Aan de orde is het debat over de Staat van de Europese Unie (31702).

De voorzitter:

Ik heet de bewindslieden van harte welkom, evenals natuurlijk de Nederlandse leden van het Europees Parlement. Ik zie dat zij ook bij de andere leden buitengewoon welkom zijn.

Ik heb inmiddels de zitplaatsen van de Nederlandse leden van het Europees Parlement aangewezen en een sprekerslijst vastgesteld. De Kamer heeft vorige week reeds een besluit genomen over de spreektijdverdeling en daarbij vastgesteld dat de Nederlandse leden van het Europees Parlement vier minuten spreektijd krijgen in eerste termijn. De sprekersvolgorde is bepaald aan de hand van de grootte van de fracties. Ten slotte deel ik u mee dat artikel 57 van toepassing is, hetgeen betekent dat ik ook interrupties van leden van het Europees Parlement kan toelaten, maar deze interrupties dienen evenals de inbreng van de leden het karakter te hebben van het geven van inlichtingen.

Het woord is aan het lid Ormel voor zijn eerste termijn.

De heer Ormel (CDA):

Voorzitter. Voordat ik begin met onze inbreng over de Staat van de Unie, waarvoor wij hier vandaag bij elkaar zijn, wil ik eerst enige opmerkingen maken over de informele bijeenkomst van staatshoofden en regeringsleiders van de Europese Unie. Zij zullen morgen bijeenkomen om te spreken over de aanpak van de G20, of is het de G21, want komt Spanje nu ook? Als Spanje ook komt, waarom Nederland als belangrijk financieel centrum dan niet? Graag een reactie.

In de geannoteerde agenda van deze vergadering staat dat het niet de bedoeling is dat een mandaat wordt afgegeven voor de G20-bijeenkomst, maar dat er een consensus op hoofdlijnen moet komen. Wat is daar de status van? Is dat alleen een praatstuk of worden er bepaalde consequenties aan verbonden? Wat de CDA-fractie betreft zal deze bijeenkomst de Europese voorbereiding zijn voor de basis van de toekomstige internationale financiële architectuur. Het gaat hierbij vooral om de rol van het IMF. De premier en de minister van Financiën hebben in een brief in internationale kranten al aangegeven dat zij een belangrijke rol voor het IMF zien wat betreft het bewaken van de internationale financiële stabiliteit. Dat idee steunt mijn fractie. Wij vragen ons wel af waarom niet eerst de Tweede Kamer, het Nederlandse volk en dan vervolgens de internationale pers is gezocht.

Het mag duidelijk zijn dat de internationale financiële architectuur substantieel zal moeten worden aangepast. Wij zijn het dus eens met de grotere rol voor het IMF. Een van de meest duidelijke uitkomsten van de kredietcrisis is dat het toezicht moet worden verbeterd. Verbeteringen grijpen in op verschillende niveaus. Het toezicht is in eerste instantie nationaal georganiseerd. Ten tweede is er grensoverschrijdend toezicht. Het is op Europees niveau van groot belang dat er nauwer en beter wordt samengewerkt. Op termijn kan dit ertoe leiden dat een toezichthouder wordt ondergebracht bij de Europese Centrale Bank. Hiernaast is er wat grensoverschrijdend toezicht betreft mogelijk een rol voor het IMF weggelegd. Het IMF zou tevens een leidende rol kunnen nemen bij het vaststellen van internationale toezichtregels. Ook zou het huidige FSAP, het Financial Sector Assessment Program, een soort keurmerk van de financiële sector, verder kunnen uitbreiden. Hier heeft collega De Nerée tot Babberich in de Ecofinraad al op aangedrongen. Graag een reactie van de minister-president.

Ik geef nog kort de CDA-standpunten: geen steun voor een verlenging van het Franse voorzitterschap, de Europese Centrale Bank absoluut onafhankelijk, geen protectionistische maatregelen zoals staatssteun voor de automobielindustrie.

De Staat van de Unie...

De voorzitter:

De heer Van Baalen.

De heer Van Baalen (VVD):

De minister van Financiën was in eerste instantie nogal geporteerd van het idee dat Frankrijk de Eurogroep zou voorzitten, dus dat Sarkozy een permanente rol zou krijgen. Hoe beoordeelt u dat in samenhang met uw eigen mening, die de VVD deelt, dat dit niet moet gebeuren?

De heer Ormel (CDA):

De CDA-fractie is onder de indruk van de voortvarendheid van het Franse voorzitterschap, maar wij hebben met elkaar spelregels gemaakt. Het is uitstekend als regeringsleiders van de eurozone bij elkaar komen, maar bepaald is dat de heer Juncker van Luxemburg de voorzitter van de eurozone is. Dat moet zo blijven.

De voorzitter:

Tot slot.

De heer Van Baalen (VVD):

Dat was mijn vraag niet; daar zijn wij het over eens. De heer Wouter Bos, de minister van Financiën, leek in eerste instantie geporteerd te zijn van zo'n Frans voorzitterschap. Wat is uw mening daarover?

De heer Ormel (CDA):

De geachte afgevaardigde Van Baalen heeft mijn mening al gehoord. Onze mening is dat wij daar niet van geporteerd zijn.

Ik vervolg mijn betoog over de Staat van de Unie. De afgelopen maanden laten een groeiende Europese eensgezindheid zien.

De voorzitter:

De heer Blom.

De heer Blom (PvdA):

Ik wil nog even terugkomen op het vorige punt. De heer Bos, de minister van Financiën, heeft gezegd dat, als er sprake is van eenzelfde crisis als op dit moment en als een land dat niet tot de eurozone behoort voorzitter is van de EU, de heer Sarkozy zou worden gevraagd om voor te zitten. Bent u daar ook op tegen? Bent u er sowieso op tegen dat, als een niet-euroland voorzitter is, een land uit de eurozone dan gaat voorzitten?

De heer Ormel (CDA):

Conform het Verdrag van Nice zal het komende halfjaar Tsjechië het voorzitterschap bekleden. Er is een trojka, waarin ook Frankrijk zit. Het tweede halfjaar van volgend jaar zal Zweden voorzitter zijn. Beide landen behoren niet tot de eurozone. Maar voor de eurozone is er een aparte overlegstructuur waarvan de heer Juncker voorzitter is. Wij vinden dat dit zo moet blijven.

De heer Blom (PvdA):

Daar gaat het mij niet om. Het gaat erom dat wij op dit moment in een behoorlijk ernstige financiële crisis zitten. Juist Europa heeft misschien wel de taak om een eind te maken aan die crisis. Dan is het toch een beetje vreemd dat een niet-euroland als voorzitter die vergaderingen leidt?

De heer Ormel (CDA):

Het moge dan vreemd zijn, maar de Europese Unie bestaat uit meer landen dan de landen van de eurozone. Wij hebben met elkaar afspraken gemaakt dat de Europese Unie conform het Verdrag van Nice ieder halfjaar een ander voorzitterschap kent. Laten wij er dan gezamenlijk voor zorgen dat het Verdrag van Lissabon zo snel mogelijk wordt geratificeerd en dat er een vaste voorzitter komt. Dit is een reden temeer om daarvoor te pleiten.

Dankzij de Europese samenwerking wordt de kredietcrisis gezamenlijk aangepakt en is er een eensluidende inzet ten aanzien van de crisis op de Kaukasus. Helaas is ratificatie van het Verdrag van Lissabon door het Ierse nee nog niet mogelijk. Dit verdrag dient wat de CDA-fractie betreft zo snel mogelijk in werking te treden, juist vanwege de bijzondere internationale omstandigheden waarop de geachte afgevaardigde de heer Blom al doelde. Het is niet in het belang van Nederland en de EU-lidstaten om maar te blijven praten over dit verdrag. Wij zijn van mening dat er geen sprake kan zijn van een nieuwe onderhandelingsronde, laat staan een herziening van het Verdrag van Lissabon. Wel moet worden gekeken op welke wijze Ierland tegemoetgekomen kan worden zonder het verdrag open te breken.

Volgend jaar zullen er Europese verkiezingen zijn, die zullen plaatsvinden conform het Verdrag van Nice. Dat betekent dat er minder parlementsleden gekozen zullen worden en dat een kleinere Commissie zal worden samengesteld. Kan de regering aangeven wanneer definitief wordt besloten over de omvang van de nieuwe Commissie en wat de inzet van Nederland daarin zal zijn? De CDA-fractie is van mening dat de huidige Commissie dient aan te blijven als overgangscommissie tot aan de ratificatie van het Verdrag van Lissabon en dat dit verdrag uiterlijk 1 januari 2010 in werking moet treden.

De CDA-fractie staat voor een eurorealistische koers. Het doet ons dan ook deugd dat het kabinet in de staat van de Unie aangeeft een realistische communicatie over Europa na te streven. Het kabinet wil met de ontwikkeling van een goede communicatie bijdragen aan een realistische publieke beeldvorming over de Europese Unie. Tijdens de vorige staat van de Unie en tijdens de parlementaire behandeling van het Verdrag van Lissabon is door de CDA-fractie, maar ook door de fracties van de VVD en de PvdA, meerdere malen de EU een unie van burgers en lidstaten genoemd. De EU is een samenwerkingsverband van soevereine lidstaten waarvan de burgers tevens burger van de EU zijn. Deze definitie is overgenomen door de minister-president tijdens het debat van 3 juni. Waarom is deze definitie niet nader uitgewerkt en gebruikt in de communicatie met de burgers? Wij dienen in tweede termijn op dit punt een motie in.

De heer Van der Ham (D66):

De heer Van de Camp is de voorgenomen lijsttrekker van de CDA-fractie in het Europees Parlement. Hij heeft verklaard dat hij zich zal opwerpen als beschermheer van Nederlandse verpleegkundigen die de adem van Poolse concurrenten in hun nek voelen. Van de heer Ormel, lid van dezelfde partij, hoor ik graag hoe hij dit voor zich ziet. Gaat de CDA-fractie zich bij de aanstaande Europese verkiezingen opwerpen als tegenstander van het vrije verkeer van werknemers? Hoe moeten wij de uitspraak van de beoogd lijsttrekker lezen?

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de geachte afgevaardigde Van der Ham voor deze vraag. De sociale stelsels in de EU verschillen. De laatste uitbreidingsrondes van de EU hebben geleid tot een grotere vrije arbeidsmarkt. Op zich is dat positief voor de economische ontwikkeling. Werknemers worden steeds mobieler. De sociale zekerheid zal hier echter op moeten inspelen. Het CDA hecht aan verzekeringen tegen werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, ouderdom. Wij vinden dat werknemers in de EU hun opgebouwde verzekerde rechten moeten kunnen meenemen. Dat vindt de hele CDA-fractie. Collega Van Hijum zal hierop bij de begroting van SZW nader ingaan.

De heer Van der Ham (D66):

Ik begrijp dat u deze vraag lekker meenam om een deel van uw spreektekst uit te spreken. Daar help ik u natuurlijk graag mee. Ik had het echter over de uitspraken van de heer Van de Camp, die suggereert dat er een dam wordt opgeworpen of iets dergelijks. Gaat u bij de komende EU-verkiezingen het vrije verkeer van werknemers ter discussie stellen?

De heer Ormel (CDA):

Zoals u weet, vindt de CDA-fractie dat er een overgangstermijn moet zijn voor het werknemersverkeer vanuit de nieuwe lidstaten Bulgarije en Roemenië. Ten aanzien van Polen is er vrij verkeer van werknemers. Ik wijs erop dat wij een tekort aan verpleegkundigen hebben.

De heer Van der Ham (D66):

Mijn reactie op het antwoord van de heer Ormel is dat het CDA weer eens wat in De Telegraaf heeft geroepen, maar er uiteindelijk, als het erop aankomt, niets mee doet. Ik ben er in dit geval blij mee, maar het is een typisch geval van CDA-retoriek.

De heer Ormel (CDA):

Dit klinkt nogal hol.

De heer Van Bommel (SP):

Met een aantal leden waren wij afgelopen maandag in Parijs bij de COSAC. De Franse president sprak daar over het Ierse nee en de vraag hoe wij verder moeten. Hij zei in zijn routekaart twee aspecten belangrijk te vinden: er is geen alternatief voor het Verdrag van Lissabon en er wordt geen ultimatum aan de Ieren gesteld. De CDA-fractie stelt hier vandaag wel een ultimatum aan de Ieren. Zij moeten namelijk vóór 1 januari 2010 ja zeggen tegen het Verdrag van Lissabon. Dat is nieuw en ik wil graag weten of dat ook het verzoek van de CDA-fractie aan de regering is. Gaat zij de regering op pad sturen met de boodschap aan het voorzitterschap dat de Ieren wél een ultimatum moet worden gesteld?

De heer Ormel (CDA):

Wij stellen geen ultimatum, en al helemaal niet aan de Ieren. Het is van groot belang dat het Verdrag van Lissabon, waarover wij zo lang hebben gesproken en dat geratificeerd is door Nederland, nu eens echt in werking treedt. Wij hebben te maken met de Europese verkiezingen, die nu conform het Verdrag van Nice gehouden gaan worden. Wij hebben te maken met de Europese Commissie, wat gaan wij daarmee doen? In die samenhang heb ik gezegd dat wij een overgangscommissie moeten hebben tot 1 januari 2010 en dat dan het Verdrag van Lissabon geratificeerd zou moeten zijn. Als het Verdrag van Lissabon dan niet geratificeerd is, moeten wij met een andere oplossing komen voor de Europese Commissie. De heer Van Bommel moet dit wel in samenhang zien.

De voorzitter:

De heer Van Bommel, tot slot.

De heer Van Bommel (SP):

Mag ik een vervolgvraag stellen en dan de conclusie geven?

De voorzitter:

Nee, ik probeer het te regisseren. Dan kunt u ruim interrumperen en dan krijgt u iedere keer twee stappen.

De heer Van Bommel (SP):

Dan moet u ook eens de antwoorden proberen te regisseren.

De voorzitter:

Ik ga hier over de interrupties. Volgens mij hadden wij dat zo afgesproken, dus u doet gewoon wat ik u vraag. U stelt een slotvraag.

De heer Van Bommel (SP):

Vanzelfsprekend.

De heer Ormel (CDA):

De spanning loopt op.

De heer Van Bommel (SP):

Ja, zeker met dit soort antwoorden. De heer Ormel moet zijn tekst nog maar eens teruglezen. Hij heeft gezegd dat het Verdrag van Lissabon op 1 januari 2010 in werking moet treden. Dat kan alleen wanneer hij ook zegt dat de Ieren vóór 1 januari 2010 ja moeten hebben gezegd tegen het Verdrag van Lissabon. Dat impliceert het namelijk. Dat is wel degelijk een ultimatum. Als de heer Ormel zijn woorden na deze interruptie afzwakt, ben ik daar blij mee. Hij komt dan terug op het standpunt van de Franse minister-president en ik zou dat toejuichen. Er wordt dan geen ultimatum gesteld aan de Ieren. De heer Ormel moet hier wel hom of kuit geven. Wil de CDA-fractie 1 januari 2010 wel of niet als ultimatum?

