Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Waterschapswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet modernisering waterschapsbestel, tot aanbrenging van verbeteringen van wetstechni­sche en inhoudelijk ondergeschikte aard (31515).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Jansen (SP):

Mevrouw de voorzitter. De invoering van de watersysteemheffing per januari 2009 met een verschuiving van de lastenverdeling van boeren, bedrijven en natuurorganisaties naar huishoudens gaat gepaard met extreme kostenstijgingen. Tegelijkertijd wordt het principe dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen, ondermijnd. Arme mensen in goedkope huizen krijgen te maken met een procentueel hogere stijging dan rijke mensen in dure huizen. Ook alleenstaanden betalen relatief veel meer. Dit zijn de belangrijkste conclusies uit het onderzoek dat de SP gehouden heeft naar de gevolgen van de nieuwe systematiek. Graag overhandig ik ons rapport "Waterschapslasten, met recht een aanslag te noemen" via de voorzitter aan de staatssecretaris. Overigens zeg ik er direct bij dat niet alle waterschappen het zo bont maken. In ons onderzoek springen bijvoorbeeld Rijnland, Roer en Overmaas, en Veluwe er relatief goed uit. Met name rond de grote steden Amsterdam, Rotterdam en Den Haag is het bar en boos.

Wij spreken over een reparatiewet die onder meer betrekking heeft op de Wet modernisering waterschapsbestel. Dat is de wet waarmee deze ellende veroorzaakt is. Vandaar dat dit een mooie gelegenheid is om dit onbedoelde effect recht te zetten. Ik durf de stelling aan dat de Kamer destijds door de regering op het verkeerde been is gezet bij de voorstelling van zaken die is gegeven van de financiële gevolgen van de systeemwijziging. Volgens de regering zouden door deze verschuiving boeren, bedrijven en natuurorganisaties 90 mln. minder en de huishoudens 90 mln. meer betalen. Met 7 miljoen huishoudens komt dat neer op € 13 per huishouden. Dat komt bovenop de trendmatige lastenstijging die de laatste jaren ongeveer twee keer de inflatie bedroeg, namelijk € 6. Samen is dat € 19, ongeveer 19%. Dat lijkt ons meer dan zat.

De SP-fractie vroeg tijdens de schriftelijke inbreng om een overzicht van de tariefwijzigingen bij alle waterschappen. De staatssecretaris wilde of kon dit niet geven omdat de waterschappen de nieuwe tarieven nog niet formeel hadden vastgesteld. Wij vinden dat onzorgvuldig en kwalijk. Hoe kan je nu een wet behandelen als dit soort vitale informatie niet beschikbaar is?

Maar nu de harde realiteit uit het SP-onderzoek. In de regio Amsterdam gaat de watersysteemheffing omhoog van € 56 naar € 103, een stijging van ruim 80%. In Rotterdam gaat de heffing van € 78 naar € 105, een stijging 35%. In Haaglanden gaat het tarief van € 83 naar € 126, een stijging van ongeveer 50%. Alle voorbeelden gaan uit van een eigenaar/bewoner met een huis met een WOZ-waarde van twee ton, zeg maar Jan Modaal.

Al met al concluderen wij dat de stijging ver uitgaat boven het bij de Wet modernisering waterbeheer afgesproken niveau van de lastenverschuiving van 90 mln. en de normale trendmatige verhoging. Dat moet bij de behandeling van dit wetsvoorstel gerepareerd worden. Ik heb daarom op stuk nr. 11 een amendement ingediend dat de mogelijkheid opent om bij AMvB regels te stellen aan de tarieven.

Daarnaast wil de SP-fractie voor de stemmingen een compleet overzicht van de begrote opbrengsten van de waterschapslasten in 2009 voor alle waterschappen gezamenlijk. Dan kunnen wij dit overzicht vergelijken met de cijfers die destijds in de memorie van toelichting op de Wet modernisering waterschapsbestel werden genoemd. Als dat niet lukt voor het kerstreces, dan moeten de stemmingen maar uitgesteld worden. Wat ons betreft, is het absoluut onacceptabel dat de lasten meer oplopen dan destijds is beloofd.

Er zijn ons een paar andere zaken opgevallen. De zuiveringsheffing daalt bij bijna alle waterschappen. Het lijkt erop dat zij daarmee een compensatie willen geven voor de sterke stijging van de watersysteemheffing. Dat staat haaks op het principe van de kostendekkende heffing en is ook erg onwaarschijnlijk in het licht van de aangescherpte waterkwaliteitseisen. Hoe zit dat?

De ontwikkeling van de totale waterschapslasten is zodanig dat de stijging voor alleenstaanden veel hoger is dan voor de huishoudens met meer personen. Vindt de staatssecretaris dat redelijk en eerlijk? In bijna alle waterschappen wordt het tarief dat gekoppeld is aan de WOZ verlaagd en de vaste voet verhoogd. Dat werkt denivellerend. Mensen met een laag inkomen en met een goedkope woning krijgen een grotere verhoging voor de kiezen dan mensen met hoge inkomens en dure woningen. Vindt de staatssecretaris dat eerlijk?

Voorzitter. Dit alles illustreert hoe hard een vorm van tariefregulering nodig is om te voorkomen dat waterschappen een slaatje slaan uit de heffingen in hun eigen belastinggebied en de kosten op zeer verschillende en vaak onrechtvaardige wijzen bij de belastingplichtigen in rekening brengen.

Overigens illustreert de gang van zaken ook hoe hard het nodig is dat er een verplichte benchmark voor de waterschappen komt. Nu de coalitiepartijen met de motie-Koppejan c.s. een half jaar nadat de SP hierover opmerkingen heeft gemaakt, het licht zien, is het zaak om snel aan deze Kamerwens tegemoet te komen en om de wet aan te passen. Is de staatssecretaris bereid om snel met een nota van wijziging te komen? Zo neen, wanneer wordt de motie dan wel omgezet in wetgeving?

Ten slotte wil ik een laatste bespaartip geven. Hef de waterschappen op als zelfstandige bestuursorganen. Dat scheelt per jaar misschien wel 100 mln. aan bureaucratie. Die kunnen wij gebruiken voor lagere tarieven en voor verbetering van de waterkwaliteit en de waterveiligheid.

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat het boekje over de waterschappen ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Water en waterschappen zijn veelvuldig in het nieuws. Vanavond zullen wij het vooral hebben over de kosten en de heffingen.

Het nieuwe heffingensysteem geeft aanleiding tot het geven van veel reacties. De SP heeft er een boekje over volgeschreven, zoals de heer Jansen net heeft uitgelegd, maar ik verwacht dat bij alle woordvoerders de brievenbus en de e-mailbox de afgelopen weken vol waren.

Destijds waren de bedoelingen heel goed. Bepaalde groepen zouden er iets op vooruitgaan, bijvoorbeeld de agrariërs, en andere groepen zouden wat meer betalen, maar zo langzamerhand is iedereen boos. Ik heb geprobeerd het tarievensysteem te snappen, maar dat is echt hogere wiskunde. Dat systeem is voor een gewone burger niet te volgen. Ik heb de pogingen dan ook maar opgegeven. Wel stel ik vast dat bijvoorbeeld alleenstaanden overal heel veel meer gaan betalen. Dat gaan zij ook doen in mijn eigen hoogheemraadschap Rijnland, dat er juist goed uitkomt. Kortom, het systeem is hogere wiskunde. Ik meen dat snel duidelijkheid moet worden geboden.

