Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 91, pagina 7115-7121 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 91, pagina 7115-7121 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 27 mei 2009 over de staat van het bestuur op de Nederlandse Antillen en Aruba.
De voorzitter:
Ik heet de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties welkom.
De heer Brinkman (PVV):
Voorzitter. De staatssecretaris heeft een onderzoek aangekondigd naar de staat van het bestuur en de mate van corruptie in het bestuur op Aruba. Kennelijk waren de schokkende berichtgevingen in het uitgelekte weekverslag van de Nederlandse vertegenwoordiger in Aruba geen incident. Maffia rules Aruba. De PVV juicht dit onderzoek toe.
Er is echter een onderzoek waarvan wij allen hier aanwezig weten dat het niet deugt en waarin bestuurders en mogelijk zelfs het OM grote en grove fouten hebben gemaakt, moedwillig of niet. Ik heb het dan over de verdwijning van Natalee Holloway en dan vooral over de periode van de eerste tien dagen. Hierin past echt maar één soort onderzoek, waar ik de staatssecretaris dan ook dringend om verzoek, namelijk een onderzoek uitgevoerd door onze eigen Rijksrecherche. Vandaar dat ik de volgende motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de hoofdofficier van justitie van Aruba vervangen gaat worden;
constaterende dat er nog veel vraagtekens zijn over het justitieel en politioneel onderzoek gedurende de eerste tien dagen na de verdwijning van Natalee Holloway;
overwegende dat het van het grootste belang is dat duidelijk wordt welke fouten er zijn gemaakt in die cruciale eerste tien dagen van het onderzoek;
verzoekt de regering, bij de vervanging van de hoofdofficier van justitie van Aruba meteen een rijksrechercheonderzoek te starten naar de kwaliteit en de beslismomenten tijdens de eerste tien dagen van het justitieel en politioneel onderzoek naar de verdwijning van Natalee Holloway,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 40(31568).
De heer Brinkman (PVV):
De staatssecretaris heeft aangekondigd om in het verlengde van het WODC-rapport een soort vervolgonderzoek te gaan doen naar Sint Maarten. Over wanneer dit ging gebeuren, was zij nog een beetje vaag. Ik wil echter tegelijk met het onderzoek op Aruba hetzelfde soort onderzoek naar de corrupte situatie op Curaçao en zeker ook naar Sint Maarten. Vandaar dat ik de volgende en tevens mijn laatste motie indien.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voornemens is om een onderzoek in te stellen naar de staat van het bestuur en de mate van corruptie in het bestuur op Aruba;
overwegende dat soortgelijke onderzoeken ook nodig zijn voor de eilanden Curaçao en Sint Maarten;
verzoekt de regering, een onderzoek in te stellen naar de staat van het bestuur en de mate van corruptie in het bestuur van Curaçao en Sint Maarten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Brinkman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 41(31568).
De heer Van Bochove (CDA):
In het debat heeft de staatssecretaris nadrukkelijk aangegeven dat zij de situatie op Sint Maarten nog eens bekijkt. Over Curaçao heb ik het dan niet. Waarom dient u dan echter nog deze motie in?
De heer Brinkman (PVV):
Wat u zei over het debat klopt, maar in mijn inleiding heb ik u al gezegd dat zij vaag was over de periode waarin en over de wijze waarop. Zij wist mij wel te overtuigen wat betreft het toekomstige onderzoek op Aruba, maar niet over het gegeven dat een dergelijk onderzoek precies op die wijze op Sint Maarten en Curaçao zou worden gehouden. Overigens had zij het alleen maar over Sint Maarten en niet ook over Curaçao. Ik wil dat dit onderzoek er meteen komt. Ik wil niet driekwart jaar wachten tot Sint Maarten ergens aan toe is waarvan ik denk dat het er misschien nooit aan toe moet komen. Ik wil dat onderzoek meteen, vandaar deze motie.
De heer Van Bochove (CDA):
Aangezien de staatssecretaris op dit punt een toezegging heeft gedaan, is deze motie toch volstrekt overbodig? Ik mag van de staatssecretaris verwachten dat zij ook op deze manier op uw motie ingaat. Deze motie, zeker het deel waar ik zojuist op wees, is dan toch volstrekt overbodig?
