Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 60, pagina 4822-4829 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2008-2009 | nr. 60, pagina 4822-4829 |
Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 3 maart 2009 over diverse energieonderwerpen.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik zou uren kunnen spreken over duurzame energie, maar dat wilt u niet. Ik beperk me dan ook tot een opmerking en twee moties.
De opmerking is dat de minister tijdens het debat in zekere mate gevoelig leek voor klachten vanuit het veld dat er bij het op te stellen vermogen van Wind op land wel eens problemen kunnen zijn op locaties die minder renderend zijn omdat het daar niet maximaal waait, om het huiselijk uit te drukken. Ik weet niet precies wat ik aan die welwillendheid van de minister heb. Ik houd het er voorlopig op dat de minister, met alle klachten uit het veld, zich met de nieuwe SDE 2009 committeert om 830 megawatt vermogen aan Wind op land in 2009 op te stellen. Ik nodig haar ertoe uit om alles te doen en te laten om dat voor elkaar te krijgen. Als het nodig is om in de loop van de komende maanden toch opnieuw te kijken naar een zekere tariefdifferentiatie om de minder gunstige locaties toch een kans te geven, nodig ik haar daartoe van harte uit. Ik zie hierop graag een positieve reactie; dan kan ik op dat punt een motie achterwege laten.
Op twee andere punten dien ik wel een motie in. Het eerste punt betreft de aanhoudende discussie over wkk. Ik heb in het debat al gesteld dat wkk geen duurzame energievariant is, maar wel een heel energiezuinige variant van het huidige fossiele brandstoffenpark. Dat mogen wij niet verloren laten gaan. Energiebesparing is ook in de transitie naar een duurzame energievoorziening een bijzonder belangrijk aspect van het energiebeleid. Omdat er nog steeds onenigheid bestaat tussen veld en ministerie over de vraag hoe rendabel wkk nu wel of niet is, vraag ik bij de volgende motie een second opinion aanvragen via de Algemene Rekenkamer.
De Kamer,
gehoord de Vendrikberaadslaging,
constaterende dat vanuit de sector veel kritiek is op het ECN-rapport en de brief van het kabinet over de (on)rendabele toppen bij wkk;
van mening dat het wenselijk is om helder te krijgen in hoeverre deze kritiek terecht is;
verzoekt het Presidium, de Algemene Rekenkamer te vragen, een onderzoek te verrichten in de vorm van een second opinion over de conclusie van het kabinet dat (vrijwel) alle categorieën wkk rendabel geëxploiteerd kunnen worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 44(31239).
De heer Vendrik (GroenLinks):
Mijn laatste motie betreft een nieuwe, zeer innovatieve vorm van waterkracht waarvoor in de SDE 2009 ten onrechte geen aparte categorie is opgenomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat in de concept-SDE-regeling 2009 geen onderscheid wordt gemaakt tussen gestuwde waterkracht (de traditionele waterkrachtcentrales) en nieuwe en innovatieve vrijstromende getijstroom;
overwegende dat vrijstromende getijstroom een aparte categorie waterkracht is die veel toekomstpotentieel voor Nederland heeft;
van mening dat een kans gemist wordt als deze veelbelovende Nederlandse technologie buiten de boot valt;
verzoekt de regering, in de SDE-regeling 2009 een op te stellen vermogen van 3,5 MW op te nemen voor vrijstromende getijstroom met een apart en passend tarief dat aansluit bij het ECN-adviesrapport aan EZ,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 45(31239).
De heer Samsom (PvdA):
Het toevoegen van een categorie is altijd mooi. Het is de vraag of het ook echt een additionele categorie is. Wanneer het antwoord op die vraag "ja" luidt, is de vervolgvraag hoe de heer Vendrik dit wil dekken. Indien het geen additionele categorie is, luidt de vervolgvraag ten koste van welke categorie hij het wil laten gaan.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Het eenvoudige antwoord luidt dat het naar mijn mening liefst een additionele categorie dient te zijn. Ik meen dat dit ook kan omdat wij in het laatstgehouden debat hebben gesproken over de mededeling van de minister dat in de SDE 2008 bijna 0,5 mld. op de plank is blijven liggen. Het betreft een heel bescheiden nieuwe categorie. Het gaat niet om miljarden. Het betreft enkele miljoenen die aan het SDE-budget worden toegevoegd, nog niet eens kas maar als aan te gane verplichtingen. Als het goed is, zullen wij nog nadere informatie van de minister ontvangen hoe de SDE-regeling er precies uitziet ten aanzien van de meerjarige financieringen. Collega Zijlstra en ik hebben daarover vragen gesteld. Ik meen dat deze nieuwe, heel kleine en bescheiden, maar mooie categorie daar heel goed in past.
