Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 17 januari 2008 over veiligheid in en om scholen.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Deze week hebben zich weer steekpartijen voorgedaan, op diverse scholen. Dat is afgrijselijk. Wij moeten er alles aan doen om dergelijke gebeurtenissen te voorkomen. In het algemeen overleg over veiligheid is gesproken over het aspect van kleinschaligheid in relatie tot veilige scholen. Voor de SP staat het buiten kijf dat kleine scholen een basisvoorwaarde zijn. Ik vraag het kabinet daarom wanneer het komt met een plan voor kleine scholen.

Geweld op scholen begint maar al te vaak met pesten. De aanpak van pesten is daarom cruciaal; die is vooralsnog te vrijblijvend. Een structureel landelijk pestbeleid kan daarin verandering aanbrengen. De fracties van de SP, de PvdA en GroenLinks hebben daar al eerder voor gepleit. Er is een goed project voorhanden dat slechts € 200.000 kost. Het geld daarvoor kan gevonden worden in de € 800.000 voor het algemeen pedagogisch studiecentrum. Vandaag is in Trouw te lezen hoe succesvol het antipestbeleid is. Uit onderzoek blijkt dat het aantal kinderen dat wordt gepest met bijna tweederde is afgenomen. Het aantal kinderen dat zelf pest, neemt met de helft af. Dat is precies het doel dat ik beoog met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jaarlijks duizenden leerlingen worden gepest op school en dat dit de basis legt voor veel geweld en mishandeling;

van mening dat het pestbeleid op scholen tot nu toe erg vrijblijvend is;Jasper van Dijk

constaterende dat een landelijk en structureel pestbeleid is voorgesteld door de stichting Europees Expertisecentrum voor Veiligheid;

overwegende dat invoering structureel € 200.000 kost en dat dit geld gevonden kan worden in de jaarlijkse subsidie van € 800.000 voor geweld en veiligheid, toebedeeld aan het Algemeen Pedagogisch Studiecentrum;

verzoekt de regering, te bevorderen dat bovengenoemd landelijk pestbeleid structureel wordt ingevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jasper van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(29240).

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Voorzitter. Wij hebben een week of twee geleden een goed debat gevoerd over het onderwerp veiligheid in en om scholen. Er zijn toen buitengewoon veel onderwerpen aan bod geweest en het was volgens mij een goed en breed algemeen overleg. De feiten van deze week, waarin weer een steekpartij heeft plaatsgevonden in Breda, tonen aan dat het vrijwel onmogelijk is om ervoor te zorgen dat er geen incidenten zullen plaatsvinden. Bovendien blijkt daaruit dat, hoe goed het beleid van een school ook is, nooit helemaal gegarandeerd kan worden dat zo'n incident niet zal plaatsvinden. De verantwoordelijkheid moet breder worden getrokken om te voorkomen dat dit soort incidenten plaatsvindt. Mijn fractie heeft in het algemeen overleg helder aangegeven dat de verantwoordelijkheid breed moet liggen, bij ouders, docenten, medeleerlingen, conciërges, enzovoort. Ik haal twee elementen naar voren. Ten eerste moet ervoor gezorgd worden dat leerlingen elkaar kennen en gekend worden op school. Ten tweede is gevraagd om een publiek debat over het gedrag van bekende Nederlanders in de media en het kopieergedrag dat veel scholieren vertonen. Vaak leidt dat tot pestgedrag. Die uitspraak is publiekelijk gedaan maar daar is nog geen reactie op gekomen, hetgeen teleurstellend is.

Dat is echter niet het onderwerp waarover ik met de regering in discussie wil gaan. Ik dien twee moties in. De eerste motie, die ik indien met de heer Depla, gaat over het digitale pesten.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een veilige school een voorwaarde is voor een leeromgeving waar je goed les kan geven en les kan krijgen;

overwegende dat pesten de schooltijd van kinderen bederft en maakt dat zij zich onveilig voelen;

overwegende dat pesten vaak aan het begin kan staan van geweldsincidenten;

constaterende dat digitaal pesten een nieuw, maar snel opkomend fenomeen is waar ook veel scholieren hinder van ondervinden;