De heer Brinkman (PVV):
Nee, wat u zegt, is niet Brinkmancorrect. De staatssecretaris heeft namelijk niet aangegeven op welke termijn dat onderzoek er moet komen. Zij heeft aangegeven dat zij dat onderzoek alleen op Sint Maarten wil betrekken. Zij heeft mij wel kunnen overtuigen van de correctheid en de intensiteit van het onderzoek op Aruba, maar niet van een dergelijk onderzoek op Sint Maarten en Curaçao; vandaar de motie.
De heer Van Raak (SP):
Het onderzoek op Aruba heb ik toegejuicht namens de SP. Er is alle aanleiding toe. Ook voor Sint Maarten is er alle aanleiding om een dergelijk onderzoek uit te voeren, en ik vind het goed dat dit in een motie wordt vastgelegd. Maar is er een directe aanleiding voor Curaçao? De situatie is daar toch anders dan op Sint Maarten of Aruba?
De heer Brinkman (PVV):
De corruptie die ik heb blootgelegd, speelt zich vooral af op Curaçao. Het zou mij heel goed lijken als de praktijken van de bestuurders, de baantjesjagers die de baantjes bij de overheids-nv's verdelen, eens werden blootgelegd. Dat moet u toch zeker aanspreken, mijnheer Van Raak. Wij weten allemaal dat er sprake is van grote corruptie. Wij weten hoe het werkt op Curaçao, vandaar dat ik dat onderzoek daar wil laten uitvoeren.
De heer Leerdam (PvdA):
Voorzitter. Ik heb twee moties. Een paar jaar terug is er een rapport verschenen waarin heel duidelijk werd gesteld dat de inning van belastingen op de Nederlandse Antillen achterbleef, omdat er niet genoeg mensen waren die de belasting zouden kunnen innen. In 2004 heb ik toen een motie ingediend. Nu blijkt dat men nog steeds achterloopt. De situatie is verbeterd; dat heeft de staatssecretaris in het algemeen overleg heel duidelijk naar voren gebracht. De desbetreffende minister op de Nederlandse Antillen is daar ook heel gelukkig mee. Hij heeft aangegeven dat de situatie is verbeterd. Desalniettemin denk ik dat het aan ons is om ervoor te zorgen dat de belasting verhoogd wordt, en daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat op de Nederlandse Antillen het innen van opgelegde belastingen noodzakelijk is om te zorgen voor voldoende inkomsten;
overwegende dat de regering naar aanleiding van de motie-Leerdam c.s. (29800-IV, nr. 9) sinds 2004 via inzet van menskracht en adviezen ondersteuning geeft aan de regering van de Nederlandse Antillen bij het inlopen van achterstanden bij de inning van belastingen;
constaterende dat op de Nederlandse Antillen nog steeds sprake is van achterstanden bij het innen van opgelegde belastingen als gevolg van beperkte personele en professionele capaciteit;
constaterende dat Nederlandse ondersteuning vooralsnog niet heeft kunnen bewerkstelligen dat opgelegde belastingen op de Nederlandse Antillen voldoende geïnd worden;
verzoekt de regering, te rapporteren wat de geleverde fiscale ondersteuning heeft opgeleverd;
verzoekt de Nederlandse regering om samen met de regering van de Nederlandse Antillen te zoeken naar aanvullende maatregelen om de inning van belastingen te verbeteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Remkes, Van Gent, Van Raak en Pechtold.
Zij krijgt nr. 42(31568).
De heer Brinkman (PVV):
Hoe moet ik het laatste deel van uw motie zien? Bent u bereid om opnieuw allerlei ambtenaren naar de Antillen te sturen, wat weer meer Nederlands belastinggeld gaat kosten, waarbij wij er na vijf jaar achter komen dat het weer geen ene zier geholpen heeft en dat toch nog steeds maar 30% van de belastingen geïnd worden?
De heer Leerdam (PvdA):
Neen, de staatssecretaris heeft in het algemeen overleg heel duidelijk aangegeven dat de middelen er al liggen. Zij heeft ook aangegeven dat de projectaanvragen vanuit de Nederlandse Antillen ingediend zouden kunnen worden. Du moment dat zij de projectaanvragen zouden kunnen indienen, liggen de middelen er al. Dit is eigenlijk een aanmoediging voor de staatssecretaris om ervoor te zorgen dat de belastinginning zo snel mogelijk gebeurt. Het tweede punt dat ik wil aankaarten is dat wordt bezien wat er in de afgelopen periode is gebeurd, sinds 2004 tot nu. Wij hebben al een dergelijk initiatief genomen. Dit is indertijd gesteund door het merendeel van de Kamer. Het betrof de motie-Leerdam, meeondertekend door de leden Halsema en Van Fessem. Die motie is toen uitgevoerd, maar voor zover wij weten is er toen niet voldoende gerapporteerd. Wij willen weten wat daarvan het resultaat is en hoe wij hieraan richting kunnen geven.
De heer Brinkman (PVV):
Daar maakt mijnheer Leerdam mij blij mee. Hij zou mij echter nog blijer kunnen maken door gewoon te garanderen dat er, ondanks alles, geen extra steun vanuit Nederland met Nederlands belastinggeld voor dit probleem naar de Antillen gaat.
De heer Leerdam (PvdA):
De staatssecretaris heeft in het algemeen overleg heel duidelijk aangegeven dat het geld er gewoon ligt. Als de heer Brinkman tijdens dat algemeen overleg goed had geluisterd, had hij dat ook gehoord. Wij vragen heel duidelijk om ervoor te zorgen dat dit goed gekanaliseerd wordt.
Ik heb nog een tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat op de Nederlandse Antillen Leerdambeoogde projecten en investeringen op het gebied van onderwijs, goed bestuur, gezondheidszorg en armoedebestrijding tot op heden niet voldoende in gang zijn gezet;
constaterende dat de financiële middelen voor deze investeringen en projecten binnen het Sociaal Economisch Initiatief wel degelijk beschikbaar zijn, maar dat deze tot op heden niet genoeg zijn besteed;
van mening dat het doen van deze investeringen en het uitvoeren van deze projecten in grote mate kan bijdragen aan een gunstiger bestuurlijke en sociaaleconomische ontwikkeling op de Nederlandse Antillen;
van mening dat het wenselijk is dat de beoogde investeringen en projecten op het gebied van onderwijs, goed bestuur, gezondheidszorg en armoedebestrijding zo spoedig mogelijk plaatsvinden;
verzoekt de regering, dit standpunt onder de aandacht te brengen van de regering van de Nederlandse Antillen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Leerdam, Van Bochove, Van Gent en Van Raak. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 43(31568).
De heer Remkes (VVD):
Het dictum van de motie is interessant, het verzoek aan de staatssecretaris om dit onder de aandacht van de regering van de Nederlandse Antillen te brengen. Dat kan gemakkelijk. Maar heeft collega Leerdam ook nog anderszins een opvatting over de stappen die je zou kunnen zetten om te doen waar het eigenlijk om gaat?
De heer Leerdam (PvdA):
Kan de heer Remkes hierin specifieker zijn?
De heer Remkes (VVD):
De heer Leerdam vraagt in de motie aan de staatssecretaris om dit allemaal onder de aandacht te brengen. Wat mij betreft is dat een rol als postbode. Waar het natuurlijk in de kern om gaat, is de vraag of de heer Leerdam opvattingen heeft over hoe de doelstellingen die hij en ik beogen dichter bij gebracht kunnen worden. Met andere woorden, ik vind dit eigenlijk een heel gemakkelijk gebaar.
De heer Leerdam (PvdA):
Ik weet dat de heer Remkes van dansen houdt. Hij maakt graag gebaren. Maar het is wel heel duidelijk dat wij de staatssecretaris daarmee de opdracht meegeven om iets duidelijk te maken. Als wij binnen het Koninkrijk vinden dat goed bestuur belangrijk is, als wij vinden dat armoedebestrijding, onderwijs en al de punten die in de motie zijn genoemd binnen het Koninkrijk meer zouden moeten leven en dat daarvoor meer aandacht moet komen, dan willen wij de staatssecretaris aanmoedigen om dat uit te voeren. Daarover gaat de motie. Niets meer en niets minder.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Voorzitter. Het is een uitgebreid algemeen overleg geweest met de Kamer over verschillende onderwerpen. Dat blijkt vandaag ook weer. Ik zal de moties een voor een langslopen.
De zaak Natalee Holloway uit de eerste motie van de heer Brinkman is door de heer Brinkman en mij al herhaaldelijk besproken. Ik ben overigens blij dat de heer Brinkman inziet dat wij serieus hebben ingezet op die staat van bestuur en van rechtshandhaving op Aruba. Het gaat daarbij echter niet alleen over corruptie. De heer Brinkman doet alsof het alleen over corruptie gaat, maar het gaat over het goed functioneren van de instellingen en organen die voor de rechtshandhaving op de Antillen en Aruba nodig zijn. Wij kijken dus in bredere zin en kijken vanuit politie en OM naar het geheel. Corruptie maakt een onderdeel uit van het onderzoek op Aruba. Ik ben blij dat de heer Brinkman ziet dat wij dat in brede zin opzetten.
Dan de zaak Holloway. Wij hebben daar al een aantal keren over gesproken. Het kan voor de heer Brinkman geen verrassing zijn dat ik deze motie ontraad. Op dit moment loopt er een onderzoek van de landsrecherche op Aruba naar de zaak-Holloway. De Nederlandse Rijksrecherche is niet bevoegd om onderzoek te doen op Aruba, want het is een zelfstandig land binnen het Koninkrijk.
De heer Brinkman (PVV):
Als de regering van Aruba een verzoek doet om een rijksrechercheonderzoek, is het dan wel mogelijk?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Ik verwacht niet dat er zo'n verzoek komt, maar dat staat ook niet in de motie. In de motie wordt mij gevraagd om meteen een rijksrechercheonderzoek te starten, maar dat is onmogelijk. Ik moet de motie dus ontraden.
De heer Brinkman (PVV):
Dan ga ik mijn motie wijzigen. Ik verzoek de staatssecretaris daarin om in overleg te treden met de regering van Aruba om haar te bewegen aan de Nederlandse regering te vragen een rijksrechercheonderzoek te starten.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Ik wacht die gewijzigde motie wel af, maar ik heb mijn oordeel over de ingediende motie al gegeven.
De heer Brinkman (PVV):
Als ik de motie op die manier wijzig, wat is dan uw oordeel erover?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Er loopt nu een landsrechercheonderzoek.
De heer Brinkman (PVV):
Dat is zo iets als de slager die zijn eigen vlees keurt. Dat weet de staatssecretaris donders goed.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Dat weet ik. Dat is altijd lastig. Toch blijft het de verantwoordelijkheid van Aruba. Ik spreek herhaaldelijk met de regering van Aruba. Ik kan dat gesprek nog een keer voeren, maar het is geen garantie op succes.
Ik kom bij de tweede motie, waarin mij wordt verzocht een onderzoek in te stellen naar de staat van bestuur en de mate van corruptie in het bestuur van Curaçao en Sint Maarten. Deze motie ontraad ik ernstig. Zoals de heer Van Bochove per interruptie al stelde: Ik heb al een onderzoek op Aruba aangekondigd. Wat betreft Sint Maarten zal ik bezien, naar aanleiding van het WODC-rapport, of wij in de voortgangsrapportage kunnen komen tot een update van het WODC-rapport. Dat is een toezegging van mijn kant. In juni treffen wij de voorbereidingen voor de toetsings-RTC. Daarbij komen alle criteria van deugdelijkheid van het bestuur en de criteria die te maken hebben met het goed functioneren van de instellingen aan de orde. Op de slot-RTC wordt een en ander vervolgens getoetst. Ook wordt dan gekeken naar de in de motie genoemde onderwerpen. Ik vind de motie dus volstrekt overbodig. Wat Curaçao betreft ben ik het eens met degenen die stellen dat er geen reële aanwijzingen op dit punt zijn. De heer Brinkman wijst er per interruptie op dat sprake is van een aantal concrete gevallen. Die gevallen zijn aangepakt en afgehandeld. De heer Brinkman weet – dat heeft hij ook altijd aangegeven – dat ik wat betreft het benoemingenbeleid op Curaçao en de vriendjespolitiek de eerste ben geweest die daar een punt van heeft gemaakt. Ik ben ook de eerste geweest die een paragraaf Deugdelijkheid van het bestuur heeft opgenomen in hoofdstuk 4. Wij hebben daarvoor tevens wetgeving gemaakt. Die wetgeving is afdoende. De financiële toezichthouder ziet daar op toe. Er gebeurt heel veel op dit terrein. Ik ontraad deze motie dus.
De heer Remkes (VVD):
Misschien kan de staatssecretaris waar het gaat om Sint Maarten iets concreter zijn over wat wel en wat niet is toegezegd in termen van termijnen. Wanneer wordt de Kamer daarover geïnformeerd? Dan nog iets over de toetsings-RTC. De staatssecretaris zal op een gegeven moment toch informatie moeten hebben, zowel over Sint Maarten als over Curaçao, om te kunnen beoordelen of een en ander nu wel of niet deugt. Ik ga ervan uit dat op dat punt nadere feiten zullen moeten worden verzameld door de staatssecretaris. Misschien kan zij daar nog even op ingaan.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Dit is precies het punt waarover wij in het debat spraken. Die toetsings-RTC is in voorbereiding. Ik heb aangegeven dat de voorbereiding daarvoor in juni weer begint, dat er wordt gekeken naar de criteria en naar de aanpak van de commissie. Ik heb toen gezegd dat de update van het WODC over Sint Maarten bij de voorbereiding van de toetsingsconferentie zal worden betrokken, want er moeten feiten worden verzameld. Dat geldt ook voor Curaçao. Ik heb toen geen tijdstippen genoemd omdat ik heb gemeld dat ik eerst de voorbereiding van de VRTC in juni wilde afwachten. Ik heb de Kamer aangegeven dat ik daarna zou rapporteren hoe ik het tijdschema zie en hoe ik dat voor ogen heb. Dat is wat ik in het debat heb gezegd en dat blijft zo.
De heer Van Raak (SP):
Ik heb een aanvullende vraag. Sint Maarten kan op dit moment, met deze mate van slecht bestuur en corruptie, geen land worden. Naar Aruba gaat de staatssecretaris een diepgravend onderzoek doen.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Ja.
De heer Van Raak (SP):
Voor alle helderheid: wordt naar Sint Maarten een soortgelijk onderzoek gedaan of gaan wij alleen even toetsen of wij met de aanbevelingen uit een eerder onderzoek, uit het WODC-rapport, op streek zijn?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Nu draait u het om. Naar Aruba wordt een soortgelijk onderzoek als naar Sint Maarten verricht.
De heer Van Raak (SP):
Voorzitter. Een punt van orde. Ik wil eerst mijn vraag stellen voordat de staatssecretaris antwoordt.
De voorzitter:
Ik had ook gedacht dat u hem al had gesteld. Maar stelt u hem nog een keer.
De heer Van Raak (SP):
Nee, ik heb hierna nog een vraag. Dus naar Aruba gaan wij een diepgravend onderzoek doen. Gaan wij naar Sint Maarten een soortgelijk diepgravend onderzoek doen? Ik ben het met de VVD-fractie eens. Wat voor onderzoek gaan wij doen om straks bij de rondetafelconferentie te toetsen of de eilanden eraan toe zijn? De staatssecretaris gaat informatie inwinnen. Gaat zij heel oppervlakkig informatie inwinnen? Gaan wij aan de eilanden vragen hoe het ermee staat of wordt dat ook een diepgravend onderzoek?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Voorzitter. Ik dacht inderdaad net als u dat de heer Van Raak al klaar was met zijn vraag, maar hij had nog een aanvullende vraag. Hij draait het nu om. Er is al een WODC-onderzoek naar Sint Maarten gedaan. Dat heeft u allen als zwaarwegend en diepgaand gekwalificeerd. Daarover hebben wij in de Kamer zelfs tweemaal gesproken. Het is al wat langer geleden, maar het is goed dat wij dat zo zien. De Kamer heeft gevraagd ook naar Aruba zo'n onderzoek te verrichten als door het WODC is verricht. De heer van Bochove heeft dit naar voren gebracht. Ik heb gezegd dat ik daarnaar zal kijken en dat ik dat onderzoek nog moet aanbesteden. Het moet in ieder geval onafhankelijk, wetenschappelijk en diepgravend zijn, zodat wij daarop goede conclusies kunnen baseren. Dus de heer Van Raak moet het niet omdraaien. Het onderzoek naar Aruba gaat lijken op dat naar Sint Maarten en daaruit kunnen zwaarwegende conclusies worden getrokken.
Ik heb gesproken over de update van het WODC-rapport, want het is al even geleden. Wij gaan kijken hoe wij dat na het afgelopen jaar weer meer bij deze tijd kunnen brengen. Die betrekken wij bij de toetsing. Voor de toetsing hebben wij criteria. Die zijn in 2006 afgesproken. De heer Remkes herinnerde er in het debat nog aan dat wij die criteria destijds hebben afgesproken. Voor al die criteria moet worden gekeken of eraan wordt voldaan. Dat doen wij niet zelf, maar daarnaar wordt apart gekeken. Daarover krijgen wij een advies. Dat gaan wij bespreken op de slotrondetafelconferentie. Wij gaan dan niet alleen bekijken er op papier aan wordt voldaan. Voor Sint Maarten zijn er specifieke criteria afgesproken. De heer Van Raak moet daar nog maar eens naar kijken. Er moet ook een goed werkende politieorganisatie zijn.
Ik heb een harde beoordeling gegeven van het bestuurscollege van Sint Maarten. Daar was geen woord Spaans bij. Misschien was een woord Spaans overigens beter geweest. Als wij in de tussentijd iets anders vaststellen, dan is het ook mogelijk dat wij al in een eerdere fase aan plan B toekomen. Daarover hebben wij ook gedachten gewisseld in het debat. Volgens mij is het helemaal duidelijk wat wij doen. Wij hebben er een traject voor afgesproken. Ik heb de Kamer aangegeven dat ik haar na juni zal rapporteren hoe de commissie te werk zal gaan.
De voorzitter:
Ik zie aan de heer Van Raak dat het nog niet helemaal duidelijk is.
De heer Van Raak (SP):
Nee, het schuurt nog een beetje. Ik word overigens steeds benieuwder naar plan B voor Sint Maarten, maar daarover wil de staatssecretaris nog niet uitweiden. Misschien is dat wel wijsheid. Wat voor onderzoek naar Curaçao komt er dan? Gaan wij aan het eiland vragen hoe het ervoor staat? Gaan wij een onafhankelijke commissie vragen hoe het ervoor staat? Dan moet er toch een onderzoek worden gedaan? Wat is dan precies het verschil? Bij Curaçao moeten wij dan toch ook een onderzoek gaan doen?
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Bij Curaçao wordt geen specifiek onderzoek gedaan naar de punten die u aangeeft. Er wordt gekeken naar wat in 2006 is afgesproken, of er aan al die criteria wordt voldaan en of het ook werkt in de praktijk. Wij moeten zelf ook uitgaan van consistentie. Wij hebben die afspraak gemaakt en gezegd dat wij daarop toetsen. Men wordt niet zo maar land. Men wordt land als men voldoet aan de afgesproken voorwaarden. Daarnaar wordt apart en onafhankelijk gekeken.
De heer Van Bochove (CDA):
Voorzitter. Ik wil twee elementen beklemtonen. In het AO hebben wij nadrukkelijk om plan B gevraagd. De staatssecretaris heeft toegezegd daaraan te werken. Voorts lijkt het mij niet zinvol om voor Sint Maarten een volstrekt nieuw WODC-onderzoek te doen. Tegelijkertijd wil ik duidelijk maken dat de CDA-fractie hecht aan een zorgvuldige update, omdat er nieuwe ontwikkelingen zijn. Daar waar wij toetsen, willen wij dat in brede zin doen en dan dient er ook een rapport met enige body te liggen. Alles hoeft niet opnieuw te worden onderzocht, maar er moet wel een zorgvuldige aanvulling komen.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Dat zal ook gebeuren, want voor plan B zal het in alle gevallen nodig zijn dat wij concreet aangeven hoe een en ander in elkaar zit. Anders kunnen wij geen fatsoenlijk plan B maken. Het haakt allemaal in elkaar.
Ik kom bij de motie-Leerdam c.s. over de belastingen. De Nederlandse Antillen zijn autonoom op fiscaal gebied. De heer Leerdam haalt een motie van hemzelf aan uit 2004, maar het is al sinds jaar en dag zo dat wij in de Nederlandse Antillen onder de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën van de Antillen bijstand leveren, ook bij het innen van belasting. De Antilliaanse minister van Financiën is verantwoordelijk voor het werk dat daar door Nederlandse ambtenaren wordt gedaan.
De Nederlandse ambtenaren worden niet gefinancierd met Nederlands geld, maar met geld uit bijvoorbeeld USONA of vanuit het project van deugdelijkheid van bestuur, maar ook met eigen middelen. De heer Brinkman dacht dat het nog zoals vroeger was, maar de Nederlandse ambtenaren worden al jaren niet meer betaald door het Nederlandse ministerie van Financiën. Zij worden betaald uit geld dat er voor de Antillen is, uit eigen middelen of uit USONA-gelden.
Datzelfde geldt voor de BES-eilanden, waar wij met een inhaalslag bezig zijn. Ook dat gebeurt onder de verantwoordelijkheid van de minister van Financiën van de Nederlandse Antillen. Het doel is daar de belastingen helemaal op orde te brengen met het oog op de transitie die eraan komt. Ook daar wordt de inzet van Nederlandse belastingambtenaren – er wordt een behoorlijk aantal mensen ingezet op die drie kleine eilanden – volledig gecompenseerd. Het ministerie van Financiën krijgt daarvoor betaald. Die mensen verdienen zichzelf terug en het geld wordt dan weer ingezet voor zaken die in de begroting van de BES-eilanden nodig zijn.
Een en ander gebeurt dus al. Ik beschouw hetgeen in de motie wordt gevraagd dan ook als ondersteuning van het beleid dat de afgelopen jaren is ingezet. In het dictum wordt een rapportage gevraagd over de afgelopen tijd. Ik zal nagaan of een rapportage kan worden gemaakt. Het gaat dan om de resultaten van de inzet, maar misschien ook om verbeterpunten, iets waarnaar de heer Van Raak altijd verwijst in de debatten. Ik zal daarover met mijn collega van Financiën van de Nederlandse Antillen overleggen. Ik kan mij voorstellen dat ik bij de volgende voortgangsrapportage een uitgebreide passage wijd aan het resultaat van de inzet van de fiscale ambtenaren op de Nederlandse Antillen. Ik beschouw de motie als ondersteuning van de ingeslagen weg en laat het oordeel over de motie aan de Kamer.
De heer Van Raak (SP):
Als wij het over belastingen hebben, zegt de staatssecretaris altijd als eerste dat belastingen een aangelegenheid zijn van de eilanden zelf. Dat kan zo zijn, maar wij gaan 1,5 mld. of misschien wel meer betalen aan schuldsanering. Nederland heeft dus ook een verantwoordelijkheid. Het moet ook eisen stellen. Dat doet het ook als het gaat om corruptie en slecht bestuur. Wij gaan het ook hebben over slecht bestuur en belastinginkomsten. De SP wacht nog met smart op de plannen voor de aanpak van de belastingparadijzen, van de speciale economische zones. Ik wijs er echter ook op dat de staatssecretaris wel degelijk een verantwoordelijkheid heeft. Wij gaan niet 1,5 mld. in een bodemloze put stoppen.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Ik heb mij nooit aan die verantwoordelijkheid onttrokken, zoals de heer Van Raak weet. De notitie is aanstaande, zoals hij ook weet. Dat heb ik in het debat al met hem gewisseld. Onze toezichthouder bekijkt natuurlijk ook of de begroting in evenwicht is. Dat is een specifieke taak. Wij hebben veel meer mogelijkheden dan in het verleden om ernaar te kijken. Ik zeg overigens niet alleen over dit onderwerp als eerste dat het een verantwoordelijkheid van het land is, ik zeg dat over veel meer onderwerpen. Ik zeg dat ook over de onderwerpen die in de volgende motie aan de orde zijn, zoals onderwijs, armoedebestrijding et cetera. Al die onderwerpen zijn als eerste een verantwoordelijkheid van het land. De heer Van Raak zou ook niet willen dat in dit land iemand anders zich voortdurend met dit soort verantwoordelijkheden zou bezighouden. Dit blijft een beetje de discussie. Wij moeten het doen vanuit de verantwoordelijkheid zoals in het Statuut is vastgelegd.
De heer Van Raak (SP):
Er gaat ook niemand zoveel geld aan Nederland geven. Als dat zo was, zouden er ongetwijfeld eisen bij worden gesteld. Dat kan ik de staatssecretaris verzekeren.
Wij gaan toezicht houden of de begroting klopt. Als je niets int, kun je niets uitgeven. Dan klopt de begroting, dan ga je niets investeren. De verantwoordelijkheid gaat dus verder. Het gaat niet alleen om het bekijken of de begroting klopt, want die klopt als alles op nul staat. Het gaat ook om de vraag of de eilanden bestuurlijk en financieel een toekomst hebben. Daar hoort bij dat belastingen geïnd worden en dat multimiljonairs en multinationale ondernemingen belastingen krijgen opgelegd.
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Daar is helemaal geen misverstand over. Ik vind ook dat belasting die geheven wordt, geïnd moet worden. Vandaar dat wij zoveel inzet hebben betracht de afgelopen jaren. Dit debat met de heer Van Raak komt iedere keer weer terug. Het zal dus volgende keer ook weer aan de orde zijn, denk ik.
Ik kom bij de laatste motie van de heer Leerdam c.s. Die gaat inderdaad over de investering in projecten van het Sociaal-Economisch Initiatief. Ik heb er geen enkel bezwaar tegen om dit onder de aandacht te brengen van de Nederlandse regering. Ik beschouw deze motie als een ondersteuning van het beleid. Ik laat het oordeel aan de Kamer. Ik wijs de Kamer er wel op dat ik in het debat heb gezegd dat ik deze keer persoonlijk het voortgangsoverleg op Curaçao heb gevoerd met het bestuurscollege van Curaçao, juist over de besteding van de SEI-middelen en alle andere programmagelden, zoals de onderwijsgelden en gelden voor deugdelijk bestuur. Ik vind namelijk ook dat het geld dat wij geven, besteed moet worden in de samenleving. Het geld voor ontwikkelingssamenwerking dat wij aan de Nederlandse Antillen, in dit geval Curaçao, geven, mag niet blijven liggen. Ik beschouw de motie dus maar als een ondersteuning van het beleid. Ik zal het nog eens onder de aandacht brengen. Ik wijs de Kamer er echter op dat ik hierover heel kritisch heb gesproken met het bestuurscollege op Curaçao.
De voorzitter:
Ik neem aan dat u bedoelde dat u het onder de aandacht van de Antilliaanse regering wil brengen, maar u zei "de Nederlandse regering".
Staatssecretaris Bijleveld-Schouten:
Nee, dat laatste was inderdaad niet de bedoeling.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik weet niet zeker of de stemmingen vandaag of volgende week dinsdag worden gehouden. U ziet die echter vanzelf op de stemmingslijst terugkomen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-7115-7121.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.