Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Gemeentewet in verband met het afschaffen van het raadplegend burgemeestersreferendum (31393).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Ik kan het kort houden. De CDA-fractie kan zich helemaal vinden in dit wetsvoorstel, dat een einde maakt aan een vorm van schijndemocratie. Een burgemeestersreferendum was wellicht nog te verdedigen als opstapje naar de gekozen burgemeester, maar nadat dit perspectief achter de horizon is verdwenen – tot onze vreugde overigens – vervalt elke grond aan volksstemmingen als deze. Alleen daarom al is het een vanzelfsprekend voorstel.

De geringe en vooral ook dalende opkomst bij burgemeestersverkiezingen – bij de laatste twee, in Utrecht en Eindhoven, werd niet eens de drempel gehaald – laat zien dat kiezers het ware karakter onderkennen. Er valt bar weinig te kiezen. De burgemeester is in Nederland, anders dan in veel buitenlanden, geen politicus, geen superwethouder of zoiets. Hij kan geen beleidsprogramma presenteren, hij kan geen verkiezingsbeloften doen. Het politieke primaat ligt bij de wethouders, die in samenspraak met de gemeenteraad, het hoofd van de gemeente, de koers bepalen. Ja, dat is de typisch Nederlandse vorm van lokale democratie.

De burgemeester heeft binnen dat bestel een onafhankelijke, onpartijdige positie. Hij is schakel, soms zelfs scharnier. Die onafhankelijkheid is zijn kracht. Daaraan ontleent hij zijn gezag. Burgemeestersreferenda schaadden die positie meer dan dat zij er goed aan deden. Zij creëerden verwachtingen die niet zijn in te lossen. Zij creëerden een kloof.

Daarom is het goed dat het burgemeestersreferendum gaat verdwijnen en dat het ook niet aan gemeenten wordt overgelaten of er eentje moet komen. Voor die suggestie, in de stukken gedaan door de PvdA, voelt de CDA-fractie niets. Zo maak je er een rommeltje van, en wat misschien wel minstens zo erg is, zo creëren wij onhelderheid over wat een burgemeester moet zijn: politicus of bestuurder. Zo doe je afbreuk aan zijn gezag, aan het ambt.

Het is tegen die achtergrond dat wij precies van de minister willen weten hoe veel speelruimte gemeenteraden hebben om burgers te betrekken bij benoemingsprocedures. Burgers laten meedenken over het profiel, discussieavonden organiseren, misschien wel een enquête, wat kan er wel en wat niet? Wat is nu de "referendumachtige constructie" – de woorden zijn van de minister – die niet door de beugel kan? Wanneer komt, anders gezegd, het moment dat de commissaris van de Koningin ingrijpt? Graag heldere wijn. Wij moeten voorkomen dat wij straks onverhoopt allerlei verwarde en vervelende discussies krijgen, die alleen maar schadelijk zijn voor het burgemeestersambt.

De heer Van der Ham (D66):

U spreekt over de positie van de burgemeester, die in het klassieke model van Nederland een onpartijdige functie heeft. Toch is aan die bevoegdheid van de burgemeester in de afgelopen jaren wel heel wat veranderd. Hij heeft nu bijvoorbeeld – daar is onlangs nog in de Eerste Kamer gesproken – bevoegdheden in het kader van de Wet tijdelijk huisverbod. Dat is nogal een rol die de burgemeester wordt toegedicht, maar zonder democratische legitimatie. Knaagt dat bij de CDA-fractie, los van de vraag of zij vervolgens zou kiezen voor een gekozen burgemeester? Ziet u die scheefgroei binnen de rol van de burgemeester in het gemeentelijk domein? Dit vraag ik de weledelgestrenge geachte afgevaardigde.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Ik zeg de geachte afgevaardigde, de heer Van der Ham, hartelijk dank voor zijn vraag. De correcte aanspreektitel is overigens zijne hoogedelgestrenge, als de heer Van der Ham daar prijs op stelt. Hij stelt een terechte vraag, maar die is niet van vandaag of gisteren. Ook al onder het oude, Thorbeckiaanse stelsel hadden burgemeesters eigenstandige bevoegdheden, die zij altijd binnen het college uitoefenden in de context van de gemeenteraden. De heer Van der Ham heeft gelijk dat dit de laatste jaren eerder meer dan minder wordt. Naar het oordeel van mijn fractie geeft dat eens te meer aan hoe belangrijk het is dat je die onafhankelijke, bovenpartijdige positie van de burgemeester handhaaft. Ik veronderstel dat de opinie van D66 nog steeds de gekozen burgemeester is, hetgeen leidt tot een politisering. Ik denk echter dat het uiteindelijk averechts werkt en dat het terugslaat op het ambt van de burgemeester, juist bij de uitoefening van de extra bevoegdheden waar de heer Van der Ham op doelt.

De heer Van der Ham (D66):

Het zijn nogal keuzes die een burgemeester moet maken. De heer Schinkelshoek vindt toch ook, net als D66, dat dit soort belangrijke keuzes democratisch gelegitimeerd moeten worden? De benoeming van de burgemeester door de Kroon, die wij nog steeds hebben, is natuurlijk wel een beetje uitgehold met de voordracht van de gemeenteraad, maar de democratische legitimatie is nog altijd een lastig punt. De heer Schinkelshoek zegt terecht dat de bevoegdheden van een burgemeester toenemen. Waar ligt nu precies voor de CDA-fractie de grens? Waar moeten de bevoegdheden ophouden, want anders moeten wij naar een andere benoemings- of verkiezingsconstructie gaan.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Burgemeesters opereren niet in het luchtledige. Burgemeesters hebben van oudsher altijd geopereerd in de context van het college, en met name ook in een verantwoordingspositie ten opzichte van de raad. Het is niet voor niets dat de Gemeentewet van oudsher bepaalt dat de raad het politieke primaat uitoefent. Met andere woorden: het is niks nieuws. Ik ben van mening dat het, juist met de verschuiving van bevoegdheden richting de burgemeester, des te meer van belang is dat burgemeesters hun rol kunnen spelen, die hun van oudsher toekomt. Dit is aan de orde in die oude vertrouwde politieke context, waarbij de raad het hoofd van de gemeente is en blijft en waarbij wethouders meer dan ooit politieke verantwoordelijkheid kunnen dragen.

De heer Van der Ham (D66):

Nogmaals: waar ligt de grens? Welke grens moeten wij niet overgaan, want dan raken de bevoegdheden uit verhouding?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Dit zijn vragen waar in redelijkheid geen antwoord op gegeven kan worden. Dit zijn als-vragen: wanneer gebeurt dit bij dat. Ik denk dat je steeds moet afwegen welke bevoegdheden een burgemeester, met name de door de Kroon benoemde burgemeester, in redelijkheid kan uitoefenen. Nogmaals, zij opereren niet in het luchtledige, maar altijd in de politieke context van de raad en het college. Ik vind dat die het opperste politieke gezag in een gemeente uitoefenen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik heb met belangstelling geluisterd naar de overwegingen van de heer Schinkelshoek voor zijn opstelling. Ik heb de behoefte om een van die overwegingen te weerspreken, of in ieder geval verduidelijkt te krijgen. Hoorde ik het goed dat hij zei dat burgemeestersreferenda leiden tot te hoog gespannen verwachtingen en dus tot een grotere kloof tussen burger en politiek, in het bijzonder de burgemeester? De heer Schinkelshoek kan toch niet volhouden dat bij de burgemeesters van Best, van Vlaardingen, van Utrecht of van Eindhoven sprake is van een grotere kloof, omdat zij door een referendum op die stoel terecht zijn gekomen?

De heer Schinkelshoek (CDA):

De heer Heijnen heeft mij niet helemaal goed begrepen. Ik heb geprobeerd uit te leggen dat de gekozen burgemeester bij de bevolking de verwachting oproept dat er iets te kiezen valt, dat het een wezenlijk verschil maakt of je kiest voor burgemeester A van uw partij of dat je kiest voor burgemeester B, die kennelijk ook van uw partij is. Dat is in de praktijk niet het geval. Je suggereert meer dan je in de praktijk waarmaakt en door meer te suggereren, creëer je die kloof waar ik het over had.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben blij dat ik kan vaststellen dat de heer Schinkelshoek niet van mening is dat de kloof in Utrecht, Eindhoven, Best, Leiden en in Vlaar­dingen groter is dan elders.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Neen, ik heb van meet af aan gezegd dat een burgemeestersreferendum een onding is, omdat die verwachtingen creëert die niet waar te maken zijn. Dat creëert een kloof.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Vandaag behandelen wij een staaltje van bestuurlijke vernieuwing dat de SGP-fractie wel aanspreekt. Na diverse fiasco's bij het houden van een burgemeestersreferendum is duidelijk geworden dat de burger niet warm loopt voor een keuze tussen mensen die zich ten opzichte van elkaar inhoudelijk eigenlijk niet kunnen profileren. Het burgemeestersreferendum was ooit bedoeld als een opstapje naar de gekozen burgemeester. Nu de gekozen burgemeester tot onze vreugde van de baan is, ligt het voor de hand dat tevens een eind wordt gemaakt aan dit ambivalente opstapje. Met tevredenheid constateren wij dat er ook geen voornemens zijn om de aanstellingswijze van de burgemeester verder te wijzigen.

Met dit wetsvoorstel voert de minister de motie over dit thema uit die wij vorig jaar mede hebben ingediend bij de begroting van BZK. Eigenlijk kan ik eenvoudigweg zeggen: dank voor de snelle en zorgvuldige uitvoering van deze motie. Wij kunnen ons logischerwijze helemaal vinden in dit wetsvoorstel. Wij delen de opvatting dat de kroonbenoeming niet moet worden vermengd met elementen die de indruk wekken dat er een verkiezing plaatsvindt. Allerlei nadelen van de gehouden burgemeestersreferenda zijn zo-even al genoemd, en eerder zijn ze in de stukken gewisseld. De openbaarheid van de sollicitatieprocedure heeft in de praktijk kwalitatief goede kandidaten afgeschrikt. Een belangrijk probleem is verder dat gebleken is dat kandidaten niet in staat zijn om een geloofwaardige inhoudelijke campagne te voeren. Gemakkelijk worden verwachtingen gewekt die niet kunnen worden waargemaakt. Ook eigen beleidsprogramma's behoren niet echt tot de mogelijkheden. Een kandidaat-burgemeester die bepaalde beloften doet in de campagne, heeft vervolgens veelal geen mogelijkheden om die beloften waar te maken; hij kan zelfs een gemeenteraad tegenover zich vinden met een heel andere visie. Dit kan ook zorgen voor mandaten die met elkaar strijden. In de praktijk is duidelijk gebleken dat de profilering van kandidaten in een referendum op gespannen voet staat met de onafhankelijke en onpartijdige positie van de burgemeester in ons staatsbestel. Zo'n referendum vraagt om politisering van een ambt dat daarvoor juist niet is bedoeld. Wij hechten ook zeer veel waarde aan de huidige onafhankelijke rol van de burgemeesters in hun ambt. Zij vervullen daarbij een waardevolle rol in het lokale bestuur, juist ook doordat zij vanuit hun positie min of meer boven de partijen staan.

Er is niet zozeer een verandering in de aanstellingswijze als wel in de taak en de rol van de burgemeester. Dat laatste is natuurlijk wel een actuele ontwikkeling; zo-even werd daarop al gedoeld in de interrupties van de heer Van der Ham. Ik denk dat het ook terecht is dat een tijdje geleden vanuit de Eerste Kamer het debat daarover is geëntameerd. Wij zien de burgemeester op allerlei terreinen nieuwe bevoegdheden en taken krijgen, jeugdzorg, veiligheid enzovoorts. Hoe zit het daar nu mee? Inderdaad, ook de uitbreiding van het takenpakket van burgemeesters moet op zorgvuldige wijze wijze gebeuren, met een soort totaalbeeld van wat dit betekent voor het ambt als zodanig. Ik vind overigens niet dat er een soort verantwoordingsschat zou kleven aan nieuwe taken en bevoegdheden. Wij hebben het dan immers over formeel-wettelijke toekenning van bevoegdheden, waartegenover bovendien, zodra het gaat om individuele gevallen, ook vaak de rechterlijke toetsing staat. Het is dus niet zo dat er een soort grijs gat ontstaat door nieuwe bevoegdheden.