constaterende dat een vorm van digitaal pesten zoals het plaatsen van beschadigende berichten en filmpjes op internet niet stoer en leuk is, maar veel leed voor betrokkenen oplevert;

van mening dat dit soort schades voorkomen moet worden en dat het van belang is dat zulke berichten zo snel mogelijk verwijderd moeten kunnen worden;

verzoekt het kabinet om zo snel mogelijk in overleg te treden met onder meer de internetproviders en beheerders van websites om afspraken te maken over het snel verwijderen van dergelijke berichten;

verzoekt de regering om afspraken te maken met providers en beheerders van websites over hoe zij scholen kunnen helpen bij het bestrijden van vormen van pesten via internet;

verzoekt voorts, de Kamer hierover voor de zomer van 2008 te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jan Jacob van Dijk en Depla. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(29240).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de rol van de docent bij de vergroting van de veiligheid op scholen cruciaal is;

overwegende dat veel docenten moeite hebben om op een adequate manier pestgedrag te herkennen en te bestrijden;

constaterende dat dit onderwerp niet in alle lerarenopleidingen voldoende aandacht krijgt;

verzoekt de regering om in overleg met de lerarenopleidingen te komen tot een verandering van de opleidingen waardoor meer aandacht beschikbaar komt voor het onderwerp veiligheid en meer speciaal het pesten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jan Jacob van Dijk. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(29240).

De heer Depla (PvdA):

Ik heb een korte vraag over de laatste motie. Waarom dient de heer Van Dijk haar in? Ik vraag mij af of het verstandig is om per motie precies vast te stellen wat er op de pabo's en lerarenopleidingen moet gebeuren. Moeten wij geen totaaldebat voeren over wat wij vinden dat daar geleerd moet worden? Met moties leggen wij er elke keer iets bij. Wat is uw overweging om die lijn niet te kiezen, maar er per motie toch een stukje bij te leggen?

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Mijn overweging is dat beide staatssecretarissen en volgens mij ook de minister in de komende periode met de HBO-raad en de VSNU in overleg treden over leerkrachten en de omgang met pabo's, lerarenopleidingen en opleidingen tot universitair docent. Als zij dan toch een dergelijk overleg aangaan, kunnen zij dit onderwerp er net zo goed bij betrekken. Dan kan het opgelost worden.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Veilig naar school en veilig op school zijn voorwaarden voor een fijne schooltijd voor leerlingen en alle medewerkers. Het is voor leerlingen ook de voorwaarde voor een succesvolle schoolcarrière. Het is geen extra taak voor het onderwijs, maar een basiskwaliteit die bij het onderwijs hoort. Daar hebben wij twee weken geleden uitgebreid over gedebatteerd. Ik kijk tevreden terug op dat algemeen overleg. Het kabinet erkent de urgentie van het probleem en heeft een fors aantal toezeggingen gedaan. Ik memoreer de belangrijkste. De eerste is dat elke school samen met ouders, leerlingen en docenten een veiligheidsplan opstelt, want van uniforme regels uit Den Haag of papieren plannen worden scholen niet veiliger. De inspectie beoordeelt of deze plannen in de praktijk worden gebracht. Het uitgangspunt van al die plannen moet "voorkomen is beter dan genezen" zijn. Vanaf dag een van elk schooljaar spreken leerlingen, studenten en docenten af hoe zij met elkaar omgaan. Die afspraken betreffen niet alleen het voorkomen van incidenten, maar ook van pesten op school. Zoals de heer Van Dijk net heeft gezegd, is pesten niet alleen op zichzelf al vervelend genoeg voor kinderen, maar vaak ook het begin van geweldsincidenten.

