6 Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 teneinde de uitvoeringslasten bij het aanbesteden van diensten als bedoeld in die wetten te verlichten, alsmede grondslagen op te nemen voor het stellen van regels die bij de inkoop of subsidiëring van die diensten in acht worden genomen (Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015) ( 35816 ).

De voorzitter:

We gaan in één beweging door met de Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo 2015 (35816). We hebben acht sprekers van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

De eerste spreker is mevrouw Westerveld van de fractie van GroenLinks. Zij heeft tien minuten spreektijd aangevraagd en we gaan naar haar luisteren. Het woord is aan mevrouw Westerveld.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het is goed om eindelijk met deze nieuwe staatssecretaris in de plenaire zaal te spreken over jeugdzorg. Het is weliswaar een heel technisch onderdeel, namelijk inkoop en aanbesteden, maar het is niet minder belangrijk.

Voordat ik aan de inhoud van deze wet begin, wil ik een wat breder algemeen punt maken. We bespreken nu een wet die al is ingediend door de voorganger van de voorganger van deze staatssecretaris. Dat was toen minister De Jonge. Deze wet was toen al onderdeel van een aantal wetten die de jeugdzorg een aantal jaren na de decentralisatie zouden moeten verbeteren. Zo was bijvoorbeeld ook de Wet wijziging woonplaatsbeginsel hier een onderdeel van, evenals de inmiddels beroemde Wet verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen, waar ontzettend veel naar is verwezen. In allerlei brieven kregen we te lezen: ik geef antwoord, maar laten we eerst dit wetsvoorstel afwachten. Maar ook dat voorstel is nog steeds niet bij de Kamer ingediend. Of je inhoudelijk nou voor of tegen deze wetten bent, deze wetten hebben in ieder geval als doel om de knelpunten en de problemen aan te pakken die zich voordeden sinds de decentralisatie en om het stelsel daarmee te verbeteren. Helaas is het sinds het aannemen van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel in januari 2020 stil gebleven op dat wettelijk vlak. Corona brak uit. Daarna viel het kabinet. De formatie duurde lang. Maar intussen namen de problemen in de jeugdzorg alleen maar toe en werden de wachtlijsten langer. Ook nam het personeelstekort toe. Instellingen voor zwaardere zorg vielen om, terwijl aanbieders voor lichte zorg als paddenstoelen uit de grond kwamen en enorme winsten boekten. Gemeenten en Rijk ruzieden over geld. Er moest een arbitragecommissie komen. Die deed een uitspraak waar het kabinet zich vervolgens weer niet volledig aan hield. En daardoor ligt de hervormingsagenda die juist bedoeld is om die stelselproblemen aan te pakken, nu ook weer stil.

Voorzitter. Naar mijn idee hebben we de afgelopen twee jaar tijd verloren. We verliezen nog steeds heel veel tijd. We verliezen tijd om de problemen waar zowel jongeren als ouders, jeugdzorgmedewerkers, aanbieders, gemeenten en Rijk, eigenlijk iedereen, tegenaan lopen, serieus met elkaar te bespreken en aan te pakken. We verliezen tijd om uiteindelijk het doel te bereiken dat we allemaal willen, namelijk dat de jongeren de juiste zorg en de juiste hulp krijgen en dat er aandacht voor hen is. Daarom is het fijn dat we deze wet vandaag bespreken. De wet is misschien niet ideaal en lost ook niet alle problemen op, maar de wet probeert in ieder geval íets op te lossen en dat betekent in ieder geval íets van vooruitgang. Ik hoop dat er snel nog veel plannen en wetsvoorstellen volgen om de jeugdzorg te verbeteren.

Ik wil de staatssecretaris daarom een paar vragen stellen. Hoe staat het nou met het proces rondom de hervormingsagenda? Ligt dat helemaal stil of gebeurt er nog wat? Wordt er gepraat met de VNG, met de gemeenten dus, om die weer terug aan tafel te krijgen? Wat is de reactie van de staatssecretaris op de hervormingsagenda jeugdzorg met de titel "Onze jeugd verdient beter", die zorgaanbieders, professionals en cliënten zelf hebben opgesteld en deze week aan Rijk en gemeenten hebben aangeboden? Wanneer komt er een reactie van de regering over de manier waarop zij de in de Eerste Kamer aangenomen motie van collega Rosenmöller over de hervorming van de jeugdzorg wil uitvoeren? Want de deadline daarvoor is in de motie op 15 april gesteld.

Voorzitter. Dan ga ik verder naar de wet. Zoals ik al zei, denk ik dat deze wet een stap in de goede richting is. Ik vraag me wel af of de wet ver genoeg gaat, want het is geen geheim dat GroenLinks geen voorstander is van het aanbesteden van de jeugdzorg en de Wmo-hulp. In 2018 diende mijn collega Ellemeet en SGP-collega Van der Staaij een initiatiefwet in om deze aanbestedingsverplichting voor het sociaal domein te schrappen. Ik moet eigenlijk zeggen dat ze er toen mee begonnen, want ook zij liepen tegen Europese wetgeving aan, net als dit wetsvoorstel. En toch ben ik wel benieuwd hoe de staatssecretaris kijkt naar die bredere vraag. Is het wat hem betreft wenselijk om dit soort zorg aan te besteden? Ik lees dat hij van plan is om dit soort trajecten in Europa af te schaffen. Ik ben benieuwd wat de stand van zaken daaromtrent is. Nog een stap verder: zou het niet zo moeten zijn dat we de zwaardere zorg, zoals jeugdbescherming, eigenlijk helemaal niet via aanbestedingen zouden moeten regelen? Ik hoor graag een reflectie hierop van de staatssecretaris.

Voorzitter. Deze wet zorgt ervoor dat de plicht om te gunnen op grond van het EMVI-criterium — dat is de economisch meest voordelige inschrijving — uit de Jeugdwet en de Wmo 2015 wordt geschrapt. Als gemeenten kiezen voor een verlicht regime, hoeven zij hierdoor niet langer offertes te vragen en te beoordelen. Nu krijgen wij signalen dat het voor veel veldpartijen nog onduidelijk is hoe de wet op dit punt geïnterpreteerd moet worden. Het is natuurlijk wel heel belangrijk dat je niet alleen weet wat er op papier staat, maar ook hoe dat vervolgens geïnterpreteerd moet worden. Want als de gunningscriteria wegvallen, doet de gemeente dan na onderhandeling met verschillende aanbieders een aanbod waar aanbieders dan vervolgens wel of niet voor kiezen? Of blijft het toch andersom, dus dat aanbieders een aanbod doen aan gemeenten? Dat is natuurlijk een beetje een ingewikkelde vraag; dat begrijp ik ook wel. Maar het is wel een belangrijke vraag, omdat wij willen weten hoe dit wetsvoorstel in de praktijk nou moet worden geïnterpreteerd.

Voorzitter. De regering hoopt door het toestaan van het verlichte regime het aantal openhouseprocedures te verminderen. De regering acht deze procedures ongewenst voor dit soort zorg, maar toch worden die niet verboden. Ik wil de staatssecretaris vragen waarom niet. Want het wordt heel duidelijk, ook uit de toelichting bij het wetsvoorstel, dat de regering dit ongewenst acht. Waarom is er dan niet voor gekozen om dit soort zaken te verbieden? Kan de staatssecretaris ook nog eens uitleggen wat de meerwaarde is van openhouseprocedures? Hebben dit soort procedures niet ook geleid tot een explosie van het aantal aanbieders per gemeente? Dan praat ik met name over het hoge aantal aanbieders van lichte zorg met hoge winsten. Kan de staatssecretaris uitleggen of er een samenhang is tussen dit probleem en openhouseprocedures?

Voorzitter. Ik heb ook een vraag over wat er precies met dit wetsvoorstel geregeld gaat worden voor medewerkers die in een instelling werken. Is de staatssecretaris het met mij eens dat kortlopende contracten en onzekerheid, vaak ook in verband met aanbestedingen, ertoe kunnen leiden dat mensen de sector verlaten? Wat doet dit wetsvoorstel daaraan? En wat is er geregeld voor jongeren als een gemeente niet doorgaat met een instelling? We weten namelijk dat het ronduit schadelijk is voor de ontwikkeling van jongeren, die soms ook al uit huis zijn geplaatst, als ze heel erg vaak van instelling naar instelling of van pleeggezin naar pleeggezin moeten verhuizen. Maar hoe wordt hun positie meegenomen in dit traject en wat wordt er nu anders geregeld dan hiervoor? Want ook hiervoor was er al een zorgplicht, maar hoorde ik uit veel verhalen van jongeren, maar ook van aanbieders en hulpverleners, dat dat niet altijd werd nageleefd.

Voorzitter. Dan kom ik bij het tweede gedeelte van de wet, over de delegatiebepaling voor reële prijzen voor de Jeugdwet. Kan de staatssecretaris toelichten waarom er niet gekozen wordt voor landelijke tarieven, aangezien ook bij het afspreken van reële prijzen elke keer opnieuw onderzoek moet worden gedaan door de gemeente naar wat die reële prijs dan is? Dat wordt dan weer door bureaus gedaan, wat weer veel coördinatie en proceskosten met zich meebrengt. Ook in deze Kamer leeft de brede wens om ervoor te zorgen dat jeugdzorggeld echt naar jeugdzorg gaat, en niet naar allerlei bureaucratie eromheen, al helemaal niet als dat ook te vermijden is. De personeelskosten zijn namelijk in het hele land hetzelfde, aangezien het personeel dezelfde cao heeft. Daarom begrijpen wij ook niet waarom er niet wordt gewerkt met een landelijk tarief. Ik ben benieuwd hoe de staatssecretaris dat ziet.

Daarop aansluitend, voorzitter. Ik heb een aantal jaarrekeningen van diverse jeugdzorginstellingen bekeken. Ik zie daarin dat bijna alle bestuurders en toezichthouders heel erg dicht tegen dat wettelijk maximum aankruipen dat geregeld is in de Wet normering topinkomens. Ik stoor mij daaraan, want zorggeld is bedoeld voor zorg. Ik zou in sommige gevallen ook niet weten waarom bestuurders, maar ook toezichthouders, tientallen duizenden euro's of zelfs een paar ton moeten verdienen terwijl het hier gaat om zorggeld en terwijl we ook weten dat personeel heel lang heeft moeten strijden voor een loonsverhoging. Ik zou graag van de staatssecretaris willen weten of gemeenten daar zelfstandig grenzen aan kunnen stellen. Kunnen zij bijvoorbeeld in zo'n aanbestedingsprocedure afspraken maken over wat nou de topinkomens van zo'n instelling mogen zijn en wat raden van bestuur en toezichthouders mogen verdienen? Ik ben daar benieuwd naar.

