Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Voorzieningen betreffende de totstandbrenging en de exploitatie van een vaste oeververbinding onder de Westerschelde door een naamloze vennootschap (Tunnelwet Westerschelde) (25675).

(Zie vergadering van 24 juni 1998.)

De voorzitter:

De heer Van den Berg vraagt heropening van de beraadslaging. Ik stel voor, aan dit verzoek te voldoen.

Daartoe wordt besloten.

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik heb om deze heropening gevraagd in verband met de nota van wijziging die inmiddels is gearriveerd, waarvoor ik de minister dank. Ik heb geen behoefte meer aan lange beschouwingen; dat hoeft ook niet. Ik constateer alleen dat de nota van wijziging een deel van het probleem oplost dat ik gesignaleerd heb, en anderen met mij. Dit betreft de mogelijkheid van te grote tariefstijgingen. Wat het amendement niet oplost, is een meer principieel probleem dat ik aan de orde heb gesteld, namelijk de verhouding tussen de publiekrechtelijke verantwoordelijkheden en de privaatrechtelijke richting die de minister gekozen heeft. Vanuit deze benadering blijft mijn fractie sterk hechten aan inhoudelijk, beleidsmatig toezicht op de tarieven, dus niet slechts de weg van de aandeelhouders en de raad van commissarissen. Daarom handhaaf ik ondanks de nota van wijziging het amendement op stuk nr. 9.

Ik kom bij het amendement op stuk nr. 8, over de scheiding van beheer en bevoegd gezag. Ik meen dat mijn benadering legitiem is, maar erken dat ook de minister met de praktische bezwaren die zij uitte, goede argumenten heeft. Ik heb mij in dit kader laten overtuigen en trek het amendement op stuk nr. 8 graag in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Van den Berg (stuk nr. 8) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Dan blijft de materie over die in het amendement op stuk nr. 10 aan de orde is, een eventueel speciaal tarief voor de geografisch meest betrokkenen. De intentie ervan blijft voor ons volledig overeind, maar ik heb mij er nader over beraden of wij dit bij amendement moeten regelen en ben tot de conclusie gekomen dat dit niet direct noodzakelijk is. Dus ook het amendement op stuk nr. 10 trek ik graag in.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Van den Berg (stuk nr. 10) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Van den Berg (SGP):

Voorzitter! Waar mijn fractie en andere fracties met ons wel aan hechten, is een duidelijk politiek signaal aan de minister, die wij niet alleen aanspreken als aandeelhouder, maar ook op haar politieke verantwoordelijkheid. Vergelijkbare regelingen als er thans zijn, moeten naar onze mening ook in de nieuwe situatie, uiteraard aangepast aan de formele omstandigheden, aandacht blijven krijgen. Daarom dien ik een motie in, die al is rondgedeeld. Ik weet dus niet of ik haar nog moet voorlezen.

De voorzitter:

Ja, anders komt die niet in de Handelingen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat een vaste oeververbinding (tunnel) onder de Westerschelde wordt gerealiseerd door een privaatrechtelijk rechtspersoon;

overwegende, dat in de huidige situatie (veerverbinding) sprake is van speciale regelingen voor inwoners van Zeeuws-Vlaanderen (korting) en andere veelgebruikers (meerrittenkaarten);

verzoekt de minister ervoor zorg te dragen dat in de nieuwe situatie (tunnel) vergelijkbare speciale regelingen zullen gelden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Berg, Reitsma, Van Boxtel, Van der Steenhoven en Stellingwerf.

Zij krijgt nr. 17 (25675).

De heer Geluk (VVD):

Ik vraag de heer Van den Berg of deze motie niet overbodig is, nu het isolement van Zeeuws-Vlaanderen juist door de tunnel wordt opgeheven. Het is misschien wel aardig om dat te doen, maar nu het isolement wordt opgeheven en er geen handicap meer bestaat, kunnen de mensen regelmatig over en weer reizen. Een compensatie via een veelrittenkaart is dan eigenlijk veel logischer dan het bedingen van een extra kortingsregeling voor Zeeuws-Vlaanderen. Dat lijkt mij eigenlijk overbodig. Misschien kan de heer Van den Berg de minister vragen of zij dat wil verwerken in een veelrittenkaart?

De heer Van den Berg (SGP):

Ik wil daar twee opmerkingen over maken. In de eerste plaats heeft de minister inderdaad op het punt van de meerrittenkaart al een toezegging gedaan, maar daarmee is deze motie niet overbodig geworden. Ik heb gezegd dat het van belang lijkt, juist in verband met de private verhoudingen waarin wij nu spreken, om vanuit de Kamer het politieke signaal te geven dat zij dit op prijs stelt. Een tweede element is het volgende. De toezegging van de minister sloeg vooral op de meerrittenkaarten. De motie vraagt ook aandacht voor het punt van de geografisch bijzonder betrokkenen. Overigens legt de motie niet vast op welke wijze dit allemaal precies moet gebeuren. Het gaat om het politieke signaal.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ik wil u daarover een vraag stellen zodat ik straks een antwoord kan geven. Begrijp ik dat u naast de veelgebruikerskaarten – dat kunnen meerrittenkaarten zijn of abonnementen – ook nog iets speciaals voor de Zeeuws-Vlamingen wilt? Dan begin ik bezwaren te krijgen tegen de motie, want dat kan niet in een nieuwe situatie. Wij moeten dan kentekens gaan registreren van mensen die in Zeeuws-Vlaanderen wonen. Dat lukt niet en dat kan technisch niet. Bovendien weet ik eerlijk gezegd niet waarom mensen in Zeeuws-Vlaanderen er meer recht op hebben dan mensen op Beveland of Walcheren.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Nogmaals, ik zeg niet hoe het precies moet en wat er allemaal kan. Dat is nu juist het voordeel van een motie boven een amendement dat dingen formeel zou vastleggen die misschien niet helemaal kunnen. Het gaat om de intentie. Er is op dit moment – dat weet de minister – een specifieke positie voor bewoners van Zeeuws-Vlaanderen. De geest daarvan spreekt ons zodanig aan, dat wij de minister vragen om bij de verdere invulling van de tariefstructuur te bekijken of er in die richting niet iets extra's kan worden gedaan. Meer concreet wil ik de minister op dit moment nergens aan binden.

De heer Stellingwerf (RPF):

Voorzitter! Ik wil slechts een mededeling doen. De minister heeft ons, en in ieder geval mij, overtuigd op het punt van de uitbesteding van de exploitatie aan derden. Ik wil dan ook mijn amendement op stuk nr. 12 intrekken.

De voorzitter:

Aangezien het amendement-Stellingwerf (stuk nr. 12) is ingetrokken, maakt het geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

De heer Feenstra heeft mij verzocht of hij in deze heropening het woord zou mogen voeren. Ik neem aan dat niemand daar bezwaar tegen heeft. Ik heb hem minstens 1 minuut en 30 seconden toebedeeld.

De heer Feenstra (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Dit project heeft inmiddels een omslag gemaakt van de Westerscheldeoeververbinding naar de Westerscheldetunnel. Deze omslag van nat naar droog was er de oorzaak van dat gisteren niet precies duidelijk was wie van onze fractie het woord zou voeren. In volstrekt vertrouwen ervan uitgaand dat de andere woordvoerder het zou doen, bleek geen van tweeën het te hebben gedaan. Ik wil dat graag corrigeren en aansluiten bij de buitengewoon gedegen voorbereiding die collega's ter hand hebben genomen.

De lange onderhandelingstijd geeft aan dat het een buitengewoon bijzonder project is. Dit blijkt ook uit de technische uitvoering, uit de financiering en de organisatie. Deze spitsvondigheid was nodig omdat de tunnel anders ongetwijfeld zou zijn afgezakt in de MIT-systematiek.

Wij steunen deze pragmatische aanpak. Wij hebben geen hoge verwachtingen van private deelname vanuit het idee dat de bijzondere situatie waarin geen logistiek monopolie optreedt, met zich mee zal brengen dat er zich in onze ogen een buitengewoon beheerste tariefontwikkeling zal voordoen. Zeeuwen zijn zunig, Zeeuwen kunnen rekenen en dat betekent ook dat alle stimulansen zijn ingebouwd om de tarieven beperkt te houden. Er zit nu eigenlijk een dubbel slot op de regeling. Ten eerste: de logistieke situatie die ik zojuist schetste, waarin alternatieven via Lievekenshoek en Antwerpen mogelijk zijn. Ten tweede: de nota van wijziging van de minister. Een derde slot is dan niet nodig en als zodanig zullen wij de moties die door fracties zijn ingediend, beoordelen.

Tot slot wil ik, ten opzichte van hetgeen de heer Van den Berg in zijn motie heeft neergelegd, van de minister een heel duidelijke toelichting op een uitspraak van gisteravond hebben, toen zij zei wel voor de directe invoering van een veelgebruikerstarief te zijn.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Mevrouw de voorzitter! Ik kan eigenlijk heel kort zijn. Ik dank de Kamer voor het feit dat naar aanleiding van het debat van gisteren en de nota van wijziging een groot aantal amendementen is ingetrokken. Ik hoop dat wij nu met iets meer vertrouwen, ook van uw kant, de toekomst tegemoet kunnen zien. Ik moet zeggen dat ik de heer Feenstra node heb gemist, gezien de uitspraken die hij zojuist heeft gedaan. Het had mij misschien zelfs een nota van wijziging kunnen besparen als ik geweten had dat hij die opvatting huldigde.

Ik ben het namelijk wel met hem eens dat er inderdaad geen monopoliepositie gaat ontstaan voor deze tunnel, waardoor mensen gedwongen zijn ook tegen zeer hoge tarieven erdoorheen te gaan. Men heeft alternatieven in de vorm van de Lievekenshoek en Antwerpen. Dat betekent dat de prijzen automatisch zeker niet te hoog zullen worden, omdat dan de zaak zeer onrendabel wordt.

Maar goed, wij hebben dat extra er wel ingezet. Ik kan daarmee leven omdat het juist in de eerste periode belangrijk is dat er enige mogelijkheden zijn om te gaan spelen met de tarieven en te bekijken wat de beste mix wordt. Daarna zal er toch een stabielere situatie gaan ontstaan.

Voorzitter! U kent mij. U weet dat ik nooit zo'n behoefte heb aan moties die in feite het beleid ondersteunen. Ik vind wel dat er een gevaar in zit, namelijk dat u elk jaar de bewoners van Zeeuws-Vlaanderen op uw dak krijgt om te vragen of zij iets speciaals kunnen krijgen. Ik vind dat onterecht. Ik heb gisteren toegezegd dat ik als aandeelhouder – vooralsnog heb ik daar een sterke positie – zal bevorderen dat er veelgebruikerstarieven komen. Daarvan horen de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen dus ook te kunnen profiteren. Ik zou er echter tegen zijn als er een ongelijke behandeling zou ontstaan van de ene veelgebruiker ten opzichte van de andere veelgebruiker. Ik zou het heel raar vinden als de mensen uit Borssele die bij Péchiney werken, met een ander tarief bediend zouden worden dan de mensen die in Terneuzen wonen en bij de kerncentrale Borssele werken, alhoewel die voor die tijd waarschijnlijk hun baan al kwijt zijn. Dat kan dus niet.

Als ik de motie mag uitleggen als een ondersteuning voor het door mij aan de orde gestelde veelgebruikerstarief, heb ik er geen problemen mee. Ik zou dan wel willen vragen of die motie niet enige aanpassing behoeft, omdat van deze motie de suggestie uitgaat dat het wat specifiek voor Zeeuws-Vlaanderen bedoeld is. Ik vind eigenlijk dat het gaat over iedere veelgebruiker.

Is het al 1-0? Jippie! Toch hopelijk voor Nederland?

De voorzitter:

Ter geruststelling van de minister, ik kan het vanaf hier op drie velden zien daarboven. Dat geldt echter alleen voor mij, dus ik ga desnoods tot 23.00 uur door met vergaderen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Misschien zou ik de indieners mogen suggereren dat specifieke eruit te halen. Ik heb er volstrekt geen problemen mee als de Kamer een uitspraak doet dat zij ondersteunt dat het veelgebruikerstarief er moet komen. Dat maakt misschien ook voor de toekomst de situatie wat duidelijker. Misschien zijn er dan nog meer die willen meedoen.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik denk dat het voldoende is als ik de visie van de minister ondersteun. De speciale regeling voor Zeeuws-Vlaanderen staat ook niet in het dictum. In de overweging staat dat er thans dat soort regelingen zijn. Het dictum geeft ruimte voor vergelijkbare regelingen. Ik spreek hier de intentie uit dat dit zeker niet beperkt is tot de geografische bewoners van één kant van de Westerschelde. Dat lijkt mij niet juist. Ik refereer aan de bestaande bijzondere regelingen. Het verzoek aan de minister is ervoor te zorgen dat iets vergelijkbaars blijvend tot stand komt.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Volgens mij was gisteren in het debat bij geen van u bekend dat er zelfs een speciale regeling voor de Zeeuws-Vlamingen bestond totdat ik het zelf hardop heb gezegd. U heeft gevraagd om een veelgebruikersregeling. Het is terecht dat u die vraag hebt gesteld. Nogmaals, om elk misverstand te voorkomen, zou ik graag willen dat er met name gesproken wordt over die mensen die heel regelmatig van de tunnel gebruik moeten maken, of zij nu aan de ene of aan de ander kant van de Westerschelde wonen; en niet gebaseerd op oude regelingen, maar gewoon op het feit dat wij dat vinden. Als u dat zou willen doen, maakt u mij helemaal gelukkig.

De heer Feenstra (PvdA):

Ik zou de heer Van den Berg inderdaad heel sterk willen oproepen die zin eruit te halen. Als hij deze motie presenteert als een politiek signaal, moet dat ook glashelder zijn. Dan wil ik mij richten op het dictum. In de overweging moet niet iets gesuggereerd worden naar een specifieke groep, dat vervolgens in het dictum niet wordt doorgezet. Ik maak mijn steun daarvan afhankelijk.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Dan komen er volgens mij nog meer handtekeningen onder te staan.

De heer Geluk (VVD):

Voorzitter! Ik sluit mij daar graag bij aan. Wij zouden de motie dan kunnen medeondertekenen.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Sterker nog, ik zou als Kamerlid misschien wel enige drang voelen om dat vervolgens ook te doen!

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, straks te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven