10 Algemene financiële beschouwingen

Aan de orde is de voortzetting van:

  • - de algemene financiële beschouwingen naar aanleiding van de Miljoenennota 2014 (33750).

Voorzitter: Franken

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Na vier sprekers hernemen we het debat. Vandaag ligt de nota over de toestand van 's Rijks financiën voor. Het is de eerste eigen begroting van het kabinet-Rutte II. Het is de eerste eigen begroting van deze minister en deze staatssecretaris van Financiën. Het is, als gevolg van het Herfstakkoord, tegelijk ook een begroting met een breder politiek draagvlak. Er waren drie constructieve oppositiepartijen nodig om het pakket van 6 miljard rond te maken. Als ik de heer Terpstra beluister, hadden het er ook wel vier kunnen zijn. Dat was in het kader van de EU-begrotingsdiscipline, maar ook in het kader van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën, waarover we ook volgende week zullen spreken, bij de behandeling van de Wet Hof. Onder welke naam het akkoord zal voortleven – "Herfstakkoord" is langzamerhand wel ingeburgerd – zal de parlementaire historie uitwijzen.

Het kwam wel op een goed moment. De economie vertoont een licht en aarzelend herstel. Dat geeft in elk geval een betere context voor het debat dan de vorige twee jaren, waarin we met krimp van de economie te maken hadden. In de Macro Economische Verkenning is voor het komende jaar een klein plusje voorspeld.

Het Herfstakkoord is er en onze fractie constateert dat een aantal belangrijke politieke wensen van D66 daarin zijn vervat. Ik noem er een paar: de 1,8 miljard minder belasting op arbeid ten opzichte van de oorspronkelijke begroting, 500 miljoen extra voor de aanpak van de jeugdwerkloosheid, 500 miljoen extra voor onderwijs – ik heb het dan nog niet over de prijscompensatie van 150 miljoen –, de vergroening van de belastingen, optellend tot 750 miljoen, het voortzetten van de verlaagde btw en de halvering van de aangekondigde 100 miljoen aan bezuinigingen op de omroep. Ik noem ze toch maar even, omdat het echt wel om ingrepen gaat. De geschiedenis herhaalt zich nooit op dezelfde wijze. In 2012 hadden we het Lenteakkoord van het toen demissionaire kabinet. Dat kon in onze richting worden bijgebogen. Nu is dat weer gebeurd. Dat verklaart waarom we in beginsel positief tegenover deze begroting staan.

De heer Reuten (SP):

Senator Backer zegt: minder belasting op arbeid. Bedoelt hij: minder belasting op het arbeidsinkomen van de 20% mensen met de topinkomens?

De heer Backer (D66):

Nee, ik bedoel: over de hele linie. Ik dacht dat het over de hele linie een verbetering was in de som van de arbeid.

De heer Reuten (SP):

Bedoelt u wat er is gebeurd rondom het 52%-tarief en de afbouw van de korting?

De heer Backer (D66):

Het gaat over de laatste schijf, ja.

De heer Reuten (SP):

Dus het is minder belasting op arbeid van de top 20%?

De heer Backer (D66):

Het is maar hoe u het formuleert, collega Reuten.

De heer Reuten (SP):

Ja, het 52%-tarief is de top 20%.

De heer Backer (D66):

Maar er zitten ook verzwaringen in. Dat hebt u ook gezien. De belastingschijven worden niet voor inflatie gecorrigeerd op een aantal andere vlakken. Ik denk dat er al met al een evenwichtig pakket is ontstaan, waarbij ik u zeker zal toegeven dat het nivellerende effect dat u beoogt, er onvoldoende in zit. Dat hebben we vanochtend ook besproken.

De heer Reuten (SP):

"Geen inflatiecorrectie" is "lastenverzwaring".

De heer Backer (D66):

Ja, dat is lastenverzwaring. Ik zei ook: dat is de andere kant van het verhaal.

De afweging van het totaal verklaart waarom we er positief tegenover staan. Het is ook consistent met de houding van onze collega's in de Tweede Kamer. Het geeft ook vertrouwen. Ik noem dat vertrouwen maar "de allesbinder van de samenleving". Het is ook een belangrijk ingrediënt voor de economie en voor economisch herstel. High trust, om het maar in het Engels te zeggen, is ook relevant in de internationale context. Het is niet voor niets dat Nederland tegen zo'n lage rente kan lenen. Ik constateer dat enkele collega's in de senaat – ik kijk even naar rechts – nog leven vanuit de ontkenning van het feit dat de EU een rol speelt in onze begrotingscyclus. Toch is dat echt het geval. Het is ook gebleken met het twopack en het Europees semester. Relevant is ook dat Eurocommissaris Rehn in die context zijn zegen heeft gegeven in de vorm van een advies van de Europese Commissie. Ik citeer uit dat advies van 15 november, een zeer recent advies dus, wel een kritische noot: "Wel zijn de verwachte budgettaire effecten van een paar grotere maatregelen met onzekerheid omgeven." Het is eigenlijk een spiegel voor de toekomst.

De minister-president heeft zijn eigen begroting een 7 gegeven, zo las ik in een ochtendblad. Het is dus niet een beoordeling door economen. Het is een zelfbeoordeling, een self-assessment. Ik ben benieuwd wat de minister gaat doen om voor 2015 een 8 te bereiken. Ik hoor van dit kabinet dat het ernaar streeft de lat hoger te leggen.

Ik hoop dat de minister bij zijn uitleg ook zal ingaan op de kengetallen van 3% EMU-saldo en 60% EMU-schuld, alsmede op zijn doelstelling voor het betalingsbalansoverschot. Het is net even aan de orde gekomen en ook straks zal ik er nog over spreken. Dat overschot is nu groter dan 6%. Eerlijk gezegd vind ik dat een merkwaardig kengetal. Het komt uit de procedure voor macro-economische onevenwichtigheden. Ik zie in de systematiek van de euro, waarin je niet meer je eigen valuta kunt laten fluctueren, niet zo goed wat de overheidsinterventie op dat punt zou moeten zijn. Ik hoor daarover graag de mening van de minister.

Vandaag heeft het Europees Parlement de EU-begroting goedgekeurd. Dat is voor zeven jaar. Wij spreken over een begroting voor slechts één jaar. Er is veel over te doen geweest, maar het is toch een belangrijk moment.

Ik heb een aantal positieve dingen gezegd. Ik plaats echter ook een aantal kritische noten. Voordat ik dat doe, noem ik eerst iets anders. De Miljoenennota is buitengewoon inzichtelijk en goed gepresenteerd. We weten allemaal hoe laat het Herfstakkoord is gesloten en dat moest er allemaal nog in worden verwerkt. Ik maak daarom graag een compliment aan degenen die achter de bewindslieden aan de Miljoenennota hebben gewerkt.

Misschien is het daardoor wat snel gegaan. Zo is in het voorwoord te lezen dat het kabinet ervoor kiest "om de problemen niet door te schuiven maar aan te pakken". Even verderop staat: "Het kabinet heeft de fragiele economische groei hierbij zoveel mogelijk ontzien." De eerste mededeling, over het aanpakken, heeft het niveau van een verkiezingsaffiche. Dat kunnen we laten rusten. De tweede behelst naar mijn idee echter een onopgelost ideologisch punt in de boezem van het kabinet. Ik wil daarover graag met de minister spreken. Hoezo "groei ontzien"? Alsof "groei" een zelfstandig departement is of door het CPB wordt gemaakt. Naar mijn idee is dit beleidstaal. Groei is de resultante van miljoenen individuele of meer in collectiviteit genomen beslissingen van mensen om te investeren, te consumeren of te sparen, ook in het buitenland. In dat kader noemde de heer Terpstra Japan en de EU. Echter, al die grote en kleine beslissers zijn achterdochtig bij dit type beleidstaal, omdat men heel goed aanvoelt dat hier iets wordt afgedekt in het kabinet. Mede daarom houdt men de hand op de knip. Consistentie in daad en beleid is ongelooflijk belangrijk om vertrouwen uit te stralen. Ik nodig het kabinet daartoe uit.

Een andere, maar niet de goede, consistentie is gelegen in het feit dat het in de politiek bijna een wetmatigheid is dat er een oplossing wordt gezocht in lastenverzwaring als men streeft naar verlaging van het EMU-saldo en daarbij in tijdnood komt en wordt geconfronteerd met maatschappelijke tegenstand, wat bijna altijd het geval is bij grote ingrepen. Ik volsta met het noemen van de plannen rond het Witteveenkader.

De consumptie is sinds 2008 mede door het vertrouwensverlies gedaald. Zie ook figuur 1.2 in de Macro Economische Verkenning. Sinds 2011 neemt de particuliere consumptie af. Als we de Macro Economische Verkenning moeten geloven, ligt ze in 2014 op het niveau van 2001. Misschien nog wel alarmerender is de ontwikkeling van de bruto-investeringen van bedrijven. Die laat een grillige maar negatieve trend zien. In 2011 was er een positieve piek van 12,3%. Die kan ik niet verklaren, maar de minister misschien wel. En wat belangrijker is: zou de trend omhoog gevonden zijn bij de bedrijfsinvesteringen? Is daar meer over te zeggen? Dat zou een mooi en goed signaal zijn.

De heer Reuten (SP):

Dat zijn groeimutaties. Als we eerst 25% omlaag gaan en dan 12% omhoog, zitten we grofweg nog steeds 12% omlaag.

De heer Backer (D66):

Mijn vraag is of het in de toekomst omhooggaat en of het een trend is die we kunnen bespeuren. Het is geen rekenkundige exercitie die we hier samen doen.

Waarom de toevlucht tot lastenverzwaring? Omdat de bezuinigingen met enige substantie qua opbrengst – daar sprak collega De Grave ook over – bijna altijd gaan over de stijging in de zorg en de sociale uitgaven. Daar zit natuurlijk ook de pijn. Dat kwam ook naar voren in een interruptiedebatje met collega Postema. Hoewel hierover veel goede dingen in de Miljoenennota staan, heb ik de indruk dat er nog steeds geen consistente adaptatiestrategie is. Want het gaat natuurlijk gewoon om adaptatie naar de inkomstenkant van de uitgavenkant. Er is ontzettend veel gebeurd en ik wil de activiteiten van bijvoorbeeld staatssecretaris Van Rijn niet bagatelliseren, maar er moet ook nog ongelofelijk veel gebeuren. Wij leggen vanuit onze politieke visie niet de nadruk op hervormingen omdat we dat graag willen, omdat we graag leed willen toebrengen of omdat we ongevoelig zijn voor de punten die bijvoorbeeld collega Reuten voor de schorsing aanstipte over de lage inkomens. Wij doen dat omdat uiteindelijk de bestuurbaarheid van de verzorgingsstaat onder spanning komt, en wij doen dat vooral omdat adaptatie van de verzorgingsstaatsarrangementen uiteindelijk de meeste keuzevrijheid geeft voor het individu om zijn eigen leven samen met anderen in te richten. Dusdoende draagt die aanpak ook bij aan een solide rijksbegroting, zodat de herverdeling van collectieve middelen uiteindelijk rechtvaardig uitpakt voor de mensen die ze het meest nodig hebben in de huidige en in de toekomstige samenleving, dus voor de toekomstige generaties.

We weten allemaal hoe ingewikkeld het is, maar ik constateer toch dat er op de belangrijkste hervormingsdossiers lang is gepolderd, ik denk eigenlijk te lang. De vaart was er een beetje uit om iets tot stand te brengen. Ik heb ook de indruk dat er in de polder, behalve dat er gezocht werd naar draagvlak, ook een wapenstilstand werd gesloten tussen twee verschillende visies in de coalitie. Dan werkt de polder verhullend en verlammend. Volgens mij is de werkelijke reden dat er een Herfstakkoord noodzakelijk was als "passage de route" van polderen naar concrete begrotingsvoornemens, dat de drie oppositiepartijen elk op eigen wijze toegevoegde waarde hadden in dit proces van het vinden van draagvlak voor werkelijke keuzes voor hervormingen, hoewel dat getalsmatig voor de Tweede Kamer niet nodig was.

Ik kijk nu naar een aantal andere zorgen die wij hebben over de Miljoenennota. De trendbreuk in de ontwikkeling van zorguitgaven en sociale uitgaven blijft uit. Ik heb dat al genoemd en zal daar nu niet verder op ingaan. Het risico daarvan is echter dat verdringing plaatsvindt van uitgaven voor scholing, bijvoorbeeld bijscholing in arbeid, en onderwijs. Ik verwijs hierbij naar het WRR-rapport Naar een lerende economie, waarin hierover verstandige en goede dingen staan.

In de MEV staat ook de curve van de arbeidsproductiviteit. Daar zien we nu een plusje. Het zou mooi zijn als dit een gunstige trend was. Zou de minister daar iets over zeggen? Is het een gunstige trend of is het een toevallige rekenuitkomst?

Ik ga nu niet in op de stijgende overheidsschuld. Daarbij is uitgebreid stilgestaan door collega's en door de Rekenkamer. Wij delen die zorgen.

Mijn volgende punt is het betalingsbalansoverschot. Ik noemde het zonet al even. Hoe kan het kabinet daarop op nationale schaal veel interventies plegen? Het kabinet zou dat misschien kunnen doen als werkgever, door meer differentiatie aan te brengen in de lonen, maar ik nodig de minister graag uit om daarover iets te zeggen.

In de Miljoenennota wordt ook gerefereerd aan de Balance Sheet Assessment. Ik ken alleen het Engelse woord hiervoor, maar het is een kritisch doornemen van de activa van de banken in het kader van de Europese bankenunie. De effecten daarvan kunnen heel ingrijpend zijn. Wij denken graag dat dit alleen in de Bondsrepubliek of in Frankrijk het geval is, maar het kan ook hier zo zijn. Ik begrijp dat de minister voorzichtig wil zijn met voorspellingen, maar als het zo zou zijn, moeten we wel onder ogen zien of dat zal leiden tot eventuele interventies voor onze eigen banken vanuit de staatssteungedachte.

