Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend tijdens het debat over de vossenjacht, te weten:

- de motie-Schreijer-Pierik c.s. over toepassing van artikel 67 van de Flora- en faunawet (28000 XIV, nr. 73);

- de motie-Poppe over de kraam- en zoogperiode van de vos (28000 XIV, nr. 74.

(Zie vergadering van 21 maart 2002.)

De voorzitter:

Ik geef mevrouw Vos de gelegenheid tot het afleggen van een stemverklaring vooraf.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. De fractie van GroenLinks maakt zich grote zorgen over de achteruitgang van verschillende soorten weidevogels, waaronder de grutto en de kievit. Een belangrijke oorzaak vormt het intensievere grondgebruik, onder andere door de landbouw en door versnippering van leefgebieden. De fractie van GroenLinks erkent dat ter bescherming van een aantal predatiegevoelige bodembroeders in bepaalde gebieden ingrijpen in de vossenpopulatie noodzakelijk kan zijn. Het betreft dan ofwel vogelsoorten die op de rode lijst staan, ofwel weidevogels als de voor hun leefgebied gestelde natuurdoelen niet kunnen worden gerealiseerd.

Toch menen wij dat vooralsnog het ontheffingenbeleid ingevolge artikel 68 van de Flora- en faunawet de provincies voldoende mogelijkheden geeft om gemotiveerd ontheffing te verlenen voor de beschermwaardigheid en voor een beleid ter bescherming Voorzittervan weidevogels. Daarom zullen wij tegen de motie van het CDA van mevrouw Schreijer-Pierik stemmen.

In stemming komt de motie-Schreijer-Pierik c.s. (28000-XIV, nr. 73).

De voorzitter:

Ik constateer dat de aanwezige leden van de fracties van de VVD, het CDA, de ChristenUnie en de SGP voor de motie hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen. Dat is weer heel moeilijk. De stemverhouding is anders. Ik wil u wel vragen of u vindt dat er niet hoofdelijk gestemd behoeft te worden. Dat is de eerste keuze. Mijn voorstel zou zijn hoofdelijk te stemmen. Als u vindt dat wij niet hoofdelijk hoeven te stemmen, moet u een tegenvoorstel doen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Als u graag een voorstel wilt hebben, kunt u dat krijgen. Volgens onze fractie is het niet noodzakelijk hoofdelijk te stemmen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. U vraagt ons allemaal om mee te kijken. De fracties van SP en ChristenUnie zijn allebei compleet, dus er kan mijns inziens nooit iets misgaan.

De voorzitter:

Er is alleen een andere stemverhouding en dan hoor je hoofdelijk te stemmen. Ik schijn het vandaag heel erg duidelijk te moeten zeggen. Ik nodig u uit om te zeggen dat het niet nodig is. Als u goed om u heen kijkt, ziet u dat er niemand meer is binnengekomen en dat er niemand meer is weggegaan, zodat wij de eerdere stemverhoudingen kunnen aanhouden. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

Mevrouw Giskes (D66):

Voorzitter. Het is niet nodig om hoofdelijk te stemmen. Wij hebben goed om ons heen gekeken en er is niemand meer binnengekomen of weggegaan.

De voorzitter:

Goed zo, mevrouw Giskes. Ik neem aan dat nu niemand meer het woord hoeft, want mevrouw Giskes heeft het heel duidelijk gezegd. De rest kan alleen maar verwarring oproepen.

De heer Weisglas (VVD):

Ik zou het anders willen benaderen. Voor ons bestaat er kwantitatief geen enkel verschil tussen de fractie van de ChristenUnie en de fractie van de SP en wij kunnen ons vinden in de benadering van mevrouw Giskes.

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met 73 tegen 74 stemmen is verworpen.

In stemming komt de motie-Poppe (28000-XIV, nr. 74).

De voorzitter:

Ik constateer dat deze motie met 74 tegen 73 stemmen is aangenomen.

Naar boven