Dan heb ik nog een vraag over centra die landelijke expertise bieden en soms met meerdere gemeenten contracten moeten afsluiten. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij het met ons eens is dat sommige specialistische kennis zo belangrijk is dat die niet zou mogen afhangen van aanbestedingsprocedures of van contracten die gemeenten toevalligerwijze wel of niet hebben afgesloten. Is hij het met me eens dat lang niet alle jongeren de juiste hulp kunnen krijgen doordat deze expertise verdwijnt, en dat dat al helemaal geldt voor jongeren die het extra zwaar hebben en soms al in een lang traject zitten, meerdere diagnoses hebben en daardoor niet de juiste hulp kunnen ontvangen? Is hij het met me eens dat we ook landelijk zouden moeten regelen dat expertise voor specialistische centra behouden blijft?

Voorzitter. Zorg die jongeren krijgen, hangt namelijk af van de gemeente waar een jongere woont. Sommige gemeenten hebben dat goed op orde, maar er zijn ook gemeenten waar je beter niet kunt wonen als je jong bent en psychische problemen hebt.

Voorzitter. Ik rond bijna af. Mijn laatst punt en vragen gaan over de positie van raadsleden. Sinds de decentralisatie in 2015 — ik heb zelf ook in de gemeenteraad gezeten — hebben raadsleden er ontzettend veel werk bijgekregen, maar zij hebben lang niet altijd de benodigde expertise in huis en dat kan ook helemaal niet. Maar juist op een punt als jeugdzorg is het belangrijk dat de raad meebeslist over zorgaanbieders en meedenkt over contracten. Het is belangrijk dat raadsleden soms ook een kritisch weerwoord hebben tegen wethouders die contracten willen afsluiten. Wat gaat de staatssecretaris doen om te zorgen dat de kennis over deze wet ook bij de raadsleden terechtkomt?

Voorzitter, ik rond af. Het wetsvoorstel is een stap in de goede richting, maar het lost zeker niet alle problemen op. Ook over zaken als tariefdifferentiatie en winstmaximalisering moet in de toekomst gesproken worden. Ik hoop dat we dat snel doen bij de hervormingsagenda en later weer in de Kamer. Ik kijk uit naar alle wetsvoorstellen die wij nog zullen krijgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan mevrouw Maeijer van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Dank, voorzitter. Dit wetsvoorstel gaat over wijzigingen van meer technische aard, die bijvoorbeeld procedures vereenvoudigen voor de inkoop door gemeenten van bepaalde vormen van zorg voor jeugdigen of van maatschappelijke ondersteuning. Dat maakt dat we het uiteindelijk ook gewoon hebben over zorg. Zorg voor jongeren, zorg voor mensen die ondersteuning nodig hebben. Voordat ik op de inhoud van de wetswijzigingen inga, zou ik dan ook echt graag van de staatssecretaris willen weten wanneer we nu eindelijk de plannen en voorstellen kunnen verwachten die hopelijk een begin van een einde gaan maken aan de problemen in de jeugdzorg. Hoe staat het met de wachtlijsten? Hoe zit het met de impasse bij de Hervormingsagenda Jeugd?

Dit kabinet, deze staatssecretaris zit er nu, als ik het goed heb, bijna 100 dagen en vooralsnog hebben we alleen een bezuiniging gezien in het coalitieakkoord, een voortdurende impasse van de hervormingsagenda, massaal protest van jeugdzorgwerkers en noodkreten van jongeren en ouders. Wat is de boodschap van de staatssecretaris aan al die jongeren, ouders en professionals die nog steeds vastzitten en moeten werken met een systeem dat kampt met grote problemen?

Dat gezegd hebbende, over naar dit wetsvoorstel. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Een groot deel van de werkzaamheden laten zij door derden verrichten en daartoe sluiten zij overeenkomsten met die derden of verstrekken zij subsidies. Als ik het goed samenvat, heeft het kabinet met deze wetswijzigingen die nu voorliggen voor ogen om de inkooppraktijk beter aan te laten sluiten bij de aard van het sociaal domein en de praktijk van jeugdhulp en ondersteuning. Daartoe worden drie wijzigingen voorgesteld.

Het eerste voorstel schrapt een regel, waardoor het mogelijk wordt om te kiezen voor een verlicht aanbestedingsregime zonder de plicht om offertes te vragen en te beoordelen. Hiermee wordt het proces vereenvoudigd, zo is de gedachte. En dat is goed, maar hoe verhoudt zich dat dan tot een ander deel van dit wetsvoorstel waarin door middel van een delegatiebepaling zo nodig regels kunnen worden gesteld aan een aantal terechte zorgvuldigheidseisen? In hoeverre gaan deze regels dan weer drukken op de werklast? Hoeveel gemeenten hebben nu eigenlijk aangegeven gebruik te zullen gaan maken van deze vereenvoudigde procedure? Doordat er minder eisen worden gesteld aan de inkoopprocedure hoopt het kabinet ook het aantal zogenaamde openhouseprocedures waarin een gemeente iedere aanbieder contracteert die aan de eisen voldoet, te verminderen. Maar waarom houdt dit kabinet deze mogelijkheid eigenlijk in stand als de staatssecretaris deze manier van gemeentelijke inkoop van met name complexere vormen van zorg voor jeugdigen of maatschappelijke ondersteuning eigenlijk niet wenselijk vindt? Voor welke gevallen vindt de staatssecretaris deze procedure dan eigenlijk wel wenselijk?

Voorzitter. We zien dat in 2018 90% van de gemeenten de zorg op deze manier inkocht. We zien ook dat er een trend waarneembaar is dat de gemeenten afstappen van de openhousesystematiek en met minder aanbieders gaan werken. Inmiddels zijn er zo'n 6.000 jeugdzorgaanbieders. In Gelderland vertienvoudigde het aantal zorgaanbieders de afgelopen jaren. Kan de staatssecretaris aangeven hoeveel gemeenten de zorg nog steeds op deze manier inkopen?

Voorzitter. Het is niet onze insteek om gemeenten maar met een beperkt aantal aanbieders te laten werken. Er moet wel altijd keuzevrijheid bestaan en ook voldoende diversiteit, maar het moet dan wel gaan om gekwalificeerde, ervaren en goed opgeleide aanbieders, waar aan de andere kant ook ruimte is voor nieuwe en innovatieve aanbieders. Hoe ziet de staatssecretaris dit en hoe waarborgt deze wet dit? Deelt hij de zorgen van de kleinere instellingen op dit punt? En hoe waakt de staatssecretaris er in het hele proces voor dat de wachtlijsten verder zullen oplopen?

Voorzitter. Het hele administratieve circus van verantwoording en procedures om de zorg heen is veel te groot geworden. Als de staatssecretaris dan toch bezig is met het vereenvoudigen van procedures en het afschaffen van belemmerende regels, heeft hij er dan ook zicht op welke belemmerende regels, administratieve lasten en procedures deze kabinetsperiode nog worden geschrapt, geüniformeerd of gestandaardiseerd kunnen gaan worden om de hoge werkdruk te verminderen? Is er bijvoorbeeld nu eindelijk een landelijke uniformering in de ICT-systemen en de verantwoordingseisen van gemeenten? Hoe denkt de staatssecretaris over een langere contractduur in de aanbesteding? Ik geloof dat de SP daar ook een amendement over heeft ingediend.

Voorzitter. Met de onderhavige wetswijzing maakt het kabinet het ook mogelijk dat kostprijselementen zullen worden opgenomen waaruit de reële prijs moet worden opgebouwd. Het is eigenlijk heel triest te constateren dat dit wettelijk vastgelegd moet worden omdat zorgaanbieders, mede uit concurrentieoverwegingen, soms tarieven rekenen die onder de kostprijs liggen, en gemeenten blijkbaar niet bereid of in staat zijn om de kostprijs te betalen. Dat financiële overwegingen zwaarder wegen dan de kwaliteit, juist als het gaat om zorg, is zeer zorgelijk. Om kwalitatief goede zorg te kunnen blijven leveren, is het noodzakelijk dat er reële prijzen worden afgesproken, rekening houdend met de complexiteit en de zorgzwaarte van het werk. Uiteindelijk komen niet alleen de zorgaanbieders in zwaar weer, maar zijn de zorgverleners, de kinderen, de ouderen en de kwetsbare gezinnen de dupe.

Voorzitter, tot slot. Er blijft één groot knelpunt over dat met deze wetswijziging niet wordt opgelost. Dat is de Europese aanbestedingsrichtlijn die ervoor zorgt dat de uitvoeringslasten bij de inkoop van zorg voor jeugdigen en maatschappelijke ondersteuning disproportioneel zijn. Nederlandse kabinetten zijn, zo lezen we, al jaren bezig om een uitzondering te bedingen op die EU-regels, maar dat is tot nu toe niet gelukt. Waarom niet en wat is er concreet gedaan? Wat is nou precies de procedure om dit gewijzigd te krijgen? Kunnen we niet gewoon zeggen: we doen het niet meer? Had men niet ook op voorhand moeten voorzien welke problemen deze richtlijn met zich meebracht voor onze zorg? Wat is de huidige staatssecretaris precies voornemens te gaan ondernemen om ervoor te zorgen dat dit nu eindelijk geregeld wordt?

Voorzitter. Sla met de vuist op tafel, zou ik richting de staatssecretaris willen zeggen. We zijn een van de grootste nettobetalers van de Europese Unie. De Europese Commissie, die nu druk bezig schijnt te zijn met het evalueren van die richtlijn, zit daar dankzij dit kabinet, op kosten van de Nederlandse belastingbetaler. Herinner ze daar eens aan. Dus sla met de vuist op tafel en zorg ervoor dat onze zorg niet belast wordt met allerlei onzinnige EU-regels.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan de heer Hijink van de fractie van de SP.

De heer Hijink (SP):

Dank u wel, voorzitter. Met grote regelmaat stellen wij in deze Kamer vragen over de misstanden die wij zien in de gemeentelijke zorg. Dan gaat het natuurlijk over de tekorten in de jeugdzorg, over het sluiten van instellingen en over de lange wachtlijsten, waar juist de kinderen die de meest intensieve zorg nodig hebben nog steeds heel vaak op terechtkomen. Wij vragen ook vaak naar de misstanden bij projecten, bijvoorbeeld als het gaat om beschermd wonen in de Wmo. Dan blijkt dat het nog heel makkelijk is voor kwaadwillende mensen om zorgaanbieder te worden en om snel geld te kunnen verdienen over de ruggen van kwetsbare mensen. Wij kennen de schrijnende verhalen van jonge vrouwen die bescherming zoeken maar terechtkomen in een ware hel, in locaties waar geweld aan de orde van de dag is, waar amper zorg en begeleiding te vinden zijn.

Natuurlijk valt daar het toezicht op de zorg. Daar hebben wij het natuurlijk al vaak met deze regering over gehad. De SP heeft een hele hoop ideeën over hoe het gemeentelijke toezicht verbeterd zou moeten worden, maar we komen wat dat betreft nog niet verder. Daar komen we een andere keer vast over te spreken. Wij vinden dat de inspectie, de IGJ, ook toezicht zou moeten kunnen houden op de gemeentelijke zorg. Misschien kan de staatssecretaris daar nog eens op reageren.

Naast goed toezicht begint het natuurlijk met de vraag hoe wij de zorg zo goed en zo verstandig mogelijk organiseren. Hoe voorkomen we dat organisaties langs elkaar heen werken en dat winsten belangrijker worden dan de zorg voor en de ondersteuning van mensen? Gemeenten kunnen op drie manieren hun zorg en ondersteuning organiseren. Ze kunnen het zelf doen, bijvoorbeeld door een eigen organisatie te beginnen die bijvoorbeeld de huishoudelijke zorg gaat uitvoeren. Dat vindt de SP eigenlijk best een heel goed idee. Zo kun je er namelijk voor zorgen dat iedereen die zorg nodig heeft, die ook krijgt. Je kunt als gemeente er zo ook voor zorgen dat de mensen die het werk doen, de zorgverleners, goed betaald krijgen en een vast contract krijgen. Je kunt er met andere woorden voor zorgen dat er meer zekerheid komt voor zorgverleners en voor de mensen die afhankelijk zijn van zorg. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? Ziet hij ook de voordelen daarvan? Zou dit voor grotere onderdelen van de Wmo eigenlijk niet de meest praktische en makkelijkste oplossing zijn? Is hij ook bereid om met gemeenten in gesprek te gaan om te kijken hoe we dit veel vaker zouden kunnen doen en op welke manier dan?

De tweede manier om de zorg te organiseren door een gemeente gaat via subsidies. De gemeente bepaalt welke zorgaanbieders of jeugdzorgaanbieders de zorg gaan verlenen en in samenwerking met de gemeenten gaan deze aanbieders dat vervolgens doen, uiteraard met die subsidie. Kan de staatssecretaris uitleggen waarom van deze werkwijze eigenlijk zo weinig gebruik wordt gemaakt? Wij horen vaak dat als een gemeente een subsidie geeft, zij te weinig verplichtende afspraken kan maken of juridische verplichtingen kan aangaan met verschillende aanbieders. Mijn vraag aan de staatssecretaris is: klopt dat nou eigenlijk wel? Zijn er manieren te verzinnen waarop je toch goede afspraken kunt maken met subsidieregelingen zonder dat je aan het hele aanbestedingscircus moet meewerken? Als dat zou kunnen, waarom gebeurt het dan niet veel vaker? Kan de staatssecretaris ook uitleggen hoe de lokale zorg op dit moment in andere landen, ook binnen de Europese Unie, wordt geregeld? Wij hebben daar in de schriftelijke vragen ook naar gevraagd en kregen er eigenlijk geen fatsoenlijk antwoord op. Dat is vervelend, want die antwoorden zijn voor ons wel belangrijk. Wij hebben namelijk het gevoel — want dat is wel vaker aan de hand — dat we in Nederland het beste jongetje van de klas willen zijn als het gaat om marktwerking, concurrentie en aanbesteden. Ik sluit helemaal niet uit dat daar in een aantal andere landen een stuk relaxter en flexibeler mee wordt omgegaan. Als dat gebeurt, willen wij dat graag weten, zodat we dat misschien ook wel kunnen gaan doen.

De indruk bij de SP is toch vooral dat het vele aanbesteden dat wij overal zien vooral een gevolg is van het marktdenken dat nog altijd onze zorg domineert. Het geloof dat de markt problemen oplost, staat bij veel partijen, ook in deze Tweede Kamer, nog rechtovereind, ook al zien we dat juist de marktwerking en concurrentie de zorg juist heel veel duurder en bureaucratischer hebben gemaakt. De zorg voldoet immers helemaal niet aan de voorwaarden die je voor een normale, echte vrije markt zou laten gelden. Je wilt ook helemaal niet dat iedereen zomaar zorg kan gaan verlenen in een gemeente. Je wilt ook niet dat er binnen de gemeente geconcurreerd wordt op prijzen en tarieven. De zorg voor de een is heel anders dan de zorg voor de ander.

Ik zie dat de hele D66-fractie binnenstormt, voorzitter.

De voorzitter:

Speciaal voor u, heb ik gehoord. Speciaal voor u!

De heer Hijink (SP):

Ik word helemaal warm van binnen. Het gaat over het tegengaan van marktwerking in de zorg …

De voorzitter:

En meteen komen ze binnen! Ze gaan straks ook de wave voor u inzetten, heb ik gehoord.

De heer Hijink (SP):

Dat is supergoed. Hou de oren en ogen geopend: dit wordt een heel wijs en raadzaam college voor de D66-fractie.

Voorzitter. Zorg en ondersteuning gaan over de menselijke maat en niet over de wetten van de markt. Ja, hebben jullie dat? Heel goed. Dan moet er dus ook geen markt van gemaakt worden, zoals door sommigen, bijvoorbeeld de gehele D66-fractie, nog altijd wordt gedaan.

Voorzitter. Deze regering komt, net als voorgaande kabinetten-Rutte, niet met de daadwerkelijke voorstellen om het marktdenken in de zorg te stoppen, om de winsten uit de zorg te halen en om de concurrentie af te schaffen. Dit terwijl juist in de gemeenten blijkt dat concurrentie en marktdenken hele vervelende effecten hebben. Het is net ook al genoemd dat er gemeenten zijn waar vele honderden verschillende aanbieders een contract hebben gekregen met de gemeente, in de Wmo maar ook in de jeugdzorg. Berucht zijn de openhouseconstructies waarbij iedereen die zijn vinger opsteekt en aan de voorwaarden voldoet, een contract krijgt bij de gemeente. Een totale wildgroei aan verschillende soorten en typen aanbieders is daarvan het gevolg; een wildgroei die vaak betekent dat er heel veel aanbieders opduiken voor de lichte vormen van zorg en ondersteuning in de Wmo en de jeugdzorg. Daardoor zien we tegelijkertijd dat de mensen die de meest intensieve zorg nodig hebben aan het kortste eind trekken. Voor de markt geldt immers dat je dáár opereert waar het makkelijkst het geld te verdienen is.

De SP wil om die reden af van de marktwerking in de zorg en dus ook van de aanbestedingen. Die zorgen namelijk voor meer bureaucratie, niet alleen bij de gemeenten, maar ook bij de verschillende aanbieders. Aanbestedingen, zeker bij kortlopende contracten, zorgen ook voor onzekerheid. Ouderen weten niet of hun vaste hulp er over een halfjaar nog wel is. Aanbestedingen zorgen ook voor onzekerheid bij mensen die werken in de huishoudelijke zorg. Juist voor hen is het zo belangrijk dat die onzekerheid stopt, omdat hun belangrijke werk niet van flexcontracten en onzekerheid aan elkaar mag hangen. De SP heeft hier ook vaak bepleit dat wanneer een andere zorgaanbieder de zorg overneemt, zoveel mogelijk gekeken moet worden of de vertrouwde thuiszorgmedewerker bij haar cliënten kan blijven. Dat is een belangrijk punt. Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? Is de staatssecretaris bereid om duidelijk op te nemen in de handreiking die hij maakt voor de gemeenten dat bij een overname door een andere aanbieder de vaste koppels behouden blijven en niet uit elkaar getrokken worden?

Voorzitter. Het is net al genoemd door de PVV: de SP heeft inderdaad een amendement klaarliggen om nog iets aan die contracten te doen, zodat er minder wisselingen komen in de Wmo en in de jeugdzorg en zodat we met langdurige contracten gaan werken, bijvoorbeeld met een minimum van twee jaar als het gaat om Wmo-zorg en een minimum van drie jaar als het gaat om de Jeugdwet.

Voorzitter. Het kabinet komt vandaag met een voorstel om de aanbestedingen eenvoudiger te maken. Een "verlicht regime" noemt de staatssecretaris het — ik vond het bijzonder geestig om uit de mond van een ChristenUniebewindspersoon te horen dat we met een "verlicht regime" gaan werken. Gemeenten hoeven geen aanbieders meer te selecteren op basis van de "economisch meest voordelige inschrijving", zoals dat heet. In gewonemensentaal betekent dit dat het niet langer gaat om louter de laagste prijs, maar dat gemeenten ook op andere voorwaarden een keuze kunnen maken tussen aanbieders.

