Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 56, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2016-2017 | nr. 56, item 6 |
Aan de orde is het VAO Scheepvaart (AO d.d. 02/02).
De voorzitter:
Ik heet de minister van Infrastructuur en Milieu welkom. Ik geef graag als eerste spreker het woord aan de heer Van Helvert namens de fractie van het CDA.
De heer Van Helvert (CDA):
Voorzitter. Ik ga snel van start want ik heb een dik stapeltje moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Commercial Cruising Vessels (CCV), de bouw en het onderhoud van superjachten, een bijzondere bijdrage levert aan de maritieme sector en de economie;
overwegende dat door concurrentie en "omvlaggen" de bouw en het onderhoud van superjachten forse concurrentie ondervindt;
verzoekt de regering, in overleg te treden met de maritieme sector en te faciliteren bij de instelling van een taskforce voor behoud en uitbreiding van de CCV's voor de maritieme sector,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een multimodale verbinding met het bedrijfsterrein VDL-Nedcar wenselijk is, doch dat daarbij een snelle spoorverbinding wordt gemist;
overwegende dat een dergelijke spoorverbinding de multimodaliteit zou verhogen zodat de groeiende stroom nieuwe auto's goed en milieuvriendelijk afgevoerd kan worden;
verzoekt de regering, in overleg met de provincie en de regiogemeenten te komen tot een gedragen plan en in de Voorjaarsnota aan te geven hoe, met meerdere departementen, de financiële haalbaarheid is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de taken, verantwoordelijkheden en rollen van schippers, bevrachters en verladers in de binnenvaart niet transparant zijn;
overwegende dat niet uitgesloten is dat bevrachters voor meerdere partijen werkzaamheden verrichten;
verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de aard van de problematiek en daarbij aan te geven of de regering bereid is om een wettelijke regeling aan de Kamer voor te leggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de geschillen tussen KNRM en private bergers mede verband houden met de triage van meldingen door de Kustwacht, en dat goede en heldere afspraken over die triage in het belang van alle betrokkenen is;
verzoekt de regering om bij de bemiddeling over oplossingen, afspraken en toetsingsnormen ook de Kustwacht te betrekken als partij aan tafel waarmee afspraken gemaakt worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gelezen het rapport van de Europese Rekenkamer "Zeevervoer in de EU in woelige wateren";
verzoekt de regering, de aanbevelingen gedaan door de Europese Rekenkamer in het rapport "Zeevervoer in de EU in woelige wateren" over te nemen en de Kamer te informeren over hoe ze dat gaan doen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Het is goed dat we de moties ook nog op papier hebben, want u sprak zo snel dat een deel niet helemaal te verstaan was.
De heer Van Helvert (CDA):
Limburgers praten sowieso altijd wat langzamer, dus het is lastig.
Als ik nog heel kort mag: dit is het laatste VAO met een aantal collega-Kamerleden. Ik weet dat mevrouw Jacobi en mevrouw De Boer niet terugkeren en de overige collega's wel. We hebben altijd harstikke fijn samengewerkt. Dank voor alle inzet. Ik vind het eigenlijk heel jammer dat de kennis, kunde en ervaring van deze dames de Kamer gaan verlaten. Ik hoop dat we op een of andere manier in contact blijven, misschien via andere functies die zij zullen krijgen.
De voorzitter:
U kunt via telefoon, internet en uiteraard met de trein vast en zeker nog contact met uw collega's houden.
Dan geef ik graag het woord aan de heer Smaling namens de fractie van de SP.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik behoef niet het tempo van de heer Van Helvert te hanteren want ik heb maar één motie, maar wel een heel belangrijke.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de spotmarkt in de binnenvaart momenteel onvoldoende transparant is met als gevolg dat er te vaak onder de kostprijs wordt vervoerd en de vergroening van de sector niet tot stand komt;
overwegende dat markttransparantie een stap is om de spotmarkt te verbeteren waarbij het veilingsysteem AGORA een doelmatige oplossing kan zijn;
verzoekt de regering om de binnenvaartsector te ondersteunen met het opstarten van een pilot met het AGORA-veilingsysteem voor de duur van twee jaar, zich daarbij te richten op de spotmarkt, te zorgen dat de marktmeester een onafhankelijke positie krijgt en de resultaten van AGORA te monitoren;
verzoekt de regering voorts om de Tweede Kamer halfjaarlijks te informeren over de ontwikkelingen rondom de pilot met het AGORA-veilingsysteem,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Smaling (SP):
Ik heb nog een vraag over iets wat we ook in het algemeen overleg hebben besproken. Dat zijn de boetes. De binnenvaart voelt zich af en toe wat erg streng bejegend, in de zin dat er erg veel hoge boetes worden opgelegd. Heeft de minister daar nog over kunnen nadenken tussen de datum van het algemeen overleg en vandaag?