De regering heeft uiteengezet welke actie zij onderneemt. Ik wil twee dingen puntiger maken. Allereerst speelt internet een belangrijke rol bij pesten. Gezien de tijd, voeg ik niets toe aan de mooie motie daarover; zij is duidelijk genoeg. Wij willen een hardere toezegging dat daartegen actie wordt ondernomen. Mijn tweede punt sluit enigszins aan bij de motie van de heer Van Dijk. Er is 90 mln. aan veiligheid op school besteed. Het aanpakken van pesten is erg belangrijk. Vandaag in Trouw staat iets over een effectieve aanpak daarvan. De heer Van der Meer heeft tijdens de hoorzitting ook een effectieve aanpak geschetst. Beide aanpakken zijn even effectief, begrijp ik. Wil de regering precies in kaart brengen welke methodes het best werken in plaats van duizend bloemen te laten bloeien? Dan kan daaraan voor 90 mln. financiële ondersteuning worden geboden. Het kan zijn dat dit al gebeurt. Het gaat mij er in ieder geval om dat wij ophouden met duizend bloemen te laten bloeien. De meest effectieve vormen moeten worden gekozen en vervolgens actief worden gestimuleerd.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ben het helemaal met u eens dat wij moeten ophouden met het "duizend bloemen bloeien"-beleid en gewoon aan de slag moeten gaan met een duidelijk landelijk pestbeleid. Wat vanochtend in Trouw is beschreven, is precies de aanpak die in mijn motie wordt beschreven. Ik neem aan dat u die kunt steunen, want u hebt dat in 2006 ook met ons voorgesteld.

De heer Depla (PvdA):

Ik heb geen abonnement op Trouw en heb het snel moeten lezen. Er zijn op een gegeven moment effectieve methoden. De scholen moeten niet zelf zoeken, maar wij moeten kijken welke methode effectief is om die dan een extra steuntje in de rug te geven. Ik wacht eerst de reactie van de regering af. Op basis daarvan kunnen wij beoordelen of uw motie nodig is dan wel of het anderszins wordt geregeld.

Een belangrijk punt voor veiligheid is de menselijke maat: kennen en gekend worden. Ik ben blij dat wij na een debat uiteindelijk de toezegging van de regering hebben dat zij er in een brief op terugkomt hoe zij dat kan stimuleren.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Voorzitter. De veiligheid in en om de school moet gewaarborgd zijn. De VVD is dan ook blij met de verplichte registratie die nu geldt voor geweldsincidenten en bedreigingen, waarmee een motie van de VVD is uitgevoerd.

Een veilig schoolklimaat is echt een voorwaarde voor goed onderwijs en daar kun je niet genoeg aandacht aan besteden. Toch schiet het kabinetsbeleid op enkele punten tekort, zo bleek uit het AO.

Docenten zijn slecht voorbereid op het omgaan met drugsproblematiek. Dit veroorzaakt problemen met veiligheid op scholen.

De tolerantie ten opzichte van homo- en biseksualiteit neemt af onder jongeren. Dat is bedenkelijk. Docenten en leerlingen voelen zich in toenemende mate bedreigd, wanneer zij uitkomen voor hun seksuele geaardheid. Dat is niet alleen onacceptabel. Het is ook te gek voor woorden dat de eerste de beste imamopleiding wel aandacht besteedt aan de in Nederland geldende maatschappelijke acceptatie van homoseksualiteit, maar dat er niet op alle scholen aandacht aan wordt besteed. Dat is vreemd.

Spijbelen wordt niet snel en niet hard genoeg aangepakt. Spijbelen is vaak een voorbode van schooluitval en ander ongewenst of zelfs crimineel gedrag.

Over deze drie punten wil ik graag moties indienen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat docenten en leerlingen zich in toenemende mate geremd of zelfs bedreigd voelen, uit te komen voor hun homo- of biseksuele geaardheid;

constaterende dat in de kerndoelen basisvorming niet expliciet tot uiting komt dat de school aandacht dient te besteden aan homo- en biseksualiteit en de maatschappelijke acceptatie daarvan;

van mening dat deze ontwikkeling volstrekt onaanvaardbaar is;

verzoekt de regering, de kerndoelen zodanig aan te passen dat voor alle scholen in het voortgezet onderwijs de verplichting geldt, aandacht te besteden aan het onderwerp homo- en biseksualiteit en de maatschappelijke acceptatie daarvan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20(29240).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat spijbelen een voorbode is van schooluitval en vaak een indicator voor andere problemen is;

constaterende dat spijbelaars in gemeente X soms weken onontdekt kunnen wegblijven van school, waar spijbelaars in gemeente Y wél direct worden geregistreerd;

constaterende dat spijbelen onvoldoende consequent wordt aangepakt;

van mening dat de strijd tegen schooluitval begint bij het aanpakken van spijbelen;

verzoekt de regering, zorg te dragen voor een adequate aanpak van spijbelen, met in ieder geval de volgende maatregelen:

