Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Bundeling van het WWB-werkdeel, budgetten voor inburgeringsvoorzie­ningen en de middelen voor volwasseneneducatie (Wet participatiebudget) (31567).

(Zie wetgevingsoverleg van 3 november 2008.)

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Spekman (PvdA):

Voorzitter. Ik houd het heel kort. Wij hebben hierover natuurlijk al uitgebreid gesproken. De kern voor mij in het hele debat zat toch in het voorbeeld van Enschede, dat beschreef wat het betekende als je een multiprobleemgezin wilt helpen: 25 wettelijke kaders, 17 individuele protocollen, 23 methoden vraagverheldering, 31 diagnose-instrumenten en 27 registratie- en rapportagesystemen. Dat hebben wij met elkaar georganiseerd in dit land. Dit voorstel voor een participatiebudget brengt echt een behoorlijke verbetering aan. Wij zijn dus gelukkig met de komst van dit participatiebudget. In eerste termijn hebben wij gepleit voor een aantal veranderingen, onder andere voor het meer openstellen van het budget voor zestien- en zeventienjarigen die nog leerplichtig zijn. Ook hebben wij gezegd dat er een experimenteerartikel zou moeten komen. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of het budget voor schuldhulpverlening wordt opengesteld voor een aantal groepen. Ook daarop is bevestigend geantwoord.

Zo meteen wordt een amendement ingediend, ook namens mij, dat te maken heeft met de oormerking voor educatie eraf en de bestedingsplicht op enig moment eraf. Dan kunnen wij aan de slag. Ook is mede namens mij een motie ingediend om de 50 mln. die aan de orde kwam, toch direct in te zetten voor leerlingen die nu op het roc zitten en voor wie het belangrijk is dat zij de taal goed gaan beheersen. Ook daarover zijn wij enthousiast. Wat dat betreft, is het goed.

Vandaag kwam iets aan de orde wat niet goed is. Vandaag werd een rapport gepresenteerd met als titel Aanpak harde kern jeugdwerklozen. Ik heb het nu in mijn hand. Hier gaat het om. Wat zie je dan? Het gaat niet alleen om de regels die wij maken, maar het gaat er vooral om hoe ze worden toegepast her en der in het land. Dat is soms knulligheid troef. Het gaat uiteindelijk wel om die mensen, om die jongeren die wij moeten helpen. Waar gaat het dan fout? Dat komt toch doordat alle organisaties veel te veel hun eigen belang, hun eigen zaakje, primair vooropstellen in plaats van het belang van de jongeren. Dat laatste zou moeten gebeuren. Ik vraag het kabinet echt om daarop toezicht te houden, dus om echt scherp te zijn op prestatie-indicatoren, maar ook om scherp te zijn op het niet optimaal toepassen van de regels. Uiteindelijk gaat het om de mensen die wij willen helpen. Zij horen centraal te staan en niet welke organisatie dan ook.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik heb een vraag over het amendement dat de heer Spekman samen met mevrouw Spies en mevrouw Ortega heeft ingediend om nu al te bepalen dat per 2011 de verplichte aanbesteding bij de roc's komt te vervallen. Dat zou betekenen dat de budgetten voor de volwasseneneducatie aan de markt worden overgelaten. Nu is datzelfde gebeurd voor de budgetten ten behoeve van inburgering. Wij hebben gezien tot wat voor grote rampen dat heeft geleid: miljoenenverlies, ontslag van honderden docenten, noem maar op. Er wordt nu een onderzoek uitgevoerd naar de introductie van marktwerking. Waarom wil de heer Spekman, vooruitlopend daarop, nu al besluiten om ook de volwasseneneducatie te vermarkten?

De heer Spekman (PvdA):

Wij willen niets vermarkten. Wat ik wil, is kinderen helpen die niet voldoende les krijgen. Wat ik wil, is zorgen dat mensen goede inburgering krijgen en daar goed worden bediend. Wat ik wil, is dat mensen die nu aan de kant staan, kansen krijgen om aan het werk te gaan. Ik constateer dat iedere keer als organisaties centraal worden gesteld, mensen niet worden geholpen. Ik kies dus primair voor het belang van die mensen. Vervolgens wordt dat geborgd, uiteindelijk ook door het kabinet, in outputindicatoren die er wel voor zullen moeten zorgen dat kwaliteit wordt geleverd. Ik heb wat dat betreft veel vertrouwen in het roc. Daarvoor is ook het budget voor zestien- en zeventienjarigen beschikbaar dat zij extra kunnen gebruiken als zij kwaliteit leveren. De meeste roc's zullen daaraan voldoen. Ik weet zeker dat de gemeentes daarmee samenwerken.