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste gaat over de financiering van MARIN, ons grote onderzoeksinstituut voor de maritieme sector.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat toegepast maritiem onderzoek van groot belang is voor scheepvaartveiligheid, CO2-reductie, binnenlandse vaarwegen en innovaties van en voor de maritieme sector;
overwegende dat de missiefinanciering van het Nederlandse kennisinstituut MARIN de voorbije jaren is gedaald tot 7% van de omzet;
overwegende dat als gevolg hiervan de toekomst van MARIN als toonaangevend instituut onzeker is;
van mening dat zowel het ministerie van EZ als dat van Infrastructuur en Milieu verantwoordelijkheid draagt voor deze financiering van MARIN;
verzoekt de regering, binnen enkele maanden een plan uit te werken over hoe de missiefinanciering van MARIN substantieel kan worden verhoogd, zodat reeds bij de eerstvolgende kabinetsformatie tot besluitvorming omtrent deze missiefinanciering kan worden overgegaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Mijn volgende motie gaat over samenhangend vervoersbeleid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de logistieke sector winst te behalen is door weg, spoor en water meer in samenhang te benaderen;
overwegende dat concreet beleid tot verdere integratie van de verschillende modaliteiten ontbreekt;
verzoekt de regering, concrete nadere stappen te zetten om te komen tot meer samenhangend beleid (weg, spoor en water) voor de grote vervoersstromen en de Kamer hierover in het voorjaar van 2017 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Dan heb ik nog een korte laatste motie over de aanpak van de snelvaarder.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er sprake is van veel overlast van snelvaarders op het water, zoals op de Waddenzee, in waterrijke binnensteden en de binnenwateren;
overwegende dat een eerdere motie-Jacobi/Van Helvert (31409, nr. 83) niet tot bevredigend resultaat heeft geleid;
overwegende dat techniek zich snel ontwikkelt en dat steeds meer technische of juridische beperkingen bij toepassing van deze techniek voor handhavingsdoeleinden vervallen;
verzoekt de regering, te bezien welke wet- en regelgeving moeten worden aangepast voor betere handhaving en zo snel als mogelijk nieuwe technieken te gebruiken bij de handhaving van snelheidsovertredingen op het water,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Jacobi (PvdA):
Ik sluit me aan bij de vragen van de SP over boetes. Ik heb nog overwogen om een motie in te dienen, maar ik denk dat het belangrijk is dat het handhavingsgedrag ertoe zal leiden dat we per vandaag stoppen met de administratieve boetes die echt buitenproportioneel zijn. Dat demotiveert de hardwerkende binnenvaartschipper bijzonder. Het gaat hierbij eigenlijk om, wat ik noem, administratieve foutjes waar ze duizenden euro's voor moeten betalen.
Mevrouw De Boer (VVD):
Voorzitter. Ook van mijn kant twee moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat uit onderzoek is gebleken dat de Nederlandse toezicht- en inspectietarieven voor het bedrijfsleven fors hoger liggen dan in omringende landen, waardoor bijvoorbeeld ook al aantoonbaar lading uitwijkt naar andere landen en het bedrijfsleven geconfronteerd wordt met een ongelijk speelveld;
overwegende dat de Raad van State op verzoek van de Tweede Kamer heeft geadviseerd dat het doorberekenen van kosten voor vergunningverlening akkoord is maar dat de kosten voor inspectie en handhaving als overheidskosten dienen te worden opgevat, en dus niet moeten worden doorberekend;
spreekt uit dat onderzocht dient te worden hoe de toezicht- en inspectietarieven in Nederland naar beneden kunnen worden bijgesteld in lijn met het advies van de Raad van State, en de Kamer hier voor de zomer 2017 over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het de verantwoordelijkheid van het Rijk is om ervoor te zorgen dat de Nederlandse traditionele en nieuw gebouwde zeilende passagiersschepen worden gekeurd en gecertificeerd maar dat dit is uitbesteed aan de markt;
constaterende dat zowel de traditionele als de nieuw gebouwde zeilende passagiersschepen grote problemen ondervinden met de keuring en certificering van hun schepen, waardoor kosten verdubbelen en schepen dreigen uit te vlaggen, waardoor Nederland een waardevolle sector dreigt te verliezen;
spreekt uit dat onderzocht dient te worden in overleg met beide sectoren hoe de Nederlandse Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) de keuring en certificering weer zelf ter hand zou kunnen nemen, en hoe de standaard voor de nieuwbouw van zeilschepen kan worden verbeterd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw De Boer (VVD):
Ik had nog een vraag over het snelvaren op de Waddenzee. Mevrouw Jacobi had het daar al even over, maar ik wil ook nog refereren aan een andere motie die is ingediend, namelijk de motie-Aukje de Vries c.s. (29684, nr. 129). Het gaat erom dat wordt bekeken hoe je de problemen bij het snelvaren voor alle partijen op een bevredigende wijze kunt oplossen. In bepaalde opzichten is dat wel noodzakelijk, want er is toch enige bureaucratie aan verbonden.
