Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 12, item 17 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 12, item 17 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Regels voor de opslag duurzame energie (Wet opslag duurzame energie) (33115).
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
We zijn toe aan het antwoord van de regering. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken.
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik dank de woordvoerders voor hun inbreng. De heer Terpstra slaagde er weer in om de kernpunten heel beknopt naar voren te brengen. Het is mij een genoegen om daarop in te gaan. Ik ben het zeer eens met zijn waardering voor mijn voorganger. Ik wil die waardering onderstrepen. De heer Terpstra vroeg of we energiebesparing niet als doelstelling in deze wet zouden kunnen opnemen. De heer Terpstra is een erudiete man. Hij zal ongetwijfeld veel van professor Jan Tinbergen hebben gelezen. Deze heeft ons altijd geleerd dat het in economisch opzicht het efficiëntst is om één instrument te hanteren als je iets wilt bereiken of een doel wilt realiseren. Als je wilt bereiken dat energie zo duurzaam mogelijk wordt geproduceerd en dat energiebesparing wordt gerealiseerd en als je dat met een en hetzelfde instrument wilt doen, dan zal dat niet echt lekker werken. We moeten het dus niet op die manier doen.
Het is wel heel terecht dat de heer Terpstra opmerkt dat het goed is om energie duurzaam te produceren, maar dat het zeker zo goed, misschien wel beter, is om energie te besparen. Dat gaan we absoluut doen. Daar zijn we mee bezig bij de uitwerking van de EU-richtlijn energie-efficiëntie. We zijn aan het kijken hoe we dat de aandacht kunnen geven die het verdient, en hoe de energie die je dan nog wel moet produceren, zo duurzaam mogelijk kan worden geproduceerd. Dat laatste doen we onder andere met het voorstel dat hier nu ter behandeling voorligt. Het eerste, de energiebesparing, zal gebeuren in de vorm van een wetsvoorstel, dat naar verwachting begin 2014 in de Eerste Kamer kan worden behandeld.
De heer Terpstra bracht naar voren dat ook overwogen zou kunnen worden om een verlaging van de opslag in te voeren voor burgers die al energiebesparende maatregelen hebben genomen. De heer Terpstra zal zich ongetwijfeld realiseren dat je met enorme uitvoeringsproblemen komt te zitten als je dat gaat doen. Daar zijn op zichzelf al allerlei bezwaren tegen. Met deze opslag bereik je in zekere mate toch al wat de heer Terpstra wil. Immers, als je veel aan energiebesparende maatregelen hebt gedaan, heb je een lagere rekening van de energieleverancier, een lagere energiebelasting daarbovenop en daar weer bovenop een lagere opslag op de energiebelasting. Je wordt dus wel degelijk beloond voor je energiebesparing. Om dat nog eens te gaan doen door te variëren in de hoogte van de opslag, lijkt me niet de meest geëigende weg, ook al vanwege de uitvoeringsproblemen die dat met zich brengt. Ik hoop dat de heer Terpstra met mij tot deze conclusie komt.
Mevrouw Faber heeft een aantal vraagpunten naar voren gebracht. Ook daarop wil ik graag ingaan. Mevrouw Faber kwam in het begin met een analyse die ik niet deel. Ze zegt: Europa staat wat energie betreft al op achterstand en Nederland komt nog eens op extra achterstand in Europa te staan. Ik zie dat niet zo. Ik denk dat het heel verstandig is om je voor te bereiden in een tijd waarin men zich in de wereld ernstig zorgen maakt over wat er met het klimaat aan het gebeuren is. Er doen zich variaties voor in het klimaat. Men zegt, in de regel ook heel goed beargumenteerd, dat er sprake is van opwarming, met alle gevolgen van dien voor het smelten van de poolkappen en voor de hoogte van de zeespiegel en de gevolgen daar weer van voor de veiligheid op het land en voor allerlei maatregelen die je met het oog daarop moet nemen. Als je dit alles ziet, ga je je daarop voorbereiden. Je wilt niet het punt passeren dat het te laat is. Je wilt tijdig maatregelen nemen. Je wilt ook minder afhankelijk zijn van leveranciers van fossiele brandstoffen. Als je een omslag wilt realiseren naar het produceren van duurzame energie met minder CO2-uitstoot, dan wil je graag het Nederlandse bedrijfsleven daarbij het voortouw laten nemen.
Er zijn veel mogelijkheden om duurzame energie te produceren, maar er is heel veel bedrijvigheid nodig om dat voor elkaar te krijgen, het uit te denken, het te realiseren en het te onderhouden. Als je wilt dat het Nederlandse bedrijfsleven daarin een goede positie krijgt, ook in de Europese markt, dan is het heel verstandig als Nederland bij dat soort ontwikkelingen vooroploopt. Je bedrijfsleven loopt dan ook voorop en dan heb je niet alleen maar uitgaven en kosten en bereik je niet alleen het direct beoogde doel maar ook het indirecte doel, namelijk kansen voor ons bedrijfsleven en daarmee voor de werkgelegenheid in ons land. Ik vind dus niet dat we onszelf op achterstand zetten door wat we hier aan het doen zijn.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Is het dan misschien niet verstandiger om juist meer in onderzoek te investeren, zodat je iets hebt wat echt concurrerend is en wat echt efficiënt werkt, voordat we het land helemaal vol zetten met allemaal windmolens, die niet echt rendabel zijn?
Minister Kamp:
Het is zoals mevrouw Faber zegt. Ik ben het geheel met haar eens. Met de SDE-plusregeling zeggen we: er zijn een heleboel manieren om duurzame energie te produceren, we zullen die waarschijnlijk allemaal in een bepaalde mix nodig hebben en we zullen per onderdeel bedrijven in de gelegenheid stellen om met voorstellen te komen om met hun methode met zo min mogelijk subsidie zo veel mogelijk energie te leveren. Bij al die verschillende manieren om duurzame energie te produceren, krijg je dan concurrentie om het uiteindelijk op de efficiëntste manier tegen de laagst mogelijke kosten te doen. Dan kun je voor deze subsidie in aanmerking komen. We doen dus precies wat mevrouw Faber wil, namelijk alle sectoren uitdagen om het zo goed en zo goedkoop mogelijk te doen. Dat is ook heel goed voor het bedrijfsleven. Het is ook voor de belastingbetaler goed, omdat dan de lasten zo laag mogelijk zijn.
Mevrouw Faber vroeg of er al een goedkeurende beschikking van de Europese Commissie is voor de verlaagde tarieven die we willen hanteren voor de glastuinbouw. Die formele goedkeuring is nog niet binnen. Ze wordt zeer binnenkort verwacht. Ik voldoe graag aan het verzoek van mevrouw Faber om de Kamers te informeren over deze ontwikkeling.