Dit is wat de SP betreft een stapje in de goede richting, maar het gaat uiteraard niet ver genoeg. Daarom hebben wij ook een amendement ingediend om de gemeentelijke zorg helemaal uit de Aanbestedingswet te halen. De staatssecretaris zal misschien dadelijk zeggen dat dit niet kan en dat je niet zomaar de Europese richtlijnen aan je laars kan lappen en niet zomaar de Aanbestedingswet kunt negeren. Maar wij denken dat dit wel kan, niet in de laatste plaats omdat het kabinet zelf, ook de voorgangers van deze staatssecretaris, meerdere keren hebben gezegd dat ook binnen de Europese Unie eigenlijk niemand serieus vindt dat de lokale en gemeentelijke zorg en de jeugdzorg grensoverschrijdende markten zijn waarvoor dit soort aanbestedingsprocessen zouden moeten gelden. Wat ons betreft moeten we dus ook stoppen met op dat punt het beste jongetje van de klas te willen zijn. Laten we het gewoon doen. Laten we die aanbestedingen gewoon schrappen en dan zien we wel wat er gebeurt. Mijn inschatting is dat er geen haan naar gaat kraaien, omdat helemaal niemand in Brussel of in Europa vindt dat je daadwerkelijk met Portugese, Franse of Oostenrijkse aanbieders in de Wmo moet gaan werken.

Voorzitter. Wij kunnen meer doen om te voorkomen dat mensen en bedrijven met de verkeerde intenties zorgaanbieder worden in de gemeentelijke zorg. Want zolang de mogelijkheid bestaat om winst te maken op de zorg en deze winst ook uit de zorg te trekken, zullen er mensen zijn die met verkeerde bedoelingen zorgaanbieder worden. Daarom hamert de SP al jaren op het uitbreiden van het verbod op winstuitkeringen. Verpleeghuizen en ziekenhuizen mogen nu geen winsten uitkeren. Dat is heel goed, want zo zorg je ervoor dat geld dat bedoeld is voor de zorg, in de zorg blijft. Dat zouden we, wat de SP betreft, ook moeten doen voor de Wmo, dus de gemeentelijke zorg, en de jeugdzorg. Daarom hebben wij ook op dat punt vandaag een amendement ingediend. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris op dit amendement. Het lijkt ons heel verstandig om dit te doen. Zo zorg je er namelijk voor dat mensen die niet de juiste intenties hebben om een gemeentelijke zorginstelling te beginnen, ergens anders naartoe gaan en geen frauduleuze praktijken beginnen.

Voorzitter. Net als in de Wmo wil de staatssecretaris in de jeugdzorg met reële tarieven gaan werken. Maar welke zekerheid geeft dit nu precies dat zorgaanbieders ook daadwerkelijk fatsoenlijk betaald gaan worden voor het belangrijke werk dat zij doen? Hoe gaat het op dit moment eigenlijk met de reële tarieven die al gelden binnen de Wmo? Wat wij ervan horen is dat die juist ook heel vaak voor een hoop gedoe, een hoop discussie en een hoop bureaucratie zorgen. Het klinkt namelijk heel logisch: zorgaanbieders moeten een bedrag krijgen voor het werk dat zij doen. Dat betekent ook dat de gemeente mee zal gaan wegen wat de reële kosten zijn die in zo'n instelling worden gemaakt en welk tarief daar dan vervolgens bij hoort. Maar iedereen hier voelt wel aan dat als de een belang heeft bij hoge tarieven en de ander, namelijk de gemeente, belang heeft bij lage tarieven, je echt niet automatisch in het midden bij elkaar uitkomt. In de praktijk leidt dit ertoe dat een hoop dure bureaus worden ingehuurd om te onderzoeken wat nu eigenlijk precies een reële prijs is. Er worden kostprijsonderzoeken gedaan. Een duur consultantsbureau gaat dan kijken hoeveel het gebouw kost en hoeveel dit en dat kost. Dat kost een hoop geld. Ik wil graag van de staatssecretaris weten hoeveel geld over de balk wordt gegooid voor dat soort onderzoeken. Hoe kunnen we dat nou voorkomen? Zou het niet veel logischer zijn om gewoon te gaan werken met landelijke tarieven, zodat je een einde kunt maken aan al dat gedonder?

Voorzitter. We kunnen dit zowel voor de Wmo als voor de jeugdzorg doen: een landelijk tarief, zodat iedereen weet waar hij aan toe is. Je bent dan dus niet meer de consultants aan het financieren, maar de mensen die daadwerkelijk zorg verlenen aan onze jongeren, onze kinderen en onze ouderen.

Voorzitter. Verder valt op dat de regering wil dat de reële tarieven vooralsnog alleen gaan gelden voor de hoofdaannemers die de zorg gaan verlenen. Maar het risico van deze wet is nou juist dat er veel meer onderaannemers gaan komen die onder de hoofdaannemer de zorg daadwerkelijk gaan uitvoeren. Voor die onderaannemers geldt dan weer niet per definitie het reële tarief. Dat is een slechte zaak, want je wil niet dat die grote aanbieders de volle mep halen bij de gemeente, om vervolgens tegen veel lagere tarieven de onderaannemers naar zich toe te trekken en uit te melken. De regering moet er dus voor zorgen dat alle aanbieders in de jeugdzorg en de Wmo de normale, logische en reële tarieven gaan krijgen. Ook op dat punt hebben wij een amendement ingediend.

Voorzitter. Zoals gezegd maakt de SP zich zorgen over de wildgroei aan aanbieders die we nu zien in de gemeentelijke zorg. Maar het is niet gezegd dat deze wildgroei met dit wetsvoorstel minder gaat worden. Sterker nog, daar waar we nu zien dat de gemeente contracten sluit met verschillende aanbieders — soms zijn dat er veel te veel — gaan we straks zien dat die bureaucratie zich gaat verplaatsen van de gemeente naar de verschillende hoofdaannemers die de Wmo-zorg of de jeugdzorg gaan doen. Ik wil de staatssecretaris vragen wat hij daaraan gaat doen. Hoe gaat hij dat nou voorkomen? Steunt hij dan ook het voorstel dat de SP doet ... Het is een beetje klungelig, maar dat amendement is nog in de maak. Het is nog niet helemaal af. Maar wij zullen vandaag dus nog met een amendement komen om ervoor te zorgen dat alle zorgaanbieders die werkzaam zijn in de jeugdzorg en in de gemeentelijke zorg, in de Wmo, een meldplicht krijgen, zodat de gemeente op zijn minst weet wie binnen de grenzen van de gemeente daadwerkelijk zorg aan het verlenen is.

Wij kennen dit al uit de Wet toetreding zorgaanbieders, de Wtza. Deze wet hebben we een paar jaar terug behandeld met Hugo de Jonge. Daarin is geregeld dat er een meldplicht geldt voor de aanbieders die onder de Zorgverzekeringswet werken, bijvoorbeeld de wijkverpleging, maar ook ziekenhuizen en allerlei aanbieders. Deze meldplicht geldt bijvoorbeeld ook voor de langdurige zorg, zoals verpleeghuizen. Zo weet je altijd welke nieuwe aanbieders zijn toegetreden. De gemeente weet dan ook altijd wie er aan het werk is, zodat vervolgens het toezicht hier goed op kan worden georganiseerd. Het gebeurt nu nog best wel vaak dat een gemeente toezicht moet houden, maar eigenlijk zelf niet eens precies weet welke aanbieders allemaal binnen de gemeente actief zijn. Ons lijkt het verstandig om dat op die manier te doen. Ik wil de staatssecretaris vragen of hij dat steunt.

Voorzitter. In de afgelopen jaren zagen we dat belangrijke beslissingen in de zorg steeds vaker niet in de gemeente worden genomen, maar juist in de regio. Mevrouw Westerveld heeft dat punt net ook gemaakt. Dat is wel een probleem, want gemeenteraden worden hierdoor op afstand gezet en hebben nog heel weinig te zeggen over de inkoop, de uitwerking en het toezicht op de zorg. Je kunt je wethouder wel aanspreken op wat er misgaat in de lokale zorg, maar als die wethouder vervolgens binnen een regionaal verband afspraken heeft gemaakt, dan heb je dus wel contact met je wethouder, maar die zegt dan: "Die afspraken zijn in de regio gemaakt. Die kunnen we niet zomaar veranderen. Dan moet ik eerst met al die andere tien gemeenten om tafel". We weten allemaal dat daar dus vervolgens helemaal niets meer van terechtkomt. Die wethouder kan wel zeggen "ik wil dit eigenlijk zo", maar hij weet ook wel dat hij dan negen collega's van andere gemeenten moet zien te overtuigen. Hierna trekken de raadsleden in de gemeente zelf aan het kortste eind. Zij hebben wel een controlerende taak, maar zij kunnen die controlerende taak eigenlijk helemaal niet goed uitoefenen.

Nu mag het wetsvoorstel dat wij vandaag bespreken aanbestedingen dan wel makkelijker maken, maar hoe verhoudt zich dat nu tot de invloed die de gemeenteraad moet hebben op het organiseren van de zorg? Gaat de staatssecretaris er ook voor zorgen dat de democratische controle, het democratisch toezicht op de lokale zorg, beter en goed wordt geregeld?

Voorzitter, tot slot iets over de financiële gevolgen; dan ben ik echt klaar. De staatssecretaris schrijft in de toelichting bij de wet die we behandelen dat er geen financiële consequenties zullen zijn als gevolg van deze wet. Dat vonden wij nogal een raadselachtige opmerking, want als je zegt dat je reële tarieven gaat berekenen in de jeugdzorg, hoe kan het dan dat dat geen enkele financiële consequentie zou hebben? Wij kunnen ons dat moeilijk voorstellen, en we vragen ons af hoe dat dan zou moeten werken. De staatssecretaris zegt dat dit zal betekenen dat de ene aanbieder wat lagere tarieven gaat krijgen en de andere wat hogere. Héél toevallig komt dat dan precies op nul uit. Dat lijkt ons heel sterk. Als je ervan uitgaat dat de tekorten in de jeugdzorg nu groot zijn, kan het haast niet anders of de kans is groot dat dit, als je een reële berekening maakt van de kosten die ze maken, tot hogere uitgaven gaat leiden. Als dat zo is, moet de staatssecretaris daar ook eerlijk over zijn. Anders ga je nu een wet invoeren die pas over één of twee jaar, wanneer die helemaal van kracht is, opeens wél tot een flink hogere uitgave aan de jeugdzorg leidt. Dan zal iedereen zeggen: o, hoe heeft dat nou kunnen gebeuren? Nou, dat heeft dus kunnen gebeuren omdat we dat nu wel goed moeten bespreken. Dus ik vraag de staatssecretaris: wees daar eerlijk en transparant in, en geef ons een eerlijk beeld van wat de financiële gevolgen van deze wet zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Even voor de goede orde, u heeft ons verblijd met drie amendementen, op respectievelijk stuk nr. 8, stuk nr. 9 en stuk nr. 10. Maar de feestvreugde is nog niet compleet, u gaat met een vierde amendement komen.