Twee collega's refereerden al aan de boetes. Ik heb het antwoord van de minister in het AO gehoord. Er wordt al goed bekeken hoe je gerichter kunt handhaven. Niet altijd worden boetes uitgedeeld, maar misschien kun je ook kijken naar de hoogte van de boetes in het kader van de herziening van de inspectiekosten, waar de ILT ook mee bezig is.
Tot slot hartelijk dank aan de collega's met wie ik de afgelopen jaren het debat heb mogen voeren. Ik dank ook de heer Van Helvert. We zullen vast en zeker contact houden.
Mevrouw Belhaj (D66):
Voorzitter. Ik heb drie moties.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat steeds meer partijen en organisaties (waaronder het Europees Parlement en rederijen) pleiten voor een verbod op het gebruik van stookolie in het Arctisch gebied;
constaterende dat het aankomende overleg van de milieucommissie van de International Maritime Organization (IMO) in juli 2017 kansen biedt voor het nemen van verdere stappen hiertoe;
verzoekt de regering om in lijn met de eerder overgenomen motie-Belhaj/Van Veldhoven (31409, nr. 116) samen met progressieve IMO-lidstaten uiterlijk eind maart een schriftelijk voorstel in te dienen voor de vergadering van de milieucommissie van de IMO (juli 2017) waarin gepleit wordt voor uitfasering van het gebruik van stookolie in Arctisch gebied,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nog altijd geen oplossing is gevonden om het in- en uitschrijven van schepen ook buiten Nederlandse kantooruren, zoals op zondag, mogelijk te maken;
van mening dat het een moderne, dienstverlenende overheid past om ook buiten Nederlandse kantooruren deze service te bieden;
constaterende dat er inmiddels overleg met de sector plaatsvindt;
verzoekt de regering om vóór 1 mei te komen met een oplossing om in- en uitschrijven ook buiten Nederlandse kantooruren mogelijk te maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het aanpassen van regelgeving omtrent het lozen van gevaarlijke stoffen zoals paraffine binnen de International Maritime Organization (IMO) een goede maar zeer tijdrovende stap is, en dat in de tussentijd geen mogelijkheid onbenut moet blijven om sneller tot een verbod te komen;
overwegende dat het nog niet duidelijk is wat de gezondheidseffecten zijn wanneer mensen in aanraking komen met deze stoffen, bijvoorbeeld wanneer deze op onze stranden terechtkomen;
verzoekt de regering, in kaart te brengen of een Europees verbod op het lozen van gevaarlijke stoffen in Europese wateren mogelijk is, en onderzoek te laten doen naar de milieu- en gezondheidsrisico's van alle gevaarlijke stoffen die nu nog op zee mogen worden geloosd,
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik schors de vergadering voor korte tijd, want er zijn nogal wat moties ingediend. We wachten even tot de minister ze allemaal heeft.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister van Infrastructuur en Milieu. Zij heeft aangegeven dat zij alvast begint met het oordeel over de moties die zij al in handen heeft, en over de andere moties zal zij later ook haar oordeel geven.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Voorzitter. Ik zal het allemaal iets langzamer uitspreken dan hoe de heer Van Helvert begon, zodat het antwoord ook nog goed te volgen is. De motie-Van Helvert c.s. op stuk nr. 135 ging over de Commercial Cruising Vessels. In de motie wordt de regering gevraagd om in overleg te treden met de maritieme sector en te faciliteren bij de instelling van een taskforce voor behoud en uitbreiding van de CCV's voor de maritieme sector. Ik zie dit als ondersteuning van beleid. Ik deel de opvatting van de heer Van Helvert over het belang van de bouw en het onderhoud van superjachten voor de Nederlandse maritieme sector en ik ben hierover ook voortdurend in overleg. Ik heb tijdens het AO ook toegelicht welke bijdrage ik kan en zal leveren. Ik zal dat nu niet allemaal herhalen. Dat gaat om zaken als regelgeving, de verbetering van het scheepsregister en de contacten met het NFIA. Ik werk ook graag aan deze motie mee door verder te faciliteren dat men zelf een taskforce in het leven roept. Ik beoordeel deze motie als ondersteuning van beleid en neem deze dus over.
De voorzitter:
Ik constateer dat er in de Kamer geen bezwaar is tegen overname van deze motie door de regering. De motie op stuk nr. 135 wordt niet meer in stemming gebracht.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
De motie-Van Helvert/Hoogland op stuk nr. 136 gaat over de spoorverbinding Born. Ik ken het vraagstuk, maar ik ontraad de motie omdat het nu nog te vroeg is om een plan te maken. Ik weet dat de staatssecretaris daarover in gesprek is met diverse partijen. Het wordt ook meegenomen in het MIRT-onderzoek naar de goederencorridor zuidoost. Daar zit het in, en het is te vroeg om dit stukje eruit te trekken om daar een apart plan voor te maken. Ik ontraad de motie dus namens de regering.