  • - verplichte registratie van alle spijbelgevallen en uitwisseling tussen school en gemeente;

  • - directe actie richting de leerling, eerst via de school en dan via de leerplichtambtenaar;

  • - invoering landelijk netwerk van spijbelrechters,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(29240).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat drugsgebruik onder leerlingen in het voortgezet onderwijs een probleem is voor de gezondheid van de jongeren en voor het schoolklimaat;

constaterende dat docenten in het voortgezet onderwijs onvoldoende zijn toegerust op het signaleren, erkennen en aanpakken van de problematiek;

van mening dat het voor een veilig schoolklimaat van groot belang is dat drugs buiten de school worden gehouden en leerlingen op een adequate manier worden geholpen;

verzoekt de regering, informatie over dit onderwerp voor zittende leraren ter beschikking te stellen via kennisnet en het onderwerp te laten opnemen in de curricula van lerarenopleidingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dezentjé Hamming. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 22(29240).

De heer Depla (PvdA):

Ik vind het allemaal heel sympathiek, maar ik zit met het punt uit uw eerste motie. Wij hebben in de wet geregeld dat burgerschap een van de kerndoelen is. Misschien moeten wij naar aanleiding van het rapport van de commissie-Dijsselbloem de discussie gaan voeren of het gewenst is om bij ieder debat door middel van een motie iedere school weer een kerndoel op te leggen. Vervolgens krijgen wij dan weer een discussie dat kinderen onvoldoende kunnen lezen en schrijven.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Dat laatste is heel belangrijk. De heer Depla kent de mening van VVD-fractie op dit punt. Kennisoverdracht en het goed gebruiken van de "d's en t's" staan in het onderwijs voorop. Toenemende intolerantie is een enorm probleem en is op dit moment veel te vrijblijvend in de wet is geregeld. Bij een imamopleiding wordt daarentegen wel expliciet aandacht besteed aan maatschappelijke acceptatie. In het kader van burgerschap wordt maatschappelijke acceptatie zo vrijblijvend omschreven, dat je er alle kanten mee op kunt. Met name de bijzondere scholen zullen het zo naast zich neer kunnen leggen. Overigens zal dit onderwerp ook nog aan bod kunnen komen bij de behandeling van het homo-emancipatiebeleid van de heer Plasterk.

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. Wij hebben op 17 januari een uitgebreid debat mogen hebben over veiligheid op scholen. Terecht haalt dit onderwerp de voorpagina's van de kranten. Helaas gebeurt dit steeds op de verkeerde manier. Het gaat dan over messen, boksbeugels en steekpartijen. De PVV-fractie heeft een meldpunt geopend voor onveiligheid op scholen en ontvangt 250 reacties per week. Dit geeft aan hoezeer dit onderwerp speelt. Er is een geruststellend cijfer, namelijk dat 90% van de mensen met een gevoel van veiligheid naar school gaat. Dit betekent echter dat het glas ook half leeg is. Immers, 10% gaat met een gevoel van onveiligheid naar school. Van de 900.000 kinderen in het voortgezet onderwijs gaat 10% blijkbaar met angst en beven naar school. Dan leer je "être" en"cosinus" niet zo goed als je zou moeten doen.

De PVV-fractie is blij met een groot aantal aanbevelingen en ideeën, hard en soft, op de korte en de lange termijn, die uit alle hoeken en gaten komen. Ik wil twee moties indienen. De eerste gaat over wapenscanners.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er tegenwoordig vele steekincidenten op scholen plaatsvinden en leerlingen dus gemakkelijk een steekwapen mee naar school kunnen nemen;

constaterende dat volgens de Landelijke StichtingTegenZinloosGeweld gemiddeld één leerling per klas een wapen bij zich draagt;

constaterende dat volgens onderzoek van Iris VO het messenbezit op scholen met maar liefst 20% is toegenomen;

overwegende dat door middel van het plaatsen van kleine wapenscanners de veiligheid op scholen aanzienlijk kan worden vergroot;

verzoekt de regering, budget beschikbaar te stellen opdat in elk geval op alle "wapengevaarlijke" scholen kleine wapenscanners geplaatst kunnen worden om zo de veiligheid op scholen te vergroten en de kans op incidenten met wapens tot een minimum te beperken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 23(29240).

