Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de expertisecentra in verband met de invoering van de verplichting voor het bevoegd gezag tot het melden van voortijdige schoolverlaters die niet meer leerplichtig zijn, alsmede van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor het bestrijden van voortijdig schoolverlaten (regels inzake regionale meld- en coördinatiefunctie voortijdig schoolverlaten) (27206),

- over:

- de motie-Van Bommel over het schoolklimaat (27206, nr. 9);

- de motie-Kortram over een adequate afstemming tussen Rijk, regio's en gemeenten (27206, nr. 10);

- de motie-Kortram over de middelen voor niet-G-25-gemeenten (27206, nr. 11);

- de motie-Kortram over groepen buiten de meldplicht (27206, nr. 12);

- de motie-Kortram over een offensief beleid (27206, nr. 13).

(Zie vergadering van 7 februari 2001.)

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Kortram (stuk nr. 8, I t/m VI) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van behandeling meer uit.

Artikel 1, aanhef, wordt zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het amendement-Lambrechts (stuk nr. 7, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat dit amendement met algemene stemmen is aangenomen.

Ik stel vast, dat door de aanneming van dit amendement de andere op stuk nr. 7 voorkomende amendementen als aangenomen kunnen worden beschouwd.

Onderdeel A, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts (stuk nr. 7, I) wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel B, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts (stuk nr. 7, II) wordt zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel I wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel II, aanhef, en onderdeel A worden zonder stemming aangenomen.

Onderdeel B, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts (stuk nr. 7, III) wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel C, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts (stuk nr. 7, IV) wordt zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel II wordt zonder stemming aangenomen.

Artikel III, aanhef, wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel A, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts (stuk nr. 7, V) wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel B, zoals het is gewijzigd door de aanneming van het amendement-Lambrechts (stuk nr. 7, VI) wordt zonder stemming aangenomen.

Onderdeel C wordt zonder stemming aangenomen.

Het gewijzigde artikel III wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen IV t/m VI en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Mevrouw Kortram trekt haar motie op stuk nr. 10 (27206) in.

Op verzoek van de heer Van Bommel stel ik voor, zijn motie (27206, nr. 9) van de agenda af te voeren.

Op verzoek van mevrouw Kortram stel ik voor, haar moties (27206, nrs. 11 en 12) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De motie-Kortram c.s. (27206, nr. 13) is in die zin gewijzigd, dat zij thans luidt:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat structureel schoolverzuim een voorbode kan zijn van voortijdig schoolverlaten;

overwegende dat een vroegtijdige en sluitende aanpak gewenst is teneinde voortijdig schoolverlaten terug te dringen;

constaterende dat wettelijk gezien scholen bij niet-leerplichtige deelnemers pas gebruik kunnen maken van de RMC-functie als zij feitelijk al voortijdige schoolverlaters zijn;

verzoekt de regering, scholen het recht te geven bij structureel verzuim van niet-leerplichtige deelnemers gebruik te maken van de voorzieningen van de RMC-functie,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt deze gewijzigde motie voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (27206).

Deze gewijzigde motie is rondgedeeld. Het lijkt mij dat wij nu over deze motie kunnen stemmen.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Dit is een nieuwe motie, voorzitter. Voordat wij daarover stemmen, wil ik de minister naar zijn oordeel vragen.

De voorzitter:

Daar bent u een beetje laat mee, mijnheer Rabbae. Maar als de minister dat in één zin kan zeggen, wil ik nu graag van hem weten hoe hij over de gewijzigde motie-Kortram oordeelt.

Minister Hermans:

Voorzitter! Ik kan niet precies overzien wat de gevolgen daarvan zijn. Ik heb binnenkort overleg met de VNG en met de RMC-coördinatoren. Daarover zal ik de Kamer rapporteren en dan kan verder overleg met de Kamer plaatsvinden.

De voorzitter:

Maar wat is uw oordeel over de motie, want dat wil de heer Rabbae graag weten.

Minister Hermans:

Het zou mijn voorstel zijn om de motie aan te houden.

De voorzitter:

Dat is een merkwaardig oordeel voor een minister! Ik kijk naar mevrouw Kortram. Mevrouw Kortram vindt dat motie in stemming moet komen.

In stemming komt de gewijzigde motie-Kortram c.s. (27206, nr. 15).

De voorzitter:

Ik constateer, dat deze gewijzigde motie met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven