Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Regels in verband met de instelling van de provincie Rotterdam en de wijziging van de gemeentelijke indeling in die provincie (Wet instelling provincie Rotterdam) (24088).

(Zie vergadering van 8 februari 1996.)

In stemming komt het amendement-Van Heemst/Scheltema-de Nie (stuk nr. 17).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van de PvdA, GroenLinks, de SP, D66, de SGP, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+ en de CD voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is aangenomen.

Het woord is aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Voorzitter! De aanvaarding van het amendement op stuk nr. 17 leidt tot het volgende. De nadere inhoudelijke afweging zoals die ook in het kabinet na het debat heeft plaatsgevonden, heeft tot de conclusie geleid dat een stadsprovincie niet moet worden belast met een situatie die naar onze mening zal ontstaan als gevolg van het aannemen van dit amendement. De vorming van de stadsprovincie Rotterdam is een zeer ingrijpende operatie. Wij hebben geprobeerd om in het wetsvoorstel, zoals dat aan de Kamer is aangeboden, een inhoudelijk en bestuurlijk evenwicht te realiseren in de combinatie van taakverdeling en schaal van het regionale en lokale bestuur in de regio Rotterdam.

Het aannemen van dit amendement maakt naar ons oordeel het risico te groot en de kans op een goed functioneren in de praktijk te klein. Dit betekent, voorzitter, dat ik u verzoek, op dit moment af te zien van verdere stemmingen, opdat wij kunnen bevorderen dat de wetsvoorstellen worden ingetrokken.

De voorzitter:

Ik stel voor, aan het verzoek van de staatssecretaris te voldoen en de behandeling van dit wetsvoorstel, dus de verdere stemmingen, te schorsen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Ik neem aan, dat hiermee ook de stemming over wetsvoorstel 24087 niet meer aan de orde is. Dat is een juiste conclusie.

Ik neem aan, dat ook de moties niet meer in stemming behoeven te komen en tot nader order kunnen worden aangehouden. Ook dat blijkt een juiste conclusie te zijn.

Naar boven