Het is schitterend dat er eindelijk enig economisch herstel is, maar laten wij niet vergeten dat de financiële sector een van de oorzaken van de crisis is. Er zijn tekenen dat business as usual daar weer de norm is en dat er niet wezenlijk iets is veranderd. De discussie over begrotingstekorten is acuut geworden door een uit de hand gelopen financieel systeem. Om de diepere kern daarvan aan te pakken is niet alleen meer toezicht nodig, maar moet ook worden gekeken naar de wijze waarop mensen worden gemotiveerd, de beloningsstructuur en het type mensen dat men aanneemt. Misschien zit het wel veel meer in de human resources dan in het overladen van de sector met verder toezicht.

Ik ga nu in op de structurele uitdagingen voor 2015. Die komen alweer snel in beeld, namelijk in de lente. Ik kom hierbij even terug op de twee zielen in de borst van dit kabinet. Die komen natuurlijk naar boven als er fundamentele keuzes moeten worden gemaakt. Vanochtend is al even aan de orde geweest dat er eigenlijk twee scholen zijn, of misschien wel drie. De ene school streeft naar financiële discipline in de rijksbegroting, waarbij het EMU-saldo, of in ieder geval een getal, leidend is. Dat is tevens een ideologische keuze voor antikeynesiaans beleid. Ik beluister dat bij sommige collega's. In die visie leidt een bestedingskrapte van de overheid tot een neerwaartse spiraal. Als dan ook nog de werkloosheid oploopt, is het bewijs geleverd dat bezuinigingspolitiek averechts werkt. De heer De Grave sprak daar zonet al even over. De handicap van deze school is dat empirisch gezien de Nederlandse rijksbegroting geen houvast biedt. De uitgaven zijn namelijk harder gestegen dan het bruto binnenlands product. Er zijn wel heel veel ombuigingen in gang gezet, maar daadwerkelijke bezuinigingen zijn zeer beperkt. Dat is ook in de EU zo. Er is al voor 50 miljard aan maatregelen aangekondigd, maar het daadwerkelijk ingrijpen is beperkt gebleven.

Dan is er de neiging van de andere school om naar de reaganomics door te slaan en meteen de solide rijksbegroting of het equivalent daarvan te noemen als een neoliberale aanpak: een kleinere overheid is altijd beter.

Mijn fractie is van mening dat het vraagstuk complexer is. Dat is misschien wel de derde school. Ik verwijs naar een interessante beschouwing, niet uit de ESB maar ergens anders uit, van Lorenzo Bini Smaghi. Dat klinkt als een nieuwe ijssoort, maar het is een respectabele oud-ECB-directeur en Harvardprofessor. In zijn analyse van de relatie tussen economische prestaties van landen en bezuinigingspolitiek stelt hij een heel belangrijke vraag. Kan er eigenlijk wel sprake zijn van een dergelijke beperkte causaliteitsaanname tussen bezuinigen en economische krimp? Hij zegt dat het eigenlijk een veel complexere zaak is, omdat het succes van de economie de resultante is van allerlei factoren, zoals arbeidsmarktprestaties, scholingsniveau, krediet- en financieringsvoorwaarden en flexibiliteit van de dienstensector. Als die ingrediënten niet goed zijn vóór de crisis, wordt de economische prestatie in of na die crisis niet veroorzaakt door bezuinigingspolitiek maar door de fundamentele deficiënties van de economie. Die slechte prestatie kan ook niet worden vermeden, omdat deficiënties intrinsiek aanwezig zijn. De crisis openbaart zich dan omdat er geen externe financiering meer te krijgen is en er noodgedwongen moet worden ingegrepen in de uitgaven.

Die situatie heeft de groei vertraagd, en dat is de reden waarom echte en tijdige hervormingen belangrijk zijn. Als je het niet doet, moet het uiteindelijk allemaal worden gefinancierd uit belastingopbrengsten, waardoor het verschil tussen bruto en netto steeds kleiner wordt. Daar voel ik mij als sociaalliberaal niet bij thuis. Ik voel me wel thuis bij de analyse dat in de fundamenten moet worden ingegrepen. Natuurlijk, het kabinet doet daar pogingen toe, maar het gaat niet erg snel. Het is ook moeilijk, maar het moet wel gebeuren. Er zijn – en dat maakt de adaptatiestrategie zo noodzakelijk – dieper liggende ontwikkelingen in de maatschappij die zich al decennialang ontvouwen. Ik denk hierbij aan de individualisering, de secularisering, de globalisering, de groei van digitale mogelijkheden en aan een toenemende snelheid van veranderingen. Deze en de uitdagingen van wereldwijde aard, zoals klimaat, energievoorziening, de inrichting van de EU, voedsel en grote materiële ongelijkheid wereldwijd, zullen ook hun invloed hebben op de rijksbegroting.

Onze overtuiging is dat de ontplooiing in vrijheid voor ieder individu en voor de maatschappij als geheel de beste uitkomsten genereert. Ik las in de Miljoenennota op pagina 64 een stukje dat de collega's nog niet hebben aangehaald, maar dat ik relevant vind voor dit debat. Daar schrijft het kabinet dat hogere productiviteit en participatie zorgen voor meer structurele groei. Het gaat dus om productiviteit en participatie, deelname aan het arbeidsproces en deelname aan de samenleving. Ik citeer: "Het staat buiten kijf dat een stijgende arbeidsproductiviteit voor Nederland van groot belang is voor toekomstige groei." Daarom vroeg ik daar zojuist ook naar. Dan vind ik de belangrijke zin: "Onderwijs, onderzoek en innovatie zijn daarmee belangrijke fundamenten voor verdere stijging van de welvaart." Dat is een van de redenen waarom wij zo blij zijn met de bijbuiging in het 6 miljardpakket voor onderwijs, maar het is niet genoeg. Het gaat wel, gelukkig, structureel per jaar door, maar dit vraagt volgens mij onze blijvende aandacht. Daartoe is een voortdurende evaluatie van de huidige regels nodig.

Mijn fractie nodigt de regering uit om bij de keuzes in toekomstige begrotingen, te beginnen bij de begroting voor 2015, deze gedachte leidend te laten worden en het daarover in de boezem van het kabinet eens te worden. Dat staat hier al, maar nu moet het nog worden uitgevoerd op het vlak van de uitgaven. Het kabinet moet zich niet ieder jaar laten overvallen door een rush naar de finish om de begroting op tijd rond te breien in een getalsmatige exercitie.

Bij de hervormingen adviseert mijn fractie: kabinet, beperk je niet tot het eerlijke verhaal maar vertel het hele verhaal!

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Voorzitter. Ik had altijd het idee dat mijn fractie bijzonder constructief was, maar ik geloof dat mijn fractie op het moment niet meer tot de constructieve oppositie behoort. Ik veroorloof mij dan ook een kritische bijdrage. Ik doe dit in de hoop, daarmee wat scherpte in het debat te brengen, maar ook vanuit de overtuiging dat een kritische bijdrage en scherpte in het debat behoorlijk constructief kunnen zijn om in ieder geval de gedachten te scherpen.

Algemene financiële beschouwingen: dat valt nog niet mee in het huidige tijdsgewricht. De cijfers en prognoses buitelen over elkaar heen. Zo hebben we tegenvallende cijfers, zo zijn we uit de recessie. De interpretaties van de cijfers lopen zo mogelijk nog verder uiteen. Waar de één lichtpuntjes ziet, ziet de ander vooral tegenvallers. Waar de één de lichte verbeteringen toeschrijft aan het regeringsbeleid, ziet de ander vooral de remmende werking van de bezuinigingen. Aan ons de taak om verder te kijken dan de waan van de dag en er in algemeen beschouwende zin iets over te zeggen.

Ook van de regering en de minister van Financiën mag worden verwacht dat ze algemeen financieel beschouwen. Maar doen ze dat ook? Kijkt de regering op een analytische, integrale, departementoverstijgende manier naar onze overheidsfinanciën? Wordt er financieel beleid gemaakt vanuit een visie op de plaats van de overheid in de samenleving en in de economie? Wordt er gereflecteerd op de financiële effecten van overheidsbeleid, of dat nu de werkelijke effecten zijn van maatregelen uit het verleden of de te verwachten effecten van voorgenomen beleid? Worden in die effecten alle relevante factoren, zoals de milieubelasting en de effecten op de werkgelegenheid, meegenomen? Wordt bekeken hoe de financiële middelen zo goed mogelijk kunnen worden ingezet om de doelen van overheidsbeleid, die in zichzelf niet in de financiën liggen, te bereiken? Staan de langetermijndoelen daarbij centraal? Kortom, wordt er algemeen financieel beschouwd? Of wordt er vooral gekruidenierd en op de winkel gepast? Wordt er niet verder gekeken dan het op orde krijgen van het huishoudboekje en het halen van een 3%-norm? Wordt het ene gat met het andere gevuld? Wordt er geschoven met geld om de boekhouding kloppend te krijgen? Worden negatieve maatschappelijke effecten gezien als collateral damage? Zijn de kaasschaaf en de hakbijl de belangrijkste instrumenten in het financiële beleid?

Als we naar de begroting en het Herfstakkoord kijken, lijkt het toch vooral op het laatste. Overal wordt geld bij elkaar geharkt. Inkomsten worden naar voren gehaald. Uitgaven worden uitgesteld en bij de zogenaamde hervormingen staan de kortetermijnbesparingen voorop. En zelfs deze boekhoudkundige exercitie gaat het kabinet slecht af. Van verschillende kanten wordt gewezen op de onzekerheden in de begroting, op het wishful thinking waar de begroting van doortrokken is. Zo oordeelde Olli Rehn afgelopen vrijdag dat de begroting naar zijn maatstaven net voldoende is, maar dat er tegenvallers op de loer liggen. Dat de minister zichzelf na zo'n rapport nog een 7 durft te geven, gaat eigenlijk boven mijn pet. Want wat als er tegenvallers zijn? Wat als het wishful thinking niet uitkomt en mensen zich anders gedragen dan de regering hoopt?

Zoals bekend is GroenLinks van oordeel dat het kabinet ten onrechte focust op het snel terugdringen van het begrotingstekort door middel van een extra bezuinigingspakket van 6 miljard. Wat ons betreft is er dan ook geen man overboord als die bezuinigingsdoelstelling niet gehaald wordt. Ik neem echter aan dat dit voor het kabinet anders ligt. Daarom vraag ik de minister wat het kabinet gaat doen bij tegenvallers. Gaat het kabinet dan proberen zijn bezuinigingsdoelstelling op een andere manier te halen? Je kunt immers niet door blijven gaan met kasschuiven en het inboeken van meevallers op grond van gewenste gedragingen van de burgers. Graag hoor ik hierover een beschouwing van de ministers, en dan niet de dooddoener dat er ook meevallers kunnen zijn. Dat is ontegenzeggelijk waar, maar daar gaat het nu niet over. De vraag is: wat als het tegenzit?

In de financiële inzet van het kabinet staat het terugdringen van het begrotingstekort centraal. Veel minder aandacht is er voor de noodzakelijke hervormingen die structureel bijdragen aan het verkleinen van de overheidsschuld. Om daar iets aan te doen, zul je echt financieel moeten beschouwen. Dan moet je het aandurven om op lange termijn te denken en moet je effecten van beleid daadwerkelijk bij de discussie en afwegingen betrekken.

Ik kom nu op het langetermijndenken. Zoals iedereen tien jaar geleden wist dat er iets aan de hypotheekrenteaftrek gedaan zou moeten worden, maar – op een enkele partij, waaronder GroenLinks, na – niemand het aandurfde om die aan te pakken, zo weet nu iedereen dat de voorzichtige aanpak van nu eigenlijk onvoldoende is en dat de hypotheekrenteaftrek op termijn onhoudbaar is. Dit voorjaar wees ook de Europese Commissie daarop in de beoordeling van de Nederlandse plannen. Maar ook nu lijken alle partijen weer verlamd door de angst voor het electorale verlies en durft men niet door te pakken. Het zou dit kabinet sieren, als het bereid en in staat is om over de eigen schaduw heen te springen en te doen wat nodig is: een plan maken voor het op termijn afschaffen van de hypotheekrenteaftrek.

Voor wat betreft het meewegen van effecten van beleid en het kijken over de grenzen van departementen heen, noem ik graag het voorbeeld van het drugsbeleid. Van diverse kanten is berekend dat het legaliseren van softdrugs en het reguleren van de wietteelt niet alleen goede middelen kunnen zijn om de drugsgerelateerde criminaliteit te verminderen en controle op de kwaliteit mogelijk te maken en daarmee gezondheidswinst te boeken, maar dat legalisatie bovendien honderden miljoenen oplevert, structureel. Bovendien lijkt de tijd er rijp voor. Naast GroenLinks hebben in de afgelopen maanden ook D66 en de PvdA gepleit voor legalisatie. Ook de JOVD heeft aangegeven dat de bezuinigingen met legalisatie kunnen worden verzacht. Je zou verwachten dat een kabinet de haalbaarheid van een hervorming die zo veel voordelen biedt en zo breed gedragen wordt, onmiddellijk gaat bespreken en onderzoeken, maar ik heb toch de indruk dat dat niet gebeurt. Praten de ministers eigenlijk weleens echt met elkaar? Houden ze eens in de zo veel tijd een heidag waarop wordt gereflecteerd en gebrainstormd?

De heer Backer (D66):

Houd eens een heidag! Mevrouw De Boer brengt dat idee tijdens het bespreken van haar standpunt betreffende de legalisering van softdrugs. Wij denken daar hetzelfde over. Kan mevrouw De Boer de orde van grootte aangeven van wat de legalisatie zal opleveren? Ik heb dat namelijk niet paraat. Als dit zo significant is als mevrouw De Boer doet geloven, had dat dan niet onderdeel kunnen zijn van het Herfstakkoord? Dat had een extra inzet kunnen zijn daarin.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Wat ik heb gelezen over de mogelijke opbrengst, varieert tussen 300 miljoen en een miljard, structureel. Misschien heeft de minister daarover meer cijfers. Dat is wat erover rondgaat. Net zo min als de heer Backer ga ik over wat er is besproken bij het Herfstakkoord, maar de indruk bestaat dat er geen bereidheid is bij een van de regeringspartijen of bij de coalitie om erover na te denken. Ook dat hoor ik graag van de minister. Ik ben het ermee eens dat dit een goed voorbeeld is van de stelling dat je door te denken buiten de huidige lijnen van begroten en waar we ons geld aan uitgeven, dingen kunt doen die beter zijn voor de samenleving en voor onze financiële positie.

