Aan de orde zijn de stemmingen in verband met het wetsvoorstel Opheffing van het bezwaar van de Algemene Rekenkamer ten aanzien van de rechtmatigheid van de uitgaven ten laste van hoofdstuk VIII (Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen) van de begroting van uitgaven van het Rijk voor het jaar 1994 met betrekking tot rechtspositionele uitkeringen (24436).

(Zie vergadering van 18 januari 1996.)

In stemming komt het amendement-Van der Hoeven (stuk nr. 6, I).

De voorzitter:

Ik constateer, dat de aanwezige leden van de fracties van het CDA, de groep-Nijpels, het AOV, de Unie 55+, GroenLinks, de SP en het lid Hendriks voor dit amendement hebben gestemd en die van de overige fracties ertegen, zodat het is verworpen.

Ik stel vast, dat door de verwerping van dit amendement de andere op stuk nr. 6 voorkomende amendementen als verworpen kunnen worden beschouwd.

Artikel 1 wordt zonder stemming aangenomen.

De artikelen 2 t/m 4 en de beweegreden worden zonder stemming aangenomen.

In stemming komt het wetsvoorstel.

De voorzitter:

Ik constateer, dat het wetsvoorstel met algemene stemmen is aangenomen.

Naar boven