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Is niet het gevolg van deze motie dat er straks allemaal bunkers gaan ontstaan op scholen, waarbij heel misschien een stukje veiligheid vergroot wordt, maar het gevoel van onveiligheid in ieder geval immens vergroot gaat worden?

De heer Bosma (PVV):

Voorzitter. De heer Van Dijk heeft een wat vreemd idee van bunkers. Het gaat hierbij om kleine wapenscanners die men in de palm van een hand kan houden. Het gaat om uitstekende Israëlische technologie die men tegenwoordig op ieder vliegveld kan aantreffen. De mogelijkheid om wapenscanners te gebruiken geeft mij niet het gevoel van een bunker. Ik ben het met de heer Van Dijk eens dat wij ervoor moeten zorgen dat de onveiligheid niet toeneemt door het creëren van bunkers. Het bunkergevoel wordt echter niet gecreëerd door het gebruik van wapenscanners.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Je kunt niet op een school aankomen met een wapen zonder hiermee eerst van huis te zijn gegaan. Denkt de heer Bosma ook aan scanners bij de ouders of zo? Hoe staat hij tegenover blaastesten op school? Of doet hij alleen maar aan symboolpolitiek?

De heer Bosma (PVV):

Het zijn allemaal kleine bouwstenen die kunnen bijdragen aan meer veiligheid op school. Volgens mij is het niet nodig om mensen al bij de huisdeur met wapenscanners te bevoelen. U trekt het enigszins in het ridicule.

Over "schoolcops" dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat onaangekondigde controles door de politie met onbeperkte toegang tot de scholen de veiligheid binnen de scholen aanzienlijk zou verhogen;

verzoekt de regering, te komen tot de invoering van schoolcops: een vliegende brigade van politieagenten die onaangekondigd in scholen in heel het land controleert op wapen- en drugsbezit,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bosma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24(29240).

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Voorzitter. Hartelijk dank voor de vragen en moties van de Kamerleden. Ik ga eerst in op één rechtstreeks gestelde vraag en daarna op de moties.

De heren Jasper van Dijk en Depla spraken over het punt van de menselijke maat. De heer Van Dijk vertaalde dat direct naar kleine scholen, maar de heer Depla had het over het belang van de discussie over de menselijke maat. Ik zal dit voorjaar een notitie over dit onderwerp aan de Kamer sturen, dus daarna zullen wij met elkaar daarover spreken.

Naar aanleiding van de motie-Dezentjé Hamming op stuk nr. 20 over aandacht voor homo- en biseksuele geaardheid in de kerndoelen van de basisvorming zeg ik dat het belang van aandacht voor homoseksualiteit een heel groot goed is. Eerlijk gezegd, vind ik het enorm belangrijk dat er aandacht is voor álle kwetsbare groepen in Nederland. Wij hebben met elkaar gezegd dat er kerndoelen zijn waarin in algemene zin een aantal zaken geformuleerd is. Als wij nu hier met elkaar in die kerndoelen opnieuw allemaal aparte aspecten opnemen, dan gaan wij de weg op waarvan wij de afgelopen jaren gezegd hebben dat wij dat eigenlijk niet meer willen. Wij willen niet steeds opnieuw een onderwerp erin opnemen. De scholen hebben de taak om met het kerndoel bezig te zijn, waarbij de leerling leert hoofdzaken te begrijpen van bouw en functie van het menselijk lichaam – dat is één aspect – maar evengoed lessen krijgt over cultuur en levensbeschouwing. Wanneer de VVD-fractie deze groep apart wil benoemen, mag er dan ten aanzien van andere groepen wel op een manier opgetreden worden die wij onwenselijk achten? Ik vind dat de school in het licht van kerndoel 44, respect voor cultuur, levensbeschouwing en leefwijze, de taak heeft om alle kwetsbare groepen onder de aandacht van jongeren te brengen en hun te vertellen dat de samenleving echt beter functioneert als men elkaars handelwijze respecteert, zolang die niet storend is voor een ander. Ik ontraad derhalve aanvaarding van deze motie. Ik zou het onverstandig vinden het op zo'n manier te doen. Ik begrijp de zorg erachter, maar het is aan de scholen om het op een goede manier uit te voeren.

Naar aanleiding van de motie-Dezentjé Hamming op stuk nr. 21 over spijbelen als voorbode voor schooluitval zeg ik dat wij met elkaar een heel breed beleid hebben om spijbelen en schooluitval tegen te gaan. Ik vind deze motie in die context overbodig. Wij investeren veel in dit beleid. Er gaan veel middelen in. Wij zijn bezig met een digitaal loket. Wij stimuleren regionale samenwerking en deskundigheidsbevordering. Ik heb in de brief nieuwe maatregelen aangekondigd voor de spijbelregistratie. Wij hebben een aantal aspecten aangegeven waarop wij heel actief inzetten. Volgens mij is dat voor dit punt echt voldoende.

Mevrouw Dezentjé Hamming heeft verder een motie ingediend over drugsgebruik. Zij vraagt de regering, informatie over dit onderwerp te verstrekken aan zittende leraren. Ik denk dat het niet aan de regering is om over allerlei thema's informatie te verstrekken aan scholen. Er zijn al veel maatschappelijke organisaties die dat doen. Verder zijn er veel leraren en scholen die zelf actief zijn op dat punt. Ik wil de aanneming van deze motie dan ook ontraden.

Mevrouw Dezentjé Hamming (VVD):

Ik heb deze motie ingediend, omdat het kabinet daar iets laat liggen. In Rotterdam zijn er scholen waar 50% van de leerlingen drugs gebruikt. Je kunt ervoor kiezen iedere school het wiel opnieuw uit te laten vinden hoe zij de leraren handvatten kunnen geven voor de wijze waarop zij daarmee om moeten gaan. Mijn voorstel was erop gericht, vanuit het kabinet te stimuleren bijvoorbeeld op kennisnet aan te geven hoe een leraar, als hij denkt een geval in de klas te hebben, moet handelen, waar hij naartoe moet en welke actie hij moet nemen. Overigens geldt voor ons wel: onderwijs vóór zorg. Ik wil de leraar niet opzadelen met zorgtaken, maar ik wil de kennis vergroten, zodat hij weet wat hij moet doen als hij met een drugs- of verslavingsgeval te maken krijgt. Daar zou ik een wat actiever beleid op willen van het kabinet.

De voorzitter:

Dit is vrij letterlijk het verhaal dat u zojuist al gehouden heeft.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Ik zal niet in herhaling vallen. Ik heb zojuist al antwoord gegeven.

Voorzitter. Het CDA zou graag zien dat in de lerarenopleidingen meer aandacht wordt besteed aan veiligheid. Wij moeten echter oppassen dat wij niet te veel zaken qua input mee willen geven. Wij hebben, als het gaat om de bekwaamheidseisen van leraren, een aantal belangrijke competenties opgesteld waaraan men moet voldoen: leraren moeten interpersoonlijk en pedagogisch competent zijn en competent als het gaat om samenwerken met de omgeving. Er wordt veel aandacht besteed aan sociale veiligheid binnen de opleidingen. Wij weten ook dat maatschappelijke organisaties altijd heel actief zijn als het gaat om ontwikkelingen in de samenleving die hun taak betreffen. De pabo en de eerste en tweedegraadsopleidingen zien ook waar hun studenten later als leerkrachten mee te maken krijgen. Ik ben ervan overtuigd dat als het gaat om het aspect van de sociale veiligheid dit soort zaken naar voren zullen komen. Als zij het niet naar voren brengen, zullen studenten die wel naar voren brengen, want zij zien het gebeuren en zijn willen daarop voorbereid zijn. Ik voer altijd gesprekken met scholen en ik wil wel eens vragen hoe men daarmee omgaat. Ik vind dit echter te ver gaan.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Op de pabo en tweedegraadslerarenopleidingen wordt dit onderwerp inderdaad wel behandeld. Bij de eerstegraadslerarenopleidingen echter niet. Ik wil u daarom verzoeken in ieder geval het overleg daarover met VSNU op te starten en na te gaan in hoeverre dat onderwerp een prominentere plek zou kunnen krijgen. Het maakt mij niet zo gek veel uit op welke manier dat gebeurt, maar ik zou wel graag zien dat u het gesprek daarover aangaat.