Net als het CDA en eerder de SP en de PvdA heb ik met het nader verslag vragen gesteld. Ik wilde weten hoe het systeem in elkaar zat en hoe het beeld er eigenlijk uitzag. De staatssecretaris antwoordde dat de waterschappen zelf een evaluatie zouden uitvoeren en dat commentaar zou worden geleverd. Ik vind het prima dat er een evaluatie komt, maar ik aarzel, want ik denk aan de slager die zijn eigen vlees keurt. Ik hoop zo meteen van de staatssecretaris te horen dat door haar en haar medewerkers heel grondig aandacht aan de zaak wordt besteed. Ik hoop dat zij zal zeggen wat haar bevindingen zijn. Voor mij geldt dan wel dat de termijn tot ongeveer maart in acht moet worden genomen. Ik meen namelijk dat de Kamer en de regering serieus over deze kwestie van gedachten moeten wisselen. Zoals het nu gaat, kan het niet. Dat is mijn gevoel en het gevoel van velen met mij. Alles kan niet zomaar doorgaan, zonder dat wij er echt de vinger achter krijgen, want wij weten niet hoe alles in elkaar zit, tenzij wij verder studeren in de wiskundeboeken. Daar was ik vroeger al niet dol op en nu ook niet.

Voorzitter. De belastingverordeningen kunnen natuurlijk onderling verschillen. Ik kan mij echter ook voorstellen dat bedrijven met een groot terrein met meer dan één waterschap te maken hebben. Dat geldt ook voor agrariërs. Bij de verkiezingen voor de waterschappen mag men maar bij één waterschap stemmen, maar hoe zit het dan met het voorgaande? Welke lasten kan dat met zich meebrengen?

Wat de verontreinigingsheffing betreft, blijf ik ook na de uitvoerige antwoorden van de staatssecretaris het gevoel houden dat een groot deel van de belastingheffing naar de algemene middelen vloeit. Daar wil ik toch wat aan doen, want die verhoging lijkt mij onnodig.

Samenvattend: ik hoop dat de staatssecretaris ons een toezegging zal doen en dat het wiskundeboek niet nodig is. Zij hoeft vanavond niet alles toe te zeggen, maar wel de belofte doen dat alles snel wordt uitgelegd, zodat wij dan kunnen praten over de vraag wat nodig is om tot verbetering te komen, want dat die nodig is, daar ben ik zeker van.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie heeft reeds eerder haar zorgen geuit over de uitwerking op de tarieven van de nieuwe Waterschapswet, die de Kamer overigens al wel heeft vastgesteld. De lastenverschuivingen die voortkomen uit de nieuwe wet laten enkele onbedoelde effecten zien. Collega's hebben hierover al gesproken. In waterschappen die dicht bebouwd zijn, zoals Delfland, zijn ook voor de boeren de tarieven twee keer zo hoog geworden, doordat de infrastructuur de waarde van de grond bepaalt.

Wij zijn tevreden met de toezegging van de staatssecretaris om dit voorjaar de tariefsontwikkeling als gevolg van de Waterschapswet te evalueren. Wij vinden het van belang om de resultaten van deze evaluatie nog in het voorjaar van 2009 te ontvangen, zodat naar aanleiding van de uitkomsten zo spoedig mogelijk nader overleg met de staatssecretaris kan plaatsvinden over de te nemen vervolgstappen. Een wetswijziging behoort dan tot de mogelijkheden. Die dient dan wel tijdig te worden gerealiseerd, opdat de noodzakelijke aanpassingen op 1 januari 2010 in werking kunnen treden en de waterschappen er tijdig op in kunnen spelen.

Wij kunnen ons goed vinden in het voorliggende voorstel tot wijziging van de Waterschapswet, de Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet modernisering waterschapsbestel.

De heer Jansen (SP):

Als de heer Koppejan nu al nattigheid ruikt, waarom neemt hij dan niet nu ook al maatregelen?

De heer Koppejan (CDA):

U weet net zo goed als ik dat de tarieven al zijn vastgesteld of op dit moment worden vastgesteld door de waterschappen. U weet ook dat uw eigen partij akkoord is gegaan met de Waterschapswet. Wij constateren nu met zijn allen dat er onbedoelde effecten voortkomen uit deze Waterschapswet. In die zin verschillen wij niet van mening. Wij moeten hier wel zorgvuldig mee omgaan en daarom steun ik het voorstel van de staatssecretaris voor een goede evaluatie. Wij kunnen dan alles goed op een rijtje zetten en kijken bij wie de lasten vallen en bij wie ze onbedoeld vallen. U spreekt over eenpersoonshuishoudens die huren en ik spreek ook over boeren. Dat zijn allemaal groepen waarvoor de wet soms onbedoelde effecten heeft. Wij gaan dat in kaart brengen en vervolgens in de Kamer spreken over de te nemen maatregelen. Wij moeten echter tegenover de burgers wel zo eerlijk zijn dat wij het voor 2010 voor 1 januari 2009 niet meer veranderen.

De heer Jansen (SP):

Dan zijn de tarieven dus voor een aantal groepen hoog of veel te hoog. Laten wij zeggen dat het gaat om een bedrag van 100 of 200 mln. Wat gaat daarmee gebeuren?

De heer Koppejan (CDA):

Of de tarieven veel te hoog zijn, moeten wij nog zien. U hebt in uw onderzoek wel een heleboel bij elkaar opgeteld. Er bestaan wat betreft de heffingen ook verschillen tussen de waterschappen. Er zijn ook verschillende omstandigheden per waterschap. Daarom hebben wij een objectieve benchmark voor waterschappen voorgesteld, waarmee wij precies in kaart krijgen waarin waterschappen verschillen, waarin zij niet verschillen en waarin verschillende kosten soms onterecht zijn en er wellicht te hoge heffingen worden vastgesteld voor burgers. Wij gaan dat in kaart brengen en wij steunen het voorstel van de staatssecretaris om snel tot zo'n benchmark te komen. Wij hebben dat zelf voorgesteld en u hebt het voorstel mede ondersteund. Dit is de route die wij willen bewandelen. Mag ik u nog iets zeggen?

De voorzitter:

Mijnheer Koppejan, mag ik u verzoeken om via de voorzitter te spreken?

De heer Koppejan (CDA):

Mijn excuus. Voorzitter, mag ik nog iets onder de aandacht brengen?

Wij hebben in de nieuwe Waterschapswet, die ook door uw partij is gesteund, vastgesteld dat wij gaan werken met een lijstenstelsel waarin partijen kunnen deelnemen aan de waterschapsverkiezingen. Die verkiezingen zijn geen groot succes geworden; dat zijn wij met elkaar eens. Wij gaan dat ook evalueren. De gekozen waterschapsbestuurders hebben echter straks een belangrijke verantwoordelijkheid voor het vaststellen van de tarieven. Het is dan toch ook aan deze waterschapsbestuurders om hun verantwoordelijkheid te nemen? Er hadden ook SP'ers bij kunnen zitten, maar die zitten er niet bij. Dat is uw verantwoordelijkheid. U hebt de mensen in Den Haag en in Amsterdam, voor wie u zegt op te komen, eigenlijk de mogelijkheid ontnomen om SP'ers te kiezen om straks hun belangen te behartigen.

De voorzitter:

Zou u via ...

De heer Koppejan (CDA):

Die mensen moeten het besturen dus aan het CDA, de PvdA, de VVD en de ChristenUnie overlaten. Wij doen dat met alle plezier.

De voorzitter:

Mijnheer Koppejan, zou u via de voorzitter willen spreken? Wij spreken in de Kamer via de voorzitter en niet rechtstreeks met elkaar.

De heer Jansen (SP):

Wij kunnen er een lange beschouwing over houden waarom de SP niet aan de verkiezingen heeft meegedaan, maar per saldo vinden wij het belangrijker om de bureaucratiekosten die met de waterschappen gepaard gaan, terug te geven aan de burger in de vorm van lagere tarieven of betere kwaliteit.

Ik heb u zojuist gevraagd wat er gebeurt als er 100 of 200 mln. te veel betaald wordt. Ik zal het nog concreter maken. Over het wetsvoorstel dat u en ik gesteund hebben, zei de toenmalige staatssecretaris dat er een lastenverschuiving zou gaan plaatsvinden van 90 mln. Als nu blijkt dat het geen 90 mln., maar 200 mln. of 250 mln. is, vindt u dan dat u destijds verkeerd bent voorgelicht door de regering? Moet dat geld dan terug naar de burgers?

De voorzitter:

Ook de heer Jansen verzoek ik via de voorzitter te spreken.

De heer Koppejan (CDA):

Ik wacht de evaluatie af voordat ik conclusies trek. De evaluatie moet helderheid brengen. Dan zullen wij het debat voeren over de voorlichting die destijds heeft plaatsgevonden. Ik loop daar niet op vooruit.

Als de SP ervoor kiest als partij niet deel te nemen aan verkiezingen, en zij doet dat af met de redenering dat die middelen beter elders kunnen worden besteed, wordt daarmee de democratie geen recht gedaan. Als er verkiezingen zijn, vinden wij het belangrijk dat wij daarbij als partij vertegenwoordigd zijn, zodat onze mensen op ons kunnen stemmen. Die keuze had de SP ook kunnen maken. De heer Jansen kan voor of tegen de waterschappen zijn, maar het is uiteindelijk een keuze voor democratie. Hij heeft een andere keuze gemaakt dan het CDA, de PvdA, de ChristenUnie en de VVD.

De heer Jansen (SP):

Ik heb uiteraard ook respect voor de opvattingen van het CDA op dit punt. In wezen zijn er op grond van de leer van Thorbecke drie bestuurslagen, en de waterschappen vormen daarbij een wat vreemde eend in de bijt. Het gaat om 100 mln. per jaar aan bestuurskosten, wat je zou kunnen inzetten voor nuttiger zaken: betere waterkwaliteit en lagere tarieven, zaken die toch ook het CDA moeten aanspreken.

De heer Koppejan (CDA):

Dan had u niet voor het lijstenstelsel moeten kiezen! Dat heeft u gedaan toen de Waterschapswet is aangenomen.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Staat u mij toe dat ik via u, voorzitter, een vraag stel aan de heren Koppejan en Jansen.

De voorzitter:

Ik sta dat toe.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dank u wel. Ik stel die vraag alsnog aan de heer Jansen omdat hij klaar was met zijn speech voordat ik met mijn ogen kon knipperen, dus dat was mijn fout! Is het, hoe je verder over de waterschappen denkt, niet in hoge mate de verantwoordelijkheid van de waterschappen om binnen de kaders die de wet geeft – dat was al een verschuiving – zelf de tarieven vast te stellen? Zijn wij hier niet bezig op een verkeerde manier invulling te geven aan die bevoegdheid van de waterschappen?

De heer Koppejan (CDA):

Ik ben het met de heer Cramer eens. Het is inderdaad in eerste instantie een bevoegdheid van de bestuurders van de waterschappen. Daarom hechten wij ook aan de waterschappen en hebben wij volmondig meegedaan aan deze verkiezingen. Dat laat onverlet dat die kaders misschien niet zo uitwerken als was bedoeld. Daarom steunen wij de toegezegde evaluatie.

De heer Jansen (SP):

Wij hebben geprobeerd zo goed mogelijk in kaart te brengen wat de effecten zijn in relatie tot dat wat ons is voorgespiegeld: een verschuiving van 9 mln. Wij denken dat de feitelijke verschuiving misschien wel drie keer zo groot is. Het is dan aan ons als volksvertegenwoordiger de alarmbel te luiden: dit moet worden gerepareerd.

De voorzitter:

Als de heer Cramer het debat met de heer Jansen wil vervolgen, stel ik voor dat hij dat in tweede termijn doet.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Voorzitter. Laat ik duidelijk zijn: ook de Partij van de Arbeid is natuurlijk niet blij met een lastenverhoging voor burgers, in dit geval een stijging van de waterschapslasten. Maar de stijging van de tarieven die nu aan de orde is, is een gevolg van de wet die is aangenomen in ik dacht oktober 2006. De Kamer heeft het wetsvoorstel unaniem aangenomen. De nota naar aanleiding van het verslag en het verslag van het wetgevingsoverleg geven aan dat de SP-fractie destijds eventjes bij monde van mevrouw Gerkens heeft stilgestaan bij een mogelijke tariefstijging voor burgers, wat op geen enkele manier verder is gematerialiseerd, noch in de tweede termijn, noch in een amendement of anderszins. Je hebt wel een probleem als je zegt dat er heel veel onrecht is nu je ineens met de uitkomsten van die wet, waarin die berekeningen ook gepresenteerd werden, wordt geconfronteerd; alsof dat zo onverwacht kwam.

Er is overigens nog iets anders. De heer Jansen zei terecht dat er verschillen zijn tussen waterschappen en dus ook verschillen in stijgingen van de lasten. Wat is nu een beter bewijs voor het feit dat je met een democratie te maken hebt, dan die verschillende lasten? Je kunt van alles van de waterschapsverkiezingen denken en het had beter gekund, maar de tarieven worden vastgesteld door gekozen waterschapsbestuurders. Dat gebeurt niet in alle waterschappen op dezelfde wijze en dat leidt tot verschillen. De heer Jansen moet dus in de eerste plaats bij zichzelf te rade gaan, of bij degene die toen woordvoerder was, en in de tweede plaats bij de lokale democratie die de tarieven mede vaststelt.

De heer Jansen (SP):

Als ik niet bij mijn vrouw te rade ga, ga ik regelmatig bij mezelf te rade. Ik vind dat je kritisch moet zijn op je eigen handelen in heden en verleden. De SP-fractie heeft dat wetsvoorstel gesteund; dat is waar. Toch is het wel erg flauw wat de heer Boelhouwer doet en wat de heer Koppejan zojuist eigenlijk ook deed. De SP-fractie heeft destijds als enige gewaarschuwd voor dit effect. Wij hebben toen geen amendement ingediend omdat wij acht zetels hadden en ook konden rekenen. Wij wisten dat er geen meerderheid voor was. Per saldo hebben wij toen besloten om het niet te doen, temeer omdat het kabinet toen zei dat dit 90 mln. lastenverschuiving zou veroorzaken; dus niet het dubbele, laat staan het drievoudige.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Ik vind het echt te gemakkelijk om te zeggen dat er toen geen meerderheid was, dat de SP maar acht zetels had en dat daarom geen amendement is ingediend. Als je uitgangspunt is dat je een punt wilt maken, dat je ergens voor staat, dat je wat vindt en dat je de wet wilt veranderen, dan doe je dat. Ik heb de tekst er nog eens op nagelezen. U doet alsof de SP-fractie er toen een heel zwaar punt van heeft gemaakt. Ik wil wel die ene zin voorlezen die daarover in het debat is gezegd, als u daar prijs op stelt. Ik heb hier het hele het verslag van het wetgevingsoverleg en daarin is hierover één zin opgenomen.

De voorzitter:

U moet het woord via mij voeren. De tekst kunnen de leden zelf opzoeken.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Precies.

De heer Jansen (SP):

Als de heer Boelhouwer toch gaat voorlezen, laat hem dan ook even de inbreng nalezen, want daar staat het ook in. Wij hebben het twee keer naar voren gebracht. Het is waar dat je over van alles en nog wat een motie of amendement kunt indienen. Ik dacht dat het presidium er juist op aandrong om niet te veel overbodige moties en amendementen in te dienen.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Toen nog niet, hoor.

De heer Jansen (SP):

Jawel hoor, toen ook al. Ik loop hier net als u al wat langer rond. Gaat u nu eens in op de inhoud, want dat vermijd u zorgvuldig. Is de Kamer destijds goed geïnformeerd? Is uw voorganger op dit onderwerp op grond van de juiste informatie van de regering akkoord gegaan met dat wetsvoorstel? Dat geldt ook voor ons. Per saldo hebben wij voorgestemd; dat erken ik ten volle, maar achteraf voel ik mij toch een beetje bedonderd.

De voorzitter:

Wil de heer Jansen ook via de voorzitter blijven spreken?

De heer Boelhouwer (PvdA):

In mijn geval was er geen voorganger, want ik deed dit toen zelf. Ik ben inderdaad het enige Kamerlid dat toen ook aanwezig was en die de inbreng toen heeft geleverd. Ik voel mij niet bedonderd. Het was duidelijk wat de consequenties zouden zijn. De tabellen zijn toen aangeleverd en stonden erin. De uitwerking zien wij nu. Ik vind het heel goed dat de staatssecretaris toezegt dat er een evaluatie van die tarieven moet komen. Voor een deel heeft de heer Jansen wel een punt, want het was toen niet helemaal duidelijk hoe het zou uitwerken. Nu werkt het zo uit. De staatssecretaris zegt volmondig toe dat er een evaluatie komt en dat wij daarnaar moeten kijken. Ik ben het met de heer Jansen eens dat je de slager niet zijn eigen vlees moet laten keuren en dat je daar de Kamer, de minister, de staatssecretaris en het ministerie een rol in moet toekennen. Daar ben ik het uitdrukkelijk mee eens; daar zit het verschil dus niet in. Om nu echter te klagen over wat er minder dan twee jaar geleden is gebeurd, is wel erg gemakkelijk. De evaluatie kan gekoppeld worden aan een benchmark. De heer Jansen heeft dat eerder voorgesteld. Het verdient niet de schoonheidsprijs dat wij daar toen niet mee hebben ingestemd. Het verstand komt echter met de jaren. Om die reden zijn wij er nu wel voor. De combinatie van een evaluatie met een benchmark doet mij goede moed houden dat wij enige redelijkheid tegemoet kunnen zien.

De heer Jansen (SP):

Vindt de heer Boelhouwer het redelijk dat het wetsvoorstel zo blijkt uit te werken dat waterschappen hun belastinggebied denivellerend invullen? Arme mensen in kleine huizen gaan immers relatief meer betalen dan rijke mensen in grote huizen.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Bij vaststelling van de wet was al bekend dat die zo zou uitpakken. Het was bekend dat er een andere heffing zou komen, op basis van de Wet waardering onroerende zaken. Die consequentie is toen dus genoemd. Je kunt zeggen dat de Kamer door had moeten laten rekenen wat het tot op de cent zou gaan betekenen. Dat is niet gebeurd. Daar is door de Kamer ook niet op aangedrongen. Wie de wetstekst leest, het verslag van het wetgevingsoverleg en de nota naar aanleiding van het verslag, ziet dat daarin signalen staan van de situatie die zich nu aftekent.

Ik heb alle vertrouwen in de evaluatie en de bench­mark die gaan komen. Ik vind het een beetje flauw om met een veegwetje zaken te willen amenderen waar nog niet zo vreselijk lang geleden gewoon voor is gestemd.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. De ChristenUnie kan instemmen met de voorgestelde wetswijziging. Laat ik daar maar mee beginnen. Dan is die spanning uit de lucht!

Er wordt gesproken over onbedoelde effecten. Het is goed om te constateren of daarvan sprake is. Wat is onbedoeld? Dat moet nader worden geduid. De heer Jansen en mevrouw Neppérus focussen zich op wat er voor bewoners in de bebouwde en bewoonde omgeving gebeurt. Als de SP eerlijk wil zijn, moet het echter bij de kosten een uitsplitsing maken tussen logische kosten- of lastenstijgingen en uitbreiding van taken. Wij moeten de juiste jaren en de juiste situaties vergelijken.

In het verhaal van de SP is ook onduidelijk of de verschuiving meer of minder dan 9% is. Wij focussen nu immers maar op een deel van het verhaal. In het overzicht mis ik bovendien de macrostijgingen voor het waterschap als geheel op het vlak van kosten en lasten. Door eenzijdig de loep te hanteren doe je naar mijn overtuiging onrecht aan de verantwoordelijkheid van de waterschappen voor hun financiële huishouding.

Er ligt een toezegging van de staatssecretaris om komend voorjaar naar de tariefsontwikkeling als geheel te kijken. Dat moet volgens mij tegemoetkomen aan de zorgen van de SP en de VVD.

De heer Jansen (SP):

De heer Cramer maakt een heel merkwaardige opmerking. Wij hebben bij de behandeling van het wetsvoorstel gevraagd om een totaal overzicht van de macro-effecten voor alle waterschappen. Dat hebben wij niet gekregen. De staatssecretaris heeft die cijfers niet willen of kunnen geven. Toen hebben wij geprobeerd om zelf naar beste vermogen te inventariseren. Een aantal waterschappen echter wil of kan geen informatie geven. Wij hebben vervolgens geïnventariseerd wat wij kunnen inventariseren. Dat overzicht hebben wij keurig van tevoren aangeleverd. Nu krijgen wij echter van de heer Cramer het verwijt dat wij niet alles onderzocht hebben. De SP-fractie kan heel veel onderzoeken. De staatssecretaris heeft echter de mogelijkheid om alle cijfers aan te leveren. De heer Cramer doet er dus goed aan om onze vraag te steunen. Wij willen vóór de stemmingen een integraal overzicht hebben van de macro-effecten voor alle waterschappen. Kan ik daarop rekenen?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Dat lijkt mij niet, want ik was volgens mij redelijk enthousiast over wat er nu op tafel ligt. Natuurlijk heeft de SP-fractie het recht om in haar inbreng om meer cijfers te vragen, maar het is ook een keuze van de SP-fractie om vervolgens een rapport uit te brengen met maar een deel van de cijfers. Dan leg je volgens mij echter een eenzijdig accent in het totaal van de berekeningen. Ik kan vervolgens niet anders dan concluderen dat niet het hele plaatje op tafel is komen te liggen. In de behandeling en in de voorbereiding kan wel gevraagd worden om het totaal van de kosten, maar door de keuze die de SP-fractie nu maakt met betrekking tot het rapport, namelijk alleen maar kijken naar wat de lastenstijgingen zijn voor de burgers in de bebouwde omgeving, wordt het verkeerde signaal afgegeven met betrekking tot wat er werkelijk aan de hand is.

De voorzitter:

De vraag ligt er nog of u ook zou willen steunen dat van de staatssecretaris wordt gevraagd dat zij met de volledige cijfers komt.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ik heb op dit moment voldoende aan de toezegging van de staatssecretaris dat er naar de tariefontwikkeling wordt gekeken. De ChristenUnie is van mening dat het de eigen verantwoordelijkheid is van de waterschappen hoe zij met hun bedrijfshuishouding omgaan.

De heer Jansen (SP):

Ik ken de ChristenUnie toch als een partij die voor zorgvuldige besluitvorming is en voor het recht van de Kamer om de informatie te gebruiken die zij nodig acht. Ik vind het dus niet zo chic dat u in dit geval klaarblijkelijk de steun aan uw eigen staatssecretaris boven het recht van het parlement stelt. Dat is jammer.

De voorzitter:

Dat was geen vraag, maar een opmerking. Wilt u daar nog op reageren, mijnheer Cramer?

De heer Cramer (ChristenUnie):

Ja, voorzitter, als u mij toestaat, wil ik daar wel op reageren, want ik denk dat het echt een misplaatste opmerking is van de heer Jansen. De Kamer heeft recht op de informatie die van belang is voor de verantwoordelijkheden die de Kamer kan dragen. In dit geval zijn de waterschappen, als democratisch gekozen organen, verantwoordelijk voor hun boekhouding, voor hun huishoudboekje. De mensen bij de waterschappen zullen moeten beoordelen of zij van hun colleges voldoende informatie krijgen. Het gaat er niet om dat wij niet schermen met het argument dat de Kamer moet kunnen controleren. Nee, de Kamer gaat niet over de controle van de individuele democratisch gekozen overheidslichamen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. Het wetsvoorstel dat nu voorligt, is een veegwet. Het bevat eigenlijk alleen een aantal wetstechnische verbeteringen en een paar kleine wijzigingen. Er is één inhoudelijk punt, namelijk de aanpassing van het tarief van de verontreinigingsheffing van het Rijk per 1 januari 2009. Die aanpassing is noodzakelijk omdat er een amendement van de fracties van het CDA en de VVD is aangenomen waarmee de zuiveringsheffing voor de waterschappen werd gehalveerd. Dat amendement is aangenomen, maar had geen dekking. Zoals bekend worden de heffingen op basis van kostendekkendheid vastgesteld. Dat betekent dat er een reparatie nodig is. De voorgestelde verhoging van de verontreinigingsheffing is nodig om het Rijk niet met tekorten op te zadelen.

Ik wil hier gelijk het amendement van mevrouw Neppérus bij betrekken. Zij heeft een amendement ingediend om de rijksheffing minder te laten stijgen dan voorgesteld in deze veegwet. Ik ontraad het aanvaarden van dit amendement absoluut, want dit leidt ertoe dat het Rijk op jaarbasis op grond van de kosten die worden gemaakt voor die verontreinigingsheffingen met een tekort van een dikke 3 mln. zou blijven zitten. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van een amendement van de VVD-fractie, zou ik zeggen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het zou nuttig zijn als de staatssecretaris de wetsgeschiedenis erbij zou nemen. Er is een amendement aangenomen van de fracties van het CDA en de VVD. De staatssecretaris probeert nu om in dat in de volgende wet te redresseren en roept als ik wat zeg, dat het haar te ver gaat dat een amendement niet gedekt is. Ik vind dat de omgekeerde wereld. Zij zal toch meer argumenten moeten hebben om mij te overtuigen. Er staat ook in alle antwoorden dat de inkomsten uit heffingen niet specifiek voor dit doel zijn, maar ook in de algemene middelen vallen. Voorlopig hebt u mij nog niet overtuigd, staatssecretaris.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Er is een amendement aangenomen dat niet gedekt is. Wij regelen nu de dekking ervan op deze manier. Het amendement van mevrouw Neppérus leidt tot een tekort van een dikke 3 mln. Het is een wat uitzonderlijk amendement van fractie als die van de VVD. Ik moet het aanvaarden ervan echt ontraden.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik sta verbaasd te luisteren. Er is een wet en nu krijgen wij achteraf te horen dat de staatssecretaris vond dat iets niet gedekt was wat gewoon in de wet staat en dat zij het alsnog gaat dekken. Als wij zo met elkaar omgaan, heb ik daar moeite mee.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Mevrouw Neppérus weet net zo goed als ik dat dit ook bij de bespreking van het amendement uitgebreid aan de orde is geweest. Ik herinner mij dat er een soortgelijk debat is geweest bij de behandeling van de Waterwet. Volgens mij weet mevrouw Neppérus dat dit toen ook duidelijk is gemaakt. Dit is nodig. Juist dit inhoudelijke punt van de veegwet heeft ook haast, want anders ontstaat een tekort voor het Rijk. Dat kan geen nieuws zijn voor mevrouw Neppérus.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Er is gewoon een amendement aangenomen. Dat is wet geworden. Nu gaat men met terugwerkende kracht zeggen dat iets niet gedekt is. Ik vind dat op zijn minst vreemd. De staatssecretaris staat hier haar hoofd te schudden. Laat ik dan maar mijn hoofd schudden over dit antwoord.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Dit waren mijn opmerkingen over de veegwet.

Er zijn verschillende opmerkingen gemaakt over waterschapslasten en de ontwikkeling daarvan. De heer Jansen heeft mij een rapport daarover aangeboden. Ik deel de mening van eigenlijk alle woordvoerders dat de ontwikkeling van de waterschapslasten zeker een goed onderzoek rechtvaardigt. Wij mogen ons de vraag stellen of inderdaad die ontwikkeling zodanig is als werd gedacht in 2006, toen bij de Wet modernisering waterschapsbestel daarover werd gesproken.

Ik heb wel bedenkingen bij het rapport van de heer Jansen. Hij gooit alles op één hoop. Hij vergelijkt de tarieven uit 2008 met de tarieven uit 2009 en concludeert dat die tarieven hoger zijn. Hij wijt dat vervolgens helemaal aan de Wet modernisering waterschapsbestel en aan de lastenverschuiving die daarin werd geregeld, met overigens nog wel een heel behoorlijke beleidsvrijheid voor waterschappen. Maar de tarieven zijn opgebouwd uit verschillende componenten. De waterschappen gaan over hun eigen begroting en hun kosten zijn gestegen. Het is nu natuurlijk belangrijk om na te gaan welk deel van de tariefstijging het gevolg is van stijging van de kosten voor de verschillende waterschappen en welk deel met een lastenverschuiving te maken heeft. Zolang dat niet duidelijk is, gaan de conclusies die de heer Jansen trekt op grond van zijn rapport, mij te ver.

De heer Jansen (SP):

Dan heeft de staatssecretaris toch niet al te goed naar mijn inbreng in eerste termijn geluisterd. Ik heb namelijk gezegd dat er niet alleen sprake is van een verschuiving van € 13 per gezin. Wij hebben ook twee keer de gemiddelde prijsstijging aan de waterschappen toegerekend. Dat is € 6. In totaal is het dus € 19. Maar voor de meeste waterschappen geldt een stijging van € 30 tot € 50. Hallo! Is dat een verschil of niet?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Ik heb gehoord dat de heer Jansen zei dat hij rekening heeft gehouden met een trendmatige stijging. Ik hoorde hem echter niet zeggen dat hij rekening houdt met een gewone kostenstijging als gevolg van de taakuitbreiding van de waterschappen. Als wij bijvoorbeeld kijken naar de Kaderrichtlijn Water en alle maatregelen die daarvoor genomen moeten worden, zien wij dat dit voor veel waterschappen betekent dat hun kosten zullen stijgen, alsmede de tarieven. Dat heeft ook gevolgen voor de begroting. Met dat alles heeft de heer Jansen geen rekening gehouden. Een onafhankelijke organisatie zal in opdracht van de waterschappen een evaluatie houden. Ik ben geïnteresseerd in de verhouding waarover ik zojuist sprak, namelijk welk deel van de tariefstijging het gevolg is van stijging van de kosten voor de verschillende waterschappen en welk deel met een lastenverschuiving te maken heeft op grond van de Waterschapswet.

De heer Jansen (SP):

Ook de laatste lezing van de staatssecretaris klopt niet. Ik heb zojuist namelijk gezegd dat ik rekening heb gehouden met twee keer de gemiddelde prijsstijging van de trendmatige inflatie. Ik ga dus al uit van een kostenstijging. Jarenlang ben ik gemeenteraadslid geweest. Dat geldt volgens mij ook voor de staatssecretaris. Ik weet dat twee keer de gemiddelde prijsstijging van de inflatie ongeveer het effect is van die kwaliteitsimpuls die er inderdaad is. Als je daar bovenuit gaat, is dat wat mij betreft over de top.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Dat is een aanname in plaats van een onderbouwing van feiten. Met die evaluatie waarnaar ik verwees, wil ik bereiken dat de feiten boven tafel komen. Ik wil niet over aannames spreken maar gewoonweg weten hoe het in elkaar zit. Ik wil dat de waterschappen een onafhankelijke organisatie onderzoek laten doen, opdat wij weten waarover wij spreken. Vervolgens kunnen wij – dat zeg ik de heer Boelhouwer en de heer Koppejan graag na – nagaan of er reden is om de Waterschapswet aan te passen. Ik zeg nogmaals dat ik wil weten waarover ik het heb en dat ik de feiten boven tafel wil hebben.

Er is gesproken over de lastenverschuiving en de -ontwikkeling. Een aantal Kamerleden heeft gevraagd of wij, als de waterschappen een evaluatie laten houden, de slager toch niet zijn eigen vlees laten keuren. Nee, dat is zeker niet de bedoeling. De waterschappen zullen die evaluatie laten houden door een onafhankelijke organisatie. Dat lijkt mij wel het minst.

De heer Jansen heeft eerder gevraagd waarom de Kamer het overzicht niet krijgt. Op het moment dat hij dat deed, kon ik dat niet geven omdat die tarieven nog niet overal waren vastgesteld. Nu wil ik de Kamer dat overzicht geven. Ik wil natuurlijk graag alles doen wat de Kamer mij vraagt, maar sluit mij aan bij de vraag van de heer Cramer wat de Kamer moet willen. De verordening met tarieven wordt vastgesteld door waterschapsbesturen die democratisch zijn gekozen. Vervolgens moet die verordening worden goedgekeurd door de provincie. Dat dit geen wassen neus is, kan de Kamer weten. De provincie Zuid-Holland heeft de tariefverordening van het waterschap dat daarbij hoort, niet goedgekeurd. Zij neemt haar positie daarin dus buitengewoon serieus. Democratisch gekozen waterschappen stellen zelf hun tarieven vast. Dan moeten de provincies die nog eens goedkeuren. Moet dan ook het Rijk daar nog eens naar kijken? Dat lijkt mij driedubbeldik. Ik denk echt dat wij dan wat te ver gaan.

De heer Jansen (SP):

De reden waarom de SP-fractie die informatie zo graag zou krijgen, is dat zij wil nagaan of de informatie die de regering ons destijds heeft gegeven, in lijn is met de feitelijke ontwikkelingen. Anders zijn wij namelijk gewoon bedonderd, en daar houd ik niet van als Kamerlid. In de memorie van toelichting bij de Wet modernisering waterschapsbestel staat precies becijferd dat er een lastenverschuiving is van 90 mln., onderverdeeld naar de boeren, de natuurterreinen en de bedrijven. Die kosten gaan in de richting van de huishoudens. Naar onze mening – en de staatssecretaris heeft die niet met cijfers weerlegd – leidt dit ertoe dat de suggestie van destijds totaal niet in overeenstemming is met de realiteit. Wat de SP-fractie betreft, is nu het moment om dat eventueel te repareren. Ik zou graag horen waarom het niet het recht van de Kamer zou zijn om nu na te gaan of wij destijds bedonderd zijn.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Het woord "bedonderd" laat ik echt voor rekening van de heer Jansen. Hij weet dat dit in de vorige periode is gebeurd. Naar mij is verzekerd, zijn de daar genoemde bedragen een inschatting geweest, gebaseerd op een verwachting van hoe het zou gaan. Ik ben erg benieuwd of die verwachting is uitgekomen. Om dat na te gaan moet je wel de cijfers hebben. Zoals ik net zei, zijn die cijfers niet helder. De heer Jansen kijkt gewoon naar de tariefcijfers, neemt aan dat de kostenverhogingen van de waterschappen niet meer geweest kunnen zijn dan zoveel, en concludeert dat de rest dus allemaal te maken heeft met de lastenverschuiving. Dat is een makkelijke conclusie, die door geen enkel feit gesteund wordt.

Ik wil bekijken hoe het werkelijk is. Daarom wil ik de evaluatie afwachten. Ik wil weten welk gedeelte van de tariefstijging te maken heeft met werkelijke kostenstijgingen van de waterschappen en welk gedeelte met een lastenverschuiving. Als ik dat helder heb, kunnen wij ook bekijken in hoeverre de verwachting die het vorige kabinet heeft uitgesproken, is uitgekomen. Daarbij moet de heer Jansen wel bedenken dat die verwachting is uitgesproken met een bepaalde mate van beleidsvrijheid voor de waterschappen om aan de lastenverschuiving een eigen waarde te geven, en dat een amendement van de Kamer de beleidsvrijheid van de waterschappen daarin nog aanzienlijk heeft verhoogd. Ook daardoor ligt het voor de hand dat de verwachting van de regering die toen, na dat amendement, is uitgesproken, minder adequaat zou zijn. Dat is een bijkomend punt. Ik wil domweg de feiten weten. Als ik de feiten weet, ben ik bereid om met de Kamer te spreken over een mogelijke aanpassing van de Waterschapswet.

Het voorgaande is tevens mijn reactie op het verzoek om voor de stemming een overzicht te ontvangen. Er is nog een opmerking gemaakt over de benchmark. Zoals men weet, is er een motie ingediend om de benchmark te verbreden waarmee gekeken wordt naar de effectiviteit van de werking van de waterschappen. Ik ben zeker van zins om met de waterschappen convenanten af te sluiten waarin zij die benchmark verbreden. De heer Jansen vroeg wanneer ik dat zal omzetten in wetgeving. Ik ga ervan uit dat ik met elk waterschap zo'n convenant kan sluiten. Mocht dat niet lukken, dan gaan wij nadenken over wetgeving, maar ik heb geen enkel signaal dat de waterschappen niet bereid zijn om die benchmark te verbreden.

De heer Jansen (SP):

Nu moet ik toch de heer Koppejan verzoeken om even een toelichting te komen geven op zijn motie. Ik lees het dictum voor: "verzoekt de regering, een verplichte benchmark in te stellen voor waterschappen, waarin een duidelijke relatie wordt gelegd tussen de hoogte van de waterschapsheffingen en de prestaties en kosten die de verschillende waterschappen maken voor vergelijkbare taken". Daarin is dus niet sprake van convenanten. Er staat: "een verplichte benchmark".

De heer Koppejan (CDA):

Ik wil daar graag op reageren. Als de waterschappen vrijwillig bereid zijn om aan deze benchmark mee te doen, middels een convenant, vind ik dat een prima regeling. Ik vind niet dat de overheid alles van tevoren moet voorschrijven. Als de waterschappen hieraan gezamenlijk allemaal meedoen, vind ik dat uitstekend. Doen zij dat niet, dan wordt het alsnog verplicht.

De heer Jansen (SP):

Het is dus verplicht vrijwillig, begrijp ik. Komt er alsnog een wet als een van de waterschappen afhaakt?

De heer Koppejan (CDA):

Wij zijn een partij waarvoor vrijwilligheid vooropstaat. Als dat niet werkt, kunnen wij altijd nog verplichten. Ik denk dat het bij de SP andersom is: eerst de verplichting, en vrijwilligheid ...?

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Wij hebben over deze motie gesproken in de tijd dat de heer Koppejan die indiende. Toen heb ik inderdaad gevraagd of hij het ermee eens was als ik de motie zo uitlegde. Dat was akkoord. Nogmaals, ik heb geen enkel signaal dat waterschappen daaraan niet willen meewerken. Mochten zij dat niet willen, dan komt natuurlijk de dwang van de wet om de hoek kijken. Maar als het op vrijwillige basis kan, waarom zouden wij het dan anders doen?

Het amendement dat de heer Jansen heeft ingediend, gaat naar mijn oordeel in tegen de geest van de wet. De wet biedt waterschappen de mogelijkheid om binnen hun eigen kader de tarieven vast te stellen. Dit wordt gecontroleerd door het bestuur van de waterschappen en vervolgens door de provincie. De wet geeft ruimte aan de verschillende waterschappen om hun eigen accenten te leggen. Bij amendement heeft de Kamer ten tijde van de Wet modernisering waterschapsbestel die beleidsvrijheid van de waterschappen nog eens belangrijk vergroot. Dit amendement gaat tegen de geest van de wet in. Hierdoor zou waterschappen de vrijheid worden ontnomen om in hun eigen waterschap gerichte tarieven vast te stellen. Dat lijkt mij geen goede zaak. Daarom ontraad ik aanneming van dit amendement.

De heer Jansen (SP):

Volgens de redenering van de staatssecretaris gaat de wet zelf in tegen de geest van de wet. In artikel 120, lid 4 van de Waterschapswet staat: "Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hiertoe nadere regels gesteld." Dit gaat over de toedeling van het kostendeel van de categorieën en is zogezegd een onderdeel van de tariefstelling. Kortom, er is op dit moment al een AMvB waarin richtlijnen worden gegeven voor de kostenstructuur. Wij breiden dit slechts iets uit. Dit gaat totaal niet in tegen de wet. Op dit moment doet de staatssecretaris al een en ander. Wij willen dit een klein beetje oprekken.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Het lijkt mij niet verstandig om de beleidsvrijheid van de waterschappen, die bewust gecreëerd is en door de Kamer zelfs bij amendement vergroot is, in te perken en zo de waterschappen de mogelijkheid te ontnemen om op hen toegesneden tarieven vast te stellen. De tarieven worden zowel door het waterschapsbestuur als de provincie gecontroleerd. Het lijkt mij dat wij vertrouwen kunnen hebben in de verantwoorde vaststelling van de tarieven. Daarmee heb ik volgens mij alle vragen beantwoord.

De heer Jansen (SP):

Voorzitter. Ik vind de beantwoording van de staatssecretaris ten aanzien van de argumenten die wij in eerste termijn hebben aangedragen niet substantieel. Een van de cruciale punten waarover wij het gehad hebben, is de voorstelling die het kabinet in het verleden heeft gegeven over de lastenverschuiving. De staatssecretaris noemt dit een indicatieve voorstelling. Ik citeer nu even letterlijk de memorie van toelichting van het wetsvoorstel: "de lastenverschuiving die optreedt" – dus niet ongeveer optreedt – "op basis van de nu voorgestelde bekostigingsstructuur is een optelsom van een aantal effecten. In totaliteit treedt er een lastenverschuiving op van circa 90 mln., overeenkomend met 4,5% van de totale jaarlijkse waterschapsbelasting." Zo gaat het nog een tijdje door. De tekst biedt geen enkele relativering en geen enkele aanduiding van "ongeveer". Het is gewoon een opsomming van de feitelijke effecten. Vindt de staatssecretaris het gek dat de Kamer, althans de SP-fractie, veronderstelt dat zij kan vertrouwen op het cijfermateriaal dat de regering haar voorschotelt? Ik vind het erg zwak dat de staatssecretaris nu niet over de brug komt met de werkelijke cijfers. De SP-fractie doet haar best om hier zicht en grip op te krijgen. De staatssecretaris weigert zelfs in dit stadium om met die informatie over de brug te komen. Dat maakt het ons niet eenvoudiger om voor dit wetsvoorstel te stemmen. Sterker nog, mijn twijfels over de vraag of ik dit ga steunen worden groter en groter.

De SP-fractie heeft de aanname geuit dat de extra diensten die de waterschappen gaan verrichten onder de nieuwe wet een groter effect op de burgers hebben dan een kostenstijging van twee keer de inflatie. Dat kan bestempeld worden als een slag in de lucht. Het betekent dus dat als het niet wordt verklaard door de kostenverschuiving, het een autonome stijging is. Klaarblijkelijk pakken de extra diensten voor de waterschappen nog veel duurder uit, namelijk € 30 tot € 50. Dat is niet twee maal de inflatie, maar misschien wel vier of vijf keer. Volgens mij is dat voor een staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat helemaal een alarmerend bericht. Wat gaat zij daaraan doen?

Graag krijg ik in de tweede termijn van de staatssecretaris alsnog antwoord op mijn vragen over de eerlijkheid van de lastenverdeling in het nieuwe systeem. Wat vindt de staatssecretaris ervan dat alleenstaanden bijzonder zwaar worden aangeslagen en dat mensen met kleine inkomens in kleine huizen het veel zwaarder voor de kiezen krijgen dan mensen met hoge inkomens in grote huizen? Het amendement-Jansen op stuk nr. 11 is bedoeld om dat probleem op te lossen; het past uitstekend binnen de structuur van het wetsvoorstel. De bestaande wet bevat een artikel waarin al een AMvB wordt voorgeschreven; daar kan wat mij betreft bij aangesloten worden. Ik geef de staatssecretaris ook nog eens alle ruimte om het zelf in te vullen. Eigenlijk zijn wij uitermate coulant: ten aanzien van haar beleidsvrijheid mag de staatssecretaris naar bevind van zaken handelen.

Ik reken erop dat de staatssecretaris alsnog van mening verandert. Zo niet, dan heb ik grote moeite met het wetsvoorstel.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Ik dank de staatssecretaris voor haar antwoorden over de voorgenomen evaluatie met betrekking tot de vraag welke kosten nu echt uit extra taken voortvloeien, alsmede over het punt hoe het zit met het schuiven. Volgens mij spelen die twee elementen niet alleen bij mij, maar ook bij andere woordvoerders een rol.

Ik heb aangegeven bereid te zijn de evaluatie af te wachten, mits de slager niet zijn eigen vlees keurt. Op dat punt heeft de staatssecretaris in voldoende mate geantwoord. Ik ga er dus wel vanuit dat het allemaal tijdig kan gebeuren en dat de staatssecretaris dan ook voorstellen doet met betrekking tot de vraag hoe nu verder, zodat wij er in deze Kamer over kunnen praten. Mogelijk leidt de evaluatie toch tot aanpassingen, maar dan moeten ook de verordeningen bij de waterschappen kunnen worden aangepast, zodat de heffing ten minste voor 2010 goed verloopt. Ik wil geen valse verwachtingen wekken voor dit jaar, maar ik zou wel willen bereiken dat het voor 2010 beter wordt.

Ik zal nog nader nadenken over mijn amendement op stuk nr. 10.

De heer Koppejan (CDA):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor haar antwoorden. Ik kan mij goed vinden in haar benadering. Ik bedank haar nogmaals voor de toezeggingen over de evaluatie.

Deze moet inderdaad op korte termijn, in het voorjaar, gehouden worden. Collega Neppérus zei zojuist al dat er voldoende tijd moeten overblijven om conclusies te kunnen trekken. Als een wetswijziging nodig is, moet deze tijdig gereed zijn, zodat de waterschappen de gelegenheid krijgen om de verordeningen aan te passen.

Kortom, mijn fractie ziet niet langer verdere bezwaren. Dit wetsvoorstel kan zo snel mogelijk worden afgehandeld; het kan morgen in stemming worden gebracht.

De heer Boelhouwer (PvdA):

Voorzitter. Ik bedank de staatssecretaris voor haar antwoorden, haar toezeggingen en de aanstaande evaluatie.

Ik wil nog enkele opmerkingen maken over het boek over de waterschapslasten dat wij via u van de SP-fractie hebben gekregen. Ik heb wel waardering voor dit overzicht, want het is een hoop werk om deze gegevens boven tafel te krijgen. Als zodanig geeft het wel een inzicht.

In de eerste plaats wordt het verschil tussen de diverse waterschappen heel duidelijk. Blijkbaar heeft de lokale democratie een grote mate van vrijheid om te bepalen wat men ermee wil. Ten tweede blijkt uit de beschikbare gegevens dat er een groot verschil bestaat tussen hoog gelegen waterschappen, zoals in Limburg en op de Veluwe, en de laag gelegen waterschappen. Dat geeft wat ondersteuning aan de opmerking van de staatssecretaris dat daar waar het laag ligt er meer kosten gemaakt moeten worden om het water te keren en dat dit mede een factor zou kunnen zijn in de bepaling van de tarieven en de tariefontwikkeling van de afgelopen tijd. Ik vind dit een interessante zienswijze en ik hoop dat dit soort gegevens naar voren zullen komen uit de evaluatie. Wat dat betreft biedt de notitie van de SP-fractie wel enige aanknopingspunten. Ik dank overigens collega Jansen uitdrukkelijk voor de gedane moeite voor deze notitie.

Mijn fractie wacht de evaluatie af. Op dit moment zijn er voor ons geen redenen om niet voor deze wet te stemmen. Het is overigens wel zo dat als uit de evaluatie zou komen dat de burgers echt te veel hebben betaald, wij ervan uitgaan dat dit te veel betaalde bedrag het jaar erop bij die burgers terugkomt. Ik ben het in zo'n geval heel erg eens met de suggestie van de heer Jansen dat dan de grootste teruggave terecht moet komen bij diegenen die de grootste tariefstijging hebben ondervonden. Daar zullen wij het op dat moment zeker nog over hebben.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Voorzitter. De heer Jansen vraagt zich af of het zo gek is dat de Kamer denkt dat het een toezegging is als het zo stellig gezegd wordt. Ik moet hem eerlijk antwoorden: ja. De Kamer weet toch dat het in de toekomst kijken is, dat het getallen betreft die gebaseerd zijn op verwachtingen? Wij weten toch allemaal dat verwachtingen verwachtingen zijn en geen zekerheden? Je voert juist een evaluatie uit om te kijken of de verwachtingen zijn uitgekomen. Inderdaad, wij gaan kijken of de verwachting van toen is uitgekomen of dat de lastenverschuiving toch anders heeft uitgepakt dan in 2006 gedacht.

Ook is gezegd dat ik de gegevens niet zou willen toesturen. Natuurlijk wil ik best gegevens opsturen ter informatie, maar de opmerking dat de Kamer pas zou kunnen stemmen wanneer zij een overzicht heeft van alle tariefverordeningen van alle waterschappen lijkt mij echt driedubbeldik controleren. Dat is niet nodig. Maar ik ben natuurlijk bereid om de Kamer een overzicht te sturen van de tariefverordeningen op het moment dat deze zijn geaccordeerd door de waterschappen en de provincies.

Dan kom ik nogmaals op de kostenstijging. Ik denk dat de heer Boelhouwer het heel goed verwoordde toen hij sprak over het verschil tussen waterschappen die hoog en waterschappen die laag liggen. Ik wil helder krijgen hoe groot de werkelijke kostenstijging is geweest. In het rapport van de SP, waarvoor ik overigens net als de heer Boelhouwer en anderen waardering heb, komt die niet naar voren terwijl dat onderwerp nu juist zo verhelderend zal zijn.

De heer Jansen wil weten of ik vind dat het eerlijk uit zal pakken. Het is nu eenmaal zo dat de waterschappen niet aan inkomenspolitiek doen. Ik denk dat wij dat ook niet moeten gaan doen. Wij moeten beoordelen of de lastenverschuiving heeft uitgepakt zoals gedacht of dat er achteraf toch veranderingen in moeten komen.

De heer Jansen (SP):

Soms kan je toch echt wel wat meer halen uit een SP-rapport dan je op het eerste gezicht dacht. Wij hebben namelijk de waterschappen Delfland en Rijnland, die pal naast elkaar liggen in het putje van Zuid-Holland, onderzocht en daar bleek een verschil tussen te zijn van € 100 per maand in lasten. Het ligt dus niet alleen aan zand versus veen.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Nogmaals, daarom is juist die evaluatie zo van belang. De juiste feiten moeten op tafel komen.

De heer Koppejan (CDA):

Ik ben het de gehele avond met de staatssecretaris eens geweest, maar nu, op het punt van inkomenspolitiek, even niet. Ik vind het namelijk heel goed dat de waterschappen een mogelijkheid tot kwijtschelding van heffingen hebben voor mensen die op het minimumniveau zitten. Ik wil dat graag zo houden.

Staatssecretaris Huizinga-Heringa:

Dat is een waardevolle aanvulling van de heer Koppejan. De waterschappen hebben die mogelijkheid inderdaad en daar ben ook ik blij mee.

Mevrouw Neppérus kan zich vinden in mijn benadering. Zij vraagt om op een zodanig tijdstip te evalueren dat eventuele veranderingen in de loop van 2009 kunnen worden doorgevoerd, zodat die kunnen worden meegenomen in de tariefsverordeningen van 2010. Ik zeg toe dat wij daar ons uiterste best voor zullen doen. Onze inzet is daarop gericht, want ik ben het met haar eens dat het op die manier zou moeten gaan. De evaluatie moet er echt maart/april volgend jaar zijn. Mocht die evaluatie aanleiding geven tot wijziging van de Waterschapswet, dan hoop ik tijdig een voorstel te kunnen doen.

De heer Boelhouwer heeft, zoals wel vaker, een aantal zeer behartigenswaardige dingen gezegd. Voorzitter. Daar wil ik het voor deze tweede termijn bij laten.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de staatssecretaris voor de beantwoording en de leden voor hun inbreng.

Morgen wordt over het wetsvoorstel gestemd.

De vergadering wordt van 20.40 uur tot 20.50 uur geschorst.

Naar boven