De heer Hijink (SP):

Ja. Het zijn stuk voor stuk hele goede amendementen geworden. Ik kan niet anders zeggen.

De voorzitter:

Ik vertrouw u daarin.

De heer Hijink (SP):

En er is er nog eentje onderweg. Dat gaat inderdaad over de meldplicht. Eigenlijk parallel aan de Wtza willen wij dat er voor de gemeentelijke zorg een plicht komt voor iedereen die binnen de gemeentegrenzen zorg verleent, zodat de gemeente altijd zicht houdt op wie precies wat doet en je dat goed kunt controleren.

De voorzitter:

En wanneer gaan we dat ontvangen van u?

De heer Hijink (SP):

Dat hangt een beetje van de interne bureaucratie in dit gebouw af, maar ik hoop snel.

De voorzitter:

U moet uw beleidsmedewerker nog even aan het werk zetten, begrijp ik.

De heer Hijink (SP):

Nee, die heeft al goed werk verricht; het ligt nu bij Bureau Wetgeving. Vijf minuten, zegt-ie.

De voorzitter:

Vijf minuten, perfect. Dan ontvangen we dat nog in onze mailboxen.

De heer Hijink (SP):

Ja. Dat is heel snel. Dan kan de staatssecretaris daar hopelijk ook op reageren. Als dat niet lukt, kan hij in ieder geval op het idee an sich reageren, lijkt me.

De voorzitter:

U denkt met hem mee; dat wordt altijd gewaardeerd.

Over feestvreugde gesproken: het is nu tijd voor een heuse maidenspeech. Dat vinden we altijd een mooi moment. We gaan met heel veel plezier luisteren naar de bijdrage van mevrouw Sahla. Daarna schors ik even voor de felicitatie en de bloemen, ervan uitgaande dat de heer Paternotte ook daadwerkelijk voor een ruikertje heeft gezorgd. Ik schors na afloop van de speech dus voor de felicitaties.

Het woord is aan mevrouw Sahla.

Mevrouw Sahla (D66):

Voorzitter. Het voelt als een eer om vandaag mijn maidenspeech te mogen houden in uw Kamer om te vertellen hoe ik dit ambt probeer in te vullen in de komende jaren. Mijn leidraad in mijn Kamerwerk is en zal altijd blijven: gelijke kansen bieden aan iedereen in Nederland. Daarbij geldt: kansengelijkheid begint bij vertrouwen, het vertrouwen van de overheid dat inwoners het beste uit zichzelf halen als je hun de kansen daartoe biedt, en het vertrouwen van inwoners zelf dat zij vooruit kunnen komen als zij die kansen grijpen. Dat vertrouwen van de overheid in haar inwoners en andersom begint met een overheid die luistert. Dat tekent mijn verhaal in de politiek.

Dat verhaal begon 42 jaar geleden, toen ik werd geboren in Den Haag, een ander Den Haag dan nu. "Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje" was niet alleen een stom en uitgekauwd spreekwoord, maar ook een realiteit voor veel mensen. Ook al was die kansenongelijkheid overal zichtbaar in mijn omgeving, op school en in de buurt, in die tijd werd die niet aangepakt. Dat inzicht kwam bij mij pas achteraf, toen ik zelf moeder werd. Toen werd mij pijnlijk duidelijk dat succes niet alleen aan geluk of toeval ligt maar aan de kansen die je krijgt, dat ongelijkheid geen natuurverschijnsel is maar een politieke uitkomst, en dat je kansen in het leven te maken hebben met de cijfers van je postcode, de centen in de portemonnee van je ouders en de kwaliteit van het onderwijs in jouw buurt.

In mijn Nederland, waar ik vanuit deze Tweede Kamer mede vorm aan mag geven, staat kansengelijkheid centraal: een gelijke kans op een bloeiende start van het leven door goede kinderopvang en het beste onderwijs, een gelijke kans op een vrolijk leven óók voor mensen met een beperking, en een gelijke kans op een mooie oude dag door liefdevolle zorg in verpleeghuizen. Ik sta hier om daarvoor te knokken.

Dat ik hier sta, begon eigenlijk met een simpel mailtje terug van een wethouder. Het was een wethouder die in die mail liet blijken echt naar mij te luisteren, naar Transvaal te luisteren en ons probleem op te willen lossen. Een zogenaamde zwarte school werd de sleutel tot succes. Ik dacht: het kan wel, een luisterend oor vanuit de politiek.

Voorzitter. Er is werk aan de winkel. Het is nu tijd voor actie. Nu wil ík mijn oor te luisteren leggen, mijn vleugels uitslaan op plekken waar ik nog nooit ben geweest. Zo wil ik het vertrouwen dat ik van de kiezer heb gekregen, inzetten om gelijke kansen te creëren voor iedereen in ons land. Want wij werken aan een optimistisch Nederland, met een blik op de toekomst, met als kompas onze idealen van vrijheid voor het individu en radicale kansengelijkheid, met aandacht en begrip voor mensen die vastlopen of niet mee kunnen komen.

Het luisteren naar mensen is voor mij ook de basis in de behandeling van dit wetsvoorstel. Het betekent namelijk dat voor mij de cliënt centraal staat. De cliënt is natuurlijk gebaat bij minder regeldruk, zodat zorgprofessionals vooral kunnen werken aan betere zorg in plaats van papierwerk. Verplichte Europese aanbestedingen zijn daarbij veel mensen in de zorg een doorn in het oog. Daar moeten we dus naar kijken. Tegelijkertijd is het ook in het belang van de cliënt dat hij of zij de beste zorg kan krijgen en zelf de regie heeft. Daarover hebben wij nog enkele vragen.

Het begint met de vraag hoe cliëntenorganisaties zijn betrokken bij dit wetsvoorstel. Wij lezen in de nota naar aanleiding van het verslag dat dat eigenlijk niet het geval is geweest. Is de staatssecretaris bereid om met cliëntenorganisaties in gesprek te gaan? Hun betrokkenheid is volgens mij belangrijk, bijvoorbeeld voor het vraagstuk rond keuzevrijheid.

Met deze wet maken we de gemeentelijke inkoop in het sociaal domein makkelijker. Dat is belangrijk, maar in sommige gevallen kan een zwaardere inkoopprocedure wel zorgen voor goed inzicht wat de beste zorg is voor de beste prijs. Laten we niet het kind met het badwater weggooien. Hoe borgen we dat de juiste, effectieve checks-and-balances gevolgd worden waar nodig?

Kan de staatssecretaris ingaan op hoe deze stap zich verhoudt tot andere wetsvoorstellen, zoals de Wet integere bedrijfsvoering zorgaanbieders, die juist proberen een scherpere controle te laten plaatsvinden binnen de zorginkoop, zodat zorggeld niet gaat naar aanbieders zonder integere bedrijfsvoering?

Verder zou ik het graag willen hebben over openhouseconstructies in de inkoop. D66 begrijpt de gestelde problemen met open house goed. Alleen staat het ontmoedigen ervan wel sterk centraal in deze wetswijziging, terwijl we vraagtekens hebben bij de onderbouwing daarvan. Sommige experts benoemen bijvoorbeeld dat open house nog steeds voor voldoende controle kan zorgen, mits goed afgebakend is wat wel en niet onder de jeugdzorg of Wmo valt. We zien dat gemeenten daar ook druk mee bezig zijn, ondanks dat de hervormingsagenda stilligt. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de aandacht die nodig is voor die afbakening niet wegvalt, als gemeenten de komende tijd vooral nodig hebben om over te stappen op een nieuw aanbestedingsregime? Wat is de voortgang in de gesprekken die VWS voert met gemeenten op dat vlak? Ligt daar niet de sleutel om met minder regeldruk en controle te komen tot de juiste zorg voor de juiste prijs?

Met dit wetsvoorstel wordt dus de mogelijkheid gecreëerd om gebruik te maken van het lichte aanbestedingsregime. Dat voorziet in een behoefte, maar zorgt het ook niet voor extra complexiteit door het toevoegen van een nieuwe vorm van aanbesteding en misschien dus meer verschillen tussen gemeenten in aanbestedingsvormen? Deze vraag hebben we gesteld in het verslag, maar die is niet beantwoord.

Wij hebben gevraagd naar een goede vergelijking van de regeldruk tussen de openhouseprocedure en het verlichte aanbestedingsregime dat in deze wet wordt aangedragen. Waarom heeft die kwantitatieve analyse niet plaatsgevonden? Hoe komt het dat de staatssecretaris in deze wet alsnog zo duidelijk het doel stelt om openhouseprocedures te verminderen? En is het niet nodig om eerst een goed beeld te hebben van de regeldruk en de effecten op de kwaliteit van zorginkoop? Vindt daarvan nog een evaluatie of monitor plaats?

Veel partijen geven in de consultatie juist aan dat openhouseconstructies niet ontmoedigd moeten worden. Welke argumenten heeft VWS om dat toch als beleidsdoel neer te zetten in plaats van gemeenten zelf te laten bepalen hoe zij hun aanbesteding inrichten?

Verder noemen partijen ook een risico bij de doelstelling om openhouseprocedures zo veel mogelijk te verminderen, namelijk het risico dat kleinere zorgpartijen niet meer in aanmerking komen en daarmee de keuzevrijheid voor cliënten onder druk komt te staan. Kan de staatssecretaris onderbouwen waarom volgens hem de aanbestedingswet inderdaad voldoende waarborgen biedt dat deze aanbieders een kans blijven maken? Er staat immers dat gemeenten gemotiveerd kunnen afwijken van het principe dat kleine aanbieders betrokken worden bij het vaststellen van minimumeisen en selectiecriteria. Kan de staatssecretaris aangeven of deze clausule niet veelvuldig zal worden ingezet zonder daarbij het belang van voldoende keuzevrijheid voor de cliënten uit het oog te verliezen? Alleen zo zorgen we voor voldoende keuzevrijheid en zetten we de cliënt centraal.

Tot zover.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Kijk, dat is nou een maidenspeech uit het boekje. Hij is precies zoals het hoort: een persoonlijk verhaal gecombineerd met een motivatie en dan in één vloeiende beweging door naar het onderwerp, het wetsvoorstel van vandaag, afgerond met scherpe vragen in de richting van de staatssecretaris en kwantitatieve analyses. Laat hem maar zweten, zou ik zeggen. Hartstikke goed. Het is mij een eer en een genoegen om u als eerste te mogen feliciteren. Als u zich hiernaartoe begeeft, dan krijgt u een hand van mij. Daarna schors ik even om te kijken of er ook nog andere felicitaties zijn. O, ik zie dat het ruikertje toch is verschenen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Even qua spoorboekje: wij hebben nog drie sprekers te gaan. Na de eerste termijn van de Kamer schors ik voor de lunch, er even van uitgaande dat u nog steeds honger heeft na de bijdrage van mevrouw Van den Hil natuurlijk. De volgende spreker is mevrouw Werner van de fractie van het CDA.

Mevrouw Werner (CDA):

Dank u, voorzitter. Als eerste wil ik me even richten tot mijn collega Fonda Sahla. Het is heel bijzonder om uw maidenspeech mee te maken en uw verhaal te horen. Zoiets raakt mij natuurlijk altijd, zeker als u spreekt over kansengelijkheid. U zei dat ook mensen met een handicap moeten meedoen in de samenleving, optimaal meedoen en niet als geste. Dat raakt mij. Ik vond dat echt heel erg mooi om te horen. Dank je wel.

Voorzitter. Vandaag behandelen wij de Wet maatschappelijk verantwoord inkopen Jeugdwet en Wmo, een kan-bepaling in de Jeugdwet en in de Wet maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten kunnen bij de inkoop in het sociale domein kiezen voor het lichtere aanbestedingsregime. Voor het CDA is het helder: wij zijn voor een eerlijke en transparante manier van inkopen, juist binnen het sociaal domein. We zijn tegen tijdrovende bureaucratie en omslachtige procedures en tegen een tijdrovend proces met heel veel Excelbestanden en inkoopbureaus. Zeker bij de inkoop van jeugdzorg en maatschappelijke ondersteuning is het ouderwetse aanbesteden vaak niet het beste instrument meer. Het aanpassen van Europese regels is niet eenvoudig, blijkt. De wet die nu voor ons ligt, is wel degelijk een verbetering.

U weet het, voorzitter, het CDA is voor gespreide verantwoordelijkheid, dus verantwoordelijkheid van de gemeente. Een lichte variant van aanbesteden is alleen uitvoerbaar en kunnen gemeenten alleen op een goede manier uitvoeren als zij bij aanvang een aantal zaken op orde hebben, stelt de Raad van State, zoals de cyclus van beleid, de contractering en de uitvoering. Dat is nu niet overal het geval. De staatssecretaris steekt een handje toe en geeft aanbevelingen in de nota naar aanleiding van het verslag. De vraag van het CDA is of dat voldoende is. Graag een reactie van de staatssecretaris.

Het toezicht op de Wmo is niet overal goed op orde. Dat stelt de staatssecretaris in zijn brief over de toekomst van de Wmo. Het CDA deelt deze constatering, maar wat gaat de staatssecretaris doen om het wel op orde te krijgen? Helpt een vastgesteld aantal aanbieders dat via onderhandelingen een contract heeft gekregen, ook om het toezicht te verbeteren? Graag ook hierop een reactie van de staatssecretaris. De Raad van State stelt immers dat gemeenten bij aanvang de boel op orde moeten hebben. Dat is belangrijk. Nogmaals, we kunnen dus concluderen dat dat niet het geval is. Het toezicht is niet op orde.

Dan de openhouseprocedure. Mijn fractie en ik vinden dit een tweeledig verhaal. De regering wil het niet verbieden, maar ontmoedigen. In sommige gevallen is de openhouseprocedure passend, zo staat in de nota naar aanleiding van het verslag. Wanneer vindt de regering die dan passend? En wat betekent dit wetsvoorstel als in de toekomst vormen van zorg voor jeugdigen op regionaal niveau moeten worden ingekocht? In het wetsvoorstel Verbetering beschikbaarheid zorg voor jeugdigen zal dit worden uitgewerkt, maar begrijp ik het goed dat de vereenvoudigde aanbestedingsprocedure, dus deze wet, dan ook zal gelden? En kunnen regiogemeenten ook afspreken om het zwaardere aanbestedingsregime te gebruiken? Gaat de staatssecretaris dit via handreikingen et cetera ontmoedigen? Wat is nou eigenlijk het plan?

Het CDA ziet nog een gevaar. Zouden minder aanbieders niet kunnen leiden tot meer onderaannemers? En wat doet dat met het toezicht, de prijzen en de kwaliteit? De gemeenten moeten reële prijzen betalen aan de onderaannemers. Hoe zit dat dan weer? Graag een reactie van de minister.

En hoe scherp kan een gemeente in het nieuwe regime zijn en blijven om zorgcowboys te weigeren? Begrijpt het CDA het goed dat het nieuwe aanbestedingsregime hier bij uitstek geschikt voor is? Zal er een selectie worden gemaakt van een vastgesteld aantal deugdelijke aanbieders met wie onderhandelingen worden gedaan? Graag een bevestiging van de staatssecretaris.

De voorzitter:

Een vraag van de heer Hijink.

De heer Hijink (SP):

Ik zou het CDA graag willen vragen of zij het met de SP eens is dat we zicht moeten houden op het aantal onderaannemers. Wat mij betreft zouden we daar zo weinig mogelijk van moeten hebben, maar we moeten er in ieder geval zicht op hebben. Het zou goed zijn als zij zich melden bij de gemeente, in de zin van: hoi, ik doe iets van zorg in deze gemeente; dan weet u in ieder geval dat ik er ben. Voor de onderaannemers moeten ook dezelfde voorwaarden gelden als het gaat om de tarieven. Zij moeten niet uitgeknepen kunnen worden door de hoofdaannemers.

Mevrouw Werner (CDA):

Ik hoorde de heer Hijink dit net ook zeggen en suggereren. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik dat helemaal niet zo'n verkeerd plan vind. Ik kan me voorstellen dat daar zeker wat in zit, want dan weet je wie er in je gemeente zorg verlenen, wie zij zijn en wat zij doen. Ik ben daar best enthousiast over, moet ik eerlijk zeggen.

Het is nu april 2022 en voor 1 december 2021 zou worden besloten welke soorten geschillen bij de geschillencommissie kunnen worden aangebracht en hoe de geschillenregeling voor de jeugd zal worden georganiseerd. Mijn fractie wil graag weten hoe het staat met de geschillencommissie en welke zaken daar wel en niet aanhangig kunnen worden gemaakt.

De Europese aanbestedingswet en -richtlijn uit 2012 wordt nu geëvalueerd, maar de gewenste veranderingen zullen er niet op korte termijn komen. Wanneer hebben de staatssecretaris en de Kamer er zicht op of de Europese regels aangepast gaan worden? Dat is nogal cruciaal.

Voorzitter, ten slotte. De regering heeft dit wetsvoorstel ingediend om het voor gemeenten en zorgaanbieders makkelijker te maken, zodat zij minder tijd kwijt zijn aan de hele papieren rompslomp van contractering. Mijn fractie wil bijhouden of deze wet doet wat die moet doen en of die gaat leiden tot meetbaar minder administratieve lasten voor gemeenten en zorgaanbieders. Daar wil ik in mijn tweede termijn graag een motie over indienen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Een cliffhangertje! Dan mevrouw Bikker van de fractie van de ChristenUnie.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Allereerst sluit ik me van harte aan bij de gelukwensen die collega Werner al uitsprak richting onze collega Sahla, die hier een prachtige maidenspeech hield. Ze liet juist zo mooi zien dat je in dit land mag meedoen, waar je ook woont en waar je wieg ook staat, en dat je dan in de Tweede Kamer aan anderen kan laten zien wat je ten diepste drijft. Ik denk zo dat collega Sahla ook weer voor heel veel jongens, maar zeker ook meisjes, een prachtig rolmodel zal zijn. Ik zie uit naar de samenwerking.

Dan het wetsvoorstel. Dat vond ik eerlijk gezegd net wat minder sprankelend dan die prachtige maidenspeech. Het is een behoorlijk technische wet. Het was stevig puzzelen om te kijken hoe het nou precies in mekaar zit. Maar als we even teruggaan naar de essentie, dan praten we over wijzigingen in de Jeugdwet en de Wet maatschappelijke ondersteuning. Die wetten gaan over zorg dichtbij. Af en toe heb je een steuntje in de rug nodig, en als die steun professioneel moet zijn, dan moet die van goede kwaliteit zijn, en afkomstig zijn van iemand die te vertrouwen is. Juist gemeenten kunnen heel goed dichtbij kijken wat iemand nodig heeft. Daarom kopen zij deze zorg en ondersteuning in. Dat doen we met wettelijke regelgeving, zodat we weten dat er kwaliteit is en we weten dat het geld, dat door ons allen betaald wordt, op een goede manier wordt uitgegeven om mensen die het even moeilijk hebben, of ze nou jong zijn of ouder, een handje te helpen. Maar daarin zit soms wel heel veel bureaucratie, hebben we met z'n allen geconstateerd. Dit wetsvoorstel creëert volgens mij wat ruimte voor een verlicht "regime" — ik zet dat speciaal voor meneer Hijink tussen haakjes — in de aanbestedingsprocedures in de Wmo en de Jeugdwet. De ChristenUnie ziet dat aanbesteding een passende manier kan zijn om juist de kwaliteit scherp te houden en om te kijken naar het kostenaspect. Tegelijkertijd werkt de systematiek van aanbesteden geregeld in de hand dat goede, vertrouwde aanbieders in een nieuwe ronde niet worden gekozen, en dat de vertrouwensband tussen de cliënt en de nieuwe zorgverlener weer helemaal op nul begint.