Mevrouw Faber heeft gezegd dat zij het van belang vindt om jaarlijks een overzicht te hebben van de bestedingen die worden gedaan in het kader van de SDE-plusregeling, evenals een overzicht van het eventueel achterblijven van de bestedingen bij de geraamde budgetten. Dat is nuttige informatie voor de Kamer. Dat blijkt al uit het feit dat mevrouw Faber erom vraagt. Ik zal er dus voor zorgen dat die informatie jaarlijks bij de begroting van Economische Zaken aan de Kamer ter beschikking wordt gesteld. Ik zal de Kamer dan ook informeren over de hoeveelheid duurzame energie die in het afgelopen jaar is geproduceerd en die wij in het komende jaar willen laten produceren.
Mevrouw Faber heeft aan de orde gesteld dat gemeenten misbruik zouden kunnen maken van de regeling. Gemeenten hadden grond oorspronkelijk voor woningbouw en bedrijfsontwikkeling bestemd, hebben die nu voor langere tijd niet nodig en willen er iets anders mee doen. De kosten die daarop drukken, zouden zij kunnen proberen weg te zetten via deze subsidieregeling. Mevrouw Faber hoeft daar niet bang voor te zijn. Bij het bepalen van de kosten waarop de SDE-plussubsidie wordt gebaseerd, gaan wij namelijk uit van gemiddelde grondkosten. Het is niet interessant welke grondkosten werkelijk zijn gemaakt en welke kosten men allemaal wil toerekenen; wij gaan uit van de gemiddelde grondkosten. Als een gemeente al grondkosten kunstmatig zou willen verhogen, heeft dat misschien invloed op de businesscase van het project zelf omdat het hele project niet doorgaat. Het heeft echter geen effect op de hoogte van de subsidie. Mijn ervaring met gemeenten is overigens niet dat zij misbruik willen maken van regelingen. Gemeenten proberen er gewoon voor te zorgen dat er zo goedkoop mogelijke bouwgrond beschikbaar is voor woningen en bedrijventerreinen. Als die grond door marktomstandigheden niet nodig is en gemeenten er een alternatieve bestemming voor zoeken, doen zij dat op een nette en transparante manier. Het idee dat gemeenten misbruik maken van regelingen, deel ik niet met mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Vaak wordt de grond niet verkocht, maar is er een overeenkomst betreffende de grondrechten. Ik heb begrepen dat je voor een windmolen per megawatt geïnstalleerd vermogen € 15.000 per jaar aan grondrechten kunt vangen. Stel je voor dat je 100 megawatt installeert. Dan praat je over een bedrag van 1,5 miljoen per jaar. Een hoogspanningsmast brengt per jaar € 200 tot € 500 op die TenneT vergoedt. Dat verschil is heel groot en ik vind dat erg opvallend.
Minister Kamp:
Wat hier gebeurt, is heel transparant. Als je een projectvoorstel doet, wordt er in de kostprijsberekening rekening gehouden met verschillende onderdelen. Wij gaan uit van een gemiddelde grondprijs. Wij weten wat de situatie in het land is, welke grond je daarvoor gebruikt en wat de waarde van die grond is. Dat varieert iets van de ene plek naar de andere. Dat willen wij niet allemaal tot uitdrukking brengen in die regeling, dus wij nemen een gemiddelde. Dat is het dan en daar blijft het bij. Op grond daarvan bepalen wij de hoogte van de subsidie. Het is een transparante opstelling. Op ieder moment dat u over onderdelen van die opstelling vragen hebt, zal ik die graag toelichten.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is toch wel een opvallend verschil in prijs tussen die windmolen en die hoogspanningsmast. Ik kan dat niet helemaal begrijpen.
Minister Kamp:
Ik begrijp de vergelijking tussen de hoogspanningsmast en de windmolen niet precies. Je moet energie eerst produceren en vervolgens transporteren. Je hebt eerst een energiecentrale, een windmolen of iets anders nodig en daarna moet die energie via zo'n hoogspanningsmast worden gedistribueerd. Je zet die hoogspanningsmasten op grond neer, waarvoor je een redelijke vergoeding moet betalen. Je zet die windmolens op grond neer, waarvoor je ook een redelijke vergoeding moet betalen. De kostenopbouw van al die investeringen is transparant. Wij doen er echt niet geheimzinnig over. Als er mondelinge of schriftelijke vragen van mevrouw Faber over komen, ben ik bereid om er volledig inzicht in te geven.
Mevrouw Faber en anderen hebben gevraagd naar de systematiek van de overschotten. Je haalt geld binnen en je geeft dat geld weer uit. Het is mogelijk dat je in een bepaald jaar meer geld binnenhaalt via de opslag dan je aan subsidiebedragen uitgeeft. Wat gebeurt er met dat geld? Aan het begin van een kabinetsperiode schatten wij heel precies in wat de te verwachten inkomsten en uitgaven in die kabinetsperiode zullen zijn. Mocht blijken dat de uitgaven lager zijn en dat je dus te veel inkomsten hebt via de opslag, dan schuiven wij het teveel aan opslag door naar het volgende jaar. Dat mag dan het volgende jaar uitgegeven worden. Als het nodig is, kan het nog een jaar doorgeschoven worden en daarna weer. Wij hebben geregeld dat het gedurende de hele kabinetsperiode beschikbaar blijft. Bij de volgende kabinetsperiode wordt het opnieuw geraamd en passen wij dezelfde systematiek weer toe. Er gaat niets mis met dat geld. Dit is echt bedoeld voor de SDE-plusregeling, waarvoor een opslag wordt geheven. Al het geld dat voor die opslag binnenkomt, gebruiken wij om de productie van duurzame energie te realiseren.
Mevrouw Faber heeft gevraagd of dat geld ook voor andere politieke doeleinden kan worden aangewend. Ook de fractie van D66 heeft daarnaar gevraagd. Wat er wordt gedaan met geld dat beschikbaar is, wordt in onze democratie uiteindelijk door de regering en de volksvertegenwoordiging gezamenlijk bepaald. Wij hebben een wet voor de SDE-plus en wij hebben een wet voor de SDE-plustoeslag. Wij hebben er een systematiek voor ontworpen, die ik in dit huis heb toegelicht. Als daarvan wordt afgeweken, doen wij dat met elkaar. Maar dit is de systematiek die ik u voorstel vast te stellen.
De heer Backer (D66):
De minister besprak de situatie dat de opbrengst te hoog is en de uitgaven aan de SDE-plus te laag. Mijn punt gaat over de omgekeerde situatie. Er zijn commitments aangegaan. De minister zegt al dat het gewoon politieke besluiten zijn. Als die dekking uit de belastingopbrengsten er niet is, hoe zeker is men dan dat die commitments wel gestand worden gedaan?