Mevrouw Karabulut (SP):

Juist door het vermarkten – want dat doet de heer Spekman wel degelijk – van ons onderwijsstelsel, van de onderwijsinfrastructuur bij de roc's, wordt extra bureaucratie gecreëerd. Dat hebben wij gezien bij de inburgering. Daarom zijn er lege klaslokalen. Daarom zijn honderden docenten ontslagen. Daarom is de kwaliteit behoorlijk slecht. Daarom wordt nu een onderzoek uitgevoerd. Waarom wilt u dat onderzoek niet afwachten?

De heer Spekman (PvdA):

Wij vermarkten niets; wij kiezen primair voor de drie doelen die wij willen bereiken. Vervolgens zijn er heel veel roc's die ontzettend goede kwaliteit leveren. Ik ben ervan overtuigd dat zij die zaak zullen krijgen. Zo is het ook gegaan met de inburgering van oudkomers. Het is vreselijk dat er in een aantal steden excessen zijn. Daarbij zal ingegrepen moeten worden.

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Het zal weinig Kamerleden zijn ontgaan dat de CDA-fractie niet zo veel warme gevoelens had bij het wetsvoorstel zoals dat afgelopen maandag is behandeld. Dat kwam niet doordat wij de gedachte achter een participatiebudget niet zouden steunen. Ik heb meer dan eens gezegd dat wij voluit de keuze voor een ontschot participatiebudget steunen omdat wij ervan overtuigd zijn dat wij mensen daarmee beter kunnen helpen. Dat kwam wel doordat wij tegen half werk zijn. Wij vinden dat het kabinet op dat punt een aantal steken heeft laten vallen, maar wij vinden ook uitdrukkelijk dat gemeenten zich in deze hele discussie echt anders hadden moeten opstellen. Allerlei brieven over het niet willen nemen van verantwoordelijkheden en het niet afgerekend willen worden op prestaties zijn ons behoorlijk in het verkeerde keelgat geschoten. Wij hebben dus echt even tijd nodig gehad om ons eindoordeel over dit wetsvoorstel op te maken.

Uiteindelijk zijn wij in goed overleg tot een compromis gekomen. Laat ik het maar zo noemen. Ik heb een amendement ingediend samen met de leden Spekman en Ortega-Martijn, waarmee het idee van een ontschot participatiebudget sneller dichterbij komt. Dat amendement, waar mevrouw Karabulut net al uit citeerde, is ingediend onder stuk nummer 19. Het bewerkstelligt dat wij per januari 2010 met een ontschot budget aan de slag zijn en dat de bestedingsverplichting bij roc's per 1 januari 2011 wordt afgeschaft. Daarbij rekenen wij erop dat het onderzoek naar de marktwerking ons op dat punt niet noopt tot een heroverweging. Dat zeg ik met name tegen mevrouw Karabulut. Wij hebben er ook alle vertrouwen in dat een heroverweging niet nodig zal zijn.

Mevrouw Karabulut (SP):

Dit vind ik interessant. Kent mevrouw Spies de inhoud en de resultaten van het onderzoek al?

Mevrouw Spies (CDA):

Nee, maar ik constateer dat er wel veel geleerd zal worden van de mislukkingen die wij de afgelopen weken en maanden met de regelmaat van de klok hebben besproken. Ik constateer ook dat wat in het verleden misschien niet goed is gegaan nog geen indicatie hoeft te zijn voor wat er in de toekomst beter zou kunnen worden. Ik constateer ook dat de marktwerking roc's niet alleen met bedreigingen en risico's confronteert, maar ook nieuwe kansen biedt. Ik constateer ook dat er in dit wetsvoorstel heel veel nieuwe mogelijkheden komen, juist voor roc's. Voorbeelden daarvan zijn de investeringen die extra kunnen worden gedaan in zestien- en zeventienjarigen of andere elementen die hierin zitten. Dus het doemscenario van mevrouw Karabulut is niet ons scenario.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik weet niet of u wel eens kijkt hoe het gaat met de inburgering. Als u niet ziet wat voor puinhoop dat is, steekt u uw kop in het zand.