De heer Samsom (PvdA):
Deze categorie betreft tot 2024 toch al snel tientallen miljoenen euro's. In het debat hebben wij ook besproken dat er nu juist nog een tekort van 1,6 mld. is. Daar maakte de heer Vendrik een groot punt van.
De voorzitter:
Wij doen het debat hier niet over. U kunt nog een korte aanvullende vraag stellen.
De heer Samsom (PvdA):
U kunt niet zo makkelijk zeggen dat u het liefst ziet dat het een aanvullende categorie is. Stel dat het geen aanvullende categorie wordt, omdat de heer Vendrik geen dekking aandraagt. Ten koste van welke categorie wil hij deze dan laten gaan?
De heer Vendrik (GroenLinks):
Ik heb mijn voorkeur uitgesproken. Ik laat mij graag door de minister nader informeren. Ik ben benieuwd hoe zij meent dat deze motie kan worden ingepast. Het heeft mijn voorkeur om er een additionele categorie van te maken. Het gaat om een kleinigheid, zeker in het licht van de onderuitputting 2008. Naar mijn mening is die vorstelijk. Er is daarom geen beletsel om deze categorie toe te voegen aan de SDE 2009.
De voorzitter:
Vervolgens is het woord aan de heer Samsom. Ik constateer dat de heer Samsom daaraan geen behoefte heeft. Hij staat wel op de sprekerslijst. Dat schiet lekker op.
Dan is het woord aan de heer Van der Ham. Die hoeft ook niet. Het lijkt wel een loterij met veel nieten. Het zij zo.
De heer Ten Hoopen. Ook niet. U staat allen wel op de sprekerslijst. Dat heb ik niet zo maar even getikt. Het zij zo.
De heer Van der Vlies wil wel graag het woord voeren, constateer ik.
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Ik heb een opmerking en twee moties. Ik zal mijn opmerking kort houden. Ik spreek mijn waardering uit voor de ruiterlijke erkenning die de minister heeft gedaan, maar waarop ik in mijn tweede termijn niet kon reageren omdat ik een plenaire verplichting had. Het betreft haar mededeling dat zij de tariefstelling voor de co-vergisting in de regeling voor 2008 te laag had gesteld. Ik acht dat een ruiterlijke erkenning. Daarmee wil ik graag genoegen nemen. Ik wil dat bij dezen officieel doen weten.
Dan mijn eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in de SDE-regeling voor 2008 strengere emissie-eisen zijn gesteld aan stookinstallaties voor biomassa en biogas dan voorgeschreven in de reguliere emissieregelgeving;
constaterende dat "de kosten van additionele emissie-eisen in de SDE" een belangrijke reden was voor partijen om aanvragen in de categorie elektriciteitsproductie op basis van verbranding/vergisting van biomassa in te trekken;
overwegende dat de minister van VROM in het in december jongstleden gepubliceerde ontwerpbesluit Emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer nieuwe emissie-eisen heeft voorgesteld, die dusdanig aangescherpt zijn dat technische oplossingen kostbaar of nog niet leverbaar zijn;
van mening dat de voorgenomen aanscherping van emissie-eisen het investeren in duurzame energieproductie uit biomassa niet in de weg mag staan;
verzoekt de regering, in de SDE-regeling voor 2009 geen aanvullende emissie-eisen voor kleinschalige stookinstallaties voor biomassa en biogas op te nemen;
verzoekt de regering, het ontwerpbesluit Emissie-eisen middelgrote stookinstallaties milieubeheer zodanig te herzien dat investeringen in kleinschalige stookinstallaties voor biomassa en biogas niet belemmerd worden en de Kamer hierover voor de inwerkingtreding te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 46(31239).
De heer Van der Vlies (SGP):
Voorzitter. Hierbij de tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat in het Werkprogramma Warmte op stoom onder meer de ambities zijn geformuleerd, dat in 2020 overal waar dit rendabel is restwarmteprojecten zijn gerealiseerd en dat in 2020 in de energiesector 46 PJ (penta joule) energie wordt bespaard via collectieve warmteprojecten;
overwegende dat collectieve warmteprojecten financieel risicovol zijn, met lage rendementen en lange afschrijvingstermijnen, waardoor projecten moeilijk van de grond komen;
overwegende dat investeringen in warmtedistributienetten, als onderdeel van collectieve warmteprojecten, niet in aanmerking komen voor de Energie Investeringsaftrek (EIA);
overwegende dat de EIA een effectief middel is gebleken voor het stimuleren van duurzame energieprojecten;
verzoekt de regering, investeringen in warmtedistributienetten in aanmerking te laten komen voor de EIA,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Vlies. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 47(31239).
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Voorzitter. Mijn fractie was blij om in de brief van de regering van 20 februari te lezen en tijdens het algemeen overleg te horen dat de minister positief staat ten opzichte van de uitbreiding van toegelaten biomassastromen voor energieopwekking met onder meer vloeibare reststromen en reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie. Na het algemeen overleg is mij gebleken dat het ook belangrijk is dat er op korte termijn actie wordt ondernomen, zodat de vergisters niet daadwerkelijk stil komen te liggen. Daartoe dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de Wiegman-van Meppelen Scheppinkberaadslaging,
constaterende dat een groot aantal vergisters in de problemen is geraakt doordat restproducten na vergisting (de digistaat) als afvalstof worden aangemerkt door de AID, en dat de problemen terug zijn te voeren op de onduidelijkheid over de interpretatie van de positieflijst van organische materialen;
constaterende dat de regering in de brief van 20 februari 2009 laat weten, positief te staan tegenover de uitbreiding van toegelaten biomassastromen voor energieopwekking met onder meer vloeibare reststromen en reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie (VGI);
van mening dat ook gft-afval en reststromen uit de agro-industrie een belangrijke bron van vergisting vormen;
van mening dat co-vergisting een belangrijke bijdrage aan de groene stroomproductie levert en daarmee aansluit bij de afspraken zoals gemaakt in het convenant Schoon en Zuinig en dat de onduidelijkheid over de definitie van reststoffen niet mag leiden tot het stilvallen van biogasinstallaties;
verzoekt de regering, in overleg met het bedrijfsleven op zo kort mogelijke termijn duidelijkheid te geven over de uitbreiding van de witte lijst en de te gebruiken reststromen en hiermee te voorkomen dat vergisters vanwege deze problematiek stil komen te liggen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Wiegman-van Meppelen Scheppink, Ten Hoopen, Samsom, Jansen, Van der Vlies en Zijlstra.
Zij krijgt nr. 48(31239).
De heer Jansen (SP):
Voorzitter. Afgelopen jaar is twee derde van de subsidie voor duurzame energie op de plank blijven liggen. Dat is natuurlijk een schandalige zaak. Dit is eens maar nooit meer. Wij zullen de minister van Economische Zaken volgend jaar aanspreken op het resultaat. Hopelijk is dat dan zoals het hoort te zijn, namelijk volledige benutting van het subsidiebudget.
Het is duidelijk dat de Kamer veel beter moet gaan zitten op controle, ook ten aanzien van de realisatie van duurzame energie. Ik heb een motie over dit punt meeondertekend die de heer Zijlstra straks zal indienen. Zelf heb ik een motie over warmtekrachtkoppeling. Deze is mede een pijler onder het beleid in het kader van Schoon en Zuinig. Weliswaar gaat hier geen subsidie naartoe, maar wel zal een groot deel van de doelstelling gerealiseerd moeten worden. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat:
- warmtekrachtkoppeling (wkk) de belangrijkste techniek is om restwarmte bij elektriciteitsopwekking nuttig te gebruiken;
- de regering op grond van ECN-onderzoek van mening is dat wkk zonder bijdrage vanuit de Stimuleringsregeling Duurzame Energie voldoende rendabel is;
- binnen de SDE voor 2009 budgetten zijn opgenomen voor negen categorieën energieopwekking, waarvan er minstens zeven qua gerealiseerd vermogen een (veel) kleinere betekenis hebben dan wkk;
van mening dat voor het halen van de Schoon-en-Zuinigdoelstellingen het verhogen van het aandeel nuttig gebruik van (rest)warmte cruciaal is;
verzoekt de regering om de Kamer te informeren over de prognose voor de, zonder subsidie, te realiseren wkk-capaciteit in de segmenten klein, middel en groot voor 2009 en vervolgens voor volgende jaren tegelijk met het aanbieden van de SDE-budgetten;
en verzoekt de regering om de Kamer voortaan tegelijk met de rapportage(s) over de realisatie van de SDE te informeren over de realisatie van nieuw wkk-vermogen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 49(31239).
De heer Zijlstra (VVD):
Voorzitter. Bij de SDE-regeling gaat het nodige mis. Er is sprake van een forse onderbesteding. Als oplossing gaan wij zelfs in één jaar tijd het budget met 1,658 mld. verhogen. Ik heb tijdens het algemeen overleg al opgemerkt dat de wereld te klein is als wij bij een willekeurige metrolijn of een willekeurige Betuwelijn in één jaar tijd met een kostenoverschrijding van 1,658 mld. te maken krijgen. Het is verontrustend stil, ook in dit huis.
De VVD vindt dit soort zaken niet goed. Wij zijn überhaupt niet voor een SDE-regeling in de huidige vorm. Er moet meer innovatie plaatsvinden. Daarom dien ik de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de Zijlstraberaadslaging,
constaterende dat binnen één jaar de geraamde kosten van de Stimuleringsregeling Duurzame Energie met 1,658 mld. zijn gestegen, een stijging van 33%;
overwegende dat deze exorbitante kostenoverschrijding aantoont dat het verstrekken van exploitatiesubsidies zoals vormgegeven in de huidige Stimuleringsregeling Duurzame Energie een foute benadering is;
overwegende dat technologische doorbraken nodig zijn om een oplossing te vinden voor de toenemende energieschaarste en de klimaatproblematiek en deze alleen bereikt worden als er geïnvesteerd wordt in innovatie in plaats van exploitatie;
verzoekt de regering, de Stimuleringsregeling Duurzame Energie stop te zetten, de extra investering van 1,658 mld. ongedaan te maken en de overige vrijvallende middelen grotendeels in te zetten voor de stimulering van innovatie op het gebied van energie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Zijlstra. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 50(31239).
De heer Zijlstra (VVD):
Voorzitter. Zoals ik al aangaf, zijn wij niet voor de regeling. De realiteit gebiedt mij te zeggen dat de Kamer waarschijnlijk zo enthousiast is, dat de regeling blijft voortbestaan. Ik zou dan toch op zijn minst van de Kamer verwachten dat zij wil uitspreken dat er goed gecontroleerd wordt op de gelden. Nogmaals, in één jaar tijd is er een forse onderschrijding. Tegelijkertijd worden wij met een forse kostenoverschrijding geconfronteerd. Dan lijkt het mij niet meer dan logisch dat de Kamer graag op de hoogte wil worden gehouden van de resultaten. Daarom dien ik de volgende motie in, mede namens de heer Jansen van de SP en de heer Vendrik van GroenLinks.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de geraamde kosten voor het realiseren van zo'n 3000 megawatt aan duurzaam energievermogen in een jaar tijd met 1,658 mld. zijn gestegen, een stijging van 33%;
overwegende dat een dergelijke kostenoverschrijding de noodzaak onderstreept van een degelijke en continue verantwoording door de regering voor het project Schoon en Zuinig en de Stimuleringsregeling Duurzame Energie;
verzoekt de regering, iedere zes maanden de Kamer te informeren over de kosten en de voortgang van het project Schoon en Zuinig en de Stimuleringsregeling Duurzame Energie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Zijlstra, Jansen en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 51(31239).
De vergadering wordt van 15.35 uur tot 15.40 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik kan u meedelen dat na dit VAO het VAO Ecofinraad plaatsvindt. Dit met grote dank aan de minister van Economische Zaken die daarbij de honneurs zal waarnemen, zodat wij niet tot vanavond laat nog hier moeten blijven voor de stemmingen. Ik zou dus bijna zeggen: wij hebben hier vak-M.
Minister Van der Hoeven:
Voorzitter. Er is één vraag gesteld, door de heer Vendrik, en een compliment uitgedeeld door de heer Van der Vlies. Ik heb gisteren al gezegd: als je ernaast zit, dan kun je dat het beste toegeven en het de volgende keer beter doen. Dat heb ik gedaan met de koolvergisters. Ik hoop dat wij na afloop van dit jaar kunnen terugzien op de 26 stuks die wij graag zouden willen zien.
De heer Vendrik heeft een vraag gesteld over wind op land. Ik heb in het debat gezegd dat ik weet dat er een probleem is met de vollasturen en dat ik in de brief die ik voor Pasen stuur daaraan al aandacht zal schenken. Ik zal bezien of ik er iets aan kan doen en, zo ja, op welke manier. Dat was mijn toezegging en die kom ik uiteraard na.
Verder zijn er acht moties ingediend. Allereerst de motie op stuk nr. 44 van de heer Vendrik over de kritiek op het ECN-rapport en de brief over de onrendabele toppen bij wkk. Deze motie is eigenlijk niet gericht aan mij, maar aan het Presidium. Ik wil toch graag zeggen dat de berekeningen zorgvuldig zijn uitgevoerd. Er is met marktpartijen overleg over gevoerd. De gegevens zijn aangeleverd door onafhankelijke consultancydeskundigen. KEMA heeft op het gebruikte rekenmodel een second opinion geleverd. Die systematiek heb ik vorig jaar gevolgd en nu ook. Toen was er ook geen aanleiding om een second opinion, of eigenlijk een third opinion, door de Algemene Rekenkamer voor te stellen, maar uiteraard gaat de Kamer daar zelf over. Ik kan aanneming van de motie niet ontraden, want zij is niet op mij van toepassing.
De heer Zijlstra (VVD):
Dat is iets te gemakkelijk. Vorig jaar heeft deze minister ook toegezegd dat zij de warmtekorting ging toepassen bij de berekeningen. Dat is niet gebeurd. De Kamer gaat erover, maar als de minister dan toch reageert, moet zij wel de volledige informatie geven.
De voorzitter:
Het is een verzoek aan het Presidium. Ik stel dus voor dat wij daar nu niet uitgebreid over in discussie gaan.
Minister Van der Hoeven:
In het AO is daarover inderdaad uitgebreid gediscussieerd, ook over de warmtekorting. Ik heb daarvan toen gezegd waarom ik het niet deed.
De tweede motie van de heer Vendrik betreft het voorstel om een innovatieve vrijstromende getijstroom mogelijk te maken onder de SDE-regeling, liefst in een aparte categorie. Dat gaat natuurlijk niet. Dan zou het moeten komen uit de huidige categorie-indeling en daarbij kun je in Nederland de meest kosteneffectieve waterkrachtopties realiseren voor een basisbedrag van 12,5 eurocent. Het moet wel ergens vandaan komen. Zo simpel is het. Die nieuwe categorie is gemiddeld zo'n factor 5 duurder. Dat betekent dat als je een extra openstelling van 3,5 MW kiest voor deze categorie, dit leidt tot een verlies van ongeveer 17,5 MW. Dat gaat bijvoorbeeld ten koste van de projecten bij Borgharen in de Maas en de Brouwersdam in Zeeland. Nu weet ik dat er twee andere projecten zijn, namelijk de getijdenprojecten C-Energy bij Borssele in Zeeland en Tocardo bij de Afsluitdijk. Ik neem aan dat de heer Vendrik daarop doelt. Deze zijn nog niet kosteneffectief, want ze verkeren nog in het ontwikkelingsstadium. De sector heeft dat ook zelf aangegeven in zijn brief van 27 februari.
Ik vind innovatie echter wel belangrijk. Ik zeg dan ook graag toe dat ik met de sector in overleg zal treden over de vraag hoe wij getijdenenergie in de toekomst op een andere wijze kunnen ondersteunen, bijvoorbeeld via de innovatieagenda, zolang ze nog niet kosteneffectief is. Om deze reden ontraad ik aanneming van deze motie.
De derde ingediende motie is van de heer Van der Vlies is de motie op stuk nr. 46. Daarmee wordt de regering gevraagd om geen aanvullende emissie-eisen te stellen voor kleinschalige stookinstallaties voor biomassa en biogas. De heer Van der Vlies heeft gelijk dat wij met de SDE voor 2008 strengere eisen hebben gesteld. Echter, in de SDE 2009 zijn geen aanvullende emissie-eisen opgenomen. Ik ken de zorg van het bedrijfsleven met betrekking tot de haalbaarheid van de emissie-eisen die zijn neergelegd in het ontwerpbesluit emissie-eisen voor middelgrote stookinstallaties. Mevrouw Cramer onderzoekt in samenwerking met ECN en SenterNovem of die zorg terecht is en of de argumenten voor die zorg wijziging van het BEMS, het ontwerpbesluit voor emissie-eisen voor middelgrote stookinstallaties, rechtvaardigen. Daarbij wordt uiteraard rekening gehouden met de milieuhygiënische en financiële gevolgen. De opgave is eigenlijk om een balans te vinden tussen klimaatdoelen en de doelen voor de luchtkwaliteit. Mevrouw Cramer legt het definitieve besluit eind april, begin mei voor aan de Raad van State voor advies. Daarna is er nog alleszins de mogelijkheid voor de Kamer om te reageren, maar zoals ik al zei, ik weet niet wat er in het definitieve besluit komt te staan. Nogmaals, in de SDE voor 2009 staan geen aanvullende emissie-eisen.
De heer Van der Vlies (SGP):
Prima, maar over de aanvullende emissie-eisen gaat het eerste deel van het dictum. Wat daarmee wordt gevraagd, zegt u toe. Dank daarvoor.
Het tweede deel van het dictum leidt eventueel tot een conflict en wel in die zin dat in de SDE 2009 geen hogere emissie-eisen worden opgenomen, maar omstreeks mei VROM het besluit neemt waarin misschien wel hogere emissie-eisen staan. Op uitvoeringsniveau hebben wij dan opnieuw een probleem.
Minister Van der Hoeven:
Dat hoeft niet, maar de scherpere eisen die met het BEMS worden gesteld, zouden nodig zijn vanwege de EU-grenswaarde voor luchtkwaliteit en ons eigen derogatieverzoek en verder in verband met de Nederlandse taakstellingen in het kader van de ECN-richtlijn. Wij hebben dus te maken met een dilemma. Thans volgt het ontwerpbesluit een consultatieronde. Laat de sector vooral de zorgen die men blijkbaar heeft in die consultatieronde goed tot uiting komen, zodat ze goed gewogen kunnen worden. Meer kan ik er nu niet van zeggen, maar u begrijpt dat ik de vinger aan de pols houd.
Voorzitter. Ik ontraad aanneming van deze motie, omdat zowel het eerste als het tweede verzoek niet nodig is. Eigenlijk is de motie overbodig.
De vierde motie is ook van de heer Van der Vlies, de motie op stuk nr. 47. Daarmee verzoekt hij de regering om investeringen in warmtedistributienetten in aanmerking te laten komen voor de EIA. De EIA biedt al de mogelijkheid van fiscale steun voor investeringen in warmte. Het gaat met deze motie ook om het systeem van uitkoppeling aan de bron en het primaire transport van de restwarmte. De investeringen daarvoor komen in aanmerking voor subsidie op grond van de EIA. Verder kunnen de investeerders in systemen voor het gebruik van restwarmte gebruik maken van de Unieke Kansen Regeling van 40 mln. over 2009 en 2010 gezamenlijk. Dus er zijn voldoende mogelijkheden om deze investeerders tegemoet te komen. Men kan namelijk niet alleen gebruik maken van de EIA, maar ook van het budget van 40 mln. van de Unieke Kansen Regeling. Om deze reden ontraad ik aanneming van deze motie.
De heer Jansen (SP):
Ik had verwacht dat de minister deze motie overbodig zou vinden. Waar de motie om vraagt, kan namelijk al.
Minister Van der Hoeven:
Daar hebt u gelijk in.
De heer Samsom (PvdA):
Dan moet ik de minister misschien even herinneren aan haar opmerking dat er wellicht nog knelpunten kunnen zijn, waardoor de sector zich onverwijld bij haar ministerie moet melden. Misschien kan men dan snel nagaan of er nog iets te doen valt.
Minister Van der Hoeven:
Maar dan zullen het onvermijdbare knelpunten zijn die de sector zelf niet kan oplossen. Er kan zich namelijk ook iets voordoen wat het consortium wel degelijk zelf kan oplossen. Het kan niet zo zijn dat de politiek een ondernemersrisico moet nemen. Dat gaat niet.
De heer Van der Vlies (SGP):
Ik volg deze discussie en wijs er dan op dat de sector een knelpunt ziet. Natuurlijk liggen wij niet aan het lijntje van de sector. Er is een eigenstandige afweging nodig, maar als men toegang krijgt tot de distributienetten, zou de mogelijkheid van gebruik van de Energie-investeringsaftrekregeling een adequate impuls zijn. Het is voor mij nog maar de vraag of de Unieke Kansen Regeling daarvoor een equivalent is.
Minister Van der Hoeven:
Wij hebben te maken met consortia. Die consortia willen projecten realiseren binnen Warmte op stoom, op het punt van restwarmte en duurzame warmte. Dat begrijp ik. Als je echter een project wilt realiseren, wil je daaraan ook verdienen. Het is tenslotte een commerciële activiteit, die dus ook moet voldoen aan de gewone commerciële regels van een businesscase. Wij hebben de EIA, die een aantal dingen kan bieden, zoals fiscale steun. Men kan ook gebruikmaken van de Unieke Kansen Regeling. Die twee mogelijkheden zijn er al. Het gaat daarbij ook om investeringsprojecten. Daarnaast heb ik de sector gezegd dat ik het graag hoor als er echt problemen zijn waar men niet uitkomt, die niets te maken hebben met een knelpunt dat men zelf kan oplossen en die geen vermijdbare knelpunten betreffen. Tot op dit moment heb ik die geluiden echter niet gehoord. De uitdaging ligt inderdaad bij de sector om aan te geven waar het probleem zit. Het moet dan echter gaan over onvermijdbare knelpunten en niet over commerciële risico's. Die zijn namelijk aan het consortium.
Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):
Vallen onder deze categorie ook problemen in de infrastructuur? Ik heb begrepen dat het heel lastige, ingewikkelde dingen zijn om van de grond te krijgen. Het gaat dan puur om het brengen van de warmte van A naar B. Wie is verantwoordelijk voor die infrastructuur?
Minister Van der Hoeven:
Het gaat om investeringen in warmtedistributienetten als onderdeel van collectieve warmteprojecten. Ik kan hetzelfde antwoord geven als ik daarnet heb gegeven, maar meer heb ik niet te zeggen. Als de sector vindt dat er echt een probleem is dat hierdoor niet wordt afgedekt, blijft mijn uitnodiging staan: oké, kom maar. Maar niet met een commercieel risico; dat is aan het consortium.
De motie op stuk nr. 48 (31239) van mevrouw Wiegman gaat over de co-vergisters en over het probleem rondom de digistaat. Ik denk dat mevrouw Wiegman er gelijk in heeft dat wij zo snel mogelijk in overleg moeten treden met het bedrijfsleven, voor zover het nog niet loopt; een aantal zaken lopen natuurlijk al. Het gaat erom dat je duidelijkheid krijgt over de te gebruiken reststroom en dat je voorkomt dat de vergisters stil komen te liggen vanwege de problematiek. Dat begrijp ik. Die duidelijkheid wordt gegeven in de te publiceren aanwijzingsregeling. De meststoffenbeschikking waarop mevrouw Wiegman doelt en de bijbehorende positieve lijst zijn de verantwoordelijkheid van de minister van LNV. Uiteraard neem ik hierover echter contact op met haar. Ik overleg met haar over de onduidelijkheid over de interpretatie van de positieve lijst. Dat is, denk ik, het probleem waarover het gaat. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook over aan de Kamer.
In de motie op stuk nr. 49 (31239) van de leden Jansen en Zijlstra wordt de regering verzocht om informatie over de prognose voor wkk-capaciteit en de realisatie van wkk-vermogen tegelijk te verstrekken met rapportages over de realisatie van de SDE. Ik maak geen gebruik van de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie voor wkk. Ik koppel daaraan dus ook geen doelstellingen. Natuurlijk kan warmtekrachtkoppeling gebruikmaken van de Energie-investeringsaftrek. In dat kader komt ook informatie beschikbaar over investeringen in wkk. Die informatie komt naar de Kamer toe als onderdeel van de jaarlijkse verslaglegging over de EIA. Natuurlijk kan ik die informatie ook tegelijkertijd met de SDE-rapportages meesturen. Dat kan, maar dan heb ik het eerlijk gezegd ook gehad. Ik kan niet iets sturen wat ik niet heb en waarop ik niet stuur middels een subsidieregeling.
De heer Jansen (SP):
Voor de duidelijkheid: ik spreek niet over doelstellingen, maar over een prognose. Dat doe ik omdat de minister daaraan in het AO de voorkeur gaf. Daar ga ik in mee. Wij willen hierover graag geïnformeerd worden in lijn met de SDE-rapportage, omdat het logisch is om het gecombineerd te behandelen, ook al gaat er geen subsidie naartoe. Begrijp ik nu uit het antwoord van de minister dat zij het zonder meer kan toezeggen?
Minister Van der Hoeven:
Ik kan in ieder geval informatie toezeggen over investeringen in wkk als onderdeel van de jaarlijkse verslaglegging over de energie-investeringsaftrek. Als ik dat de Kamer tegelijkertijd met de SDE-rapportage stuur, heeft zij in ieder geval het volledige plaatje. Een andere vraag gaat over de prognoses, maar die heb ik niet. Dat is afhankelijk van wat het bedrijfsleven van plan is te gaan doen. Wat misschien kan helpen zijn de verkenningen van ECN, voor zover die hierop slaan. Als de motie wordt aangenomen, kijk ik op welke manier ik aan uw verzoek kan voldoen.
De heer Jansen (SP):
U kunt via de netbeheerders allerlei informatie krijgen over wat er in de pijplijn zit. Stel dat de motie-Zijlstra/Jansen die straks aan de orde komt wordt aangenomen en de rapportagefrequentie gaat wat omhoog, dan zou ik ook dit daaraan willen koppelen. Het gaat om honderden megawatt, naast wind de grootste pijler die wij hebben. Daar mag best wel wat meer rapportage over plaatsvinden in de richting van de Kamer.
Minister Van der Hoeven:
Dat begrijp ik wel, maar ik heb geen zin om te worden afgerekend op iets waaraan ik niets kan doen.
De heer Zijlstra (VVD):
De minister zegt dat zij niet wil worden afgerekend op iets waaraan zij niets kan doen. Daar wringt het een beetje.
Minister Van der Hoeven:
U wilt dat ik er iets aan ga doen!
De heer Zijlstra (VVD):
In het AO hebben wij uitgebreid gesproken over de berekeningen op basis waarvan wel of geen subsidie voor wkk wordt gegeven. U hebt zoveel vertrouwen in die berekeningen dat er geen subsidie nodig is, want het komt vanzelf tot stand. Daarover hebben wij twijfels. Wij willen net als u voorkomen dat nu geen subsidie wordt verstrekt, waarna moet worden geconstateerd dat er ook niet voldoende wkk tot stand is gekomen. Dat willen wij wel degelijk vastgelegd hebben. Wij vinden dat ook toerekenbaar aan een minister die geen subsidie wil toekennen. Als u zegt dat er geen subsidie komt waarna er niets gebeurt, is er wel een probleem.