Minister Kamp:
Ik mag natuurlijk geen geld uitgeven dat niet door het parlement ter beschikking is gesteld. Het budgetrecht van het parlement wordt onder alle omstandigheden gerespecteerd door de regering. Wij doen geen toezeggingen voor hogere bedragen dan u ons in de begroting hebt laten opnemen. Als wij bijvoorbeeld op dit moment voor het jaar 2013 toezeggingen doen voor een totaalbedrag van 3 miljard, gaat het om onze bijdrage aan investeringen in duurzame energieproductie tot een totale hoogte van 3 miljard. Dat geld wordt pas gegeven nadat die windmolens eenmaal draaien, verspreid over een periode van twaalf tot vijftien jaar. Men krijgt dan een bedrag per geproduceerd kWh. Als die energie niet wordt geproduceerd, krijgt men helemaal niets. Als de productie op een gegeven moment ophoudt, houdt ook de subsidie op. Dat geld komt beschikbaar naarmate in een periode van twaalf tot vijftien jaar die energie duurzaam geproduceerd wordt. Wij doen in het jaar 2013 toezeggingen voor 3 miljard, maar dat bedrag wordt over een periode van twaalf tot vijftien jaar geleidelijk uitgegeven. Op het moment dat wij die toezegging voor 3 miljard doen, leggen wij in de meerjarenbegroting ook de jaarlijkse kosten vast zodat de toezegging en de vastlegging in de meerjarenbegroting elkaar overlappen. Daarmee hebben wij het precies rondgemaakt. Wij gaan niet meer verplichtingen aan dan u ons financieel mogelijk hebt gemaakt.
Mevrouw Vos heeft zich afgevraagd waarom wij dit met een aparte heffing doen. Zij kwam ook terug op de langjarige zekerheid die wij aan ondernemers geven. Ik hoop dat mevrouw Vos inmiddels mijn antwoord heeft willen accepteren dat die zekerheid er is. Op het moment dat je de toezegging doet en in de meerjarenbegroting vastlegt, hebben de ondernemers die zekerheid. In het verleden is ook gebleken dat zij weten dat wij de toezegging nakomen. Wij hadden hiervoor de SDE-regeling en daarvoor de MEP-regeling. Wij hebben nog een toezegging lopen dat een bedrag van meer dan 4 miljard beschikbaar komt voor de productie van wind op zee boven Schiermonnikoog. Dat moet allemaal nog gerealiseerd worden, maar wij hebben dat netjes in onze meerjarenbegrotingen staan. Naarmate die windmolens draaien door de jaren heen, komt dat geld beschikbaar voor het bedrijf. Men kan in Nederland op de overheid rekenen. Wij leggen dit allemaal keurig vast in de meerjarenbegrotingen.
Mevrouw Vos vroeg waarom dit met een aparte heffing is gedaan en of we dit niet via een verhoging van de energiebelasting hadden kunnen doen. Dat was best mogelijk geweest. Er is ook best iets voor te zeggen om dit zo te doen, maar wij hebben ervoor gekozen om het voor de mensen transparant te maken dat wij ons als samenleving grote inspanningen getroosten om duurzame energie geproduceerd te krijgen. De bedragen die wij specifiek voor duurzame energie uitgeven, brengen wij apart aan de mensen in rekening. De helft van de kosten krijgen ze voor hun rekening. De andere helft komt voor rekening van de bedrijven. Als je kijkt wat je op je eigen energienota hebt staan en je vermenigvuldigt dat met twee, dan heb je, wat de relatie tussen jou en het totaal van de investeringen betreft, een indicatie van wat er aan duurzame-energieproductie in ons land wordt uitgegeven. Dat was destijds de overweging voor het invoeren van die aparte heffing. Een aparte heffing is in dit geval niet zo'n probleem omdat deze een-op-een meelift met de energiebelasting. De uitvoeringskosten zijn dan ook zeer laag. Men moet denken aan enkele honderdduizenden euro's. In verhouding tot de bedragen waarover wij hier spreken, zijn die niet zo relevant. De hele systematiek loopt gelijk op met de energiebelasting. Qua techniek maakt het dus niet veel uit, maar het vergroot wel de transparantie voor de burgers.
Mevrouw Vos noemde het een beetje raar dat de bedrijven worden gecompenseerd voor hun hogere lasten als gevolg van de SDE-plusopslag. Werkt het hele systeem dan wel, vroeg zij. Ik denk dat dit wel het geval is, want de compensatie wordt niet gegeven in de vorm van een verlaging van de SDE-plusopslag. Die opslag is heel reëel en die moeten ze betalen. De compensatie hangt ermee samen dat wij de lasten voor het bedrijfsleven ongeveer gelijk willen houden. Als wij het te veel lasten opleggen, verslechteren wij de concurrentiepositie. Dan kan het minder omzet in de wereld realiseren. Dan is er in Nederland minder werkgelegenheid. Daarbij hebben wij geen belang. Wij houden daarom het geheel van de lastendruk voor het bedrijfsleven in de gaten. Als door de SDE-plusopslag macro gezien sprake is van extra lasten, zorgen wij dat ergens anders compensatie plaatsvindt. Het individuele bedrijf ziet dus heel goed hoe hoog de rekening is die het ontvangt voor de SDE-plusopslag. Het weet dat het minder energie, minder energiebelasting en minder SDE-plusopslag hoeft te betalen als het minder energie verbruikt.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Mijn probleem betreft twee zaken. Ten eerste hoeven grote bedrijven die zeer veel energie verbruiken, via de systematiek van de regeling per gebruikte hoeveelheid elektriciteit of aardgas een veel lager bedrag te betalen dan de kleine bedrijven of de individuele burgers. Dat is al één bezwaar dat wij hiertegen hebben. Ten tweede zegt de regering ook nog: wat die grote bedrijven moeten betalen, gaan we compenseren. Dat doet ze via een andere route, maar deze bedrijven weten wel degelijk dat ze maar een lage heffing hoeven te betalen en ook nog voor de heffing worden gecompenseerd, ook al verbruiken ze zeer veel energie. Hoe denkt de minister bedrijven te kunnen stimuleren om wel degelijk te investeren in energiebesparing? Dat bedrijven zo zuinig mogelijk gaan produceren, wil je via dit instrument uiteindelijk ook bereiken. Hoe krijgt de minister dit op deze manier voor elkaar?