Een andere vraag aan u is: waarom valt u uw eigen staatssecretaris af? Staatssecretaris Van Bijsterveldt van OCW geeft zelf aan dat de bestedingsverplichting geen schot inhoudt. Als wij zaken op elkaar moeten afstemmen voor de uitvoering, dan kan dat. De staatssecretaris wil wel eerst het onderzoek naar de marktwerking afwachten. U zegt: neen, wij denderen door met deze trein en gaan het hele onderwijs aan de markt overlaten. Dan vraag ik mij echt af waarom u dat onderzoek nog wilt.

De voorzitter:

De kern is eigenlijk dat u mevrouw Spies iets vraagt, maar dat bedoelt u waarschijnlijk ook.

Het woord is aan mevrouw Spies.

Mevrouw Spies (CDA):

Wij hebben het amendement vanmiddag ingediend. De regering heeft zich er nog niet over uitgesproken. Ik heb helemaal niet de intentie om het kabinet en mijn eigen staatssecretaris op dit punt af te vallen. Ik vind wel dat wij de verantwoordelijkheid hebben om een wetsvoorstel te bespreken en het te wijzigen in de door ons gewenste richting, namelijk die van een volledig ontschot budget.

Voorzitter. Wij zijn er overigens nog niet, ook niet als dit wetsvoorstel door de Tweede Kamer wordt aanvaard. Met name op het punt van het vastleggen van de prestatieafspraken moet echt nog veel gebeuren. Ik vraag expliciet aandacht van het kabinet voor het feit dat die prestatieafspraken er niet toe mogen leiden dat alleen de mensen aan de bovenkant een aanbod krijgen. Wij moeten juist investeren in de mensen die het lastigst te bereiken zijn, aan wie de meeste zorg besteed zou moeten worden en voor wie waarschijnlijk ook de duurdere en langdurigere trajecten beschikbaar moeten worden gesteld. De minister voor WWI en de staatssecretaris van OCW hebben daarover ook heldere toezeggingen gedaan afgelopen maandag. Dat moet nu linksom of rechtsom wel gebeuren en snel tot de toegezegde prestatieafspraken leiden. Ik ben ook blij met de toezegging van de minister voor WWI dat de uitvoering van de motie-Dijsselbloem binnen twee weken tot besluitvorming op haar departement zal leiden. Dan zullen wij daar ongetwijfeld als Kamer over kunnen spreken.

Ten slotte kom ik op de bestrijding van de laaggeletterdheid. Wij hebben gesproken over de effectiviteit van de aanpak van laaggeletterdheid. Er zou prioriteit moeten komen voor de gedachte om meer aan preventie, meer aan de voorkant te doen. Taal en rekenen in het mbo, simpel gezegd. Getuige de brief die wij gisteren aan het einde van de middag van de staatssecretaris ontvingen, lijkt het kabinet mee te willen denken in de richting van meer preventie. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat laaggeletterdheid een fors probleem is en dat de aanpak daarvan het meest effectief kan plaatsvinden zolang mensen nog aan het reguliere onderwijs deelnemen;

overwegende dat nu in verhouding een fors deel van het budget ter bestrijding van laaggeletterdheid aan educatietrajecten voor volwassenen wordt besteed;

overwegende dat het gewenst is, te bezien hoe een deel van het budget voor volwasseneneducatie ingezet kan worden in het mbo, om op die manier laaggeletterdheid beter te kunnen voorkomen;

constaterende dat dit consequenties heeft voor de omvang van de middelen die via het participatiebudget beschikbaar komen, de daarvoor te leveren prestaties en de omvang van de bestedingsverplichting voor de roc's;

verzoekt de regering, een voorstel uit te werken waarin 50 mln. uit het educatiebudget wordt ingezet ten gunste van taal en rekenen in het mbo en de Kamer hierover voor behandeling van de onderwijsbegroting voor 2009 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Spies en Spekman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(31567).

Mevrouw Spies (CDA):

Voorzitter. Deze motie laat onverlet dat wij ervan uitgaan dat bij de besteding van de middelen uit het participatiebudget ten aanzien van de basisvaardigheden onverkort ingezet blijft worden op de aanpak van laaggeletterdheid.