Tot slot, wij zijn blij dat de regering met dit wetsvoorstel ook duidelijk uitspreekt dat er geen ruimte is voor gemeenten om alsnog op allerlei andere manieren een uitspraak van de bevolking te vragen over individuele kandidaten. Dat moet op een nette manier, ook formeel-wettelijk in de Gemeentewet, geregeld worden. Wij gaan ervan uit dat daarop in de praktijk ook nauwlettend wordt toegezien. Het zal wellicht ook zo zijn dat het ontbreken van financiering van burgemeestersreferenda in samenhang met de bekende debacles die hebben plaatsgevonden, al voldoende waarborgen zijn om te voorkomen dat gemeenten nog met dergelijke projecten zouden willen langskomen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. D66 is voorstander van het afschaffen van het burgemeestersreferendum. Nu het perspectief van de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester onder dit kabinet definitief achter de horizon is verdwenen, kunnen wij geen ander standpunt innemen dan dit. Het burgemeestersreferendum was voor D66 altijd bedoeld als opstapje naar de direct door de bevolking gekozen burgemeester. Dat was ook precies de bedoeling toen dit burgemeestersreferendum werd bedacht. De nota van wijziging die minister Peper in 1999 aan de Kamer zond, had precies die strekking.

Het toenmalige wetsvoorstel droeg de sporen van alle drie de coalitiepartijen op dat moment, de VVD met de kroonbenoeming, de PvdA met de door de raad gekozen burgemeester; ook D66 kon zich erin vinden, omdat het vooruitliep op een definitieve regeling. Zoals de D66-woordvoerder van dat moment, mevrouw Olga Scheltema-de Nie, het verwoordde: "het raadplegend burgemeestersreferendum is wat D66 betreft een tussenstap totdat de Grondwetsherziening een feit is". De grondwetsherziening is al geruime tijd van tafel. Dit kabinet wenst burgers geen directe zeggenschap te geven. Het dieptepunt was de burgemeesterslezing door minister Ter Horst vorig jaar. Laten wij dan ook ophouden met een fictie van zeggenschap. Deze geeft de democratie maar een slechte naam. De eerste burgemeestersreferenda, in Best, Vlaardingen en Leiden, waren nog redelijk succesvol. De voorselectie door de raad van twee PvdA-kandidaten in zowel Utrecht als Eindhoven heeft het gevoel versterkt dat kiezers in deze opzet niet echt wat te kiezen hadden. Kiezers willen de "real deal". Zij willen serieus worden genomen. Op deze manier hoeft toenemend cynisme over de politiek geen verwondering te wekken. Sommige politieke partijen hebben uit deze ervaringen de conclusie getrokken dat burgers überhaupt niet betrokken willen worden bij de lokale democratie en bij de keuze van wie daarin de voornaamste positie vervult. Zo'n conclusie vind ik naïef, misschien zelfs kwaadaardig naïef. Zij miskent bovendien de sterk veranderde positie van de burgemeester in de lokale politiek.

Op dit moment wordt de burgemeester de facto wel gekozen, maar door de gemeenteraad. Deze keuze wordt grondwettelijk gemaakt doordat deze keuze met een benoeming door de Kroon officieel wordt afgehecht. Democratisch gezien is dit een verbetering ten opzichte van de zuivere kroonbenoeming, maar voor de rest schuurt het aan alle kanten. De achterkamertjes van het Binnenhof zijn immers verruild voor de achterkamertjes van de gemeenteraden. Beide achterkamertjes blijken soms ook nog te communiceren. In Leeuwarden bijvoorbeeld ging de raad bij de procedure voor de nieuwe burgemeester voorbij aan het advies van de vertrouwenscommissie. Ferd Crone, destijds Kamerlid voor de PvdA-fractie, werd bij de minister voorgedragen, al stond hij bij de vertrouwenscommissie op de derde plaats. De Partij van de Arbeid is de grootste partij in Leeuwarden en dacht via een omweg toch nog haar zin te krijgen. Ik zeg erbij dat dit voorbeeld in Leeuwarden niet typisch is voor alle voordrachten door gemeenteraden, maar het kan nog steeds en het communiceert via de door de gemeenteraad benoemde burgemeesters. De kroonafhechting functioneert toch niet altijd even democratisch.

Zelfs zonder inmenging van Den Haag is de voordracht voor de gemeenteraad ook vaak nog problematisch. Neem nou de geheimhoudingsplicht. De leden van de vertrouwenscommissie zijn gebonden aan een geheimhoudingsplicht van 75 jaar. Dat is langer dan de geheimhouding van het rapport-Beel over de Greet Hofmans-affaire duurde. Dit rapport werd vanmiddag openbaar gemaakt. Leden van de vertrouwenscommissie mogen aan hun kiezers niet eens verantwoording afleggen over de vraag op wie zij gestemd hebben. Zij schenden deze geheimhoudingsplicht op straffe van een boete van maximaal € 18.500. Dat is democratie anno 2008. Dit verzuchtte overigens ook een Rotterdamse fractievoorzitter na alles wat er in zijn gemeente was voorgevallen.

Het kabinet lijkt geen antwoord te hebben op de vraag wat de criteria voor burgemeestersbenoemingen zijn. Het CDA meent recht te hebben op tenminste één grote stad. De PvdA meent recht te hebben op alle grote steden. De verontwaardiging over de benoeming van staatssecretaris Aboutaleb in Rotterdam was daarvan een aardig voorbeeld. Is de afspiegeling van de politieke verhoudingen nog steeds bepalend?

Welk waterbedeffect gaat optreden, nu landelijk gestuurde partijpolitieke benoemingen vanuit Den Haag naar de gemeente steeds meer gaan wegvallen? Is het juist dat er een grote druk ontstaat om bijvoorbeeld het CDA meer commissarissen van de koningin te geven? Is het juist dat het CDA de volgende eurocommissaris claimt, ter compensatie van het ontbreken van een CDA-burgemeester in de grote steden?

Wat is ons alternatief? D66 pleit voor rechtstreekse invloed van burgers op de aanstelling van hun burgemeester, zoals in vrijwel alle andere Europese landen het geval is. Dit is een democratisch recht. Mensen geven aan dat zij invulling willen geven aan dit recht. Uit opinieonderzoeken blijkt dit al jaren. De direct gekozen burgemeester zou meer taken en bevoegdheden moeten krijgen. Hij is een lokale regeringsleider. Dit betekent onder andere grotere betrokkenheid bij de opstelling van een coalitieakkoord, meer invloed op de vorming en samenstelling van het college, verantwoordelijkheid voor de portefeuilleverdeling binnen het college en meer zeggenschap over het ambtelijk apparaat. Zo kan er een slagvaardiger lokaal bestuur komen dat aanspreekbaar en afrekenbaar is voor de burgers van de gemeente. Burgers zouden op deze wijze meer macht kunnen krijgen bij de machtsvorming binnen de gemeente.

De argumenten voor zo'n echt gekozen burgemeester winnen alleen maar aan kracht. De burgemeester krijgt steeds meer wettelijke bestuurlijke bevoegdheden toebedeeld. Ik wijs in dit verband op de Wet tijdelijk huisverbod, waarover ik zojuist al met mijn weledelgestrikte collega Schinkelshoek sprak. Maar die bevoegdheden worden dus niet met een democratische legitimiteit gecompenseerd of versterkt.

Wij hadden dit kunnen veranderen. In 2005 lag de tweede lezing van de Grondwetswijziging in de Eerste Kamer voor. Deze had tot doel om de Kroonbenoeming uit de Grondwet te schrappen en zou de basis kunnen hebben gelegd voor een werkelijke modernisering. Maar de SP, GroenLinks en de PvdA stemden in de Eerste Kamer tegen deze Grondwetswijziging. Was dat politiek opportunisme, was het kinnesinne? Ik zie de vertegenwoordiger van de SP knikken. Ik denk dat dit het geval was, want het schrappen van de Kroonbenoeming uit de Grondwet maakte deel uit van het verkiezingsprogramma van zijn partij. Maar goed, dit alles rust in de schoot van de geschiedenis.

Hierdoor blijft de rol van de burgemeester in de lokale politiek beperkt.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Volgens mij werd ik aangesproken. Neen, ik heb destijds in de Eerste Kamer tegen het uit de Grondwet halen van de Kroonbenoeming gestemd, omdat wij door D66 voor het blok werden gezet. Als ik toen "ja" had gezegd, hadden wij nu een rechtstreeks gekozen burgemeester gehad, die maar een heel kleine minderheid van deze Kamer zou willen.

De heer Van der Ham (D66):

Ik constateer alleen maar wat er ook toen in het verkiezingsprogramma van de SP stond. In de Tweede Kamer stemde de SP overigens voor die deconstitutionaliseringterwijl zij dat in de Eerste Kamer niet deed. Ik constateer ook, dat in het verkiezingsprogramma van de SP stond om dat uit de Grondwet te halen maar dat de SP dat uiteindelijk in de Eerste Kamer niet heeft gedaan. Ik moet ook constateren, dat alles wat u wilt rond die burgemeester, bijvoorbeeld het door de raad kiezen zonder inmenging van Den Haag nu niet officieel geregeld kan worden omdat u toen in de Eerste Kamer – ik spreek u inderdaad direct aan – niet de moed had om u te houden aan uw verkiezingsprogramma en mee te stemmen met uw Tweede Kamerfractie die dat wel durfde.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Als ik toen "ja" had gezegd, was "mijn" burgemeester – de door de gemeenteraad gekozen burgemeester – die ook de problemen van D66 oplost, er nooit gekomen. Ik ben er heel trots op dat ik toen "neen" heb gezegd, want het geeft ons nu de mogelijkheid om het fatsoenlijk te regelen. Ik zal dat straks ook aan de regering vragen, namelijk om te onderzoeken of wij een door de gemeenteraad gekozen burgemeester kunnen hebben. Dan kunnen wij een burgemeester krijgen die de Kamer wil en die ook de mensen willen. Anders hadden wij met het gedrocht van D66 opgescheept gezeten.

De heer Van der Ham (D66):

Als je de gemeenteraad daarin leidend wil laten zijn, zal je toch eerst de Grondwet moeten wijzigen. De SP heeft toen een historische kans laten liggen. Op heel veel punten is de SP een aartsconservatieve partij. Op dit punt ook. Die mensen die voor de SP, GroenLinks en de PvdA in de Tweede Kamer zaten, neem ik niets kwalijk maar degenen in de Eerste Kamer hebben hun conservatisme laten blijken. U was er daar eentje van. U was toen lid van de Eerste Kamer en u hebt een historische kans laten liggen. U bent een waarlijk conservatief politicus, echt reactionair wat dat betreft.

De voorzitter:

Nou, zo kan die wel!

De heer Van Raak (SP):

Ik merk dat de kinnesinne niet bij ons zat maar bij D66. Als u met slechte ideeën komt, moet u niet raar staan te kijken als u wordt tegengehouden.

De heer Van der Ham (D66):

Voor wat u wilde, moest u ook de Kroonbenoeming opheffen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik vind dat het wel meevalt met het conservatieve gehalte van de SP, maar dat is een andere discussie. Ik zou het met de heer Van der Ham willen hebben over het onderwerp dat vandaag op de agenda staat, namelijk het burgemeestersreferendum. Dat is er uiteindelijk gekomen – zoals de heer Van der Ham zelf ook al aangaf – door de wens van D66 maar daarvoor was er eigenlijk nooit echt een draagvlak in de Kamer. Dat heeft D66 in de achterkamertjes geregeld. Is dit er geen voorbeeld van dat dit soort dingen via achterkamertjes dus niet werkt, dat ook in de toekomst moet worden gekeken waar nu echt een parlementair draagvlak voor bestaat en alleen dan met wijzigingen moet worden gekomen?

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb zojuist ook voor de geschiedenis aangegeven hoe dat compromis destijds tot stand kwam. Het was een compromis tussen de VVD, de PvdA en D66. Iedereen zag er op dat moment een voordeel in maar met elkaar was het een opstapje naar de direct gekozen burgemeester, zoals wij die voorstaan. Dat is ons niet gelukt. Wat dat betreft, zal elke fractie in deze Kamer proberen ervoor te zorgen dat zij meerderheden krijgt voor haar standpunten. In ons bestel moeten wij er nu eenmaal voor zorgen dat het conserverend vermogen van ons staatsrecht wordt doorbroken. Dat is heel lastig, zo leert de geschiedenis van D66 met dit onderwerp. Daar hebben wij natuurlijk ook onze conclusies uit getrokken. Als wij op dit punt iets willen veranderen, dan zullen wij daar in deze Kamer en in de Eerste Kamer een tweederde meerderheid voor moeten zien te krijgen. Dat is ongelooflijk lastig. De heer Van der Staaij is in dat opzicht niet altijd coöperatief geweest. Dit alles rust echter in de schoot van de geschiedenis.