Voorzitter. Ik was gebleven bij de vraag of het kabinet weleens over de grenzen heen kijkt en samen discussieert over out of the box denken, om op die manier beter beleid te maken. Of blijft het bij de wekelijkse ministerraad, waar in twee uur alle per departement opgestelde wetgeving wordt afgetikt?

Ik heb de mogelijke bezuiniging die bereikt kan worden door softdrugs te legaliseren, vooral genoemd als voorbeeld. Nu deze toch aan de orde is, wil ik ook wel weten of de minister bereid is om in het licht van de begroting voor de volgende jaren de legalisatie van softdrugs binnen het kabinet te bespreken en de financiële effecten daarvan door te rekenen. Uruguay is ons inmiddels voorgegaan. Er is dus alle reden om de mogelijkheden serieus op een rij te zetten.

Ik wil het ook even hebben over de voorbereiding van de komende begroting. Kan de minister aangeven hoe hij deze ter hand gaat nemen? Hoe kijkt hij terug op het proces dat zich het afgelopen jaar heeft voltrokken? Is hij hier tevreden over? Of deelt hij het oordeel van onze fractie dat het proces op zijn zachtst gezegd rommelig te noemen is?

In de Nederlandse context buitelden de wisselende akkoorden met partijen binnen en buiten het parlement over elkaar heen, elkaar steeds weer deels ongedaan makend. Het Europees semester werd naar het oordeel van onze fractie nauwelijks serieus genomen. Wat ons bij dit alles het meest heeft gestoord, is het gebrek aan regie en daadkracht bij het kabinet. Waar in het voorjaar al duidelijk was dat de ramingen naar beneden bijgesteld zouden moeten worden, weigerde het kabinet de discussie aan te gaan over de begroting voor 2014. Ook een werkelijke discussie in hoeverre de implementatie van de aanbevelingen van de Europese Commissie zou moeten leiden tot beleidswijzigingen, ging het kabinet uit de weg. Pas in augustus, als er weer nieuwe cijfers zouden zijn, zou het kabinet gaan nadenken. Daarmee werd het debat over het Europees semester, dat wij voor de zomer hielden, meer een rituele dans dan een uitwisseling van beschouwingen over de kant die het op zou moeten met de begroting. Van een debat over de gewenste structurele hervormingen was al helemaal geen sprake. Graag hoor ik van de minister hoe hij dit volgend jaar beter denkt te doen. Hoe gaat hij een bredere, inhoudelijke discussie over het financiële beleid op langere termijn en over de begroting voor 2015 vormgeven? Hoe gaat hij dit doen in samenspraak met de Europese Commissie, de polder en het parlement? Hoe houdt hij desalniettemin de regie in handen?

De heer De Grave (VVD):

Ik zit hier nu een tijdje naar te luisteren. Als u nu even op uw eigen manier proeft wat u net zei, dat het kabinet in samenspraak met Europa, de polder en de twee Kamers ook nog de regie houdt en dat allemaal tijdig moet regelen … U kunt ook het onmogelijke vragen.

Mevrouw De Boer (GroenLinks):

Wat volgens mij essentieel is, maar dat hoor ik ook graag van de minister, is dat het kabinet de discussie niet uit de weg gaat en de plannen duidelijk ontvouwt en niet tussen april en augustus als enige antwoord geeft dat er in augustus verder wordt nagedacht. Dat is wat er in het afgelopen jaar vooral is gebeurd.

Voorzitter. Zoals gezegd lijkt het belangrijkste doel van het kabinetsbeleid te zijn het op korte termijn terugdringen van het begrotingstekort of het op orde brengen van het huishoudboekje. Dat lijkt belangrijker dan het bestrijden van de crisis en de negatieve gevolgen die de crisis voor de burgers heeft. In termen van onze betalingsbalans mag het dan zo zijn dat de recessie voorbij is, het is nog steeds crisis. De binnenlandse bestedingen blijven laag en de werkloosheid blijft hoog. Die crisis treft vooral degenen die geen werk hebben en degenen die hun werk verliezen. Zij maken noodgedwongen schulden, raken meer en meer aangewezen op de voedselbank, kunnen hun hypotheek niet langer betalen, en worden er van dag tot dag mee geconfronteerd dat er te weinig banen zijn.

En wat doet het kabinet hieraan? Het verwijst naar "de markt", die met banenplannen moet komen, bezuinigt op sociale zekerheid en doet er alles aan om de schuld voor het werkloos zijn neer te leggen bij degenen zonder werk. Alsof je met negatieve prikkels richting uitkeringsgerechtigden banen creëert. Het laatste voorstel, waarin uitkeringsgerechtigden drie maanden hun uitkering verliezen als zij naar het oordeel van een ambtenaar ongepast gekleed zijn, spant wat dit betreft wel de kroon.

In een tijd waarin werkloosheid hét grote probleem is, zou de overheid niet moeten bezuinigen op sociale zekerheid, maar primair moeten inzetten op het creëren van werk en het voorkomen van meer werkloosheid. Dat betekent dat werkgeverslasten op arbeid verlaagd moeten worden, en dan niet alleen voor de hoogste schijf, en dat de werkgelegenheid bij de overheid zelf, in elk geval op korte termijn, zo veel mogelijk op peil moet blijven. Het betekent ook dat de werkgelegenheidseffecten van maatregelen meegenomen moeten worden. En dan doel ik niet alleen op het doorberekenen van de financiële effecten op inkomstenbelasting en sociale uitkeringen, maar ook als zelfstandig criterium. Hoeveel banen levert een maatregel naar verwachting op, of hoeveel banen zullen erdoor verloren gaan, en dan niet in 2040, maar in de komende jaren, dus 2015?

Wij zijn ervan overtuigd dat er wanneer de werkgelegenheidseffecten worden meegenomen, mogelijk andere afwegingen gemaakt zullen worden. Dan zou er wellicht niet zoveel bezuinigd worden op de kinderopvang. Dan zouden de bezuinigingen die gekoppeld zijn aan de decentralisaties, wellicht minder groot zijn, of minder snel worden doorgevoerd, zodat gemeenten niet gedwongen zijn maatregelen te nemen die tot een groot verlies aan arbeidsplaatsen leiden. Is het kabinet bereid om voortaan naast de financiële gevolgen van voorstellen ook de werkgelegenheidseffecten aan te geven?

In het rapport over het Europees semester heeft het Europees Parlement onlangs aangegeven dat het wil dat de Europese Commissie bij het beoordelen van het door de eurolanden gevoerde financiële beleid niet alleen kijkt naar de schuldenlast en het begrotingstekort, maar ook naar werkgelegenheidseffecten. Deelt de minister deze insteek en is hij bereid zich hiervoor hard te maken in de Europese Raad?

De fractie van GroenLinks kan natuurlijk geen Algemene Financiële Beschouwingen houden zonder iets te zeggen over natuur en milieu. Iedere crisis is een kans, zeggen ze. Bij deze crisis was er naast een kans op een gezonde, transparante bankensector, de kans op verduurzaming en vergroening van de economie. Een kans die we in Nederland tot nu toe grotendeels hebben laten liggen. Er zijn wat kleine stappen gezet om milieuschade te belasten en eigen energieopwekking mogelijk te maken, maar stappen naar een werkelijke transitie zijn nog niet genomen, of onvoldoende. In de Tweede Kamer heeft GroenLinks aangedrongen op jaarlijkse groene beschouwingen, waarbij het kabinet zijn duurzaamheidsplannen uiteenzet en bespreekt. Dat pleidooi zal ik niet herhalen, omdat wij hier beperkte capaciteit hebben voor debatten, maar wel roep ik het kabinet op om naast de financiële effecten en de hiervoor genoemde werkgelegenheidseffecten ook de milieueffecten van voorstellen in beeld te brengen. De GroenLinks fractie zal in elk geval al deze factoren meenemen bij het wegen van de concrete voorstellen van het kabinet die in de komende tijd aan ons zullen worden voorgelegd.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Nederland mag dan, aldus het CBS vorige week, technisch uit de recessie zijn, de economische situatie blijft zorgelijk. Zeker, er zijn lichtpuntjes als het gaat om de export en de woningmarkt, maar het macrobeeld blijft grimmig, vooral wat de arbeidsmarkt betreft. Juist daarom is het een goede zaak dat een aantal oppositiepartijen in de Tweede Kamer de verantwoordelijkheid heeft genomen om samen met het kabinet een begroting voor 2014 te maken. Dat komt de politieke stabiliteit ten goede. We merken dat veel Nederlanders opgelucht zijn dat de politiek hier de rug heeft gerecht. Mijn fractie verwacht van deze begroting geen wonderen. Zo werken de economie en de arbeidsmarkt nu eenmaal niet. Wel ligt er een pakket aan maatregelen voor dat redelijk in balans is en dat ons land houvast biedt voor de sociaaleconomische route in het komend jaar. Niet meer, maar ook niet minder. De lastenverlichting voor bedrijven is wezenlijk. Er gaat meer geld naar het onderwijs, er worden toch stappen gezet met de vergroening van ons fiscale systeem, gezinnen worden ondersteund en de koopkracht wordt eerlijk verdeeld. Natuurlijk wil iedere partij op bepaalde onderdelen meer of juist minder. Voor de ChristenUnie-fractie geldt dat de combinatie, met een streep onder combinatie, van begrotingsmaatregelen evenwichtig is. Afgelopen vrijdag ging ook Brussel voor wat het waard is akkoord met de maatregelen. Ook dat schept rust.

Mijn fractie is verheugd dat de begrotingsafspraken tussen de vijf partijen tot een grondige herziening van de eerdere kabinetsplannen hebben geleid. Dat geldt zeker voor kwesties die voor de ChristenUnie fundamenteel zijn. Gezinnen worden ontzien, kindregelingen blijven overeind, de kinderbijslag blijft behouden, schoolboeken blijven gratis, kleine scholen krijgen een impuls, de laagste inkomens worden niet aangetast, de belasting op arbeid wordt verlaagd, de bezuiniging op de Nabestaandenwet gaat niet door, chronisch zieken en gehandicapten behouden hun fiscale aftrek van zorgkosten, milieubelastingen gaan omhoog, twee kazernes blijven open, en het lage btw-tarief voor de bouw – ik heb er nog weinig collega's over gehoord – blijft ook in 2014 gelden.

Zorgen blijven evenwel bestaan. De bezuinigingen op defensie hebben een plafond bereikt, ondanks een extra bedrag van 50 miljoen euro komend jaar en 90 miljoen euro daarna. Wij incasseren dat graag.

De heer Reuten (SP):

Ik leg senator Ester hetzelfde voor als wat ik senator Backer heb voorgelegd. Er wordt minder belasting geheven over het arbeidsinkomen van de 20% mensen met topinkomens, maar voor de andere mensen wordt die belasting verhoogd. Dat blijkt ook uit de plaatjes die ik heb laten zien. We moeten het noemen zoals het is.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker, maar collega Backer gaf hier een uitstekende reactie op. Het gaat ons om de combinatie van maatregelen. Er zitten leuke maatregelen, maar ook minder leuke maatregelen bij. Het gaat ons echter om de combinatie.

De heer Reuten (SP):

Senator Backer gaf als antwoord dat de schijftarieven zijn bevroren. De schijftarieven zijn echter voor iedereen bevroren. Er is sprake van belastingverhoging voor iedereen, maar de top 20% krijgt belastingverlaging door het akkoord.

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijn redenering blijft dat het ons om de combinatie van maatregelen gaat. Als we over iedere maatregel afzonderlijk gaan discussiëren, en dat kunnen we doen, vervalt in ieder geval mijn punt over de combinatie van maatregelen in de balans van het geheel.

Voorzitter. Ik had het over de zorgen die blijven bestaan en over defensie. De vraag wordt steeds nijpender of Nederland zijn verdedigingstaken en internationale missies wel naar behoren kan uitvoeren met het budget dat nu voorligt. Kan de minister ons inzicht geven in hoe dit budget zich verhoudt tot andere EU-landen? Waar trekt het kabinet de grens? Bij de algemene politieke beschouwingen stelde mijn fractie dat Nederland zijn kerninstituties niet moet verwaarlozen. Welnu, dat geldt zeker voor onze defensie. Ik zal deze invalshoek rond onze kerninstituties verder doortrekken in mijn betoog.

Zorgen blijven er ook bestaan rond de uitgaven aan zorg en de sociale zekerheid, die volgend jaar oplopen tot 60% van de overheidsbegroting. De stijging vlakt wat af in de voorliggende periode, maar het blijft gewoon een stijging. Dit is op termijn niet houdbaar en gijzelt de landsbegroting. Ook hier blijkt dat Nederland te lang heeft gewacht met het structureel hervormen van beide sectoren. Wat is nu ondanks alle beleidsinspanningen de bredere verklaring van deze voortgaande stijging en waar ligt ook hier het plafond? De minister-president gaf bij vragen van de ChristenUnie-fractie tijdens de algemene politieke beschouwingen over deze kwesties aan dat het kabinet hier bij deze financiële beschouwingen op terug zou komen. Ik herinner hier aan deze toezegging en zie het antwoord tegemoet.

Ook aan de dekkingskant heeft mijn fractie vragen. De fiscale stimulering van de vrijval van stamrechten moet 1,2 miljard euro opleveren in 2014. Dat is een fors bedrag. Kan de minister met ons delen welke evidentie hij heeft dat deze vrijval ook daadwerkelijk zal plaatsvinden? Hoe robuust, kortom, is deze aanname? Het aanvullend beleidspakket van het kabinet boekt 150 miljoen euro in aan bijdragen vanuit de departementale begrotingen. De korting prijsbijstelling voor volgend jaar en de jaren daarna is 480 miljoen euro. Heeft de minister aanwijzingen dat dit alles reëel is? Kan ons openbaar bestuur, evenzeer een kerninstitutie, dat hebben? Graag een antwoord op deze twee dekkingsvragen.

Mijn fractie constateert met tevredenheid dat het kabinet het beleid gaat bijstellen rond de staatsdeelneming in Nederlandse bedrijven. Het doet deugd dat het rapport van onze parlementaire onderzoekscommissie daarin een prominente rol speelt. Wij steunen het voornemen om greep te houden op bedrijven als NS, Schiphol, Havenbedrijf Rotterdam, Gasunie en TenneT. Hier zijn immers vitale publieke belangen in het geding die we niet naar de markt moeten "outsourcen". In weerwil van het gestelde door werkgeversvoorzitter Bernhard Wientjes moeten we dit tafelzilver juist niet verkopen. Het gaat niet om redundante bezittingen maar om cruciale publieke goederen, om kerninstituties, waarover de overheid zeggingskracht moet behouden. De recente perikelen rond de Fyra en de investeringen van de Gasunie in Duitsland hebben ons harde lessen geleerd. De ChristenUnie heeft wel behoefte aan een aanscherping van het verantwoordingsbeleid van de overheid. Uit de Staatsbalans 2012 blijkt dat het financieel belang van de staatsdeelnemingen 82 miljard euro betreft en de dividendinkomsten 1,3 miljard euro. Is de minister bereid het parlement jaarlijks te informeren over de wijze waarop de Staat zijn aandeelhouderschap invult, wat de maatschappelijke meerwaarde is, hoe de deelnemingen beheerd worden en hoe de publieke belangen geborgd worden? Mijn fractie zou dat zeer waarderen.

Het kabinet gaat het beloningsbeleid van bestuurders van bedrijven met een staatsdeelneming aanscherpen. De bonussen worden gemaximeerd op 20% van het vaste salaris. Dit brengt mijn fractie tot de vraag hoe dit voornemen zich verhoudt tot twee wetten die dit huis vorig jaar met algemene stemmen heeft aangenomen, te weten de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector en de Wet bonusverbod bij staatsgesteunde ondernemingen. Deze wetten trekken andere grenzen. Graag ook op dit punt een reactie van de minister.

De heer Postema (PvdA):

De heer Ester informeert naar de begrenzing van de bonussen maar wil hij daar nog iets meer over zeggen? Ik kan me voorstellen vanuit het perspectief van zijn partij dat bonussen binnen dit domein überhaupt niet wenselijk zijn.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat zou zomaar eens de achtergrond van mijn vraag kunnen zijn. Natuurlijk is dat de achtergrond. Wij zien een spanning tussen die 20% en de wetten die wij al hebben aangenomen, met volledige steun van mijn fractie. Een veel verdergaand verbod zou ons uitermate goed uitkomen.

De heer Postema (PvdA):

Ik zou dat graag willen ondersteunen. Ik vind dat wij de afgelopen jaren wat dat betreft te weinig voortgang hebben geboekt. We blijven bonussen blijkbaar zien als een stimulans voor mensen, terwijl je je kunt afvragen of zij om die reden op die posities zitten, of dat het vooral gaat om de intrinsieke motivatie om voor de publieke zaak het goede te doen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Zeker. Ik ben het wat dat betreft zeer met de heer Postema eens. De intrinsieke motivatie zou de belonende stimulus moeten zijn, maar collega Backer refereerde er daarstraks al aan dat het erop lijkt dat de oude zondes in de financiële sector zeer rap terugkeren. Wij vinden ook dat daar een einde aan moet komen.

De heer Reuten (SP):

De SP-fractie sluit zich daarbij aan.

De heer Ester (ChristenUnie):

De contouren van de overdracht van het nationale bankentoezicht aan de ECB worden langzamerhand duidelijker. Dat was ook hard nodig. Het gaat om een combinatie van balanscontrole en een stresstest, waarbij de ECB de eis stelt dat banken over een kapitaalbuffer van ten minste 8% dienen te beschikken. De pakweg 130 systeemrelevante banken in de eurozone zullen inzicht in de boeken moeten geven. Daaronder bevinden zich, als ik goed heb geteld, zeven Nederlandse banken. Deze operatie is eigenlijk ongekend in de geschiedenis van onze financiële instituties. Het is een institutionele hervorming die laat zien dat het zelfcorrigerend vermogen van de bancaire sector verre van vanzelfsprekend is.

Er resteert evenwel een aantal weerbarstige vragen rond deze hervorming, die nu snel beantwoord moeten worden. De eerste vraag richt zich op wat er precies gebeurt indien een bank voor een stresstest zakt. De kapitaalmarkt zal dan de handen aftrekken van deze bank, waardoor niet aan de eis van herkapitalisatie voldaan kan worden. Wie zorgt er in deze situatie eigenlijk voor de benodigde kapitaalverstrekking, en vooral: in welke volgorde gebeurt dat dan? Vorige week is er kennelijk in de Europese onderhandelingen vooruitgang geboekt. Er is een soort van agreement gesloten – in de wandelgangen de "Dijsselbloemdoctrine" genaamd – dat voor herkapitalisatie ruwweg de volgende volgorde bestaat: private oplossingen, publieke achtervang via nationale voorzieningen en directe c.q. indirecte steun via het ESM. Hoe de overeengekomen volgorde van backstopvoorzieningen concreet wordt vormgegeven, zowel procedureel als operationeel, blijft voor mijn fractie veel te vaag. Hoe je ook over een bankenunie denkt, dit soort onzekerheid is niet goed om het vertrouwen in de financiële sector terug te brengen en een nieuwe crisis te voorkomen. Er mag geen enkele onduidelijkheid bestaan over de vraag wie wanneer de rekening betaalt indien een systeembank niet door de stresstest komt en niet voldoet aan de gestelde kapitaaleisen. Graag krijg ik een nadere uitleg van de minister over deze voor alle stakeholders uitermate cruciale kwestie. Ik verzoek hem daarbij ook, in te gaan op de vraag hoe we voorkomen dat het ESM, dat bedoeld is voor steun aan landen, ontaardt in een faciliteit om zwakke banken via directe recap te redden. Heeft de minister, in het verlengde daarvan, al meer concrete opvattingen over de Europese resolutieautoriteit? Steunt hij de Duitse stellingname of kiest hij een eigen koers? Welk tijdpad staat hem daarbij voor ogen?

De heer Backer (D66):

Is er volgens collega Ester in het ChristenUnie-denken sprake van een gunstige wending in het bezien van de Europese eenwording? Ik kan eigenlijk niet anders concluderen dan dat hij pleit voor verdergaande harmonisering en doorwerking in de bankenunie. Hij zegt terecht dat het een grote operatie is. Ik heb daar ook een vraag over gesteld. Als die operatie echter eenmaal is ingezet, is het niet zo makkelijk om terug te keren. Dat hebben we met de euro ook gezien. Begrijp ik dat de heer Ester warmere gevoelens heeft ontwikkeld dan hij een tijdje geleden had?

De heer Ester (ChristenUnie):

Mijnheer Backer, u plaatst mij nu in een hoekje waar ik niet graag sta. Wij zijn niet anti-Europa of anti-bankenunie. Wij hebben een eigenstandige positie, die ik meerdere malen heb mogen uitleggen. Wij zijn zeer kritisch over een bankenunie. Als wij echter de instelling van een bankenunie afspreken, moet wel helder zijn hoe die in elkaar zit. Daar heb ik concrete vragen over gesteld. Als u blij wordt van die vragen, dan doet mij dat zeer deugd.

De heer Backer (D66):

Het doet mij deugd dat u daar blij van wordt.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. De tweede vraag betreft de democratische controle op de ECB, een instantie die geen rijke traditie heeft …

De voorzitter:

Een moment, mijnheer Ester, de heer Reuten heeft een vraag.

De heer Reuten (SP):

Nu senator Ester het ESM en de banken ter sprake heeft gebracht, grijp ik graag met beide handen de mogelijkheid aan om de minister eraan te herinneren dat zijn voorganger tijdens de behandeling van het ESM-verdrag uitdrukkelijk heeft toegezegd dat de eventuele inzet daarvan aan deze Kamer wordt voorgelegd. Ik doel op directe steun vanuit het ESM aan banken.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik begrijp de routing even niet meer. De heer Reuten gebruikt namelijk nu mijn plenaire bijdrage om een vraag aan de minister te stellen, maar dat is hem graag gegund. Voorzitter, ik neem wel aan dat u hier rekening mee houdt voor mijn spreektijd.

De voorzitter:

Jazeker. De vraag zal worden opgenomen in de Handelingen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Mijn tweede vraag betreft de democratische controle op de ECB. Ik zei dat deze instantie geen rijke traditie kent wat betreft publieke en politieke verantwoording. Het gesteggel van eerder dit jaar tussen de ECB en het Europees Parlement over deze kernkwestie stemt dan ook bepaald niet vrolijk. Graag hoort de ChristenUnie-fractie van de minister wat zijn oordeel is over de wijze waarop de democratische controle op de nieuwe toezichthoudende rol van de ECB geregeld is. Is de rol van het Europees Parlement naar behoren vastgelegd? Wordt de scheiding tussen de klassieke monetaire taken en de nieuwe toezichthoudende taken van de ECB in de waarneming van de minister op een correcte manier geïmplementeerd? Wat is de rol van de nationale parlementen, gezien de volgordelijkheid van de interventiemaatregelen in het nieuwe toezichtsregime? Wat zou onder het nieuwe regime, bij wijze van gedachtenexperiment, de rol van de ECB zijn geweest in het bankiersdrama rond SNS REAAL, dat in februari van dit jaar leidde tot de nationalisatie van deze bank-verzekeraar?

Mijn fractie is net als andere in dit huis zeer geschrokken van de Libor-affaire. Wij zijn er ook zeer verbolgen over. De zaak toont namelijk aan dat de bancaire sector er nog steeds niet in geslaagd is om de ontkoppeling van financieel handelen en moraal een halt toe te roepen. Het toont ook aan dat het interne financieel toezicht van banken nog altijd niet op orde is. Ook hieruit blijkt dat institutionele hervorming en cultuurverandering hand in hand moeten gaan. Ziet de minister een rol voor het kabinet weggelegd om dit soort ontsporingen tegen te gaan? Welk beleid staat hem voor ogen? Hij heeft daar vorige week aan de overkant al veel over gezegd, maar ons interesseert vooral de vraag of in de waarneming van de minister het toezicht van de Nederlandsche Bank in deze affaire niet too little too late was.

Ik kom op het Europees semester, met name de koppeling van de nationale en Europese begrotingscyclus. Het is duidelijk dat ook dit huis op zoek is naar een zinvolle eigen rol in deze cyclus. De ChristenUnie-fractie zou graag van de minister vernemen welke lering het kabinet trekt uit de ervaringen met het Europees semester tot nu toe. Is er sprake van aantoonbare meerwaarde? Hoe beoordeelt het kabinet de eigen regiemacht? Is er ook in de waarneming van de minister sprake van erosie van nationaal financieel-economisch beleid en van overdracht van beslissingsmacht, zoals mijn fractie vreesde en vreest?

Ik ga over naar de schuldenpositie van Nederland. Als ergens uit blijkt dat onze financiële instituties broos zijn, dan is het wel hieruit. Sinds de crisis is de EMU-schuld van Nederland met zo'n 200 miljard toegenomen en wel tot 466 miljard in 2014. Dat is € 30.000 per Nederlander. Dat maakt ons kwetsbaar, zeer kwetsbaar. Het is goed dat de Miljoenennota een integrale risicoanalyse bevat van de risico's waaraan onze schatkist is blootgesteld. Alleen al aan garanties heeft Nederland volgend jaar bijna 220 miljard uitstaan, bijna vier keer zo veel als in 2008. Meer dan de helft daarvan betreft internationale steunverplichtingen in het kader van het EFSF, het ESM en het IMF. Aan achterborgstellingen heeft ons land 250 miljard uitstaan.

De regering heeft een garantiekader ontwikkeld om het aantal garanties de komende jaren terug te brengen. Wat is hierbij volgens de minister het ambitieniveau, wat zijn de streefcijfers en wat zijn de ervaringen met het kader? Er is voorts sprake van zo'n 35 miljard aan deelnemingen, waarbij ABN AMRO de grote uitspringer is. Hoe weegt de minister de snelheid van verkoop van ABN AMRO, het terugverdienen van de kapitaalinjectie aan de bank, af tegen het moment van verkoop? Moet de verkoop nog deze kabinetsperiode plaatsvinden? De brief die het kabinet hierover aan de Tweede Kamer stuurde, hanteert rijkelijk vage afwegingscriteria. Kan de minister hierover wat specifieker zijn? Streeft het kabinet naar het volledig terugverdienen van de kapitaalinjectie?

Ik had het al over de overheidsschuld, die van 45% naar 72% van het bbp is gestegen, ruim boven de Maastrichtnorm. Mijn fractie vindt dat zeer zorgwekkend. Wij kunnen hier niet ongestraft mee doorgaan. De reservetanks raken leeg, zoals de Raad van State het uitdrukt. Ooit moet de rekening betaald worden en dit zal vooral komende generaties treffen. Hoe beoordeelt de minister deze optiek van intergenerationele rechtvaardigheid op onze overheidsschuld? Deelt hij de zorg van de ChristenUnie-fractie op dit punt? Wat heeft het kabinet de jongste generatie in dezen te bieden? Is de minister bereid om jaarlijks in de Miljoenennota te rapporteren over de generationele effecten van de ontwikkeling van onze overheidsschuld?

De heer Reuten (SP):

Je kunt natuurlijk beter geen schuld hebben; behalve als je bank bent, overigens. De banken hebben 2.300 miljard schuld, maar zij vinden dat fijn, want zij verdienen eraan. Verder kun je beter geen schuld hebben. Ik vind het wel wat eenzijdig om alleen naar de brutoschuld te kijken. De EMU-schuld is een brutoschuld. Als je niet bekijkt wat daar tegenover staat, is dat als een bedrijf dat alleen zijn passivazijde toont. We hebben in Nederland ook nog ziekenhuizen, wegen enzovoorts. Juist als je het over de generaties hebt, moet je niet alleen naar de brutoschuld kijken, maar naar het geheel. Je zou ook kunnen zeggen: kijk naar het vermogen van de Staat. De EMU-normen zijn de EMU-normen en daar kunnen wij niets aan doen, maar als het over de intergenerationele effecten gaat, zou ik de minister vragen – althans, ik zou dat in uw plaats doen …

De voorzitter:

U krijgt nog een tweede termijn.

De heer Reuten (SP):

Kortom, laten wij naar de activa en de passiva van de staat kijken.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik zal u een tweede keer ter wille zijn. Ik geef dit graag aan de minister door. Ik kan hier veel langer op reageren, maar zal dat niet doen. Het vergelijken van macrocijfers met macrocijfers heeft zo zijn complicaties. Dat doe ik dus maar even niet.

Voorzitter. Ik rond af en knoop een aantal lijnen uit mijn betoog aan elkaar. Het is pijnlijk duidelijk geworden dat financiële en sociaaleconomische kerninstituties in ons land kwetsbaar zijn en dat de duurzaamheid van onze overheidsfinanciën onder vuur ligt. Ook is pijnlijk duidelijk geworden dat Nederland deze kerninstituties veel te laat tegen het licht heeft gehouden. Dat dwingt ons nu tot snelle hervormingen. Het kabinet kiest voor de weg van een veelheid van akkoorden met een veelheid van stakeholders. Dat stelt vragen bij het primaat van de politiek, maar ook bij het ontbrekende achterliggende verhaal: de koers van het schip Nederland. De kaarten in de wereldeconomie worden in hoog tempo opnieuw geschud. Dat leidt tot nieuwe concurrentieverhoudingen, met nieuwe winnaars en nieuwe verliezers. Het is niet vanzelfsprekend dat Nederland tot het kamp van de winnaars gaan behoren. Als we geen slimme strategie hebben, moeten we rekenen met een lange periode van lagere economische groei. Waarmee gaat Nederland in de komende decennia het brood verdienen? Wat wordt het verdienmodel? Dat verhaal hoort mijn fractie veel te weinig. De hervorming van onze financiële kerninstituties is losgezongen van het antwoord op de vraag wat de unique sellingpoints van ons economische portfolio gaan worden.

Wat de ChristenUniefractie betreft, moet dit alles geplaatst worden binnen heldere sociale en ecologische randvoorwaarden van duurzaamheid en inclusiviteit. Daarvoor heb je als land visie nodig, visie hoe Nederland zijn kerninstituties weer gaat oplijnen om ons land goed toe te rusten in deze nieuwe economische fase van globalisering en technologische ontwikkeling. Nederland moet uit de comfortzone stappen, zoals de WRR het onlangs uitdrukte. Scherp financieel beleid moet samengaan met innovatief economisch beleid en zorgvuldige herijking van instituties als onderwijs, arbeidsmarkt, woningmarkt, zorg, sociale zekerheid en ons pensioenstelsel. Van dit drieluik van financieel beleid, economisch beleid en het oplijnen van onze kerninstituties vernemen we veel te weinig van dit kabinet. De ChristenUnie-fractie kent de minister als een kundig schatkistbewaarder, maar kunnen we hem vandaag ook verleiden tot een korte, meer inhoudelijke reflectie op dit drieluik? We zijn per slot in de Eerste Kamer.

Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden van de bewindslieden.

De heer Nagel (50PLUS):

Voorzitter. Toen deze beschouwingen in de Tweede Kamer werden gehouden, betitelde het lid Jesse Klaver het debat als nabeschouwingen. De minister noemde dit een mooie omschrijving. Normaal is het de Eerste Kamer die een nabeschouwing doet, maar wellicht kunnen we dit treffen met de regering beter het kopje "Uitzending gemist" geven. Ik teken hierbij onmiddellijk aan dat ik grote waardering heb voor de originele bijdrage van de heer Reuten.

Centraal stonden in de debatten de koopkrachteffecten en de manier waarop die veranderd waren na het installeren van de gedoogpartners D66, ChristenUnie en SGP. Daarbij staat onomstotelijk vast dat mensen met alleen AOW en een klein pensioen er de komende jaren het meest op achteruitgaan, zelfs beduidend meer dan voordat de gedoogpartners hun macht konden doen gelden. Een voorbeeld: mensen met AOW en een brutopensioen van € 800 per maand gaan er als paar in plaats van 3% nu 4,25% op achteruit, een alleenstaande zelfs 4,5%. Er is geen andere groep die zo veel moet inleveren, terwijl deze mensen de afgelopen jaren geen indexatie van hun pensioenen hebben ontvangen en in 2013 in vele gevallen zelfs een stevige korting hebben moeten ondergaan. Ook mensen met alleen AOW en niets anders erbij moesten extra inleveren. Het is onbegrijpelijk dat partijen die vroeger zeiden voor een eerlijke lastenverdeling te zijn, dit niet alleen voor hun rekening nemen, maar het ook nog verdedigen alsof ze een nieuw naoorlogs hoogtepunt in hun politieke bestaan hebben gecreëerd. In de oorspronkelijke nabeschouwing is dit van diverse kanten naar voren gebracht, maar de coalitiepartijen VVD en PvdA en de bewindslieden luisterden niet. Voor 50PLUS is dat opnieuw een reden om tegen de verwijdering uit het basispakket van gehoorapparatuur te zijn.

Intussen spelen er meer zaken, zoals het terugdraaien van de Wet mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen. Telkens zien we dat, om begrotingen maar sluitend te maken, de lasten het hevigst bij de ouderen worden neergelegd. In dit geval kan het voor echtparen een vermindering van hun inkomen met 3,5% betekenen, terwijl dit juist bedoeld was om oudere belastingplichtigen compensatie in hun koopkracht te geven, om nog maar te zwijgen van de in het pensioenakkoord opgenomen structurele verhoging van de AOW met 0,6% per jaar. Waar is die eigenlijk gebleven?

De heer Postema (PvdA):

Eerder deze dag hoorden wij collega Van Strien melden dat juist de groep automobilisten het zwaarst gepakt zou zijn. U stelt daar nu een andere groep tegenover. Hoe beschouwt u dergelijke uitlatingen?

De heer Nagel (50PLUS):

U moet gewoon naar de koopkrachtplaatjes kijken. Wij weten niet wie per leeftijdsgroep wel of niet autorijdt. Natuurlijk worden automobilisten gepakt, maar wij kijken nu even naar de mensen met de lagere inkomens. Ik ben wat eerder dan u lid geweest van de Partij van de Arbeid. Ik heb nog meegemaakt dat die juist voor die mensen opkwam. Wij deden dat met overtuiging!

De heer Postema (PvdA):

Ik neem deze historische kennis graag aan, maar het gaat mij erom dat u dit vanuit een zeer smal perspectief benadert, zoals de heer Van Strien dat vanochtend ook deed bij de automobilisten. Ik constateer dat het afdoet aan de geloofwaardigheid van uw betoog wanneer u louter door die bril en zo eenzijdig naar die doelgroep kijkt.

De heer Nagel (50PLUS):

Nee. Blijft u even staan, mijnheer Postema. Ik ga het u uitleggen. De groep mensen met alleen AOW – dat zijn de allerlaagste inkomens, die zitten vlak boven het minimumloon – gaat er volgens de Miljoenennota en het gesloten akkoord op achteruit. Dat hebt u goedgevonden. U vindt het goed dat mensen met een klein pensioen van bruto € 800 per maand en AOW de komende jaren 4,5% gaan inleveren, mits zij niet gekort worden en er geen andere dingen gebeuren. Dat is een politiek die ik in mijn PvdA-periode niet heb meegemaakt. U moet vanavond of morgen als u weer thuis bent eens rustig nadenken over de vraag waarom al die mensen niet meer op de PvdA stemmen.

De heer Postema (PvdA):

Ik hoor geen vraag, maar ik wil er wel op reageren. Het is voor ons evenzeer als voor u ontzettend belangrijk om juist naar kwetsbare groepen te kijken. Maar nogmaals, het zou, in elk geval voor ons, helpen om daarbij het brede perspectief te nemen en niet de smalle kijk zoals u zojuist deed.

De heer Nagel (50PLUS):

Nee, maar feiten zijn feiten. U kunt in alle staatjes die van het kabinet komen, vinden dat deze groep er de komende jaren het meest op achteruitgaat. Dat is iets – ik zeg dat in alle vriendschap tegen u – waar u eigenlijk een beetje het rood van op de kaken zou moeten krijgen. Dan zou u ook weer herkenbaar zijn.

De heer De Grave (VVD):

Als wij het dan toch zo algemeen houden, zou ik de heer Nagel willen vragen welke maatregelen die dit kabinet neemt hier nu speciaal voor verantwoordelijk zijn. Dan weten wij namelijk waar wij concreet naar moeten kijken. Welke maatregelen van het kabinet zijn nu speciaal gericht op de mensen van 65 jaar en ouder?

De heer Nagel (50PLUS):

Als je financiële tekorten hebt, kun je die op bepaalde manieren aanzuiveren. Dat had bijvoorbeeld gedaan kunnen worden door versneld iets te doen in de sfeer van de hypotheken. Maar dat doet men niet. Nee, men verhoogt de AOW-leeftijd versneld, waardoor mensen in gaten vallen. Men laat bepaalde inkomensgroepen die echt aan de onderkant zitten er onevenredig op achteruitgaan. Ik had nog enige hoop dat de VVD gemoderniseerd en geliberaliseerd was …

De heer De Grave (VVD):

Ja, prima. Maar ik heb een vraag gesteld.

De heer Nagel (50PLUS):

Van de PvdA had ik dat niet verwacht.

De heer De Grave (VVD):

Ik had een vraag gesteld. Ik wil graag antwoord op de vraag die ik heb gesteld. Het zijn allemaal mooie bespiegelingen over de VVD en de PvdA 30 jaar geleden. Mijn vraag was heel simpel: welke maatregelen in het koopkrachtbeeld raken nú naar mening van de heer Nagel meer in het bijzonder de ouderen? De twee voorbeelden die hij geeft, kloppen niet. Die zitten allebei niet in de koopkrachtplaatjes. De hogere AOW-leeftijd zit niet in het koopkrachtplaatje. Welke maatregelen heeft het kabinet genomen die speciaal de doelgroep van de heer Nagel raken? Dat is een heel concrete vraag.

De heer Nagel (50PLUS):

De maatregelen uit het akkoord houden in – ik vraag de minister dat vanavond te bevestigen – dat de groep die ik noemde, namelijk mensen met AOW en een pensioen van € 10.000 bruto per jaar, in die koopkrachtplaatjes er 4,25% en 4,5% op achteruit gaan. Dat hebt u in de bijlage kunnen lezen. Dat heeft in alle kranten gestaan. Er is geen enkele andere groep die er zo op achteruitgaat. Ik vraag de minister dat vanavond te bevestigen.

Kan de regering inzicht geven in wat er gebeurt – het gaat dan niet alleen om de koopkrachtplaatjes – door de diverse maatregelen, waaronder belastingmaatregelen met de netto-inkomens van mensen die alleen AOW of AOW met een klein pensioen hebben? Wat kunnen die in januari – dat is al over twee maanden – verwachten? Gaan zij er netto op achteruit, blijft hun situatie gelijk of gaan zij er misschien op vooruit? Over welke bedragen hebben wij het dan ongeveer?

De tweedeling tussen werkenden en niet-werkenden wordt verder op een onverantwoorde wijze bevorderd, evenals de tweedeling tussen de politieke partijen die hier koud van worden en de partijen die warm noch koud worden en gevoelloos zijn. Talrijke zaken treffen grote groepen mensen op de meest onredelijke manier. Zo is er – wie had dat gedacht – een accijnsverhoging op drinkwater. Wat hadden de bedenkers van dit ongekende plan gedronken toe ze dit voorstel ter tafel brachten?

In de Tweede Kamer heeft de minister uitvoerig beschreven hoe het onderhandelingstraject is geweest en hoe VVD en PvdA uiteindelijk hun favoriete gedoogpartners D66, CU en SGP hebben omarmd. Zoals bekend, is regeren vooruitzien. Over een kleine zestien maanden zijn er nieuwe verkiezingen voor de Provinciale Staten en daarmee voor de Eerste Kamer. Volgens de peiling van Maurice de Hond van afgelopen zondag zou de huidige coalitie van VVD en PvdA dan 16 zetels halen in de Eerste Kamer. Je zou kunnen zeggen dat de overige partijen in de Eerste Kamer dan VVD en PvdA niet meer nodig hebben. Maar als men toch wil doorgaan met de huidige gedoogcoalitiepartners, zou men op 32 zetels terechtkomen volgens die peiling. Dan ligt het voor de hand om de coalitie uit te breiden met de zonder twijfel sterker geworden Partij voor de Dieren en 50PLUS. We gaan ervan uit dat het kabinet de komende periode door een duidelijk paaibeleid zal laten blijken deze politieke realiteit te beseffen.

We hebben nog enkele specifieke vragen. Er gaat netto 500 miljoen extra naar het onderwijs. Prijsstijgingen zijn echter de afgelopen jaren niet gecompenseerd. Denk maar eens aan de fors gestegen energieprijs. Als men die verdisconteert, hoeveel blijft er dan netto over?

Er is – ook door de heer De Grave, die daar vanmorgen verrukt over deed – als lichtpuntje gesignaleerd dat de zorgpremies in 2014 zullen dalen. Enkele dagen geleden zijn twee hoogleraren uit Maastricht en Amsterdam, W. Groot en H. Maas, tot de conclusie gekomen dat de zorgpremies in 2015 weer minimaal met € 250 tot € 300 moeten stijgen. Heeft de regering hiervan kennisgenomen en acht zij deze inschatting in de praktijk heel wel mogelijk?

Ik heb nog een ander punt. Volgens de Nederlandsche Bank was er eind maart door particulieren 328 miljard gespaard. Dat is 4,2% meer dan het jaar er voor. Hiervan was 281 miljard vrij opneembaar. Ziet de regering deze neiging om meer te gaan sparen in plaats van te consumeren niet als het zoveelste bewijs dat het consumentenvertrouwen nog steeds zoek is?

Ik heb een ander interessant punt, dat wij ontlenen wij aan De Financiële Telegraaf van afgelopen zaterdag. Uit een onderzoek dat bijna 9.000 reacties opleverde, blijkt dat bij de belastingaangifte 85% niet opgeeft dat er contant geld aanwezig is, hoewel dat verplicht is. Hier komen we op een uitgebreid bureaucratisch terrein.

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan de heer De Grave, voor een interruptie.

De heer Nagel (50PLUS):

Mag ik even dit onderwerp afmaken?

De heer De Grave (VVD):

Ik wou op het eind even terugkomen op de interruptiedebatjes die wij hebben gevoerd.

De voorzitter:

Dat is prima.

De heer Nagel (50PLUS):

Hier komen wij dus op een uitgebreid bureaucratisch terrein. Ervan uitgaande dat de berichtgeving correct is, moet om te beginnen elk bedrag boven de € 512, en voor fiscale partners € 1.024, opgegeven worden. Is deze grens nog wel van deze tijd? In dit toch kleine bedrag moeten talrijke andere zaken ook meegenomen worden, zoals boekenbonnen, buitenlandse biljetten en munten, tegoedkaarten, spaarpotten van kinderen en tegoeden op betaalpassen zoals de OV-chipkaart. Dit lijkt ons volstrekt niet meer te controleren. Behoeft dit systeem niet dringend aanpassing omdat het in de eerste plaats bureaucratisch en niet te hanteren is, in de tweede plaats omdat praktisch het gehele keurcorps van belastingbetalers zich hieraan niet houdt en omdat, in de derde plaats, de enkelingen die dat wel doen eigenlijk onevenredige schade oplopen? Natuurlijk moet het gecontroleerd worden als er massaal aan het eind van het jaar buiten proporties fors contant geld zou worden opgenomen, maar dat is iets anders dan de regels zoals die nu gelden. Graag horen wij of het kabinet deze regels wil aanpassen.

De heer De Grave (VVD):

Ik kom graag nog even terug op het debat dat wij voerde. De heer Nagel kan het altijd met veel overtuiging brengen, dus ik raakte zelf ook even in de war. Gelukkig kun je dan even de stukken erbij halen. Die heb ik nu voor me. U had het toch over 2014, mijnheer Nagel?

De heer Nagel (50PLUS):

Nee, over 2014 tot 2017.

De heer De Grave (VVD):

Oh ...

De heer Nagel (50PLUS):

In mijn tekst, die ik u wil geven, staan verschillende jaren.

De heer De Grave (VVD):

Sorry. Wij bespreken hier de begroting voor 2014, dacht ik. Dus daar hebben wij het over en daar staan heel andere cijfers in.

De heer Nagel (50PLUS):

Kijk, u bent kortzichtig, mijnheer De Grave.

De heer De Grave (VVD):

Ik ben niet kortzichtig.

De heer Nagel (50PLUS):

Maar dan hoeven wij dat nog niet te zijn?

De heer De Grave (VVD):

Wij bespreken hier de begroting voor 2014, mijnheer Nagel. Daar moeten wij het dan over hebben.

De heer Nagel (50PLUS):

Nee, wij spreken hier ook over het akkoord dat is gesloten en wat dat voor bepaalde groepen betekent. Op deze manier proberen weg te vluchten in plaats van tranen in je ogen te krijgen over de feiten, dat is een verkeerde manier van politiek bedrijven, mijnheer De Grave.

De heer Reuten (SP):

Ik wil senator Nagel op dit punt bijvallen. Uit de cijfers die het ministerie van Financiën ons afgelopen maandag heeft verstrekt, blijkt namelijk dat de onderste 25% tussen 2013 en 2017 voor een hogere belastingdruk komt te staan. Daar zit het modale inkomen per persoon in Nederland. Het modale inkomen per persoon ligt rond de € 9.000. Daar zitten de mensen met een enkele AOW. De mensen met een dubbele AOW zitten ook nog in de groep van de onderste 25%.

De heer Postema (PvdA):

Ik constateer met collega De Grave dat hier een aantal dingen door elkaar wordt gehaald. Er worden jaartallen door elkaar gehaald en termijnen. Er wordt gesproken over gemiddelde belastingdruk in plaats van marginale belastingdruk. Er wordt gesproken over koopkrachtplaatjes, die overigens niet kloppen. Wat de heer Nagel zegt voor 2014 is gewoon niet waar. Dus wat ons betreft is het debat even klaar, want zo wordt het erg moeilijk discussiëren. Wij zijn wat dat betreft benieuwd naar de reactie van de minister.

De heer Nagel (50PLUS):

Ik heb aan het kabinet gevraagd om een en ander te bevestigen. Wij zullen het vanavond horen.

De heer Koffeman (PvdD):

Voorzitter. Geen land ter wereld is zo goed in het maken van inkomensplaatjes en het vaststellen van koopkrachtbeelden als wij, zei de minister-president onlangs. Dat mag zo zijn, maar die uitspraak biedt weinig zicht op de echte koerswijziging die Nederland uit de verschillende crises gaat halen. In november 2008 nam een overgrote meerderheid van dit huis een motie aan van collega Schuurman waarin de regering verzocht werd zowel nationale als internationale initiatieven te ontplooien om te komen tot de ontwikkeling van scenario's waarin de crises waar de wereldbevolking mee kampt, zoals de vraagstukken van schaarste (voedsel en energie) en klimaat, in samenhang worden aangepakt.

Die prangende vraag, die door alle partijen werd ondersteund met uitzondering van de VVD, leeft nog steeds en is nog steeds niet beantwoord. Ik zou daarom vandaag aan het kabinet willen vragen wat er gedaan is om deze motie ten uitvoer te brengen. En mocht een bevredigend antwoord uitblijven, dan wil ik mijn collega's vragen of ze genoegen kunnen nemen met het feit dat een in dit huis zo breed aangenomen motie vijf jaar lang geen zichtbaar gevolg heeft gekregen. Ik hoop zeer dat het kabinet met een duidelijk antwoord komt waaruit blijkt dat er wel actie is ondernomen, en liever nog, welke resultaten die inspanningen hebben opgeleverd.

Zolang we accepteren dat alle zorgen en verlangens in geld uitgedrukt worden, in de groei van het bruto binnenlands product, zitten we gevangen in een eenzijdige economische logica. Dat wordt ook duidelijk bij de dans rond de Brusselse totempaal van 3%. Zolang je blijft dansen rond die totempaal, hoef je geen richting te kiezen, maar richting is waar de burgers het meeste behoefte aan hebben in deze barre tijden. Natuurlijk is het geweldig wanneer bestuurders hun tegenstellingen overbruggen om te proberen eensgezind het land te besturen als dat tenminste een oplossingsrichting met zich meebrengt die werkbaar is. Daarover wordt in het land, zo blijkt uit onderzoek, zeer getwijfeld.

Naast de economische crisis hebben we te kampen met een ecologische crisis. Het ecologisch begrotingstekort is ten minste tien keer zo groot is als het tekort op de financiële begroting. Natuurlijk is ook de Partij voor de Dieren er voorstander van te werken met een sluitende begroting. Ook wij vinden dat rekeningen niet mogen worden doorgeschoven naar komende generaties, maar in dat kader mag het niet alleen gaan om financiële schuldsanering. De reproductiecapaciteit van de aarde wordt ver overschreden. Dat heeft ook enorme financiële consequenties.

De heer Van Strien (PVV):

De heer Koffeman had het over een ecologisch begrotingstekort dat ten minste tien maal zo groot zou zijn als het tekort op de financiële begroting. Ik heb geen idee wat ik me daarbij moet voorstellen. Misschien kan de heer Koffeman zich wat nader expliceren. Hij heeft dat begrip al eens eerder genoemd, ik geloof bij de algemene beschouwingen. Ik heb geen idee wat ik mij daarbij moet voorstellen en de gemiddelde Nederlandse burger ook niet.

De heer Koffeman (PvdD):

Een van de problemen waarmee wij kampen, is juist dat de gemiddelde Nederlandse burger zich dat niet realiseert. In 1980 is een begin gemaakt met de volgende boekhouding. Hoeveel reproduceerbare grondstoffen kan onze aarde leveren en wanneer zijn die op? Normaal gesproken is het voorraadkastje aan het eind van het jaar leeg. Toen in 1980 begonnen werd met het bijhouden daarvan was de datum waarop de grondstoffen op zijn, dus wanneer wij een voorschot nemen op onze toekomst, 28 december. Na 1980 is die datum elk jaar verder naar voren geschoven. Dit jaar lag die datum op 22 augustus. Dus je kunt zeggen dat de aarde op 22 augustus de grens van haar reproductiecapaciteit had bereikt en dat wij dus vanaf dat moment een voorschot op een onzekere toekomst nemen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik herinner mij uit mijn studententijd dat het rapport van de Club van Rome verscheen. Dat was ergens begin jaren zeventig. Ik weet niet meer precies welk jaar, maar ik herinner mij wel nog dat iedereen daar enorm van schrok. Als je dat nu nog eens naleest, zoals ik een poosje geleden heb gedaan, blijkt er niets, maar dan ook werkelijk helemaal niets van te kloppen, want alle grondstoffen hadden inmiddels al op moeten zijn.

De heer Koffeman (PvdD):

De aarde heeft inderdaad wat meer rek dan soms wordt aangenomen. Toen Adam Smith in 1776 zijn beroemde boek schreef waarin hij aangaf dat de vrije markt buitengewoon veel te bieden had, gaf hij daar meteen een limiet aan. Hij zei: die vrije markt kan 200 jaar werken, maar over 200 jaar zullen de grondstoffen op zijn. Hij vergiste zich. Wij hebben daar in 1976, 200 jaar na zijn voorspelling, feest over kunnen vieren. Toen konden wij zeggen: moet je eens kijken hoe goed het gaat, wij hebben voldoende van alles en het gaat niet op. Het kan zijn dat hij zich 50 of 100 jaar vergist heeft, maar het idee is wel degelijk correct. Deze aarde biedt niet genoeg voor de hebzucht van iedereen. De voorzitter van de commissie-Van Doorn gaf aan dat wij vier aardbollen nodig hebben als de rest van de wereld het consumptiepatroon van Nederland zou overnemen. En hij is niet de enige; veel wetenschappers zeggen dat ook. Maar die vier aardbollen zijn er niet. Er is geen plan B en er is geen planeet B. Dat is een probleem en daar zullen wij rekening mee moeten houden. Het is buitengewoon kortzichtig als de heer Van Strien zegt: er is genoeg van alles; er is geen enkel probleem; of de wereldbevolking of de consumptie nou groeit, kijk om je heen, de winkels puilen uit!

De heer Van Strien (PVV):

De heer Koffeman hoort mij niet zeggen dat er genoeg van alles is, maar ik weet wel dat de grondstoffen niet zomaar van de aardbol verdwijnen. Vandaag houden wij de algemene financiële beschouwingen. Ik heb een beetje moeite met die hele "ecologische logica" in procenten en dergelijke, die ik helemaal niet kan verifiëren.

De heer Koffeman (PvdD):

Ik ben erg blij dat ik ook de kennis van collega Van Strien kan bijspijkeren vandaag en dat zelfs de algemene financiële beschouwingen daarvoor benut kunnen worden. Ik doe dat graag.

Earth Overshoot Day (EOD), de dag waarop we de natuurlijke reproductiecapaciteit van de aarde overschrijden, viel in 1980 op 28 december. Dat was de dag waarop de reproduceerbare grondstoffen voor dat jaar op waren. Inmiddels is EOD verschoven naar 22 augustus. We weten dat de biodiversiteit ernstig gevaar loopt en dat 30% van de achteruitgang wordt veroorzaakt door de veehouderij. Zonder biodiversiteit is er geen landbouw en dus geen voedsel. Zonder natuur en biodiversiteit stopt de stroom van grondstoffen voor ons dagelijks leven. De econoom Pavan Sukhdev van de Deutsche Bank berekende dat de kredietcrisis eenmalig 700 miljard euro kost, terwijl het kappen van het tropisch regenwoud leidt tot een jaarlijks terugkerende kostenpost van tussen de 1.500 miljard en 4.000 miljard. Het is toch fijn dat daar cijfers van zijn.

Gister hebben de Samenwerkende Hulporganisaties 19 miljoen opgehaald voor de bevolking van de Filipijnen, die getroffen is door een ramp zonder weerga. De Britse premier Cameron, die in 2009 nog een belangrijk adviseur was op het gebied van partijpolitieke problemen voor de fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer, zei deze week dat natuurrampen zoals op de Filipijnen serieus gelinkt moeten worden aan door mensen veroorzaakte klimaatverandering, niet omdat we dat zeker weten, maar omdat het aantal weergerelateerde natuurrampen de laatste jaren zodanig toeneemt dat ontkennen zeer onverstandig zou zijn, en omdat wetenschappers met steeds meer nadruk de link leggen met klimaatverandering. David Cameron pleit voor een "no regret"-scenario, waarin wij de uitstoot van broeikasgassen zo indammen dat wij daar nooit spijt van zouden hoeven hebben. De adviezen van Cameron in 2009 hebben ertoe bijgedragen dat de VVD van de twaalf zetels in de peilingen toen, weer is uitgegroeid tot de grootste partij van Nederland, althans bij de laatste verkiezingen. Ik vraag het kabinet of het bereid is, de adviezen van Cameron en tal van wetenschappers serieus te nemen en het zekere voor het onzekere te nemen waar het gaat om klimaatverandering. Het heeft geen zin om alleen te kijken naar de financiële kant van noodhulp als er geen oog is voor de oorzaken van rampen en ons aandeel daarin.

Naderev Saño, de Filipijnse delegatieleider bij de top van de Verenigde Naties in Warschau, zei: iedereen die blijft ontkennen dat de menselijke invloed op klimaatverandering realiteit is, roep ik op om uit zijn ivoren toren te komen en uit het comfort van zijn leunstoel te stappen. Wij kunnen de Filipijnen niet helpen wanneer we de oorzaak van hun problemen niet helpen oplossen.

In de prestatielijst van 58 landen op het gebied van prestaties om de uitstoot van broeikasgassen te beperken staan we op een bedroevende 31ste plek. Kennelijk hebben we inderdaad meer verstand van inkomensplaatjes en koopkrachtbeelden, zelfs wanneer die op termijn het inkomen en de koopkracht van velen ernstig zullen aantasten.

Volgens de Climate Vulnerability Monitor snijdt klimaatverandering in 2030 3,2% van het wereldwijde bruto nationaal product af. Gebaseerd op het huidige bruto nationaal product komt dat neer op 1.895 miljard euro. In die zin lijkt de Miljoenennota pennywise, planet foolish. We doen alsof we de zaak onder controle hebben door te spreken over begrotingscijfers en koopkrachtplaatjes, maar we weten dat het tegendeel het geval is. We benaderen de economische crisis alsof het een natuurverschijnsel is waarop we zelf niet of nauwelijks invloed hebben, maar we hebben de crises natuurlijk vooral aan onszelf en aan elkaar te wijten.

Natuurlijk zijn we in staat ons innovatieve denken aan te wenden voor een ander beleid. Natuurlijk kunnen we ervoor zorgen dat de er meer toekomst komt voor meer mensen. Dat zal ook moeten, want er komen in snel tempo veel meer mensen bij, die gevoed zullen moeten worden. Op de huidige wijze kunnen we geen voedselzekerheid bieden. Dat kan alleen wanneer we kiezen voor een radicale koerswijziging. Maar laat de politieke realiteit dat toe? Zijn we niet gevangen in politieke dilemma's die het onmogelijk maken om meer dan marginaal bij te sturen? Houden we onszelf en elkaar niet te zeer in gijzeling in coalities van water en vuur, in akkoorden die we in ijzer en beton proberen te gieten en bogen we niet te veel op resultaten uit het verleden die geen enkele garantie voor onze toekomst bieden? Geloven we niet te zeer in golfbewegingen die beloven dat na vette jaren magere jaren volgen die als vanzelf weer zullen worden opgevolgd door nieuwe vette jaren?

Onlangs berekende de universiteit van Minnesota dat het bestaande akkerland voldoende voedsel biedt om 10 miljard mensen te voeden, als we bereid zijn dat voedsel niet meer te laten opslokken door de veehouderij, maar aanwenden voor humane consumptie. Wat doen we met die kennis? Zijn we bereid en in staat om partijpolitieke vooroordelen opzij te zetten en ons echt in te zetten voor een duurzame wereld waarin we als uitgangspunt kiezen dat de aarde genoeg biedt voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht?

We weten dat 90% van de Afrikaanse en Aziatische bevolking lactose-intolerant is. We weten dat de productie van 1 liter melk zorgt voor 1,4 kilo uitstoot van broeikasgassen. En wat doen we? We zetten handelsmissies op naar Ethiopië, Algerije, Kenia, Vietnam, Indonesië en China om daar de bevolking te leren hoe ze melk moeten produceren en consumeren. Vorige week nog was de minister-president in China met een handelsdelegatie en beloofde daar een Nederlands kenniscentrum op het gebied van zuivel. De Wageningen Universiteit en FrieslandCampina gaan de Chinese zuivelsector helpen met het verbeteren van de productie, de kwaliteit en de veiligheid. De vraag naar melk en andere zuivelproducten neemt in China sterk toe. Volgens de topman van FrieslandCampina is het land op weg om 's werelds grootste zuivelmarkt te worden. Het is onze zuivelpolitiek die ertoe geleid heeft dat de Chinese premier besloot dat alle Chinese schoolkinderen – dat zijn er ongeveer 300 miljoen – elke dag een halve liter melk moeten consumeren. Wij weten echter dat dat medisch en klimaattechnisch onverantwoord is. Is geld het enige wat telt wanneer we dergelijk beleid formuleren? Zijn we nog in staat om het algemeen belang te laten prevaleren boven economische belangen voor de korte termijn?

Het algemeen belang vereist dat we politieke tegenstellingen durven overwinnen om daarmee grote maatschappelijke problemen te overwinnen. Ik wil graag een poging doen om zo'n probleem van een oplossing te voorzien. Deze week werd bekend dat "participatiesamenleving" het woord van het jaar geworden is. Participatie gaat niet alleen om woorden, maar vooral ook om daden. In de schaduw van 0,1% economische groei, waarmee we officieel uit de recessie zouden komen, staan 46.000 mensen die hun baan verloren. We moeten ervoor waken dat we geregeerd worden door management by speech. We proberen onszelf aan onze haren uit het moeras te trekken door optimistisch te zijn over de eerste zonnestralen achter de wolken. Als de burger weer gaat geloven in de goede afloop, in dat lichtpuntje van herstel dat gloort aan de horizon, dan durft hij de portemonnee weer te trekken en krijgt de beloofde groei echt inhoud, zo is de belofte. Maar is dat de oplossing voor ons immense werkloosheidsprobleem? Er zijn 700.000 werklozen en de verwachting is dat volgend jaar 8% van de beroepsbevolking geen baan zal hebben.

Tegelijkertijd worden per 1 januari de grenzen opengesteld voor iedereen die vanuit Bulgarije en Roemenië zijn geluk wil beproeven op de Nederlandse arbeidsmarkt. Nu al rijden Hongaarse chauffeurs op Nederlandse vrachtwagens voor € 1,65 per uur. We kunnen doen alsof dat een oplosbaar probleem van voorbijgaande aard is, maar wanneer zelfs onze minister van Sociale Zaken in opinieartikelen laat weten dat het probleem zeer, zeer zorgwekkend is, mag je als burger verwachten dat de politiek met oplossingen komt.

Zo'n oplossing kan gevonden worden in het goedkoper maken van de arbeid. Dat moet niet door de lonen te verlagen of via valse prijsconcurrentie van schijnzelfstandigen vanuit nieuwe Europese lidstaten, maar door arbeid niet langer onevenredig hoog te belasten. Naast het nettoloon voor de werknemer moet de werkgever in Nederland ook nog een vrijwel net zo groot bedrag aan derden betalen, bestaande uit loonbelasting en werkgevers- en werknemerspremies. Het kabinet zou op grote schaal werkgelegenheid kunnen creëren door de loonheffingen af te schaffen. Waarom zouden we het inhuren van mensen ontmoedigen via een accijns op arbeid? Als vanwege een accijns op tabak of alcohol het gebruik ervan ontmoedigd wordt, is dat het beoogde effect. Wanneer door een accijns op arbeid niet alleen de werkgelegenheid drastisch afneemt, maar er ook een verschuiving optreedt naar schijnzelfstandigen veelal afkomstig uit het buitenland en de overheid steeds meer geld kwijt is aan uitkeringsgerechtigden, hebben we echter te maken met een structureel probleem dat vraagt om structurele oplossingen. Waarom vervangen we de loonheffingen niet door een belasting onttrokken waarde of een belasting op gerealiseerde resultaten in plaats van een belasting op arbeid? Je moet de inzet van arbeid niet ontmoedigen maar stimuleren. Dat moet de kern zijn van een werkgelegenheidsbeleid dat én het begrotingstekort én de werkloosheid kan bestrijden.

Het UWV denkt dit jaar 1,4 miljard meer kwijt te zijn aan WW-uitkeringen dan vorig jaar. Voor volgend jaar komt daar naar verwachting nog een kleine miljard extra bij. Er wordt sinds 1996 nagedacht over mechanismes om de arbeid goedkoper te maken zonder de lonen te verlagen, beter bekend als het plan-Van Elswijk. De vraag is waarom het kabinet zo schoorvoetend inzet op verlaging van de loonkosten. De toegangsdrempel tot de arbeidsmarkt zal moeten worden verlaagd om het werkloosheidsprobleem op te lossen. Mensen die geen werk en inkomen hebben in ons land, worden via een sociaal stelsel alsnog voorzien van huisvesting, voeding, kleding, onderwijs, medische verzorging en vervoer. Gelukkig maar. Steeds vaker klinkt echter de roep dat wij de kosten daarvan niet meer kunnen opbrengen. Waarom maken wij zo veel kosten voor een productiemiddel om dat vervolgens ongebruikt achter de geraniums te laten?

Er is werk genoeg in dit land. Er zijn mensen die graag willen werken, maar wij slagen er niet in, of in ieder geval sterk onvoldoende, om het ongedane werk en de onbenutte arbeidskracht met elkaar in lijn te brengen. Via een kortingsregeling op arbeidskosten zullen mensen eerder in dienst genomen worden en minder snel worden ontslagen, waardoor er aanzienlijk bespaard kan worden op de uitkeringen. Via een gedifferentieerde aftrek per werkende kan tevens de inzet voor mensen met een arbeidshandicap bevorderd worden. Waarom moeten ondernemers vooraf belasting op arbeid betalen, als de toegevoegde waarde nog moet worden gerealiseerd? Is de minister bereid om nader onderzoek en praktijkproeven te laten uitvoeren naar het plan van Van Elswijk, waarnaar eerder via de motie-Kalsbeek in de Tweede Kamer is gevraagd? Het verlagen van de drempel tot de arbeidsmarkt is meer nodig dan ooit. Graag krijg ik een reactie op de vraag of het kabinet daarvoor mogelijkheden ziet.

De heer De Lange (OSF):

Voorzitter. Het is een genoegen om vanmiddag het laatste woord te hebben, zij het nog maar in eerste termijn.

Het is weer zover, we mogen vandaag deelnemen aan het jaarlijkse ritueel van de algemene financiële beschouwingen. De ervaring leert dat de wereld, of zelfs Nederland, door het debat van vandaag niet ingrijpend zal veranderen. En als er al van een debat gesproken kan worden, dan is de zaak vooraf toch wel heel erg dichtgetimmerd door een kongsi gevormd in achterkamertjes door de regeringspartijen met een nogal bont politiek gezelschap dat zich graag de "constructieve oppositie" noemt. Diezelfde partijen, die zich met een zekere misplaatste trots zo noemen, hebben de goede reputatie van de Eerste Kamer overigens bepaald geen goed gedaan door te suggereren dat een kabinet dat onderhandelt met fracties in de Tweede Kamer, zich daarbij automatisch van meerderheden in de Eerste Kamer verzekerd kan weten. Daarmee dragen deze fracties willens en wetens bij aan de gedachte dat de Eerste Kamer slechts een manipuleerbaar verlengstukje is van de Tweede Kamer, en daarmee in feite overbodig. Dat is dan wel de hoge prijs van hun politieke opportunisme.

Ik richt mij vandaag speciaal op de hoofdlijnen van het financieel beleid van het huidige kabinet. Dat beleid wordt vooral ingegeven door een tweetal uitgangspunten, namelijk dat de Europese eenheidsmunt tot elke prijs behouden moet blijven en dat de Brusselse begrotingspaus Olli Rehn het laatste woord over de Nederlandse begroting heeft. Voor 2014 moet dit leiden tot nieuwe bezuinigingen van 6 miljard euro. Op beide uitgangspunten valt het nodige af te dingen. Aan de regeringspartijen en de constructieve oppositie zal dat allemaal niet besteed zijn. Hun onderlinge overleg ging helemaal niet over de hoofdlijnen van beleid, maar over kruimelwerk. Door hun respectievelijke achterbannen hier en daar wat onbetekenende maar kennelijk smakelijke brokjes toe te werpen, werd een broodnodige discussie over de echte problemen van dit land behendig omzeild. Je zult de regering en haar zelfgekozen slippendragers er niet over horen dat de economie met verder bezuinigingsbeleid bepaald niet gediend is en dat de euro naar de mening van steeds meer toonaangevende wetenschappers eerder het probleem dan de oplossing is. Het huidige beleid leidt vooral tot stagnatie en frustratie, maar de nieuwe gedoogcoalitie doet er het zwijgen toe. Niettemin scoor je zo wel in de peilingen.

De heer Backer (D66):

De gewaardeerde collega De Lange munt uit in het opbouwen van het aantal negatieve kwalificaties in één zin: opportunistisch, manipulatief enzovoorts. Dat mag allemaal, maar hij gaat door over een meer serieus punt, namelijk dat de discussie over de economische aanpak niet door de partijen zou zijn gevoerd. Ik denk dat er minstens drie woordvoerders – maar laat ik niet voor mijzelf spreken – zeer fundamenteel zijn ingegaan op dat punt. Er bestaan verschillende scholen in de opvatting over de beste economische strategie. Ik ben heel benieuwd of de heer De Lange, behalve door daar deze kwalificaties aan te geven, daar zelf nog op in zal gaan en die zal behandelen.

De heer De Lange (OSF):

Ik zal zeker op de hoofdlijnen van het beleid ingaan. Ik houd overeind dat al het overleg dat gevoerd is tussen de regeringspartijen en de nieuwe coalitiepartijen vooral geleid heeft tot het overeind houden van hetzelfde bezuinigingspakket als voorheen, maar dat binnen dat pakket wat, naar mijn mening niet al te grote, wijzigingen zijn opgetreden die tot dezelfde som leiden. Mijn betoog zal inhouden dat er veel kritiek uit te oefenen valt op het hele bezuinigingsbeleid van 6 miljard euro, dat dit beleid tot slechte resultaten voor de samenleving leidt en dat de kleine verschuivingen die de partijen binnen het totale pakket aanbrengen voor hen uiteraard verschuivingen in de goede richting zijn, maar voor het grotere geheel niet bijzonder betekenisvol.

De heer Backer (D66):

U komt nog te spreken over het fundamentele punt waarom de richting van het beleid niet betekenisvol en verkeerd is?

De heer De Lange (OSF):

Daar ga ik het over hebben. Jazeker.

Voorzitter. Hoewel politiek de kunst is van het masseren en waar mogelijk het maskeren van de feiten, lijkt het toch verstandig om mijn betoog zo veel mogelijk te baseren op heldere en voor iedereen controleerbare zaken. Daarna kunnen diezelfde feiten natuurlijk ontkend worden, maar dat zien we dan wel weer. Ik wil beginnen met het bezuinigingsbeleid, om daarna het beleid rond de euro aan de orde te stellen.

Bezuinigen moet, althans als we Olli Rehn mogen geloven. De bijbehorende mantra is altijd dat we niet meer kunnen uitgeven dan er binnenkomt. Tot op zekere hoogte is dat natuurlijk ook waar. We kunnen niet blijvend meer besteden dan we verdienen. Toch is er iets merkwaardigs aan de hand. De door de VVD zo veelvuldig geprezen klasse van ondernemers, de door haar zo bejubelde steunpilaren en redders van onze samenleving, kunnen hun functie in de maatschappij alleen maar uitoefenen door economisch zinvolle plannen te maken en daarvoor leningen aan te gaan. Leningen aangaan en schulden maken is dus de essentie van ondernemerschap. Ook voor een individuele huiseigenaar is het heel rationeel om een lening aan te gaan teneinde zijn huis te isoleren. Voor de overheid is het niet anders. Schulden maken uitsluitend om consumptie te bevorderen, lijkt een weinig verstandige manier van doen. Echter, schulden zijn geen probleem zolang er een verstandige toekomstvisie aan ten grondslag ligt, en al zeker niet als ze aangegaan worden om op de juiste terreinen economische groei te stimuleren. Schulden aangaan als investering in een betere toekomst voor onze samenleving is bepaald niet onverstandig, maar vooral een kenmerk van goed beleid dat stoelt op een visie.

Naar de mening van mijn fractie is visie toch echt iets anders dan die olifant in de kamer die ons het uitzicht beneemt. Dat investeren de te verkiezen uitweg uit de crisis is, liever dan een star bezuinigingsbeleid dat vooral burgers en bedrijven treft en de werkloosheid aanjaagt, wordt nu toch wel door de grote meerderheid van financieel deskundigen onderschreven. Het heilig verklaren van de 3% is een vorm van cijferfetisjisme die nergens op slaat. Om onze eigen zelfstandige beleidsvrijheid op dit punt uit handen te geven aan een Commissie van niet democratisch gekozen bureaucraten in Brussel is een betreurenswaardige fout uit het verleden die niet snel genoeg geredresseerd kan worden. Ons Schip van Staat is helaas verworden tot een stuurloos voortdobberend schuitje dat ook nog eens met langdurige windstilte te maken heeft. En de grote roerganger en zijn bemanning slapen.

Nederland zelf draagt overigens een grote verantwoordelijkheid voor het Europese 3%-fetisjisme, waar we nu zelf onder lijden. Jarenlang anderen de budgettaire les lezen en een minister van Financiën die tegelijkertijd voorzitter van de eurogroep is, zijn niet de goede ingrediënten om de belangen van ons land optimaal te dienen. Bovendien kunnen de problemen van Nederland niet los gezien worden van de illusie dat de euro als eenheidsmunt zou leiden tot een stabiele monetaire unie van landen met zeer aanzienlijke verschillen in concurrentiekracht en heel diverse stadia van economische ontwikkeling. Door tegen beter weten in deze eenheidsmunt tot elke prijs in stand te willen houden, heeft Nederland zich voor enorme bedragen garant gesteld door bijdragen en toezeggingen aan allerlei noodfondsen.

De Europese noodfondsen, de garanties die Nederland daaraan verleent en de risico's die wij daarbij lopen, zijn een aparte beschouwing waard. In een rapport van 27 september 2013 gaat de Algemene Rekenkamer in op de financiële risico's voor Nederland bij internationale garanties. Het gaat dan om de Europese schulden- en bankencrisis. De door Nederland verstrekte garanties en deelnemingen van ons land zijn vertienvoudigd, van zo'n 18,5 miljard euro in 2008 tot 201 miljard euro in 2013, wat overeenkomt met een derde van ons bruto nationaal product. Het tijdelijke noodfonds EFSF rondt sinds 1 juli 2013 alleen nog eerder aangegane verplichtingen af. Nederland heeft hiervoor in 2013 een garantieverplichting van 50 miljard euro afgegeven. Het permanente noodfonds ESM heeft nu de rol van de EFSF overgenomen. Nederland staat hierbij voor 40 miljard euro garant. Het aardige van garantiestellingen is natuurlijk dat er pas feitelijke uitgaven op de balans verschijnen als er uitgekeerd moet worden. Tot die tijd kan alleen gesproken worden over de risico's. En dat brengt ons meteen bij een uiterst zorgelijk aspect dat door de Algemene Rekenkamer helder uiteengezet wordt: de risico's zijn verre van inzichtelijk. Nu wordt door beleidsmakers graag betoogd dat er een zekere mate van anticorrelatie tussen de aangegane risico's aanwezig is, die maakt dat alle garanties niet tegelijk aangesproken zullen hoeven te worden. Wellicht is dat het geval in een situatie die min of meer in evenwicht is. Echter, bij een herhaling of verdieping van een crisis is het doorgaans kenmerkend dat anticorrelaties tussen risico's veranderen in correlaties. Dan zijn de rapen natuurlijk gaar. De Algemene Rekenkamer gaat terecht in op de verwevenheid van risico's onder dergelijke omstandigheden, maar is niet in staat die effecten te kwantificeren. Kan de minister van Financiën in detail cijfermatig toelichten wat de situatie op dit punt is?

Ook de rol van de Europese Centrale Bank mag niet onbelicht blijven. Onder Mario Draghi gaan de activiteiten het beperkte mandaat van het garanderen van prijsstabiliteit in Europa ver te boven. Het invoeren van niet-reguliere monetaire beleidsinstrumenten, zoals het op grote schaal opkopen van staatsobligaties van zieltogende Europese landen, is slechts een onderdeel van het nieuwe beleid. Dit beleid heeft geleid tot een extreem lage rente – onlangs werd deze opnieuw verlaagd, tot 0,25% – die er nu al heel lang is en er waarschijnlijk nog veel langer zal zijn. Dit is enorm schadelijk voor bijvoorbeeld de Nederlandse pensioenfondsen. Momenteel is zelfs de dreiging van deflatie een reden tot bezorgdheid, waardoor het Japanse voorbeeld van decennialange stagnatie ook in Europa actueel wordt.

De ECB gaat zich ook met steeds meer zaken bezighouden, waarbij op dit moment vooral het ontwikkelen van een internationaal bankentoezicht in het oog springt. Reeds eerder is ongeveer 100 miljard euro aan ESM-geld ingezet om Spanje in staat te stellen, garanties aan wankelende Spaanse banken te verstrekken. Daarnaast worden voorbereidingen getroffen voor een bankenunie en een Europees depositogarantiestelsel. Het behoort tot de best bewaarde geheimen van de EU wat de te verwachten kosten zijn en wie daar voor opdraait. Graag vraag ik de minister om een toelichting, maar ik heb geen hoge verwachtingen over de transparantie van de antwoorden. De zorgen van mijn fractie worden bepaald niet kleiner als we zien hoe weinig vat Nederland zelf al vele jaren heeft op de eigen financiële sector en hoe falend toezicht van een machteloze DNB zelfs regelrechte fraude jarenlang niet boven water krijgt. Bovendien blijft die fraude na ontdekking grotendeels onbestraft. Je hoeft niet per se een cynicus te zijn om je af te vragen op welke gronden de Nederlandse bevolking nu opeens zou moeten geloven waarom een hoofdrol van de ECB hierin verbetering zou brengen.

Ten aanzien van het spreken over de europroblematiek lijken we eindelijk het kantelpunt voorbij. Nog niet zo lang geleden was een debat over de euro in Nederland een no-goarea, maar nu is eindelijk een serieuze discussie op gang gekomen. Tot voor kort kon kritiek op het Europese monetaire beleid nog worden afgedaan als rancuneuze uitingen van rechtspopulisten, partijen in de extreemrechtse hoek, ultranationalisten, economische onbenullen of hoe de negatieve kwalificaties ook maar mochten luiden, maar nu is het tij aardig gekeerd. Dat het plakken van simplistische labeltjes op nieuwe ideeën vaak minder intellectuele inspanning eist dan het zelfstandig nadenken over problemen en hun oplossingen, is een gegeven. Dat door het eindeloos voortduren van de crisis bij veel mensen de ogen geopend zijn, is bemoedigend. Dat de gedachte dat "one size fits all' niet houdbaar is en dat de euro als eenheidsmunt alleen kan voortbestaan indien in Europa een politieke transferunie tot stand komt, waarbij voor zeer lange tijd middelen van de rijkere naar de armere landen worden overgeheveld, begint eindelijk tot een breed publiek door te dringen. Dat dit alleen mogelijk is door op grote schaal nationale bevoegdheden over te dragen aan een federaal Europa, wordt ook steeds breder beseft en bovendien als uitermate ongewenst beoordeeld.

Het valt op dat nu eindelijk ook in Nederland mensen als Frits Bolkestein, toch een onbetwiste goeroe en zelfs filosoof in VVD-kringen, luid en duidelijk beweren dat de euro niet houdbaar is en dat een Europese politieke unie door de nationale bevolkingen niet wordt gewenst en daardoor onhaalbaar is. Dat geluid is weliswaar niet nieuw, maar wat wel nieuw is, is dat het wordt geuit door mensen die men doorgaans niet zo makkelijk het stigma van ultranationalist of extremist kan opplakken. Vermakelijk in dit verband was de uitspraak van Tweede Kamerlid Mark Verheijen, woordvoerder voor Europese Zaken van de VVD, dat de euronaïeve Guy Verhofstadt, nota bene voorzitter van de fractie in het Europees parlement waarvan ook de VVD en D66 deel uitmaken, gevaarlijker voor de Europese zaak was dan het Franse Front National. Dat hij later, kennelijk onder druk van de premier in eigen persoon, zijn woorden moest inslikken, doet niets af aan het feit dat hij de uitspraken wel degelijk heeft gedaan. We moeten concluderen dat euronaïviteit niet langer vanzelfsprekend of zelfs "bon ton" is in Nederland. Mijn fractie beoordeelt dat als een voorzichtige vooruitgang. Onlangs betoogde ook Alan Greenspan, voormalig hoofd van de Federal Reserve in de Verenigde Staten en iemand die ook niet al te gemakkelijk als extremist te betitelen valt, in een interview in WELT am SONNTAG dat de euro als eenheidsmunt alleen behouden kan blijven indien Europa op korte termijn omgevormd zou worden tot een politieke unie. En gelukkig is de weerstand tegen die federale fictie Europabreed enorm groot. Er gloort dus hoop, zij het niet ten aanzien van de opstelling van dit kabinet.

Wat het voeren van een rationeel debat over de euro betreft, zou ons land een voorbeeld kunnen nemen aan een land als Duitsland. Toonaangevende economen staan daar buitengewoon kritisch ten opzichte van het failliete monetaire beleid in de eurozone. Ik noem Hans-Werner Sinn, hoogleraar aan de Universität München en president van het Ifo Institut für Wirtschaftsforschung, en Markus Kerber, hoogleraar aan de Technische Universität Berlin en stichter van de denktank Europa/is aldaar, Hans-Olaf Henkel, emeritus hoogleraar aan de Universität Mannheim, en Dr. Michael Vogelsang, hoofdeconoom bij BVMW, het Duitse equivalent van onze MKB. Zij staan zelfs vooraan in het publieke debat en komen met nieuwe ideeën en mogelijke oplossingen. In Nederland is het eigenlijk alleen André ten Dam die The Matheo Solution bepleit. Om al deze mensen weg te zetten als luchtfietsers die niet weten waarover ze het hebben, is wellicht wat kort door de bocht.

Gelukkig doen de Europese Commissie en het Europees Parlement er zelf alles aan om de eigen federalistische vooroordelen over hoe een toekomstig Europa eruit zou moeten zien, onderuit te halen. De Europese Commissie gaat nu onderzoek doen naar Duitsland. Dit land is economisch zo sterk dat het door Zuid-Europa als een regelrechte bedreiging wordt gezien. De normale reactie zou natuurlijk moeten zijn dat men probeert minder goed functionerende landen te stimuleren om zich op te werken naar het niveau van Duitsland. De oplossing waar Europa voor kiest om al te grote economische verschillen te vereffenen, is curieus genoeg een poging om sterke landen te degraderen tot het niveau van de zwakke. Voorzitter Martin Schulz en vicevoorzitter Othmar Karas van het Europees Parlement gaan bij voortduring ongegeneerd de boer op om een federaal Europa te propageren. Dat het Europees Parlement dat mandaat helemaal niet heeft, schijnt de heren niet te deren. Hun enige drijfveer lijkt de eventuele opwaardering van de eigen positie te zijn. "Nederland! let op u saeck."

Een paar opmerkingen tot besluit. Mijn fractie staat positief ten opzichte van een Europa waar met de eigen soevereiniteit en de eigen cultuur als uitgangspunt deelnemende landen vrijwillig hun economische samenwerking optimaliseren en waar mogelijk tolbarrières slechten. Mijn fractie meent dat een economische monetaire unie met de euro als eenheidsmunt in de afgelopen periode onwerkbaar is gebleken. Mijn fractie meent, ten slotte, dat de discussie over het inrichten van een nieuw monetair systeem in Europa eindelijk publiekelijk gevoerd dient te worden teneinde creatieve oplossingen tot stand te brengen. Een dergelijk proces is natuurlijk niet zonder problemen of zonder kosten, maar zeker te verkiezen boven het op ondemocratische wijze doordrammen van een politieke unie en een fictief federaal Europa waarvoor de tijd niet rijp is en binnen afzienbare tijd zeker ook niet zal worden. Realiteitszin valt altijd te verkiezen boven naïviteit.

De vergadering wordt van 18.37 uur tot 19.25 uur geschorst.

Voorzitter: Broekers-Knol

Naar boven