Mevrouw Karabulut (SP):

Voorzitter. Een participatiebudget is niet zaligmakend. Wat wel belangrijk is, is aan wie men de uitvoering overlaat en of maatwerk – de menselijke maat – toegepast kan worden. Ik heb de staatssecretaris zo begrepen dat het ook zijn doel is, de uitvoering over te laten aan de professionals en dat het echt gaat om maatwerk, dus dat wat mensen nodig hebben om een de taal te leren, een baan te vinden en noem maar op. Volwasseneneducatie vermarkten betekent nog meer regels en bureaucratie voor de overheid en nog minder begeleiding en professionaliteit. Ik dacht dat wij daar nu juist vanaf wilden. Voor ons is het instandhouden van een onderwijsstructuur voor volwasseneneducatie via de roc's ook na 2010 van essentieel belang. Het amendement dat vanmiddag als een duveltje uit het doosje van de coalitiepartijen kwam, werpt voor ons een heel donkere schaduw op dit budget en dit wetsvoorstel. Ongelofelijk dat de PvdA-fractie onderwijs steeds verdergaand wil vermarkten. En vanwaar deze haast? De staatssecretaris van Onderwijs, mevrouw Van Bijsterveldt, heeft aangegeven, zelf ook eerst het onderzoek te willen afwachten naar de marktwerking die is geïntroduceerd in het inburgeringsonderwijs en waarvan de gevolgen iedere dag weer zichtbaar zijn. Honderden docenten zijn ontslagen. Er is een tekort van miljoenen, er zijn veel nieuwe regels opgesteld waardoor bureaucratie is ontstaan. Daarnaar wordt onderzoek gedaan. Ik wil van de staatssecretaris dan ook nogmaals de bevestiging dat dit onderzoek wordt afgewacht en dat de bestedingsverplichting tot die tijd in tact blijft. Verder verzoek ik de staatssecretaris, zodra dit onderzoek is afgerond, de Kamer daarover te informeren opdat wij deze problematiek met elkaar kunnen bespreken alvorens nog meer te vermarkten.

De voorzitter:

Kan de staatssecretaris meteen antwoorden?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ja.

De voorzitter:

Ik verzoek de staatssecretaris om ook een toelichting te geven op de taakverdeling, opdat wij allemaal weten hoe het gaat.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Voorzitter. Ik zal in algemene zin namens het kabinet iets zeggen. Verder zal ik mijn opvatting geven over het amendement op stuk nr. 12 en dat op stuk nr. 15. Ik stel vast dat de amendementen op de stuk nrs. 18 en 19 dezelfde inhoud hebben en dat mevrouw Spies heeft gesproken over het amendement op stuk nr. 19. Mag ik daaruit concluderen dat het amendement op stuk nr. 18 niet meedoet?

Mevrouw Spies (CDA):

Dat mag. Het amendement op stuk nr. 18 is ingetrokken, want daarin zat nog een slordigheidsfoutje. Wij praten nu dus over het amendement op stuk nr. 19.

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ik kon niet zo snel zien of dat die amendementen precies hetzelfde zijn maar toen ik de kopjes bekeek, zag ik dat ze heel veel op elkaar lijken. Wij halen de motie op stuk nr. 18 dus uit beeld. Het amendement op stuk nr. 19 en de moties zullen door de staatssecretaris van OCW worden belicht. De minister voor WWI zal vanuit haar verantwoordelijkheid eventueel iets toevoegen aan het gezegde.

Ik dank de Kamer voor haar inbreng in eerste en tweede termijn. Ik heb het gevoel dat wij dit wetsvoorstel zeer uitputtend hebben besproken.

De heer Spekman sprak zijn steun uit voor het wetsvoorstel en gaat ervan uit dat de wet per 1 januari aanstaande in werking kan treden als de Eerste Kamer het wetsvoorstel tijdig behandelt. Ik denk dat daarin een geweldige meerwaarde ligt voor de gemeenten, de roc's en alle anderen die hierop al geruime tijd rekenen. Zij hebben min of meer een uitvoeringsorganisatie in stelling gebracht om de wet per 1 januari aanstaande te accommoderen. Ik denk dat de uitvoering daarop zit te wachten en het is een goede zaak dat daarover vandaag is gesproken.