De rol van de burgemeester in de lokale politiek blijft hierdoor beperkt. Hoewel hij er zonder democratische legitimatie een aantal belangrijke bevoegdheden bij krijgt en door steeds meer bewoners wordt gezien als het hoofd van de uitvoerende macht, wordt hij ook beknot in het daaraan handen en voeten aan te geven. Want wat kan hij beloven? Wat kan hij waarmaken? Het gaat dan alleen maar om een beauty contest, over een verschil in toon of over wie het vriendelijkst uit zijn ogen kijkt. Dan bepaalt de gemeenteraad ook nog eens welke twee kandidaten er überhaupt campagne mogen voeren.

Zelfs als beauty contest volstaat het huidige burgemeestersreferendum niet meer. Een burgemeesterskandidaat op campagne te sturen waardoor zijn staatsrechtelijke, rechtsstatelijke en democratische tekortkomingen, uitstulpingen, misvormingen en vergroeiingen alleen nog maar scheller in het zicht komen, is geen beauty contest te noemen. Dan wordt het een beetje onbehoorlijk, macaber en potsierlijk. Waar dit toe leidt, werd vorig treffend verwoord door de burgemeester van Vlaardingen, de heer Bruinsma, die het burgemeestersreferendum daar ooit won. Hij had één inhoudelijke verkiezingsbelofte gedaan. Er zou een jongerencentrum komen, maar vorig jaar stond het er nog steeds niet. Zijn reactie was: "ik moet nu helaas zeggen dat ik er niet over ga". Het is erg jammer, maar het lijkt ons niet goed om deze situatie te laten voortduren. Daarom zijn wij voor de afschaffing van het burgemeestersreferendum.

D66 wilde het burgemeestersreferendum als tussenstap op weg naar de echt gekozen burgemeester. Dan gaat het om een burgemeester met bevoegdheden: sturingskracht bij het opstellen van een coalitieakkoord, invloed op de vorming en de samenstelling van het college, verantwoordelijkheid voor de portefeuilleverdeling binnen het college en zeggenschap over het ambtelijk apparaat. Wij wilden dat deze burgemeesters rechtstreeks door de kiezers konden worden gekozen en afgerekend. Wij wilden dat iedereen zich verkiesbaar kon stellen voor de functie; mensen van elke politieke partij, maar ook personen zonder partijpolitieke achtergrond. Als de politieke verhoudingen het nu zo willen, dan wachten wij onze tijd wel af.

De heer Van Raak (SP):

Voorzitter. Onze democratie staat of valt met het vertrouwen van mensen. De burgemeestersreferenda hebben dat vertrouwen bepaald geen goed gedaan. Wij moeten van onze democratie geen poppenkast maken, zo zeg ik ook tegen D66. In januari van dit jaar konden de inwoners van Eindhoven kiezen tussen twee PvdA-bestuurders. In oktober vorig jaar konden de inwoners van Utrecht kiezen tussen, wel ja, twee PvdA-bestuurders. Daar zou ik ook niet bepaald enthousiast van worden. De inwoners van Eindhoven en Utrecht lieten zich niet voor de gek houden en bleven dan ook massaal thuis. In november vorig jaar droeg de Tweede Kamer de regering op om de burgemeestersreferenda af te schaffen. De motie van de heer Van der Staaij sprak uit, de subsidie daarvoor stop te zetten. Vandaag gaan wij die opdracht uitvoeren. Weinig gemeenten hebben gebruikgemaakt van het burgemeestersreferendum. Waar dat wel gebeurde, hebben meestal maar weinig kiezers de moeite genomen om hun stem uit te brengen. Als je mensen om een keuze vraagt, dan moet er ook echt iets te kiezen zijn. Ook als een referendum wordt gehouden tussen burgemeesterkandidaten met een verschillende politieke achtergrond is een inhoudelijke keuze moeilijk. Burgemeesterskandidaten kunnen geen politiek programma presenteren. Zij kunnen geen beloften doen, maar moeten dat wel en zij kunnen niet door de bevolking worden afgerekend.

Als je spelregels van het bestuur wilt veranderen, heb je een tweederde meerderheid nodig. Dat is een heel goede zaak. Dat moet vooral niet door één partij gedaan worden. Dan krijgen wij namelijk burgemeesters die niemand wil. De SP is voor een door de gemeenteraad gekozen burgemeester. Dat lost een aantal problemen op. De burgemeester krijgt een bredere taak. Als hij door de gemeenteraad is gekozen, kan hij beter ter verantwoording worden geroepen. Dan is zo iets als de geheimhouding in de vertrouwenscommissie – de D66-fractie wees al op 75 jaar geheimhouding – ook niet meer nodig. De burgemeester wordt dan gewoon gekozen en dan is het duidelijk hoe de verhoudingen liggen. Wij kunnen dan ook een einde maken aan de landelijke banencarrousel van hier een CDA'er, daar een PvdA'er en elders weer een VVD'er moet worden benoemd. Laat hem gewoon door de gemeenteraad kiezen.

De SP-fractie heeft de staatssecretaris gevraagd naar haar visie op de staat van de dualisering. Ik vraag de staatssecretaris via de minister of zij bereid is om daarin ook in te gaan op de haalbaarheid en de uitvoerbaarheid van deze vorm van een gekozen burgemeester.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Anker. Ik zie dat hem dit verrast, maar de heer Van Raak was razend snel.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik ben gisteren de gehele dag met de heer Van Raak in debat geweest. Hij was toen zo lang van stof dat ik dacht, nog wel een glaasje water te kunnen halen.

De voorzitter:

Wilt u hier een persoonlijk feit van maken? Ik doe dat dan onmiddellijk!

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik vind dit wel heel veel vuurwerk.

Voorzitter. Het voorliggende wetsvoorstel is het slotakkoord van een tien jaar durende discussie over de invoering van de gekozen burgemeester. Maar liefst acht – het is een beetje een gok – wetsvoorstellen heeft de Kamer behandeld, om nog maar niet te spreken over de verschillende hoofdlijnennotities over de gekozen burgemeester en een nieuw kiesstelsel. De huidige mogelijkheid van een raadplegend referendum over twee door de raad geselecteerde kandidaten heeft in de praktijk alleen maar tot ergernis en valse verwachtingen geleid. Het was vlees nog vis. Had men destijds echt willen kiezen voor een direct gekozen burgemeester, dan had de kandidaatstelling daadwerkelijk open moeten zijn. De fractie van de ChristenUnie is daarvan om verschillende redenen geen voorstander, dat moge bekend zijn.

De ChristenUnie-fractie pleit voor een sterke, daadkrachtige en aansprekende burgemeester die boven de partijen kan staan, die een echte burgervader kan zijn voor alle burgers. Met een steeds groter wordende rol op het gebied van openbare orde is het belangrijk dat hij een groot draagvlak heeft, zowel in het college als in de raad. Onze samenleving heeft burgemeesters nodig die optreden als primus inter pares tussen bevolkingsgroepen van verschillende afkomst, politieke kleur en religie. Zijn draagvlak moet dan ook zo groot mogelijk zijn, maar ook zijn onafhankelijkheid.

De ChristenUnie-fractie is van mening dat dit profiel het best gewaarborgd wordt door de Kroonbenoeming en heeft geen behoefte aan een rechtstreeks gekozen burgemeester. Dat leidt alleen maar tot een schimmig systeem van botsende mandaten en bevoegdheden. De benoemingsprocedure is bovendien al gedemocratiseerd met de introductie van de voordracht door de raad. Dat vergt van de te benoemen burgervader al de nodige elasticiteit tussen partijpolitiek en onafhankelijkheid. Wij hebben dat gezien bij de procedure rond de benoeming van de nieuwe Rotterdamse burgemeester. Daarmee is het maximale middel ingezet om ervoor te zorgen dat de burgers die burgemeester krijgen die het best bij hun dorp of stad past, zodat het goede van de Kroonbenoeming behouden blijft. Het heeft ons in Rotterdam wel gestoord dat bij de burgemeestersbenoeming de grens van de geheimhoudingsplicht door enkele raadsleden is opgezocht. Daarmee wordt schade berokkend aan de te benoemen burgemeester en aan het draagvlak dat hij moet hebben om een burgervader voor alle burgers te zijn. Dit optreden maakt zelfs een door de raad voorgedragen burgemeester kwetsbaar. Dit is niet wenselijk. Ik kan mij voorstellen dat de minister zich daaraan ook heeft gestoord.

Kortom, de ChristenUnie-fractie is blij met het voorliggende voorstel. Wat ons betreft, zijn wij voorlopig klaar met de discussie, zodat rust en duidelijkheid wordt gecreëerd voor de gemeenten. Het is van belang dat de minister nu goed aan de gemeenten duidelijk maakt dat er geen enkele ruimte meer is om een referendum te houden. Wat gaat de minister daaraan doen?

De heer Brinkman (PVV):

Voorzitter. Het referendum heeft gefaald, daarover kunnen wij het allemaal wel eens zijn. Ligt dat aan de intenties van dat referendum, aan de desinteresse bij de burger of aan de gebrekkige doorzettingsmacht van de raad? Aan geen van alle. Het burgemeestersreferendum is een geweldig initiatief als opstapje naar de gekozen burgemeester, maar was vanaf het begin al gedoemd tot mislukken. De grote regentenpartijen waren bang om hun lucratieve baantjes te verliezen en hebben het, naar de beleving van de PVV-fractie, onderhuids getorpedeerd. Sinds de invoering van het referendum zijn er meer dan driehonderd burgemeesters benoemd en slechts in acht gevallen is een referendum gehouden. Tja, het was een facultatief referendum. Op grond van die acht referenda beslist het kabinet om het raadplegend referendum in de prullenbak te gooien.

Het failliet van het referendum is niet de schuld van de ongeïnteresseerde burgers, zoals het kabinet beweert. Het is de schuld van de politieke elite, die eigenlijk nooit veel zin heeft gehad om de kans te lopen dat hij haar politieke vriendjes niet de baantjes kon toeschuiven. Wij zijn samen met Georgië het enige land in Europa waar nog burgemeesters in achterkamertjes door handjeklap worden benoemd. Zelfs in het corrupte Roemenië kiezen de burgers hun eigen burgemeester. Dit zijn Antilliaanse toestanden waar men op de eilanden nog wat van kan leren. Er worden allerlei redenen aangedragen waarom het referendum heeft gefaald. De kandidaat-burgemeesters kunnen zich niet profileren. De keuze is door tussenkomst van de raad te beperkt, er is te weinig belangstelling et cetera, et cetera.

De grote partijen moeten zich wat de PVV betreft, de ogen uit de kop schamen. Waar halen zij het lef vandaan om de burger de schuld te geven van het mislukken van deze referenda. Mijn fractie vindt het echt bespottelijk om in Utrecht en Eindhoven de burger te laten kiezen uit PvdA'ers en dan bij een lage opkomst te roepen dat het systeem niet werkt. De burger heeft gewoon het idee dat er niets te kiezen valt en heeft misschien geen zin om opnieuw een PvdA'er op die post te kiezen, en dus blijven zij simpel weg.

Ook in Rotterdam had de burger de hoop dat er een burgemeestersreferendum zou komen. De stad van Pim Fortuyn; daar waar de hoop op een betere democratie, de democratie voor de burger is herboren. Dit burgemeestersreferendum kregen zij daar niet. Wat zij kregen, was een nieuwe Ajax-burgemeester met een dubbele nationaliteit en dus de schijn van een dubbele loyaliteit. Volgens sommige Rotterdammers zelfs een driedubbele loyaliteit: een Marokkaanse Amsterdammer in Rotterdam. Rabat aan de Maas is nu officieel. Ik citeer hierbij graag mijn fractievoorzitter: een Marokkaan als burgemeester van de tweede stad van Nederland is net zo gek als een Nederlander als burgemeester van Mekka. Zo is het en niet anders.

