3 Vragenuur: Vragen Voordewind

Aan de orde is het mondelinge vragenuur, overeenkomstig artikel 136 van het Reglement van Orde. 

Vragen van het lid Voordewind aan de minister van Defensie, bij afwezigheid van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, over humanitaire en militaire steun aan Irak naar aanleiding van een recent werkbezoek aan Noord-Irak. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Zoals wij net ook herdacht hebben, waren het dramatische zomermaanden: voor veel gezinnen en families in Nederland die hun geliefden zijn verloren bij het vliegtuigongeluk in Oekraïne, maar ook voor de Oekraïners zelf, die verwikkeld zijn in een burgeroorlog, en ook voor de vele Syriërs en Irakezen die zijn omgekomen op hun vlucht en zijn verdreven door de demonische machten van ISIS. Het mag inmiddels overduidelijk zijn dat daar in Irak een genocide plaatsvindt op de verschillende minderheden, omdat ze gezien worden als ongelovige afvalligen. Dat mogen wij niet laten gebeuren. Alleen al in augustus zijn 1.400 mensen vermoord of omgekomen tijdens hun vlucht. Op dit moment zijn 700.000 vluchtelingen verdreven uit hun dorpen. 

Begin juli bezocht ik de Syrische vluchtelingen in Libanon en Jordanië. Anderhalve week geleden bezocht ik Arbil in Noord-Irak, om daar poolshoogte te nemen van de situatie van de Iraakse vluchtelingen, met name de yezidi's en de christenen in Arbil. Een gezin verloor twee kinderen bij een bomaanslag. Een vrouw moest haar gehandicapte man achterlaten terwijl zij moest vluchten met haar dochters. Een jongetje stierf onder onze ogen omdat hij niet de zorg kreeg die hij op dat moment nodig had. De angst stond te lezen in de ogen van de vele vluchtelingen. 

De humanitaire hulp komt maar moeizaam op gang. Mensen durven amper terug te keren of na te denken over terugkeer naar hun dorpen. Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister. Wat kan Nederland, uiteraard gecoördineerd met andere landen, meer doen om de hulpverlening sneller te laten verlopen dan nu het geval is? Is het kabinet bereid om naast het Rode Kruis ook andere Nederlandse hulporganisaties in te schakelen die staan te popelen om aan het werk te gaan, de gaten te vullen die de VN niet kan vullen en mensen te bereiken die nu zo verspreid zijn over Noord-Irak? Is de minister van Defensie het met de ChristenUnie eens dat er meer moet gebeuren dan alleen de helmen en vesten die tot nu toe beschikbaar zijn gesteld, los van het feit dat dit ook belangrijk is? Ik hoor graag de eerste reactie van de minister. 

Minister Hennis-Plasschaert:

Voorzitter. Laat ik met de laatste vraag beginnen. Natuurlijk deelt het kabinet de zorgen van de heer Voordewind; dat zal geen verrassing zijn. Wat zicht daar afspeelt, is een ware hel. ISIS vormt niet alleen een fysieke bedreiging in de regio voor Irakese en Syrische burgers, maar zeker ook voor onze veiligheid en de universele waarden die wij voorstaan. Nederland heeft de afgelopen weken samen met partners en bondgenoten heel goed bekeken hoe wij de noden kunnen ledigen, hoe wij een bijdrage kunnen leveren die van toegevoegde waarde is. Daarbij is de behoeftestelling in de regio steeds weer leidend geweest. Zoals de Kamer weet, hebben wij humanitaire goederen, voedsel, dekens en lampen geleverd. Afgelopen zondag zijn inderdaad duizend helmen en duizend kogelwerende vesten van Nederland naar Arbil getransporteerd voor de Koerdische regionale autoriteit. Inmiddels heeft Nederland ook besloten — dat is nieuw — dat wij met de C-17 het transport zullen verzorgen van wapens en munitie die door Oost-Europese landen zullen worden geleverd. Ik heb het dan over wapens van klein kaliber en zware wapens, waarbij gedacht moet worden aan rocket-propelled grenades (RPG's) en mortieren. 

Met de recente aankondiging van Duitsland om wapens te leveren, komt het totale aantal wapens dat momenteel richting Irak wordt getransporteerd, al ruim boven de 100.000. Die grote aantallen, uiteraard in combinatie met de heel delicate en fragiele veiligheidssituatie en politieke situatie in Irak, vragen om een zorgvuldige coördinatie van alle inspanningen, mede om te voorkomen dat de wapens in verkeerde handen vallen, voor andere doeleinden worden gebruikt of kwijtraken. Hierover wordt de komende dagen heel intensief internationaal overleg gevoerd, bijvoorbeeld ook tijdens de NAVO-top. Ik heb eerder gezegd, net als mijn collega's Timmermans en Ploumen, dat we helemaal niets uitsluiten, dus ook niet een toekomstige Nederlandse bijdrage als het gaat om wapens en munitie. Vooralsnog hebben we besloten tot het transport met de C-17 van wapens en munitie geleverd door andere landen. Die bijdrage moet dan wel aansluiten bij de behoefte in de regio. Ook moeten we ervoor waken dat we niet te veel verschillende typen wapens gaan leveren, want dat brengt niet alleen allerlei logistieke complicaties mee, maar leidt ook tot allerlei opleidingstechnische complicaties en vragen. 

Kortom, we sluiten niets uit. Dat hebben we niet gedaan en dat zullen we ook niet doen. We blijven ernaar kijken. Als ik daarover nadere informatie heb, zal ik de Kamer informeren. Als het gaat om de ngo's ... 

De voorzitter:

Dank u wel, u moet afronden. 

Minister Hennis-Plasschaert:

De situatie rond de ngo's verdient ook wel een ruim antwoord. 

De voorzitter:

Dat snap ik. Maar als u dat snel wilt doen, graag ... 

Minister Hennis-Plasschaert:

Zeker. Collega Ploumen is met de ngo's in beraad over de mogelijkheden ze verder in te schakelen. De coördinatie loopt bij voorkeur via de VN. Ik denk dat ik de vraag daarmee heb beantwoord. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank voor de eerste reactie. Het is goed om te horen dat Nederland met de C-17 transportmiddelen beschikbaar stelt. Natuurlijk moet er goed gecoördineerd worden wie wat gaat leveren. Ik heb wel nog een vraag aan de minister. Is er nu een overzicht van de behoeftestelling bekend? Weten we nu wat de Koerden precies willen en waar nog behoefte aan is? De Tsjechen hebben wapens geleverd. De Duitsers hebben dat nu ook gedaan, evenals de Italianen, zo heb ik begrepen. Is dat genoeg? Zeggen de Koeren en de analisten nu: hiermee zouden niet alleen de Koerden maar ook de minderheden die met uitroeien bedreigd worden — ik noem de Jezidi's, de Turkmenen en de christenen — beschermd worden op het moment dat zij terugkeren naar hun dorpen? 

Mijn tweede vraag gaat over de hulpverlening. Ik ben daar geweest en heb ook met de VN gesproken. Ik heb gezien dat de loodsen vol staan met hulpgoederen, maar dat de mogelijkheid om die te distribueren er niet is. De VN is er goed in de grotere kampen te voorzien van goederen. Dat heb ik gezien in Jordanië. Maar in deze situatie zijn de mensen verspreid: 50 families hier, 50 families daar. Men heeft mij gevraagd om aan de Nederlandse minister te vragen om onder andere Nederlandse ngo's te sturen die de distributie van de goederen op zich zouden kunnen nemen. Daar is een schreeuwende behoefte aan. Eergisteren heb ik nog contact gehad met Arbil en de UNHCR. Dit verzoek is nog een keer aan mij gedaan. Ik breng het daarom nogmaals onder de aandacht: schakel ook de Nederlandse ngo's in. 