Minister Kamp:
Mevrouw Vos begrijpt dat de compensatie niet individueel is. Als wij 375 miljoen bij het bedrijfsleven weghalen voor de SDE-plustoeslag en dit wordt op een andere plek gecompenseerd, dan is dat een generieke compensatie die op een heel andere manier wordt gegeven. Een bedrijf dat een bepaald bedrag betaalt, krijgt niet hetzelfde bedrag terug. Dit is een algemene compensatie voor de sector als geheel.
Het degressieve tarief is een interessant punt. Ik zal daar zo op ingaan, ook aan de hand van de vragen van mevrouw Vos en anderen. Zij heeft ook de relatie met Duitsland gelegd. Ik zal daarop zo wat uitgebreider ingaan.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik kan niet goed volgen wat dan precies het belang van de compensatie is. De minister zegt dat het bedrijfsleven als geheel ervoor wordt gecompenseerd, maar het gaat erom dat een individueel bedrijf er in de ogen van de regering blijkbaar last van heeft dat het op hogere kosten wordt gejaagd door deze extra heffing. Ik begrijp niet waarom de minister dan toch zegt, het bedrijfsleven als geheel daarvoor te compenseren.
Minister Kamp:
Er spelen twee zaken. Ten eerste is deze opslag van belang omdat de duurzame energie veel geld kost. Het geld dat wij daarvoor met ons allen willen geven, moet worden opgebracht. Dat kunnen wij niet uit een oude sok halen. Dat moet bij de burgers en de bedrijven worden weggehaald. Dat doen wij dus ook. Ten tweede willen wij graag het geheel van de lasten voor het bedrijfsleven in de gaten houden. Wij kunnen hier met een goed verhaal de lasten voor het bedrijfsleven verhogen, en daar en daar en daar. Maar als wij dat doen, is het eind van het verhaal dat het bedrijfsleven zichzelf internationaal uit de markt prijst, onze exportpositie wordt aangetast en wij in Nederland werkgelegenheidsverlies krijgen. Daarvoor kopen wij ook niets. Los van de SDE-plusopslag en het toerekenen naar het bedrijfsleven houden wij daarom ook het geheel van lasten voor het bedrijfsleven in de gaten. Wij zorgen dat het aan de andere kant wat omlaag gaat als het aan de ene kant wat omhoog gaat. Die directe relatie is er dus niet. Dat houdt in dat de SDE-plusopslag effectief is en dat ook het bewaken van het totaal van de lastendruk voor het bedrijfsleven effectief is.
Over het degressieve tarief hebben bijna alle woordvoerders gesproken, in het bijzonder de heer Noten, de heer Backer en mevrouw Vos. Zij noemden dit eigenlijk raar. Dit sluit aan bij een amendement van de D66-fractie dat in de Tweede Kamer aan de orde was. Daarbij is gezegd dat je dit degressieve tarief niet moet hanteren. Waarom hanteren wij dit degressieve tarief? Wij doen dit om dezelfde reden. Wij moeten er echt voor oppassen dat in ons land de energie-intensieve bedrijven zich niet uit de markt prijzen. Dat risico is groot. Wij hebben in Nederland nog steeds een sterke basisindustrie. Dat is van groot belang. Als je een sterke basisindustrie hebt, zijn daaraan allerlei andere industriële en dienstverlenende activiteiten gekoppeld die zorgen voor het hoge welvaartsniveau in ons land. Wij willen die sterke basisindustrie behouden. Een sterke basisindustrie houdt ook in dat je je realiseert dat de energieconsumptie van een groot deel van die basisindustrie heel hoog is en dat je daarmee rekening moet houden in je beleid. Als wij de energiekosten voor deze bedrijven te hoog laten worden, is dat misschien heel goed om hen te stimuleren om minder energie te verbruiken, maar je loopt het risico dat ze helemaal geen energie meer verbruiken omdat het bedrijf dicht gaat. Dat is bij de veel energie consumerende bedrijven al één keer gebeurd. Dat betrof een bedrijf in Zeeland. Een tweede groot bedrijf in Zeeland is inmiddels failliet. Andere bedrijven hebben ook met een moeilijke marktsituatie te maken. Wij zijn dus zeer bezorgd dat de concurrentiepositie van die bedrijven, die op dit moment toch al onder druk staat, zeker in de chemische industrie, verder verslechtert als wij het niet zouden doen zoals in ons wetsvoorstel, maar op een andere manier.
De uitwerking van het amendement van de D66-fractie in de Tweede Kamer betekent bijvoorbeeld voor een staalbedrijf ruim € 100.000 per jaar aan extra kosten, dus minder winst. Het is dan minder rendabel. Voor een chemisch bedrijf ging het om een bedrag van ruim € 160.000. Dit is alleen al het effect van dat amendement. Dat tikt echt door in de bestaanszekerheid, de concurrentiepositie van die bedrijven en dus ook de werkgelegenheid. Die fabrieken staan juist in de regio's die wij als zwakker kenmerken. In de dunbevolkte delen van ons land, wat meer in de periferie gelegen, hebben wij die bedrijven juist nodig. De regering wenst daarmee zorgvuldig om te gaan. Om dezelfde reden is bij de energiebelasting voor de fiftyfiftyverdeling tussen burgers en bedrijven gekozen. Daarom hebben wij bij deze opslag op de energiebelasting dezelfde verdeling gehanteerd.
Mevrouw Vos sprak over de relatie met Duitsland. In Duitsland doen ze dit anders, zei zij, en dat zouden wij in Nederland ook zo moeten doen. Duitsland doet het anders, maar het subsidieert meer dan wij op de energierekening. Dat doet het op twee manieren. Ten eerste wordt het transport van energie via hoogspanningskabels naar een bedrijf in Duitsland bijna helemaal weg gesubsidieerd. Ten tweede betalen de bedrijven in Duitsland een hogere elektriciteitsprijs omdat de energiecentrales CO2-emissierechten moeten kopen en dat doorberekenen in hun prijs. Die prijs komt terecht bij de bedrijven. Die krijgen daarvoor van de Duitse regering een compensatie. Met die transportkosten ben ik nog bezig. Met die compensatie ben ik ook bezig, maar daarvoor heb ik nog geen oplossing. Ik ben dus in de verdediging ten opzichte van Duitsland, dat juist meer subsidieert dan wij en niet minder. Ik probeer juist de positie van ons bedrijfsleven ten opzichte van Duitsland te bewaken. Ik wil dat niet doen op defensieve wijze. Wij hebben Duitsland veel te bieden op energiegebied. Duitsland heeft ons ook het nodige te bieden. Ik wil op alle gebieden, ook op dit gebied, de constructieve samenwerking met Duitsland zoeken. Ik ben van plan om in het vroege voorjaar van 2013 contact op te nemen met mijn collega's in Duitsland en hun voorstellen te doen om te proberen een oplossing te vinden voor de oneerlijke concurrentie vanuit Duitsland. Mevrouw Vos heeft een interessant onderwerp aangesneden, maar het is net anders dan zij dacht.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ook in Duitsland wordt een opslag op de energie betaald, door zowel de burgers als de bedrijven. Daar betaalt men echter een gelijke opslag of heffing. Mijn vraag aan de minister was hoe hij dit ziet.