In dat licht zou ik de staatssecretaris toch willen vragen om te reflecteren op de duur van de contracten. In de aanbestedingswet staat niet per se een bepaalde tijd genoemd waarvoor je een contract moet afsluiten, alleen dat het niet voor onbepaalde tijd mag zijn. We zien in de gemeentelijke werkelijkheid toch vaak een andere gang van zaken. Ik denk ook dat het amendement van collega Hijink daarop reflecteert. Ik ben dus heel benieuwd hoe de staatssecretaris dat ziet. Daarop doorgaand: welke mogelijkheden ziet de staatssecretaris met dit voorstel voor gemeenten om contracten te verlengen als de kwaliteit voldoet, en de aanbieder op een goede manier een netwerk heeft binnen de samenleving, binnen de wijk en het dorp waar die actief is? Kunnen bestaande aanbieders preferente aanbieders zijn? Of is dat juist ingewikkeld, en om welke reden dan? Welke mogelijkheden voor verbetering ziet de staatssecretaris op dat punt?

Gemeenten vragen zichzelf af of dit wetsvoorstel nu tot lastenverlichting gaat leiden. Ze zijn daar een beetje kritisch over. Want gemeenten hoeven dan misschien wel geen offerteprocedure meer te starten, maar zullen toch op de een of andere manier objectief aanbieders moeten vergelijken. En hoe ga je dat anders doen? Je moet namelijk ook een eerlijk proces garanderen. Anders zal de rechter je er wel aan herinneren als je dat niet goed gedaan hebt. Ik ben dus benieuwd hoe de staatssecretaris voor ogen heeft dat de regeldruk omlaaggaat, en hoe hij daar zicht op houdt. Op welke manier voert hij daar het gesprek over, allereerst met de gemeenten, en hoe informeert hij de Kamer daarover?

Voorzitter. Dan het onderdeel uit het wetsvoorstel dat iets meer invulling geeft aan het principe van reële prijzen in de Jeugdwet. Ik heb een aantal vragen over de uitwerking die dat zal krijgen in de AMvB. Dat is een algemene maatregel van bestuur, voor de kijkers thuis en de enkeling die het nog heel goed volhoudt op de publieke tribune. De AMvB zal uiteenzetten uit welke componenten de prijs zal bestaan. Dat is op zichzelf geen hogere wiskunde; dat kan ik zelfs aan. Tegelijkertijd zullen gemeenten er met een heel aantal instellingen in goed overleg uit moeten komen over waar die prijs dan uit moet bestaan. Ik ben benieuwd wat die AMvB dan precies gaat inhouden. Op welke punten wil de staatssecretaris wel sturen en wat laat hij over aan de gemeenten? Ik lees in ieder geval in de memorie van toelichting dat een kostendekkende prijs de belangrijke randvoorwaarde is. Wat betekent "kostendekkend"? En voor wie? Kan dat betekenen dat de inefficiënte bedrijfsvoering van een zorgaanbieder met een hele grote overhead ook wordt vergoed? Of is dat normerend vanuit de gemeente ten aanzien van die overhead en de productiviteit? Hoe kijkt de staatssecretaris daarnaar? En op welke manier helpt hij gemeenten om daarin ook tot stevigheid te komen? Ik ga een punt zetten, voorzitter, want ik zie daar iemand staan.

De heer Hijink (SP):

Mevrouw Bikker geeft terecht aan dat we bureaucratie moeten schrappen. We willen niet dat er oeverloos onderhandeld wordt tussen allerlei organisaties binnen de zorg. Dat is denk ik terecht. Juist dat punt van die reële prijzen zorgt voor ongelofelijk veel overleg, dure consultants die zich daarmee gaan bemoeien, en eindeloze discussies over wat dan wel precies een reële prijs is. Dat kan dan straks in iedere gemeente ook weer anders zijn. Nu zijn er voor heel veel vormen van zorg landelijke tarieven: in de langdurige zorg, in de medische zorg. Waarom zouden we dat nou ook niet doen voor bijvoorbeeld de jeugdzorg en de Wmo? Dan weet een gemeente gewoon: oké, dit zijn de tarieven die je rekent en die je moet betalen aan de instellingen. En dan weten die organisaties ook: oké, dit is wat we ervoor krijgen. Dat scheelt toch enorm veel rompslomp?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ook een terechte vraag. Het jeugdonderdeel doe ik wat minder lang — sterker nog: collega Ceder is woordvoerder — dus ik was me aan het verdiepen in beide, maar Wmo zit wel in mijn portefeuille. Ik zie ook rechtszaken lopen over hoe die prijs nou tot stand moet komen en dat het ingewikkeld is voor gemeenten om daarbij hun punt vast te houden, zeker als het een hele grote aanbieder is. Dus ik zie het punt. Ik ben ook wel benieuwd hoe de staatssecretaris vindt dat we daarmee om moeten gaan. We hebben nu één keer die reële prijzen voor de Wmo in ieder geval geëvalueerd. Op dat moment was de conclusie: voor nu gaan we het niet heel spannend aanpassen, maar we moeten er wel zicht op houden dat gemeenten, zoals de heer Hijink terecht schetst, niet ten onder gaan in een nieuwe vorm van bureaucratie. Die evaluatie was in 2020, als ik het me goed herinner. Bij niemand gaat een belletje, dus ik denk dat dat klopt. Maar het lijkt me wel goed dat we daar op korte termijn weer zicht op hebben. Als dit een terugkerend punt is, dan verwacht ik op een gegeven moment ook wel nieuwe stappen. De heer Hijink gaat alleen iets verder. Die zegt nu al: alles moet weer op landelijke prijzen. We hebben die decentralisatie ook wel ingezet met de gedachte dat het juist lokaal passend maatwerk moet zijn. Dan maakt het uit of je in Tietjerksteradeel het contract sluit of in Utrecht Kanaleneiland.

De heer Hijink (SP):

De praktijk is juist dat dat eigenlijk niet zo heel veel uitmaakt. We zijn een klein land. Hooguit zijn in sommige regio's de gebouwen wat duurder of wat goedkoper. Daar zou je voor kunnen corrigeren. Maar er zijn landelijke cao's, dus de medewerkers verdienen ook allemaal redelijk vergelijkbare salarissen. Dus als je gewoon kijkt naar de inhoud van de zorg ... Het is niet voor niks dat we dat bij alle andere vormen van zorg ook niet zo razend ingewikkeld maken. Met hetzelfde argument kun je namelijk zeggen dat een verpleeghuis in Oost-Groningen anders is dan een verpleeghuis in de binnenstad van Amsterdam. En toch worden er landelijke tarieven voorgesteld en georganiseerd, waardoor je al die bureaucratie kunt wegsnijden. Waarom zouden we dat in de jeugdzorg nou niet doen?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Je kan in een antwoord soms zeggen dat het glas halfleeg is en je kan zeggen dat het glas halfvol is. In mijn geval zou ik toch echt richting de heer Hijink willen zeggen: mijn glas is halfvol, en wel om het volgende. Ik geef het heel duidelijk aan, bijvoorbeeld ten aanzien van de overhead. Ik stel aan de staatssecretaris duidelijk de vraag: hoe geef je gemeenten dan überhaupt handvatten om de prijs reëel te kunnen laten zijn? Ik noemde richting de heer Hijink al het voorbeeld van een rechtszaak waarin de gemeente heel erg zegt: in de prijs die u vraagt is de overhead te hoog. Het is voor de gemeente ingewikkeld om dat omlaag te krijgen. Zeker als het een grote aanbieder is, zien we dat het lastig is om daarop te sturen. Ik sta dus naast u als we het hebben over het probleem hoe we ervoor zorgen dat ze dat verminderen. Ik maak nog net niet de grote sprong die de heer Hijink maakt, omdat ik ook gewoon zie wat de gedachte was achter die decentralisatie. Maar ik geef wel aan dat ik hier met u heel zorgvuldig naar zal kijken. Daarmee zeg ik nu dus geen ja en amen tegen uw amendement, maar ik zeg ook niet: nee, ophoepelen. Dat is best een aardig leuke stap voor u, vind ik.

De voorzitter:

Ja, dat is een mooie opening. Die houden we vast. Mevrouw Westerveld nog op dit punt.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Ik sloeg aan op de zinsnede "de grote sprong". Want is het wel een grote sprong? Is het niet ook onze taak hier om ervoor te zorgen dat mensen die in de publieke sector werken hun werk goed kunnen doen, dat er minimumtarieven zijn en dat de arbeidsvoorwaarden goed zijn geregeld? Hebben we hier niet ook de taak om te voorkomen dat er een enorme bureaucratie is? En is het voorstel van de heer Hijink daarom juist niet ook een stap in de goede richting? Is het niet juist een taak van ons om dit te waarborgen?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik vind ook dit wetsvoorstel een stap in de goede richting. We gaan naar een verlicht regime. Daarin zeggen we ook heel duidelijk richting gemeenten dat ze meer vrijheid hebben om die aanbestedingsprocedures lichter in te richten dan tot nu toe gebeurde. Dat is een stap. Ik vind het belangrijk dat we die stap ook met elkaar zetten. Daar hebben we al heel lang over gedaan. Ik geloof dat of de heer Hijink of mevrouw Westerveld ... Nee, het was mevrouw Westerveld. Zij schetste hoe lang dit traject al heeft geduurd. Eerlijk gezegd zou ik nóg een stap verder willen gaan. Daar kom ik zo op. Ik zou heel graag van die Europese aanbestedingsrichtlijn af gaan. Dat zou natuurlijk de prachtigste oplossing zijn. Daar ga ik nog wat scherpe vragen over stellen aan de staatssecretaris, als u mij dat vergunt, voorzitter.

De voorzitter:

We houden ons vast.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Nou, dat is goed. Fasten your seatbelts.

Ik heb nog één kleine vraag over de AMvB reële prijs Wmo. Iedereen thuis haakt af, maar hierna wordt het weer leuker, mensen. Deze is in 2020 geëvalueerd. Het lijkt me wel goed dat we hier echt op korte termijn wéér zicht op hebben, ook ten aanzien van wat we nu doen bij de Jeugdwet. Ik zou aan de staatssecretaris willen vragen hoe hij dat zicht heeft en houdt op die knelpunten en ontwikkelingen, ook in het licht van wat ik net wisselde met collega's Hijink en Westerveld.

Voorzitter. Dan de huidige Europese aanbestedingsrichtlijn. Die kent een verlicht regime voor de inkoop van zorg voor jeugdigen en maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten hoeven alleen een vooraankondiging te doen. Maar in de praktijk is het daardoor niet zo'n verlichte procedure. Dat zien we op veel plekken. In de praktijk is het vooral heel veel werk voor niets, want uit onderzoek door Deloitte — dat is weer eens een ander onderzoek van Deloitte — blijkt dat er helemaal geen Europese markt is. Hoe komen we zo snel mogelijk tot een uitzondering op die Europese aanbestedingsrichtlijn voor deze zaken, zou ik willen vragen. De staatssecretaris heeft in de beantwoording al aangegeven dat er eind 2022 een evaluatie van de richtlijn ligt en dat er dan weer onderhandelingen zullen volgen over aanpassing. Maar de regering schrijft vervolgens dat het nog enkele jaren kan duren voordat aanpassingen gerealiseerd zijn. Alle Kamerleden hier hebben nog drie jaar voor de boeg en willen dat allemaal meemaken. Dan is "enkele jaren" eigenlijk best lang. Ik begrijp de taaiheid, maar ik zou willen waarschuwen voor berusting of afwachten. Wat doet de regering nu, terwijl die evaluatie loopt? Wat gaat de regering doen bij de verdere onderhandelingen? Kan de Kamer hier in elk geval over geïnformeerd worden, ook als eind 2022 die evaluatie er ligt? En hoe gaat de regering daar dan mee om? Als de staatssecretaris op welke manier dan ook nog een aanmoediging vanuit deze Kamer nodig heeft om af te komen van deze manier van Europees aanbesteden, horen wij dat natuurlijk heel graag, want volgens mij is dit een breed gedeelde wens, juist omdat we zo graag hebben dat gemeenten goede zorg dichtbij goed kunnen regelen zonder Europese rompslomp, die nergens voor nodig is.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Prima, dank u wel. Een vraag nog van mevrouw Maeijer.

Mevrouw Maeijer (PVV):

Helemaal eens, natuurlijk, ten aanzien van al die Europese bureaucratie en al die Europese rompslomp, maar dat is wel waarmee deze Kamer heeft ingestemd toen ze helaas akkoord ging met deze Europese aanbestedingsrichtlijn. Maar zou het niet heel goed zijn als de staatssecretaris een keer naar Brussel afreist om daar de boodschap over te brengen dat wij die bemoeienis helemaal niet willen op het gebied van zorg, die bij uitstek een nationale aangelegenheid is? Dat geldt dus niet alleen ten aanzien van die richtlijn, waar we nu een hoop problemen door hebben, maar ook ten aanzien van al die andere gebieden waarop de Europese Commissie en men in Brussel nu hun bemoeienis met volksgezondheid willen uitbreiden. Dit is een nationale aangelegenheid en dat moet zo blijven. Zou dat niet gewoon de boodschap in Brussel moeten zijn?

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Mevrouw Maeijer verbreedt het speelveld interessant namens de PVV. De staatssecretaris gaat over zijn eigen portefeuille, maar ik zou hem aanraden om het vooral daarover te hebben in Brussel. Maar wat de bemoeienis met zorg betreft: ja, daarvan hebben wij in Nederland op heel veel punten gezegd dat het een nationale aangelegenheid is. Ten tijde van de coronacrisis hebben we op het punt van de inkoop van mondkapjes, vaccins en ook productiemiddelen, bijvoorbeeld voor die vaccins, ook ontdekt dat het soms juist heel nuttig is om in Europa met elkaar een vuist te maken of om te zorgen dat we juist hier in Europa de beschikking hebben over zaken, dus niet alles in Nederland, maar wel in Europa. Ik zou dus zeggen dat ik het er absoluut mee eens ben dat we dingen die we nationaal kunnen regelen, nationaal moeten regelen. Maar er zijn ook dingen waarvan ik zeg dat je die in een wat breder verband moet zien.

De voorzitter:

Prima, dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Van den Hil van de fractie van de VVD, terwijl het laatste publiek het pand verlaat.

Mevrouw Van den Hil (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Ja, het is mij in tegenstelling tot de D66-fractie ook niet gelukt om publiek helemaal naar hier te halen voor meneer Hijink. Dat is dus ook een grote teleurstelling.

Allereerst feliciteer ik natuurlijk mevrouw Sahla. Wij gaan op andere fronten nog samenwerken, ook op het punt van kinderopvang. Daar kijk ik echt naar uit. We hebben al veel samengewerkt en dit was echt prachtig. Ik ken Den Haag ook nog een beetje van vroeger en ik voel mee. Mooi, dank je wel!

Voorzitter. Allereerst wil ik aangeven dat ik het debat vandaag mag overnemen van mijn collega Daan de Neef, die wegens omstandigheden helaas niet aanwezig kan zijn.

De VVD vindt: waarom moeilijk doen als het makkelijk kan? Je kijkt wat iemand nodig heeft, zoekt een aanbieder daarbij, spreekt goede tariefafspraken af en daarna volgt een contract. Het is omslachtig dat deze procedure eerst via een Europese omweg moet om vervolgens lokaal ingeregeld te worden, zeker als je beseft dat er feitelijk geen buitenlandse interesse is voor Nederlandse jeugdzorg of Wmo-diensten. Kortom, het kan allemaal makkelijker, beter en efficiënter. Daarom is de VVD blij met de voorliggende wetswijziging. Het is goed dat het kabinet zich blijvend inspant om de aanbestedingsregels ten dienste te laten zijn van de best passende zorg.

In lijn hiermee heeft de VVD een aantal vragen. Hoe wil het kabinet er met deze wetswijziging voor zorgen dat gemeenten de juiste zorg inkopen? Geeft deze wijziging daadwerkelijk grip op de juiste zorg op het juiste moment voor de juiste zorgvrager, ook met het oog op de zwaardere zorg? Kortom, biedt deze wijziging handvatten voor een kritisch inkoopbeleid waarbij echt wordt gekeken naar wat cruciale zorg is en waarbij minder nadruk ligt op de lichtere en goedkopere zorg? Geeft deze wijziging nou ook echt houvast? Hoe ziet het kabinet dat voor zich? Hoe houdt het kabinet de vinger aan de pols voor wat betreft de financiën? Hoe beweegt het kabinet gemeenten ertoe hetzelfde te doen?

Voorzitter. De aanpassing om het aanbestedingsproces te vergemakkelijken is goed, maar stoelt ook op goed vertrouwen en op onderlinge te goeder trouw vanuit aanbieders en gemeenten. Het kabinet wil juist dat de dialoog centraal staat ten gunste van de zorgvragers en niet van uitgebreide offertes. De VVD is het hier helemaal mee eens. Mensen die zorg nodig hebben, moeten centraal staan. Het kabinet meldt dat er pilots lopen met het verlichte aanbestedingsregime. Hoe verlopen deze? De VVD krijgt uit het veld namelijk signalen dat niet alle pilots goed verlopen. Sterker nog, we horen dat pilots afgebroken zijn, omdat er geen dialoog was tussen gemeenten en aanbieders. Dan rijst meteen de vraag of het kabinet dit weet en hoe het daarop reflecteert. Welke veiligheidsklep heeft het kabinet achter de hand om verstoorde dialogen tussen gemeenten en aanbieders glad te strijken? Welke voorstellen doen gemeenten zelf om negatieve ervaringen met pilots tot verbetering te brengen? Het kan nooit de bedoeling zijn dat mensen die zorg nodig hebben, de dupe worden van gedoe tussen gemeenten en aanbieders.

Voorzitter. De VVD heeft daarnaast ook nog een vraag over contractmanagement. Ook de Raad van State benadrukt het belang van professioneel contractmanagement. De VVD heeft bij het laatste WGO Jeugd een motie ingediend over hoe gemeenten geholpen kunnen worden bij het inkoopproces als dit nog niet optimaal verloopt. Hoe staat het met alle handreikingen en hulp van het kabinet voor de gemeenten? Hoe helpen gemeenten elkaar onderling met goed contractmanagement? Heeft de VNG hier ook een rol in? Hoe worden best practices gedeeld? Hoe verleidt het kabinet gemeenten om goed aan te besteden? Mochten gemeenten namelijk niet per se de knowhow in handen hebben voor zowel een dialoogsessie als maatwerk, dan ligt de verleiding op de loer om alsnog voor een open house te gaan of om een aanbestedingstender toe te schrijven naar een specifieke aanbieder. Hoe wil het kabinet dit voorkomen? Het is duidelijk dat de gemeenteraad hierop moet toezien, dat er een geschillencommissie bestaat en dat de gang naar de civiele rechter mogelijk is. Maar het kan ook betekenen dat de zorg tijdelijk niet voorradig is. Hoe wordt erop toegezien dat er altijd zorgaanbod is? In den brede is mijn vraag daarbij hoe de toezichthouders zijn voorbereid op deze wet.

Voorzitter. Tot slot heb ik nog een vraag over de evaluatie van de Europese aanbestedingsrichtlijn, die eind dit jaar wordt afgerond. Deze evaluatie is dankzij Nederland en andere lidstaten ook gericht op aanbestedingen voor jeugdzorg en Wmo-diensten. De VVD wil graag dat het kabinet de Kamer nauw betrokken houdt bij de voortgang van deze evaluatie en het mogelijke verdere onderhandelingsproces, juist ook met het oog op deze wetswijziging. Ik verzoek het kabinet om de Kamer tegen die tijd een voorstel te sturen over hoe belemmeringen voor goede inkoop voor de Jeugdwet en de Wmo-diensten verder teruggedrongen kunnen worden.

Voorzitter, ik rond af. De VVD is een groot voorstander van passende zorg voor mensen die echt zorg nodig hebben. Een dialoog tussen aanbieders en gemeentes is prachtig, maar dan moet er wel een constructief gesprek zijn. Te goeder trouw zijn is ook prachtig, maar we moeten ook een plan B achter de hand hebben, indien een dialoog spaak loopt. Ik kijk uit naar de beantwoording van mijn vragen en naar de lunch. Dank u wel.

De voorzitter:

Die beantwoording vindt plaats om 13.00 uur.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors tot de klok van 13.00 uur. Dan gaan we luisteren naar de staatssecretaris.

De vergadering wordt van 12.25 uur tot 13.00 uur geschorst.

Naar boven