Minister Hennis-Plasschaert:

Om met het laatste te beginnen: de problemen met de distributie zijn bekend, ook bij collega Ploumen. Zij heeft daar bij herhaling aandacht voor gevraagd, ook bij de VN. Zij zal dat blijven doen. Ik herhaal wat ik net zei: collega Ploumen is ook in beraad met de ngo's en zij zal dat verder afstemmen. Ik weet zeker dat zij niet zal nalaten om de Kamer per brief nader te informeren als zij daarover meer informatie heeft. 

De heer Voordewind heeft gevraagd naar de wapens en de coördinatie daarvan. Ik gaf net al aan dat het met de beslissing van Duitsland gaat om meer dan 100.000 wapens. Dat is een behoorlijk aantal. Het betekent ook dat de coördinatie er nog meer toe doet. De VS hebben hierin een belangrijke rol. Allerlei landen als het VK, Frankrijk en Duitsland ontplooien nu zelf initiatieven, uiteraard in afstemming, maar die coördinatie kan en moet beter. Daarom wordt hier de komende dagen in internationaal verband versneld over gesproken, ook op de NAVO-top. De coördinatie en de conclusies naar aanleiding van het overleg zullen laten zien waar de behoefte ligt rond het de Koerdische autoriteiten verder voorzien van militaire goederen. 

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank daarvoor. Ik hoop dat Nederland die coördinatie zelf zal oppakken, want daar schort het inderdaad aan. Iedereen doet maar wat en heeft rechtstreeks contact met de Koerden, maar niemand overziet het geheel. Ik zou graag zien dat Nederland daarin het voortouw neemt en er een overzicht komt van welke behoefte er nu nog is bij de Koerden met betrekking tot die wapens en beschermingsmiddelen. Ik zou verder graag zien dat niet alleen de Koerden beschermd worden, maar juist ook die minderheden, die christenen. In de afgelopen tien jaar zijn 1 miljoen van de 1,5 miljoen christenen al verdreven uit het gebied. 

Mijn laatste vraag, die de minister misschien kan doorgeleiden naar de staatssecretaris van asiel, is de volgende. Op dit moment is een full scale oorlog aan de gang in Noord-Irak. Ik verzoek de staatsecretaris van asiel om op dit moment geen mensen uit te zetten naar heel Irak, gezien de dreiging van ISIS. 

Minister Hennis-Plasschaert:

Die laatste vraag zal ik inderdaad moeten doorgeleiden naar collega Teeven. De opmerking over de coördinatie is zeer terecht. Ik heb mijzelf ook de vraag gesteld: hoe weten we zeker dat de behoeftestelling volledig is en dat daarin goed voorzien wordt? Mede daarom zal Nederland dit onderwerp actief aan de orde stellen, bijvoorbeeld tijdens de NAVO-top. 

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Wat er allemaal gebeurt op het terrein van hulp en militaire goederen is goed. Uit het gebied zelf hoor je echter vaak dat het allemaal zo lang duurt. Ziet de regering mogelijkheden om een zetje te geven zodat de besluitvorming versneld wordt? Wil de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking er bovendien in het bijzonder oog voor hebben dat als we iets doen op het gebied van noodhulp, wat heel goed is, echt alle groepen bereikt worden? We horen daarover toch nog wel schrijnende verhalen, bijvoorbeeld van Assyrische christenen. 

Minister Hennis-Plasschaert:

Om met dat laatste te beginnen: dat zal ik zeker onder de aandacht brengen van collega Ploumen. Wij werken natuurlijk veel via het internationale Rode Kruis waarmee iedereen zou moeten worden bereikt. Ik zal er zorg voor dragen dat er extra aandacht aan wordt gegeven. Het mag niet gebeuren dat bepaalde groepen buiten de boot vallen. 