De heer Spekman verwees naar een rapport van de Algemene Rekenkamer en merkte op dat het nog altijd een kwestie is van het goed uitvoeren van datgene wat in Den Haag wordt besproken en vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de uitvoering is volgens hem uiteindelijk bepalend voor datgene waar het om draait. De heer Spekman kennende, legt hij veel nadruk op die uitvoering. Ik kan het alleen maar met hem eens zijn, maar zeg wel dat ik het rapport niet ken. Op enig moment zal ik daarover namens SZW iets zeggen. Ik weet niet wat de definitieve vorm van dat rapport is. Wij kennen het natuurlijk wel, omdat rapporten van de Algemene Rekenkamer altijd aan ons worden voorgelegd maar ik weet niet wat er uiteindelijk in de definitieve vorm staat. Ik zal daarvan dus kennis nemen.

Ik benadruk dat juist in al die regionale arbeidsmarktbijeenkomsten die wij beleggen, telkens weer het accent wordt gelegd op die uitvoering en de kwaliteit daarvan, alsmede op de ruimte voor professionals om te handelen op basis van maatwerk van de burgers. Daarover heeft mevrouw Karabulut gesproken. Het komt echt te vaak voor dat veel uitvoerders in Nederland, gemeentebesturen, aan de veilige kant van wetgeving blijven. Soms blijven zij te veel aan de veilige kant van wetgeving en zijn zij te conservatief in het uitleggen van wat kan en wat niet kan. De afgelopen twee weken is mij dat weer gebleken in het Westland, tijdens gesprekken met werkgevers en gemeenten over toeleiding van werknemers naar de agrarische sector. Het blijft een punt van aandacht en zorg. De heer Spekman kan ervan verzekerd zijn dat het kabinet daaraan de nodige aandacht zal schenken.

Mevrouw Spies heeft consequent kritiek geuit – dat deed zij namelijk ook in eerste termijn – over de stand van zaken ten aanzien van met name de discussies die hebben plaatsgevonden tussen het kabinet en de VNG. Die mondden uit in, waarschijnlijk, een unieke brief van het kabinet en de Kamer waarin ook de verschilpunten zijn geëtaleerd. Het pad gaat nu eenmaal niet altijd over rozen. Soms ben je het echt niet eens met elkaar. In dat geval zal toch de hogere overheid, in dit geval de rijksoverheid, een besluit moeten nemen. Ik ga ervan uit dat de gemeenten, loyaal als zij zijn, vervolgens de wet uitvoeren. Het gevoel dat ik heb na de gesprekken met veel gemeenten in Nederland is dat er echt op dit wetsvoorstel wordt gewacht en dat men echt klaar staat om van start te gaan in 2009.

De staatssecretaris van OCW en de minister voor WWI zullen terugkomen op de discussie over de prestatieafspraken, daar zij het meest op dit punt worden aangesproken gezien de inhoud van hun beleidsterreinen.

Ik kom nu op mijn oordeel over de ingediende amendementen. Ik begin met het amendement op stuk nr. 12 van de heer Spekman waarin een pleidooi wordt gehouden voor een experimenteerartikel in deze wet. Ik heb in de eerste termijn al gezegd dat het wetsvoorstel zo ruim is opgezet, indachtig de opvattingen in de WWB, dat naar ons oordeel al heel veel kan binnen de marges van deze wet. Het is lastig te bedenken wat er niet in past. Derhalve is het oordeel van het kabinet dat dit amendement eigenlijk overbodig is.

De heer Spekman (PvdA):

Ik ken de opvatting van het kabinet. Het geeft helemaal niet dat wij er verschillend over denken. Kent het kabinet echter ook de voorbeelden van de toepassing van de WWB die van te voren niet waren bedacht, maar die toch nuttig zijn gebleken? Ik doel onder andere op een aantal dak- en thuislozenprojecten?

Staatssecretaris Aboutaleb:

Ja, die ken ik. Ik verwees net niet voor niets naar dit wetsvoorstel in relatie tot de WWB. Dat was juist omdat de WWB ook een experimenteerartikel kent, namelijk artikel 84. Als je in dit verband zou willen experimenteren, kan de juridische grondslag op zich gevonden worden in artikel 84 van de WWB.

De heer Spekman (PvdA):

Indertijd waren er toepassingen van de WWB die van te voren niet waren bedacht. Is het niet denkbaar dat er nu vergelijkbare toepassingen zijn die nuttig blijken te zijn, maar die nu niet kunnen worden bedacht simpelweg doordat ons de fantasie daartoe ontbreekt? Het kan toch zijn dat mensen daar later in de uitvoering tegenaan lopen?