De heer Ormel (CDA):

Wij willen geen ultimatum aan de Ieren, maar wij spreken hier over de Staat van de Unie. Wat doen wij met de Europese Commissie in de nieuwe situatie na de Europese verkiezingen? Wij vinden dat er een overgangscommissie moet komen tot uiterlijk 1 januari 2010. Als het verdrag dan nog niet geratificeerd is, zal er iets moeten gebeuren met de Europese Commissie. Dan komen er onderhandelingen, want conform het Verdrag van Nice moet het aantal leden van de Europese Commissie kleiner zijn dan het aantal lidstaten. Welke lidstaat gaat dan afvallen? Hoe gaan wij dat oplossen? Er komt dan een hele onderhandelingsronde, waarop wij nu al moeten anticiperen.

Voorzitter. Europa wordt door veel Nederlanders gezien als een bedreiging van de eigen Nederlandse identiteit. Dat is begrijpelijk, maar onjuist. Europa biedt juist mogelijkheden om de eigen identiteit te beschermen, maar deze mogelijkheden worden door Nederland te weinig benut. Neem de Europese bescherming voor streekproducten. Hoe kan het dat 21% van de geregistreerde streekproducten uit Frankrijk komt, 19% uit Italië en maar 1% uit Nederland? Het CDA roept sectoren op om streekproducten aan te melden en wil dat de regering zich daarvoor inspant. Niet alleen vanwege behoud van identiteit, maar ook uit economisch belang.

De kinderbijslag en de kindertoeslag worden betaald uit de algemene belastingen, en worden uitgekeerd aan eenieder in Nederland die in Nederland werkt en hier kinderen heeft, nee, aan iedereen die kinderen heeft, ongeacht waar zij wonen. De CDA-fractie is van mening dat kinderbijslag en kindertoeslag alleen moeten worden uitgekeerd als de kinderen ook in Nederland wonen. Wij zijn aanhangers van het woonlandbeginsel. Het gaat immers om een voorziening die uit de belastingen wordt betaald, en waarvan de hoogte gerelateerd is aan de kosten die voor de kinderen in het woonland worden gemaakt. Aanpassing hiervan vergt een discussie op Europees niveau. De CDA-fractie verzoekt het kabinet, hiertoe de eerste stappen te zetten. Wij zullen op dit punt in tweede termijn een motie indienen.

Intern en extern beleid van de EU lopen steeds meer in elkaar over. Dat geldt zeker ook voor het veiligheidsbeleid. Een goed functionerend nabuurschapsbeleid is van essentieel belang voor een werkzaam migratiebeleid. Partenariaten kunnen zorgen voor een speciale relatie tussen de EU en landen die in het werelddeel Europa liggen, zoals Georgië, Kosovo en Moldavië. Ten aanzien van kandidaat-lidstaten Kroatië, Macedonië en Turkije maken wij ons zorgen over de voortgang van implementatie van de Kopenhagencriteria.

Ik zie dat ik moet afronden, maar ik wil nog een korte opmerking maken over de ontwikkeling van de rechtsstaat, democratie en stabiele overheidsinstellingen in "frozen conflict"-gebieden.

De voorzitter:

Dat moet u dan echt in uw tweede termijn doen. Uw acht minuten zijn om.

De heer Ormel (CDA):

Wat gaat de tijd toch snel. Ik zal er in mijn tweede termijn nog een opmerking over maken.

Mevrouw Martens (EP/CDA):

Voorzitter. Het is bijzonder om hier weer te mogen staan. Het is voor mij de tweede keer dat ik mag deelnemen aan het debat over de Staat van de Europese Unie. In Europa zijn wij gewend om complimenten te geven aan de auteurs van de brief. Die verdiende complimenten wil ik hier ook graag geven. De brief is helder over het belang van Europa, concreet over de zorgen van de burgers en indringend over de grote thema's die spelen in de EU. Van Verdrag tot kredietcrisis, van klimaat tot communicatie, van Rusland tot Turkije.

Wij kennen allemaal het ontstaan van de EU na de laatste grote wereldcrisis: de Tweede Wereldoorlog. Deze crisis heeft politieke leiders in Europa destijds wakker geschud en was de aanzet voor samenwerking, voor stabiliteit, duurzame vrede en ontwikkeling van de landen. Nu worden wij opnieuw met een crisis op wereldschaal geconfronteerd: de financiële crisis. Ook Nederland zit er middenin. Ook nu komen Europese leiders bijeen en dat is belangrijk. Juist in tijden van crisis is samenwerking onontbeerlijk en daadkrachtig leiderschap cruciaal.

In de afgelopen vijftig jaar is veel bereikt. De samenwerking heeft inderdaad bijgedragen aan stabiliteit, welvaart en welzijn van mensen. Wij kennen de gemeenschappelijke markt en munt. Het kopje koffie op het terras mag dan misschien wel iets duurder geworden zijn, maar zou het terras er in sommige landen überhaupt nog geweest zijn zonder de euro? Van mij mag de minister van Financiën dat wel vaker zeggen. Ik heb het nergens kunnen lezen. Is niet juist de euro een verworvenheid die in deze tijd positief werkt?

De EU blijft in de eerste plaats een project van vrede en veiligheid. De brief stelt echter terecht dat wij bij veiligheid niet meer alleen moeten denken aan "niet meer oorlog", maar ook aan bescherming tegen stijgende energie- en voedselprijzen, klimaatverandering en onzekerheden die samenhangen met de globalisering. Om op deze terreinen te kunnen samenwerken is een nieuw verdrag hard nodig. Het is nodig voor een sterk en veilig Europa en om de burger maximale veiligheid en zekerheid te bieden. Ik hoop daarom dat het Verdrag snel geratificeerd wordt; bij voorkeur voor de Europese verkiezingen van volgend jaar. Wij weten niet of dat zal lukken. Misschien is er een klein wonder nodig, maar u weet wat David Ben-Gurion ooit zei: "Wie niet in wonderen gelooft, is geen realist."

Voor de toekomst van Europa gaat het niet alleen om het Verdrag; minstens zo belangrijk is het draagvlak bij de bevolking. Op 4 juni volgend jaar zijn de Europese verkiezingen. Voor veel te veel mensen is Europa nog steeds een blinde vlek. De uitdaging zal zijn om te laten zien dat Europa een normale factor is in onze dagelijks leven. Of zoals de minister en staatssecretaris schrijven: "iets waarover niet voortdurend de vraag aan de orde is of je voor of tegen bent, maar een dimensie van ons bestuur waar je mee te maken hebt, soms in positieve, soms in negatieve zin". Inderdaad, Europa is de vierde bestuurslaag van Nederland. Bij het draagvlak gaat het ook om het winnen van het vertrouwen van mensen. Als je vertrouwen wilt winnen, moet je weten wat er onder mensen leeft. Als ik hoor wat mensen willen, dan zijn dat vooral drie dingen. Zij willen stabiliteit, dus geen toestanden zoals in Georgië. Mensen willen niet inleveren op het welvaartsniveau. Zij willen houden wat zij hebben aan wonen, werken en zorg. Zij willen veiligheid voor zichzelf, hun kinderen en kleinkinderen. In de communicatie over Europa moet het duidelijk zijn dat die dingen, stabiliteit, behoud van het welvaartsniveau en veiligheid, niet meer zonder Europa verkrijgbaar zijn.

De heer Blom (PvdA):

Voorzitter. Ik vroeg mij eergisteren af wat de achterliggende gedachte van dit soort debatten zou moeten zijn. Dit is natuurlijk niet het eerste Europadebat dat wij dit jaar voeren, maar ongeveer het twintigste. Ik dacht, laat ik voor mijzelf eens samenvatten waarom ik Europa zo belangrijk vind. Daarmee wil ik beginnen. Ik vind Europa zo belangrijk omdat Europa de meest stabiele regio in de wereld is en dat wil ik zo houden. Ik vind Europa belangrijk omdat het de meest stabiele economische factor in de wereld is en dat wil ik versterken. Ik ben zo voor Europa omdat ik vind dat een kind in Leusden dezelfde kansen moet hebben als een kind in Ljubljana en dat wil ik uitbouwen. Ik vind Europa belangrijk omdat iedereen in Europa kan zeggen wat hij wil en dat wil ik verdedigen. Ik vind Europa belangrijk omdat Europa een veilige haven is voor vervolgden en verdrukten en dat wil ik waarborgen. Ik vind dat Europa een voorloper is in de klimaataanpak en dat wil ik toch nog verbeteren. Ik vind Europa belangrijk omdat Europa nog steeds veilig is en dat wil ik versterken. Ik vind Europa belangrijk omdat de welvaart niet alleen van ons is, want ik wil die welvaart verbreiden. Ik vind Europa belangrijk omdat het onze thuismarkt is en die markt wil ik optimaliseren. Ik vind Europa belangrijk omdat Europa een verantwoordelijkheid heeft om wereldwijde armoedeproblemen op te lossen en ik wil dat wij ons dat realiseren. Ten slotte vind ik Europa belangrijk omdat ik een Europeaan ben en dat wil ik uitdragen.

Wij kijken altijd naar Amerika als de leider van de vrije wereld, maar het potentieel van de Unie als politieke en economische leider is groot. De EU is 's werelds grootste handelspartner en de meest kapitaalkrachtige economie. Op het gebied van klimaat- en energiebeleid, ontwikkelingssamenwerking, mensenrechten en consumentenbescherming heeft de EU al een leidende rol. Daarnaast heeft de EU een manier gevonden om stabiliteit te brengen in de ons omringende landen, bijvoorbeeld landen in Noord-Afrika, Turkije en Oost-Europa. Niet door met militaire middelen te dreigen, maar juist door intensieve samenwerking, op verschillende wijze vormgegeven met buurlanden en buurregio's in Europa. Die intensieve samenwerking is iets anders dan een voorportaal tot toetreding tot de EU. Hoewel wij bij voorbaat niemand uitsluiten van toetreding tot de EU, is die toetreding alleen mogelijk wanneer die landen, behalve dat zij in Europa liggen, volledig voldoen aan de Kopenhagencriteria. Bovendien is de weg naar toetreding tot de EU niet dezelfde als die van intensieve samenwerking.

Dat neemt niet weg dat wij ook voor landen en regio's buiten Europa een voorbeeld kunnen zijn. Niet zozeer in het belang van de EU als instituut, maar omdat het instituut EU juist de belangen van de Europese bevolking behartigt. De financiële crisis heeft laten zien hoe het instituut EU de belangen van de Europese bevolking kan behartigen. Maatregelen van individuele landen zijn nu eenmaal niet genoeg om de problemen die internationaal zijn, op te lossen. Internationale problemen vragen namelijk om een internationale oplossing. Onder leiding van president Sarkozy heeft de EU maatregelen genomen om de gevolgen van de financiële crisis te beperken. Dat is ook de EU: bescherming bieden en maatregelen treffen die de mogelijkheden van individuele landen overtreffen.

Dat geldt natuurlijk niet alleen voor het terrein van de financiële markt, maar zeker ook voor andere grensoverschrijdende terreinen, zoals het milieu, misdaad en immigratie. Op internationale terreinen zullen de EU-landen de krachten moeten bundelen, willen er effectieve maatregelen kunnen worden genomen. De EU kan internationaal nu eenmaal meer bereiken dan de 27 individuele landen afzonderlijk. In deze roerige tijden is een krachtig Europa belangrijk en kan een sterk Europa het verschil maken. Maar er zijn grenzen aan de regelhonger van de EU. Sommige dingen kunnen de individuele landen namelijk wel beter zelf regelen. Dit geldt vooral regels die de burgers van de lidstaten betreffen, bijvoorbeeld publieke voorzieningen, uitkeringen en het strafrecht. Dan is het vooral aan de lidstaten zelf om te beslissen wat zij nationaal of internationaal geregeld willen zien. Per onderwerp zullen wij steeds moeten vaststellen wat het beste in Europa kan worden geregeld, wat het beste nationaal kan worden geregeld en in sommige gevallen zelfs, wat het beste provinciaal of gemeentelijk geregeld kan worden. Dit vraagt om een tijdige betrokkenheid bij Europese wet- en regelgeving én om een actieve houding van de Tweede Kamer. Wij zitten nu te zeer vast van het mechanisme van het wijzen met het beschuldigende vingertje in de richting van de EU als er in Nederland weer iets niet kan omdat de Europese regels dat zouden blokkeren. Als wij bedenken dat alle Europese regels door alle EU-landen samen worden gemaakt, dus ook door Nederland, moeten wij toch constateren dat wij er altijd gewoon zelf bij waren.

Dan is er nog de manier waarop Nederland die Europese regels in eigen wetten verwerkt. Het kan ook heel goed zijn dat het probleem niet uit Brussel komt maar uit Den Haag door de manier waarop wij de Haagse regels hebben toegepast. Een artikel van Dorette Corbey en Co Verdaas over dit probleem heeft geleid tot de lancering van het signaleringsloket Europese regelgeving. Het verzamelen van problemen met Europese regels kan duidelijk maken of het de Europese regelgeving of de Nederlandse implementatie ervan is die de problemen veroorzaakt. Pas als de oorzaak van het probleem is vastgesteld, kunnen wij werk maken van een passende oplossing. Ligt het probleem in de Nederlandse wet, dan moeten wij het hier oplossen, ligt het probleem in de Europese regels, dan moeten wij het daar oplossen. Als het daarvoor nodig is dat de Europese regels worden aangepast, dan moeten wij die regels gewoon aanpassen. Het EU-beleid gaat iedereen aan, maar laten wij dan vooral niet vergeten dat de EU niet staat voor Brussel, de EU staat voor 27 lidstaten en 500 miljoen inwoners die met hun eigen regeringen en gekozen volksvertegenwoordigers op alle niveaus, samen de EU vormen. Het is de taak van de EU ervoor te zorgen dat in het besluitvormingsproces rekening wordt gehouden met de mening van burgers. Dus, als de meerderheid van burgers en lidstaten wil dat bijvoorbeeld de "zes plus vijfregel" wordt doorgevoerd, is het vervolgens aan de EU om dat mogelijk te maken. Niet de hakken in het zand omdat dit in strijd zou zijn met het vrij verkeer van werknemers, maar een actieve houding. De EU is er namelijk voor de lidstaten en hun burgers en niet andersom.

Tot slot wil ik het kabinet en met name de staatssecretaris danken voor de uitvoering van de motie die ik vorig jaar in het debat over de Staat van de Unie heb ingediend over de Roma. De minister heeft vanochtend een conferentie geopend om dit probleem bespreekbaar te maken. Dit is het gevolg van de motie die collega Wiersma en ik vorig jaar hebben ingediend. Nogmaals mijn hartelijke dank daarvoor.

Mevrouw Van den Burg (EP/PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Nog helemaal in de ban van de Amerikaanse verkiezingen zeg ik: "it's the economy, stupid". Waarover zouden wij het op dit moment anders moeten hebben? Obama zal er een flinke kluif aan hebben en wij in Nederland en Europa ook. Ik wil mij in mijn bijdrage concentreren op de kredietcrisis en de gevolgen daarvan voor de reële economie en dus uiteraard ook op de sociale gevolgen die iedereen zullen raken, niet alleen de spaarders van Icesave, maar ook uitzendkrachten, ondernemers, werknemers, gepensioneerden, hypotheeknemers en starters op de woningmarkt.