Hoe succesvol had het raadplegend burgemeestersreferendum kunnen zijn indien men in Rotterdam had kunnen kiezen tussen Aboutaleb, Leers en Van Sluis? Ik begrijp dat het kabinet dit niet aandurfde. Een dergelijk referendum was namelijk echt een prachtig succes geworden. Graag een reactie.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben benieuwd wat de reactie van de PVV zou zijn geweest als zo'n referendum, dat wat mij betreft had gekund, maar niet wat de meerderheid van de raad betreft, ertoe had geleid dat iemand met een andere nationaliteit, een dubbele nationaliteit of wie dan ook, zou zijn gekozen? Had u dan ook zulke grote woorden gebruikt of had u de uitslag van de kiezer gerespecteerd?

De heer Brinkman (PVV):

Wij hadden uiteraard de uitslag van de kiezer gerespecteerd, maar op onze opstelling over de dubbele nationaliteit kom ik in mijn volgende alinea terug, want daar zijn wij uiteraard op tegen.

De PVV is van mening dat iemand met een dubbele nationaliteit nooit burgemeester kan worden in Nederland, mijnheer Heijne. Het kan niet zo zijn dat de burgemeester loyaliteit heeft ten opzichte van Nederland en mogelijk ook ten opzichte van een ander land. Ik zeg: mogelijk ook ten opzichte van een ander land. Al nemen wij hierbij alleen maar het feit dat die andere landen vaak grondwettelijke eisen stellen aan die persoon met die dubbele nationaliteit. Als het onder het Marokkaans recht niet mogelijk is om afstand te doen van die nationaliteit, dan zeggen wij: dat is pech hebben, dan moet u terug naar Marokko om daar de wet te wijzigen.

De PVV laat zich niet de wet voorschrijven door andere mogendheden, dat moge duidelijk zijn. Nederland bepaalt zelf wel welke wet het hanteert en, voorzitter, dat is de Nederlandse en niet de Marokkaanse. Is de minister bereid om wetgeving voor te bereiden of om met een ander plan te komen om te voorkomen dat wij straks in Nederland burgemeesters hebben met naast de Nederlandse ook de meest andere exotische paspoorten?

Het is ook vreemd dat in Nederland de grote politieke partijen in de gemeenteraad uitmaken wie er uiteindelijk burgemeester kan worden. In de huidige situatie zijn burgemeesters altijd lid van een politieke partij. In totaal zijn in Nederland maar 310.000 personen lid van een politieke partij. Meer dan 85% van de Nederlandse burgemeesters zijn lid van de PvdA, het CDA of de VVD. Deze drie partijen verdelen de burgemeestersposten onder vriendjes en vriendinnetjes zonder dat de burger daar controle, direct of indirect, op heeft; een democratie onwaardig. Deze drie regentenpartijen hebben gezamenlijk ongeveer 156.000 leden. Dat betekent dat slechts 1% van het Nederlandse volk kans heeft om burgemeester te worden; 1% en 99% niet. Ik kan niet duidelijker aangeven dat de grote partijen natuurlijk baat hebben bij het afschaffen van dit raadplegend burgemeestersreferendum.

Voorzitter. Ik sluit af.

De PVV is groot voorstander van de gekozen burgemeester. Helaas zullen wij dat met de huidige samenstelling van deze Kamer niet redden. Ziet het kabinet niet in dat het zich met dit burgemeestersreferendum compleet belachelijk maakt indien het dit facultatief raadplegend – dit zijn al twee voorbehouden – burgemeestersreferendum na het benoemen van ruim 300 burgemeesters waarvoor acht referenda zijn gehouden, in de prullenbak gooit? Ik refereer nogmaals aan onze democratische voorbeeldfunctie in Europa. Wij zijn met Georgië het enige land dat op generlei wijze een vorm van gekozen burgemeester heeft. Dit zou onze eer gewoon te na moeten zijn. Zijn wij een democratie? Ik stel het kabinet voor om deze wetswijziging niet door te voeren totdat wij minimaal tien referenda hebben gehouden, waarin het volk heeft kunnen kiezen uit minstens drie kandidaten van verschillende partijen. Dit zou de eerstvolgende tien burgemeestersbenoemingen moeten betreffen. Vervolgens zou een onafhankelijke instantie deze referenda moeten evalueren. Wat vindt de minister van dit voorstel voor een opstapje om uiteindelijk te komen tot de gekozen burgemeester?

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik heb lang getwijfeld of ik zou interrumperen. Ik doe het toch, maar laat al het vreselijks dat de heer Brinkman over de nieuwe burgemeester van Rotterdam heeft gezegd, liggen. Wat is zijn vertrouwen in de gemeenteraad? Ik heb zelf een tijdje in een gemeenteraad gezeten die behoorlijk wat burgemeesters heeft versleten, namelijk in Zaanstad. Wij moesten telkens de keuze maken: wel of geen referendum. Wij hebben daar altijd open en eerlijk over gesproken en ruim over gedebatteerd. Uiteindelijk heeft de gemeenteraad besloten, geen referendum te houden. De gemeenteraad had ook kunnen besluiten, dat wel te doen. Een groot aantal gemeenten heeft dat ook besloten. Want vindt de heer Brinkman van het feit dat een groot aantal gemeenteraden heeft gezegd geen behoefte te hebben aan een referendum en dat zij er zelfs niet veel heil in zien? Met zijn voorstel grijpt de heer Brinkman in, in wat gemeenteraden moeten doen. Dat vind ik nog vreemder, dat de Kamer zegt hoe gemeenteraden hun burgemeester moeten benoemen.

De heer Brinkman (PVV):

Ik ben een groot voorstander van een gekozen burgemeester. Ik wil het enige pad daar naar toe doorzetten en het burgemeestersreferendum houden als opstapje. Natuurlijk kiezen burgers om vele redenen een politiek partij in de gemeenteraad. Ik kom even uw kant uit met mijn vertrouwen in de gemeenteraad. Burgers hebben vele redenen om op een partij te stemmen. Het kan heel goed zijn dat er een andere reden is om op een burgemeester te stemmen die mogelijk zelfs van een totaal andere politieke kleur is of misschien helemaal geen lid is van een politieke partij. Ik vind dat iedere burger in elk dorp in elk gehucht op een burgemeester moet kunnen stemmen, al is hij geen lid van een politiek partij. Daar gaat het om. De politiek moet niet altijd greep blijven houden op de burgemeester.

De heer Anker (ChristenUnie):

Waar het echt mank gaat, is dat u hier zegt dat in achterkamertjes burgemeesters worden verdeeld.

De heer Brinkman (PVV):

Dat is ook zo.

De heer Anker (ChristenUnie):

Ik zit in een kleine fractie, dus ik voel mij vrij om te veronderstellen dat dit meevalt.

De heer Brinkman (PVV):

Het is dus wel zo.

De heer Anker (ChristenUnie):

Dat is dan uw woord tegen het woord van vele anderen. Het gaat om de gemeenteraad. U gaat helemaal voorbij aan de gemeenteraad en zegt dat benoemingen hier worden besloten en de gemeenteraad daar geen rol in speelt. Volgens mij is dat niet waar. Als je alleen al kijkt naar de moeite die een burgemeester soms heeft met zijn gemeenteraad, blijkt daaruit dat de gemeenteraad zijn controlerende rol op een fantastische manier kan vervullen.

De heer Brinkman (PVV):

Mijnheer Anker, u loopt hier nu bijna twee jaar rond. U hebt in de gemeenteraad als wethouder gewerkt.

De voorzitter:

U spreekt elkaar rechtstreeks aan. Het is echt de bedoeling dat u dat via mij doet.

De heer Brinkman (PVV):

Mevrouw de voorzitter, de heer Anker loopt hier al twee jaar rond en hij is meen ik wethouder geweest in een gemeente.

De voorzitter:

Dat had hij wel gewild; hij was raadslid.

De heer Brinkman (PVV):

Misschien wordt hij ooit wethouder. Hij moet hebben gezien – ik heb het althans gezien – dat in de drie grote partijen die ik zojuist heb genoemd een politiek spel wordt gespeeld om te bekijken wie men naar voren zal schuiven bij de volgende burgemeestersbenoemingen en wie daarin een kans zal maken. Dat wordt onderling bedisseld. Heeft de heer Anker dat niet gezien? Ik heb het wel gezien. Misschien dat ik iets beter kijk. Het gebeurt gewoon. Het is de achterkamertjespolitiek en daar is de PVV wars van.

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Ik denk dat in deze Kamer al genoeg gesproken is over het verschil in opvatting tussen de overgrote meerderheid van de Kamer en de PVV over gelijke rechten voor iedere burger in dit land, ook op het uitoefenen van politieke of bestuurlijke functies. Er is een groot democratisch tekort in dit land. De kans dat een burger burgemeester wordt, is groter dan de kans dat iemand lid kan worden van de PVV, want de PVV heeft geen leden.

De heer Brinkman (PVV):

Ik kan u vertellen dat onze aanhang waarschijnlijk zo groeit dat wij bij de volgende verkiezingen groter worden dan de PvdA. Wij zullen eens kijken waarbij zij het meeste baat hebben.

De heer Heijnen (PvdA):

Maar zij hebben niets te vertellen.

De heer Brinkman (PVV):

Dat moet de heer Heijnen niet zeggen. Bij de volgende verkiezingen zal blijken of mensen wel of niet op ons stemmen om ons programma. De heer Heijnen kan zeggen wat hij wil, maar als wij niet goed ons best doen voor onze achterban, worden wij afgeserveerd en blijven wij met twee zetels zitten bij de volgende verkiezingen. Dat doen wij niet. Wij hebben een goede achterban. Wij luisteren naar onze achterban. Wij hebben een goed programma en wij zullen de volgende verkiezingen hopelijk vele malen groter worden dan de partij van de heer Heijnen, de PvdA.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik kan niet anders dan constateren dat de PVV wel een heel smalle opvatting heeft over democratie. Er is geen invloed van de burgers mogelijk op de vertegenwoordigers van de PVV of op hun programma, anders dan achteraf.

De heer Brinkman (PVV):

De PvdA pretendeert een van de progressieve partijen te zijn in dit land; volgens de heer Van der Ham kennelijk samen met de SP. De PvdA behoort echter tot het meest conservatieve smaldeel in dit hele huis wat de manier van democratie bedrijven betreft. Democratie is niet alleen een politieke partij die zodanig is ingedeeld als de regering verlangt, het betekent ook luisteren naar de mensen, het land ingaan, met je achterban praten, het internet opgaan, met mensen praten, kijken wat zij willen en proberen om dat hier in Den Haag gedaan te krijgen. Als je niet luistert, word je bij de volgende verkiezingen afgeserveerd. Ik kan u verzekeren dat dit bij ons niet zal gebeuren en hopelijk worden wij groter dan de partij van de heer Heijnen.

De heer Heijnen (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. De Partij van de Arbeid meent dat wat goed is voor het land, goed is voor een gemeente. Wij vinden dus dat gelijk met de gemeenteraadsverkiezingen een burgemeester kan worden gekozen, hetzij doordat een van de mensen op de lijsten door de gemeenteraad tot het burgemeestersambt wordt benoemd, hetzij omdat de raad iemand van buiten tot burgemeester benoemt, zoals wij dat ook doen als het gaat om de premier van dit land. Dat is onze opvatting. Op basis daarvan zouden wij af willen van de kroonbenoeming.

In het coalitieakkoord is echter niet gekozen voor die weg. De Partij van de Arbeid kan zich goed vinden in het coalitieakkoord en zeker in de uitwerking op dit punt. Er staat immers klip en klaar dat de gemeenteraden de voordracht doen voor de burgemeester en dat daarvan slechts om heel zwaarwichtige redenen kan worden afgeweken.

In die context moeten wij het voorliggende voorstel beoordelen dat ertoe strekt om de mogelijkheid van het burgemeestersreferendum af te schaffen en dat is niet gemakkelijk. Naast de nadelen die door mijn collega-afgevaardigden zijn genoemd, zijn er ook voordelen. Ik denk dat meer dan 100.000 burgers in dit land de moeite hebben genomen om in acht gemeenten hun voorkeur uit te spreken voor de ene of de andere kandidaat. Ik meen dat de legitimiteit van door een referendum gekozen burgemeesters groter is dan die van benoemde burgemeesters. Burgers kennen vanaf dag één hun burgemeester als aan zijn verkiezing een campagne voorafgegaan is. Het komt enigszins tegemoet aan het gevoel van geëmancipeerde burgers dat zij invloed uitoefenen op wie hun burgemeester wordt. Het komt ook tegemoet aan de gedachte dat je decentrale overheden zelf laat beslissen over de inrichting van het proces om te komen tot een voordracht.

Nogmaals, er zijn ook nadelen. Een aantal woordvoerders heeft ze genoemd, ik zal ze niet herhalen. Wij zijn echter niet doof voor de wrevel bij de burgers als zij moeten kiezen tussen twee kandidaten van dezelfde partij, welke partij dat ook is. Wij herkennen die wrevel en wij zien ook de lage opkomst in Utrecht. Een burgemeester heeft natuurlijk beperkte bevoegdheden en hij loopt het risico dat hij in een campagne meer verwachtingen wekt dan hij kan waarmaken. Wat ons betreft is het dus een moeilijke afweging. Wij zouden graag zien dat wij in een komende periode tot afspraken kunnen komen. Wij willen op weg naar een door de raad gekozen burgemeester, tegelijk met de gemeenteraadsverkiezingen. Intussen doen wij het zoals wij het nu doen. Uiterlijk bij de stemmingen zullen wij aangeven hoe wij tegen dit wetsvoorstel aankijken.

De heer Van Raak (SP):

Ik ben blij dat de PvdA nog steeds voor de door de gemeenteraad gekozen burgemeester is. Dat zijn wij ook. Misschien kunnen wij samen aan de minister vragen of zij aan de staatssecretaris wil vragen om daarop haar visie te geven in de Staat van de dualisering. De heer Heijnen begon met de loftrompet te steken over het burgemeestersreferendum. Maar waarom heeft de PvdA de keuze gemaakt om twee keer – bij de laatste twee referenda, in Eindhoven en Utrecht – PvdA-bestuurders aan de mensen voor te leggen? Waarom heeft de PvdA dat gedaan? Daarmee weet zij toch dat het referendum de nek wordt omgedraaid en dat de kiezers niet serieus worden genomen?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik ben ontzettend blij dat de heer Van Raak deze vraag stelt. Deze vraag stelt mij in de gelegenheid om het misverstand dat bij een aantal leden van deze Kamer leeft weg te nemen, dat de PvdA, het CDA of de VVD – die partijen worden het meest genoemd – ook maar enige invloed zouden uitoefenen op de selectie zoals die plaatsvindt in gemeenteraden. Deze selectie vindt niet alleen door die drie partijen plaats, maar vaak door tien à elf partijen, die allemaal zijn vertegenwoordigd in een vertrouwenscommissie. Niets is dus minder waar. De heer Van Raak moet zijn vraag stellen aan de gemeenteraad van Utrecht en aan de gemeenteraad van Eindhoven. Hij moet zijn vraag niet stellen aan Pierre Heijnen, namens de PvdA-fractie in deze Kamer, die niets meer en niets minder doet dan mensen wijzen op een vacature. Ik hoop dat de SP dat ook een keer zal doen.

De heer Van Raak (SP):

Wij doen in ieder geval niet mee aan déze banencarrousel. Straks gaat dat met de door de gemeenteraad gekozen burgemeester allemaal anders worden. Waarom heeft de PvdA in Eindhoven of in Utrecht daarvoor gekozen? Waarom heeft de gemeenteraad in deze steden daarvoor gekozen? Dat is toch niet zo mooi?

De heer Heijnen (PvdA):

Ik kan die vraag niet voor de PvdA-fractie in Eindhoven of Utrecht beantwoorden. Dat kunnen ze veel beter zelf. Voorts hebben beide fracties geen meerderheid in hun raad. De vraag van de heer Van Raak moet dus echt aan die raden worden gesteld. Als hij mij vraagt of ik gelukkig ben met het feit dat het in beide gevallen om twee mensen van dezelfde partij ging, dan zeg ik: nee, dat ben ik niet, omdat dit het gevoel versterkt bij mensen dat zo'n referendum maar een beperkte betekenis heeft, en omdat zij graag politieke voorkeuren tot uiting zouden willen brengen in de verkiezing van een burgemeester.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Ik begrijp dat de heer Heijnen en zijn fractie ons nog enige tijd in spanning zullen houden over de vraag of zij voor dit voorstel zullen stemmen. Dat wachten wij uiteraard af. Bij de schriftelijke voorbereiding heeft de heer Heijnen voorgesteld om een besluit over het houden van een burgemeestersreferendum aan de gemeenteraden over te laten. Dan zouden wij in gemeente A wel en in gemeente B geen burgemeestersreferendum krijgen. Speelt deze afweging voor de heer Heijnen een rol, of ziet hij van dit vermeende tussenvoorstel af?

De heer Heijnen (PvdA):

De huidige wet schrijft niet voor dat er een referendum moet plaatsvinden, maar biedt gemeenteraden daarvoor de gelegenheid. Het is juist dat wij aarzelen om zo'n instrument af te nemen van een gemeenteraad die zelf zijn voordrachtproces kan inrichten en die daaraan de ene keer met wat meer en de andere keer met wat minder geluk gestalte heeft gegeven. Je moet wel goede argumenten hebben voordat je zo'n instrument afneemt. Dat laat onverlet dat wanneer wij in meerderheid in deze Kamer zouden besluiten om deze wijziging te aanvaarden, het niet voor de hand ligt dat ik gemeenten zou oproepen om zich daar niets van aan te trekken en om toch een referendum te organiseren.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Kan de heer Heijnen iets meer inzicht geven in hoe de afweging zal uitvallen. Wat geeft bij de PvdA-fractie de doorslag om voor of tegen dit voorstel te stemmen?

De heer Heijnen (PvdA):

Er zijn van die debatten die je ingaat met een standpunt, waarbij je weet wat er uitkomt. Dit is een iets ander debat. Ik heb de relativiteit geduid door te zeggen wat wij werkelijk vinden van de burgemeesterskwestie. In de huidige situatie bestaat de mogelijkheid tot een referendum. Daarbij zijn er argumenten voor en tegen. Ik meen dat het niet heel veel uitmaakt op welke kant wij het dubbeltje precies laten vallen, mede gelet op de opstelling van het overgrote deel van de partijen vandaag.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. De VVD is voorstander van een echte kroonbenoeming of een echt door het volk gekozen burgemeester, van het ene systeem of het andere systeem. Dat is niet alleen een kwestie van de aanstellingswijze van de burgemeester; het gaat om twee heel verschillende functionarissen. Er zitten aan de direct door het volk gekozen burgemeester nadrukkelijk voorwaarden, die wij in het debat en in de onderhandelingen in de vorige kabinetsperiode altijd naar voren hebben gebracht. Het zijn immers twee verschillende functies. De ene is een boven de partijen staande burgemeester in een niet politieke functie. De andere, de gekozen burgemeester, is de eerste politicus van de stad. Deze moet met een eigen programma de campagne in gaan, doorzettingsmacht hebben om dat programma waar te maken en dus invloed hebben op de vorming van zijn college en op de top van de ambtelijke organisatie. Zo ontstaat een geheel andere functie. Wij hebben in alle discussies – en ik heb er heel veel gevoerd de afgelopen jaren – nadrukkelijk gezegd: denk eraan dat je het ambt niet onveranderd kan laten als je de aanstellingswijze zo drastisch wijzigt. Volgens de VVD is het burgemeestersreferendum dan ook geen stap in de richting van de gekozen burgemeester, want er moet veel meer veranderd worden als je echt wilt kunnen kiezen.

De burgers hadden dat goed door, want er viel meestal niets te kiezen. Het is niet alleen in Eindhoven en Utrecht niet goed gegaan, maar ook in Delfzijl. En in Zoetermeer werd ook het opkomstpercentage niet gehaald. Dus in vier van de acht gevallen is het niet goed gegaan. Wij hebben kunnen leren van die ervaring. De fout die wij met zijn allen hebben gemaakt, is dat wij elementen van het ene systeem hebben proberen te implementeren in het andere. Wij wilden elementen van een directe democratie implementeren in een systeem van vertegenwoordigende democratie, zonder dat wij voldoende met elkaar hadden gedebatteerd over de vraag hoe daarbij het ambt zou moeten wijzigen. Na alles wat wij hebben meegemaakt, is ook helder dat het in deze situatie verstandig is om dit raadgevend referendum af te schaffen.

Toch zijn wij er daarmee nog niet. Het is immers gemakkelijk om iets af te schaffen maar dan moet je wel kijken wat je overhoudt. Op dit moment hebben wij niet meer een echte kroonbenoeming. De invloed van de gemeenteraad is zo groot geworden dat de Kroon in de laatste vijf jaar geen enkele beslissing heeft genomen die afweek van de voordracht van de gemeenteraad. Dat leidt niet in alle gevallen tot een evenwichtig benoemingsbeleid.

De minister kan wel vinden en zeggen dat te weinig vrouwen worden benoemd, maar zij gaat daar niet over. Wij kunnen wel vinden dat er een politieke onevenwichtigheid is, bijvoorbeeld bij de steden met meer dan 100.000 inwoners, maar wij gaan daar niet over. Wij zien eigenlijk een vleugellamme minister die zich alleen maar bezig kan houden met "management by speech". Je kunt wel vertellen wat je vindt, maar uiteindelijk heb je geen invloed.

Voorzitter. Wij zouden ons kunnen voorstellen dat wij toch nog eens goed nadenken over het systeem van de Kroonbenoeming. Ik herhaal dat met ons te praten valt over een systeem van een gekozen burgemeester. Waar eigenlijk niet over te praten valt, is een systeem van een door de raad gekozen burgemeester. Daar hebben wij steeds heel sterk afstand van genomen.

Ik zou mij kunnen voorstellen dat wij met een aantal kleine wijzigingen al een heel eind verder zouden kunnen komen. Bijvoorbeeld zou ik mij kunnen voorstellen dat wij een dubbele besloten voordracht hebben door of de vertrouwenscommissie, of de gemeenteraad, waardoor er meer besluitvormingsruimte komt voor de minister casu quo het kabinet, en waarbij ook de Kroon de ruimte krijgt die de Kroon behoort te hebben. Daarbij mag, wat ons betreft, de gemeenteraad nog steeds een belangrijke adviserende taak hebben. Er is echter ook een aantal daar bovenstaande afwegingen, waardoor het verstandig is dat er op landelijk niveau wat sturing wordt gegeven. Ik zou het op prijs stellen als ook van de kant van de minister daar eens wat vrijelijk over gefantaseerd wordt, al realiseer ik mij dat – zoals zo vaak – het regeerakkoord erg verstikkend werkt, omdat de formuleringen die daarin staan, niet veel ruimte bieden. Ik heb echter ook begrepen van de collega's dat zij zorgen hebben over een aantal ontwikkelingen als het gaat over het benoemingenbeleid.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat wij de heer Van Beek dank mogen zeggen voor het college waarop hij ons vergast over twee modellen van burgemeesters, de politicus en de bestuurder. Ik ben zo benieuwd waar zijn partij nu voor staat. Kiest de VVD voor de burgemeester die wij nu hebben en die door de Kroon benoemd is, dus het model van de burgemeester als bestuurder? Of kiest de VVD voor de politicus, de rechtstreeks door de bevolking gekozen burgemeester? Of is het de VVD om het even?

De heer Van Beek (VVD):

Wij hebben in ons verkiezingsprogramma staan – en ik denk dat u dat weet – dat wij voorstander zijn van, en bereid om mee te werken aan, de invoering van een direct door het volk gekozen burgemeester. Dat kan dan echter niet alleen gaan om de aanstellingswijze, maar om een wijziging van het hele bestuur van de lagere overheid. Dan moeten alle consequenties daarvan worden aanvaard. Wij hebben steeds gezegd: als je die stap niet wilt, kunt of durft te zetten, dan kiezen wij voor het handhaven van de echte Kroonbenoeming, omdat wij erg ongelukkig zijn met de elementen die in de verschillende systemen niet thuishoren.

De voorzitter:

Wil de geachte afgevaardigde Schinkelshoek nog een vraag stellen?

De heer Schinkelshoek (CDA):

Dank u wel, mevrouw de president. Het is van tweeën een. Zou u, mijnheer Van Beek, het één liever willen dan het ander? Of zegt u: nee, laten wij dit nu maar houden, en als het dan toch moet, dan moet het maar helemaal over?

De heer Van Beek (VVD):

Wij hebben ons in ons verkiezingsprogramma uitgesproken voor de direct door het volk gekozen burgemeester. Klip en klaar.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Helder. Dan weten wij op dat punt wat wij aan elkaar hebben.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik begreep dat hare excellentie de minister meteen kan antwoorden? Wij zijn hier heel plechtig vandaag.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. De geachte afgevaardigde Schinkelshoek heeft toch grote invloed hier in de Kamer, dat is maar weer duidelijk. Word ik weer eens als excellentie aangesproken. Dank u wel, geachte voorzitter.

Voorzitter. Een aantal geachte afgevaardigden uit de Kamer heeft op voortreffelijke wijze de argumenten verwoord voor afschaffing van het burgemeestersreferendum, dus ik wou dat maar niet over gaan doen. De kern van de opvatting van het kabinet is dat als je de burger laat kiezen, dan moet er ook echt iets te kiezen zijn. Iets kiezen kan niet alleen gaan om twee verschillende mensen uit verschillende politieke partijen. Het zou dan ook daadwerkelijk moeten gaan om de opvattingen die de kandidaten hebben en om de mogelijkheden die zij hebben om, als zij eenmaal burgemeester zijn, daadwerkelijk beleid uit te voeren. Dat is op dit moment niet het geval. Een dergelijk type burgemeester kennen wij niet. Dat leidt ertoe dat er in de ogen van het kabinet niets te kiezen is. Het kabinet kiest nadrukkelijk niet voor die variant, maar voor de door de Kroon benoemde variant, met een bindende voordracht van de gemeenteraad. De afschaffing van het burgemeestersreferendum wil niet zeggen dat dit alleen maar negatieve zaken met zich heeft meegebracht. Ik ben het ook wel met de heer Heijnen eens dat het voordeel ervan is dat de burgemeester de stad goed kent en dat de inwoners van de stad de burgemeester beter leren kennen. Ik stel daar tegenover dat er ook andere mogelijkheden zijn om dat te doen, ook zonder referendum. Er staat de burgemeester niets in de weg om op eenzelfde wijze als in Utrecht en Eindhoven is gebeurd kennis te maken met de stad. Dat het vaak niet gebeurt is iets anders.

De heer Van Beek (VVD):

De minister gebruikte de term "bindende voordracht". Die voordracht kennen wij niet in dit land. Er staat wel een passage over in het regeerakkoord, maar niet in de wet. Ik acht het staatsrechtelijk ook volstrekt onjuist om aan de Kroon een bindende voordracht te laten doen. Ik vind dat de Kroon als een heel bijzonder orgaan altijd keuzevrijheid moet hebben.

Minister Ter Horst:

Dat ben ik met u eens, maar ik citeerde het coalitieakkoord en daar staat dit in. De manier waarop het kabinet dit heeft uitgewerkt – dat kunt u ook terugzien in mijn beleid – komt erop neer dat de aanbeveling van de gemeenteraad, dan wel van provinciale staten, voor mij leidend is, tenzij er zeer zwaarwegende redenen zijn om daarvan af te wijken. Zo gaat het in de praktijk.

De heer Van der Ham (D66):

Hoe zat het dan in Leeuwarden? In mijn bijdrage heb ik gerefereerd aan de benoeming in Leeuwarden, waar de uiteindelijk door de Kroon benoemde kandidaat op nummer drie stond, met dus twee kandidaten daarboven. Toen bent u uitdrukkelijk wel van de voordracht afgeweken.

Minister Ter Horst:

Nee, geen enkele keer ben ik afgeweken van de aanbeveling van de gemeenteraad.

De heer Van der Ham (D66):

Dus dat is geen enkele keer in de afgelopen twee jaar gebeurd?

Minister Ter Horst:

Nee, en de jaren daarvoor ook niet.

De heer Schinkelshoek heeft gevraagd welke ruimte gemeenten nog hebben als de Kamer dit wetsvoorstel in meerderheid steunt om de bevolking bij de burgemeestersbenoeming te betrekken. Die mogelijkheid hebben zij. De heer Schinkelshoek noemde ze zelf al, namelijk de burgers vragen om een bijdrage te leveren aan het profiel. Dat gebeurt ook in veel gemeenten. Er wordt aan burgers gevraagd wat voor soort burgemeester zij willen hebben. Dat kan men heel breed of heel smal opzetten. De informatie die daaruit naar voren komt, kan gebruikt worden voor de profielschets. De burgers kunnen niet een bijdrage leveren aan de keuze van individuele kandidaten, dus de inbreng beperkt zich tot de profielschets.

De benoemingsprocedure is in de wet ook uitputtend geregeld. Dat betekent dat als het referendum uit de wet is geschrapt, ook niet meer een op dat referendum gelijkende procedure kan worden gevolgd. Er kan dus niet meer aan de bevolking een oordeel worden gevraagd over de kandidaten die hebben gesolliciteerd. Er kan dus ook niet een andere procedure worden gevolgd dan de wettelijke.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Ik begrijp dat zo'n referendumachtige situatie – ik haal uw eigen woorden aan uit het verslag – verbiedt een oordeel te vragen over personen. Zou bijvoorbeeld wel een enquête of een verkiezing kunnen worden gehouden over de politieke kleur, het geslacht of een andere eigenschap die aan de burgemeester worden toegedicht?

Minister Ter Horst:

Vooraf. Als de procedure eenmaal gestart is, kunnen niet door anderen dan de gemeenteraad keuzes worden gemaakt. Of dat nu keuzes zijn tussen individuele personen of op basis van geslacht, politieke kleur of iets anders die een handwijzing zouden kunnen zijn naar de daadwerkelijke keuze die door de gemeenteraad wordt gemaakt, dat kan niet, want dat betekent dat je in die procedure mensen betrekt die daar eigenlijk geen deel van uitmaken. Je hoort kandidaten tevoren op de hoogte te stellen van de procedure, die vastligt in de wet. Maar het kan heel goed dat een gemeenteraad vooraf, ter opstelling van het profiel, aan de inwoners van een stad vraagt of ze liever een vrouw of een man als burgemeester hebben.

De heer Schinkelshoek (CDA):

En de uiterste sluitings­termijn waarop de gemeenteraad, de bevolking al dan niet gehoord, zo iets kan bepalen, is de dag waarop de sollicitatieprocedure sluit.

Minister Ter Horst:

Ik zou zeggen: het moment waarop de formele procedure start, namelijk op het moment dat de vacature in de Staatscourant verschijnt.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Los van het feit dat de vraag of je liever een man of vrouw hebt, naar mijn indruk strijdig is met de Grondwet...

Minister Ter Horst:

De vraag niet.

De heer Van Beek (VVD):

Maar het antwoord wel. In de situatie van herindelinggemeenten was het zo dat, voordat de procedure bestond...

Minister Ter Horst:

Het burgemeestersreferendum?

De heer Van Beek (VVD):

Ja... tussen het moment van de gemeenteraadsverkiezingen en de installatie van de nieuwe raad per 1 januari, de benoemingsprocedure werd afgerond. Daardoor kon per 1 januari een start worden gemaakt met een echt benoemde burgemeester en niet met een waarnemer. Door de introductie van het systeem van de referenda, waarbij de nieuwe raad moest kiezen tussen de lange of de korte procedure, ontstond de situatie dat er steeds voor een half jaar een waarnemer moest worden benoemd. Kunnen wij nu terug naar de oude situatie?

Minister Ter Horst:

Als wat de heer Van Beek stelt juist is...

De heer Van Beek (VVD):

Dat is zo.

Minister Ter Horst:

Ik neem dat aan. Ervan uitgaand dat de procedure is verlengd, vanwege de mogelijkheid van een burgemeestersreferendum, is het logisch dat, als die mogelijkheid niet meer bestaat, je tot een verkorte procedure komt. Ik zal nog nagaan of dit klopt, maar de logica lijkt mij evident.

De heren Schinkelshoek en Anker hebben gevraagd wat er gebeurt als een gemeente straks toch tot een burgemeestersreferendum zou besluiten. Dan kan een aantal zaken gebeuren. Het is aan de Commissaris van de Koningin om de gemeenteraad erop te wijzen dat men dingen doet die men niet zou moeten doen. De minister kan ook ingrijpen, bijvoorbeeld door de vacature niet open te stellen als een en ander plaatsvindt voordat de vacature is opengesteld. De minister kan ook besluiten de procedure verder door de Commissaris van de Koningin te laten voeren en niet door de gemeenteraad. In het uiterste geval kan een raadsbesluit worden vernietigd. Er zijn dus mogelijkheden om, als de gemeenteraad zich op een manier gedraagt die zich niet verhoudt tot de wet, daadwerkelijk in te grijpen.

Het interruptiedebatje tussen de heren Schinkelshoek en Van der Ham had betrekking op de democratische legitimatie van de burgemeester. De heer Van der Ham stelde dat de burgemeester er nieuwe taken bij krijgt en dat het in dat kader van groot belang is dat sprake is van democratische legitimatie. Ik begrijp die redenering, maar ik wijs erop dat, waar er formeel geen democratische legitimatie is, in alle gemeenten een burgemeester alleen maar kan functioneren als hij of zij het vertrouwen van de raad heeft. Als een burgemeester iets doet, of dat nu te maken heeft met het voorbeeld dat de heer Van der Ham gaf, ingrijpen bij huiselijk geweld of ingrijpen vanwege de openbare orde, waarbij hij of zij het vertrouwen van de raad verspeelt, dan stapt zo'n burgemeester op. Ik zie veel situaties langskomen, maar eigenlijk is dat nooit een probleem. Wanneer de burgemeester het vertrouwen van de raad verliest, komt het eigenlijk nooit voor dat hij of zij blijft zitten. In de praktijk leidt dit niet tot problemen.

De heer Van Raak (SP):

Eigenlijk is het zo dat de gemeenteraad bepaalt wie de burgemeester is, maar niet helemaal. Als er ruzie is tussen de burgemeester en de gemeenteraad, is het eigenlijk zo dat de gemeenteraad de burgemeester naar huis stuurt, maar niet helemaal. Kunnen wij dat "maar niet helemaal" weglaten en het gewoon netjes regelen met een door de gemeenteraad gekozen burgemeester?

Minister Ter Horst:

Ik weet dat dit uw opvatting is, mijnheer Van Raak. U staat daarin overigens niet helemaal alleen. De opvatting van het kabinet is echter een andere. Nogmaals, het kabinet is voorstander van de kroonbenoeming, nadat de raad een aanbeveling heeft gedaan die voor de minister en voor het kabinet buitengewoon leidend is in de keuze die het kabinet maakt.

De heer Van der Ham (D66):

U hebt natuurlijk gelijk dat de gemeenteraad altijd de burgemeester kan corrigeren. In de manier om kwesties van de openbare orde aan te pakken, zijn bestuurders echter nogal verschillend. De een heeft de opvatting dat het op deze manier moet worden aangepakt, de ander wil het op die manier doen. Dat weet u als bestuurder ook. Het punt is dat de gemeenteraad meestal alleen maar reactief kan zijn. Er gebeurt wat, de burgemeester doet het op zijn of haar manier, en de gemeenteraad reageert. Er is geen aanvang van een burgemeestersambt waarbij zijn of haar suggestie hoe om te gaan met dit soort moeilijke vraagstukken, bediscussieerd wordt. Dat gebeurt hooguit bij een gesprek met de vertrouwenscommissie, en daarbij blijft het. Het wordt helemaal niet breder gedeeld met bijvoorbeeld de gemeenteraad. Er zijn geen hoorzittingen daarvoor. Ook burgers met veel ideeën daarover hebben er geen inspraak in. Het is waar dat een burgemeester uiteindelijk achteraf gecorrigeerd wordt, maar bij de aanvang van zijn of haar beleid is daarvoor geen moment ingebouwd. Dat maakt het toch wel problematisch, zeker naarmate de burgemeester meer invloed en macht krijgt.

De voorzitter:

U houdt nu bijna een hele tweede termijn.

Minister Ter Horst:

De heer Van der Ham gaf het zelf eigenlijk al aan: dat gesprek vindt natuurlijk wel plaats. Dat gesprek vindt namelijk plaats doordat er sollicitatiegesprekken zijn. Vaak is dat er niet één, maar zijn het er twee. Daarin zetten de kandidaten, op de vraag van de vertrouwenscommissie, uiteen hoe zij met bepaalde situaties zouden omgaan. Dat anderen daarvan dan geen weet hebben, is juist, maar dat vloeit voort uit de keuze voor een vertrouwelijke procedure, waaraan volgens mij grote voordelen zitten. Het debat wordt echter absoluut gevoerd. Ik denk dat de grote winst van de huidige situatie ten opzichte van het verleden is dat de procedure echt volstrekt open is. De heer Heijnen heeft daarover iets gezegd. Ik ben blij dat ook in Nederland steeds meer het besef doordringt dat de achterkamertjespolitiek in Den Haag, waarover in het verleden wel eens gesproken is, echt absoluut tot het verleden behoort. Het is een open kwestie. Mensen solliciteren gewoon, al dan niet nadat door leden van de Kamer is gesuggereerd dat het wellicht iets voor hen zou zijn. Vanaf dat moment is er een open procedure en is het helemaal aan de vertrouwenscommissie om de beste kandidaat te kiezen. Dat is grote winst ten opzichte van de wijze waarop het vroeger ging. Ik denk dat de heer Van der Ham dat ook vindt.

De heer Van der Ham (D66):

In zo'n discussie nemen acht mensen in een vertrouwenscommissie naar mijn mening wel heel veel verantwoordelijkheid voor zo belangrijk beleid, maar dat is dan de keuze. Als de burgemeester eenmaal is benoemd, is er natuurlijk nog wel een probleem. Er zijn opeens gemeenteraadsverkiezingen. Stel, de kiezers spreken zich uit voor een andere politieke kleur in de gemeenteraad. Dan zit diezelfde figuur, de uitvoerende macht van de burgemeester, met zijn of haar insteek voor de handhaving van de openbare orde, er nog steeds. Dat ziet u toch ook wel als een spanning?

Minister Ter Horst:

Waarom vormt het een spanning dat iemand die het al jaren doet, daar blijft zitten?

De heer Van der Ham (D66):

Als de positie van de burgers een andere is, en als dit zijn weerslag heeft in een gemeenteraad die er qua kleur anders uit ziet, dan zit er nog steeds een bestuurder in het hart van B&W die deze keuze heeft gemaakt. Er is dus alleen achteraf, als hij of zij het beleid uitoefent, controle van de gemeenteraad, en niet bij aanvang van een nieuw college.

Minister Ter Horst:

Je moet daarin een keuze maken. De keuze die u maakt is overigens helder. De ene variant is dat je iemand kiest die beleidsvrijheid heeft en dus echt in staat is om keuzen te maken binnen de gemeente. In de variant van de Partij van de Arbeid zoals die door de heer Heijnen naar voren is gebracht, zou dat bijvoorbeeld de numero uno van de lijst kunnen zijn. Dan maak je het dus helemaal politiek, zoals het in de stadsdeelraden in Amsterdam gebeurt. Dat is een mogelijke variant. De andere variant is iemand die door de Kroon is benoemd en die boven de partijen staat. Er zijn mensen die daarover heel enthousiast zijn, juist omdat die burgemeester minder een politiek profiel heeft, boven de partijen staat en als het spannend wordt in de gemeente de bemiddelende rol kan spelen. Zo iemand kan in de variant die de heer Van der Ham noemt, namelijk bij een nieuwe gemeenteraad, heel goed blijven zitten. Er zijn gemeenten met een burgemeester die lid is van een partij waarvan niemand in de gemeenteraad lid is. Ook dat levert geen problemen op. Dit is natuurlijk heel bijzonder. De bestuurder in de burgemeester maakt dit mogelijk.

De heer Van der Ham vroeg of landelijke partijpolitieke machtsverhoudingen een criterium bij benoemingen vormen. Nee, dat gebeurt op geen enkele wijze. Dit is ook niet de bedoeling. Centraal staat de aanbeveling van de gemeenteraad. Die is van groot gewicht. Bij de minister en bij de vertrouwenscommissie spelen de machtsverhoudingen dus vaak geen rol. De vertrouwenscommissie mag dit meewegen, maar ik zie ook benoemingen die ik echt bijzonder vind, omdat deze de machtsverhoudingen binnen de gemeenteraad niet weerspiegelen. Dan is de burgemeester op andere gronden gekozen dan het lidmaatschap van een politieke partij

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, ik zou zo graag een beetje structuur in de vergadering houden. Is een vraag van u vergeten? Dan hebt u daarvoor de tweede termijn.

Minister Ter Horst:

Nou, dat is wel streng. Ik hoor dat de heer Van der Ham een antwoord wilde op zijn vraag over een waterbed. Dat zoeken wij straks even op. Bedoelde hij een achterkamertjeswaterbed? Nou ja, als hij zo kijkt, ga ik daarop geen antwoord geven.

De heer Van Raak heeft gevraagd of in de Staat van de dualisering waarmee de staatssecretaris komt, gereflecteerd kan worden op de door de raad benoemde burgemeester. Dit lijkt mij geen goed idee. In de eerste plaats gaat de Staat van de dualisering in op de huidige state of the art. Hij geeft dus geen bespiegeling over wat in de toekomst mogelijk is, maar beschrijft hoe het nu gaat. Mijn staatssecretaris en ik zouden verwachtingen kunnen creëren die wij niet kunnen waarmaken. Dit kabinet heeft bij zijn aanvang een duidelijke keuze gemaakt. Het is niet te verwachten dat het er anders over zal gaan denken. Bovendien is zo ongeveer alles wat te bedenken is over de door de raad of door wie dan ook gekozen burgemeester in Nederland wel een keertje opgeschreven. Het is allemaal dus wel bekend. Het is echt een kwestie van politieke keuzes. Die keuzes heeft dit kabinet gemaakt.

De heer Anker heeft gevraagd hoe ik aankijk tegen de gang van zaken rondom het lekken van de vertrouwenscommissie in Rotterdam, althans het lekken over de benoemingsprocedure in Rotterdam, door wie dan ook. Het is buitengewoon vervelend dat dit gebeurd is, ook voor de kandidaten, met name voor degenen die het niet zijn geworden, maar wier namen toch bekend zijn geworden. Er loopt op dit moment een onderzoek van de gemeente Rotterdam naar de gebeurtenissen. Ik wil de resultaten van dit onderzoek afwachten.

De heer Brinkman heeft een betoog gehouden over een aantal kwesties. Hij heeft gevraagd of ik bereid ben om wetgeving te entameren die verhindert dat mensen met een dubbele nationaliteit burgemeester kunnen worden. De heer Brinkman kent het antwoord op die vraag, namelijk dat ik daartoe niet bereid ben. Wij hebben het in Nederland zo geregeld, dat er voor mensen met een dubbele nationaliteit geen enkele wettelijke belemmering is om burgemeester te worden. De enige eis die wij stellen, behalve de kwaliteitseis natuurlijk, is het Nederlanderschap. Bij de aanstaande burgemeester van Rotterdam is dit het geval. Ik heb er alle vertrouwen in dat de toekomstige burgemeester van Rotterdam de woorden van de heer Brinkman zal logenstraffen.

De heer Van Beek vroeg of de wet zo gewijzigd kan worden, dat de namen van beide kandidaten geheim zijn. In feite vraagt de heer Van Beek wat wij overhouden nu wij dit afschaffen. Net als de heer Van Raak deed, vraagt de heer Van Beek hiermee toch weer naar toekomstige modaliteiten. Ik wil daar niet te veel over zeggen, omdat dit verwachtingen schept die dit kabinet in ieder geval niet kan waarmaken. Dit geldt ook voor de mogelijkheid die de heer Van Beek oppert, namelijk dat er twee namen vertrouwelijk worden aangeboden aan de minister, zodat de keuze die hij daarin kan maken groot is. Dit verhoudt zich niet tot de afspraak die in het coalitieakkoord is gemaakt. Ik kan er dus niet positief over zijn. De heer Van Beek spreekt over een vleugellamme minister. Dit is niet iets dat goed bij mij past, maar is wel een consequentie van de gemaakte keuze. Ik betreur het ook dat ik bij de burgemeestersbenoeming niet directer kan sturen op meer vrouwen en op mensen met een andere culturele achtergrond. Dat komt natuurlijk ook omdat elke vertrouwenscommissie haar eigen keuze maakt. Dan is er niemand die naar het totale resultaat kijkt. Ik probeer dat wel te doen. Wij treffen ook allerlei stimulerende maatregelen om het burgemeesterscorps diverser te maken maar ik moet dat inderdaad via de indirecte weg doen.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik deel dat laatste argument van de minister. Om die reden probeerde ik te kijken of wij wat betreft de zorgen die wij beiden hebben een stapje voorwaarts kunnen maken. Ik kan mij voorstellen dat een aantal suggesties die ik gedaan heb – met elke betere suggestie ga ik akkoord – ook passend zouden zijn als je de randen van het regeerakkoord opzoekt. Ik ben daar altijd toe bereid, maar ik sta daar wat gemakkelijker tegenover.

Minister Ter Horst:

Dat begrijp ik goed, maar de heer Van Beek zal ook begrijpen dat ik hem daarin niet zo heel erg kan steunen. Nogmaals, de tekst van het coalitieakkoord is daar redelijk strikt in en geeft de minister geen ruimte tot een andere voordracht te komen dan de aanbeveling van de gemeenteraad. Het verschil tussen man of vrouw is wel heel belangrijk maar of het in dezen zwaarwegend genoeg kan worden, denk ik niet.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Als de gemeenteraad een dubbele voordracht doet, kan de minister zich keurig aan die formulering houden.

Minister Ter Horst:

Maar de term "bindende voordracht" geeft wel aan dat het kabinet van mening is dat de gemeenteraad in feite een persoon voordraagt en dat de minister die voordracht volgt. Ik ben het overigens met u eens dat deze formulering in strijd is met de Kroonbenoeming. Een dubbele voordracht bestaat, maar dat is om een andere reden. Ik kan de heer Van Beek niet van dienst zijn.

Voorzitter. Ik ben op alle punten ingegaan die naar voren zijn gebracht.

De voorzitter:

Dank u zeer. Ik begrijp dat er bij de heer Van der Ham behoefte bestaat aan een tweede termijn. Gaat het over dat waterbed?

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Voordat de kijkers thuis denken dat wij het over achterkamertjes met waterbedden gaan hebben, wilde ik het verplaatsingseffect van politieke carrousels aan de orde stellen. Er kan nu opeens niet meer gestuurd worden op burgemeestersposten, zodat het naar commissarissen van de Koningin gaat, andere adviesraden of straks naar een Eurocommissaris. Kan de minister daar vast een inkijkje in geven? Daar ging dat waterbed over in dat achterkamertje. Voorzitter, u begrijpt het! Ik zie het.

Ik vind het belangrijk om in de tweede termijn te zeggen dat de opinie van een groot deel van de Nederlanders en eigenlijk toch wel de meerderheid van de Nederlanders nog steeds is dat er een gekozen burgemeester zou moeten komen. Nu vind ik opiniepeilingen niet altijd even goede raadgevers, want het zijn dagkoersen. D66 zal ze niet vaak in het debat aanhalen. Maar die dagkoers, een meerderheid voor een direct gekozen burgemeester, is wel vrij stabiel en dat is zij al heel erg lang. Ook bij een 21-minutenonderzoek van een aantal jaren geleden bleek dat maar weer. Wat dat betreft, hoop ik toch echt dat over een aantal jaren toch weer het debat zal oplaaien om dat te veranderen en de Grondwet aan te passen om een echt gekozen burgemeester in Nederland te krijgen. Dat zou aansluiten bij de wens van de meerderheid van de Nederlandse bevolking. Ik vind het heel spijtig dat wij daar de afgelopen decennia niet toe zijn gekomen, omdat politieke partijen – met name de PvdA maar vooral het CDA en ook de SP – niet boven de eigen opvattingen durfden uit te stijgen en de ingesleten verhoudingen durfden aan te passen.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb vanavond al vijfentwintig keer gedacht, zal ik wel of zal ik niet interrumperen. Wij hebben de voorzitter beloofd dat wij weinig zouden interrumperen, maar ik vind het allemaal wel ontzettend arrogant. Wij kunnen toch met enig respect over elkaars opvattingen praten? Ik ben het niet eens met het CDA en al helemaal niet met de PvdA, maar zij houden wel een consistent verhaal. Mijnheer Van der Ham, ik heb ook respect voor uw opvattingen. Ik vind het nodig om toch iets te zeggen over de manier waarop u erover praat en de manier waarop u ons allemaal ergens neerzet.

De heer Van der Ham (D66):

Ik mag toch iets vinden van de discussies die wij de afgelopen tien jaar over dit onderwerp hebben gehad? Zelfs binnen een kabinetsperiode zijn partijen van standpunt veranderd. Ik spreek nu niet de VVD aan. Die partij heeft er een interne discussie over gehad en sindsdien heeft zij er een consistente opvatting over. Ik kijk naar de positie van het CDA en de positie van de PvdA in de Eerste en de Tweede Kamer. Ik kijk naar de positie van de SP in de Eerste en de Tweede Kamer. Daar kan ik niet veel chocola van maken. Nu komt de heer Van Raak natuurlijk weer naar voren.

De heer Van Raak (SP):

U spreekt mij aan! U zegt dat de SP niet in staat is om boven zichzelf uit te stijgen in deze discussie. Volgens mij hebben wij altijd hetzelfde standpunt gehad. Wij zijn voor een door de gemeenteraad gekozen burgemeester, altijd en overal. U verwijst naar de spelletjes van D66 om eerst de benoeming van de burgemeester uit de Grondwet te halen, waarvoor een tweederde meerderheid nodig is. Vervolgens wilde D66 via een gewone meerderheid – die D66 als compromis in een kabinet had bedisseld – de rechtstreeks gekozen burgemeester invoeren. Daar is de SP altijd op tegen geweest. Als u de SP vraagt om boven zichzelf uit te stijgen, dan betekent dat kennelijk dat wij met de spelletjes van D66 mee moeten doen. Dat zal ik echter niet nooit doen. Ik sta voor de door de gemeenteraad gekozen burgemeester. Daar heb ik altijd voor gestaan en daar zal ik altijd voor blijven staan. De politieke spelletjes van D66 laat ik graag aan u over.

De heer Van der Ham (D66):

Het gaat over het veranderen van de benoemingswijze van de burgemeester. Daar heb je allereerst een grondwetswijziging voor nodig. Daar doelde ik op toen ik zei dat mensen, dat partijen boven zichzelf moesten uitstijgen, los van de uitkomst overigens. Het kan leiden tot een via de raad gekozen burgemeester of tot een door de VVD en D66 gewenste directe verkiezing. Het is een feit dat wij de afgelopen jaren nooit de Grondwet hebben kunnen wijzigen vanwege allerlei intriges. Ik het gezien hoe het bij de PvdA, GroenLinks en de SP is gegaan. Die partijen hebben in de Eerste Kamer anders gestemd dan in de Tweede Kamer. Waar heeft dat nu precies aan gelegen? Ik denk dat u op dat moment boven uzelf had kunnen uitstijgen. Dan waren wij een stuk verder geweest. In dat geval hadden wij altijd nog over de verdere invulling kunnen spreken. Dat is niet gebeurd en dat spijt mij. Dat vind ik heel jammer.

De heer Van Raak (SP):

Wij hebben het in Nederland zo geregeld dat je, als je de spelregels van de politiek wilt veranderen, daarvoor een tweederde meerderheid nodig hebt. Dat is een goede regel. Als je ieders steun nodig hebt, dus 100%, kun je nooit iets veranderen. Als je het per toevallige meerderheid doet, dan heb je geen stabiel politiek systeem. D66 wilde van die tweederde de helft maken. Dat is spelen met de democratie. Op een gegeven moment werd duidelijk dat er geen open discussie meer mogelijk was als de door de Kroon benoemde burgemeester uit de Grondwet werd gehaald. D66 had bedisseld dat het zijn meninkje kon doordrukken. Dan is het mijn taak om daar "nee" tegen te zeggen. U was politieke spelletjes aan het spelen en dat heb ik voorkomen. Nu hoop ik dat er een echte, goede discussie mogelijk is over een door de gemeenteraad gekozen burgemeester. Die moet er dan wel komen met tweederde steun. Anders mogen wij hier de spelregels van de politiek niet veranderen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Via de interruptie van de heer Van Raak reageer ik op de opmerking van de heer Van Beek. Ik denk dat er sprake is van een misverstand. Ik vind het een probleem dat er toen een potentiële grote meerderheid in de Tweede Kamer was – tweederde – om de Grondwet te wijzigen, om ervoor te zorgen dat er ruimte kwam voor een debat over de invulling van de gekozen burgemeester. Een deel wilde dat via rechtstreekse verkiezing, een deel wilde dat via de gemeenteraad. Er waren zelfs partijen in de Eerste Kamer die in de ene gemeente de burgemeester wel rechtstreeks wilde laten kiezen en in de andere niet. Zo lagen toen de verhoudingen. Dat weet ik nog heel goed, mijnheer Van Raak. Daar ging het over. Ik vind het jammer dat de politiek in Tweede en Eerste Kamer niet in staat is om die grote meerderheid te organiseren. Uiteindelijke is het geëindigd met het elkaar afvangen van partijpolitieke vliegen. Dat vind ik heel erg jammer.

De voorzitter:

Ik vind het zelf heel jammer dat wij ons in dit soort termen over ons eigen werk uitdrukken, maar dat is voor uw eigen verantwoordelijkheid.

De heer Schinkelshoek (CDA):

Voorzitter, u neemt mij zoals zo vaak de woorden uit de mond. Ik gun de heer Van der Ham natuurlijk zijn eigen karikatuur, maar laten wij niet denigrerend over anderen spreken. Het CDA heeft van meet af aan principieel gekozen voor de door de Kroon benoemde burgemeester. Natuurlijk doe je in het politieke handwerk hier en daar concessies, maar dat geeft de heer Van der Ham echt niet het recht om ons weg te zetten op de arrogante wijze die volgens mij het debat ontsiert. De heer Van Beek heeft daarover terecht een opmerking gemaakt. De heer Van der Ham heeft opvattingen. Hij staat daarvoor. Hij pleit daarvoor. Als één partij al veertig jaar lang hetzelfde standpunt vertegenwoordigt – over conservatisme gesproken – dan is dat zijn partij. Laten wij in dat debat rustig en zakelijk afwegingen maken. Er kleven voor- en nadelen aan de verschillende modellen en daarover kunnen wij zakelijk spreken. Volgens mij vormt de heer Van der Ham geleidelijk aan meer een probleem, een blokkade, dan dat hij bijdraagt aan de oplossing van dit probleem.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb al in reactie op de heer Van Beek gezegd dat er geen misverstand moet bestaan waarover ik mijn klacht uit, namelijk dat wij een tweederde meerderheid hadden voor het veranderen van de Grondwet en dat dit er uiteindelijk niet van is gekomen, waardoor die discussie sowieso voor de komende tien jaar weer vastligt. Dat is mijn grote probleem.

De voorzitter:

Mijnheer Van der Ham, u maakt uw betoog af.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb nog twee vragen over de vertrouwenscommissie. De heer Van Raak sprak ook over die 75 jaar geheimhouding. Kan daarin verandering komen? Is er geen enkele manier waarop je ervoor kan zorgen dat je enigszins verantwoording kunt afleggen voor de keuze die je daarin hebt gemaakt?

Er is door andere sprekers al gerefereerd aan het debat in de Eerste Kamer naar aanleiding van de motie-Engels, die in de Eerste Kamer is aangenomen. Het ging daarbij over de verhouding van de legitimatie van de burgemeester ten opzicht van de toename van zijn bevoegdheden. Kan de minister daarover nog iets zeggen, daar dit ook in de Eerste Kamer als problematisch wordt gezien?

De heer Heijnen (PvdA):

Voorzitter. Ik heb er in de tweede termijn toch behoefte aan om vast te stellen dat D66 zijn onvermogen om gedurende veertien jaar regeringsverantwoordelijkheid dit punt te regelen, dat voor de partij toch een kroonjuweel was, probeert neer te leggen bij de andere partijen, maar dat terzijde.

De heer Van der Ham (D66):

Met alle respect, maar mijn partij streefde iets na. Zij wilde daarvoor een meerderheid krijgen. Op basis van dat standpunt, namelijk de grondwetswijziging, kreeg zij steun van de PvdA-fractie. In de Eerste Kamer werden wij in de steek gelaten, terwijl de PvdA-fractie in de Tweede Kamer grote protesten daartegen had. Het is dan toch niet gek dat ik dat hier uitspreek?

De voorzitter:

Ik stel voor dat wij nu naar de toekomst gaan.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik benoem alleen vanuit welke achtergrond de heer Van der Ham al die klappen uitdeelt, al die oorvijgen geeft.

De voorzitter:

Wij gaan niet allemaal oude koeien uit de sloot halen.

De heer Heijnen (PvdA):

Ik moet vaststellen dat de Kamer het in grote meerderheid eens is met de opvatting die in het coalitieakkoord is neergelegd, namelijk om de raden te laten bepalen wie hun burgemeester wordt. Wat dat betreft heb ik een vraag naar aanleiding van de toezegging van de minister aan de heer Van Beek. Om alle misverstand weg te nemen, ook na herindelingen kiezen de nieuwe gemeenteraden de kandidaat die zij op nummer één zetten op de voordracht aan de minister. Een verkorte procedure kan er toch niet toe leiden dat men een burgemeester krijgt voor wie de nieuwe raad niet zelf heeft gekozen? Dan moet men maar iets langer met een waarnemer werken.

De heer Van Beek (VVD):

Het spijt mij echt, maar zo liep de procedure niet. Het waren de lijsttrekkers van de nieuwe raad die een dag na de uitslag van de verkiezingen de vertrouwenscommissie vormden en de selectie verrichtten. De Kroon heeft dit nog voor de jaarwisseling afgerond. De nieuwe raad kiest dus de burgemeester.

De heer Heijnen (PvdA):

Dan is dat misverstand bij dezen verholpen. Ik wil nog eenmaal voor alle duidelijkheid stellen dat het nu inderdaad mogelijk is dat gemeenteraden alleen mannen, alleen vrouwen, alleen mensen met wel of niet een andere culturele achtergrond of alleen mensen van een bepaalde politieke partij kiezen. Dat is nu de consequentie van wat wij in deze kabinetsperiode doen. Dat is de consequentie van het leggen van de verantwoordelijkheid bij gemeenteraden. Alleen bij het aandragen van kandidaten kunnen wij proberen de pluriformiteit van de Nederlandse bevolking ook in dit ambt tot uitdrukking te krijgen. Daarvoor prijs ik de minister.

Minister Ter Horst:

Voorzitter. De heer Van der Ham heeft gevraagd naar de verplaatsingseffecten. Het antwoord op deze vraag is "nee". Het feit dat er meer burgemeesters zouden komen van één politieke kleur betekent niet dat er dan meer commissarissen van de Koningin komen van een andere politieke kleur. Die twee zaken staan los van elkaar.

De heer Van der Ham heeft gesproken over de bevolking die haar burgemeester wil kiezen. Ik heb dat mooie ambt een aantal jaren mogen uitoefenen. Ik ben ervan overtuigd dat mensen een goede burgemeester willen. Dat is het allerbelangrijkste. De heer Van der Ham zal alle onderzoeken kennen. Daaruit blijkt dat het vertrouwen in de burgemeester groot is, vaak groter dan in andere vertegenwoordigende direct gekozen organen – ik spreek niet over de Kamer – dus groter dan in het kabinet. Dit alles op basis van het systeem dat wij kennen. Nogmaals, ik ga ervan uit dat de inwoners van Nederland een goede burgemeester willen hebben. Dat is volgens mij belangrijker dan dat zij hem zelf kunnen kiezen.

De heer Van der Ham heeft gevraagd naar de termijn van 75 jaar. Ik kan hem één lichtpuntje geven. Op basis van de Archiefwet mogen veel stukken al na 50 jaar openbaar worden gemaakt; iets minder dan een mensenleven. De geheimhoudingsplicht in het Wetboek van Strafrecht betreft een termijn van 75 jaar. De heer Van der Ham stelde dat mensen daardoor geen verantwoording meer kunnen afleggen voor hun keuze. Nee, dat kunnen zij niet, maar zij kunnen dat wel aan de gemeenteraad doen. De vertrouwenscommissie legt verantwoording af aan de op dat moment zittende gemeenteraad. Zij kunnen inderdaad niet aan anderen verantwoording afleggen voor hun keuze. Het is maar de vraag of men dat aan een grotere groep dan aan de gemeenteraad zou moeten doen.

Voorzitter. Hiermee ben ik ingegaan op de vragen die mij in tweede termijn zijn gesteld.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor haar antwoorden en de leden voor hun bijdrage aan het debat.

De stemming over het wetsvoorstel zal volgende week dinsdag plaatsvinden.

Sluiting 22.22 uur

Naar boven