Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 31 mei 2000 over de Ecofin-raad van 8 mei 2000.

De heer De Haan (CDA):

Mevrouw de voorzitter! Naar de mening van onze fractie is de minister van Financiën er niet in geslaagd onze bezwaren tegen snelle toetreding van Griekenland tot de derde fase van de EMU weg te nemen. Ik ben het overigens volstrekt met de minister eens dat Griekenland een bewonderenswaardige prestatie heeft geleverd, maar de tijd is te kort om te spreken van een duurzame convergentie van de Griekse economie. Er is te veel gebruik gemaakt van eenmalige kunstgrepen om het begrotingstekort te reduceren en op langere termijn kom je jezelf dan altijd tegen, zo leert de ervaring. Bovendien is de minister er niet in geslaagd aan te geven waarom Griekenland in staat zou zijn in anderhalf jaar tijd alle logistieke en juridische maatregelen te nemen, nodig om op 1 januari 2002 de euro te kunnen voeren. Vandaar dat wij een motie willen indienen, voorzitter.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Griekse regering op 9 maart 2000 een officieel verzoek heeft ingediend om als twaalfde land toe te treden tot de Economische en Monetaire Unie;

constaterende, dat Griekenland op dit moment nog niet voldoet aan de in het Verdrag van Maastricht neergelegde eis van duurzame convergentie;

van oordeel, dat de stabiliteit, de waardevastheid en het maatschappelijke draagvlak voor de euro niet gebaat zijn bij toetreding van een land dat niet aan deze eisen voldoet, en dat precedentwerking in dezen dient te worden vermeden;

verzoekt de regering niet in te stemmen met het per 1 januari 2001 toelaten van Griekenland tot de eurozone,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Haan. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 285 (21501-07).

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter! De VVD-fractie heeft meerdere malen betoogd dat zij het van groot belang acht dat landen aan dezelfde strenge eisen worden onderworpen bij de beoordeling of zij tot de EMU kunnen toetreden. Dat gebeurde in de afweging bij de eerste elf landen en dat speelt nu een rol bij landen die in de wachtkamer zitten. Ook kan dit een rol in de toekomst spelen wanneer landen uit Oost-Europa de wens te kennen geven om te willen toetreden.

Strenge eisen en een gelijke behandeling. Vanochtend hebben wij heel nadrukkelijk in het algemeen overleg een groot aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld om erachter te komen of Griekenland aan de eisen van duurzame convergentie voldoet en of dit land op basis van gelijke behandeling de kans krijgt om toe te treden. Na de beantwoording van de regering was er voor ons geen enkele twijfel meer dat op basis van de beschikbare gegevens geen andere beslissing valt te nemen dan Griekenland toe te laten. Het zal duidelijk zijn dat wij de motie van het CDA niet zullen steunen.

Minister Zalm:

Voorzitter! Ik kan mij voorstellen dat de heer De Haan vanmorgen niet door mijn betoog overtuigd kon worden. Als je fractievoorzitter een artikel in Het Financieele Dagblad schrijft met de strekking dat Griekenland niet tot de EMU mag toetreden, kun je als minister van Financiën praten als Brugman, maar dan is een normaal fractielid niet meer te overtuigen.

De heer De Haan (CDA):

Ik had die opmerking al verwacht. De zaken kunnen zo bij andere partijen liggen, maar het is ook mogelijk dat een fractievoorzitter bij zijn standpunt een lid van zijn fractie volgt. Dat kan ook nog, hoor!

Minister Zalm:

Zo bedoelde ik het niet eens. Als een positie in een krant is vastgelegd, wordt de discussie überhaupt moeilijk. Er is dan geen sprake meer van een gedachtewisseling waarin je vragen stelt en je eventueel laat overtuigen. Neen, dan is de positie bepaald. Ik heb vanmorgen mijn best gedaan, maar vanwege het artikel in de krant ligt het voor de hand dat dit binnen het bestek van een dag niet meer tot iets kan leiden.

De heer De Haan heeft gemeend een motie te moeten indienen. Ik meen dat dit geen goede zaak is. Ik vind dat wij ook in Europa met gelijke maatstaven landen de maat moeten nemen en niet moeten bekijken of het een groot of klein land is. De prestaties van Griekenland zijn buitengewoon indrukwekkend. In 1993 was er een begrotingstekort van 13% en dat is nu teruggebracht, en dan spreken wij over realisaties en niet over voornemens, tot 1,5%. Dat is qua realisatie een betere situatie dan waarin bijvoorbeeld Italië verkeerde toen het tot de EMU werd toegelaten. Dit gold ook voor de staatsschuld die op een lager niveau ligt dan Italië en België op dat moment hadden. Ook op het gebied van de inflatie is sprake van een imposante ontwikkeling. Van dubbelcijferige inflatie is men terug op het niveau dat aan de toets van de EMU voldoet. Het is dan niet fair dat ik tegen de Grieken moet zeggen, ondanks dat andere landen met minder goede prestaties eerder wel zijn toegelaten, dat het Nederlandse parlement het niet zo prettig vindt dat zij nu al meedoen, omdat zij niet zo'n geweldige traditie hebben en dat zij er dus buiten gelaten worden. Bovendien kan de vraag of de kwestie van de munten op tijd en adequaat is geregeld, geen argument zijn om een land niet tot de EMU toe te laten. Als de heer De Haan een motie had ingediend met als strekking dat chartaal geld in Griekenland een jaar later fysiek moet worden geïntroduceerd, zou die een heel ander karakter hebben dan een motie over het deelnemen aan de EMU en het aannemen van de onverbrekelijk ermee verbonden wisselkoersverhouding, zoals nu is gebeurd.

In oktober heb ik namens Nederland het standpunt ingenomen dat wat het begrotingstekort betreft, dat het belangrijkste criterium is voor de overheidsfinanciën, Griekenland voldoet aan de eisen die het verdrag stelt. Bij mijn weten is dat niet bestreden door de CDA-fractie, in die zin dat mij is verteld dat ik dat standpunt niet zou mogen innemen. Ik begrijp deze plotselinge draai dus niet. Kortom, ik ontraad aanvaarding van deze motie.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, later op de dag over de motie te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 14.20 uur tot 15.20 uur geschorst.

Naar boven