Minister Van der Hoeven:
In het debat heb ik aangegeven dat ik weet dat zich een knelpunt kan voordoen rondom de grootschalige industriële wkk die beneden een bepaalde rendementsgrens valt. Ik heb de Kamer toegezegd dat ik op dat punt nader onderzoek zal doen. Maar ik heb geen enkele indicatie dat dit ook het geval is met de kleinschalige wkk die wij bijvoorbeeld bij de tuinders vinden. U legt nu een relatie tussen uw ene en uw andere motie, maar ik probeer u een beetje Van der Hoeventegemoet te komen. Stel dat beide moties niet worden aangenomen, dan heeft u in ieder geval mijn toezegging binnen.
De heer Zijlstra (VVD):
Ik snap dat u geen zin hebt om politiek over een jaar te worden afgerekend op iets waarover u formeel niet gaat. Maar wij hebben gesproken over de ECN-berekeningen. Bent u bereid om ECN te verzoeken op basis van die berekeningen een prognose te geven van de verwachtingen met wkk? Dan houden wij het buiten de politieke sfeer en kan de politiek wel over een jaar kijken of moet worden bijgestuurd. Wij hebben dringend behoefte aan cijfers waarop wij eventueel kunnen bijsturen.
De voorzitter:
Mijnheer Zijlstra, dit is een VAO, wij gaan dus niet het hele debat overdoen.
Minister Van der Hoeven:
Wat is dat nu voor flauwekul? Sorry dat ik dat zo zeg! U dient eerst samen met de heer Vendrik een motie in waarin u het Presidium verzoekt om de Algemene Rekenkamer te vragen een onderzoek te verrichten op dit onderdeel, en nu zegt u dat ik ook nog bij ECN langs moet gaan. Dat kan natuurlijk niet.
De voorzitter:
Ik zie dat de heer Zijlstra het woord wil, maar dat sta ik niet meer toe.
Minister Van der Hoeven:
Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 50.
De voorzitter:
Wat is uw oordeel over de vorige motie?
Minister Van der Hoeven:
Dat is wel helder: ik ontraad de motie. Ik zal in ieder geval wat ik heb toegezegd doen, wat in ieder geval tegemoet komt aan de vraag voor realisering van nieuw wkk-vermogen. Maar dat zal alleen zijn voor dat wkk-vermogen dat met behulp van de EIA-regeling tot stand is gekomen.
Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 50. Ik weet dat de heer Zijlstra en zijn fractie geen voorstanders zijn van de SDE. Hij wil dat ik dat stopzet, maar dat ga ik natuurlijk niet doen. Ik heb aangegeven dat ik in de brief voor Pasen in zal gaan op de oorzaken van de overschrijding, die overigens cumulatief zijn, zoals de heer Zijlstra weet. Het gaat over een periode van vijftien jaar. Hij moet dus niet doen alsof het om een jaar gaat, want dat is echt niet juist. Tevens wijs ik erop dat wij tot en met 2012 sowieso al 800 mln. uitgeven aan research en development en aan innovatie in het kader van duurzame energie. Deze motie ontraad ik dan ook.
In zijn motie op stuk nr. 51 verzoekt de heer Zijlstra om de Kamer iedere zes maanden te informeren over de voortgang van het project Schoon en Zuinig. Wij hebben een afspraak gemaakt en die houdt in dat medio 2010 de evaluatie van het project Schoon en Zuinig aan de Kamer wordt verstrekt, dus daar houd ik mij ook aan. Om die reden ontraad ik de motie. Verder heb ik tijdens het algemeen overleg in de richting van de heer Ten Hoopen ook aangegeven, dat ik uiteraard zal monitoren hoe de zaken zich ontwikkelen, met name rond Wind op land, want daar hadden wij toen een discussie over. Wij hebben aangegeven dat wij de regeling open laten staan tot 30 oktober. Dat betekent dat wij pas daarna de rekening op kunnen maken en wij eventueel echt kunnen gaan verschuiven, want eerder kan dat niet. Ik zal de Kamer rond september laten weten hoe de vlag erbij hangt. Dan zal ik ook aangeven waar en op welke manier ik de sector aanspoor om toch dat geld, dat er tenslotte is voor de duurzame-energieopwekking, te benutten. De voorliggende motie ontraad ik.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor de antwoorden. Over de ingediende moties zal vanmiddag om 17.00 uur worden gestemd.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20082009-4822-4829.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.