Het versnellen van besluitvormingsprocedures is niet altijd even eenvoudig. Het gaat niet zozeer om onwil, als wel om de internationale coördinatie, de behoeftestelling: wat voor wapens stuur je, welke noodhulpgoederen stuur je en zijn daarvoor vliegtuigen beschikbaar die die kunnen vervoeren? Een en ander heeft geleid tot een internationale puzzel waarvan langzaamaan de stukjes op de juiste plek worden gelegd. Dat gaat een stuk voortvarender dan in het verleden gebeurde. Ik benadruk dat de coördinatie waarover de heer Voordewind en ik zojuist spraken ertoe doet om op korte termijn het verschil te kunnen maken in de regio. 

De heer Van Bommel (SP):

IS, de Islamitische Staat, komt niet uit het niets. Die komt voort uit bewegingen van opstandelingen in Syrië en in Irak die de steun hebben gekregen van bondgenoten van het Westen, zoals Saudi-Arabië en Qatar. Wat doen Nederland en Europa om ervoor te zorgen dat de sponsors van dit terroristische geweld worden gedwongen die steun niet meer te verlenen? 

Minister Hennis-Plasschaert:

Dat is volop onderwerp van gesprek in de Europese Raad. Ik ga ervan uit dat de collega van Buitenlandse Zaken u daarover nader informeert. 

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De minister zei het al. Het is eigenlijk nieuw dat wij nu zwaardere wapens gaan helpen vervoeren naar de regio. Mijn vraag is heel eenvoudig. Hoe voorkom je dat die wapens in verkeerde handen vallen? 

Minister Hennis-Plasschaert:

Dat is een goede vraag. Dat is ook precies de reden waarom ik eerder heb gezegd dat het misschien niet past om te schamper te doen over de goederen die al zijn verstuurd. Het is van belang om vast te stellen dat zich daar in de regio een ware hel afspeelt en dat de internationale gemeenschap er alles aan moet doen om de noden te lenigen. Dat doe je niet alleen in de vorm van het sturen van goederen, noodhulp, maar ook in de vorm van militaire bewapening. Dat moet wel zorgvuldig gebeuren. Het wordt ter plaatse begeleid. Het wordt gestuurd vanuit de VS, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, maar het luistert allemaal nauw. Dat is precies de reden waarom ik heb gezegd: wees voorzichtig met de roep om massaal te gaan bewapenen. Ik stel vast dat er meer dan 100.000 wapens worden gestuurd. Dat is heel wat. De internationale coördinatie is dan ook meer dan ooit relevant. 

De heer Omtzigt (CDA):

Het kabinet heeft in het reces aangegeven dat er mogelijk sprake is van genocide. Er zijn meer dan 100 Nederlanders, met een Nederlands paspoort, vertrokken om te vechten voor strijdgroepen zoals IS, een terroristische organisatie. Dat betekent dat Nederlanders zich in groepsverband voor het eerst in zeer lange tijd schuldig maken aan genocide, het vermoorden van een ander volk. Hoe gaat de Nederlandse regering voorkomen dat er nog maar één extra persoon daarheen uitreist en hoe gaat ze ervoor zorgen dat iedereen die daar nu zit en strijdt niet terugkomt in de Nederlandse samenleving? Ook dat helpt de veiligheid, zowel in Nederland als in Irak en Syrië. 

Minister Hennis-Plasschaert:

De heer Omtzigt merkt terecht op dat de conflicten zich op ruime afstand van de Nederlandse grenzen afspelen en dat er in Nederland mensen zijn die zich een-op-een identificeren met de strijdende partijen en die niet alleen daar een groot gevaar zijn voor de bevolking, maar ook in eigen land voor ongekende antwoorden kunnen zorgen die wij allemaal niet hopen mee te maken. De afgelopen week hebben de collega's Opstelten en Asscher het plan gepresenteerd voor de aanpak van jihadisten die willen uitreizen dan wel terugkeren en voor het voorkomen daarvan. Dat is een veelomvattend plan. Het gaat nogal ver om het hier namens de collega's Opstelten en Asscher uiteen te zetten, maar ik weet zeker dat het debat met uw Kamer zal volgen. Ik deel de emotie en ook de opvatting van de heer Omtzigt dat er voor deze mensen geen plek is in onze samenleving. 

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden en uw komst naar de Kamer. 

Naar boven