Houvast en vooruitgang, dat was het motto van Mariëtte Hamer, de fractievoorzitter van de PvdA in dit huis, bij de algemene politieke beschouwingen. Die boodschap wil ik ook vandaag uitdragen. Houvast aan een sterke Europese Unie die nu haar bestaansrecht kan bewijzen en opkomt voor haar burgers en vooruitgang door in de nieuwe verhoudingen in de wereldeconomie grote economische, ecologische en sociale problemen voor de toekomst op te lossen. Ik verwacht dat op dit punt goed kan worden samengewerkt met het nieuwe bewind in de Verenigde Staten.

De kredietcrisis die de financiële markten en banken zwaar op de proef stelt, vraagt om snelle en adequate antwoorden. Die waren in de Verenigde Staten in eerste instantie weifelend en gebrekkig, maar zo snel als de crisis zich daardoor uitbreidde richting Europa, zo snel wisten de 27 lidstaten tot een gezamenlijk gecoördineerde aanpak te komen. De systeemrisico's zijn snel en doeltreffend aangepakt, waarbij niet alleen Sarkozy, maar ook Nederland en het Verenigd Koninkrijk een leidende rol speelden.

De sterke overheid is terug. De Washington Consensus van de deregulering is voorbij. In het Europees Parlement was de PES, waar de PvdA toe behoort, leading. Jarenlang heeft zij een zware dobber gehad aan de Europese Commissie, in het bijzonder aan Eurocommissaris McCreevy, en aan de conservatieve en liberale fracties die niets van betere regulering en strikter toezicht wilden weten. En dan heb ik het nog niet eens over de nationale belangen die een rol gespeeld hebben of over de concurrentie tussen Wall Street en de City of London om al die snelle traders aan te trekken en vooral geen strobreed in de weg te leggen.

Gelukkig wijzen inmiddels alle neuzen dezelfde kant op. Het gebrekkige en gefragmenteerde toezicht is nu onderkend en er is zelfs draagvlak voor Europees toezicht. Sterker nog, het IMF wordt nu door velen genoemd als het niveau waarop het toezicht op de financiële markten moet plaatsvinden. Ik ben positief over de Nederlandse aanpak, met name over de concrete maatregelen voor zeggenschap, bonus- en beloningsvoorwaarden, en over de Europese inzet in internationaal verband. Ik hoop dat het lukt om de focus naar het IMF te verschuiven en te komen voorbij de informele settings van de G7, G8, G20 – hoeveel het er ook zijn – en het Financial Stability Forum, want het moeten echt democratisch controleerbare instellingen worden.

Nu worden wij geconfronteerd met de gevolgen voor de reële economie. De economische vooruitzichten zijn ongunstig, ook voor Nederland. De monetaire respons van de centrale banken is tot nu toe goed. Ik verwacht dat de ECB vanmiddag de rente weer met een 0,5% verlaagt. Maar dat is niet genoeg. Binnen de eurozone bestaan grote verschillen in kwetsbaarheid. Het is duidelijk dat de renteopslagen op staatsobligaties van de verschillende eurolanden steeds scherper uiteenlopen. Ook Nederland voelt dat, door de steunoperaties voor Fortis en ING. Nederland was lange tijd maar zo'n tien basispunten verwijderd van Duitsland. Nu is dat al rond de 70 basispunten en voor Griekenland en andere landen is het nog dramatischer. Hierdoor neemt ook de druk op het Stabiliteits- en Groeipact toe, want exceptionele omstandigheden kunnen aanleiding geven tot exceptionele maatregelen, maar de manoeuvreerruimte van de landen verschilt. In het licht van deze spanningen is het buitengewoon teleurstellend dat de Eurogroep en de Ecofinraad deze week niet krachtig eensgezind zijn opgetreden om de recessiedreiging tegen te gaan. Nu is het moment om zaken voortvarend aan te pakken of, in de woorden van Barack Obama: it's time for change!

Waarom wordt niet steviger ingezet op een investeringsbeleid, gekoppeld aan de structurele veranderingen waaraan de Europese Commissie zich heeft gecommitteerd, zoals schone energie, klimaat, R&D, investeringen et cetera? Wij spreken over het nationaliseren van banken, maar de EU hebt al een fantastische publieke bank: de Europese Investeringsbank. Waarom wordt deze niet op grotere schaal gebruikt voor publieke investeringen en voor het naar Europa trekken van privaatgeld via eurobonds? En waarom wordt niet gekozen voor meer kredietverstrekking voor de woningmarkt? Mijn conclusie over de reële economie is dus veel minder positief. Graag hoor ik de plannen van de regering voor de reële economie.

Tot slot maak ik een opmerking over solidariteit. Ik ben zeer positief over wat er gebeurd is ten aanzien van Hongarije. Ik pleit ervoor dat dit beleid wordt doorgezet. Ik refereer daarbij aan de Marshallhulp, die nog steeds zijn uitwerking heeft, onder meer in hoe over de Verenigde Staten gedacht wordt. Ik hoop dat die lijn wordt doorgezet, niet alleen voor andere eurolanden, maar ook voor de Derde Wereld.

De voorzitter:

Het is echt de bedoeling dat u zich aan uw spreektijd houdt.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. Het debat over de Staat van de Unie is dit jaar een bijzonder debat. Allereerst omdat het het laatste debat is voor de verkiezingen voor het Europees Parlement van 4 juni volgend jaar. Daarnaast vanwege de wereldwijde kredietcrisis die ook grote invloed heeft op de Europese samenwerking. Dat is voor de SP-fractie reden om in deze tijden van verandering eens terug te blikken op wat er in de afgelopen zittingsperiode van het Europees Parlement is terechtgekomen van de Europese samenwerking en om aan te geven welke ambities de komende jaren voor de deur staan.

Onveranderd zijn in ieder geval de verdragen waarop de Europese Unie is gebaseerd. Er is geen Europese grondwet gekomen en ook vermomd als het Verdrag van Lissabon is deze gesneuveld in Ierland. Het is dan ook de afgelopen jaren pijnlijk duidelijk geworden dat de onstuimige uitbreiding van de Europese Unie en de ontwikkeling richting een federaal Europa op grote weerstand van de Europese bevolking kan rekenen; gelukkig maar. In zijn reactie op die weerstand laat de Europese elite van politici en ongekozen bestuurders en bureaucraten echter zien dat de Europese Unie van hen is en niet van de burger. Zo bestempelen zij de weerstand als gebaseerd op onwetendheid, op onkunde. De bevolking zou zich laten leiden door overwegingen die niets te maken zouden hebben met het voorliggende verdrag of de Grondwet. Dat is alsof partijen na een verkiezingsnederlaag klagen dat zij zijn afgerekend op wat zij in het verleden hebben gedaan in plaats van op al die mooie dingen in hun programma. De burger is gelukkig verstandig genoeg om politieke partijen niet alleen op hun woord te geloven. Laten wij dan ook afspreken dat wij over vijf jaar kunnen concluderen dat de burger in de Europese Unie niet meer op deze denigrerende manier wordt weggezet.

Ernstiger nog is dat de stem van de bevolking in de Europese Unie stelselmatig wordt genegeerd. Een nee van de bevolking wordt niet geaccepteerd; dat blijkt vandaag hier ook weer. De Europese grondwet kreeg enkel een andere verpakking en ook de Ierse bevolking heeft te verstaan gekregen dat de Europese Unie geduldig is, maar dat zij uiteindelijk gewoon ja moet zeggen tegen een ongewijzigd Verdrag van Lissabon. Laten wij afspreken dat wij over vijf jaar kunnen concluderen dat in de Europese Unie een nee van de bevolking ook gewoon een nee blijft.

Misschien wel het meest ernstige is de manier waarop men zich in heel de Europese Unie, ook in Nederland, heeft ingespannen om de burger een stem te ontnemen over het Verdrag van Lissabon. De SP moedigt de Nederlandse bevolking dan ook aan om volgend jaar, bij de verkiezingen voor het Europees Parlement, haar kans te pakken en zich alsnog bij haar keuze uit te spreken over het Verdrag van Lissabon. Ik denk dat het kabinet het met mij eens zal zijn dat het doel dan moet zijn, de opkomst zo hoog te krijgen als bij het referendum in 2005. Niet weer die armzalige 40% van vijf jaar geleden, maar gewoon groeien naar 60% zoals bij het referendum in 2005. Toen heeft de burger er blijk van gegeven, mee te willen praten over de ontwikkeling van Europa. Laten wij afspreken dat wij over vijf jaar zien dat in de Europese Unie de burger zich wel degelijk kan uitspreken over belangrijke stappen in de Europese samenwerking.

Ondertussen vormt het uitblijven van de door voorstanders zo noodzakelijk geachte verdragswijziging geen belemmering om toch voort te gaan met waar de Unie al mee bezig was. Zo gaat het Frans voorzitterschap onverminderd door met voorstellen voor een Europees leger. Zo roemt de minister van Buitenlandse Zaken het gezamenlijk optreden van de Europese Unie in Georgië en verwacht het kabinet volgend jaar een voorstel voor een Europees openbaar ministerie. Zo wordt er nog steeds ingezet op het aannemen van een klimaat- en energiepakket om klimaatverandering tegen te gaan. De conclusie moet dus zijn dat samenwerking op het gebied van buitenlandse zaken, justitie en klimaatverandering nu al mogelijk is. Zou het kabinet niet gewoon moeten toegeven dat het helemaal geen ramp is dat het Verdrag van Lissabon niet is aangenomen en dat het zelfs niet erg zou zijn als het er helemaal niet zou komen?

De Europese aanpak van de kredietcrisis bevestigt eens temeer dat Europese samenwerking tussen lidstaten op intergouvernementele basis zeer effectief kan zijn zonder dat eerst macht moet worden afgestaan aan een supranationale organisatie. Het laat meteen ook een ander aspect zien dat de afgelopen vijf jaar onveranderd is gebleven: als de belangen van het bedrijfsleven in het geding zijn, dan is er in de Europese Unie van alles mogelijk. Maatschappelijke doelen komen dan gewoon op de tweede plaats. Ik noem een paar voorbeelden. Terwijl de miljarden voor de aanpak van de kredietcrisis ons om de oren vliegen, loopt men in de Europese Unie al maanden te steggelen over 1 mld. voor de aanpak van de voedselcrisis. Wat zegt dit volgens het kabinet over de Europese Unie als waardengemeen­schap? "Waarde" heeft in dit verband een dubbele betekenis. Wij zien het ook aan het inperken van de vrijheid van lidstaten om meer te doen dan het Europees gemiddelde, als het gaat om consumentenbescherming, duurzaamheid en andere maatschappelijke doelen. Recent is de Nederlandse fijnstofbelasting op dieselauto's zonder roetfilter verboden, omdat die een belemmering voor de auto-import vormt. Wij zien het echter ook aan de uitbreiding; terwijl landen als Bulgarije en Roemenië nog helemaal niet klaar zijn om als volwaardig lid te participeren in de Europese Unie, heeft men het belang van goedkope arbeidskrachten en een grotere afzetmarkt laten prevaleren, met alle gevolgen van dien. In Nederland alleen al opereren zo'n 5000 malafide uitzendbureaus die Oost-Europese werknemers op een schandalige manier uitbuiten, om maar te zwijgen over de gevolgen voor de arbeidsmarkt en de gezinnen in het land van herkomst.

De SP ziet graag dat de balans over vijf jaar andersom is. Daarvoor is het onder andere noodzakelijk dat niet langer de deur in Brussel wagenwijd open wordt gezet voor het bedrijfsleven. Beloftes van de Europese Commissie om de ongekende invloed van lobbyisten in Brussel aan banden te leggen – hun aantal wordt geschat op 15.000, waarvan 85% namens het bedrijfsleven – zijn weinig waard gebleken. In plaats van lobbyisten te verplichten zich te registreren en bekend te maken voor wie zij werken, is er nu een vrijwillig register waarin zich maar 5% tot 10% van de lobbyfirma's heeft ingeschreven. Is het kabinet bereid, bij de Commissie aan te dringen op een verplicht register?

De heer Van Baalen (VVD):

Voor Tweede Kamerleden, Eerste Kamerleden en Europarlementariërs gaat het erom of zij hun eigen lijn uitzetten en trouw zijn aan het programma waarop zij gekozen zijn. U vertrouwt parlementariërs niet en vindt dat wij daarom maar een verplicht register moeten hebben. Dat is niet het probleem. Een parlementariër moet trouw zijn aan zijn eigen beginselen. Laat lobbyisten vooral lobbyen.

De heer Van Bommel (SP):

Wat ik hier wil neerzetten, is de tegenstelling die bestaat tussen enerzijds democratisch gekozen vertegenwoordigers – wat je verder ook van het Europees Parlement vindt – en anderzijds de enorme overmacht aan lobby van het bedrijfsleven. Wij zien in Brussel – u gaat dat straks meemaken – dat lobbyisten in een heel vroeg stadium in het proces van wetgeving betrokken zijn en zelfs kant en klare passages voor wetgeving aanleveren. Van invloed van het Europees Parlement en van nationale parlementen is pas in een veel later stadium sprake. Dat proces moet transparant worden gemaakt. Daarom moeten die lobbyisten zichtbaar worden. Het moet zichtbaar worden wie hen betaalt en wat zij doen. Dat is nu niet het geval.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik heb één suggestie voor u. Delete e-mails als u die niet wilt lezen, neem de telefoon niet op en gebruik het ronde archief. Dat is effectiever dan regels die je toch niet kunt handhaven. Vertrouw op parlementariërs en hun oordeelsvermogen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik lees mijn e-mails wel en ik beantwoord die ook, anders dan sommige parlementariërs hier. Ik ken uw standaardantwoord. Het gaat erom dat dit systeem wel kan werken. In de Verenigde Staten maakt men er gebruik van. Ik verwijs niet vaak naar Amerika, maar op dit gebied kunnen wij er een voorbeeld aan nemen. Daar is zichtbaar wie lobbyt, voor welk bedrijf en welke invloed er wordt uitgeoefend. Dat zou in Europa ook moeten gebeuren. U kunt toch niet tegen transparantie zijn?

De heer Ormel (CDA):

Volgens mij vraagt de heer Van Bommel om iets wat er al lang is. Er is een register voor lobbyisten in Brussel. U loopt te hoop tegen lobbyisten van het bedrijfsleven, maar ik neem aan dat de transparantie van de SP zo ver gaat dat u dan ook in één adem de lobbyisten noemt van de milieuorganisaties en de vakbonden. Dan moet u ook volledig zijn.

De heer Van Bommel (SP):

Als ik met de volledigheid die er wat mij betreft is – alle lobbyisten zichtbaar – de steun kan verwerven van de CDA-fractie voor een verplicht register kan mijn dag niet meer stuk. Het probleem is dat er nu een vrijwillig register is en dat slechts 5% tot 10% van de lobbyisten zich daar heeft aangemeld. Dat is onvoldoende. Mag ik uw vraag zo opvatten dat u dus steun wilt geven aan een verplicht register onder voorwaarden? Dan kunnen wij zaken doen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik geef een aanvulling hoe het gaat in Europa. Ik ben het helemaal met u eens dat er een verplicht register moet komen, maar die lobbyisten zijn niet alleen van het bedrijfsleven. Er zijn ook veel lobbyisten van milieuorganisaties. Zelfs van lidstaten krijgen wij vaak kant en klaar iets aangeleverd. Het is natuurlijk aan de Europarlementariërs om te bekijken wat zij ermee doen. U zegt dat het bedrijfsleven zo veel invloed heeft, maar juist in het Europees Parlement wordt gewoon bij meerderheid besloten wat voor standpunt iemand heeft. Juist bij het intergouvernementele deel, daar waar de lidstaten intergouvernementeel besluiten zoals nu over het klimaat, zien wij dat het bedrijfsleven veel meer invloed heeft. Dus daar waar je het intergouvernementele toelaat, zoals nu bij de klimaatonderhandelingen, zie je bijvoorbeeld bij Polen en Italië dat het bedrijfsleven veel meer invloed heeft dan bij het supranationale proces met het Europees Parlement, waar zowel het bedrijfsleven als het Europees Parlement samen worden afgewogen.