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Het gesprek opstarten vind ik te ver gaan, maar ik heb eens in de zoveel tijd overleg met de VSNU. Ik wil dan wel vragen hoe men dat doet. Dat blijft echter in de informatieve sfeer. Als wij later nog eens over dit thema spreken, kan ik u daar dan nader over informeren. Het is echter aan de school om het op te nemen in de geformuleerde doelen.

De PVV heeft gesproken over wapenscanners. Ik voel daar niet voor. De heer Jan Jacob van Dijk heeft dat al goed aangegeven: wij kunnen van de school geen burcht maken. Wij zullen er alert op moeten zijn dat bij veiligheid veel meer komt kijken dan alleen het optrekken van de wallen rondom de school. Incidenten doen zich vaak niet eens in de school voor, maar juist net daarbuiten. Het aanbrengen van allerlei apparaten rondom de school vergroot het gevoel van veiligheid niet altijd. Dat hoor ik van leerlingen en docenten. Men krijgt eerder het idee dat er iets aan de hand is, terwijl dat voor heel veel scholen niet opgaat. Het aannemen van deze motie wil ik dan ook echt ontraden. Het is een illusie om te denken dat wij daarmee de veiligheid vergroten. Daarvoor moeten wij echt met andere aspecten aan de slag. In de brief heb ik aangegeven welke dat kunnen zijn.

De laatste motie van de heer Bosma ging over de "schoolcops" en de vliegende brigade. Ook het aannemen van deze motie zou ik willen ontraden, omdat het voor scholen ontzettend belangrijk is dat zij heel direct contact hebben met de wijkagent, de politie in de buurt. Vanuit dat contact en de relatie die daaruit ontstaat, is het heel goed mogelijk dat scholen met de politie een afspraak maken voor onverwachte bezoeken, waarbij gekeken wordt of er sprake is van wapenbezit of messenbezit et cetera. Dit heb ik ook al tijdens het AO gezegd. Het is veel beter om dit met de lokale politie samen te doen, zodat deze een goed beeld krijgt van de veiligheidstoestand op de school. Dit is niet mogelijk als je met een soort vliegende brigade en onbekende agenten te maken krijgt.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Ik kom kort terug op de vorige motie. Kan de staatssecretaris tijdens haar informatieve gesprekken met de scholen aangeven dat vanuit de Kamer grote betrokkenheid bestaat bij dit onderwerp en dat het daarom van belang is dat zij daaraan aandacht besteden?

Staatssecretaris Van Bijsterveldt-Vliegenthart:

Daar kan de heer Jan Jacob van Dijk op rekenen.

De heer Jan Jacob van Dijk (CDA):

Dan kan ik mijn motie bij dezen intrekken.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Jan Jacob van Dijk (29240, nr. 19) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik denk dat het goed is om nog het een en ander te zeggen over het onderwerp "pesten", waarover vanuit de Kamer twee moties zijn ingediend. In het algemeen overleg hebben wij hieraan uitgebreid aandacht besteed, omdat wij het met de Kamer eens zijn dat dit een bron is van heel veel ellende voor een heleboel kinderen. Het gaat om een maatschappelijk fenomeen waarover vaak al te licht wordt gedacht. Het kan namelijk grote effecten hebben op de langere termijn. Zo blijkt dat veel kinderen die in de criminaliteit belanden, als dader van pestgedrag beginnen. Denk los daarvan aan wat pesten voor de slachtoffers ervan teweegbrengt.

Ik geef graag mijn oordeel over twee ingediende moties. De heer Jasper van Dijk verwijst in zijn motie naar een zeer interessant artikel dat vanochtend op de voorpagina van Trouw stond. Het ging over de PRIMA-aanpak, afkomstig van de Noorse kinderpsycholoog Don Olweus, waarmee veel goede resultaten worden bereikt. Ik ben het met de heer Jasper van Dijk eens dat het belangrijk is om scholen te informeren over methoden die werken. Natuurlijk hebben wij er in het gehele onderwijs belang bij dat wij meer "evidence based" aan de slag gaan. Soms moet je dan in staat zijn om het kaf van het koren te scheiden. In zijn motie legt de heer Van Dijk echter in feite vast dat er slechts één koninklijke weg zou zijn. Daarmee ben ik het niet eens. Als hij vraagt om te bevorderen dat er in het onderwijs meer aandacht komt voor "evidence based" methoden, dan zeg ik dat graag toe. Dat is mogelijk door bijvoorbeeld met het Centrum voor School en Veiligheid, dat informatie biedt over methoden, te spreken over de wijze waarop wij hieraan meer aandacht kunnen besteden. Wij kunnen daarbij ook bijvoorbeeld deze methode onder de aandacht brengen. Dit is echter iets anders dan wat de heer Van Dijk vraagt, namelijk het verzoek aan de regering om deze methode te bevorderen als het landelijk pestbeleid structureel wordt ingevoerd.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik snap dat de staatssecretaris terughoudend is met het opleggen van allerlei regels. Het probleem bij pesten is echter dat de aanpak ervan nu zo verwaaierd is. Dat hebben wij zonet allemaal vastgesteld. Deze methode in het artikel in Trouw, die de staatssecretaris zelf impliciet aanprijst, heeft een goede beoordeling gekregen. Mijn zorg is dus of de vrijblijvendheid niet blijft bestaan als het wordt overgelaten aan de scholen om hun eigen methode te kiezen.

Staatssecretaris Dijksma:

Volgens mij is het zelfs grondwettelijk zo geregeld dat het aan de scholen wordt overgelaten om hun eigen methoden te kiezen. Zelfs als de heer Van Dijk zou vinden dat daar een stringente keus in gemaakt moet worden, verbiedt de Grondwet hem dat. Voor mij geldt dat verbod natuurlijk helemaal!

De motie van de leden Jan Jacob van Dijk en Depla betreft digitaal pesten. De regering wordt hierin opgeroepen om samen met de internetproviders te bekijken in hoeverre vorderingen kunnen worden gemaakt met de oplossing van dit probleem. In het algemeen overleg is al vastgesteld dat het hier complexe materie betreft. Dit onderwerp kan namelijk raken aan de vrijheid van meningsuiting en dergelijke. Er zijn allerlei grondrechten bij betrokken. De minister van Justitie is niettemin al aan het overleggen met de internetproviders, ook op een aantal aanpalende terreinen. Het lijkt mij goed het onderwerp digitaal pesten in dat overleg een goede plek te geven. In die zin ben ik zeer wel bereid om uit te voeren wat mij in de motie wordt gevraagd. Ik laat het oordeel over deze motie dan ook graag over aan de Kamer. Ik begrijp dat de heren Van Dijk en Depla behoefte hebben om dit onderwerp te markeren als een Kameruitspraak. In alle nederigheid leg ik mij daarbij neer. Wij gaan doen wat gevraagd wordt.

De heer Depla (PvdA):

Ik heb een vraag over de motie van de heer Jasper van Dijk. Ik snap dat de staatssecretaris het niet uniform gaat voorschrijven. Het gaat hier om een heel effectieve methode. Kan de staatssecretaris in beeld brengen waar welk geld heen gaat bij het bevorderen van maatregelen tegen pesten? In de motie wordt voorgesteld er € 200.000 aan te besteden. Ik ben daar niet op voorhand voor. Wel zou ik graag willen weten welke initiatieven goed werken en of het geld bij de goede initiatieven terechtkomt. Later kan dan nog beoordeeld worden of die twee ton daar speciaal heen moet.

Staatssecretaris Dijksma:

Dit lijkt mij een goed voorstel. Dan kan ook meteen helder worden gemaakt hoe het gesprek met het Centrum School en Veiligheid over het aanprijzen van de effectieve methode vormgegeven wordt. Ik ben dus zeer bereid het verzoek van de heer Depla in te willigen.

De beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven