Vragen van het lid Biesheuvel aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, over een adviesaanvraag aan de SER over de sociale zekerheid.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! De behandeling van de Ziektewet moet toch ook voor de minister van Sociale Zaken een kater hebben opgeleverd. Die kater wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door het gegeven dat het kabinet er niet in geslaagd is voldoende maatschappelijk draagvlak te creëren voor het wetsvoorstel dat inmiddels wet geworden is. Het SER-advies ter zake, dat zowel over de Ziektewet als de WAO ging – het zou dan ook aanzienlijk beter zijn geweest als wij deze voorstellen in één keer hadden kunnen behandelen – werd min of meer achteloos terzijde geschoven. Het leek wel alsof er bij de discussie met de samenleving sprake was van eenrichtingsverkeer.

Het kabinet krijgt opnieuw een unieke kans om in ieder geval voor de nieuwe arbeidsongeschiktheidswetgeving een maatschappelijk draagvlak te creëren. Ik heb begrepen dat de SER bereid is een model uit te werken dat door beide partners, werkgevers en werknemers, zal worden gesteund. In plaats van dit aanbod met beide handen aan te grijpen zou minister Melkert het volgens kranteberichten hebben afgewezen. Is dit waar? En welke waarde hecht de minister zelf aan een draagvlak in de samenleving voor de inhoud van de sociale-verzekeringswetgeving, waaronder de WAO?

Minister Melkert:

Mijnheer de voorzitter! De heer Biesheuvel geeft een merkwaardige interpretatie aan het woord "draagvlak", als het gaat om wetten die in het Staatsblad belanden. Zoals in dit huis al sinds jaar en dag geaccepteerd wordt, kan een draagvlak ook blijken uit de steun die de Tweede Kamer respectievelijk de Eerste Kamer aan ingediende wetsvoorstellen geeft. Tegen die achtergrond kan toch ook de heer Biesheuvel niet ontkennen dat het voorstel voor een nieuwe Ziektewet op een ruime meerderheid steunt, zowel in de Tweede Kamer als in de Eerste Kamer. Dientengevolge zal zij in het Staatsblad verschijnen. Het is ook al eerder een enkele keer zo gegaan...

Dan kom ik toe aan de vraag of het waar is dat een aanbod van de SER tot het uitwerken van een model voor de sociale zekerheid, inclusief de WAO, zou zijn afgewezen. Mij is niets bekend van zo'n aanbod, het kan dus ook niet zijn afgewezen. Het kabinet hecht voorts grote waarde aan het draagvlak voor zijn voorstellen, zij het met behoud van ieders verantwoordelijkheid.

De heer Biesheuvel (CDA):

Voorzitter! Ik constateer dat de minister met name trots is op zijn draagvlak in de beide Kamers. Dat draagvlak is inderdaad gebaseerd op een meerderheid, zij het dat dit zich beperkt tot de coalitie. Het is de vraag of het draagvlak in de maatschappij overeind blijft en daar gaat de minister wat gemakkelijker mee om, hoewel hij daar veel mee te maken heeft. Hem zou niets bekend zijn van een aanbod van de SER. Als zo'n aanbod alsnog zou komen, wil hij daar dan gebruik van maken?

In dat kader wil ik nog een vraag stellen aan mevrouw Schimmel die eerder heeft laten blijken dat ze de discussie in de SER van groot belang vindt. Wat vindt zij ervan als de SER alsnog een kans zou krijgen om over de uitwerking van de WAO, het zogenoemde cappuccino-model, advies uit te brengen?

Minister Melkert:

Voorzitter! Zelfs een meerderheid die in de woorden van de heer Biesheuvel beperkt is tot de coalitie, is een meerderheid. Deze meerderheid is in ieder geval groter dan die welke de coalitie in de vorige periode met elkaar wist op te brengen op bepaalde momenten.

Als zo'n aanbod van de SER alsnog zou komen, ben ik graag bereid om op dat moment de opvatting van het kabinet kenbaar te maken. Het lijkt mij beter om niet van een hypothese uit te gaan.

De heer Rabbae (GroenLinks):

Voorzitter! Ik kan me voorstellen dat de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgaat van het standpunt dat een broedende kip niet gestoord mag worden. Dit geldt dus ook voor de SER. Er is echter toch afgesproken dat het kabinet de SER op hoofdlijnen van het sociaal-economische beleid om advies zou vragen? Rijmt dit wel met het standpunt van de minister?

Als de minister toch aan het broeden is, vraag ik hem of het bericht in de Volkskrant van vanmorgen juist is, dat hij bezig is enige beweging te overwegen in verband met de WAO-kwestie.

Minister Melkert:

Voorzitter! De heer Rabbae stelt vragen over twee verschillende onderwerpen. Ik bevestig zijn vraag over de advisering door de SER op hoofdlijnen. De brief die het kabinet rondom Prinsjesdag aan de SER gezonden heeft, is u bekend. Daarin staat dat op een aantal hoofdlijnen van beleid advies is gevraagd. Daartoe behoort ook het middellange-termijnadvies waar de SER over enkele maanden mee komt naar aanleiding van een adviesaanvraag van het kabinet. Het ligt in de rede ervan uit te gaan dat wanneer het kabinet aanstaande Prinsjesdag komt met de contouren voor de vereisten van het sociale stelsel op lange termijn, ook daarover advies zal worden gevraagd aan de SER. Ik hecht er in ieder geval zeer aan dat hierover advies wordt uitgebracht.

De heer Rabbae stelde een vraag over een bericht in de Volkskrant over de WAO. Ik kan alleen opmerken dat het kabinet in afwachting is van het advies van de Raad van State op de voorstellen die het heeft ingediend. Het wetsvoorstel zal dan zo spoedig mogelijk naar de Kamer worden gezonden.

Mevrouw Schimmel (D66):

Voorzitter! Ik wil graag de vraag van de heer Biesheuvel beantwoorden, maar ik doe dat misschien op een andere manier dan hij verwacht.

Ik zou het interessant vinden om voor de discussie over een nieuw stelsel van sociale zekerheid, die in het najaar wordt gevoerd, een SER-advies aan te vragen en dit niet te doen op het moment waarop de kabinetsnota er ligt. In feite zouden wij parallel aan het voorbereiden van de Contourennota een aantal hoofdnoties willen neerleggen en daarover een adviesaanvraag doen uitgaan. Wat ons betreft gaat het dan over het hele stelsel van sociale zekerheid, van de voorziening volksverzekeringen, werknemersverzekeringen, pensioen- en ziektekostenverzekeringen, afgezet tegen belangrijke trends zoals flexibilisering, individualisering en vergrijzing, waarbij de thema's solidariteit en toegankelijkheid een belangrijke rol spelen.

Vindt de minister niet dat voor de voorbereiding van die discussie in het najaar nu al een SER-advies aanvraag met die hoofdelementen de deur uit moet gaan, zodat er op Prinsjesdag, naast de Contourennota, ook een advies van de SER ligt aan de hand waarvan wij in het najaar de discussie kunnen voeren? Die discussie gaat over sociale zekerheid op langere termijn en niet over bezuinigingen.

De voorzitter:

Ik stel vast, dat mevrouw Schimmel ook een vraag heeft gesteld.

Minister Melkert:

Voorzitter! Ik wil graag op die vraag ingaan. De regering heeft in de Sociale nota de agenda aangegeven zoals zij die ziet voor de discussie over de vereisten voor het sociaal stelsel op de langere termijn. Ik meen dat de invalshoek van mevrouw Schimmel toch iets breder is. Zij spreekt over een sociaal-zekerheidsstelsel als geheel. Naar mijn opvatting is er voor een sociaal-zekerheidsstelsel als geheel al heel veel gebeurd respectievelijk nog gaande in deze kabinetsperiode. Ik verwijs naar de veranderingen in de bijstandswet, in de WW, in de Ziektewet en naar de aanstaande voorstellen met betrekking tot de WAO. In dat licht bezien, heeft het kabinet gemeend om in het bijzonder op een drietal onderwerpen de contouren voor de langere termijn te schetsen – dat is in de Sociale nota aangegeven – en daarover advies te vragen aan in ieder geval de SER. Dat betreft de thema's flexibilisering van de arbeidsmarkt, activerende werking van het stelsel en de vormgeving van de oudedagsvoorziening. Vooral de eerste twee elementen hebben een direct verband met de vormgeving van de sociale zekerheid. Zij lopen ook dwars door de diverse sociale-zekerheidsregelingen heen. In die zin heeft mevrouw Schimmel gelijk, dat de verschillende sociale-zekerheidswetten aan de orde kunnen komen. Maar dat gebeurt dan wel vanuit een andere invalshoek dan dat wij nog eens kijken naar het stelsel als geheel, want daaraan bestaat bij het kabinet geen behoefte.

Tegen de achtergrond van de agendering die in de Sociale nota reeds is aangereikt en het feit dat het kabinet naar aanleiding daarvan aan de slag is gegaan, bestaat nu geen behoefte om daarover advies te vragen voorafgaand aan het naar buiten brengen van kabinetsopvattingen ter zake, maar ligt het in de rede, ook gezien de volgorde van wie aan zet is en in welke fase, dat eerst het kabinet zijn werk doet en dat het vervolgens over de resultaten van zijn werk advies vraagt, ook vanzelfsprekend, aan de SER.

De voorzitter:

Wij moeten het vragenuur nu beëindigen. De vragen die de heer Van Oven wenste te stellen, zijn nog overgebleven. Zij komen òf deze week schriftelijk òf anders volgende week aan de orde. Wij merken wel welke weg de heer Van Oven prefereert.

Naar boven