De heer Van Helvert (CDA):
Ik wil toch vragen om dit te bekijken in het kader van de multimodale bereikbaarheid. Er liggen al plannen, het gaat om een relatief klein bedrag en om heel veel banen. Daarom denk ik dat we hier constructief naar moeten kijken en dat we dit zouden moeten kunnen doen.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Multimodaliteit is natuurlijk altijd een groot goed, maar je moet er ook geld voor hebben op het moment dat dit noodzakelijk is. De heer Van Helvert zit ieder jaar met mij, en met de staatssecretaris die over het spoor gaat, aan tafel om te praten over een MIRT. Dan bepalen we met elkaar wat er vrij is en in welke tranches. Er is nu een MIRT-onderzoek bezig naar de goederencorridor zuidoost. Deze MIRT-onderzoeken zijn allemaal dit voorjaar klaar en daar maken dit soort vraagstukken ook onderdeel van uit en ik denk dat het goed is om het hier gewoon in het vervolgdebat met de staatssecretaris over te hebben.
De heer Van Helvert (CDA):
Zeer zeker, dat wil ik heel graag. Het punt is dat het goed zou zijn dat het kabinet hier in de tussentijd voortvarend mee doorgaat, terwijl de Kamer met reces is en er een nieuwe eventuele coalitie wordt gevormd. Dat is het punt dat wij hier maken. Het maakt ons niet zo veel uit of het nu in een MIRT is of in de Voorjaarsnota, maar het gaat erom dat het kabinet zegt dat het met meerdere departementen gaat bekijken hoe het dit met die regio kan doen. Dat is eigenlijk de oproep.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
In de motie wordt de regering verzocht om in overleg met de provincie en de regiogemeenten te komen tot een gedragen plan en in de Voorjaarsnota aan te geven hoe hiervoor de financiering te regelen. Nogmaals, daarvoor is het gewoon te vroeg. Er is nu een MIRT-onderzoek, en daaruit komen eerst de belangrijkste vraagstukken voor wat betreft die hele corridor, waaronder dit stukje. Het zou best kunnen dat het als prioriteit daaruit komt, maar het zou ook kunnen dat dat niet het geval is. Een plan maken is dus nu te vroeg. Ik ontraad daarom de motie. Het staat op het netvlies van het ministerie en ik weet dat de staatssecretaris dit ook belangrijk vindt, maar ik vind wel dat we dit in z'n totaliteit moeten doen en niet één stukje eruit moeten lichten.
De voorzitter:
Mevrouw De Boer, gezien de krappe planning wil ik alleen indieners van de moties toestaan om een vraag te stellen.
Mevrouw De Boer (VVD):
Ik heb een punt van orde. We zijn bezig met een AO over scheepvaart en dit gaat over het spoor, maar niettemin onderstreept mijn fractie ook zeer zeker het belang van dit stukje spoor. De VVD-fractie heeft hier ook vragen over gesteld omdat er geen AO meer over was. Misschien kan de motie ook worden aangehouden en op zeker moment weer worden in gediend.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dat kan natuurlijk altijd, totdat het MIRT-onderzoek er is. Dan kan de Kamer bekijken of zij nog steeds vindt dat dit de belangrijkste afweging moet zijn.
Dan kom ik op de motie-Van Helvert/Smaling op stuk nr. 137, waarin de regering wordt verzocht om de Kamer te informeren over de aard van de problematiek met betrekking tot de transparantie in de binnenvaart. Ik heb tijdens het AO al toegezegd dat ik de Kamer een brief zal sturen over een wettelijke regeling die beoogt de markttransparantie op de binnenvaartmarkt te versterken. Ik zal in die brief ingaan op de inhoudelijke en juridische aspecten van een wettelijke regeling, zodat de Kamer een nadere afweging kan maken over de wenselijkheid en mogelijkheid hiervan. Ik voer op dit moment overleg met mijn collega van EZ, want bij dat departement ligt de verantwoordelijkheid voor de wet- en regelgeving rond de mededinging. De Kamer krijgt de brief uiterlijk eind maart. Wat mij betreft is de motie oordeel Kamer, want het is iets dat ik al aan het doen ben.
Dan kom ik bij de motie van de heer Van Helvert en mevrouw Jacobi op stuk nr. 138. Daarin wordt de regering verzocht ook de Kustwacht te betrekken bij de bemiddeling over oplossingen, afspraken en toetsingsnormen. Ik heb toegezegd te proberen de partijen bij elkaar te krijgen en tot overeenstemming te komen over doel en scope van de arbitrage. Wij zijn daar overigens al een tijdje mee bezig. Dat gebeurt onder leiding van een onafhankelijke bemiddelaar, zoals wij hebben afgesproken. Ik zal ervoor zorgen dat de Kustwacht hierbij wordt betrokken. Ik zie de motie als ondersteuning van het beleid. Ik neem die daarmee over.
De voorzitter:
Ik constateer dat er geen bezwaar is dat de motie wordt overgenomen. Dan komt die niet meer in stemming.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik kom bij de motie van de heer Van Helvert op stuk nr. 139. Hij las de motie zo snel voor dat ik die bijna niet verstond, maar de motie gaat over het rapport Zeevervoer in de EU in woelige wateren. Ik kan het niet uitspreken op zijn Limburgs. In de motie wordt de regering verzocht de aanbevelingen van het rapport over te nemen en de Tweede Kamer daarover te informeren. Ik zie de motie als ondersteuning van het beleid. De Europese Rekenkamer heeft een interessant rapport opgeleverd met goede aanbevelingen. Er wordt op dit moment in Brussel over gesproken. Het Maltees voorzitterschap is van plan om Raadsconclusies op te stellen over het rapport. Die komen dan terug in het AO Transportraad. Tijdens dat AO kan ik de Kamer informeren over de stand van zaken. Ik neem de motie dus over.
De voorzitter:
Ik constateer dat er geen bezwaar is dat de motie wordt overgenomen. Dan komt die niet meer in stemming.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dan kom ik bij de motie van de heer Smaling en mevrouw Jacobi op stuk nr. 140 over het veilingsysteem AGORA voor de binnenvaart. Ik heb in het AO al gezegd dat ik geen basis zie om een pilot met het voorgestelde veilingsysteem te ondersteunen. Als dat op vrijwillige basis gebeurt, dan vind ik dat prima, maar een verplichting tot deelname past niet in mijn opvatting over marktwerking. Het zou ook een wettelijke basis vereisen die er nu niet is. Een veilingsysteem lost de pieken en dalen in de vrachtstroom overigens niet op. Het levert geen bijdrage aan de oplossing van het belangrijkste probleem in de binnenvaart in relatie tot de prijsvorming, namelijk de fragmentatie aan vervoerderskant. Ik ontraad de motie.
De heer Smaling (SP):
Stel dat de motie toch wordt aangenomen. Wat gaat de minister dan doen?
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dan zal er een wettelijke basis moeten komen. De regering zal daar eerst een oordeel over moeten vellen. Zij heeft namelijk ook nog de mogelijkheid om aan te geven dat dit een bijzonder onverstandig idee van de Tweede Kamer is. Maar dan zullen wij dat zodanig goed moeten motiveren dat wij de Tweede Kamer daarvan kunnen overtuigen. Mochten wij het wel willen doen, dan zullen we er eerst een wettelijk systeem voor moeten maken. Er zijn diverse veilingsystemen. Dit is er een van, dat door een deel van de binnenvaartschippers wordt gepromoot. Zij kunnen dat ook zelf opzetten en realiseren. Het verplicht stellen voor alle binnenvaartschippers, terwijl er ook andere systemen zijn, gaat echt tegen de marktwerking in. Voor een verplichte deelname moet je een wettelijk kader hebben. Je kunt niet zo maar iemand in een systeem dwingen. Dat zou de heer Smaling met zijn partij ook niet willen. Misschien wil de heer Smaling erover nadenken of hij de motie wil aanhouden. Dat zou goed zijn.
Dan ben ik bij de motie van mevrouw Jacobi en mevrouw De Boer op stuk nr. 141 over de missiefinanciering van MARIN. MARIN levert heel belangrijke kennis op voor onze maritieme industrie. Ik ben het ermee eens dat die kennis op voldoende niveau moet worden behouden. Ik heb al vaker aangegeven dat TO2-instituten primair de verantwoordelijkheid van de minister van EZ betreffen. Het is belangrijk om verdere afspraken langs de lijn van de commissie-EZ te laten lopen. Natuurlijk voel ook ik mij verantwoordelijk voor MARIN. EZ heeft onlangs een evaluatieonderzoek Toegepaste Onderzoek Organisaties TO2 laten uitvoeren. Dat onderzoek bevindt zich in een afrondende fase. Het eindrapport deelevaluatie MARIN is daar onderdeel van, naast de andere TO2-instituten. Het lijkt me gewoon erg verstandig om de uitkomst van het onderzoek en de bespreking daarvan in de Tweede Kamer af te wachten. Dan is er ook een bodem om mogelijk te maken waar in de motie om gevraagd wordt. Ik adviseer de indieners dus om hun wens over de financiering van MARIN bij EZ onder de aandacht te brengen en ontraad de motie op deze plek.
In de motie op stuk nr. 142 van mevrouw Jacobi en mevrouw Belhaj wordt de regering verzocht om "concrete nadere stappen te zetten om te komen tot een meer samenhangend beleid (weg, spoor en water) voor de grote vervoersstromen". Ik beschouw de motie als ondersteuning van beleid. Ik heb twee gecombineerde MIRT-corridoronderzoeken laten uitvoeren, waarin naar de weg, het spoor en de binnenvaart is gekeken. Ook het beter benutten bekijk ik multimodaal. Ik ben nu bezig met een visie op goederenvervoer, waarin ook alle modaliteiten worden bekeken. Ik ben bezig met wat gevraagd wordt in de motie. Het is dus ondersteuning van beleid. Ik ben bereid om de gevraagde brief inclusief de MIRT-onderzoeken voor de zomer naar de Kamer te sturen en wil de motie dus overnemen.
De voorzitter:
Is er bezwaar tegen het overnemen van de motie? Dat is niet het geval.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik probeer de Kamer een rustige laatste avond te geven op donderdag door alvast een aantal moties over te nemen.
In de motie op stuk nr. 143 van mevrouw Jacobi en de heer Van Helvert wordt de regering verzocht om de wet- en regelgeving met betrekking tot snelheidsovertredingen op het water aan te passen. Ik beschouw de motie als ondersteuning van beleid. Ik zet op meerdere vlakken in op verbetering van de handhaving. De huidige handhavingspraktijk beperkt zich nog tot visueel waarnemen op heterdaad. Ik onderzoek mogelijkheden om instrumenten te verruimen binnen de randvoorwaarden van veiligheid en privacy. RWS beziet samen met het OM aanvullende meetmethoden en bekijkt op dit moment samen met het OM of aanvullende meetmethoden juridisch standhouden. Daarbij wordt ook de mogelijkheid onderzocht om nieuwe technieken in te zetten. Eind 2017 is hierover meer duidelijkheid. Ik zie de motie als ondersteuning van beleid en wil haar overnemen.
De voorzitter:
Wordt er bezwaar gemaakt tegen het overnemen van deze motie? Dat is niet het geval.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
In de motie op stuk nr. 144 van mevrouw De Boer en mevrouw Jacobi wordt gevraagd om te kijken naar de toezicht- en inspectietarieven in Nederland. Ook dit onderwerp hebben we besproken in het AO. Ik heb aangegeven dat de discussie hierover eigenlijk bij EZ moet plaatsvinden. De staatssecretaris van EZ heeft toegezegd dat een interdepartementale werkgroep dit voorjaar met een advies komt over de toepassing van Maat houden. Daarna zal het kabinet zich erover beraden wat dat betekent voor het kabinetsbeleid. De oproep van de heer Dijkstra, of in het geval van de motie van mevrouw De Boer, komt nu te vroeg; de heer Dijkstra had het er in het AO over. Ik verzoek de indieners dan ook om de motie aan te houden en haar te zijner tijd te betrekken bij een kabinetsreactie op de onderzoeken en de voorlichting van de Raad van State over Maat houden. Er is volgens mij morgen nog een AO over NVWA in de Kamer. Ik adviseer dus om de motie aan te houden.
Mevrouw De Boer (VVD):
Het AO NVWA gaat geloof ik niet door. Ook in die commissie hechten ze eraan dat deze motie wordt ingediend. Dan kunnen ze haar betrekken bij allerlei dingen. Mijn collega Lodders wil bijvoorbeeld een rondetafel over de inspectie- en toezichtkosten organiseren. Dit wilde ik even gezegd hebben.
De voorzitter:
Dus u dient de motie in?
Mevrouw De Boer (VVD):
Ik dien de motie in.
De voorzitter:
Oké. Wat is dan het oordeel van de minister?
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Op dit moment ontraad ik de motie.
In de motie op stuk nr. 145 van mevrouw De Boer en mevrouw Jacobi wordt gevraagd om met sectoren te bekijken hoe de Nederlandse keuring en certificering weer door de ILT ter hand zou kunnen worden genomen met betrekking tot nieuwgebouwde zeilende passagiersschepen. Ik ontraad de motie. De reden is dat uitbesteding van onderzoek en certificering in lijn is met het kabinetsbeleid. Daarom neemt de ILT dat niet zelf ter hand. Schippers hebben ook verschillende mogelijkheden. Voor zover ik nu kan zien, zijn er geen grote problemen bij de certificering. Ik weet dat de kosten bij RINA aanzienlijk hoger zijn dan men gewend was, maar de ILT heeft inzicht in de tarieven en beoordeelt ze als marktconform en niet als buitensporig hoog. Er is voor mij dan ook geen reden om in te grijpen. Als ILT dit wel gaat doen — dat is de andere kant — zullen de kosten ook aanzienlijk hoger zijn, omdat alle andere kosten nu onder andere voor de marktpartijen zijn. Dan blijft er slechts een kleine, selecte groep over waar je op toeziet. Ik ontraad de Kamer dan ook om de motie aan te nemen.
Mevrouw De Boer (VVD):
De kosten zijn verdubbeld en er is maar één certificeringsinstantie, dus er is geen marktwerking en dat moeten we dan ook niet willen. En het tweede deel in het dictum van de motie heeft betrekking op het toezien op een goede begeleiding, ook voor nieuwbouwschepen.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Wij hebben in het AO al aangegeven dat wat ons betreft veel meer partijen kunnen toetreden. Iedereen die dit wil, kan dat doen. Wij zullen dat ook stimuleren. Daardoor zal die markt ontstaan. We hebben ook aangegeven dat, als de ILT dit weer zelf gaat doen voor alleen dat deeltje, dit niet veel goedkoper zal zijn. Dan betreft het namelijk het doen van een heel klein aantal keuringen, wat relatief duur is. Dat is dus niet de oplossing voor uw probleem. Uw probleem is dat de prijs omhoog is gegaan. Over die prijs geef ik overigens aan dat die niet zo gek is, dat die redelijk marktconform is. Die prijs is inderdaad veel hoger dan die was, maar dat krijg je. De regering heeft ook gezegd dat het van belang is kostendekkend te zijn en ervoor te zorgen dat verschillende partijen kunnen certificeren. Wij zijn met ons eigen beleid dus geheel in lijn daarmee.
Gevraagd is hoe de standaard voor nieuwbouw van zeilschepen verbeterd kan worden. Ik ga ervan uit dat we dit altijd voor ogen hebben, dus dat dit altijd van belang is. Ik blijf erbij dat ik de Kamer ontraad om de motie aan te nemen.
Ik ga in op de motie-Belhaj/Jacobi op stuk nr. 146 met het verzoek om samen met de IMO-staten uiterlijk eind maart een schriftelijk voorstel in te dienen voor de vergadering van de Milieucommissie van de IMO in juli waarin wordt gepleit voor uitfasering van het gebruik van stookolie in het Arctisch gebied.
Ik ben voorstander van het beperken van het gebruik van stookolie in het Arctisch gebied en wil nauw samenwerken met de lidstaten uit dat gebied, aangezien het hun territoriale wateren betreft. Wanneer de Arctische lidstaten een voorstel voor de IMO voorbereiden, zal Nederland zich hierbij aansluiten indien dat mogelijk is. Als ik de motie op die wijze mag interpreteren, zie ik die als ondersteuning van beleid.
De voorzitter:
Mag dat, mevrouw Belhaj? Ik zie dat zij knikt.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik laat het oordeel aan de Kamer.
Ik kom op de motie-Belhaij op stuk nr. 147 met het verzoek aan de regering om voor 1 mei een voorstel te doen om in- en uitschrijven ook mogelijk te maken buiten de Nederlandse kantooruren. Het gaat om slechts enkele gevallen per jaar, dus het zou erg duur zijn als iemand daar elke zondag moet zitten. Het is echter wel mogelijk om in geval van een vooraankondiging door de reder voor voldoende capaciteit bij de ILT te zorgen, opdat ook buiten kantooruren kan worden in- en uitgevlagd. Daarmee zijn we al aan de slag gegaan. Daaraan zullen weliswaar extra kosten verbonden zijn, maar we kunnen dus met elkaar afspreken dat in- en uitvlaggen ook buiten kantooruren wordt gedaan. Ik kijk nu met de sector hoe ik dit moet inrichten en zal zo snel mogelijk vervolgstappen zetten. Ik heb dit dus toegezegd en beschouw de motie als ondersteuning van beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer.
De voorzitter:
Oordeel Kamer of overnemen?
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Ik kan de motie net zo goed overnemen, want ik heb het al toegezegd.
Mevrouw Belhaj (D66):
De minister ging mij iets te snel. Daarom zag u mij even twijfelen. Ik kom terug op de motie op stuk nr. 146 over de IMO. Als ik het goed heb begrepen, gaf de minister aan dat een aantal landen een voorstel gaat indienen en dat zij daarbij aansluit. "Aansluiten bij" is echter een breed begrip. Ik heb het liefst dat, als er iets ingediend wordt, de handtekening van de minister daaronder staat. Moet ik "aansluiten bij" zo interpreteren?
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Het gaat erom dat zij het initiatief nemen, want het zijn hun territoriale wateren. Het is daarom moeilijk voor ons om een voorstel in te dienen. Het zou een beetje arrogant zijn om dat te doen. Als zij dat doen — dat is de verwachting — zullen wij ons daarbij aansluiten en dat betekent dat er een handtekening onder komt. Dat hangt weliswaar af van dat wat er in het voorstel staat, maar dat is wel ons uitgangspunt: wij steunen vermindering van het gebruik van stookolie in het Arctisch gebied.
De voorzitter:
Voor de Handelingen meld ik nog even dat de motie op stuk nr. 147 is overgenomen en dus niet in stemming zal worden gebracht.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Met de motie op stuk nr. 148 van mevrouw Belhaj en mevrouw Jacobi wordt de regering verzocht om in kaart te brengen of een Europees verbod op het lozen van gevaarlijke stoffen in Europese wateren mogelijk is. Lozen is natuurlijk niet goed. Ik ben dus bereid om dit op EU-niveau aan de orde te stellen. Dat doen wij eigenlijk ook al continu. Onderzoek naar gevaarlijke stoffen in het milieu is niet nodig, want we weten wel hoe dat zit. Ik zit dus een beetje met de vraag of ik de motie moet overnemen of ontraden. Nogmaals: nieuw onderzoek hebben wij niet nodig, want dit is al onderzocht. Ik ontraad de motie zoals die nu is geformuleerd. Het is duidelijk dat ik akkoord ben met de intentie om constant bovenop een Europees verbod te zitten, maar ik zit gewoon echt met het probleem van het onderzoek. Als de indieners dat punt eruit halen, kan ik de motie overnemen. Anders moet ik de motie ontraden op grond van het verzoek om nieuw onderzoek te doen.
De voorzitter:
Ik kijk nog even naar mevrouw Belhaj.
Mevrouw Belhaj (D66):
De minister stelt dus voor het onderzoek uit de motie te halen, maar wat blijft er dan nog over?
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Het in kaart brengen van de verschillende lozingsmogelijkheden en wat je daartegen kunt doen. Daar ging onze discussie over.
Mevrouw Belhaj (D66):
Precies.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Je kunt paraffine niet kosteloos in de haven lozen, maar wel op zee. Het gaat om dat soort rare elementen.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ik begrijp wat de minister aangeeft, maar wij hebben het tweede punt moeten toevoegen, omdat is gebleken dat een aantal milieuorganisaties met veel liefde al die paraffine van de stranden halen en eigenlijk daar pas te horen kregen dat dat mogelijk giftig is. Vandaar de noodzaak van die aanvulling, maar als de minister zegt dat dat allemaal al bekend is, moet ik daarop vertrouwen. Ik stuur wellicht nog extra informatie over het onbekende feit dat paraffine mogelijk giftig of iets anders is. Dan ga ik akkoord met het voorstel van de minister.
De voorzitter:
Maar dan zult u de motie nog wel schriftelijk aangepast opnieuw moeten indienen en dan volgt het oordeel nog.
Mevrouw Belhaj (D66):
Ja.
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
Dat is goed.
Ik moet nog twee vragen beantwoorden, ten eerste de vraag over de boetes in de binnenvaart. Ik heb gezegd dat naar aanleiding van klachten in de sector het boetebeleid is geanalyseerd en ook in de sector is besproken. Er zijn ook geen disproportionele boetes gekomen. Naar aanleiding van de analyse is voor één categorie een matiging doorgevoerd. In 2017 laat ik dit opnieuw analyseren. Dan zullen we dit wederom met de sector bespreken en bekijken of aanpassingen nodig zijn.
Wat de administratieve lasten van nachtelijk snelvaren betreft: de Waddenzee is op grond van de Wet natuurbescherming een beschermd gebied. Nieuwe activiteiten kunnen alleen worden toegestaan als zij geen negatieve effecten veroorzaken. Dat vergt een individuele beoordeling van ieder specifiek geval. Hulpdiensten en noodverkeer zijn vrijgesteld, maar voor schoolkinderen blijkt bij navraag in de regio geen behoefte te zijn aan uitbreiding van de vaartijden. Meer nachtelijk snelvaren is overigens vooral een wens van de taxidiensten, omdat andere betrokken partijen uitbreiding ongewenst vinden.
De voorzitter:
De heer Smaling heeft nog een heel klein vraagje.
De heer Smaling (SP):
Ja, excuus, ik wil nog even terugkomen op de motie op stuk nr. 140. Ik heb daar een halve vraag over gesteld: wat gaat de minister doen als de motie het niet haalt? De minister antwoordde heel erg op een manier alsof er vanaf morgen een nieuw wettelijk kader nodig is, maar in de motie wordt gevraagd om een pilot. Dat is van een andere orde dan een nieuwe wet. Praten we over verschillende dingen of praten we toch over hetzelfde?
Minister Schultz van Haegen-Maas Geesteranus:
We praten over hetzelfde, want u stelt dat u de binnenvaartsector wilt ondersteunen met het opstarten van een pilot met het AGORA-veilingsysteem voor de duur van twee jaar. Als je dat wilt doen, moet men verplicht deelnemen. Als men dat vrijwillig gaat doen, hoeven wij dat als regering niet te initiëren, want dat kan men gewoon zelf doen. Als ik mensen verplicht wil laten deelnemen aan zo'n systeem, moet ik natuurlijk wel een wettelijk kader hebben waarin staat dat zij daartoe verplicht zijn.
De voorzitter:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het aanpassen van regelgeving omtrent het lozen van gevaarlijke stoffen zoals paraffine binnen de International Maritime Organization (IMO) een goede maar zeer tijdrovende stap is, en dat in de tussentijd geen mogelijkheid onbenut moet blijven om sneller tot een verbod te komen;
overwegende dat het nog niet duidelijk is wat de gezondheidseffecten zijn wanneer mensen in aanraking komen met deze stoffen, bijvoorbeeld wanneer deze op onze stranden terechtkomen;
verzoekt de regering, in kaart te brengen of een Europees verbod op het lozen van gevaarlijke/giftige stoffen in Europese wateren mogelijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Ik dank de minister voor haar oordeel over de moties en haar antwoord op de gestelde vragen.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Morgen wordt gestemd over de ingediende moties die niet zijn overgenomen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20162017-56-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.