De heer Van Bommel (SP):

Het is heel moeilijk om beide zaken goed te kunnen vergelijken omdat er geen transparantie is, omdat wij niet weten waar de lobbyisten hun invloed uitoefenen, in welk stadium en door wie zij worden betaald. Ik ben het zeer met mevrouw Buitenweg eens dat er ook op andere niveaus invloed wordt uitgeoefend. Wat mij betreft, wordt dat allemaal zichtbaar gemaakt. Dat zou in Brussel moeten beginnen en dat zou moeten worden gesteund door de lidstaten. Dat is nu onvoldoende het geval.

De lobby blijkt succesvol. Recent nog wist de Europese biobrandstoffenindustrie de Europese Commissie te bewegen om met een nieuw voorstel te komen waarin de Europese biobrandstoffen opeens wel aan bepaalde duurzaamheidscriteria voldoen. Wat vindt het kabinet van deze gang van zaken?

Het is tijd dat de Europese Unie andere prioriteiten stelt. Onder druk van de kredietcrisis worden allerlei Europese heilige huisjes, zoals het verbod op staatssteun en een strikte toepassing van het Stabiliteits- en Groeipact, omver geworpen. Politici zullen moeten verantwoorden waarom een aantal zaken die minder ingewikkeld zijn, niet met dezelfde voortvarendheid wordt aangepakt. Het moet toch mogelijk zijn dat wij over vijf jaar af zijn van het verhuiscircus Straatsburg-Brussel? Het moet toch mogelijk zijn dat over vijf jaar de Europese uitgaven wél een goedkeurende verklaring krijgen van de Europese Rekenkamer?

Ik sluit af. De SP heeft een aantal voorstellen gedaan voor de aanpak van de kredietcrisis dat het kabinet tijdens deze Top naar voren zou kunnen brengen. De huidige crisis zorgt voor een snelle, zo men wil revolutionaire verandering. Het is aan de verantwoordelijke politici om ervoor te zorgen dat deze leidt tot stabiliteit en duurzaamheid.

De voorzitter:

Ik zie dat de heer Meijer een heel nieuwe route richting het spreekgestoelte neemt. Dat is interessant. Zo kun je zien dat mensen van buiten meteen iets toevoegen aan onze tradities.

De heer Meijer (EP/SP):

Voorzitter. Dat had ik al eerder gedaan, dank u.

Binnen de Europese Unie blijft Nederland nettobetaler, ook na de eerder toegestane vermindering. Publiek geld uit rijke lidstaten uitgeven ten gunste van arme lidstaten kan een vorm van solidariteit zijn. De belastingbetalers willen dan wel het nut daarvan zien. In veel nieuwe lidstaten staan fabrieken weg te roesten, wordt landbouwgrond niet meer bewerkt, zijn spoorlijnen buiten gebruik gesteld en is een hoog percentage van de inwoners werkloos. Het is dan geen wonder dat je in die landen mensen bereid vindt om te komen werken in welvarende oude lidstaten, zelfs als dit leidt tot slechte arbeidsomstandigheden en een aanmerkelijk lagere beloning dan wat in overeenstemming is met het minimumloon of de collectieve arbeidsovereenkomst. Zowel daar als hier levert deze omvangrijke migratie problemen op.

In het verleden werd vrijheid voor arbeidsmigratie gezien als een van de grote voordelen van de Europese integratie. Toen ging het om inwoners van buurstaten met een min of meer gelijk inkomen en vergelijkbare voorzieningen. Nu loopt binnen de EU een scherpe grens tussen rijk en arm. Dit maakt werkloosheid en lage lonen tot een instrument in de concurrentiestrijd. Daarom kan het succes van de EU niet meer worden afgemeten aan de individuele vrijheid om elders te mogen werken. Nu gaat het erom hoe de EU mensen in staat stelt om te kunnen blijven wonen en werken in het gebied van herkomst. Dit kan als structuurfondsen en cohesiefondsen en ook delen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, zoals de plattelandsontwikkeling, voortaan versterkt worden ingezet om deze arme gebieden gelijk te trekken. Dit betekent ook dat niet kan worden toegegeven aan de steeds opnieuw opduikende aandrang van Nederlandse gemeenten en provincies om uit die potten zo veel mogelijk geld te krijgen. Dit geld kan beter komen uit het Gemeentefonds en het Provinciefonds.

Het is niet nuttig dat de EU geld rondpompt tussen rijke lidstaten, met een leger van controleurs uit Brussel die willen ingrijpen in beleidskeuzen van lagere overheden. Nederland is er meer bij gebaat dat wij de redenen voor uit nood geboren migratie wegnemen dan dat wij proberen om onze eigen voorsprong verder te vergroten en hierdoor nog meer migranten aantrekken. Solidariteit met de inwoners van arme lidstaten en Nederlands eigen belang gaan dus prima samen. Heeft de regering het voornemen om consequent in deze richting te werken?

Sinds de recente uitbreiding neigt het Europese Hof van Justitie, juist door de inbreng van rechters uit nieuwe lidstaten, tot het zo veel mogelijk doorvoeren van de oorspronkelijke bedoelingen achter de Dienstenrichtlijn. De idee was dat collectieve arbeidsovereenkomsten en wetgeving op het gebied van arbeid en sociaal beleid uit de lidstaten met elkaar gaan concurreren, zodat het mogelijk wordt om in welvarende lidstaten werknemers lager te betalen of het hen moeilijk te maken om mee verhuizen naar een baan in een ander land te weigeren. Op welke wijze draagt de Nederlandse regering ertoe bij dat deze neerwaartse spiraal wordt gestopt? Hoe voorkomt zij dat bij toekomstige nieuwe uitbreidingen de druk om dit soort concurrentie op grondslag van lage lonen toe te staan, verder wordt versterkt?

Tot slot. Ook over deze verdere uitbreidingen ontstaat verwarring en meningsverschil. De publieke opinie in nieuwe EU-lidstaten, zoals Slovenië, Polen en Roemenië, beschouwt de huidige buitengrenzen van de EU als ongewenst en zeer tijdelijk. Daar is het volstrekt onbegrijpelijk dat de naaste buurlanden nog niet de zekerheid hebben dat ze binnenkort kunnen toetreden. In de publieke opinie in de oude lidstaten in het westen van Europa is het omgekeerde het geval. De uitbreiding van 2004 en 2007 wordt gezien als bron van nieuwe problemen. Volgend jaar wil de Europese Commissie Servië de status van kandidaat-lidstaat aanbieden. Dit kan betekenen dat Kosovo, dat in de praktijk net als Bosnië tot een protectoraat van de EU wordt gemaakt, definitief geen uitzicht krijgt op een volwaardig lidmaatschap. Of stelt die kandidaatsstatus toch al niets meer voor? Macedonië heeft die status al drie jaar, maar met dat land wordt nog steeds niet onderhandeld. Hoe ziet het kabinet de oplossing daarvoor?

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Nederland vindt haar oorsprong in de strijd om de vrijheid. De vrijheid van godsdienst en de vrijheid van meningsuiting maakten de Republiek tot het centrum van het vrije woord. De vrijhandel, gebaseerd op het concept van de vrije zee, waarbij ik denk aan Hugo de Groot, maakte de Republiek tot een economische wereldmacht.

Geestelijke en economische vrijheden vullen elkaar aan en versterken elkaar. De handhaving van de internationale rechtsorde was en is voor ons land van vitaal eigenbelang. Waar in de 17e eeuw de Zeven Provinciën van de Republiek zich in de Unie van Utrecht aaneensloten om de vrijheid te verdedigen, zijn het nu de lidstaten van de Europese Unie die de vier vrijheden, te weten het vrije verkeer van arbeid, goederen, diensten en kapitaal, op basis van een interne markt en een Europese rechtsorde garanderen.

Voor Nederland zijn de Europese interne markt en de Europese rechtsorde van levensbelang, zoals ik al eerder opmerkte. Via de Europese Unie draagt de stem van Nederland verder dan bij een solitair optreden het geval is. De VVD-fractie is van mening dat nuchtere en concrete samenwerking binnen de Europese Unie zal bijdragen aan het herstel van het vertrouwen van de burger in de Europese integratie. Dat vraagt niet, en ik herhaal met nadruk het woordje niet, om grote woorden maar om concrete maatregelen die ons verlichte eigenbelang dienen, zoals de Republiek in de 17e eeuw het verlichte eigenbelang in de Zeven Provinciën diende.

De Republiek had geen grondwet, maar slechts een bescheiden verdrag nodig om uit te groeien tot een wereldmacht. Hetzelfde geldt voor de Europese Unie. Nadat de burgers in Nederland en Frankrijk het grondwettelijk verdrag hadden afgewezen, kwam het Verdrag van Lissabon tot stand, dat door de Ierse burgers niet werd aanvaard. Het grondwettelijk verdrag is dood en het Verdrag van Lissabon verkeert in een comateuze toestand. Laten wij dat dan ook voluit erkennen. Voor de VVD-fractie staat vast dat wij nu op basis van het bestaande Verdrag van Nice de Europese Unie op praktische wijze dienen te besturen. Dat kan. De VVD-fractie vraagt het kabinet aan te geven op welke wijze op basis van het Verdrag van Nice kan worden gewerkt aan het versterken van de interne markt, het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de Unie in de wereld en het bijdragen aan de veiligheid binnen de Unie, waarbij de communautaire en intergouvermentele aanpak elkaar versterken. Is het kabinet bereid de Kamer daarover via een aparte nota te informeren?

De vrije markt schept welvaart en ontplooiingskansen. Zij staat nu ten onrechte onder druk. Zij vormt niet de oorzaak van de financiële crisis, maar de oplossing.

De heer Blom (PvdA):

De heer Van Baalen vraagt om een nota om te kijken wat wij binnen het Verdrag van Nice kunnen doen om bepaalde punten te verbeteren. Betekent dat dat de VVD-fractie definitief afscheid heeft genomen van het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon?

De heer Van Baalen (VVD):

Het betekent dat de VVD-fractie weinig vertrouwen in dat proces heeft. Er zijn ook hier grote woorden gevallen, zoals de uitspraak dat Ierland nu maar eens moest kiezen. Wij zijn geen voorstander van referenda, maar als ze dan toch worden gehouden, dan staat het resultaat. Wij kunnen proberen de Ieren hard onder druk te zetten door middel van een tweede referendum, dat mogelijk een tweede nee oplevert. Willen wij dat over onszelf afroepen? Het Europees Verdrag is het grondwettelijk verdrag. Het nieuwe Verdrag van Lissabon is nu ten onrechte tot een rode lap geworden. Dat moeten wij erkennen. Wij kunnen Europese verdragen onder wisselende namen steeds opnieuw aanbieden, maar dat versterkt alleen maar het gevoel van euroscepsis.

De heer Blom (PvdA):

Dat is natuurlijk een mooi verhaal, zeker van een lijsttrekker, maar daar gaat het nu niet om. Op het moment dat het kabinet om een nota wordt gevraagd om zaken aan te passen naar aanleiding van het Verdrag van Nice, wordt in feite een nieuw verdrag van Lissabon gemaakt. Het heet alleen niet meer het Verdrag van Lissabon. Als alle 27 lidstaten vragen om een nota van aanpassing, dan komt er ook een nieuw verdrag. De uitgangspunten van alle verbeteringen, die iedereen, ook de VVD-fractie, graag wil, zijn toch al opgeschreven?

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Blom vat mijn woorden niet helemaal juist samen. Met het bestaande verdrag kun je heel ver komen, ook op het gebied van justitie, politie en binnenlandse zaken; de voormalige derde pijler en de beroemde passerellebepaling. Er kan dus al veel.

De maatregelen die genomen zijn tijdens de kredietcrises staan helemaal niet in een verdrag. Toch lukt het regeringsleiders en ministers van Financiën elkaar te vinden. Daarop wil ik focussen. Voor de leftovers van het Verdrag van Nice kan wel een separaat verdrag gemaakt worden, maar je kunt ook kijken of van geval tot geval iets bereikt kan worden op basis van onderhandeling.

De voorzitter:

Dat wordt uw tweede interruptie, mijnheer Blom.

De heer Blom (PvdA):

Die besteed ik er graag aan, voorzitter.

Het aardige van het Verdrag van Lissabon is namelijk precies wat de heer Van Baalen nu zegt. Het Verdrag van Lissabon is een wijzigingsverdrag, het is geen grondwet of een soort Europese bijbel waarin staat hoe wij de zaken gaan organiseren. Het is nu juist een wijzigingsverdrag.

Wat de heer Van Baalen nu voorstelt, hebben wij al gedaan. Als de regering doet wat hij de regering vraagt, wordt het hele proces opnieuw gedaan. Zo blijven wij lekker bezig met ouwehoeren over instituties.

De voorzitter:

Nee, nee, nee.

De heer Van Baalen (VVD):

Wij staan in de Kamer.

De heer Blom (PvdA):

Excusez le mot, voorzitter. Dan blijven wij bezig met over instituties te praten en komen wij nooit een stap verder. Ik wil graag een verbetering van de situatie van werknemers, het klimaat, de veiligheid et cetera. Daarover ging het Verdrag van Lissabon.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Blom wil het niet horen en zo zijn er veel politici die het niet willen horen. De VVD heeft het Verdrag van Lissabon gesteund omdat het beter was dan het Verdrag van Nice. Het grondwettelijk verdrag is door de VVD ondersteund omdat het beter was dan het Verdrag van Nice. Als een cadeau wat je de kiezer aanbiedt echter keer op keer wordt afgewezen, moet je daarvan leren en op praktische wijze samengaan. De VVD-fractie vraagt de regering niet om te stoppen met het ratificatieproces. Het is aan de regering om te bekijken hoe ver zij kan komen. Wij zijn tegen het onder druk zetten van de Ieren op een ongeoorloofde wijze. In de tussentijd willen wij dat de regering bekijkt welke mogelijkheden het bestaande verdrag biedt en vragen helemaal niet om verdragwijzigingen. De heer Blom moet luisteren. Hij is doof voor wat de burger vindt.

De heer Van Bommel (SP):

Het zal de heer Van Baalen niet verbazen dat ik die laatste conclusie deel. Relevant is wat hij nu aan de regering vraagt. De heer Van Baalen vraagt een nota voor onze interne discussie. Ik zal dat verzoek zeker steunen. Verlangt de heer Van Baalen samen met de SP-fractie geen andere houding van de regering in Europa? De regering loopt gewoon achter het Franse voorzitterschap aan dat gewoon zegt: er is geen alternatief, wij stellen geen ultimatum, zij moeten ooit ja zeggen in Ierland. Dat is wel druk leggen op de Ieren.

De heer Van Baalen (VVD):

Uit mijn betoog blijkt dat ik natuurlijk van de regering vraag om niet mee te werken aan het op ongeoorloofde wijze onder druk zetten van de Ieren. Het is ter beoordeling aan de Ierse regering of zij een tweede referendum kan aangaan waarbij de kans bestaat dat zij het Verdrag van Lissabon aanvaard krijgt. Als de Ierse regering tot de conclusie komt dat dit absoluut niet lukt, is dat, net als een eventueel tweede nee, een conclusie van de Ierse regering die wij moeten respecteren.

De heer Van Bommel (SP):

Opnieuw ben ik het eens met de conclusie van de heer Van Baalen. De vraag is of de VVD-fractie net als de regering instemt met de Franse routekaart die zegt dat er geen alternatief is voor Lissabon en dat er geen ultimatum aan de Ieren wordt gesteld. Dat betekent dat de Ieren in feite alleen maar ja mogen zeggen tegen Lissabon.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Van Bommel wil niet horen dat ik zeg dat het de Ieren zijn die bepalen of zij in een tweede referendum al of niet ja zeggen tegen het Verdrag van Lissabon, al of niet met bepaalde garanties die daarbij worden geleverd. Dat is aan de Ieren. Als het Franse voorzitterschap een routekaart heeft die door de Nederlandse regering gesteund wordt, zeg ik: u gaat uw gang maar, maar uiteindelijk is het de Ierse bevolking die in een tweede referendum – want dat ligt daar vast – beslist. Wij dienen te accepteren hoe Ierland het aanpakt, punt uit!

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Baalen (VVD):

De vrije markt schept welvaart en ontplooiingskansen. Zij staat ten onrechte onder druk. Zij is niet de oorzaak van het probleem van de financiële crisis maar de oplossing. De markt kan niet zonder onafhankelijk toezicht en een onafhankelijke Europese Centrale Bank. Om het toezicht in Europa te versterken met name bij het grensoverschrijdend betalingsverkeer en financiën, is versterking van de onafhankelijke positie van de ECB belangrijk en mogelijk het oprichten van een Europese autoriteit financiële markten plus de harmonisatie van het nationaal toezicht. De AFM in Nederland kan hiervoor model staan. Op welke wijze zal de regering bijdragen aan een financiële architectuur binnen de Unie, die gebaseerd is op onafhankelijk marktmeesterschap, in plaats van op interventie die is gebaseerd op politieke opportuniteit? Ik noem dat maar "de Franse slag". De VVD-fractie is van mening dat ook dit binnen het kader van het Verdrag van Nice en ook buiten het verdrag mogelijk is, dus dat dit geen nieuw verdrag vereist.

Onze geestelijke vrijheden staan eveneens onder druk. De vrijheid wordt in de Europese Unie bedreigd door grensoverschrijdende samenwerking van criminele organisaties, terroristen, drugshandelaren en mensensmokkelaars, en door de aanslag op de vrijheid van meningsuiting tijdens de Deense cartooncrisis. Dat vereist een betere samenwerking tussen politie, Justitie, douane en Defensie, alsmede een gemeenschappelijk immigratie- en asielbeleid. Hiernaast dienen wij op energiegebied zo veel mogelijk onafhankelijk te worden van staten als Rusland, Saudi-Arabië en Iran. Een gemeenschappelijk Europees energiebeleid draagt bij aan de vrijheid. De VVD-fractie is van mening dat ook dit binnen het kader van het Verdrag van Nice mogelijk is.

De Europese Unie kan haar belangen niet slechts via "soft power" verdedigen. De lidstaten van de Unie dienen meer te investeren in militaire capaciteit. Dit betekent niet de oprichting van een Europees leger, maar wel de mogelijkheid om, hetzij in NAVO-verband, hetzij in Europees verband, deel te nemen aan militaire missies in het gehele geweldspectrum. Wij hebben daartoe onder andere battlegroups. De VVD-fractie is van mening dat ook dit op basis van het Verdrag van Nice mogelijk is.

In The Rise and Fall of the Great Powers van Paul Kennedy wordt aangegeven dat alle grote machten zich uiteindelijk vertillen en ten onder gaan aan zogenaamde "imperial overstretch". De Europese Unie moet bestuurbaar blijven. Ongebreidelde uitbreiding moet voorkomen worden. De VVD-fractie is het daarom niet met Eurocommissaris Rehn eens dat de landen van de Balkan versneld tot de Unie moeten kunnen toetreden. Wat is de mening van de regering op dit punt?

Het Verdrag van Nice beperkt de uitbreiding tot 27 lidstaten. Dat aantal is nu bereikt. Laten wij daarom eerst de twaalf lidstaten uit Midden- en Oost-Europa en Zuidoost-Europa goed in de Unie integreren, alvorens nieuwe landen uit te nodigen tot de Unie toe te treden. De VVD-fractie wil niet dat de acht cruciale hoofdstukken in de toetredingsonderhandelingen met Turkije worden geopend alvorens Turkije de bezetting van Noord-Cyprus heeft beëindigd en onomkeerbare vorderingen heeft gemaakt op het gebied van de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de erkenning van de positie van minderheden in eigen land. Is de regering het hiermee eens? De VVD-fractie ziet Turkije in de komende tien jaar daarom ook geen lid worden van de Europese Unie. Wanneer Turkije in staat blijkt wel te voldoen aan de voorwaarden van toetreding, is het opheffen van de beperkingen op het gebied van het vrije verkeer van werknemers geen automatisme. Dat vergt een unaniem besluit van alle lidstaten. Hierbij verwijs ik naar de motie-Van Baalen/Timmermans uit 2004. Het is goed om te zien dat de fracties van PvdA en VVD op dit gebied één lijn trekken. De VVD-fractie kijkt met belangstelling uit naar wat het CDA-verkiezingsprogramma op dit terrein zegt.

Nederland kent een ruimhartig sociaal stelsel. De jaren die buiten Nederland in de Europese Unie worden gewerkt, tellen mee voor de opbouw van de WW-uitkering, althans voor de mogelijkheid om daar aanspraak op te maken. Dat wil de VVD-fractie veranderen. Daarnaast wil de VVD-fractie op het gebied van trans-Europese netwerken bijdragen aan grensoverschrijdende infrastructurele projecten, bijvoorbeeld de ondertunneling van de IJzeren Rijn bij Weert.

Mevrouw Hennis-Plasschaert (EP/VVD):

Voorzitter. De relevantie van Europa is de afgelopen weken goed zichtbaar geworden. Het succes van Europa op het wereldtoneel wordt immers nog steeds en vooral bepaald door markt en munt. Hoe schrijnend ook, een crisis biedt over het algemeen kansen voor daadkracht en richtinggevend leiderschap. De vraag is natuurlijk op welke wijze er vervolgens invulling wordt gegeven aan die daadkracht en aan dat richtinggevend leiderschap.

Ongeveer twee weken geleden meldde de raadsvoorzitter Sarkozy zich in het Europees Parlement om verantwoording af te leggen over de Europese top van 15 en 16 oktober jongstleden. Het Europa van nu wordt vaak een gebrek aan bloed, zweet en tranen verweten, maar het moet gezegd worden: Sarkozy heeft in dat opzicht in ieder geval het tegendeel bewezen. Met een hoog "vive la France"-gehalte lanceerde hij voorstel na voorstel en dus was het opletten geblazen. Laat ik duidelijk zijn. Voor de VVD en voor de liberalen in het Europees Parlement is er niet zoiets als "gouvernement economique": staatsfondsen, Sarkozy als duurzame voorzitter van de euroregeringsleiders, vergaande politieke sturing. De EU, dus ook handelsland Nederland, is daar op geen enkele manier bij gebaat. Een goed functionerende vrijmarkt is en blijft de sleutel tot onze welvaart.

Feit is dat de spelregels zijn tekortgeschoten en dus ja, actie is noodzakelijk. Over het belang van adequaat toezicht is iedereen het eens; de heer Van Baalen haalde dat al aan. Hoe beoordeelt de Nederlandse regering in dat opzicht het voorstel voor een Europese autoriteit financiële dienstverlening?

De Europese Unie, de interne markt; het heeft onmiskenbaar geleid tot vrijheid, stabiliteit en welvaart. Uiteraard heeft dit ook nieuwe verantwoordelijkheden met zich gebracht, bijvoorbeeld als het gaat om de Europese buitengrenzen. U kunt zich hier nog zo opwinden over het fenomeen "illegale immigratie", maar als u tegelijkertijd onvoldoende uw verantwoordelijkheid neemt ten aanzien van de Europese buitengrenzen, blijven deze gatenkaas. Met veel bombarie werd Frontex door de EU-lidstaten in het leven geroepen als dé oplossing in de strijd tegen illegale immigratie. Een illusie! In de eerste plaats is het een illusie, omdat er niet zoiets is als één oplossing. Alleen met een totaalpakket aan maatregelen waarbij push- en pullfactoren voor illegale immigratie worden aangepakt, hebben wij überhaupt een kans van slagen. En het is vooral een illusie, als vervolgens blijkt dat de lidstaten weliswaar betrokken zijn bij allerhande operaties – de staatssecretaris heeft hierover zelf ook uitspraken gedaan – maar massaal in gebreke blijven als het aankomt op het daadwerkelijk leveren van boten en vliegtuigen. Zo ook Nederland. Na eindeloos soebatten heeft Nederland inmiddels een fregat toegezegd, maar nog altijd is dit niet operationeel. Wij leven in november 2008. Frontex ging van start op 3 oktober 2005. Het spijt mij zeer, maar het gaat er bij mij echt niet in dat er met veel lawaai een agentschap wordt opgericht om vervolgens in alle rust eens uit te vogelen onder welke voorwaarden materieel moet worden ingezet, om vervolgens in alle rust eens uit te pluizen wie nu precies voor wat verantwoordelijk is. Dat is de verkeerde volgorde. In een Europa zonder binnengrenzen zijn de Europese buitengrenzen ook de Nederlandse buitengrenzen. Het programma van Tampere, het Haags programma, het Franse immigratiepact en het Stockholmprogramma dat nu al in voorbereiding is; het blijven loze woorden als de EU-lidstaten, waaronder Nederland, de vertaalslag naar de praktijk niet of onvoldoende maken.

Voorzitter. Ik rond af. Ik zei het net al: de relevantie van Europa is de afgelopen weken goed zichtbaar geworden. Europa doet ertoe. Dat Europa bevindt zich echter niet op Mars. Wij zijn Europa, Nederland is Europa, Europees beleid is binnenlands beleid.

De heer De Roon (PVV):

Voorzitter. De regering meent dat de Europese Unie opkomt voor de belangen en de wensen van 500 miljoen ingezetenen van die Europese Unie, maar een groot deel van die ingezetenen ziet dat zelf anders. Uit de Eurobarometer blijkt bijvoorbeeld dat slechts 50% van de ingezetenen vertrouwen heeft in de Europese Unie. Uit de Eurobarometer blijkt bijvoorbeeld dat slechts 52% van de ingezetenen van Europa het nut ziet van het lidmaatschap. De Unie zou opkomen voor de Europese burger, maar deze burger heeft er blijkbaar zelf weinig vertrouwen in en overigens ook weinig kennis van. Waar is het misgegaan?

Ik heb nog wat gegevens uit de Eurobarometer. Slechts 44% van de Europeanen denkt te weten – zij zijn er dus niet zeker van – hoe de Europese Unie in elkaar steekt. 52% van de Europese ingezetenen weet dat de Europese Unie inmiddels niet meer uit vijftien lidstaten bestaat, dus 48% denkt nog steeds dat zij op vijftien lidstaten zitten. Slechts 28% weet inmiddels dat de eurozone niet uit twaalf landen bestaat. De overige 72% denkt dat dat nog steeds zo is. Waaruit blijkt nu precies, zoals dit kabinet stelt, dat er succes is geboekt bij de poging tot het verkleinen van de kloof tussen de Europese burgers en Brussel? Ik zou hierop graag een uitvoerige en heldere toelichting krijgen.

De heer Ormel (CDA):

Ik dank de geachte afgevaardigde voor deze buienradar. Het is een geval van "cherry picking" uit enkele polls. Waar staat de PVV? Ik kijk even naar de huidige financiële crisis. De PVV wilde zich altijd terugtrekken achter de Hollandse Waterlinie, maar nu lijkt het erop alsof de partij wil emigreren naar IJsland. Als iets duidelijk is uit de kredietcrisis van de afgelopen maanden, is het wel dat de EU gewoon nodig is willen wij een economie in stand houden. Ziet de PVV dat niet in?

De heer De Roon (PVV):

Ik zie het verband niet met mijn betoog tot zover, maar niettemin zal ik reageren op deze vragen.

De heer Ormel (CDA):

De heer De Roon ziet het verband niet, dus dat wil ik graag toelichten. Hij schetst een beeld van kommer en kwel, terwijl alleen uit de afgelopen maanden al een duidelijk beeld naar voren komt. In Denemarken denkt men: o, hadden wij de euro maar. In IJsland smeekt men nu om tot de EU toegelaten te worden. De EU is blijkbaar niet zo somber als de heer De Roon schetst.

De heer De Roon (PVV):

Ik heb tot nu toe slechts aangegeven dat een heel groot deel van de Europese ingezetenen, globaal de helft en soms meer dan de helft, er nog geen vertrouwen in heeft. Men ziet het nut er niet van in. Nog grotere delen van de bevolking zijn niet goed op de hoogte van wat de EU is, hoe de EU werkt en andere belangrijke kenmerken. Ik heb de regering gevraagd hoe wij dat moeten zien in het licht van haar mededeling dat grote successen zijn geboekt bij de poging om de kloof tussen de Europese burgers en Brussel te verkleinen.

Het standpunt van de PVV over de EU draag ik al anderhalf jaar uit. Het zou goed zijn als de heer Ormel daar eens naar luisterde. Wij vinden de EU een heel belangrijk en waardevol instrument als het gaat om economische samenwerking. Wij moeten vooral op die weg doorgaan. Wij moeten alle mogelijkheden blijven benutten. De huidige crisis is daarvoor een goed moment. Wij moeten die samenwerking zo sterk mogelijk maken en houden.

Het ratificatieproces van het Verdrag van Lissabon moet volgens de regering gewoon doorgang vinden. Nederland heeft geratificeerd. Na de Nederlandse en de Franse burgers, worden ook de Ieren genegeerd. De PVV vindt dit een schaamteloos vertoon van minachting jegens de zorgen van de Ierse bevolking. De heer Van Baalen heeft zojuist gezegd dat het Lissabonverdrag in een comateuze toestand verkeert. Daar ben ik het helemaal mee eens. Wat er nu gebeurt, is dat het EU-establishment en ook dit kabinet Ierland zodanig onder druk zetten, dat het land wordt gevraagd om organen te doneren om de comateuze patiënt weer tot leven te wekken. Ik vind dat tamelijk schaamteloos. Wij moeten de Ieren de ruimte en de gelegenheid gunnen om zelf te beslissen en ze niet onder druk zetten.

De uitbreiding van de EU is inderdaad veel te onstuimig geweest. Ik ben het op dit punt helemaal eens met de SP-woordvoerder. Een betere EU is een kleinere EU. Het uitbreidingsproces moet worden gestopt. Uitbreiding van de EU is volgens het kabinet een van de meest succesvolle processen om samenlevingen te transformeren, maar het vergeet erbij te zeggen dat het ook een van de meest geldverslindende projecten is. Uitbreiding komt niet altijd ten goede aan het functioneren van de EU. Daarnaast kunnen al die miljoenen of miljarden beter besteed worden, bijvoorbeeld aan de zorg voor ouderen, de zorg voor zieken en gehandicapten en de veiligheid van onze burgers. De uitbreiding van de Europese Unie is ook dé aanleiding geweest voor de Europese grondwet en voor dat onzalige Verdrag van Lissabon. De besluitvormingsproblematiek zou in een Europa met 27 lidstaten immers groter worden.

De heer Blom (PvdA):

Ik luister naar het verhaal van de heer De Roon en ik kan mij niet echt beheersen.

De voorzitter:

Daarbij ga ik u wel helpen.

De heer Blom (PvdA):

De heer De Roon zegt dat ongeveer 70% van de bevolking van Europa niet weet hoe de zaak in elkaar steekt. Toch is hij voor een referendum. Hij zegt dat de meeste mensen het een probleem vinden dat wij zijn uitgebreid, maar hij heeft net gezegd dat 48% dat helemaal niet weet. Hij vindt de euro een probleem, maar hij heeft net gezegd dat 52% van de mensen nog denkt dat het twaalf landen zijn. Waar zit nu de crux, het probleem? Zou de burger nu een probleem hebben met Europa of heeft de heer De Roon dat?

De heer De Roon (PVV):

Het is duidelijk dat de burger problemen heeft met Europa. De burger heeft er geen vertrouwen in, dat is heel duidelijk uit de Eurobarometer naar voren gekomen. De helft van de ingezetenen van de Europese Unie heeft geen vertrouwen in de Europese Unie...

De heer Blom (PvdA):

Nee, nee, nee, u zegt...

De voorzitter:

De heer De Roon is nog niet uitgesproken.

De heer De Roon (PVV):

48% van de Europese ingezetenen ziet het nut van het lidmaatschap niet in. Dat is toch een levensgroot probleem? Dat moet de heer Blom niet mij verwijten, het is wat uit de feiten blijkt.

De heer Blom (PvdA):

De heer De Roon begint zijn betoog met een selectieve keuze uit allerlei onderzoeken, waarbij de boodschap is dat mensen in Europa helemaal niet weten waar het over gaat. Vervolgens noemt hij allerlei dingen waarmee de burger problemen zou hebben. Zijn eerste opmerking was echter dat de burger het helemaal niet begrijpt en niet weet wat er in Europa aan de hand is. Mijn stelling is: niet de burger heeft problemen met Europa, helemaal niet, de heer De Roon heeft problemen met Europa.

De heer De Roon (PVV):

Het blijft onzin wat er nu gezegd wordt, want 50% van de ingezetenen heeft zelf aangegeven geen vertrouwen te hebben in Europa en het nut van het lidmaatschap niet in te zien. Die signalen moet je serieus nemen. Dat is het uitgangspunt en daarop moet je letten. Dat mag de burger verwachten van volksvertegenwoordigers. Ik begrijp niet dat de vertegenwoordiger van de PvdA niet wil letten op dit soort heel belangrijke informatie, dat hij die gewoon wil negeren. Dat is echt belachelijk.

Voorzitter. De PVV is echt tegen de toetreding van nieuwe lidstaten. Al die mensen in deze zaal, in het land en vooral in de regering die voorstander zijn van het toetreden van nieuwe lidstaten in de toekomst, houd ik graag het volgende voor. De Nederlandse bevolking heeft nog nooit haar stem kunnen laten horen over de uitbreiding van de Europese Unie. Uitbreiding met nieuwe lidstaten heeft drastische veranderingen tot gevolg. Vanwege het democratisch tekort dat wij nu al kennen als het gaat over Europa, is het belangrijk dat de burgers daarover rechtstreeks hun mening kunnen laten gelden. Op die manier kan het democratisch tekort in Europa in ieder geval wat worden gedicht. Als die uitbreiding van de Europese Unie met nieuwe lidstaten dan toch moet plaatsvinden, is het een verandering die rechtvaardigt dat burgers daar door middel van een referendum hun mening over kunnen uitbrengen. Dat is het minste dat de burgers mogen verlangen van de voorstanders van uitbreiding.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Diks, die haar maidenspeech zal houden. Voor de leden van het parlement, vooral die van het Europees Parlement, is het bijzonder dat zij dit meemaken. Mevrouw Diks heeft het bijzondere voorrecht dat zij niet geïnterrumpeerd mag worden en de leden hoeven daarom geen beroep te doen op hun zelfbeheersing.

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Voorzitter. De fractie van GroenLinks wil in deze bespreking van de Staat van de Unie niet zozeer achteruitkijken, maar de blik vooral vooruit richten. Waar de financiële wereld tot voor de zomer nog zo veilig leek, is hij in een paar maanden geworden tot een chaos waarin de ene bank over de andere financiële instelling buitelt en waarin de financiële crisis samenhangt met een voedselcrisis en een klimaatcrisis ook met een voedselcrisis.

De Europese Unie is ambitieus in haar doelstellingen en dat is terecht. Met alle macht, mogelijkheden en middelen waarover de EU beschikt zou het een gotspe zijn als zij niet ambitieus was of onvoldoende haar doelstellingen probeerde te verwezenlijken. Wat GroenLinks betreft moet de EU de klimaatcrisis, de voedselcrisis en de financiële crisis aan elkaar knopen. Zo kan zij in één keer fundamentele tekortkomingen in onze wereld met een coherente, rechtvaardige en solidaire benadering aanpakken. Er is een goed en maatschappelijk ingebed bankensysteem nodig, dat tegelijkertijd een mondiale duurzame ontwikkeling mogelijk maakt.

In de aanloop naar deze financiële neerwaartse spiraal is alles fout gegaan wat fout kon gaan. Kortetermijngewin heeft een langetermijnvisie verdrukt. Toezicht dat gedegen leek, versluierde fundamentele problemen bij talloze financiële instellingen. Daardoor kon een systeem van kortetermijnwinst, snelle effecten en het grote graaien ontstaan. Met de nieuwe veranderingsgezinde Amerikaanse president Obama moet de EU een leidende rol spelen in het beteugelen en oplossen van de wereldwijde kredietcrisis. Wij kunnen dit niet aan de Verenigde Staten overlaten. Zij zijn een van de belangrijkste veroorzakers van deze crisis.

Nu is de EU aan zet. Zij moet en kan leidend zijn in het formuleren van een nieuwe, brede visie op de huidige vragen. De EU moet een nieuwe New Deal mogelijk maken: een Green Deal. Er moet een maatschappelijk verantwoord en verantwoordelijk bankensysteem komen met een veel beter, transparanter en vooral politiek toezicht, dat de drager wordt van een duurzame vooruitgang en economische ontwikkeling. Een Bretton Woods II. Het moet nu uiteraard niet gekoppeld zijn aan de Amerikaanse dollar, maar aan een nieuwe wereldmunt die onder streng financieel toezicht staat.

GroenLinks wil dat de klimaat- en voedselcrisis tot vergelijkbare politieke inspanningen leidt zoals die welke door de financiële crisis zijn losgemaakt. Nu is de EU aan zet. Zij moet de mondiale klimaatcoalitie smeden. Steun voor ontwikkelingslanden is echt essentieel om hen eind 2009 in Kopenhagen mee te krijgen in een nieuw mondiaal klimaatprotocol. Is de regering daarom met ons van mening dat de opbrengsten van de veiling van CO2-emissierechten in 2013 vooral ten goede moeten komen aan de aanpak van de klimaatverandering? Nederland heeft de dure plicht om arme landen die vaak part noch deel hebben aan de klimaatcrisis, fors tegemoet te komen in de kosten die zij moeten maken om de directe gevolgen van deze klimaatverandering te bestrijden. Het UNEP becijferde dat de rijke landen 0,2% van hun bnp voor adaptatie beschikbaar zouden moeten stellen. Voor Nederland komt dat neer op 1 mld. Dat is evenveel als er volgens de commissie-Veerman jaarlijks nodig is om onze eigen dijken op te hogen. Wij hebben het hier niet over klein bier. Onder het credo "de vervuiler betaalt" zou het zeer voor de hand liggen als dit geld werd opgehaald via de veiling van emissierechten.

Laat de regering nu het politieke momentum gebruiken om die ambitieuze Europese doelstellingen om te zetten in concrete oplossingen voor de nu voorliggende problemen.

De voorzitter:

Ik mag u als eerste feliciteren. Van harte gelukgewenst met uw maidenspeech. Het klonk alsof u hier al heel lang bent. Dan geef ik nu de overige aanwezigen de gelegenheid om u te feliciteren.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Buitenweg (EP/GroenLinks):

Voorzitter. Vier minuten om drie punten te maken! Omdat het deze week de Europese jongerenweek is, begin ik met een crisis die deze jongeren en hun kinderen heel veel geld gaat kosten. Hoe langer wij met de aanpak wachten, hoe meer geld het kost. Ik doel natuurlijk op de klimaatcrisis. Mijn collega zei zo-even: it's the economy, stupid. Ik heb al een aantal mensen obligaat over het milieu horen praten. Het is goed om ons te realiseren dat de klimaatcrisis op termijn enorm veel meer geld gaat kosten. Wij kunnen juist banen creëren als wij het momentum aangrijpen om groene innovatie te stimuleren.

Mijn eerste punt is het volgende. Het Europees Parlement en de Milieuraad zijn hard bezig met het klimaatpakket. Ik weet dat ook in de Tweede Kamer daarover regelmatig is gesproken. Ik maak mij zorgen dat zelfs het minimale dat nodig is niet zal worden bereikt omdat sommige landen, zoals Polen en Italië, dwars blijven liggen. Ik maak mij ook zorgen dat deze landen ineens een veto lijkt te worden gegund. Normaal gesproken wordt een milieuvoorstel aangenomen met een ruime meerderheid van het Europees Parlement, samen met de gekwalificeerde meerderheid in de Raad. Nu hebt de Europese Raad zich ineens een eindoordeel toegeëigend. Premier Balkenende zei al eerder in antwoord op vragen van mijn collega Kees Vendrik dat het juist een goed teken is dat het in de Europese Raad besproken wordt. Daarmee wordt het belang van het onderwerp benadrukt. Dat lijkt mij een soort "kiss of death". Ik wil graag weten of het vetorecht bij milieubeleid houdbaar is bij het Hof van Justitie en of dit in lijn is met de taak van de Europese Raad. Ik heb altijd begrepen dat die bedoeld is als motor, om dynamiek te brengen in dossiers die muurvast zitten, en niet om bij volstrekt goedlopende wetgeving ineens op de rem te gaan staan. Vindt de regering dit ook geen rare figuur? Deelt het de mening dat daarmee de positie van het Europees Parlement wordt aangetast? Zijn er nog meer dossiers die de premier zo ontzettend belangrijk vindt dat hij graag een akkoord daarover wil bemoeilijken? Mijn collega Diks zal hierover in tweede termijn een motie indienen.

Mijn tweede punt is de nieuwe Europese Commissie die volgend jaar wordt samengesteld. Het is belangrijk dat de voorzitter daarvan een topteam kan samenstellen met ook een goede "genderbalance". Daarvoor is het goed als elk land niet met maar één kandidaat komt, maar met twee of drie. Zo kan er een goed team worden samengesteld met voldoende vrouwen. De Europese Conventie heeft dit in 2003 al eens voorgesteld. Vindt de Nederlandse regering dit een goed idee en is het bereid dit met de andere lidstaten te bespreken?

Tot slot de rol van het Nederlandse parlement. Nederland raakt berucht in Europa door het blokkeren van de Europese antidiscriminatiewetrichtlijn. Eerlijk gezegd snap ik het subsidiariteitsargument, dat ook in een brief is verwoord, niet zo goed. Wij hebben namelijk al een rassenrichtlijn. Ik zou graag willen weten of de richtlijn gelijke behandeling, ongeacht ras of etnische afstamming, eigenlijk niet aangenomen had moeten worden. Moet die worden ingetrokken of hoeven homo's niet dezelfde bescherming als op basis van ras wordt toegekend? Meer smaken zijn er eerlijk gezegd niet.

Ik vind het ook lastig werken als partijen eerst voor zijn en dan weer tegen, zoals de SP. Gelukkig zei de heer Van Bommel zo-even al dat de bevolking intelligenter is dan politici zomaar op hun woord te geloven. In het verkiezingsprogramma van de SP staat immers dat het een horizontale antidiscriminatiewetrichtlijn wil op Europees niveau. Komt de Europese Commissie eens met wat behoorlijks, is de SP ineens tegen!

Natuurlijk is de richtlijn niet perfect. In plaats van remmen wil ik graag met het parlement samenwerken voor een goed eindresultaat. Daarna kan de Kamer altijd nog de regering opdragen om tegen te stemmen.

De Kamer heeft ook nog de kans om een oordeel te geven over het EU-VS-akkoord. Dat is allang van kracht. De Kamer kan niets meer veranderen in de goedkeuringsprocedure. De Kamer kan nog wel tegen dit akkoord stemmen. Zij kan het niet meer wijzigen. De Kamer vraagt altijd om meer macht van de nationale parlementen. Grijp uw kans, u kunt tegen stemmen en met de nieuwe regering-Obama kunnen wij altijd nog heronderhandelen.

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik spreek allereerst een aantal waarderende en complimenterende woorden voor de maidenspeech van mijn collega in de GroenLinksfractie, mevrouw Diks. Ik had het idee dat dit allang was gebeurd, vanwege haar bijdragen in verschillende commissievergaderingen. Dank daarvoor.

Hoe ligt de Europese Unie er bij in november 2008? Mij valt op hoe groot de verschillen zijn binnen de Europese Unie. Tijdens het herfstreces ben ik in de Europese Unie op plaatsen geweest waar eigenlijk nog niet eens de millenniumdoelstellingen worden gehaald op het gebied van toegang tot schoon drinkwater en van onderwijs. Ik heb waardering voor de inzet van het kabinet voor de gekozen prioriteiten. Die zijn wat de fractie van de ChristenUnie betreft de juiste, ook met het oog op de waarde van rechtvaardige verhoudingen binnen en buiten de Europese Unie.

Het afgelopen jaar heb ik op een aantal terreinen een sterke Europese Unie gezien. Ik denk aan de klimaatinzet van de Europese Unie op Bali, het klimaat- en energiepakket dat is vastgesteld, de daadkracht in de kredietcrisis en een goede aanzet voor een gezamenlijk asiel- en migratiebeleid. Een duidelijk zwakke plek is de onduidelijkheid rond het Verdrag van Lissabon omdat het nog niet door alle landen is geratificeerd terwijl er wel verkiezingen voor het Europees Parlement aankomen. Wat betekent dit het komende jaar voor de Europese Unie?

Ik wil bij deze Staat van de Unie opnieuw ingaan op de situatie in Bulgarije en Roemenië, landen waar de grote ongelijkheid binnen de Europese Unie duidelijk naar voren komt. Terecht heeft de Commissie besloten om de uitgaven van de Europese fondsen op te schorten, maar daarbij kan het wat de fractie van de ChristenUnie betreft niet blijven. Wij hebben als mede-EU-lidstaat een morele verantwoordelijkheid om bij te dragen aan een werkelijke oplossing van problemen daar. Bovendien zijn het ook onze problemen. Een uurtje rondwandelen op de Wallen spreekt wat dat betreft boekdelen. Het grootste deel van de vrouwen daar is afkomstig uit Zuidoost-Europa en betreft veelal Romavrouwen en -meisjes. De ChristenUniefractie wil dat ook Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt voor deze vrouwen. Dat kan door het delen van expertise over uitstapprogramma's met Bulgaarse en Roemeense agentschappen en organisaties. Dat kan door het inzetten van Roemeens en Bulgaars sprekende mensen bij Nederlandse hulplijnen. Wil de staatssecretaris zich hiervoor samen met zijn collega van Justitie inzetten?

De stapel papier die ik heb meegenomen bevat wat ervaringen die zijn opgedaan tijdens de reis, maar ook concrete aanbevelingen die ik aan het kabinet wil overhandigen.

De voorzitter:

Ik zal zorgen dat de leden van het kabinet en ook u allen een exemplaar van deze brochure krijgen.

Ik neem aan dat er geen bezwaar bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer.

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.)

Mevrouw Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie):

Voorzitter. Misschien mag ik de vergelijking trekken met de manier waarop de staatssecretaris zich terecht krachtig heeft ingezet voor de kinderen in kindertehuizen. Echte verandering en aanpak van de problemen moeten in en door Roemenië en Bulgarije zelf gebeuren, maar ik hoor graag hoe het kabinet dit concreet voor zich ziet, als het opmerkt dat het voor het bestrijden van mensenhandel van belang is de leef- en werksituatie in de bronlanden te verbeteren.

Dat lijkt mij ook van belang, gezien de Matra-fondsen waarvan het einde in zicht komt. In hoeverre is het einde verbonden aan het bereiken van inhoudelijke doelstellingen van deze fondsen? In relatie tot de Matra-fondsen vraag ik de regering nader in te gaan op de toegankelijkheid van de Europese structuurfondsen voor de kleinere organisaties in Bulgarije en Roemenië. Zij geven aan minder gemakkelijk gebruik te maken van deze fondsen dan voorheen. Zijn de fondsen inderdaad minder toegankelijk dan in de periode tot aan de toetreding of is het vooral de vraag hoe de nationale regeringen zelf het beheer van de fondsen hebben geregeld? Wat de fractie van de ChristenUnie betreft, worden belemmeringen zoveel mogelijk voorkomen omdat maatschappelijke organisaties een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van deze beide landen.

Het kabinet wil inzetten op veiligheid en stabiliteit als prioriteit voor de Europese Unie. De ambities zijn hoog, de uitvoering blijft achter. Wat de fractie van de ChristenUnie betreft is er nu vooral meer samenwerking nodig tussen de grensregio's en de doellanden, is er meer overeenstemming gewenst over het landenbeleid en zet het kabinet hierop komend jaar in.

De regering stelt dat het lopende traject op de Balkan stabiliteit en veiligheid kan brengen zoals dit ook stabiliteit heeft gebracht in Midden- en Oost-Europa. Een groot verschil is echter dat de landen op de Balkan niet tegelijk in hetzelfde traject zitten, wat juist een gevaar kan vormen voor de regionale stabiliteit. Zonder te pleiten voor groepstoetreding, onderstreep ik namens mijn fractie het belang van verzoening en regionale economische integratie, zeker voor deze regio. Hoe draagt het Europees beleid daaraan bij en hoe wordt de stabiliteit bevorderd?

Een laatste opmerking. Onze vraag over de toetreding van Turkije is bekend, maar ik vraag het maar weer eens. Hoe staat het met de uitvoering van de motie-Rouvoet?

Minister Verhagen:

Mevrouw de voorzitter. Mag ik vragen op welke motie-Rouvoet mevrouw Wiegman doelt? Ik neem aan dat hij in zijn parlementaire periode meerdere moties heeft ingediend.

De voorzitter:

Ik zal ervoor zorgen dat u het antwoord op deze vraag snel krijgt.

De heer Blokland (EP/ChristenUnie/SGP):

Mevrouw de voorzitter. Het is vandaag de laatste maal dat ik als delegatieleider van de Eurofractie ChristenUnie/SGP deelneem aan het debat over de Staat van de Unie. Ik vind het een goede gewoonte, dit debat te organiseren. Als deken van de Nederlandse Europarlementariërs moet mij echter wel van het hart dat bij de organisatie van deze dag wat meer rekening zou moeten worden gehouden met de agenda van het Europees Parlement. Nu moesten wij belangrijke vergaderingen in Brussel afzeggen om hier in Den Haag aanwezig te kunnen zijn. Dit onderstreept de prioriteit die wij hieraan toekennen.

De laatste tijd haalt het woord "crisis" al te vaak het nieuws. Ik denk dan niet alleen aan de kredietcrisis, maar ook aan de voedselcrisis, de klimaatverandering, de crisis in de Europese buurregio Georgië en de moeizame gang van het Verdrag van Lissabon. Stuk voor stuk hebben deze crises een Europese dimensie en dit onderstreept het belang van een gedegen beleid op Europees niveau. Het illustreert evenzeer het belang om als parlementariërs van Tweede Kamer en Europees Parlement gezamenlijk met de regering te debatteren over deze problematiek.

In de eerste plaats wil ik een paar opmerkingen maken over het klimaat- en energiebeleid. In de voorbije maanden heeft het Europees Parlement intensief gewerkt aan de verbetering van de voorstellen van de Europese Commissie. Gelet op de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in december in Poznan is het van groot belang dat er een politiek akkoord van de Europese Unie voorligt. Dit zal derde landen stimuleren om zich ook actief in te zetten voor een nieuw klimaatverdrag in 2009.

Tegen de achtergrond van die urgente noodzaak om snel tot een politiek akkoord te komen, is het teleurstellend dat er lidstaten zijn die binnen de Raad proberen de Europese doelen te dempen. Dit is onacceptabel. Deelt de regering het standpunt dat hiertegen stelling moet worden genomen? Het welslagen van de klimaatconferentie in Poznan maar nog veel meer de bescherming van het klimaat dulden noch vertraging noch afzwakking, maar vragen juist om versterking van de Commissievoorstellen, want de Europese Commissie is niet op alle fronten even alert. Om aan de luchtkwaliteitseisen te kunnen voldoen, verdient het aanbeveling dat de Commissie de richtlijn over nationale emissieplafonds op korte termijn presenteert. Deze richtlijn is al meerdere malen opgeschort. commissaris Dimas die ik verschillende malen om opheldering heb gevraagd, is over de reden hiervan tot nu toe zeer oppervlakkig gebleven.

Schoon en zuinig wegvervoer is op dit moment eveneens onderwerp van discussie. Om een substantiële CO2-reductie bij personenauto's te bewerkstelligen, moeten strenge normen worden vastgesteld. De eerste uitkomsten binnen het Europees Parlement wijzen in positieve richting, maar veel is gelegen aan de onderhandelingen met het voorzitterschap. Wat zal de regering doen om zich hard te maken voor een ambitieus akkoord?

Over de crisis op de financiële markten van de afgelopen weken is veel te zeggen, maar dat zal ik nu niet doen. Ik wil slechts constateren dat de binnen de Europese Unie breed gecoördineerde aanpak van deelname in banken een belangrijke impuls heeft gegeven aan het herstel van vertrouwen. Een terugtredende overheid kan in deze tijden niet blijven terugtreden, maar is geroepen op te treden. Dit optreden van de overheden in Europees verband moet de komende tijd onderwerp van debat worden. Wat is de visie van de regering op een Europese toezichthouder die op Europees niveau een rol vervult die vergelijkbaar is met die van de Autoriteit Financiële Markten? Dit is actueel, omdat Frankrijk en Groot-Brittannië daarover van mening verschillen. Vindt de regering een dergelijke bevoegdheidsoverdracht wenselijk?

Ik kom te spreken over het Verdrag van Lissabon. Allereerst wil ik van de regering vernemen wat haar inschatting is van het tijdpad van de inwerkingtreding van dit verdrag. De minister-president is bij de laatst gehouden Raadsvergadering aanwezig geweest en kan ons het beste informeren over de inschattingen van zijn Ierse collega.

De voorzitter:

Gaat u afronden?

De heer Blokland (EP/ChristenUnie/SGP):

Ja, voorzitter.

Ik wijs er overigens met nadruk op dat ook na inwerkingtreding van dit verdrag een actieve houding van de regering vereist blijft. Het Verdrag van Lissabon introduceert enkele nieuw vormgegeven posten, zoals de Hoge Vertegenwoordiger nieuwe stijl en de vaste voorzitter van de Europese Raad. Ik verneem graag van de regering hoe zij ervoor wil zorgen dat deze creaties geen bedreiging vormen voor het institutionele evenwicht in de Unie.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. In Amerika loopt het tijdperk-Bush ten einde. Het was geen succes, zeker niet voor wat betreft de verhoudingen met de Europese Unie. Toch heeft de Unie ook profijt gehad van Bush. De Europeanen waren verdeeld, maar de gezamenlijke weerzin tegen zijn buitenlandse beleid verbond hen. Het dwong de Europese Unie, eigen verantwoordelijkheid te nemen en een redelijk alternatief te vormen in de internationale diplomatie. Dat had een grote meerwaarde. De kredietcrisis bewijst eveneens de meerwaarde van de Europese samenwerking, wat nu ook in Denemarken, Zweden en IJsland doordringt als het gaat om hun deelname aan de euro.

Natuurlijk is de Europese Unie niet af. Het Europese huis moet de komende jaren verder op orde komen. De bouwtekeningen liggen klaar in de vorm van het Verdrag van Lissabon, maar helaas is er nog weinig uitsluitsel over hoe het zich de komende jaren gaat ontwikkelen. Wat gaat de regering op dat punt doen?

Bij de vorige Staat van de Unie vroeg de D66-fractie om een visie van het kabinet op Europa in 2030. Het kabinet zegt nu dat zij deze visie gaat koppelen aan het rapport van de reflectiegroep van Felipe González. Wanneer wordt die visie aan de Kamer gepresenteerd?

Ons onderwijs moet internationaler. Er moet meer aandacht komen voor talen, de Europese geschiedenis en staatsrecht. Dat is geen luxe speledingetje voor de happy few, maar pure noodzaak, juist in het middelbaar onderwijs en het beroepsonderwijs. Jongeren concurreren niet alleen binnen de Nederlandse arbeidsmarkt, maar ook met jongeren uit andere EU-landen en uit derde landen. In het hoger onderwijs moeten Nederlandse bachelors en masters aansluiten op het onderwijs in andere Europese lidstaten. Vervolmaak daarom de BaMa-structuur en zorg voor vergelijkbaarheid van diploma's. Wat gaat het kabinet doen aan het schrijnend gebrek aan internationalisering in het Nederlandse onderwijs?

Ik maak mij zorgen over de innovatie- en kennisagenda van het kabinet en de Europese Unie. In 2000 zijn in Lissabon afspraken gemaakt over de kennisinvesteringen. Het Europees octrooi is na 30 jaar nog steeds niet geregeld. Als er een beetje tegenwind is, dan grijpen lidstaten terug op staatssteun. Waarom maakt de Europese Unie niet eens haast met de invoering van de blue card?

Wij moeten echter ook naar onszelf kijken. Nederland ligt nog steeds achter op het gebied van kennisinvesteringen. Dat bleek wel weer uit de kabinetsreactie op de Kennisinvesteringsagenda. Europese doelstellingen halen wij pas, als wij de investeringen in schoolboeken en het achterstallig onderhoud aan de lerarensalarissen meerekenen. Hieruit blijkt dat de regering vooral innovatief is in creatief boekhouden, maar geen oog heeft voor de Europese doelstellingen en de werkelijke uitdagingen voor Nederland. Dat is een aanfluiting! Denkt de regering hiermee nu echt recht te doen aan de Lissabonafspraken?

Ik maak tot slot enkele opmerkingen over klimaat en energie. Volgend jaar is de finale van het VN-onderhandelingsproces rond de klimaatafspraken. Europa is daarin leidend en een aanjager. Europa moet daarom vasthouden aan een emissiereductie van 30% en daarmee de onderhandelingen ingaan. Echter, nu al wordt binnen de Europese Unie gemorreld aan die inzet en worden de afspraken door individuele, klagende lidstaten ondergraven. Hoe zorgt de regering ervoor dat het huidige pakket niet wordt afgezwakt onder druk van de financiële crisis en dit soort landen?

Als het de Europese lidstaten niet lukt, de engte van hun nationale grenzen te overstijgen en samen grootschalige schone energieopwekking en gezamenlijk onderzoek te organiseren, dan is dat niet alleen slecht voor het milieu, maar ook voor de geloofwaardigheid van de Europese Unie. The Economist schreef twee jaar geleden over die samenhang: Europe will rescue the environment from destruction; the environment will rescue Europe from irrelevance. Laten de Europese landen, met Nederland voorop, ervoor zorgen, dat het omgekeerde niet bewaarheid wordt.

Mevrouw In 't Veld (EP/D66):

Voorzitter. Sinds gisteren is de nieuwe toekomstige Amerikaanse president bekend. Europa heeft naar mijn idee in de laatste maanden vooral passief afgewacht welk beleid er uit Washington gaat komen. De laatste jaren zijn wij, terecht, zeer kritisch geweest over de regering-Bush. De mensenrechten, het klimaat en de economie mogen echter niet afhangen van één man; Europa moet eigen prioriteiten stellen en zelf een zwaarder stempel drukken op de wereldpolitiek. "President-elect" Obama heeft bovendien een vrijwel onmogelijk pakket aan problemen geërfd van zijn voorganger en het wordt tijd dat Europa een volwaardige en zelfverzekerde partner wordt naast de VS. Daarvoor is het Lissabonverdrag hard nodig. Europa moet sterker en slagvaardiger worden. In het licht van de uitdagingen van vandaag is het onbegrijpelijk dat iemand nog met droge ogen kan stellen dat wij de zaken beter nationaal kunnen regelen. De mening van alle burgers wordt wel degelijk serieus genomen, maar het is niet de bedoeling dat de Europese Unie vleugellam blijft tegenover de vraagstukken van vandaag. Europa moet zijn verantwoordelijkheid kunnen nemen. Volgens de SP en de PVV, zo heb ik vandaag gehoord, kunnen wij ook wel zonder het Verdrag van Lissabon. Europa maakt inderdaad al beleid op een heleboel terreinen, maar op dit moment gebeurt dat door 27 ministers achter gesloten deuren in een verlammend besluitvormingsproces. Ik noem dat "achterkamertjespolitiek", geen effectieve Europese Unie. Kennelijk willen degenen die dat Lissabonverdrag niet willen die achterkamertjespolitiek in stand houden.

Een van de elementen van het Lissabonverdrag is een versterkte rol voor de nationale parlementen. In Nederland is veel gesproken over rode kaarten, noodremprocedures en instemmingsrecht voor de Kamer. Dat zijn allemaal instrumenten waarmee besluitvorming geblokkeerd kan worden. De Tweede Kamer krijgt er niet meer invloed mee. De bestaande mogelijkheden om invloed uit te oefenen worden veel te weinig benut. In juli 2007 – Cathalijne Buitenweg refereerde er net al aan – werd het verdrag met de Verenigde Staten gesloten over de uitwisseling van persoonsgegevens; dat is vanaf die datum gewoon van start gegaan en loopt tot op de dag van vandaag door. De Tweede Kamer was terecht zeer kritisch over dat verdrag, maar desondanks heeft de Kamer tot op heden geen besluit genomen over ratificatie. Ik geef een ander voorbeeld: een Europese regeling voor de uitwisseling van persoonsgegevens door politie en justitie en een vergelijkbare trans-Atlantische regeling zijn vrijwel klaar om getekend te worden. Deze zijn in de afgelopen jaren achter gesloten deuren uitonderhandeld. De Eerste Kamer heeft in een brief aan minister Hirsch Ballin zware kritiek en twijfels geuit, maar de minister legt die naast zich neer. Wat gaat de Tweede Kamer daarmee doen? Dit zijn typisch voorbeelden van gevallen waarin de Tweede Kamer gewoon invloed kan uitoefenen zonder rode kaarten.

Ook D66 hecht veel belang aan de antidiscriminatierichtlijn want daarmee wordt eindelijk de hiërarchie in bescherming tegen discriminatie opgeheven. Met dit voorstel lost de commissievoorzitter Barroso een oude belofte aan het Europees Parlement in. D66 is teleurgesteld en bezorgd dat de subsidiariteitscommissie eraan twijfelt of dit wel een Europese kwestie is. Voor D66 zijn de grondrechten een Europese kwestie bij uitstek. In aanvulling daarop roep ik de regering nogmaals op om het initiatief te nemen om in de raad tot volledige erkenning van de rechten van getrouwde homoparen te komen in alle EU-landen.

D66 waardeert het snelle ingrijpen in de kredietcrisis, maar zelfs in buitengewone omstandigheden moeten maatregelen proportioneel zijn en onderworpen worden aan democratische controle. In dat licht is D66 bezorgd over de manier waarop de staatssteunregels effectief buiten werking zijn gesteld en het Stabiliteitspact onder druk komt te staan. Juist de interne markt, eerlijke concurrentie en de Europese begrotingsdiscipline hebben de Europese economie robuust gemaakt en beter bestand tegen externe schokken. Bankiers hebben er weliswaar een potje van gemaakt, maar dat wil niet zeggen dat politici moeten gaan bankieren.

D66 vindt dat er niet overhaast een hele waslijst aan nieuwe regelgeving moet worden ingevoerd. Ik ben in dat opzicht wat confuus geraakt door de PvdA die aan de ene kant, in een interventie, klaagt over een overmaat aan Europese regelgeving en aan de andere kant een oproep doet om nieuwe Europese regels in te voeren. Ik vraag mij af hoe de proportionaliteit hierin gewaarborgd blijft.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. De Europese Unie is er voor de burger en niet andersom. Die toon klinkt helder door in deze Staat van de Unie en dat waarderen wij. Het gaat erom dat problemen en uitdagingen waarmee de burger in Europa te maken heeft, op het meest geëigende niveau worden opgepakt. Dit kan betekenen dat op bepaalde terreinen meer Europa moet komen en op andere juist minder. Wij zijn blij met deze realistische insteek. De vraag is echter of deze noties ook altijd een duidelijke vertaling krijgen in het Europese beleid. Naar onze mening beantwoordt het Verdrag van Lissabon hieraan in ieder geval onvoldoende. Ons inziens blijft op Europees niveau de neiging bestaan om het niet zo nauw te nemen met de subsidiariteitstoets als iets als een goed doel wordt gezien. Ik vind het zeer positief dat zowel de Tweede als de Eerste Kamer deze subsidiariteitstoets in de afgelopen periode kritischer zijn gaan nemen.

De toets inzake de Richtlijn gelijke behandeling – anderen, onder wie mevrouw Buitenweg spraken hierover – is hiervan een mooi voorbeeld. Als ik in het Nederlands Dagblad van 13 september in een interview met mevrouw Buitenweg lees dat de uitbreiding van deze richtlijn er is gekomen, omdat zij dreigde stampij te maken bij de benoeming van een nieuwe Eurocommissaris, is dat voor mij extra reden tot alertheid. Zo moeten wij toch niet aan onze Europese regels komen?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik wil bij interruptie aan de heer Van der Staaij vragen of hij van mening is dat deze Rassenrichtlijn zou moeten worden teruggetrokken?

De heer Van der Staaij (SGP):

Het gaat hierbij om een nieuwe set richtlijnen; wij hebben het niet over het terugnemen van bestaande richtlijnen. Dan is het de vraag of het nodig is dat deze nieuwe richtlijnen er moeten komen. Ik stel vast – ik noem dit oude Europese politiek – dat wordt gezegd: gelijke behandeling is een goed doel, dus u moet de nieuwe regels steunen. Wij moeten echter juist bezien waarom de lidstaten dit niet zelf afkunnen. Is het echt nodig en zitten er zulke grensoverschrijdende aspecten aan dat wij, met alle regels die wij al hebben, weer allerlei nieuwe regels krijgen?

Mevrouw Diks (GroenLinks):

Ik vind het haast verdrietig dat de heer Van der Staaij onder het motto van een teveel aan regels en dus van een wens tot deregulering meer hecht aan ras dan aan homoseksualiteit.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit is een onzinnige redenering. Ik kan deze ook gebruiken om te zeggen: dat punt is op dit front geregeld, dan moeten wij dat ook maar weer gaan uitrollen binnen allerlei andere gebieden. Er kunnen ook internationale verplichtingen aan ten grondslag gelegen hebben, maar dat is geen reden om telkens maar door te gaan; een soort sneeuwbaleffect. Ik ben blij dat ook de fractie van GroenLinks uiteindelijk steun heeft gegeven aan het oordeel van de subsidiariteitscommissie dat hiernaar nog eens kritisch gekeken moet worden. De fractie van GroenLinks heeft geen protest heeft laten horen. De Kamer heeft zich unaniem geschaard achter dit oordeel met, om precies te zijn, stuk nr. 31544, nr. 3.

De voorzitter:

Mevrouw In 't Veld, u kunt een toelichting geven, maar u mag niet interrumperen in de zin van een vraag.

Mevrouw In 't Veld (EP/D66):

Ik dacht dat wij mochten vragen om opheldering.

De voorzitter:

Ja, een verheldering of opheldering.

Mevrouw In 't Veld (EP/D66):

Heb ik goed begrepen dat de heer Van der Staaij zegt dat de bestaande richtlijnen niet teruggetrokken hoeven worden en dat hij het dus belangrijk vindt dat discriminatie tussen mannen en vrouwen en tussen rassen wel op Europees niveau worden verboden, maar discriminatie op andere gronden, zoals seksuele oriëntatie of religie, niet? Klopt het dat de heer Van der Staaij dus voor een hiërarchie in de bescherming tegen discriminatie is?

De heer Van der Staaij (SGP):

Het gaat om iets anders. Er liggen nu richtlijnen waarover wij geen discussie hebben. Echter, er komt nu weer een nieuwe set richtlijnen aan die zich met name richt op gebieden buiten de werkvloer. "Op de werkvloer" heeft een directere relatie met de Europese vrijheden dan "buiten de werkvloer". Dit vraagt dus om een nieuwe argumentatie. De hele Kamer heeft in haar oordeel, het document met het nummer dat ik zo-even noemde, aangegeven dat de vraag gesteld kan worden of hierbij is voldaan aan de subsidiariteitseis en of het echt nodig is dat er weer nieuwe regels komen op Europees niveau.

Mevrouw Hennis-Plaschaert (EP/VVD):

Ik wil even iets toelichten. De heer Van der Staaij heeft het voortdurend over een set richtlijnen. Het betreft echter één richtlijn die voortbouwt op bestaande richtlijnen. Ik wil graag een toelichting van de heer Van der Staaij op de hiërarchie inzake discriminatie. Vooralsnog is het een feit dat discriminatie op grond van leeftijd, godsdienstovertuiging, seksuele geaardheid en handicap alleen verboden is in arbeid, beroep en beroepsopleiding.

De voorzitter:

Het loopt niet goed. Als u meent informatie te missen, is het de bedoeling dat u een toelichting geeft. Ik heb het idee dat u de heer Van der Staaij om een toelichting vraagt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dit is een mooi voorbeeld. Laat Europa maar wat politieker worden, ook bij dit soort onderwerpen en ook via de subsidiariteitcommissie. Als wij het er inhoudelijk mee eens zijn, moeten wij ons ook afvragen of het wel echt nodig is. Ook buiten de werkvloer, waarover het hier wel degelijk gaat, kunnen wij op allerlei gronden vragen krijgen. Is het bijvoorbeeld volgens de Europese regels nog wel toegestaan om bejaarden goedkoop openbaar vervoer aan te bieden? Dat moet dan onderzocht worden. Vaak blijkt pas later dat een regeling niet mogelijk is. Juist omdat er allerlei richtlijnen zijn, moeten wij kritisch beschouwen of een nieuwe richtlijn wel nodig is.

Er is gevraagd of het wenselijk is alle lidstaten te verplichten om de zogenaamde homohuwelijken uit andere lidstaten als huwelijk te erkennen. Dat vind ik een mooi voorbeeld van zaken die het familierecht betreffen. Als deze zaken principieel gevoelig liggen, moeten ze bij uitstek een nationale aangelegenheid zijn. Het kabinet moet daarop ingezet worden.

De notitie zegt zinnige dingen over de dilemma's die Europese regelgeving kunnen veroorzaken. Europa wordt soms gezien als spelbreker en soms als onafwendbare bulldozer. In abstracto staan er veel wijze dingen in de notitie, maar soms merken wij dat in de praktijk in concrete kwesties de pijn van Europese regelgeving wordt ervaren. Ik denk daarbij aan de discussie over de ontpoldering van Zeeland, waar uiteindelijk geen draagvlak is voor het prijsgeven van landbouwgronden voor natuurdoelen. Men twijfelt of het wel nodig is. Aan het eind van de discussie blijkt dat het volgens Europese regels moeilijk anders kan. Zou er in dat soort kwesties niet een ontsnappingsclausule mogelijk moeten zijn? In het begin zien wij niet wat de uitwerking van een bepaalde regel is. Natuurlijk moeten wij er vroeg bij zijn. Als uiteindelijk blijkt dat een regel een onbillijke uitwerking heeft, die als zodanig breed wordt ervaren, zou er dan niet de mogelijkheid moeten bestaan om weer terug naar Brussel te gaan? Wil de staatssecretaris daarop reageren?

Van het Lissabonfront geen nieuws. Er zijn wat beeldspraken vanuit de medische wereld gekomen. Ik las nog ergens dat het Verdrag van Lissabon aan de intensive care ligt. Ik kan daarvan echter nog weinig merken. Het lijkt vooral als een Iers probleem te worden bezien. Dat is niet reëel, want het gaat wel degelijk om zorgen die breder dan alleen in Ierland leven. In hoeverre onderzoeken de andere lidstaten actief hoe wij kunnen bijdragen aan het verkleinen van de kloof tussen burgers en Brussel?

Talloze malen worden wij ten aanzien van Turkije met de neus op de feiten gedrukt. Het blijkt op alle fronten nog erg tegen te vallen, of het nu gaat om vervolging van een Turkse schrijver, godsdienstvrijheid, corruptie of de positie van minderheden. Hoe reëel acht het kabinet de perspectieven op toetreding?

De heer Van Buitenen (EP/Groenen/EVA):

Voorzitter. Ik dien mijn commentaar in twee stukken in. Eerst zeg ik iets over de verdieping en de verbreding van de EU en daarna stip ik de interne werking van de EU in stellingen aan.

Er is een kloof tussen de leiders van de Europese Unie en de burgers. De leiders zetten het integratieproces door, terwijl de meeste burgers daar niets mee kunnen of willen. Er is een legitimiteitprobleem en ik geef daarvan drie voorbeelden. Ondanks het Ierse nee, was de reactie van de leiders dat de ratificatie van het Verdrag van Lissabon door moest gaan. Kon er bij het nee van de Franse en de Nederlandse kiezers nog enige ruimte gevonden worden voor heronderhandeling, Ierland krijgt die ruimte niet; Ierland is het probleem en de leiders laten zich daar niet door ophouden. Externe factoren worden er als gelegenheidsargumenten bijgehaald om de onmisbaarheid van het Verdrag van Lissabon aan te tonen, zoals het conflict in Georgië en de financiële crisis. Wij hopen op een oplossing in december. Er zijn ook nog obstakels in Polen, Tsjechië en Duitsland.

Over de uitbreiding van de Unie kan ik heel kort zijn. Onder een camouflagenet van voorbehouden gaat de uitbreiding van de Europese Unie gewoon door. Handreikingen worden gedaan aan toekomstige kandidaat-lidstaten en ook met Turkije gaat alles gewoon door.

De Nederlandse regering geeft in de Staat van de Unie aan dat concrete projecten resultaten moeten boeken en dat daarmee het vertrouwen van burgers teruggewonnen kan worden. Dat lijkt mij het paard achter de wagen spannen.

Natuurlijk is Europese samenwerking op deze terreinen van belang, maar het is een illusie te denken dat het legitimiteitsprobleem zo wordt opgelost.

Het verder negeren van deze situatie zal tot nieuwe ontsporingen leiden. Ik heb twee vragen aan het kabinet. Is het kabinet het met mij eens dat op deze manier het legitimiteitsprobleem niet opgelost wordt? Ziet het kabinet nog andere oplossingen?

Het laatste onderdeel van hetgeen ik graag wil delen, is de interne werking van de EU-instellingen en met name de fraudebestrijding. Ik heb de afgelopen jaren regelmatig gesproken over onregelmatigheden. De afgelopen vier jaar heb ik intensieve gesprekken gevoerd met Europese commissarissen, met directeuren-generaal en met de Antifraude Dienst. Op dit moment moet ik conclusies gaan trekken. Een aantal dossiers is tot rijping gekomen. Er is voldoende stoffering en alle procedurele paden zijn bewandeld. In vier dossiers lopen de deadlines af en zal openbaarmaking moeten volgen. Op 9 december 2008 is er een persconferentie in Brussel. Daarin worden met alle bewijsmateriaal en alle namen de zaken getoond aan het publiek door middel van een PowerPointpresentatie. Ik ben hier niet blij mee, want het kan leiden tot de volgende ontsporing. De kloof tussen de politieke leiding en de Europese burger wordt nog meer zichtbaar.

Mijn laatste vraag is, of het kabinet hierin geïnteresseerd is. Ik ben bereid een PowerPointpresentatie te verzorgen voor 9 december waarin ik alle details zal laten zien.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij zijn gekomen aan het einde van de eerste termijn van de kant van de Kamer. Ik schors de vergadering tot 13.15 uur. Wij beginnen dan met een snelle regeling van werkzaamheden.

Ik nodig u uit om, als u dat wenst, hiernaast met mij de lunch te gebruiken.

De vergadering wordt van 12.30 uur tot 13.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven