; verzoekt de regering tevens om, de genoemde maatschappelijke initiatieven ten voorbeeld aan te reiken aan het onderwijs, waaronder het groen onderwijs en het onderwijs voor stedenbouwkundigen en planologen.

29-11-2016

34 550-XIII-83

Uitgaande brief [06-04-2017] – Voortgangsrapportage Natuur en uitvoering moties

Leenders, H.J.M. (PVDA)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, binnen drie maanden heldere afspraken te maken met de provincies en maatschappelijke partijen over de financiering van activiteiten voor natuurvrijwilligers, en daarover de Kamer in het voorjaar van 2017 te informeren.

29-11-2016

34 550-XIII-113 (was 85)

Uitgaande brief [06-04-2017] – Voortgangsrapportage Natuur en uitvoering moties

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering, zich meer in te zetten voor de aanpak van hondengevechten en andere diergerelateerde criminaliteit, waaronder illegale hondenhandel.

29-11-2016

34 550-XIII-88

Uitgaande brief [17-05-2017] – Stand van zaken brief dierenwelzijn

Koser Kaya, mw. F. (D66)

Verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat de NVWA zo spoedig mogelijk de Wet hergebruik overheidsinformatie correct uitvoert en eventuele daaraan in de weg staande technische problemen opgelost worden.

29-11-2016

34 550-XIII-91

Onderhanden

Koser Kaya, mw. F. (D66)

Verzoekt de regering, te onderzoeken op welke wijze, binnen de bestaande informatiestromen, ten behoeve van de verantwoording van subsidies en met inachtneming van de wettelijke kaders voor de bescherming van persoonsgegevens meer inzicht gegeven kan worden in de besteding van subsidies en de maatschappelijke bijdrage die dat oplevert, en deze data zodanig aan te bieden dat deze herbruikbaar zijn.

24-11-2016

34 550-XIII-93

Uitgaande brief [16-05-2017] – Uitstel beantwoording vraag «Implementatie van het Nagoya Protocol en de gevolgen daarvan voor Nederland"

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering om, met provincies in overleg te gaan over besteding van POP3-middelen aan agrarisch natuurbeheer, gericht op behoud van boerenlandvogels.

29-11-2016

34 550-XIII-96

Onderhanden

Grashoff, R (GL)

Leenders, H.J.M. (PVDA)

Verzoekt de regering, voor uiterlijk 1 februari 2017 een nationaal plan van aanpak op te stellen, dat in ieder geval de volgende elementen bevat:

– nationale doelen voor de verschillende soorten weidevogels;

– een tijdpad waarin deze doelen moeten worden gehaald;

– concrete beleidsintensiveringen met financiële verkenning;

– heldere verantwoordelijkheden voor de benodigde maatregelen.

24-11-2016

34 550-XIII-98

Uitgaande brief [17-03-2017] – Uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (3450 XIII, nr. 98) inzake weidevogels

Dijkgraaf, E. (SGP)

Koser Kaya, mw. F. (D66)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Ouwehand, E. (PvdD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Grashoff, R (GL)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Leenders, H.J.M. (PVDA)

Verzoekt de regering, in overleg met de fruitteeltsector op korte termijn te komen met een plan van aanpak om ervoor te zorgen dat de beschik-baarheid van biologische gewasbeschermingsmiddelen voor de fruitteelt sterk verbetert, onder meer door structurele vrijstelling voor relevante biologische gewasbeschermingsmiddelen.

29-11-2016

34 550-XIII-102

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Houwers, J.

Geurts, J.L. (CDA)

Visser, B. (VVD)

Klaveren, drs. J.J. van (GrBvK)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering alles in het werk te stellen om de infasering van de aanlandplicht op te schorten gedurende het Brexit proces en tegelijkertijd te werken aan een realistische infasering.

08-12-2016

21 501-32-951

Onderhanden

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering er voor te zorgen dat de TAC’s voor bijvangstsoorten en primaire doelsoorten zo snel mogelijk op elkaar worden afgestemd.

08-12-2016

21 501-32-952

Uitgaande brief [20-12-2016] – Verslag Landbouw- en Visserijraad 12 en 13 december 2016

Dijkgraaf, E. (SGP)

Houwers, J.

Geurts, J.L. (CDA)

Visser, B. (VVD)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering om op de kortst mogelijke termijn een tussentijdse benchmark te laten uitvoeren door ICES (International Council for the Exploration of the Sea);

verzoekt de regering bij de komende Decemberraad in te zetten op een tussentijdse verhoging van de quota voor tarbot, griet en rog in 2016 en op verhoging van deze quota in 2017, indien nodig afhankelijk van de uitkomst van de benchmark.

08-12-2016

21 501-32-956

Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, het vaccinatieboekje voor honden te verbieden en alleen nog het dierenpaspoort toe te staan.

13-12-2016

28 286-899

Uitgaande brief [17-05-2017] – Stand van zaken brief dierenwelzijn

Dijkgraaf, E. (SGP)

Geurts, J.L. (CDA)

Heerema, R.J. (VVD)

Verzoekt de regering om, predatorenbeheer onderdeel te laten zijn van elk plan van aanpak om de weidevogelstand te verbeteren.

13-12-2016

34 530-8

Uitgaande brief [17-03-2017] – Uitvoering van de motie Grashoff-Leenders (3450 XIII, nr. 98) inzake weidevogels

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, in overleg te treden met de aanvoersector en die vanuit het EFMZV (Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij) te faciliteren om op de kortst mogelijke termijn te komen tot gezamenlijk en gedegen wetenschappelijk onderzoek waardoor het aantal bestanden in de Nederlandse visserij waarvoor slechts beperkt wetenschappelijke gegevens beschikbaar zijn, significant kan afnemen.

13-12-2016

29 664-159

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Houwers, J.

Geurts, J.L. (CDA)

Visser, B. (VVD)

Klaveren, drs. J.J. van (GrBvK)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat het visstandonderzoek in het IJsselmeer zodanig aangepast wordt dat een representatief beeld van de visstand gegeven wordt en het beleid hierop aan te passen.

13-12-2016

29 664-168

Uitgaande brief [17-02-2017] – Motie Dijkgraaf c.s. aanpassing visstandonderzoek IJsselmeer; actuele ontwikkelingen IJsselmeervisserij

Dijkgraaf, E. (SGP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Houwers, J.

Geurts, J.L. (CDA)

Visser, B. (VVD)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, in overleg met en met instemming van de visserij-sector te komen tot een plan voor de controle op handelsnormen, en in afwachting van overeenstemming de huidige controle door de NVWA voort te zetten.

08-12-2016

29 664-165

Uitgaande brief [15-06-2017] – Voortgangsrapportage implementatie Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

verzoekt de regering een vervolgonderzoek te initiëren naar welk deel van de winkelprijs en welk deel van de marge van een aantal representatieve Nederlandse primaire producten naar de verschillende schakels in de ketens gaat en in hoeverre prijsveranderingen voor deze producten op het boerenerf en in de winkel meebewegen;

verzoekt de regering de Autoriteit Consument en Markt en de Europese Commissie te verzoeken sectoronderzoek te laten doen als onder artikel 17 lid 1 van Verordening 1/2003 naar de inkoopmacht in de ketens van agrarische producten;

verzoekt de regering te inventariseren wat de mogelijkheden zijn om te komen tot een eerlijkere prijsvorming in de keten, met bijzondere aandacht voor de positie van de primaire producent

22-12-2016

34 004-6

Onderhanden

Mulder, A.H. (CDA)

Velde, R. van der (PvdA)

Verzoekt de regering, de Europese Commissie te verzoeken om nadere duiding te geven in welke mate de leer van de inherente beperking, voortkomend uit de aard van de samenwerking, de mogelijkheid geeft om afspraken te maken in de keten ten behoeve van milieu en duurzaamheid.

22-12-2016

34 004, nr. 25 (was 9)

Onderhanden

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering ervoor te zorgen dat ketenafspraken ten gunste van publieke belangen zoals milieu, klimaat en dierenwelzijn in de gemeenschappelijke marktordening van het GLB uitgezonderd worden van mededinging.

22-12-2016

34 004-16

Onderhanden

Koser Kaya, mw. F. (D66)

Dijkgraaf, E. (SGP)

Verzoekt de regering, de mogelijkheden hiertoe te verkennen en samen met ketenpartners een voorstel te doen hoe dit beter mogelijk gemaakt kan worden.

22-12-2016

34 004-20

Onderhanden

Jacobi, L. (PvdA)

Verzoekt de regering, op korte termijn een black box inclusief meetsysteem motorvermogen alsnog verplicht te stellen voor visserij op de Waddenzee.

22-12-2016

29 664-162

Onderhanden

Jacobi, L. (PvdA)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering om, in nauwe samenspraak met Sportvisserij Nederland opnieuw de mogelijkheden voor de invoering van een zeevergunning te onderzoeken en de Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten hiervan te informeren.

22-12-2016

29 664-164

Onderhanden

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt, de regering ten aanzien van de GMO-regelgeving in te zetten op een vrijstelling van het gebruik van de CRISPR/Cas9 techniek voor gerichte mutaties van planten, zolang sprake is van planten die ook via klassieke veredeling tot stand hadden kunnen komen;

Verzoekt, de regering daarnaast aan te sporen tot een spoedig besluit over nieuwe veredelingstechnieken in relatie tot de GMO-wetgeving.

22-12-2016

34 550-XIII, nr. 127 (was 77)

Onderhanden

Jacobi, L. (PvdA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Roept de regering op om het jaar 2017 te gebruiken voor het uitvoeren van een grootschalige pilot op vrijwillige basis, totdat door een onafhankelijk instituut is aangetoond dat de uitbreiding van de functionaliteit van de black box op de Waddenzee langjarig betaalbaar, praktisch uitvoerbaar en fraudebestendig is en tot significant beter beheer van de garnalenvisserij leidt.

22-12-2016

29 664-169 (was 162)

Onderhanden

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering, een eind te maken aan het routinematig couperen van varkensstaarten en de Kamer voor de zomer van 2017 een plan van aanpak te sturen.

22-12-2016

28 286, nr. 897

Onderhanden

Graus, D.J.G. (PVV)

Verzoekt de regering te bezien welke fytoherapeutica, pre- en probiotica kunnen dienen ter aanvulling of vervanging van chemische middelen ter voorkoming van antibioticaresistentie bij zowel gezelschaps- als landbouwhuisdieren.

22-12-2016

29 683-229

Uitgaande brief [12-07-2017] – Antibioticagebruik in de dierhouderij

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering dit geen onderdeel te laten zijn van het maatregelenpakket 2017 en hierover te besluiten in het kader van de evaluatie Meststoffenwet in overleg met de betrokken sectoren.

14-02-2017

21 501-32-969 (was 964)

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Geurts, J.L. (CDA)

Visser, B. (VVD)

Ronnes, H.A.G. (CDA)

Verzoekt de regering, voor 2018 een uitzondering te verkrijgen voor het discarden van schol in de gerichte tongvisserij, en onderwijl onderzoeken naar hoge overleving van schol te ondersteunen en daarvoor met voorrang dierproefvergunningen af te geven.

14-02-2017

21 501-32-965

Uitgaande brief [15-06-2017] – Voortgangsrapportage implementatie Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Ronnes, H.A.G. (CDA)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, er bij de Europese Commissie op aan te dringen om op korte termijn met een tijdelijke oplossing te komen voor vrije-uitloopeieren en voor de lange termijn te pleiten voor een uitzondering voor overmacht zoals bij biologische eieren.

14-02-2017

32 501-32-966

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, in overleg met de sector ruimte te bieden via de alternatieve registratiemethode van e-CMR, die te borgen en tot dat moment de AGR/GPS-plicht niet te handhaven.

14-02-2017

32 501-32-967

Uitgaande brief [21-02-2017] – Gevraagde reacties op vier ingediende moties

Voortman, L.G.J. (GroenLinks)

Bashir, F. (SP)

Belhaj, S (D66)

Verzoekt de regering, in reactie op deze feiten en op de initiatiefnota Wei voor de koe voorstellen voor te bereiden voor een wettelijke verankering van weidegang, waarbij rekening gehouden wordt met nieuwe ontwikke-lingen zoals vrije-uitloopstallen; spreekt uit dat deze wettelijke regeling ingaat als de sector de doelstelling van 80% weidende koeien, uitgaande van weidegang van ten minste 6 uur per dag gedurende 120 dagen per jaar, in 2020 niet haalt.

14-02-2017

34 313-8

Onderhanden

Visser, B. (VVD)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt de regering om het verzoek tot gegevensverstrekking aan de BO (branche-organisatie) Akkerbouw juridisch nader te onderzoeken, hierover in overleg met de sector te gaan en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren.

23-02-2017

21 501-32-972

Onderhanden

Visser, B. (VVD)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt de regering om deze bedrijven tegemoet te komen en de Kamer en de sector hierover voor 15 maart te informeren.

23-02-2017

21 501-32-973

Uitgaande brief [17-03-2017] – Uitvoering moties VAO Landbouw- en Visserijraad

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Spreekt uit dat alle bedrijven die in 2018 volgens de wet fosfaatrechten grondgebonden zijn, ook onder de regeling fosfaatreductieplan 2017 als grondgebonden dienen te worden aangemerkt.

23-02-2017

21 501-32-974

Uitgaande brief [17-03-2017] – Uitvoering moties VAO Landbouw- en Visserijraad

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Verzoekt de regering in reactie hierop met de sector afspraken te maken om deze nadelen voor dierenwelzijn en diergezondheid tegen te gaan.

23-02-2017

21 501-32-975

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Houwers, J.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Klaveren, drs. J.J. van (GrBvK)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Verzoekt de regering in overleg met sectorpartijen binnen de juridische en financiële mogelijkheden te bezien hoe deze gehele groep geaccommodeerd kan worden.

23-02-2017

21 501-32-977

Uitgaande brief [02-03-2017] – Fosfaatreductieplan 2017

Velde, R. van der (PvdA)

Verzoekt, de regering, om zich in te zetten voor een internationaal eensluidende definitie biologische landbouw.

23-02-2017

21 501-32-979

Onderhanden

Velde, R. van der (PvdA)

Leenders, H.J.M. (PVDA)

Verzoekt, de regering, na te gaan of de berichten op waarheid berusten, en zo ja zich hard te maken tegen het verplicht laten krimpen van grondgebonden boeren door het maatregelenpakket.

23-02-2017

21 501-32-981

Uitgaande brief [17-03-2017] – Uitvoering moties VAO Landbouw- en Visserijraad

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering weidegang voor koeien wettelijk te borgen.

23-02-2017

21 501-32-982

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Gerven, drs. H.P.J. van (SP)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering voor 1 april 2017 de adviescommissie voor knelgevallen in te stellen en te bemensen, en een meldpunt voor knelgevallen te openen bij RVO.nl.

23-02-2017

21 501-32-983

Uitgaande brief [12-05-2017] – Fosfaatreductieplan melkveehouderij 2017

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, om binnen de mogelijkheden van het sectorplan en zonder risico op vertraging, hetzelfde uitgangspunt voor grondgebondenheid te hanteren als bij de wetgeving, waarbij grondgebondenheid betekent dat de melkveehouder al zijn werkelijk geproduceerde mest kan plaatsen op eigen grond die is opgegeven bij de gecombineerde opgave.

23-02-2017

21 501-32-984

Uitgaande brief [17-03-2017] – Uitvoering moties VAO Landbouw- en Visserijraad

Dijkgraaf, E. (SGP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Houwers, J.

Geurts, J.L. (CDA)

Klaveren, drs. J.J. van (GrBvK)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Verzoekt de regering de percentages verplichte mestverwerking voor 2017 te verlagen en daarbij uit te gaan van de te verwachten fosfaatproductie in 2017 van maximaal 172,9 miljoen kilogram.

23-02-2017

21 501-32-987

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Houwers, J.

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Gunal-Gezer, S. (PvdA)

Klaveren, drs. J.J. van (GrBvK)

Vliet, mr. R.A. van (VAN VLIET)

Verzoekt de regering als eerste stap ter uitvoering van de motie Dijkgraaf/Geurts (Kamerstuk 21 501-32 nr. 967) in overleg met betrokken partijen op de kortst mogelijke termijn een proefproject uit te voeren met e-CMR als alternatieve registratiemethode voor de export van vaste mest.

23-02-2017

21 501-32-988

Onderhanden

Jacobi, L. (PvdA)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Leenders, H.J.M. (PVDA)

Verzoekt de regering, met provincies en maatschappelijke organisaties de structurele financiering te regelen en daarmee de gescheperde schaapskuddes een toekomst te geven, vóór 1 maart 2017.

23-02-2017

34 550-XIII-86

Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, in te zetten op cameratoezicht in alle Nederlandse slachthuizen en verplichting daartoe niet uit te sluiten.

11-04-2017

21 501-32-1008 (was 997)

Onderhanden

Geurts, J.L. (CDA)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt de regering, in overleg met belanghebbenden oplossingen te zoeken voor maatwerk voor economische dragers op landgoederen.

16-05-2017

33 576, nr. 104

Onderhanden

Boer, mr. B.G. de (VVD)

Jacobi, L. (PvdA)

Spreekt uit dat onderzocht dient te worden hoe de toezicht- en inspectietarieven in Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld in lijn met het advies van de Raad van State, en de Kamer hier voor de zomer 2017 over te informeren.

23-02-2017

31 409, nr. 144

Onderhanden

Grashoff, H.J. (GroenLinks)

constaterende dat de Staatssecretaris al meerdere malen heeft toegezegd een wet veedichte gebieden die ervoor zorgt dat provincies kunnen sturen op dierenaantallen, naar de Kamer te sturen, maar dat deze meerdere malen is uitgesteld; overwegende dat het uitstellen van deze wet tot gevolg heeft dat de situatie in veedichte gebieden steeds nijpender wordt door stijgende dierenaantallen; verzoekt de regering, dit wetsvoorstel verder in procedure te brengen en zo mogelijk nog voor de zomer het wetsvoorstel naar de Kamer te sturen.

11-04-2017

28 973-187

Onderhanden

Dik-Faber, R.K. (CU)

Verzoekt de regering, het Manifest Gezonde Leefomgeving Veehouderij in de regio FoodValley actief te ondersteunen, onder meer door de praktische toepassing van emissiereducerende technieken binnen de bedrijfsvoering van individuele ondernemers te verbeteren, en de Kamer hierover voor de zomer te informeren.

11-04-2017

28 973-190

Beantwoord door I&M d.d. 21 juni 2017

Dijkgraaf, E. (SGP)

Madlener, B. (PVV)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering in haar inbreng over modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (28 625, nr. 242) glashelder te maken dat dit een standpunt is van het demissionaire kabinet van Nederland en dat daarom voor de hele inbreng een strikt parlementair voorbehoud geldt.

20-04-2017

28 625-244

Uitgaande brief [03-07-2017] – Modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Grashoff, H.J. (GroenLinks)

Verzoekt de regering, in het protocol vast te leggen dat de camerabeelden te allen tijde op eerste verzoek Van NVWA en zonder restricties aan NVWA ter beschikking dienen te worden gesteld.

30-05-2017

28 286-917

Uitgaande brief [05-07-2017] – Verzamelbrief dierenwelzijn

Ouwehand, E. (PvdD)

Arissen, F.M. (PvdD)

Verzoekt de regering, in overleg met dierenbeschermingsorganisaties en politie maatregelen te nemen om het achterlaten van dieren in auto’s op warme dagen zo veel mogelijk te voorkomen.

04-07-2017

34 725 XIII, nr. 16

Onderhanden

Lodders, W.J.H. (VVD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, bij de bestrijding van een besmettelijke dierziekte inzichtelijk te maken welke uitgaven zijn gedaan op de verschillende onderdelen in het proces van aanpak en ruiming en logistiek bij uitbraak en bestrijding besmettelijke dierziekten.

20-06-2017

34 570-13

Onderhanden

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, er zorg voor te dragen dat indien er een aanvraag komt voor een gewas waarover nog geen co-existentieafspraken zijn gemaakt, dit niet in Nederland geteeld kan worden alvorens er wel co-existentieafspraken zijn.

23-02-2017

27 428-341

Onderhanden

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, de co-existentieafspraken van het convenant in overleg met de partijen te actualiseren naar de stand der wetenschap.

23-02-2017

27 428-342

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Graus, D.J.G. (PVV)

Geurts, J.L. (CDA)

Visser, B. (VVD)

Bruins, E.E.W. (CU)

Groot, T.C. de (D66)

Verzoekt de regering om bij de Landbouw- en Visserijraad een krachtig signaal af te geven door tegen het voorstel te stemmen.

10-05-2017

21 501-32-1020

Uitgaande brief [15-05-2017] – Verslag Landbouw- en Visserijraad 11 mei 2017

Futselaar, F.W. (SP)

Lodders, W.J.H. (VVD)

Verzoekt de regering bij volgende wijzigingen van de Regeling fosfaatreductieplan 2017 (wijzigingen in het kader van het jongveegetal en andere aanpassingen of vast te stellen percentages) na publicatie van de regeling ook de betrokken ondernemers adequaat en eenduidig te informeren over de wijzigingen in de Regeling Fosfaatreductieplan 2017.

23-05-2017

33 037, nr. 213 (was 211)

Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Grashoff, H.J. (GroenLinks)

Verzoekt de regering om, ongeacht de eventuele toelating door de Europese Commissie, met aanvullende nationale maatregelen het gebruik van glyfosaat buiten de landbouw verdergaand te verbieden en het gebruik binnen de landbouw zo veel mogelijk te beperken.

13-06-2017

27 858 nr. 384

Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Smaling, E.M.A. (SP)

Verzoekt de regering, naast veiligheid ook behoud van keuzevrijheid als pijler van het biotechnologiebeleid in stand houden.

23-02-2017

27 428-337

Onderhanden

Grashoff, H.J. (GroenLinks)

Verzoekt de regering, zich in Europees verband in te spannen om alle onderzoeken over glyfosaat, de onderliggende studies en data volledig openbaar te maken, en de Kamer over de uitkomsten van die inspanningen te rapporteren.

11-04-2017

21 501-32-1001

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, zich te verzetten tegen het verbod op gewasbeschermingsmiddelen in ecologische aandachtsgebieden met eiwitrijke gewassen en vanggewassen ter bestrijding van aaltjes.

11-04-2017

21 501-32-1002

Onderhanden

Dijkgraaf, E. (SGP)

Geurts, J.L. (CDA)

Bruins, E.E.W. (CU)

Verzoekt de regering, in overleg met en met instemming van de visserijsector te komen tot een plan voor de controle op handelsnormen, en in afwachting van overeenstemming de huidige controle door de NVWA voort te zetten.

11-04-2017

21 501-32-1011 (was 1004)

Uitgaande brief [15-06-2017] – Voortgangsrapportage implementatie Gemeenschappelijk Visserijbeleid

Dijkgraaf, E. (SGP)

Dik-Faber, R.K. (CU)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, de knelgevallencommissie opdracht te geven uiterlijk 1 juni 2017 te rapporteren aan de Tweede Kamer over categorieën en aantallen over de bij hen, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en ZuivelNL bekende mogelijke knelgevallen fosfaatreductieplan 2017;

verzoekt voorts de knelgevallencommissie een analyse te laten maken of deze knelgevallen in aanmerking komen voor knelgevallenregeling in 2018 en uiterlijk 1 juni 2017 hierover te rapporteren.

20-04-2017

21501-32, nr. 1014 (was 1005)

Uitgaande brief [12-05-2017] – Fosfaatreductieplan melkveehouderij 2017

Ouwehand, E. (PvdD)

Wassenberg, F.P. (PvdD)

Verzoekt de regering, er bij de Europese Commissie op aan te dringen de doorvoer van walvisvlees door Europese havens een halt toe te roepen.

16-05-2017

21 501-32-1018

Onderhanden

Futselaar, F.W. (SP)

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, in overleg te gaan met VNG, IPO en Unie van Waterschappen om te komen tot afspraken om het gebruik van glyfosaat door overheden zo veel mogelijk te beperken, dan wel geheel te vermijden, en gaat over tot de orde van de dag.

13-06-2017

27 858, nr. 390 (was nr. 385)

Uitgaande brief [06-07-2017] – (inter)nationale ontwikkelingen over de werkzame stof glyfosaat

Hijink, H.P.M. (SP)

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering alles in het werk te stellen om de sociale en arbeidsrechtelijke geschillen bij het EOB door de rechterlijke macht in gastlanden te laten beslechten zonder dat dit gevolgen heeft voor de overige immuniteiten van het EOB

16-05-2017

25 883, nr. 292

Uitgaande brief [07-07-2017] – Motie Hijink/Ouwehand (25 883, nr. 292)

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, in te zetten op omschakelsubsidies voor boeren.

14-06-2017

33 576, nr. 110

Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Verzoekt de regering, met voorstellen te komen voor meer en daadwerkelijke transparantie over het leven en sterven van dieren in de vlees-, zuivel- en eierketen.

30-05-2017

28 286-915

Onderhanden

Lodders, W.J.H. (VVD)

Geurts, J.L. (CDA)

Verzoekt de regering, in de maatvoering uit te gaan van een minimale oppervlakte van een halve hectare en de minimale afmeting van 30 meter los te laten.

06-07-2017

33 576-105

Onderhanden

Ouwehand, E. (PvdD)

Graus, D.J.G. (PVV)

Constaterende dat het hitteprotocol voor diertransporten bedoeld is om hittestress en dus ernstige lijden in transportwagens te voorkomen;

constaterende dat het huidige hitteprotocol maar weinig heeft opgeleverd, onder meer omdat de pluimveesector ondanks eerdere toezeggingen niet meedoet, de afspraken niet gelden voor transporten korter dan acht uur en de afspraken over temperatuur voor verschillende diergroepen onvoldoende zijn om het risico op hittestress daadwerkelijk te verkleinen;

verzoekt de regering, het hitteprotocol verder aan te scherpen, in elk geval op bovengenoemde punten.

04-07-2017

34 725-XIII-17 (was 13)

Onderhanden

Overzicht toezeggingen parlementair jaar 2016–2017

In het parlementaire jaar 2016–2017 zijn ruim 200 toezeggingen aan de Eerste en Tweede Kamer gedaan. In de onderstaande tabel staat de stand van zaken rond de uitvoering van een aantal toezeggingen op de verschillende EZ-beleidsterreinen. De tabel biedt daarmee geen uitputtend overzicht, maar geeft een beeld van de wijze waarop een aantal toezeggingen is/wordt afgehandeld.

Toezeggingen Minister aan Eerste Kamer

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

Parlementaire agenda [01-11-2016] – Algemene Politieke Beschouwingen Eerste Kamer

De Minister van Economische Zaken zal de Kamer in december nader informeren over de versterking van de inzet in het nieuwe meerjarenprogramma «Gaswinning Groningen en meerjarenprogramma NCG».

Uitgaande brief [23-12-2016] – Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021

Parlementaire agenda [20-12-2016] – Behandeling van de volgende wetsvoorstellen:

34 041 Veiligheid van offshore olie- en gasactiviteiten en omkering van bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk

34 390 Wet bewijsvermoeden gaswinning Groningen

34 348 Versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-, winnings- en opslagvergunningen

De Minister zal de Eerste Kamer informeren over het proces naar het onafhankelijker van NAM maken van de schadeafhandeling (CVW, schadeprotocollen, etc.) inclusief tijdpad.

Uitgaande brief [12-05-2017] – Uitvoering motie en toezegging debat Wijziging Mijnbouwwet 20 december 2017

Toezeggingen Minister aan Tweede Kamer

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

Parlementaire agenda [14-09-2016] – Groningendebat

De Minister zal de NCG vragen om nogmaals te bekijken of het bestaande instrumentarium voor bewoners, zoals Stut en Steun, volstaat om mensen bij te staan in het proces van schadeafhandeling.

Uitgaande brief [23-12-2016] – Meerjarenprogramma Aardbevingsbestendig en Kansrijk Groningen 2017–2021

Parlementaire agenda [21-09-2016] – Algemene Politieke Beschouwingen Tweede Kamer

De ministers van EZ en FIN zullen voor de verkiezingen een voorstel aan de Tweede Kamer sturen om investeringen te ondersteunen, in lijn met het onderzoek dat het kabinet reeds uitvoert naar de mogelijkheden inzake een Nederlandse investeringsinstelling.

Uitgaande brief [10-02-2017] – De oprichting van een Nederlandse financierings- en ontwikkelingsinstelling: Invest-NL

Parlementaire agenda [12-10-2016] – AO BLB & Innovatie

De Minister stuurt nog dit jaar een brief aan de Kamer met het plan voor samenwerking in de bouwsector

Uitgaande brief [29-11-2016] – De Bouwagenda

Parlementaire agenda [27-10-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling Economische Zaken (deel Economie en Innovatie)

De Minister zal de Kamer informeren over de wijze waarop hij in de EU streeft naar versoepeling van de staatssteunregels inzake aanleg van breedband in het buitengebied.

Uitgaande brief [16-12-2016] – Ontwikkelingen omtrent snel internet in het buitengebied

Parlementaire agenda [27-10-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling Economische Zaken (deel Economie en Innovatie)

De Minister zorgt ervoor dat met het programma Ruimte in Regels zoveel mogelijk wordt voorkomen dat innovatieve ondernemers vastlopen op bureaucratische regels en zal bezien of in dat kader het aanstellen van een programmamanager bij RVO.nl mogelijk is en toegevoegde waarde heeft.

Uitgaande brief [26-06-2017] – Afsluitende brief programma toekomstbestendige wetgeving

Parlementaire agenda [27-10-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling Economische Zaken (deel Economie en Innovatie)

De Minister zal de Kamer voor het Krokusreces informeren over het aanpassen van de wet Van Dam in relatie tot het automatisch stopzetten van proefabonnementen, na overleg met de ACM en andere partijen over de aard en omvang van het probleem (Mei Li Vos, PvdA).

Uitgaande brief [21-02-2017] – Toezegging proefabonnementen en aanpassing wet Van Dam

Parlementaire agenda [22-11-2016] – Mondelinge vragen van het lid VAN TONGEREN (GroenLinks) aan de Minister van Economische Zaken over het bericht dat het rapport over de aardbeving te Emmen stinkt (Binnenland.eenvandaag.nl, 21 november 2016)

De Minister zal het KNMI vragen of het seismisch meetnetwerk in de regio Emmen volstaat.

Uitgaande brief [04-01-2017] – Monitoring aardbevingen en schadeafwikkeling

Parlementaire agenda [07-09-2016] – AO Post

De Minister zal het onderzoek naar de lange termijn ontwikkeling van de postmarkt incl. een beleidsappreciatie eind 2016 naar de Kamer sturen.

Uitgaande brief [23-12-2016] – Ontwikkelingen op de postmarkt

Parlementaire agenda [24-11-2016] – AO Energie

De Minister zal de Kamer in Q2 2017 informeren over de algehele voortgang wind op land en zal dan ook per provincie een beeld geven van de situatie met betrekking tot het weghalen van kleine/oude windmolens (krimp).

Uitgaande brief [21-06-2017] – Monitor Wind op Land 2016

Parlementaire agenda [30-11-2016] – AO VTE Telecom

De Minister zal voor de zomer van 2017 de Kamer informeren over de voortgang mbt snel internet. Hierbij zal de Minister ook ingaan op zijn gesprekken met de Europese Commissie inzake het staatssteunkader; zowel het verhogen van de minimumsnelheid als het verkorten van de driejaarsperiode voor investeringsplannen

Uitgaande brief [03-07-2017] – Snel internet in het buitengebied

Parlementaire agenda [07-12-2016] – AO Elektrisch Rijden

De Minister zal onderzoek doen naar lock in bij lange termijn van plaatsing van laadinfrastructuur en daar bij een volgende voortgangsrapportage nader op ingaan.

Uitgaande brief [23-06-2017] – Voortgang elektrisch vervoer

Parlementaire agenda [07-12-2016] – AO Ondernemen & bedrijfsfinanciering

De Minister zal de Kamer informeren over de vervolgstappen van de Europese Commissie inzake regelgeving over de producteisen voor de veiligheid van huishoudelijke apparaten (onder andere broodroosters) (VVD).

Uitgaande brief [10-03-2017] – Stand van zaken Europese productveiligheidsnorm voor onder andere broodroosters

Parlementaire agenda [21-12-2016] – AO Telecommunicatie

De Minister zal in overleg treden met consumentenorganisaties over premium sms diensten.

Uitgaande brief [28-06-2017] – Ongewenste premium sms-diensten

Parlementaire agenda [31-01-2017] – Plenair debat rapport Cie. breed welvaartsbegrip

De Minister streeft ernaar de Tweede Kamer, vóór het Verantwoordingsdebat 2017, te informeren over de systematiek van de verkenningen van de planbureaus en daarbij aan te geven welke verkenningen naar verwachting in 2018 gepubliceerd zullen worden.

Uitgaande brief [17-05-2017] – Brede Welvaart

Parlementaire agenda [15-02-2017] – Plenair debat Mijnbouw

De Minister zal de NCG vragen om met verzekeraars in overleg te treden over eventuele knelpunten bij woningwaarde, bedrijfsverzekering en rechtsbijstandsverzekering

Uitgaande brief [27-06-2017] – Afgedane toezeggingen debat mijnbouw 15 februari jl.

Parlementaire agenda [21-02-2017] – AO Behandelvoorbehoud E-Privacy verordening

De Minister zegt toe bij de eerstvolgende geannoteerde agenda van de Telecomraad in te gaan op het advies van de Commissie Meijers over de e-privacy verordening.

Uitgaande brief [19-05-2017] – GA Telecomraad 09-06-2017

Parlementaire agenda [18-05-2017] – 30 leden debat CO2 uitstoot MEZ/StasIM

De Minister zal de Kamer informeren over hoe het Urgenda-vonnis precies wordt gerealiseerd.

Uitgaande brief [19-06-2017] – Toezegging over uitvoering Urgenda-vonnis

Parlementaire agenda [20-04-2017] – Debat Groningen

De Minister zal de Kamer informeren over de laatste gegevens van GTS inzake leveringszekerheid en daarbij ook ingaan op de inzet van de stikstofinstallaties.

Uitgaande brief [30-05-2017] – Uitvoering moties debat toegenomen aardbevingen regio Loppersum

Parlementaire agenda [23-05-2017] – AO RVC 29–30/5 + stas OCW

De Minister zal een overzicht aan de Kamer sturen met daarin de verschillen tussen de huidige bevoegdheden van de verschillende nationale mededingingsautoriteiten van de lidstaten en de toekomstige bevoegdheden + het verdere (onderhandelings)proces in de EU schetsen (VVD).

Uitgaande brief [10-07-2017] – Toezeggingen over Big data, richtlijnvoorstel versterking bevoegdheden mededingingsautoriteiten en verhouding grote en kleine partijen op markten

Parlementaire agenda [20-04-2017] – Debat Groningen

De Minister zal de Kamer een kabinetsreactie op de recente notitie van de OVV sturen en daarbij specifiek ingaan op de organisatie van belangen binnen de rijksoverheid en het Ministerie van EZ.

Uitgaande brief [30-06-2017] – Kabinetsreactie evaluatie van Onderzoeksraad voor Veiligheid inzake aardbevingsrisico’s Groningen

Toezeggingen Staatssecretaris aan Eerste Kamer

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

Uitgaande brief [28-06-2016] – Moties van het lid Teunissen c.s. inzake Caribisch Nederland

Over de verschillen in dierenbeschermingsregimes met de drie eilanden in Caribisch Nederland zal ik u dit najaar informeren.

Uitgaande brief [23-06-2017] – Regelgeving Caribisch Nederland

Parlementaire agenda [01-11-2016] – Algemene Politieke Beschouwingen Eerste Kamer

Het kabinet zal binnen een maand met een kabinetsreactie komen op het SER-advies «Versnelling van verduurzaming van de veehouderij».

Uitgaande brief [08-03-2017] – SER-advies Versnelling verduurzaming veehouderij

Toezeggingen Staatssecretaris aan Tweede Kamer

Vindplaats

Omschrijving

Stand van zaken

Parlementaire agenda [09-11-2016] – AO Weidevogels

De Staatssecretaris zal de Kamer voorafgaand aan de begrotingsbehandeling, onderdeel Landbouw en Natuur, informeren over zijn aanpak voor de bevordering van natuurinclusieve landbouw.

Uitgaande brief [21-11-2016] – Voortgangsbrief Natuur

Uitgaande brief [10-07-2017] – Natuurinclusieve landbouw

Parlementaire agenda [24-11-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling EZ (deel Landbouw en Natuur)

De Kamer ontvangt op korte termijn mijn volledige appreciatie van het advies van de heer Veerman (voor het AO LVR op 7/12).

Uitgaande brief [08-12-2016] – Appreciatie van het rapport «Improving market outcomes»

Parlementaire agenda [24-11-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling EZ (deel Landbouw en Natuur)

In het kader van voedselverspilling zal de Staatssecretaris kijken naar wettelijke belemmeringen en de suggestie van een Taskforce/ambassadeur neerleggen bij de Alliantie Verduurzaming Voedsel en de WUR en daarbij ook kijken naar concrete mogelijkheden om verspilling tegen te gaan.

Uitgaande brief [27-03-2017] – Resultaten onderzoek naar vermelding houdbaarheidsdata in relatie tot voedselverspilling bij consumenten

Uitgaande brief [23-05-2017] – Aanbieding rapporten voedselverspilling

Uitgaande brief [23-02-2017] – Slotverklaring Nationale Voedseltop 26 januari 2017

Parlementaire agenda [24-11-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling EZ (deel Landbouw en Natuur)

Nadat de Staatssecretaris de resultaten van het onderzoek naar de belemmeringen voor de precisielandbouw met de sector heeft besproken en een plan van aanpak heeft opgesteld zal hij de Kamer zo spoedig mogelijk daarna over de bevindingen en de uitvoering van de motie van het lid Lodders informeren.

Uitgaande brief [14-03-2017] – Toezeggingen betreffende precisielandbouw en het agroloket

Uitgaande brief [03-07-2017] – Aanbieden rapport «Doorontwikkeling Precisielandbouw»

Parlementaire agenda [24-11-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling EZ (deel Landbouw en Natuur)

Ten aanzien van natuurinclusieve landbouw zal de Staatssecretaris de Kamer rond de zomer van 2017 informeren welke scenario’s bij de vormgeving van de transitie te schetsen zijn en hoe deze transitie samenhangt met de verschillende trajecten die gericht zijn op verduurzaming van de landbouw.

Uitgaande brief [10-07-2017] – Natuurinclusieve landbouw

Parlementaire agenda [24-11-2016] – Voortzetting Begrotingsbehandeling EZ (deel Landbouw en Natuur)

De Staatssecretaris zal samen met Staatsbosbeheer via het Buitenfonds nadenken over de vraag welke andere vormen denkbaar zouden zijn om de maatschappelijke betrokkenheid van burgers bij de natuur van Staatsbosbeheer nog verder te vergroten.

Uitgaande brief [08-02-2017] – Maatschappelijke betrokkenheid Staatsbosbeheer en uitvoering motie-Lodders

Parlementaire agenda [01-12-2016] – Behandeling Fosfaatwet

Voor de kerst wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de inzet voor het Actieprogramma Nitraat.

Uitgaande brief [20-12-2016] – Zesde actieprogramma Nitraatrichtlijn (2018–2021)

Parlementaire agenda [23-06-2016] – Voortzetting AO NVWA (van 9 juni jl.)

De Staatssecretaris van EZ stuurt de toetsing van de NVWA-tarieven aan het rapport Maat houden na de zomer naar de Kamer.

Uitgaande brief [18-11-2016] – Aanbieden Internationale vergelijking kosten en toezicht NVWA en toets aan Maat Houden

Parlementaire agenda [23-06-2016] – Voortzetting AO NVWA (van 9 juni jl.)

De Staatssecretaris van EZ zal bij de herijking van het plan van aanpak NVWA een voorstel doen voor de inhoud van toekomstige voortgangsrapportages.

Uitgaande brief [09-12-2016] – Herijkt Plan van Aanpak NVWA: «NVWA 2020»

Uitgaande brief [17-02-2017] – Informatievoorziening herijkte Plan van Aanpak «NVWA 2020»/ Rapporten NVWA

Parlementaire agenda [18-01-2017] – AO Landbouw- en Visserijraad 23 januari

De Kamer ontvangt voor het zomerreces een brief over het proces en de Nederlandse inzet voor het toekomstig GLB.

Uitgaande brief [03-07-2017] – Modernisering en vereenvoudiging van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Parlementaire agenda [05-04-2017] – 30 leden debat intensieve veehouderij

De resultaten van de vervolgstudies naar aanleiding van het VGO-onderzoek worden voor de zomer verwacht en zodra die beschikbaar zijn aan de Kamer gestuurd.

Uitgaande brief [16-06-2017] – Aanbieding rapport «Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies)»

Parlementaire agenda [28-03-2017] – het lid OUWEHAND (PvdD) aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de gruwelijke beelden van dierenmishandeling in een Belgisch slachthuis, waarvan het vlees ook in Nederland in de schappen ligt (Rtlnieuws.nl, 23 maart 2017)

De Staatssecretaris zal in gesprek gaan met de sector om te bezien of zij bereid zijn over te gaan tot vrijwillig cameratoezicht in slachthuizen en de Kamer daarover voor 1 mei aanstaande te informeren. Daarbij zullen indien nodig ook de (on)mogelijkheden van een juridische verplichting in beeld worden gebracht.

Uitgaande brief [22-05-2017] – Cameratoezicht in slachthuizen

Parlementaire agenda [28-06-2017] – WGO jaarverslag 2016

De Kamer wordt nog voor het zomerreces geïnformeerd over de stand van zaken rond het hitteprotocol in het kader van de voortgangsbrief dierenwelzijn.

Uitgaande brief [05-07-2017] – Verzamelbrief dierenwelzijn

Parlementaire agenda [28-06-2017] – WGO jaarverslag 2016

Volgende week ontvangt de Kamer de reactie op de motie-Hijink c.s. over het EOB (Europees Octrooibureau).

Uitgaande brief [07-07-2017] – Motie Hijink/Ouwehand (25 883, nr. 292)

Bijlage 4: Subsidieoverzicht

In deze bijlage zijn de subsidies van EZ opgenomen. De subsidiedefinitie van de Algemene wet bestuursrecht wordt hierin gebruikt. Deze wet definieert een subsidie als volgt (artikel 4.21 Awb):

«De aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten».

Per beleidsartikel zijn de subsidie(-regelingen) opgenomen. Het subsidieoverzicht sluit zoveel mogelijk aan op de Verantwoord Begroten-categorie «subsidies» in de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen uit de begroting.

In lijn met Verantwoord Begroten zijn de bijdragen aan ZBO’s en RWT’s niet vermeld als subsidies. De bijdragen aan ZBO’s en RWT’s zijn terug te vinden in de bijlage «ZBO’s en RWT’s» (bijlage 7.1).

Voor een aantal subsidies is (nog) geen volgende evaluatie gepland. In veel gevallen gaat het om nieuwe subsidies die nog worden vormgegeven of subsidies die al enige tijd geleden zijn gestopt, waardoor alleen nog sprake is van uitfinanciering. Waar mogelijk is de geplande beleidsdoorlichting opgenomen als volgende evaluatiemoment. In dat geval is een jaartal opgenomen met de aanduiding «B».

De einddatum geeft het moment aan dat de laatste verlening plaatsvindt of heeft plaatsgevonden. Voor een aantal subsidies, waarbij sprake is van een structurele subsidierelatie met een jaarlijkse verlening, is als einddatum «Jaarlijks» opgenomen. Als periodiek besluitvorming plaatsvindt over de verlening, bijvoorbeeld over een volgende programmaperiode, is dit aangeduid als «Periodiek».

Begrotings-artikel

Naam subsidie(-regeling) met hyperlink naar vindplaats

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Laatste evaluatie (jaartal + hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie (jaartal)

Einddatum subsidie- (regeling) (jaartal)

Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

                   

Subsidies

                   

1

Digitalisering regionale radio

600

188

           

Zie toel. 1

2011

 

Subtotaal

600

188

0

0

0

0

0

     
                       

Artikel 2 Bedrijvenbeleid: innovatief & duurzaam ondernemen

                   

Subsidies

                   

2

MKB Innovatieregeling Topsectoren (MIT)

18.966

29.441

29.493

28.619

29.085

29.085

29.085

2017

 

2018

2

Eurostarsprojecten

12.044

14.689

17.808

17.958

17.958

17.958

17.958

2014

2019

2021

2

Nationaal Programma Luchtvaart

1.998

2.532

         

2010

Zie toel. 1

2013

2

Nederland Maritiem Land

250

257

257

257

257

257

257

2009

Zie toel. 1

Jaarlijks

2

Innovatieve onderzoeksprogramma’s (IOP’s)

3.300

2.097

502

502

502

502

502

2010

Zie toel. 1

2012

2

Innovatieprestatiecontracten (incl.verkenningen)

2.988

3.486

         

2010

2021

2022

2

Stichting Toekomstbeeld der Techniek

177

175

165

156

156

156

156

2015 B

2020 B

Jaarlijks

2

Smartmix

605

           

2010

Zie toel. 1

2007

2

Elektrisch vervoer

 

363

1.561

         

2019

2018

2

Subsidieregeling Sterktes in Innovatie, hoofdstuk 2 Internationaal innoveren (Eureka en Opkomende markten)

89

           

2014

Zie toel. 1

2017

2

Toeslag Topconsortia Kennis en Innovatie

76.156

99.396

106.543

113.814

118.824

118.824

118.824

2016

2021

2022

2

Internationaal Innoveren (Eurekaclusters en JTI’s)

27.095

33.771

39.799

39.799

39.799

39.799

39.799

2014

2019

2021

2

Bevorderen ondernemerschap

9.905

6.656

5.707

7.582

8.954

9.115

9.746

2015 B

2020 B

Jaarlijks

2

Groene Groei en Biobased Economy

1.095

830

300

       

2014

2019

2018

2

Valorisatie

3.252

2.643

2.461

1.496

36

36

36

2015

2018

2012

2

Subsidieregeling Innovatieve Scheepsbouw

637

           

2014

Zie toel. 1

2014

2

BSRI

1.014

300

         

2010

Zie toel. 1

2010

2

Business Angels Programma

4

           

2013

Zie toel. 1

2014

2

Zuiderzeelijn

3.835

           

Geen

Zie toel. 1

2012

2

Cofinanciering EFRO

975

10.341

         

2011

2017

2013

2

Cofinanciering EFRO 2014–2020 (zie toelichting 2)

14.414

30.875

31.373

27.375

24.136

25.677

25.677

Geen

2024

2020

2

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

5.532

5.393

5.380

5.380

5.380

5.380

5.380

2016

2021

Periodiek

2

Pieken in de Delta

4.699

           

2010

Zie toel. 1

2011

2

Regionale projecten

2.500

4.750

             

2017

 

Subtotaal

191.530

247.995

241.349

242.938

245.087

246.789

247.420

     
                       

Artikel 3 Toekomstfonds

                   

Subsidies

                   

3

VFF Haalbaarheidsstudies STW

 

800

800

800

800

800

   

2018

2019

3

Smart Industries

 

4.885

           

2019

2020

 

Subtotaal

0

5.685

800

800

800

800

0

     
                       

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

                   

Subsidies

                   

4

Topsector Energie tenderregeling energie-innovatie

38.915

33.088

26.770

31.490

31.490

31.490

31.490

Geen

2017

2022

4

Topsector Energie SDE+ projecten

31.517

48.600

48.320

50.000

50.000

17.500

5.000

Geen

2017

2022

4

Meerjarenafspraken Energie (MJA-E)

4.242

2.868

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

2013

2017

2018

4

Energie-innovatie (Groene grondstoffen, Wind op zee, Smart grids, Wind op land, Zon-PV)

11.974

150

         

2014

2017

2015

4

Green Deals

2.660

5.616

1.500

500

500

500

500

2016

2021

Geen

4

Demonstratieregeling Energie Innovatie (DEI)

19.329

28.750

48.000

51.000

52.000

48.000

49.000

Geen

2017

2022

4

Energieakkoord

562

3.589

4.800

       

2016

Zie toel. 1

2017

4

Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP)

288.426

183.847

54.991

47.025

40.025

   

2010

Zie toel. 1

2007

4

Stimulering Duurzame Energie (zie toelichting 3)

631.277

1.182.732

1.674.623

2.308.738

2.984.441

2.980.366

3.139.935

2016

 

Geen

4

ISDE-regeling

18.018

77.800

         

Geen

2020

2020

4

Subsidieregeling Indirecte emissiekosten ETS (zie toelichting 4)

45.008

67.272

62.000

61.000

61.000

0

0

Geen

2018

2021

4

Carbon Capture Storage

171

4.362

5.080

3.080

8.080

8.080

8.080

Geen

2018

2022

4

Programma Hoge Flux Reactor

 

14.951

7.651

7.651

7.651

7.651

7.651

Geen

2017

Periodiek

4

Elektrische mobiliteit

844

500

         

2015

Zie toel. 1

2017

4

Regeling sportaccommodaties

5.822

6.350

         

Geen

2020

2020

4

Duurzaam Caribisch Nederland

7.893

1.200

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Geen

 

2016

4

Beperking tariefstijging energietarieven Caribisch Nederland

579

180

         

Geen

 

Jaarlijks

4

ECN impuls 2016

40.000

           

Geen

Zie toel. 1

2016

4

Regeling Duurzame Scheepsbouw

 

250

1.000

1.000

1.000

1.000

 

Geen

2022

2018

4

TransitieManagement

880

           

2011

Zie toel. 1

2015

4

Slimme meters

28

           

2013

Zie toel. 1

2013

 

Subtotaal

1.148.145

1.662.105

1.940.103

2.566.852

3.241.555

3.099.955

3.247.024

     
                       

Artikel 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen (zie toelichting 5)

                   

Subsidies

                   

5

Verduurzaming NCG

 

52.350

10.000

10.000

10.000

10.000

9.150

Geen

   

5

Fonds achterstallig onderhoud en inzet woningmarkt NCG

 

9.000

5.000

       

Geen

   

5

Verduurzamingsopgave NCG

 

4.116

10.160

10.157

10.110

6.000

 

Geen

 

Jaarlijks

 

Subtotaal

 

65.466

25.160

20.157

20.110

16.000

9.150

     
                     

Artikel 6 Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

                   

Subsidies

                   
 

Duurzame veehouderij

                   

6

Regeling duurzame stallen (PAS)

6.719

40

           

Zie toel. 1

 

6

Fijnstofmaatregelen

3.077

2.657

           

2017

2014

6

Praktijknetwerken (PAS)

 

620

           

Zie toel. 1

 

6

Beëindings-& saneringsregeling

190

131

111

110

80

80

80

 

Zie toel. 1

 

6

Investeringsregeling gecombineerde luchtwassers

8

             

2017

2010

6

Beroepsopleiding en voorlichting

274

             

2017

2014

6

Subsidie stimulering biologische Productie (SSBP)

75

55

           

2017

2011

6

Regeling uitvoeringsagenda duurzame veehouderij

279

           

voortgangs-rapportages

 

2019

 

Plantaardige productie

                   

6

Investeringsregeling energiebesparing (IRE), na 2017 Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG)

6.124

6.100

400

1.400

5.400

5.400

5.400

 

2017

2022

6

Demonstratieregeling Schoon en Zuinig

1

             

2017

2012

6

Subsidie marktintroductie energie-innovaties (glastuinbouw) (MEI)

3.537

4.235

4.535

5.539

5.539

5.539

5.539

2012

2020

2021

6

Set aside regeling

99

48

43

34

22

22

22

2007

 

1992

6

Subsidie honingverbetering

156

180

168

174

     

2013

 

2013

 

Visserij

                   

6

Regeling onder het EVF, Investering in aquacultuur

687

6.970

5.055

5.355

5.348

5.315

5.315

 

2024

2020

6

Regeling onder het EVF, Subsidie innovatie in de visketen

1.617

           

2011

2017

2013

 

Agrarisch ondernemerschap

                   

6

Subsidieregeling bedrijfsbeëindiging melkveehouderij, ook wel Stoppersregeling fosfaatreductieplan genaamd

 

23.000

         

kwartaal-rapportages

 

2018

6

Brede weersverzekering

4.672

5.318

5.318

5.318

5.318

5.318

5.318

2017

 

2020

6

Subsidieregeling Jonge Agrariërs (Bedrijfsmodernisering)

300

           

2011

2017

2013

 

Agrarische innovatie

                   

6

Samenwerking bij innovatie

285

           

2012

2017

2013

6

VAMIL compensatie

56

95

645

           

2046

6

Functionele agrobiodiversiteit (POP-Nieuwe uitdagingen)

317

           

2009

2017

2012

 

Subtotaal

28.473

49.449

16.275

17.930

21.707

21.674

21.674

     
                       

Artikel 7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

                   

Subsidies

                   

7

Regeling praktijkleren en groene plus: School als Kenniscentrum

3.207

           

2014B

Zie toel. 1

2015

7

Regeling Kennisverspreiding en innovatie Groen Onderwijs

258

           

2014B

Zie toel. 1

2015

7

Regeling praktijkleren en groene plus: Aanvullende onderwijssubsidies

3.863

3.874

1.600

100

     

2014B

Zie toel. 1

2015

7

Regeling Groene plus lectoraten

1.101

909

799

380

     

2014B

2019

2017

7

Overige onderwijssubsidies (WHW, WEB, WVO, Wet SLOA)

16.329

17.822

18.300

18.512

18.490

18.490

18.490

OCW

zie toel. 6

2020

7

Overige onderwijssubsidies (Kaderwet LNV-subsidies)

 

2.891

2.123

2.766

3.202

3.206

3.208

2014B

2019

2014

7

Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

1.279

1.349

1.247

1.247

1.247

1.247

1.247

2012

2018

2019

7

Duurzaam Door (voorheen Natuur- en Milieueducatie)

1.823

4.669

69

69

69

69

69

2017

2021

2020

 

Subtotaal

27.860

31.514

24.138

23.074

23.008

23.012

23.014

     
                       

Artikel 8 Natuur en regio

                   

Subsidies

                   

8

Biodiversiteit en Bedrijfsleven

1.008

802

           

2018

2014

8

Programmabeheer tijdelijke regeling particulier natuurbeheer

354

369

369

369

369

369

369

2007

Zie toel. 1

1999

8

Stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden

444

315

249

170

170

170

170

 

Zie toel. 1

2009

8

Regeling draagvlak natuur

44

             

Zie toel. 1

2010

8

Experimenten

40

45

45

45

45

45

45

2007

Zie toel. 1

1998

8

Kroondomeinen

595

772

772

772

772

772

772

 

2017

Periodiek

8

Subsidie Burgereducatie

1.000

1.020

1.020

1.020

1.020

1.020

1.020

 

2017

Jaarlijks

8

Overige subsidies Natuur

4.347

100

100

100

100

100

100

     
 

Subtotaal

7.832

3.423

2.555

2.476

2.476

2.476

2.476

     
                       
 

Totaal

1.404.440

2.060.140

2.249.580

2.873.427

3.553.943

3.409.906

3.550.758

     

Jaarlijks = Er is jaarlijks een beschikkingsmoment

Periodiek = Er is periodiek een beschikkingsmoment

Toelichtingen:

1 Regeling is beëindigd en wordt niet meer geëvalueerd. Een aantal regelingen is nooit geëvalueerd omdat het of kortlopende regelingen betrof met weinig financieel belang of incidentele subsidieverleningen.

2 De subsidie wordt verleend uit hoofde van Europees Beleid.

3 De subsidieregeling wordt uitgevoerd conform het Nationaal Energie Akkoord.

4 De subsidie heeft betrekking op een compensatieregeling.

5 Regelingen voor Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen moeten nog ontworpen worden.

6 De evaluatie wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid door OCW met medewerking van EZ. Zie OCW-begroting artikelen 3, 4, 6 en 7.

Topconsortia Kennis en Innovatie

Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) zijn stichtingen die ten behoeve van de diverse topsectoren de kennis- en innovatieagenda vormgeven en laten uitvoeren. Hiertoe voeren de TKI’s programma-ondersteunende activiteiten uit gericht op het samen met de relevante bedrijven en kennisinstellingen voor hun thema programmeren van activiteiten, bouwen van PPS-consortia om innovatie vorm te geven, informeren, coördineren en enthousiasmeren van partijen om een bijdrage te leveren aan de kennis- en innovatieagenda. Eén van de instrumenten hiervoor betreft de PPS-toeslag.

De PPS-toeslag is bedoeld om privaat-publieke samenwerking op het gebied van onderzoek en innovatie in Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI) te stimuleren. Voor de PPS-toeslag komen TKI’s in aanmerking die zijn opgenomen in de begrotingswet van het jaar waarop de aanvraag voor de PPS-toeslag betrekking heeft. In de begrotingswet voor 2018 zijn 12 TKI’s erkend die elk betrekking hebben op één van de innovatiecontracten van de topsectoren of een onderdeel daarvan (zie onderstaande tabel). De topsectoren zijn Agrifood, Tuinbouw en Uitgangsmaterialen, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), Energie, Logistiek, Creatieve industrie, Life Sciences & Health, Chemie en Water; voor ICT en Biobased Economy (BBE) zijn onder regie van respectievelijk HTSM en Chemie ook Innovatiecontracten opgesteld. Het TKI BBE werkt voor drie topsectoren (Agrifood, Chemie en Energie).

Om als TKI opgenomen te worden in de begroting moet het aan de volgende criteria voldoen:

  • Het TKI is een rechtspersoon zonder winstoogmerk die bestemd is voor het tot stand brengen en doen uitvoeren van een meerjarig onderzoeksprogramma, waarin ondernemers, publiekrechtelijke rechtspersonen en onderzoeksorganisaties participeren.

  • Het onderzoeksprogramma vindt plaats voor gezamenlijke rekening en risico van bedrijven en onderzoeksorganisaties.

  • De minimale omvang van het jaarlijkse onderzoeksprogramma bedraagt € 5 mln.

  • Het onderzoeksprogramma dat het TKI voorstaat voorziet in een behoefte en is nog niet afgedekt door andere TKI’s.

  • Bij een TKI zijn minimaal 3 ondernemingen en 3 publiek gefinancierde onderzoeksorganisaties betrokken.

  • Het is transparant en onder redelijke voorwaarden mogelijk voor bedrijven en kennisinstellingen om aansluiting te krijgen bij een TKI.

  • Binnen een TKI is een goede vertegenwoordiging van het Midden- en kleinbedrijf (MKB). Een TKI wordt dan ook geacht betrokkenheid van het MKB actief te bevorderen.

  • De kwantitatieve inzet van private partijen binnen de TKI’s bedraagt in 2015 en verder 40%.

Periodiek wordt bezien of de TKI’s aan de voorwaarden voldoen om in de begroting opgenomen te blijven.

In 2013 is de PPS-toeslag (voorheen TKI-toeslag) geïntroduceerd. De kenmerken van de regeling zijn:

  • De toeslag is een generiek vormgegeven instrument: grondslag van de toeslag is de private bijdrage (waarvan een beperkt aandeel in natura) aan onderzoeksorganisaties voor privaat-publieke samenwerkingsprojecten uit het meerjarig onderzoeksprogramma van de TKI en de cash-bijdrage van bedrijven aan onderzoeksopdrachten die voor het TKI onderzoeksprogramma relevant zijn.

  • Het toeslagpercentage is 25%, voor de eerste 20.000 per bedrijf is het percentage 40%.

  • Het voor de toeslag beschikbare verplichtingenbudget is € 118 mln in 2018 en 2019.

  • De PPS- toeslag wordt ingezet in publiek private samenwerkingprojecten van het onderzoeksprogramma van het TKI.

  • Het onderzoek voor zowel grondslag als de inzet van TKI toeslag betreft fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling.

Hieronder volgen de TKI’s die in aanmerking komen voor PPS-toeslag. Al deze TKI’s kunnen bovendien subsidie aanvragen voor hun programma-ondersteunende activiteiten tot maximaal € 400.000,- per topsector (indien er meerdere TKI’s per sector zijn, wordt dit bedrag dus verdeeld tussen de TKI’s; dit speelt bij topsector Water). De programma-ondersteunende activiteiten moeten direct verband houden met de jaarlijkse onderzoeksprogramma’s die met de PPS-toeslag worden ondersteund of moeten bijdragen aan de voorbereiding van die programma’s dan wel het aanvragen, besteden of verantwoorden van de PPS-toeslag. Deze subsidie wordt verstrekt voor zover in de subsidieaanvraag voldoende onderbouwd met activiteiten, voor zover deze activiteiten passen binnen de staatssteunkaders en voor zover voor deze activiteiten niet uit andere hoofde reeds een vergoeding van de overheid wordt verkregen.

De drie TKI’s genoemd onder 10 a, b en c vormen een bij elkaar horend cluster ten behoeve van de topsector Water.

Overzichtstabel TKI’s
 

Statutaire naam

1

Stichting TKI Agri&Food

2

Stichting TKI Biobased Economy (BBE)

3

Stichting TKI Chemie

4

Stichting TKI CLICKNL

5

Stichting TKI Energie

6

Stichting TKI HTSM

7

Stichting Life Sciences Health – TKI

8

Stichting TKI Logistiek

9

Stichting TKI Tuinbouw en Uitgangsmaterialen

10a

Stichting TKI Maritiem

10b

Stichting TKI Deltatechnologie

10c

Topconsortium for Knowledge and Innovation Water technology

TKI Energie

De Topsector Energie hanteert een dubbele doelstelling: zowel versterking van de energiesector als ook versnelling van de energietransitie. Daartoe zijn op grond van begrotingsartikel 14 specifieke energie-innovatiemiddelen beschikbaar. Het TKI Energie dat voor de Topsector Energie de programma-ondersteunende activiteiten uitvoert, doet ook de voorstellen voor de inzet van de energie-innovatiemiddelen. Omdat hiermee subsidiegeld gemoeid is, worden aan deze TKI hoge eisen gesteld op het punt van onafhankelijkheid, transparantie en zorgvuldigheid. Dit impliceert dat deze activiteiten niet door partijen kunnen worden uitgevoerd die (direct) baat hebben bij de uitkomsten van die activiteiten – dat zou immers de schijn van belangenverstrengeling kunnen wekken. Om het TKI goed te laten functioneren en ook een stimulerende rol te laten vervullen in het betrekken van bedrijfsleven en kennisinstellingen bij de innovaties benodigd voor de energietransitie wordt een nader te bepalen, aanvullend subsidiebedrag beschikbaar gesteld bovenop de bijdrage vanuit artikel 2. Die extra financiering komt uit de beschikbare energie-innovatiemiddelen op artikel 4. De hoogte van die bijdrage wordt op advies van het Topteam Energie nader vastgesteld.

Bijlage 5: Evaluatie- en overig onderzoek

Artikel 1 Goed functionerende economie en markten

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Goed functionerende economie en markten

1

2020

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

De doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van het CBS

1

2016

2017

TK, 25 268, nr. 148

 

Commissie van Aanbestedingsexperts

1

2018

2018

 
 

Evaluatie van de aangewezen instanties metrologiewet

1

2019

2019

 
 

Evaluatie van de instellingen onder de waarborgwet

1

2019

2019

 
 

Raad voor Accreditatie

1

2020

2020

 
 

Autoriteit Consument en Markt (ACM)

1

2020

2020

 
 

Bijdrage Nederlands Normalisatie Instituut (NEN)

1

2022

2022

 
           

2. Overig onderzoek

 

Universele Postdienst (UPD)

1

2016

2017

Doorgeschoven naar 2017 vanwege ontwikkelingen op de Postmarkt.

 

Agentschap Telecom

1

2018

2018

 
 

Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied

1

2018

2018

 
Artikel 2 Bedrijvenbeleid: Innovatief en duurzaam ondernemen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

       

1a. Beleidsdoorlichtingen

       
 

Doorlichting artikel 2

2

2019

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Evaluatie MIT

2

2016

2017

TK, 32 637, nr. 276

 

Eureka / Eurostars

2

2019

2019

 
 

Ruimtevaart

2

2017

2018

 
 

Toegepast onderzoek; TO2-instellingen (TNO, Deltares, Marin, NLR, ECN, Wageningen Research)

2/4/6

2016

2017

TK, 32 637, nr. 274

 

Intellectueel Eigendomsbeleid

2

2017

2018

 
 

BMKB

2

2021

2021

 
 

Groeifaciliteit

2

2018

2018

 
 

Garantiefaciliteit Ondernemersfinanciering

2

2019

2019

 
 

Scheepsbouwgarantieregeling

2

2016

2017

TK, 34 550 XIII, nr. 136

 

Groene Groei

2

2018

2019

 
 

Digitale agenda / ICT-beleid

2

2016

2017

TK, 30 991, nr. 33

 

Toerisme / NBTC

2

2018

2018

 
 

Valorisatieprogramma

2

2017

2018

 
 

Ondernemerspleinen / KVK

2

2016

2017

 
 

Evaluatie Rijkscofinanciering EFRO/Interreg (2007–2013)

2

2017

2017

Benodigde monitorgegevens zijn later beschikbaar waardoor oplevering in 2017 plaatsvindt.

 

WBSO/RDA

2

2018

2018

 
 

Fiscale ondernemerschapsregelingen

2

2016

2017

TK, 31 311, nr. 186

 

Fiscale regelingen gericht op bedrijfsopvolging

2

2020

2021

 
 

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

2 / 3

2021

2021

 
 

Regeldruk

2

2021

2021

 
 

PPS-toeslag

2

2021

2021

 
 

Innovatieprestatiecontracten (IPC)

2

2021

2021

 
 

NWO-TTW

2

2020

2020

 
 

Fiscale regelingen startups

2

2019

2020

 

2. Overig onderzoek

 

Doorlichting en evaluatie Topsectorenaanpak

2

2016

2017

TK, 32 637, nr. 289

 

SBIR

2

2016

2017

 
Artikel 3 Toekomstfonds

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Doorlichting artikel 3

3

2019

2020

 
         

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Innovatiekrediet

3

2018

2018

 
 

Seed-regeling

3

2018

2018

 
 

Dutch Venture Initiative

3

2018

2018

 
 

Business Angels / Informal investors

3

2018

2018

 
 

Vroege fase financiering

3

2017

2018

 
 

Fundamenteel en toegepast onderzoek

3

2021

2021

 
         

2. Overig onderzoek

Artikel 4 Een doelmatige en duurzame energievoorziening

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

4

2019

2020

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Proeftuinen Smart Grids

4

2015

2017

Wegens uitloop enkele proeftuinen volgt evaluatie in 2017.

 

Topsector Energie: evaluatie topsectorenaanpak

4

2016

2017

TK, 32 637, nr. 289

 

ECN/NRG

4

2017

2017

TK, 32 637, nr. 274

 

Wet voorraadvorming Aardolieproducten (Wva 2012)

4

2017

2017

 
 

Salderingsregeling

4

2016

2017

TK, 31 239, nr. 251

 

Subsidieregeling innovatie hernieuwbare energie

4

2017

2017

 
 

Demonstratie energie-innovatie (DEI)

4

2017

2017

 
 

Topsector Energie: TKI tenderregelingen

4

2017

2017

 
 

Postcoderoosregeling

4

2017

2017

 
 

Subsidie indirecte emissiekosten ETS

4

2017

2018

 
 

Energie Investeringsaftrek (EIA)

4

2017

2018

 
 

Pallas

4

2018

2019

 
 

Subsidieregeling energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties (EDS)

4

2020

2020

 
 

Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE)

4

2020

2020

 
 

SDE+

4

2021

2021

 
 

Fiscale regelingen Energiebelasting

4

2019

2020

 

2. Overig onderzoek

       
 

Tussenevaluatie energie-audits (o.b.v. Europese Energie-Efficiency richtlijn (EED))

4

2017

2017

 
 

Derde structuurschema Elektriciteitsvoorziening (SEV III)

4

2017

2017

 
Artikel 5 Meerjarenprogramma Nationaal Coördinator Groningen

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Artikel 5

5

2020

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Evaluatie scholenprogramma

5

2020

2020

 
           

2. Overig onderzoek

Artikel 6 Concurrerende, duurzame en veilige agro-, visserij- en voedselketens

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Concurrerende, duurzame en veilige agro, visserij en voedselketen

6

2018

2019

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Evaluatie van rijksregelingen met POP 2-cofinanciering (waaronder Investeringsregeling Jonge Agrariërs, subsidieregeling kleine en grote netwerken, subsidieregeling beroepsopleiding en voorlichting, Demonstratieregeling, Samenwerking bij innovatie NU, functionele agrobiodiversiteit, demoregeling proefprojecten GLB, demoregeling Schoon en Zuinig, Fijnstofmaatregelen en luchtwassers).

6

2016

2017

De evaluatie wordt in 2017 opgeleverd.

 

Brede weersverzekering

6

2015

2017

TK, 2017D17464

 

Garantieregeling Landbouw (GL) en Garantieregeling Marktintroductie Innovatie (GMI)

6

2018

2018

 
 

Ondersteuning projecten biologische sector, met name via Bionext

6

2018

2018

 
 

Meetprogramma duurzame stallen, in samenhang met de evaluatie PAS.

6

2018

2018

Wordt in samenhang met de evaluatie van de PAS-regeling opgepakt (zie artikel 8).

 

Energiesubsidies glastuinbouw: Marktintroductie energie-innovaties (MEI) en Energie-efficiëntie en hernieuwbare energie glastuinbouw (EHG)

6

2020

2020

Vorige evaluatie is van 2012. Na 2013 openstelling is de MEI pas opnieuw open vanaf 2016. IRE-evaluatie (nu: EHG) van 2016. Gecombineerde evaluatie per 2020.

 

Eindevaluatie Europees Visserijfonds

6

2016

2017

TK, 32 201, nr. 87

 

Inbeslaggenomen goederen (IBG) en Landelijke inspectiedienst dierenbescherming (LID)

6

2020

2020

 
 

Consumentenbond Voedselonderzoek

6

2020

2020

 
 

Landelijk informatiecentrum Gezelschapsdieren (LICG)

6

2020

2020

 
 

Stichting Zeldzame huisdieren

6

2020

2020

 
 

GD basismonitoring en Diergezondheidsfonds (DGF)

6

2017

2018

 
 

Wet Dieren

6

2019

2019

 
 

Identificatie en registratie hond

6

2021

2021

 
 

Regeling subsidie Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO)

6

2020

2020

 
 

Landbouwvrijstelling

6

2019

2019

Loopt mee in de beleidsdoorlichting 2019.

 

Verlaagd tarief sierteelt

6

 

Nog nader bekend te maken.

Is onderdeel van de algehele heroverweging op BTW.

 

Landbouwregeling

6

   

Geen evaluatie want Landbouwregeling vervalt per 01-01-2018.

 

Vrijstelling cultuurgrond

6

2019

2019

Loopt mee in de beleidsdoorlichting 2019.

 

Meststoffenwet

6

2015

2017

TK, 33 037, nr. 193

 

Meststoffenwet

6

2020

2021

 
 

Programma Internationale Agroketens (PIA)

6

2015

2017

Vanwege mogelijke inbedding van PIA in vergelijkbare instrumenten bij RVO.nl en nieuwe inzichten in verbetering van de jaarplancyclus van Landbouwraden is afronding voorzien in 2017.

 

Voedselzekerheid

6

2018

2018

 
 

Raad voor de Plantenrassen

6

2017

2017

 
 

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

6

2016

2017

TK, 27 858, nr. 399

 

Voedingscentrum

6

2017

2017

 
 

Wet gewasbeschermingsmiddelen/ beleidsnota Gezonde Groei, Duurzame Oogst

6

2016

2019

 
 

Centrale commissie dierproeven

6

2020

2020

 
 

COKZ

6

2018

2018

 
 

Plantaardige en biologische keuringsdiensten (NAK, NAKtuinbouw, BKD, KCB en SKAL)

6

2016

2017

 
           

2. Overig onderzoek

 

Evaluatie Actieplan Stalbranden

6

2017

2017

TK, 34 550, nr. 138

 

Agentschapsdoorlichting NVWA

6

2021

2021

 
 

WOT genetische bronnen

6

2019

2019

 
 

WOT Visserijonderzoek

6

2020

2020

 
 

WOT Economische informatievoorziening

6

2020

2020

 
 

WOT Voedselveiligheid

6

2019

2019

 
 

WOT Besmettelijke dierziekten

6

2019

2019

 
 

WOT Natuur en milieu

6

2016

2017

TK, 34 550 XIII, nr. 132

 

WOT Natuur en milieu

6

2021

2021

 
Artikel 7 Groen onderwijs van hoge kwaliteit

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Groen onderwijs van hoge kwaliteit

7

2018

2019

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Ontwikkeling en beheer natuurkwaliteit

7

2018

2018

 
 

Duurzaam Door (voorheen Natuur- en milieueducatie)

7

2016

2017

TK, 30 196, nr. 552

 

Duurzaam Door (voorheen Natuur- en milieueducatie)

7

2021

2021

 

2. Overig onderzoek

       
Artikel 8 Natuur en biodiversiteit

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

1a. Beleidsdoorlichtingen

 

Natuur en biodiversiteit

8

2020

2021

 

1b. Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

 

Kroondomeinen

8

2016

2017

 
 

Programmatische Aanpak Stikstof, in samenhang met PAS-gerelateerde subsidieregelingen als meetprogramma duurzame stallen en emissiearm veevoer.

8

2018

2018

Dit betreft de tussentijdse evaluatie na 3 jaar.

 

Staatsbosbeheer (SBB)

8

2018

2018

In 2014 is de positionering van SBB opnieuw bepaald (zie TK, 29 659, nr. 122). Nieuwe werkwijze te evalueren in 2018.

 

Programma naar een rijke Waddenzee

8

2018

2018

 
 

Evaluatie Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland

8

2017

2017

 
 

Programma natuurlijk ondernemen (waaronder Subsidieregeling innovatieve projecten biodiversiteit)

8

2018

2018

 
 

Evaluatie Natuurpact/Natuurvisie

8

2018

2019

De evaluaties Natuurpact en Natuurvisie zijn samengevoegd.

 

Burgereducatie/IVN

8

2017

2017

 
 

Wet natuurbescherming

8

2017

2019

Oplevering voor inwerkingtreding van de Omgevingswet of wordt meegenomen in evaluatie van de Omgevingswet.

 

In Beslag genomen Goederen (IBG)

8

2016

2017

 
 

Natura2000 Doelendocument

8

2017

2018

Deze evaluatie start na afronding EU-fitnesscheck Vogel- en Habitatrichtlijnen, het actieplan van de Europese Commissie en de vaststelling van beheerplannen N2000.

 

Vrijstelling vergoeding bos- en natuurbeheer

8

2015

2017

TK, 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling bos- en natuurterreinen forfaitair rendement

8

2015

2017

TK, 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling landinrichting

8

2015

2017

TK, 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling Bureau Beheer Landbouwgronden

8

2015

2017

TK, 33 576, nr. 106

 

Vrijstelling natuurgrond

8

2015

2017

TK, 33 576, nr. 106

 

Bosbouwvrijstelling

8

2015

2017

TK, 33 576, nr. 106

           

2. Overig onderzoek

 

Balans voor de Leefomgeving

8

2017

2018

 
 

EHS Groot project 2014 dan wel eindrapportage EHS

8

PM

PM

Afhankelijk van besluitvorming Tweede Kamer over voortzetting EHS als groot project.

 

Voortgangsrapportage Natuurpact

8

   

Jaarlijks vanaf 2015. TK, 33 576, nr. 99

Bijlage 6: Europese geldstromen

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van EZ. Er wordt ingegaan op het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020, op een aantal EU-fondsen en EU-programma’s voor de periode 2014–2020 en op de Eigen Middelen van de EU.

Meerjarig Financieel kader 2014–2020

In het Meerjarig Financieel Kader (MFK) worden zowel de maximale omvang van de jaarbegrotingen als de verdeling van de middelen over de hoofdthema’s van het beleid vastgelegd. Voor de volledige zeven jaar komt de meerjarenbegroting uit op een bedrag van € 1.083 mld (lopende prijzen). Dat is 1 procent van het BNP van alle lidstaten bij elkaar. Het MFK is vastgelegd in een verordening. Parallel hieraan wordt in het Eigen Middelen Besluit de financiering van het EU-beleid geregeld. Deze afspraken worden aangevuld met een Interinstitutioneel Akkoord over begrotingsaangelegenheden tussen Europese Commissie, Europees Parlement en Raad. Zoals in de MFK-verordening is vastgelegd heeft de Europese Commissie in de tweede helft van 2016 een tussentijdse evaluatie van het Meerjarig Financieel Kader gepresenteerd.

In de loop van 2018 zal de Europese Commissie een voorstel presenteren voor het MFK post-2020.

Periode post-2020

Vooruitlopend op de voorstellen van de Europese Commissie voor de verschillende EU-programma’s en EU-fondsen voor de periode na 2020, is in Nederland de voorbereiding hierover gestart.

De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen

Voor de uitvoering in gedeeld beheer van het Europees Beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en éénduidige uitvoering van het EU-beleid.

Voor de uitvoering van het EU beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar.

Voor EZ zijn de volgende EU-programma’s en EU-fondsen relevant:

  • 1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 1e pijler (GLB): het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);

  • 2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • 3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV);

  • 4. Europees Structuurbeleid: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO);

  • 5. Horizon 2020 (periode 2014–2020);

  • 6. Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI).

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2014–2020

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit directe inkomenssteun aan agrariërs en markt- en prijsbeleid. Met behulp van vooral rechtstreekse inkomenssteun richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit van alle plattelandsgebieden in de EU.

1. GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

De Kamer is geïnformeerd over de implementatie in Nederland van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) voor de periode 2014–2020 (TK, 28 625, nrs. 168, 189, 194 en 216).

Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen:

1a. Inkomenssteun voor boeren

Het nieuwe GLB stuurt op de omvorming van op historische referentie gebaseerde directe betalingen naar een gelijke hectarebetaling binnen lidstaten. Op Europees niveau is vastgelegd dat landbouwbedrijven die gebruik willen maken van de directe betalingen in het nieuwe GLB verplicht zijn om vergroeningsmaatregelen toe te passen. Hiervoor is 30% van het budget voor directe betalingen bestemd.

Er zijn drie generieke vergroeningsmaatregelen Europees vastgesteld.

  • 1. Gewasdiversificatie. Bedrijven moeten op bouwland minstens drie gewassen telen. Met name voor kleine bedrijven bestaan hierop enkele uitzonderingen.

  • 2. Behoud van blijvend grasland.

  • 3. Ecologische aandachtsgebieden met een omvang van 5% van het bouwlandoppervlak. Hierbij kunnen de lidstaten kiezen uit een aantal opties waaronder landschapselementen, akkerranden, bufferstroken, vanggewassen en stikstofbindende gewassen.

Om te voldoen aan de vergroeningsverplichting is het mogelijk dat lidstaten, naast bovengenoemde maatregelen en na goedkeuring door de Europese Commissie, equivalente maatregelen toevoegen aan de Europese lijst. Nederland maakt daar gebruik van.

1b. Extra ondersteuning jonge boeren

Meer dan twee-derde van de Europese boeren is ouder dan 55 jaar. Om de toekomst van de sector zeker te stellen wil de Commissie jonge boeren gedurende de eerste vijf jaar van het bestaan van hun bedrijf extra financiële ondersteuning bieden. Lidstaten worden verplicht extra steun aan jonge boeren te geven via een zogenaamd «top-up» op directe betalingen. Hiervoor dient maximaal 2% van de enveloppe voor directe betalingen (1e pijler GLB) te worden aangewend. Daarnaast is besloten dat via het plattelandsbeleid (2e pijler GLB) jonge boeren extra steun kunnen ontvangen. Conform de wens van de Kamer komt er een landsdekkende jongeboerenregeling gericht op innovatieve investeringen, en wel voor € 5,2 mln per jaar, waarvan de provincies € 2,6 mln cofinancieren. Conform de motie Dik-Faber (TK, 33 750-XIII, nr. 65) heeft de Staatssecretaris van EZ met de provincies afgesproken dat ze streven naar een zo gelijk mogelijke uitvoering van de regeling. Omdat het karakter van de regeling zich richt op innovaties kunnen per provincie wel accentverschillen aangebracht worden zodat beter ingespeeld kan worden op regionale behoeften.

2. Markt- en prijsbeleid

In 2014 is binnen de integrale Gemeenschappelijke Marktordening (iGMO) een belangrijke stap gezet naar verdere marktoriëntatie. De quotaregeling voor melk is per 1 april 2015 beëindigd en de quotaregeling voor suiker eindigt per 1 oktober 2017.

Een belangrijke wijziging ten opzichte van de vorige iGMO is dat voor alle agrarische sectoren de mogelijkheid bestaat om producenten- en brancheorganisaties op te richten. Door de Minister van Economische Zaken erkende producenten- en brancheorganisaties kunnen de Minister verzoeken om voorschriften van deze organisaties verbindend te verklaren. Inmiddels zijn er zeven brancheorganisaties (in de akkerbouw-, pluimvee-, eieren-, kalver, tuinbouwsector) en één producentenorganisatie (in de varkenssector) erkend. De Minister heeft in 2016 het onderzoeksprogramma en de collectieve financiering van dit programma van de drie brancheorganisaties in de akkerbouw verbindend verklaard.

Per schooljaar 2017/2018 treedt een nieuwe, gecombineerde schoolfruit-schoolmelkregeling in werking. De regeling heeft tot doel de consumptie van groenten, fruit en melk door kinderen te bevorderen en het aanleren van gezonde eetgewoonten. Dit vindt plaats door het verstrekken van groenten, fruit en melk aan kinderen in onderwijsinstellingen, in combinatie met educatieve maatregelen. De nieuwe regeling vervangt de separate regelingen voor schoolfruit/groenten en schoolmelk. Met de samenvoeging en stroomlijning van de systematiek wordt een efficiëntere en effectieve uitvoering beoogd. Op jaarbasis is op EU-niveau een budget van € 100 mln voor schoolmelk beschikbaar en € 150 mln voor schoolfruit/groenten, waarvan respectievelijk € 2,4 mln (melk) en € 5,4 mln (groenten/fruit) aan Nederland is toegewezen.

Voor de promotie en afzetbevordering van landbouwproducten vindt jaarlijks een openstelling plaats, waarbij sectororganisaties programmavoorstellen kunnen indienen bij de Europese Commissie. Het EU-budget loopt jaarlijks op, van circa € 60 mln in 2013 tot € 200 mln per jaar in 2019. De regeling is gericht op het vergroten van export van landbouwproducten uit de EU naar derde landen en daarnaast op informatieverstrekking over de kwaliteit van EU-producten op de interne markt. De Europese Commissie stelt jaarlijks een werkprogramma op met daarin de prioriteiten en bijbehorende budgetverdeling.

In 2016 is de nieuwe Nationale Strategie voor de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) groenten en fruit vastgesteld. Op 1 januari 2017 is de nieuwe strategie van kracht. De strategie is van toepassing op de operationele programma’s van producentenorganisaties in de tuinbouwsector. Dit instrument wil het perspectief van de tuinbouw versterken en richt zich op de drie strategische doelen versterking afzetstructuur, marktgericht produceren en verdergaande verduurzaming. Om de beschikbare GMO-middelen, binnen de regelgeving, beter en effectiever voor bovenstaande doelen te kunnen gebruiken, zijn in afstemming met het bedrijfsleven vernieuwing en collectiviteit als belangrijke voorwaarden gekozen voor de beoordeling van de operationele plannen en subsidiabiliteit van activiteiten.

3. Versterking zuivel- en varkenssector

In september 2015 heeft de Europese Raad steun gegeven aan een pakket aan maatregelen voor de melkveehouderij en de varkenshouderij die te kampen hebben met grote marktproblemen. In dit pakket heeft de Europese Commissie in totaal € 500 mln beschikbaar gesteld voor deze sectoren, die de marktsituatie in zijn geheel moeten verbeteren. Hiervan is op korte termijn € 420 mln beschikbaar, die middels nationale enveloppen is verdeeld onder lidstaten. Nederland ontvangt hiervan € 29,94 mln voor de zuivelsector en de varkenshouderij.

Daarnaast zijn vanuit het pakket extra middelen beschikbaar gesteld door de Europese Commissie voor Europese particuliere opslagregelingen voor magere melkpoeder, kaas en varkensvlees en voor Europese regelingen voor de promotie en exportbevordering van zuivel en varkensvlees.

De Europese middelen van € 29,94 worden langs drie sporen verdeeld:

  • 1. Verdere verduurzaming van de melkveehouderij (€ 9,98 mln);

  • 2. Vitalisering van de varkenshouderij (€ 9,98 mln);

  • 3. Stimuleren van investeringen in mestverwerking voor de melkvee- en varkenshouderij (€ 9,98 mln).

Voor de verduurzaming van de melkveehouderij (€ 9,98 mln) worden de middelen ingezet voor:

  • Stimuleren van deelname aan de Kringloopwijzer om het mineralengebruik en de uitstoot en overschotten van fosfaat en stikstof in beeld te brengen (€ 3 mln);

  • Bijdrage in de kosten voor de bestrijding van de ziekten koeiengriep (IBR), koeiendiarree (BVD) en uierontsteking om het antibioticumgebruik verder te verlagen (€ 3 mln);

  • Stimuleren van de weidegang omdat dit goed is voor de koeien maar ook voor de weidevogels (€ 3,98 mln).

Voor de vitalisering van de varkenshouderij (€ 9,98 mln) worden de middelen ingezet voor:

  • Vitalisering van de sector op basis van een integraal herstructureringsplan dat onder verantwoordelijkheid van de Coalitie Vitale Varkenshouderij wordt uitgewerkt (€ 5 mln);

  • Versterken sector door meer marktgericht te produceren en het verbeteren van de samenwerking in de keten (€ 4,98 mln).

Voor hoogwaardige mestverwerking worden de middelen (€ 9,98 mln) ingezet in investeringen in technieken om mest te verwerken tot een waardevolle meststof of tot grondstoffen voor andere doeleinden.

In juli 2016 heeft de Europese Raad ingestemd met een tweede pakket aan steunmaatregelen voor de melkveehouderij en de varkenshouderij vanwege de marktproblemen. Hiervoor is onder andere een tweede nationale envelop beschikbaar gesteld aan Nederland van € 22,952 mln Europese middelen. Dit bedrag is verdubbeld met een nationale top up tot € 45,904 mln.

Voor de melkveehouderij is hiervan € 41,928 mln beschikbaar gesteld voor een beëindigingsregeling voor de melkveetak op landbouwbedrijven. Via deze regeling worden melkveehouders gestimuleerd zo snel mogelijk in 2017 de melkveetak te beëindigen. Hiermee wordt de melkproductie door de melkveehouderij gereduceerd met als doel de afzetmarkt te stabiliseren. Tevens draagt deze maatregel bij aan een versnelde reductie van de fosfaatproductie in 2017 door de melkveehouderij.

Voor de varkenshouderij wordt € 3,976 mln beschikbaar gesteld voor het verbeteren van de mineralenefficiëntie via het veevoer in de varkenshouderij. Dit leidt tot een vermindering van de fosfaatproductie in de varkenshouderij met 1 miljoen kilogram fosfaat in 2017.

Financieel overzicht

Onderstaand overzicht geeft de voor Nederland beschikbaar komende EU budgetten voor de directe betalingen (Zie ook bijlage 2 van Verordening 1307/2013).

Directe betalingen (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Nationale enveloppe directe betalingen

749

737

724

713

701

732

2. GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

De Kamer is geïnformeerd over het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP3) 2014–2020 (TK, 28 625, nrs. 168, 189 en 194). Met de provincies is een akkoord bereikt over de invulling van het Plattelandsprogramma voor de periode 2014–2020. Begin 2015 heeft de Europese Commissie het Nederlandse POP3 goedgekeurd.

POP3 wordt ingevuld door de provincies en aangevuld door het Rijk. Hiermee kunnen gebiedsspecifieke behoeftes in de landbouw worden aangepakt. Aan generieke behoeftes wordt landsdekkend invulling gegeven. Met deze combinatie kan optimaal ingespeeld worden op het bevorderen van een gelijk speelveld. De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale middelen cofinanciering voor POP 3, aangevuld met cofinanciering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).

Het standaard cofinancieringspercentage van de Europese Unie voor POP3 bedraagt maximaal 53%. Voor investeringen en maatregelen ten behoeve van milieu, klimaatadaptatie en klimaatmitigatie is een uitzondering gemaakt en besloten tot maximaal 75% Europese cofinanciering. Inmiddels heeft Nederland gekozen voor een cofinancieringspercentage van 50% met uitzondering van agrarisch natuurbeheer. Hier is het 75%.

In overleg met de provincies is besloten POP3 concreet te richten op de volgende thema’s:

  • 1) Versterken van innovatie, verduurzaming en concurrentiekracht;

  • 2) Jonge boeren;

  • 3) Natuur en landschap (zoals afgesproken in het Natuurpact);

  • 4) Verbetering van de waterkwaliteit;

  • 5) LEADER (inclusief projecten onder het programma Duurzaam Door).

In 2016 is het POP3 aangepast door toevoeging van middelen van de eerste pijler (€ 31,5 mln per jaar voor de periode 2016–2020) en de overgang naar een stelsel van collectief agrarisch natuurbeheer met ingang van 2016.

In juli 2017 is de voorgenomen overheveling van de eerste pijler (€ 30 mln per jaar voor de jaren 2019 en 2020) aan de Europese Commissie gemeld. Voor de Brede Weersverzekering wordt vanaf 2019 € 10 mln per jaar ingezet. Hiermee kunnen voor de jaren 2019 en 2020 in totaal 1.000 tot 1.200 meer deelnemers worden geaccommodeerd (bijna een verdubbeling van het huidige aantal). Voor de jaren 2019 en 2020 wordt € 20 mln per jaar voor agrarisch natuurbeheer ingezet om de belangrijkste stappen te zetten om scenario 2 uit de toekomstscenario’s weide- en akkervogelbeheer te realiseren (zie TK, 33 576, nr. 97).

Onderstaand volgt een overzicht van de bedragen die gemiddeld per jaar voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014–2020 (POP3) beschikbaar zijn (bedragen x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

Bijdrage EU

87,0

87,0

118,5

118,4

118,3

118,1

118,0

765,3

Bijdrage andere overheden

87,0

83,6

103,5

103,6

103,3

103,0

103,0

687

Bijdrage Rijk

 

5,5

5,5

5,5

5,5

5,5

5,5

33

Het bedrag dat voor Nederland vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) beschikbaar is voor POP3 bedraagt € 765 mln voor de periode 2014–2020. Dat is circa € 110 mln per jaar (dit bedrag is exclusief de voorgenomen extra overheveling van pijler 1 gelden voor de jaren 2019 en 2020). De nationale cofinanciering ligt in dezelfde orde van grootte, welke grotendeels voor rekening komt van de provincies en waterschappen. Het EZ aandeel bedraagt circa € 5,5 mln per jaar en deze uitgaven worden verantwoord in het jaarverslag van EZ (artikel 6). Het Rijksaandeel heeft betrekking op de regeling brede weersverzekering. Vanaf 2016 is EZ eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector en de vleesveesector. Deze regelingen worden alleen via de EU gefinancierd, de hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.

Ten behoeve van POP3 stelt de EC budget beschikbaar volgens het N+3 jaar principe. Dit betekent dat het budget dat in 2014 beschikbaar is gekomen, uiterlijk in het laatste kwartaal van 2017 moet zijn gedeclareerd.

Van genoemde bovenstaande beschikbare middelen is tot en met 1 april 2017 € 106 mln aan Europese middelen in Brussel gedeclareerd. In onderstaande tabel staat aangegeven aan welke POP-maatregelen de beschikbaar gestelde budgetten zijn besteed.

Maatregel

Gedeclareerde EU-middelen per 1 april 2017 (mln €)

1 trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstratie

0

3 kwaliteitsregeling voor landbouwproducten en levensmiddelen

0

4 investeringen in materiële activa

9

10 agromilieuklimaatsteun

88

16 samenwerking voor innovatie/EIP

0

17 risicobeheer

8

19 Leader

0

20 technische bijstand

1

Totaal POP3

106

3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van controle & handhaving, datacollectie en ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

Ontwikkelingen EFMZV 2014–2020

Op 1 juli 2015 (TK, 32 201, nr. 77) is de Kamer geïnformeerd over de inzet van EZ ten aanzien van het EFMZV. Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, dat wil zeggen aan de verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds wordt eveneens ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.

Het Nederlandse Operationeel Programma (OP) geeft voor de komende jaren richting en sturing aan de inzet van het EFMZV in Nederland. In het OP is het EFMZV-instrumentarium gericht op 3 hoofdthema’s:

  • 1. Invoering van de aanlandplicht;

  • 2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur;

  • 3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.

Inmiddels zijn er openstellingen geweest voor Jonge vissers, Innovatie aanlandplicht, Innovatie rendementsverbetering en Innovatie aquacultuur. Daarnaast zijn overheidsopdrachten verleend voor Pulsonderzoek, Kenniskringen, Glasaaluitzet, Datacollectie en Controle.

Financieel overzicht Operationeel Programma

De Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het EFMZV een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014–2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50–50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering.

De voor Nederland beschikbaar komende EU-budgetten voor het EFMZV (2014–2020) zijn (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

EFMZV middelen

13,9

14,1

14,2

14,5

14,8

14,9

15,1

101,5

Op de begroting van EZ zijn op artikel 6 voor de cofinanciering van het GVB 2014–2020 de volgende nationale middelen beschikbaar (x € 1 mln):

Kalenderjaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

totaal

Rijksmiddelen co-financiering GVB

 

5,0

5,8

7,3

5,3

5,3

1,3

30,0

4. Europese Structuur en Investeringsfondsen

Met een Europees budget van € 454 mld voor de periode 2014–2020 zijn de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESI-fondsen) het belangrijkste beleidsinstrument voor investeringen van de EU. Ze hebben tot doel de economische concurrentiekracht, werkgelegenheid en cohesie in Europa te versterken. Het is een pakket van 5 fondsen, waarvan alleen het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) hier zal worden toegelicht. De andere fondsen worden buiten beschouwing gelaten omdat ze hierboven al toegelicht worden (ELFPRO en EFMZV), Nederland er geen aanspraak op kan maken (Cohesiefonds), of onder het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vallen (Europees Sociaal Fonds).

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO)

Nederland ontvangt vanuit het EFRO middelen van de EU voor vier landsdelige programma’s (€ 507 mln) en vier programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking «INTERREG A»10(€ 309 mln). Deze Europese middelen worden nationaal gecofinancierd. Het Ministerie van Economische Zaken stelt in totaal € 91 mln aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de landsdelige en € 49 mln voor de grensoverschrijdende programma’s (exclusief uitvoeringskosten). Ook decentrale overheden en private partijen dragen bij aan cofinanciering van EFRO-projecten.

Landsdelige programma’s

De vier landsdelige programma’s zijn Noord-Nederland, Oost-Nederland, West-Nederland en Zuid-Nederland. Het Rijk heeft samen met de regio’s innovatie en koolstofarme economie als belangrijkste thema’s aangewezen en het MKB als belangrijke doelgroep.

Bij de inzet van de EFRO middelen wordt aangesloten bij sterke sectoren en speerpunten in het betreffende gebied. Voor elk landsdeel zijn hiervoor zogenaamde «Slimme Specialisatie Strategieën» (smart specialisation strategies) opgesteld. Deze zijn opgesteld in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden en geven via regionale specialisaties invulling aan de topsector-aanpak.

Sterke sectoren en speerpunten per landsdeel (inclusief EFRO-budget):

  • Noord (€ 103 mln): energie, watertechnologie, healthy ageing, agribusiness, slimme (sensor)systemen en materialen en accent op maatschappelijke opgaven.

  • Oost (€ 100 mln): agri&food, health, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), energie & milieutechnologie (EMT).

  • Zuid (€ 114 mln): agri&food, HTSM, chemie en nadruk op cross-overs.

  • West (€ 190 mln): alle topsectoren, nadruk op cross-overs, duurzaamheid, biobased en ICT.

Voor nadere informatie over de landsdelige programma’s EFRO wordt verwezen naar de Kamerbrieven (TK, 21 501-08, nrs. 489, 507 en 525).

De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de landsdelige programma’s is op regionaal niveau belegd. Het Rijk draagt systeemverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de EFRO-programma’s. Dit houdt onder andere in dat het Ministerie van Economische Zaken voor wat betreft de landsdelige programma’s opdrachtgever is van de Auditautoriteit (belegd bij de Auditdienst Rijk) en van de Certificeringsautoriteit (belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland).

Een prioriteit voor de landsdelen en het Ministerie van Economische Zaken bij de uitvoering is het verminderen van regeldruk voor het MKB. Dit begint bij vereenvoudiging van Europese regelgeving. De Europese Commissie heeft hier voorstellen voor gedaan die zich voornamelijk richten op het verlichten van de administratieve lasten voor begunstigden, het verbeteren van de synergie van de ESI-fondsen met andere Europese instrumenten, het stroomlijnen van de financiële instrumenten en het vergroten van de flexibiliteit van de ESI-fondsen. De voorstellen worden in 2018 doorgevoerd. Nationaal is van belang dat er eenduidigheid bestaat over de controlepraktijk. Daartoe wordt een gezamenlijk kader opgesteld door de uitvoeringsautoriteiten van EFRO in Nederland.

Grensoverschrijdende programma’s

De vier grensoverschrijdende programma’s waar Nederland aan deelneemt zijn Duitsland-Nederland, Euregio Maas-Rijn, Vlaanderen-Nederland en Twee Zeeën. Innovatie en koolstofarme economie zijn tevens belangrijke thema’s voor deze programma’s, met ruimte voor verschil per regio. De volgende sterke sectoren en speerpunten zijn per programma geïdentificeerd (inclusief het EFRO budget dat Nederland ontvangt):

  • Duitsland-NL (€ 141,11 mln): Agrofood, LS&H, HTSM, Energie, Logistiek, sociaal culturele en territoriale grensoverschrijdende samenwerking.

  • Vlaanderen-NL (€ 94,06 mln): Agrofood, Chemie, Logistiek, HTSM, Energie, Life Sciences, Bio-based, maintenance, grondstof efficiëntie, milieu, arbeidsmobiliteit.

  • Twee zeeën (€ 51,91 mln): Logistiek, Maintenance, Chemie, Water, Energie, Bio-Based, en de maritieme industrie.

  • Euregio Maas Rijn (€ 22,6 mln): Chemie, Logistiek, LS&H, HTSM, onderwijs, arbeidsmarkt en sociale inclusie.

Voor de cofinanciering van het EFRO 2014–2020 zijn de volgende Rijksmiddelen (inclusief uitvoeringskosten) op de begroting van EZ (artikel 2) beschikbaar (x € 1 mln):

Kalender-

jaar

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

Rijksmiddelen co-financiering EFRO

11,0

16,9

17,2

31,2

31,2

23,1

23,1

11,0

11,0

175,7

Accenten 2018

Alle programma’s liggen inmiddels op stoom. Voor zowel de grensoverschrijdende programma’s als landsdelige programma’s worden er voor 2018 weer verschillende openstellingen voorzien onder andere gericht op R&D samenwerkingsprojecten, proeftuinen en clusterontwikkeling. Halverwege de programmaperiode gaat het accent ook steeds meer liggen op afronding van projecten en realisatie van kosten.

Afspraken tussen alle betrokken autoriteiten over een verbeterde controlepraktijk bij de landsdelige programma’s zijn onderhanden en worden naar verwachting in 2018 operationeel. Het Ministerie van Economische Zaken is hier vanwege de systeemverantwoordelijkheid voor EFRO en opdrachtgever van de Auditautoriteit en Certificeringsautoriteit nauw bij betrokken.

In 2018 zijn er verschillende activiteiten op het gebied van verantwoording en evaluatie:

  • Bij het opstellen van de programma’s zijn normen vastgelegd in een prestatiekader en er zijn mijlpalen bepaald. Als een programma de mijlpalen haalt, maakt het aanspraak op de prestatiereserve die bestaat uit 6% van middelen die zijn toegewezen. 2018 is een belangrijk eerste meetmoment voor de prestatiereserve. De prestatiereserve is alleen van toepassing op de landsdelige programma’s.

  • Medio 2018 wordt het eindrapport verwacht van de tussentijdse impactevaluatie van de vier landsdelige programma’s. In deze evaluatie wordt onderzocht of de logica die ten grondslag ligt aan de programma’s werkt en of de instrumenten die zijn ingezet effectief zijn.

De projecten die via het EFRO worden gefinancierd dragen bij aan het halen van de Nederlandse nationale doelen voor innovatie en energie binnen de Europa 2020 strategie. Over de resultaten van de projecten wordt onder meer gecommuniceerd via de website www.europaomdehoek.nl.

5. Horizon 2020 (kaderprogramma voor onderzoek en innovatie) periode 2014–2020

Horizon 2020 is het grootste Europese financieringsprogramma voor onderzoek en innovatie en heeft als doel de wetenschappelijke en technologische basis van Europa versterken, evenals de concurrentiekracht van het Europese bedrijfsleven. Horizon 2020 loopt sinds 1 januari 2014 en is de opvolger van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Het budget van Horizon 2020 is in het meerjarig financieel kader vastgesteld op € 70,2 mld. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) is nationaal contactpunt voor dit programma en stimuleert in opdracht van EZ en andere departementen de Nederlandse deelname aan Horizon 2020 door middel van training, advies en informatie.

Horizon 2020 sluit aan bij de Europese strategie voor banen en groei (Europe 2020) en is gericht op drie pijlers: excellente wetenschap, industrieel leiderschap en het ontwikkeling en benutting van kennis voor het oplossen van maatschappelijke uitdagingen. De verdeling van de middelen vindt plaats op basis van competitie waarbij objectieve criteria worden gehanteerd. Hierbij wordt deelname van het Midden -en Kleinbedrijf (MKB) gestimuleerd. Zie ook de toelichting op het onderwerp Horizon 2020 bij beleidsartikel 2.

Naast bijdragen aan projecten draagt de Europese Commissie vanuit het Kaderprogramma ook bij aan publiek-publieke en publiek-private programma’s met een eigen Europese rechtsgrondslag: de publiek-publieke programma’s zijn gebaseerd op artikel 185 van het EU-Werkingsverdrag en worden nationaal gecofinancierd. EZ cofinanciert er één daarvan direct, het artikel 185-initiatief Eurostars, dat zich richt op het MKB. Deelname in Eurostars geeft Nederlandse kennisintensieve bedrijven en organisaties de mogelijkheid om onderzoeksprojecten op te zetten met buitenlandse partners, waarmee zij toegang krijgen tot nieuwe kennis en afzetmarkten. Indirect (via het standaardeninstituut VSL) wordt daarnaast het artikel 185-initiatief European Metrology Research Programme door EZ gecofinancierd. Dit programma voorziet in de toenemende behoefte aan geïntegreerde metrologische maatoplossingen ter ondersteuning van innovatie en economische groei.

De publiek-private programma’s, zogenaamde Joint Technology Initiatives (JTI), zijn gebaseerd op artikel 187 van het EU-Werkingsverdrag. Hierbij is in een geval eveneens sprake van nationale cofinanciering. Tijdens de periode van Horizon 2020 betreft dit het JTI ECSEL, dat door het Ministerie van EZ wordt gecofinancierd. In samenhang met deze communautaire samenwerkingsvormen bestaat er gouvernementele samenwerking in Eureka-clusters (e.g. PENTA, CATRENE) om de mondiale concurrentiekracht van hightechindustrie te versterken.

Middelen voor cofinanciering Horizon2020 op begroting EZ (bedragen x € 1 mln)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

JTI/Eureka-clusters/Global stars

(Internationaal Innoveren)

17,0

27,1

35,1

40,0

41,3

41,3

41,3

Eurostars

8,5

12,0

14,7

17,8

18,0

18,0

18,0

Totaal

25,5

39,1

49,8

57,8

59,3

59,3

59,3

NB 1 Middelen Global stars pas beschikbaar vanaf 2017.

NB 2 Middelen Eurostars zijn inclusief TopUp uit Brussel.

6. Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI)

De Kamer is geïnformeerd over het akkoord over de verordening voor het EFSI en de oprichting van het Netherlands EFSI Investment Agency (NEIA) dat vervolgens is doorontwikkeld tot het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) (TK, 21 501-07, nr. 1247; TK, 22 112, nr. 1977 en TK 22 112, nr. 2008).

Het EFSI is in 2015 ingesteld als leningsinstrument voor meer risicovolle financiering van de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europees Investeringsfonds (EIF) met als doel om door middel van gerichte investeringen de structurele economische groei in de EU te bevorderen. Het gaat daarbij om rendabele investeringsprojecten met brede maatschappelijke baten, binnen de EFSI thema’s: onderwijs, onderzoek en innovatie, strategische infrastructuur, MKB-financiering, hernieuwbare energie en milieu.

Het EFSI bevat garantiekapitaal van de EU-begroting en de EIB op investeringen door de EIB en het EIF (samen EIB-groep). Met een garantie van € 16 mld uit de EU-begroting en € 5 mld eigen kapitaal is de EIB-groep in staat om voor circa € 60 mld nieuwe investeringen aan te gaan. Die investeringen kunnen door de garantie een hoger risicoprofiel kennen dan reguliere EIB- en EIF investeringen. Door het strategische risico dat de EIB-groep hiermee neemt, is het mogelijk bij iedere investering een groter deel cofinanciering van andere (veelal private) partijen aan te trekken, om uiteindelijk in Europa te komen tot circa € 315 mld extra investeringen. Voor Nederland betekent dit in potentie miljarden euro’s voor de financiering van bijvoorbeeld aanleg van glasvezelnetwerken, extra kredietverlening aan het MKB en energiebesparende maatregelen voor woningen.

Om de Nederlandse bedrijven en de Nederlandse economie optimaal te laten profiteren van onder andere het Europees Fonds voor Strategische Investeringen (EFSI) heeft het kabinet het Nederlands Investerings Agentschap (NIA) opgericht. NIA biedt Nederlandse investeerders en financiële instellingen expertise en ondersteuning bij het ontwikkelen van een passende financieringsaanvraag. Een voornaam aandachtsgebied ligt bij de EIB-groep en het daar ondergebrachte EFSI, maar ook andere publieke en private financieringsbronnen kunnen aangewend worden om investeringen te realiseren.

Qredits is in 2015 het eerste project in Nederland dat gecofinancierd is vanuit het EFSI. Daarmee heeft de EIB een lening van € 100 mln verstrekt aan Qredits met een garantie van zowel het kabinet en het EFSI. Daarnaast zijn via de EIB projecten goedgekeurd voor verbreding van de A6, voor uitrol van mobiel internet met hoge snelheid, en voor een Transport and Social Infrastructure Fund. Daarnaast is via het EIF geïnvesteerd in Nederlandse investeringsfondsen voor innovatief MKB.

In 2016 heeft de Commissie voorgesteld om het EFSI te verlengen tot 2020. De Kamer is over dit voorstel geïnformeerd per BNC-fiche (TK 22 112-2221). In december 2016 is in de ECOFIN-Raad overeenstemming bereikt over de Raadspositie, waarna het Europees Parlement een positie heeft bepaald en eind mei de onderhandelingen zijn begonnen om te komen tot een akkoord over het Commissievoorstel.

Op de begroting van EZ zijn geen nationale middelen geoormerkt voor de cofinanciering van het EFSI 2014–2020. Wel heeft het Kabinet 10 februari jl. bekend gemaakt Invest-NL op te richten, een zelfstandige financierings- en ontwikkelingsinstelling met het Rijk als aandeelhouder. Invest-NL gaat er voor zorgen dat gewenste investeringen in bedrijven en projecten die vanwege het risico en/of de lengte van de terugverdientijd onvoldoende financiering uit de markt krijgen, toch gerealiseerd worden. Invest-NL krijgt daarom de beschikking over ontwikkelaars van projecten, de bestaande financieringsinstrumenten van de overheid plus een grote kapitaalstorting van € 2,5 mld. Hierdoor kunnen initiatieven ook een beter beroep doen op private financiering van onder meer institutionele beleggers en Europese fondsen en programma’s, zoals het EFSI.

Lijst van afkortingen

ACM

Autoriteit Consument en Markt

AI

Aviaire Influenza

AVP

Afrikaanse Varkenspest

BBL

Beroeps Begeleidende Leerweg

BBP

Bruto Binnenlands Product

BES

Bonaire, Sint Eustatius, Saba

BMKB

Borgstellingsregeling Midden en Kleinbedrijf

BNP

Bruto Nationaal Product

BOL

Beroeps Opleidende leerweg

BSE

Bovine Spongiforum Encephalopathy

BT

Blauwtong

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

CBD

Convention on Biological Diversity

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCS

Carbon capture and storage

CEPT

Europese Conferentie van administraties voor Post en Telecommunicatie

CITES

Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Flora and Fauna

CITO

Centraal Instituut voor Toetsontwikkeling

CMS

Convention on the Conservation of Migratory Species of Wild Animals

COVA

Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten

CPB

Centraal Planbureau

CVI

Centraal Veterinair Instituut

DEI

Demonstratieregeling Energie-innovatie

DG B&I

Directoraat-Generaal Bedrijfsleven en Innovatie

DGF

Diergezondheidsfonds

DICTU

Dienst ICT Uitvoering

DLG

Dienst Landelijk Gebied

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EDS

Energiebesparing en duurzame energie sportaccommodaties

EFMZV

Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij

EFRO

Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling

EHS

Ecologische Hoofdstructuur

EIA

Energie- investeringsaftrek

EIF

Europees Investeringsfonds

ESA

European Space Agency

ESTEC

European Space Research and Technology Centre

ETS

Emission Trading Scheme/System

EU

Europese Unie

EVF

Europees Visserijfonds

EZ

Ministerie van Economische Zaken

FES

Fonds Economische Structuurversterking

GD

Gezondheidsdienst voor Dieren

GLB

Gemeenschappelijk Landbouw Beleid

GO

Garantie Ondernemingsfinanciering

GVB

Gemeenschappelijk Visserij Beleid

GWWD

Gezondheids- en welzijnswet voor dieren

HACCP

Hazard Analysis and Critical Control Points

HBO

Hoger Beroeps Onderwijs

HFR

Hoge Flux Reactor

HHI

Herfindahl Hirschman Index

HTSM

HighTech Systems & Materials

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IAC

Internationale Arbeidsconferentie

ICANN/GAC

The Internet Corporation for Assigned Names and Numbers/Governmental Advisory Committee

ICT

Informatie- en communicatietechnologie

IEA

International Energy Agency

IGF

Internet Governance Forum

ILG

Investeringsbudget Landelijk Gebied

IMM

Investeringsregeling Milieuvriendelijke Maatregelen

IPO

Interprovinciaal Overleg

IRE

Investeringsregeling Energiebesparing

IRENA

International Renewable Energy Agency

ITKB

Indicator Toekomstige Knelpunten in de Personeelsvoorziening naar Beroep

ITU

International Telecommunications Union

IVN

Vereniging voor natuur- en milieueducatie

JSF

Joint Strike Fighter

JTI

Joint Technology Initiatives

KP7

Zevende kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KVP

Klassieke Varkenspest

KvK

Kamer van Koophandel

LEI

Landbouw-Economisch Instituut

LICG

Landelijk InformatieCentrum Gezelschapsdieren

LWOO

Leerweg Ondersteunende Onderwijs

MARIN

Maritime Research Institute Netherlands

MBO

Middelbaar beroepsonderwijs

MEI

Marktintroductie en innovatie

MEP

Milieukwaliteit Elektriciteitsproductie

MER

Milieueffectrapportage

MEV

Macro-Economische Verkenning

MIT

MKB Innovatiestimulering Topsectoren

MJA

Meerjarenafspraak

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKZ

Mond- en Klauwzeer

MVO

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

NAP

Nationaal Actieplan Duurzame Gewasbeschermingsmiddelen

NBTC

Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen

NCD

Newcastle Disease

NCG

Nationaal Coördinator Groningen

NEN

Nederlands Normalisatie-instituut

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

NIA

Nederlands Investerings Agentschap

NIPO

Nederlands Instituut voor Publieke Opinie

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium

NRG

Nuclear Research and consultancy Group

NSO

Netherlands Space Office

NURG

Nadere Uitwerking Rivierengebied

NVWA

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

O&O

Onderwijs en Ondernemen

OCW

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OIE

Office international des épizooties

OIML

Organisation Internationale de Métrologie Légale

PAS

Programmatische Aanpak Stikstof

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PBO

Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie

PIANOo

Professioneel en Innovatief Aanbesteden Netwerk voor Overheidsopdrachtgevers

PJ

Petajoule

PNB

Particulier Natuurbeheer

POP

Plattelandsontwikkelingsprogramma

PRW

Programma naar een Rijke Waddenzee

R&D

Research and Development

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

ROC

Regionaal Opleidingscentrum

ROM

Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen

RvA

Raad voor Accreditatie

RVB

Rijksvastgoedbedrijf

RWT

Rechtspersonen met een Wettelijke taak

Salmonella Se/St

Salmonella serotype Enteritdis/Typhimurium

SBB

Staatsbosbeheer

SBB

Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

SBR

Standard Business Reporting

SDa

Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit

SDE

Stimulering Duurzame Energieproductie

SER

Sociaal-Economische Raad

SodM

Staatstoezicht op de Mijnen

SSO

Shared Service Organisatie

STW

Stichting voor de Technische Wetenschappen

SVD

Swine Vesicular Disease (Blaasjesziekte)

TCBB

Technische commissie bodembeweging

TKI

Topconsortia voor Kennis en Innovatie

TNO

Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek

TNS

Taylor Nelson Sofres

TSE

Transmissible Spongiform Encephalopathies

TTF

Title Transfer Facility

UDV

Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij

UMTS

Universal Mobile Telecommunications System

UPU

Universal Postal Union

VAMIL

Regeling Vervroegde Afschrijving Milieu-investeringen

VGI

Voedings- en genotmiddelenindustrie

VMBO

Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs

VO

Voortgezet Onderwijs

VSL

Van Swinden Laboratorium

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

WABO

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

WU

Wageningen Universiteit

WUR

Wageningen Universiteit Researchcentrum

Wva

Wet voorraadvorming aardolieproducten

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZvA

Ziekte van Aujeszky


X Noot
1

TK, vergaderjaar 2016–2017, 21 501-07, nr. 1425

X Noot
2

TK, vergaderjaar 2016–2017, 33 009, nr. 40.

X Noot
3

Het uitgangspunt is dat het duurzame energieonderzoek en de rekenmeesterfunctie per 1 januari 2018 worden ontvlochten uit de Stichting ECN. Deze activiteiten worden ondergebracht bij respectievelijk TNO en het Planbureau voor de Leefomgeving. Binnen TNO wordt momenteel een herkenbaar onderzoekscentrum ingericht onder de naam «ECN (onderdeel van TNO)». Ik heb uw Kamer hierover geïnformeerd in mijn brief van 30 september 2016. Na deze ontvlechting resteren enkel de nucleaire activiteiten in de Stichting ECN. Na dit moment wordt de Stichting ECN niet meer aangeduid als TO2-instituut. De verantwoordelijkheid voor het publieke toegepast onderzoek naar de maatschappelijke uitdaging energietransitie ligt naar verwachting vanaf 1 januari 2018 volledig bij TNO.

X Noot
4

De WBSO staat voor de faciliteit afdrachtsvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie volksverzekeringen en de S&O-aftrek in de Wet inkomstenbelasting.

X Noot
5

De raming wordt herijkt als er beleidsmatige aanpassingen van de gasproductie plaatsvinden, zoals recent het plafond op gaswinning uit het Groningerveld is aangepast.

X Noot
6

De Verordening Governance is nog niet in werking. Op dit moment wordt de tekst besproken in de Raadswerkgroep Energie. De inschatting is dat de planning wel wat zal opschuiven: voor de meeste Lidstaten (waaronder NL) is de termijn van 01-01-2018 te ambitieus. Gevolg hiervan is dat in 2018 nog volop geschreven zal worden aan het INEK.

X Noot
7

Natuurlijk kapitaal is de voorraad vernieuwbare en niet-vernieuwbare hulpbronnen (zoals planten dieren, lucht, water, bodem, mineralen) die gezamenlijk verschillende baten voor mensen opleveren (Natural Capital Protocol, www.naturalcapitalcoalition.org/protocol). Natuur en biodiversiteit vormen een belangrijk onderdeel van natuurlijk kapitaal maar zijn breder; de intrinsieke waarde van natuur en biodiversiteit vormt bijvoorbeeld geen onderdeel van het concept natuurlijk kapitaal.

X Noot
8

Het Natural Capital Protocol (www.naturalcapitalcoalition.org/protocol) is een internationaal gestandaardiseerd kader waarmee bedrijven hun impacts op en afhankelijkheden van natuurlijk kapitaal inzichtelijk kunnen maken en kunnen meewegen in besluiten.

X Noot
9

De leden van het Bestuur ACM vormen een ZBO. De uitgaven voor dit ZBO zijn geraamd op beleidsartikel 1.

X Noot
10

INTERREG B en C vallen vanwege geringe participatie van het bedrijfsleven onder het Ministerie van IenM.

Naar boven