Minister Kamp:
In Duitsland is er een subsidiesysteem op basis waarvan iedereen, ongeacht de kosten van het project waarvoor men subsidie aanvraagt, in aanmerking komt voor subsidie. Wij hebben het subsidiëren van duurzame energie opgesplitst per productiewijze. Daarbinnen bekijken wij wat het meest kosteneffectief is. Op die manier subsidiëren wij veel gerichter. Dat is een heel andere regeling, waarvoor ook in Duitsland grote belangstelling bestaat. Duitsland heeft een andere manier om de kosten te verhalen. Wij verhalen onze kosten volgens de fiftyfiftyverdeling: de helft voor het bedrijfsleven en de helft voor de burgers. Daarbij hebben wij gezegd dat wij er rekening mee moeten houden dat wij de grootverbruikers, als wij hun het volledige bedrag in rekening brengen, uit de wereldmarkt prijzen. Zij kunnen dat immers niet in hun prijzen op de wereldmarkt doorberekenen. Zij moeten concurreren met de Verenigde Staten van Amerika en met landen die over veel kernenergie met een lage prijs beschikken. Die bedrijven raken wij kwijt als wij die te zwaar belasten. Wij maken dus een afweging tussen onze milieudoelen, onze energiedoelen en de werkgelegenheidsbelangen, die ook groot zijn.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik volg de redenering van het kabinet. Het valt mij op dat men het in Duitsland blijkbaar geen probleem vindt om het bedrijfsleven per gebruikte hoeveelheid energie evenveel opslag op te leggen als de burger. Dat vind ik opmerkelijk, want ook het Duitse bedrijfsleven zal internationaal moeten concurreren. Wij weten dat het juist in Duitsland een stuk beter gaat met de economie dan in Nederland.
Minister Kamp:
Mevrouw Vos haalt er één element uit. Als zij privé energie afneemt, betaalt zij voor de productie van energie. Daarnaast betaalt zij energiebelasting, een opslag voor het transport van energie en een opslag voor de SDE-plusregeling, als de Kamer daar vandaag mee instemt. In haar energierekening zit dus ook een bedrag voor het transport van energie. Wij moeten immers overal hoogspanningsleidingen hebben, die gebouwd en onderhouden moeten worden. De kosten daarvan worden omgeslagen naar de verbruikers. In Duitsland worden de transportkosten voor de grote bedrijven helemaal weggenomen. Bovendien wordt een deel van de door de energiecentrales in Duitsland in rekening gebrachte energieprijs veroorzaakt door de emissierechten voor CO2-uitstoot die zij moeten kopen. Ook dat wordt gecompenseerd door de Duitse regering. Men moet dus van mij aannemen dat ik op dit moment in de verdediging gedrukt ben tegenover Duitsland. Binnen de financiële mogelijkheden die ik op dit moment heb, weet ik nog niet hoe ik mij adequaat kan verdedigen. Wij hebben te maken met grote problemen, juist richting Duitsland, op precies een andere manier dan mevrouw Vos dacht.
Ik hoop dat ik met mijn opmerkingen over de degressieve energiebelasting ook de vragen van de heren Backer en Noten voldoende heb beantwoord. Ik meen ook duidelijk te hebben gemaakt hoe wij het voor 2013 toegezegde bedrag van 3 miljard euro hebben afgedekt.
De heer Backer gaf aan dat er spanning zit tussen de diverse wensen van de regering. Wij willen graag zo weinig mogelijk nieuwe lasten opleggen aan de burgers, omdat de koopkracht van de burgers onder druk staat, terwijl wij dat nu wel doen. Mevrouw Faber heeft de bedragen voorgelezen. Zij begon met € 9, daarna kwam het boven € 100, vervolgens tot boven € 200 en uiteindelijk zelfs boven € 300. Zij heeft dit terecht opgemerkt. Het gaat om wezenlijke bedragen. Op dit moment betaalt een gezin gemiddeld € 1.800 per jaar voor energie. Daar komt nu een bedrag bovenop. Mevrouw Faber noemde een bedrag hoger dan € 300, maar sprak toen wel over het jaar 2031. Ik weet niet hoe het in dat jaar zit met de energieprijzen en hoe de inflatie zich dan zal hebben ontwikkeld. Ik kan dus geen schatting maken van het bedrag, maar het is een feit dat de prijs van energie omhooggaat als gevolg van wat wij hier besluiten. Dat beïnvloedt de koopkracht van de burgers.
Wij wensen de koopkracht van de burgers te beschermen en het alternatief voor productie van fossiele energie, te weten de productie van duurzame energie, te stimuleren. Wij denken dat het een niet met het ander in strijd is. Als wij niets doen aan de productie van duurzame energie en afhankelijk blijven van degenen die over fossiele brandstoffen beschikken, zal op een gegeven moment, gelet op de schaarste aan fossiele brandstoffen die zal ontstaan, de prijs daarvan onder druk komen te staan. Die rekening moet door de burgers betaald worden. Als de ontwikkeling op klimaatgebied doorzet en de vrees bewaarheid wordt dat de zeespiegel blijft stijgen, waardoor allerlei grote infrastructurele maatregelen getroffen zullen moeten worden, zal ook die rekening gelegd worden bij de burgers. Als wij dus op de korte termijn terughoudend zijn met maatregelen, teneinde de koopkracht van de burgers te beschermen, zullen wij op de langere termijn juist grote schade aan de koopkracht van de burgers aanrichten. Vandaar dat wij, zoals in het voorstel is aangegeven, proberen om duurzame energie te laten produceren, op een zo goedkoop mogelijke wijze, waarbij wij door innovatie de kosten in de komende jaren nog verder proberen te drukken. Tevens proberen wij het Nederlandse bedrijfsleven hierbij een grote rol te laten spelen. Dat moet ertoe leiden dat wij, door niet meer afhankelijk te zijn van fossiele brandstoffen, maar op duurzame wijze energie te kunnen produceren, uiteindelijk goede zaken doen, ook voor de portemonnee van de burgers.
De voorzitter:
Mag ik de minister vragen hoeveel tijd hij nog nodig denkt te hebben?
Minister Kamp:
Ik ben bijna klaar, voorzitter.
Tegen de heer Backer zeg ik dat wij weliswaar veel geld vrijmaken om de 16% duurzame energie in het jaar 2020 te kunnen realiseren, maar dat wij de overtuiging hebben dat wij met het SDE-plusinstrument heel goed in staat zijn om een dempend effect op de kosten te realiseren. Wij zijn daarnaast van mening – daar zetten wij ons in Europees verband voor in – dat het systeem van de CO2-emissierechten beter moet functioneren, met hogere CO2-prijzen, waardoor hier minder subsidie nodig is. Door ook gebruik te maken van de innovatieve mogelijkheden die zich aandienen – de producenten van windenergieproductie op zee hebben al gezegd dat zij het mogelijk achten om in het jaar 2020 de kosten met 40% gedrukt te hebben – denken wij dat het, door al die dingen te combineren, mogelijk moet zijn om minder geld uit te geven voor het stimuleren van duurzame energie dan wij op dit moment als maximale bedragen in de begroting hebben opgenomen. Wij gaan ons best doen om die kosten zo veel mogelijk te drukken.
De heer Backer vroeg naar de uitfasering die uiteindelijk zal plaatsvinden. Hij zegt daar nog niet veel van te merken, maar dat komt omdat onze doelstelling voor 2020 gevolgd wordt door een doelstelling voor het jaar 2050. Wij zullen dus nog een lange periode van zeker 38 jaar heel intensief bezig moeten zijn om het gewenste doel te bereiken. De toezeggingen die wij doen, strekken zich nu steeds uit over een periode van twaalf tot vijftien jaar. Alles wat wij nu doen, gaat dus in ieder geval nog door. Daarna komen er nog andere dingen die zaken gaan uitfaseren. Ik kan alleen maar hopen dat de heer Backer en ik dat nog gaan meemaken. Wij moeten er rekening mee houden dat het niet zo zal zijn en dat het iets is voor onze opvolgers.
De heer Noten is kritisch ingegaan op het degressieve tarief. Ik kan alleen maar hopen dat ik hem naar behoren heb beantwoord. Hij is van mening dat het een belangrijke opgave voor mij is om de situatie internationaal te verbeteren en dat ik mij niet te veel moet concentreren op de aanpak in Nederland, maar het vooral in breder verband moet zien. De heer Noten heeft groot gelijk. Ik zie heel goed de relatie met het internationale klimaatbeleid en ik zie zeker het belang van een goed functionerend CO2-emissiesysteem. In Europa zet ik mij daarvoor in. Ik vent ons systeem van de SDE-plusregeling uit: per energieproductiesoort kijken hoe het op de meest efficiënte wijze gedaan kan worden en verder zo min mogelijk subsidiegeld uitgeven om zo veel mogelijk te bereiken. Ik kijk naar mogelijkheden van andere landen en probeer die in Nederland toe te passen. Ik probeer ook de relatie te leggen met onze grote buurman Duitsland met wie wij veel gezamenlijke belangen hebben. Ik probeer in internationaal verband tot oplossingen te komen en de Nederlandse activiteiten erin te passen. Ik hoop dat te doen in de geest zoals de heer Noten die voor zich ziet.
De heer Noten (PvdA):
Voorzitter. Dat is inderdaad in de geest zoals ik die voor mij zie. Onder dat gedachtegoed ligt het uitgangspunt dat het in deze tijd fundamenteel verkeerd is om internationaal te concurreren op gemanipuleerde energieprijzen. Wij praten immers over het manipuleren van energieprijzen op welke wijze dan ook. Dat wordt heel goed verklaard vanuit historische ontwikkelingen, maar het is ten diepste verkeerd omdat het foute prikkels geeft. Ik snap dat het in dit verband onvermijdelijk is dat je compenseert wat andere landen doen, omdat je je concurrentiepositie in stand moet houden. Wij moeten echter naar een situatie waarin wij daarmee ophouden.
Minister Kamp:
Dat is absoluut waar en dat moeten wij zo snel mogelijk bereiken. De heer Noten doelt op een situatie waarin duurzame energie zodanig geproduceerd wordt dat zij zonder subsidie kan concurreren met fossiele energie. Dat gaat natuurlijk gebeuren. Op een gegeven moment wordt de fossiele energie duurder en wordt de duurzaam geproduceerde energie goedkoper. Dan kunnen de subsidies verdwijnen en is er sprake van een normaal functionerende markt. Om die markt te krijgen, moet je echter wel wat doen en daarmee zijn wij nu bezig. Nederland heeft dat wiel niet zelf uitgevonden. Er zijn internationale afspraken gemaakt. Dat begon met het Kyotoverdrag en is vervolgens nog verder verfijnd. Europa heeft dat vertaald in een Europese richtlijn voor duurzame energie. Voor alle landen van Europa is aangegeven wat zij op het punt van duurzame energie moeten bereiken. Nederland moet 14% bereiken in 2020 en zit nu op 4,25%. Wij moeten dus nog veel doen om daar te komen. De combinatie VVD/PvdA wil vooroplopen en het bedrijfsleven kansen bieden. Wij gaan naar 16% en naar evenwicht in 2050. Op die manier dragen wij eraan bij dat zo snel mogelijk de evenwichtsituatie bereikt wordt die de heer Noten belangrijk vindt. Ik zou geen andere weg weten om die evenwichtsituatie te bereiken. Dat is niet alleen onze conclusie, zowel op Europees niveau als op wereldschaal heeft het tot dezelfde conclusie geleid.
Dank u wel, mijnheer de voorzitter.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor de beantwoording. Wij zijn nu gekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik vraag de leden om zich strikt aan de tijden te houden. De heer Terpstra heeft in dezen het goede voorbeeld gegeven door 1.5 minuut te vragen. Hij krijgt anderhalve minuut.
De heer Terpstra (CDA):
Voorzitter. Ik had ook nog één minuut gekregen van mevrouw Faber. Zij zou eerst drie minuten spreken, maar zij spreekt nu twee minuten.
Ik dank de minister voor de beantwoording. Het doel van mijn eerste termijn was het belang van energiebesparing te onderstrepen en te verhinderen dat lasten voor burgers en bedrijven steeds worden verhoogd alleen door er een milieu- of duurzaamheidstempel op te zetten.
Het antwoord van de regering kan ik volgen. Ik wacht het wetsvoorstel energiebesparing met belangstelling en vol verwachting af. Wij verwachten van de minister dat hij de lasten voor de burgers en het bedrijfsleven in deze sector scherp in de gaten zal houden.
Naar aanleiding van het debat over de klimaatcrisis merk ik op dat duurzame energie en energiebesparing altijd positief zijn, ongeacht het standpunt dat men inneemt over de opwarming van de aarde. Alle ideologieën zouden voor energiebesparing en voor duurzame energie kunnen zijn zonder dat zij zich bezighouden met hoe het met de aarde zit.
Wij steunen het standpunt van de minister over het afwijzen van het zwaarder belasten van grootverbruikers. Zwaarder belasten is niet goed voor de concurrentiepositie. Wij wensen de minister succes en sterkte in het overleg met Duitsland.
Wij steunen ook van harte de visie van collega Noten dat het manipuleren en subsidiëren van energieprijzen afgeschaft moeten worden en dat wij ons moeten baseren op reële marktprijzen. Dat is een heel goed PvdA-standpunt.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter. Helaas verschillen de minister en mijn fractie van mening over de klimaatgevolgen. Wij staan hier nog ver uit elkaar. Ik heb begrepen dat minister een bijeenkomst wil beleggen om met onze Kamer over duurzame energie te spreken. Dat voorstel juichen wij toe.
Ik ben het wel eens met het standpunt van de minister over de onafhankelijkheid van leveranciers van fossiele brandstoffen. Iedereen weet dat wij erg afhankelijk zijn van het Midden-Oosten, een heel onrustige regio. Ik kan de minister hier wel steunen.
Ik dank de minister van harte voor de toezegging dat hij inzichtelijk zal maken wat onze verplichtingen zijn, hoe groot de onderbesteding is en wat het resultaat is van een en ander. Dan kunnen wij ook zien waarmee wij bezig zijn. Ik vind dat heel belangrijk. Wij kunnen het misschien verkeerd hebben en heeft de minister een goed punt. De tijd zal het leren.
Over de grondrechten verschillen wij echt van mening. Het is opmerkelijk dat de grondrechtenprijs voor een hoogspanningsmast verschilt van die voor een windmolen. Het is verschil is heel groot. Je vraagt je af in hoeverre dit gemanipuleerd wordt. Ik heb daar moeite mee. Wij juichen het toe dat de grote bedrijven worden gespaard en ondersteunen dat ook. In een mondiaal speelveld moet je immers concurrerend kunnen zijn. Ik vind het wel jammer dat het mkb op achterstand wordt gezet. Het mkb is immers de banenmotor van Nederland, maar dit is een extra lastenverzwaring. Helaas kan met het huidige beleid het mkb niet gespaard worden en dat geldt ook voor de Nederlandse huishoudens.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Voorzitter. Ik wil de minister hartelijk danken voor zijn uitvoerige beantwoording. Ik vind het bijzonder prettig om op dit terrein met hem in debat te zijn. Ik moet even een omissie herstellen. Ik doe dit debat mede namens de fractie van de SP. Ik wil dat nog even uitdrukkelijk gezegd hebben.
Ik ben blij dat de minister bevestigt dat langjarige zekerheid voor investeerders in duurzame energie een belangrijk punt is voor het kabinet. De minister verdedigt de gekozen tariefstructuur, waarbij burgers en het mkb toch duidelijk een hogere heffing betalen per gebruikte hoeveelheid energie, maar mijn fractie is daardoor niet overtuigd. Wij denken dat daarmee wel degelijk het mechanisme "de vervuiler betaalt" wordt ondermijnd en dat de prikkel om te besparen en om te investeren in energiebesparing wordt weggenomen. Wij vinden dat een lastig punt. Daarbovenop draagt de minister als verdediging aan dat er een compensatieregeling komt voor de extra lasten die bedrijven krijgen rond deze opslag voor duurzame energie. Dat maakt het beeld onevenwichtig. Ook de prikkel om te gaan besparen, wordt hiermee extra ondermijnd.
In het licht van de hier aangenomen motie waarin het kabinet wordt gevraagd inzicht te geven in de concrete effecten van de diverse maatregelen binnen het energieverduurzamingsbeleid, vragen wij de minister om het voorstel dat hij doet kritisch te evalueren en ons daarin mee te nemen om in ieder geval mijn fractie te overtuigen dat dit geen remmend effect heeft op de energiebesparing. Wij vrezen tot dusverre dat dat wel degelijk het geval zal zijn.
Ten slotte vind ik wat de minister over Duitsland zegt opmerkelijk. Hij zegt dat er in feite oneerlijke concurrentie plaatsvindt door het subsidiëringsbeleid op het gebied van duurzame energie. Wij hebben dat gehoord en zijn benieuwd naar de vervolgacties, maar stellen vast dat burger en bedrijf daar wel degelijk eenzelfde heffing per gebruikte hoeveelheid energie betalen.
De heer Backer (D66):
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn heldere uiteenzetting. Hij heeft mij een beter inzicht gegeven in de financiële achtergrond van het voorstel. We hadden een interruptiedebatje met collega Faber en daarna hebben we er ook nog even over gesproken. Ook daar dank ik voor. Dat alles heeft mij overtuigd van de wijze waarop de structurele financiering van dit voorstel is gekoppeld aan de SDE-plusuitgaven.
Dan kom ik tot het punt van de lastenverdeling. De minister heeft uiteengezet, en dat is natuurlijk ook een klassieke lijn, dat het exporterende bedrijfsleven niet op concurrentieachterstand moet worden gezet. Ik ken dat argument ook vanuit mijn eigen werkervaring. Niettemin geloof ik dat het grote bedrijfsleven zich aanpast als het strenge regels ontmoet, mits deze regels maar voorspelbaar streng zijn. Ik zou dit argument dan ook niet het einde van het debat willen laten zijn. Ik zie er de minister overigens ook niet voor aan dat dit voor hem het einde is, maar ik wilde hem er toch nog een keer op wijzen. Wellicht zijn er toch nog innovatieve oplossingen, ook in de reguleringssfeer, die het grotere bedrijfsleven kunnen aanzetten tot een grotere stap. Zo kwam het onderwerp energiebesparing net al even aan de orde. Dat zou dan een stap moeten zijn die verdergaat dan alleen maar minder energie gebruiken en daardoor minder kosten maken. Het gaat om een stap die een multipliereffect heeft.
Ik heb het punt van het dilemma niet opgebracht, maar ik dacht even te horen dat mijn politieke groepering niet achter de keuze in dat dilemma voor het stimuleren van duurzame energie en transitie zou staan. Ik heb alleen even willen schetsen dat ik heel goed zie dat er een dilemma is. Ik begrijp ook dat dat een langjarige kwestie is. Wel ben ik optimistisch dat het misschien sneller gaat dan wij nu denken, ook al zijn er projecten toegepast. Ik heb een groot geloof in de innovatieve kracht en ik heb ook het gevoel dat de maatschappelijke beweging langzamerhand zo is, dat dit versneld gaat worden. Ik zie de minister er ook voor aan dat hij de regelgeving zal aanpassen als dat nodig is. Ik zal mijn fractie dan ook adviseren het voorstel te steunen.
Minister Kamp:
Voorzitter. Ik wil de heer Terpstra graag toezeggen dat ik voortdurend attent zal zijn op de lasten voor burgers en bedrijven. Ik ben daarvan tot in al mijn vezels doordrongen. Ik heb meegemaakt hoe het met de koopkrachtplaatjes zit en ben daar twee jaar intensief mee bezig geweest. Het gaat om het besteedbare inkomen van mensen dat, in een tijd dat het economisch niet goed gaat, onder druk staat, waarop wij nog eens extra druk zetten. Ik ben zeer bereid om de aandacht die de heer Terpstra vraagt daaraan te geven.
Ik ben ook zeer bereid om de concurrentiepositie van het bedrijfsleven in de gaten te houden. Ik denk dat niets zo gemakkelijk is als door veronachtzaming bedrijven het voortbestaan onmogelijk te maken. Juist in een tijd dat het economisch moeilijk gaat, is het noodzakelijk dat je je als overheid medeverantwoordelijk voelt en samen met het bedrijfsleven kijkt op welke wijze men kan overleven om straks, als het beter gaat, weer kansen te kunnen benutten.
Ik ben zeer graag bereid om met mevrouw Faber en de andere leden van de Eerste Kamer een keer door te spreken over de relatie tussen klimaat en energie, de achtergronden van de diverse oplossingen die wij zien voor de energieproblematiek en de voor- en nadelen die aan elk van die oplossingen verbonden zijn. Ik zal mij een keer tot de voorzitter wenden met een voorstel om ons gezamenlijk in die materie te verdiepen, maar dat zal dan op een andere wijze zijn dan dat we hier normaal in de Kamer met elkaar communiceren.
Mevrouw Faber heeft twee keer nadrukkelijk aandacht gevraagd voor de grondprijs voor de hoogspanningsmast en de windmolen. Ik zal mij naar aanleiding daarvan nog wat verder in de materie verdiepen en bekijken hoe het met de diverse bedragen hier en daar zit. Ik zal kijken of er sprake is van een onevenwichtigheid, van een niet-logisch verschil, en indien dat het geval is, zal ik de Kamer daarover informeren.
Verder heeft mevrouw Faber uitgelegd dat zij in het bijzonder de lastenverzwaring voor het mkb zorgelijk vindt. Zij weet dat het mkb gaat tot aan 250 werknemers, dus ook veel bedrijven die wij als grote bedrijven zien, vallen onder het mkb. Met dit voorstel zorgt de regering ervoor dat de lasten die nu voor duurzame energie nodig zijn, gelijk over burgers en bedrijven worden verdeeld. We doen dat bij de bedrijven zodanig dat de werkgelegenheid in ons land per saldo zo goed mogelijk in stand blijft. Ik hoop dat ik daarvoor steun kan krijgen.
Mevrouw Vos sprak over de langjarige zekerheid die nodig is voor investeerders. Zij heeft groot gelijk, want als die langjarige zekerheid er niet is, zullen investeerders de enorme bedragen die nodig zijn voor de productie van duurzame energie, niet investeren. De regering is dus zeer bereid om die verplichtingen aan te gaan en na te komen. We voelen ons daarin gesteund door mevrouw Vos. Zij sprak ook over de prikkel tot energiebesparing die er bij de grootste bedrijven moet zijn. Die prikkel is er absoluut. Ik wil dat graag toelichten.
Het gaat dan om de CO2-emissierechten. De CO2-emissierechten moeten nu al gekocht worden door de energieproducenten, maar die zullen ook door bedrijven gekocht moeten worden. Bedrijven hebben die emissierechten eerst nog gratis gekregen, maar deze worden nu toegekend op basis van de meest energie-efficiënte producerende bedrijven in een bepaalde sector. Op grond daarvan krijg je CO2-emissierechten. Als je niet zuinig met je energie omgaat, kom je daaraan tekort en doe je jezelf ook financieel tekort. Bovendien wordt het totaal aan CO2-emissierechten dat je gratis krijgt per jaar met 2% afgebouwd. Je moet dus meer emissierechten kopen en het wordt steeds duurder om als bedrijf energie-inefficiënt te zijn. Op deze manier wordt via de bron, de CO2-emissierechten, ook druk gezet op de grotere producenten. Dat wordt gedaan voor alle producenten in Europa. Als de landen daar niet allemaal apart in gaan compenseren, kan dit ook goed gaan werken.
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik ben blij dat de minister hierop wijst. Mag ik hieruit begrijpen dat ook de regering vindt dat de markt voor de CO2-emissierechten beter moet gaan functioneren? Gaat de minister zich ook inzetten voor een stevigere prijs, zodat er echt een prikkel komt om te bezuinigen op energie? De te lage prijs die er nu is, bemoeilijkt eigenlijk de markt op dit moment.
Minister Kamp:
Het antwoord daarop is tweemaal ja. Ik hoop dat ik op dit punt, dat ook door de heer Backer naar voren is gebracht, mevrouw Vos heb kunnen geruststellen. Ik hoop dat zij, als zij de afweging maakt, en ondanks bepaalde bezwaren die zij houdt, dit wetsvoorstel met haar fractie zal kunnen steunen.
Mevrouw Vos wenst ook inzicht te krijgen in de concrete effecten van het verduurzamingsbeleid, toegespitst op de materie die we vandaag met elkaar bespreken. Ik ben het met haar eens dat dit inzicht er moet komen en ik zal ook mijn best doen haar dat inzicht te verschaffen.
De heer Backer benadrukte het belang van de langjarige zekerheid. Ook zei hij dat het nodig is dat je als overheid voorspelbaar bent. Want als je voorspelbaar en redelijk bent naar grote producenten, kunnen zij zich daarop richten en hun innovatieve kracht gebruiken om in die omgeving, die dan voor hen duidelijk en zeker is, oplossingen te vinden. Ik denk dat je met het systeem van CO2-emissierechten, dat gericht is op de meest energie-efficiënte bedrijven, en het gebruik daarvan, alsook het realiseren van 2% verlaging in het deel dat men gratis krijgt, een logisch systeem hebt. Op die manier komt er steeds meer druk op de bedrijven op energie-efficiency, in Europees verband, en op langere termijn. Ik denk dat je dan een systeem hebt dat ook voldoet aan de eis van de heer Backer.
Ik zie met vertrouwen het oordeel van de Eerste Kamer over dit wetsvoorstel tegemoet.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik dank de minister voor zijn bijdrage in tweede termijn. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan zullen wij vanavond, aan het eind van deze vergadering, over dit wetsvoorstel stemmen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20122013-12-17.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.