Staatssecretaris Aboutaleb:

De heer Spekman heeft gelijk. Het is denkbaar dat men daar tegenaan loopt. Mijn stelling is dat men die op grond van artikel 84 van de WWB al behoorlijk kan oppakken. Het kan niet in het kader van deze wet. In het kader van de WWB zou het echter heel goed kunnen, zeker omdat het participatiebudget op zich geen nieuwe elementen toevoegt aan de materiewetten. Het bundelt alleen de budgetten en de geldstromen. Het kabinet verzet zich niet tegen dit amendement. Als de Kamer dat zou willen aannemen, zou ons dat verder geen pijn doen. De realiteit gebiedt mij te zeggen dat het amendement in het licht van wat mogelijk is in de WWB overbodig is.

Ik kom nu op het amendement op stuk nr. 15 waarin wordt voorgesteld om het participatiebudget inzetbaar te maken voor 16- en 17-jarigen. Zoals ik al in mijn eerste termijn heb gezegd, denken wij dat het met het gestelde in dit wetsvoorstel mogelijk is dat 16- en 17-jarigen in gevallen waarin sprake is van vrijstelling van de kwalificatieplicht kunnen worden geholpen uit het participatiebudget. Het besluit van het kabinet dat meegaat in dit wetsvoorstel is om ten aanzien van de niet-uitkeringsgerechtigden, de nuggers, geld te laten vrijvallen voor gemeenten om daarmee eventueel ook deze groepen te bedienen. Wij hebben het gevoel dat daarmee het hele spectrum goed is gedekt. Desalniettemin begrijp ik het ongemak waarmee de Kamer ten aanzien van dit onderwerp zit. Ik laat het oordeel over dit amendement dus aan de Kamer.

De rest van de amendementen en de motie zullen door de staatssecretaris van OCW worden behandeld.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Ik dank de Kamerleden voor hun reactie. Ik reageer graag op het amendement op stuk nr. 19 en de motie op stuk nr. 20. Het amendement gaat over het weghalen van de schotten in 2010 en de bestedingsverplichting in 2011. Het kabinet deelt de doelstelling van de ontschotting. Dit kan per 2010 gerealiseerd worden. Wij zullen in 2009 de prestatieafspraken maken ten aanzien van de educatiedoelstellingen. Wij hebben de tijd, dus dat moet kunnen.

In het amendement wordt voorgesteld de bestedingsverplichting per 2011 ineens te laten vervallen. Ik moet erop wijzen dat hiermee voorbijgegaan wordt aan de evaluatie van de effecten van de marktwerking bij de inburgering. De Kamer heeft zelf gevraagd om deze evaluatie. Ik begrijp uit de woorden van Kamerlid Spies dat zij zich dit realiseert. Ik maak daaruit op dat, indien uit de evaluatie onvoorziene aspecten naar voren komen die van invloed zijn op de afbouw van de bestedingsverplichting in één keer en indien er in 2011 toch nog wachtgeldproblemen ontstaan, wij daarvoor terug kunnen komen bij de Kamer. Overigens is het misschien goed om op te merken dat de voorstellen van de fracties van het CDA en de PvdA over de zestien- en zeventienjarigen en over 50 mln. voor rekenen en taal voor het mbo bij aanvaarding door de Kamer behulpzaam zijn bij een verantwoorde afbouw voor de roc's. Dit breng ik graag onder de aandacht van de Kamer. Wij laten het amendement over aan het oordeel van de Kamer, met de gemaakte kanttekeningen.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik kom terug op het laten vallen van de bestedingsverplichting, waarover de coalitiepartijen een amendement hebben ingediend. In het debat gaf de staatssecretaris heel duidelijk aan dat zij hiervan op dit moment geen voorstander is. Heeft zij nog steeds deze mening? Ik heb de staatssecretaris nog een vraag gesteld. Deze heeft zij nog niet beantwoord. Komt de staatssecretaris, op het moment dat het onderzoek naar de marktwerking af is, terug naar de Kamer, zodat wij dit met elkaar kunnen bespreken?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

In eerste termijn heb ik gezegd dat in het kader van de Algemene wet bestuursrecht zorgvuldigheid moet worden betracht. Wij spreken nu over de situatie die zich over twee jaar voordoet. Er kan dus sprake zijn van een voorbereiding van een tweetal voorstellen die hier liggen. Afhankelijk van de vraag of zij zullen worden aangenomen, zullen deze voorstellen de situatie van de afbouw zeker verbeteren voor de roc's. Ik heb het over het voorstel voor 50 mln. voor het mbo en over het voorstel over de zestien- en zeventienjarigen. Een deel van de Kamer ondersteunt deze voorstellen. Dat is belangrijk om vast te stellen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid zeg ik wel dat wij hiermee het onderzoek passeren, tenminste als de formulering in het amendement klopt. Uit de woorden van mevrouw Spies heb ik echter begrepen dat men zich dit realiseert. Ik ga ervan uit dat indien er zich onvoorziene feiten voordoen, wij kunnen terugkomen naar de Kamer om dit aan haar voor te leggen. Daarmee laat ik het oordeel over dit amendement verder over aan de Kamer.

Mevrouw Karabulut (SP):

Ik wil een heel duidelijk antwoord van de staatssecretaris. Wij hebben gezien wat de gevolgen van de introductie van de marktwerking bij de roc's zijn geweest voor de inburgering. Nog steeds worden daar miljoenenverliezen geleden, zijn honderden docenten ontslagen en is het inburgeringsonderwijs ver beneden de maat. Daarom hebben wij met elkaar gevraagd om een onderzoek. Ik wil dat de staatssecretaris een heel duidelijke toezegging doet. Niet "als blijkt dat". De staatssecretaris komt met dat onderzoek gewoon terug naar de Kamer. Zij moet het toch met mij eens zijn dat wij de infrastructuur van het onderwijs, ook van de volwasseneneducatie, niet moeten vermarkten en nog belabberder maken? Zij moet dit toch niet willen als staatssecretaris van Onderwijs?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik wil best een helder antwoord geven, maar ik krijg ongeveer vijf vragen in één vraag. Ik ga terug naar de kern. Deze situatie is nadrukkelijk anders dan bij de inburgering. Toen is de financiering zeer abrupt afgebouwd. Net als maandag merk ik nu op dat het in het kader van de Algemene wet bestuursrecht relevant is om zorgvuldigheid te betrachten. In mijn reactie geef ik aan dat een aantal aspecten die zorgvuldigheid zeker ondersteunt, maar er is inderdaad ook een evaluatie van de marktwerking. Hierover is afgesproken dat wij die zullen uitvoeren en beoordelen op de eventuele invloeden rondom de afbouw van de rest van het budget voor de volwasseneneducatie. In de woorden van mevrouw Spies beluister ik dat ook zij zich dit bewust is en dat ik terug kan komen naar de Kamer als er onverhoopt onvoorziene aspecten aan de orde zijn, ook op het punt van de wachtgeldproblematiek die mogelijk kan optreden. Ik vind het mijn plicht om dit hier te melden. Het zou slecht zijn als ik dat niet deed. Verder, nogmaals, laat ik het oordeel over aan de Kamer.

Dan kom ik bij de motie-Spies/Spekman op stuk nr. 20. Inmiddels hebben wij als portefeuillehouder van dit participatiefonds een brief gestuurd over deze problematiek, waarin wij aangeven wat de consequenties zijn als die keuze wordt gemaakt. Het kabinet heeft begrip voor het punt dat de leden Spies en Spekman naar voren brengen. Wij hebben wel helder aangegeven dat indien de Kamer tot het overnemen van deze motie beslist, de cursussen voor laaggeletterden inderdaad gegarandeerd moeten worden binnen de trajecten voor basiseducatie. Mevrouw Spies gaf dit al aan. Wij hebben vanuit onze verantwoordelijkheid als portefeuillehouder aangegeven dat dit minimaal 20.000 trajecten moeten zijn om daadwerkelijk de 100% groei van laaggeletterdheid waar te kunnen maken. Dit betekent dat wij met alle betrokkenen, naast het feit dat er aan rekenen en taal gewerkt zou worden, aan de achterkant van het traject ook de curatieve kant een heel forse slag kunnen laten maken. Met die kanttekening laat ik het oordeel over deze motie over aan de Kamer.

Minister Vogelaar:

Voorzitter. Er dreigde even een klein haakprobleempje op te treden, maar ook dat is vanavond weer voorkomen.

Ik hecht eraan om tegen mevrouw Spies te zeggen dat ik inderdaad de motie zal uitvoeren over de afhandeling van de financiële problematiek uit 2007 die ontstaan is door de onverhoedse invoering en implementatie van de nieuwe wet. Ik heb de Kamer al eerder toegezegd dat zij de informatie daarover ontvangt voor de begrotingsbehandeling die gepland staat voor de eerste week van december. Daar moet geen misverstand over bestaan.

Mevrouw Spies heeft ook een vraag gesteld over de prestatieafspraken. Gisterenavond nog heb ik heel expliciet met de verantwoordelijke wethouders van de vier grote gemeenten gesproken. Zij realiseren zich zeer wel dat het in het kader van het participatiebudget gewenst is dat wij prestatieafspraken maken. Ik heb in dit kader natuurlijk gesproken over inburgering, maar het geldt in vergelijkbare mate ook voor educatie. De oproep van mevrouw Spies om vooral ook aandacht te besteden aan de kwetsbare groepen bij inburgering, mensen die extra tijd en aandacht nodig hebben, staat mij scherp op het netvlies.

Het volgende punt betreft de evaluatieafspraken over de introductie van marktwerking bij de inburgering. Collega Van Bijsterveldt heeft hierover al het een en ander gezegd. Ik wil nog even melden dat volgens planning in het najaar van 2009 in de Kamer gesproken kan worden over die evaluatie. Ik heb dit ook al eerder gemeld. Ik hecht er wel aan om tegen mevrouw Karabulut te zeggen dat het beeld dat zij neerzet dat de financiële problematiek alleen maar te herleiden zou zijn tot de introductie van de marktwerking in de inburgering, echt te kort door de bocht is. Mevrouw Karabulut en ik hebben hierover al eens eerder met elkaar gesproken, maar ik wil het ook in deze zaal nog een keer zeggen Er zijn meerdere factoren die bij deze problematiek een rol spelen. Ik heb u al eerder gezegd dat de zeer korte termijn van implementatie van deze nieuwe wet de hoofdoorzaak is. Er waren door gemeenten contracten afgesloten met uitvoerders, waarbij de financiële problematiek eenzijdig bij de uitvoerders – zowel roc's als private partijen – is gelegd. De te verwachten deelnemers werden niet tijdig naar de roc's en de taalaanbieders toe geleid.

Mevrouw Karabulut (SP):

Kan de minister uitleggen waarom in een stad als Amsterdam, waar dat niet het geval was, nu wordt gewerkt met 39 taalaanbieders en zeven assessmentbureaus, terwijl de klaslokalen toch leeg zijn? Komt dat niet voor een heel erg groot deel door de bureaucratie en het aanbestedingscircus dat is geïntroduceerd?

Minister Vogelaar:

Voor alle helderheid: dat is geen noodzakelijkheid die met marktwerking samenhangt. Het vloeit voort uit keuzen die de gemeente Amsterdam heeft gemaakt bij het omgaan met marktwerking. Dat verschil is wel belangrijk. Er mag geen misverstand over bestaan, ook ik vraag mij af of het verstandig is om 39 of 49 aanbieders in te schakelen. Wij hebben marktwerking geïntroduceerd, maar er is geen enkele regel die voorschrijft dat men met zoveel aanbieders in zee moet gaan. Dat is een keuze die daar, lokaal, is gemaakt. Die ruimte is er in de wet, maar dat heeft niets met de introductie van marktwerking als zodanig te maken.

Mevrouw Karabulut (SP):

En hoe denkt u dan over de honderden docenten die zijn ontslagen en via flexcontracten, tegen dumpprijzen, worden tewerkgesteld? Laten wij echter vooral het onderzoek afwachten. Ik denk dat u echt naïef bent, als u nu al niet ziet dat een groot deel van de ellende wordt veroorzaakt door de marktwerking, omdat daarmee veel bureaucratie en nieuwe regeltjes in het leven worden geroepen.

Minister Vogelaar:

Het lijkt mij inderdaad verstandig om de evaluatie af te wachten.

De voorzitter:

Dan bent u het daarover in ieder geval eens.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Stemmingen over het wetsvoorstel en de moties vinden volgende week plaats.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven