1 (2014) Nr. 1

A. TITEL

Benelux-Verdrag inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking;

’s-Gravenhage, 20 februari 2014

B. TEKST


Benelux-Verdrag inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking

Het Koninkrijk België, vertegenwoordigd door:

de Federale Regering,

de Vlaamse Regering,

de Franse Gemeenschapsregering,

de Duitstalige Gemeenschapsregering,

de Waalse Regering,

de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.

Het Groothertogdom Luxemburg,

Het Koninkrijk der Nederlanden,

hierna genoemd „de Partijen”,

Gelet op het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie, en in het bijzonder artikel 6, tweede lid, onder f),

Gelet op de Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten, ondertekend te Madrid op 21 mei 1980 alsmede het Aanvullend Protocol nr. 1 van 9 november 1995, Protocol nr. 2 van 5 mei 1998 en Protocol nr. 3 van 16 november 2009 bij deze kaderovereenkomst;

Gelet op de Benelux-Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten, ondertekend te Brussel op 12 september 1986, en het Protocol, gedaan te Brussel op 22 september 1998, tot aanvulling van deze Benelux-Overeenkomst;

Met voldoening vaststellende dat territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten op het grondgebied van de Lidstaten van de Benelux Unie, de hiervoor vermelde Benelux-Overeenkomst veelvuldig voor hun onderlinge grensoverschrijdende samenwerking gebruiken;

Vaststellende dat de samenwerkingsverbanden die tot stand zijn gekomen op basis van deze Benelux-Overeenkomst de deelnemende leden bij een efficiënte grensoverschrijdende samenwerking hebben ondersteund, maar tegelijkertijd ook belemmeringen in de samenwerking aan het licht hebben gebracht;

Overwegende dat een actualisering van de Benelux-Overeenkomst gewenst is om een oplossing voor deze belemmeringen te bieden;

Overwegende dat deze actualisering mede gewenst is in het licht van de in Europees verband tot stand gekomen nieuwe mogelijkheden om grensoverschrijdend en interterritoriaal samen te werken;

Gezien de belangstelling in de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad voor grensoverschrijdende samenwerking en de melding aan deze Raad in de gezamenlijke verslagen van de Belgische, Nederlandse en Luxemburgse regeringen over 2007 en 2008, dat actualisering van de Benelux-Overeenkomst ter hand is genomen;

Vaststellende dat de Benelux-Overeenkomst toelaat de samenwerking te regelen tussen territoriale samenwerkingsverbanden of -autoriteiten van de drie Lidstaten van de Benelux Unie, maar niet tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten van deze Staten en territoriale gemeenschappen of autoriteiten van de buurlanden van deze Staten;

Overwegende dat het om deze redenen aangewezen is om de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking in een nieuw Verdrag te regelen;

Wensende uitvoering te geven aan de doelstellingen van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie, en inzonderheid artikel 2, eerste lid, daarvan, dat bepaalt dat de Benelux Unie tot doel heeft de samenwerking tussen de Hoge Verdragsluitende Partijen te verdiepen en uit te bouwen, opdat deze verder een voortrekkersrol kan vervullen binnen de Europese Unie en de grensoverschrijdende samenwerking op alle niveaus kan versterken en verbeteren;

Eveneens wensende te handelen in de geest van deel 3 van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie en inzonderheid artikel 25 daarvan, waarin de samenwerking tussen enerzijds de Benelux Unie en anderzijds de Staten, Deelstaten en bestuurlijke entiteiten die grenzen aan de grondgebieden van de Benelux Lidstaten, wordt benadrukt.

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking
  • 1. Overheden, instellingen en samenwerkingsverbanden als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kunnen met elkaar grensoverschrijdend en interterritoriaal samenwerken met het oog op een gemeenschappelijke belangenbehartiging.

  • 2. De grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking op basis van dit Verdrag vindt plaats op het grondgebied van de Lidstaten van de Benelux Unie en op dat van de Staten die grenzen aan dit grondgebied en die op grond van artikel 27 tot dit Verdrag toetreden.

Artikel 2 Deelnemers
  • 1. Aan de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking op basis van dit Verdrag kunnen, binnen het kader van de bevoegdheden ingevolge hun interne recht, deelnemen:

    • a. de Staten die Partij zijn bij dit Verdrag;

    • b. alle overheden van een Partij bij dit Verdrag;

    • c. alle publieke instellingen, in de meest ruime zin van het woord, met zetel op het grondgebied van de Partijen bij dit Verdrag, met inbegrip van overheidsbedrijven, rechtspersonen die hoofdzakelijk door overheden worden gefinancierd of gecontroleerd, en rechtspersonen die, op grond van een concessie of wettelijke opdracht, openbare functies vervullen;

    • d. samenwerkingsverbanden tussen deze deelnemers.

  • 2. Deze grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking is slechts mogelijk in het kader van de wetgeving van de betrokken Partijen en op voorwaarde dat de deelname zich uitstrekt over het grondgebied van ten minste twee Partijen bij dit Verdrag, waarvan er ten minste één Lidstaat is van de Benelux Unie.

  • 3. Natuurlijke personen kunnen niet deelnemen aan de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking op basis van dit Verdrag.

Artikel 3 Vormen van grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking

Zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheden om op basis van het privaatrecht samen te werken, kan de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking gestalte krijgen in:

  • a. een Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking, verder BGTS genaamd;

  • b. een administratieve afspraak voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking;

  • c. een gemeenschappelijk orgaan voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking.

HOOFDSTUK 2 BENELUX GROEPERING VOOR TERRITORIALE SAMENWERKING

Artikel 4 Kenmerken en oprichting van de BGTS
  • 1. Een BGTS is een grensoverschrijdend openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid.

  • 2. Tot de oprichting van een BGTS wordt besloten op gezamenlijk initiatief van haar kandidaat-deelnemers.

  • 3. Een BGTS wordt opgericht door ondertekening van de oprichtingsakte. Deze akte wordt ondertekend door alle leden en bevat tevens de statuten van een BGTS.

  • 4. Een BGTS geniet in elke Partij de ruimste handelingsbekwaamheid die in de wetgeving van deze Partij aan rechtspersonen wordt toegekend, waaronder ten minste de bevoegdheid om:

    • a. roerende en onroerende goederen te verwerven en te vervreemden;

    • b. personeel in dienst te nemen;

    • c. over een eigen begroting en bankrekening te beschikken en deze te beheren;

    • d. in rechte op te treden.

  • 5. In alle documenten uitgaande van een BGTS wordt de naam „Benelux Groepering voor Territoriale Samenwerking” dan wel de afkorting „BGTS” vermeld.

Artikel 5 Toekenning van bevoegdheden van regeling en bestuur

De deelnemers genoemd in artikel 2, eerste lid, onderdelen a en b, en hun samenwerkingsverbanden kunnen aan een BGTS bevoegdheden van regeling en bestuur toekennen als het interne recht van de Partijen dit toelaat.

Artikel 6 Statuten
  • 1. De statuten van een BGTS mogen niet in strijd zijn met de openbare orde van de Partijen waartoe de deelnemers behoren.

  • 2. De statuten van een BGTS regelen ten minste de volgende onderwerpen:

    • a. de naam en de eventuele afkorting;

    • b. de locatie en de exacte adressen van de maatschappelijke zetel en de eventuele vestigingen;

    • c. het maatschappelijk doel;

    • d. de duur van de samenwerking, die onbepaald kan zijn, alsmede de wijze van verlenging van de looptijd en van beëindiging;

    • e. de taken, de bevoegdheden en de werkwijze;

    • f. de lijst van de deelnemers, hun financiële deelname, alsmede de wijze van toetreding en uittreding van de deelnemers;

    • g. de wijze van aanstelling van de leden van de bestuurs- en controleorganen;

    • h. de wijze waarop de vertegenwoordiging in rechte is geregeld;

    • i. de verplichtingen van de deelnemers;

    • j. de wijze waarop een BGTS en haar activiteiten worden gefinancierd.

  • 3. De statuten van een BGTS zijn opgesteld in de taal of talen van het grondgebied waartoe de deelnemers van een BGTS behoren.

Artikel 7 Verkrijging van rechtspersoonlijkheid

De ondertekende oprichtingsakte van een BGTS wordt neergelegd en bekendgemaakt volgens de voorschriften van het interne recht van de Partij waar de maatschappelijke zetel gelegen is. De BGTS verkrijgt rechtspersoonlijkheid op de datum van deze bekendmaking.

Artikel 8 Maatschappelijke zetel en vestigingen van een BGTS
  • 1. Een BGTS vestigt haar maatschappelijke zetel op het grondgebied van één van de Partijen waartoe de deelnemers behoren.

  • 2. Een BGTS kan daarnaast op het grondgebied van de Partijen waartoe de deelnemers behoren, één of meer vestigingen oprichten.

  • 3. Elke vorm van correspondentie aan een BGTS, met inbegrip van betekeningen, ingebrekestellingen of dagvaardingen, geschiedt rechtsgeldig aan de maatschappelijke zetel of aan een vestiging van een BGTS.

Artikel 9 Organen

Een BGTS beschikt ten minste over de volgende organen:

  • a. een algemene vergadering, bestaande uit vertegenwoordigers van de deelnemers;

  • b. hetzij een raad van bestuur, waarvan de leden benoemd worden door de algemene vergadering op voordracht van de deelnemers, hetzij een directeur, benoemd door de algemene vergadering.

Artikel 10 Personeel van een BGTS
  • 1. Een BGTS kan arbeidsovereenkomsten van bepaalde of onbepaalde duur sluiten.

  • 2. De deelnemers kunnen personeel ter beschikking stellen aan een BGTS. Deze personeelsleden ontvangen hun instructies uitsluitend van een BGTS. De modaliteiten van de terbeschikkingstelling, in het bijzonder de eventuele verrekening van het door de oorspronkelijke werkgever betaalde loon met de door hem verschuldigde financiële bijdrage aan een BGTS, maken het voorwerp uit van een specifieke overeenkomst tussen de werkgever en een BGTS.

  • 3. Een BGTS streeft, met inachtneming van de toepasselijke wetgeving, gelijkwaardigheid na van de arbeidsvoorwaarden op de verschillende arbeidslocaties.

Artikel 11 Toepasselijk recht en bevoegd rechtscollege
  • 1. Voor zover aan een BGTS bevoegdheden van regeling en bestuur werden toegekend, worden de rechtsbetrekkingen met de aan de BGTS rechtsonderhorige natuurlijke en rechtspersonen en de daaraan verbonden rechtsgang geregeld door het recht dat van toepassing zou zijn als de deelnemende overheden zelf de toegekende bevoegdheden hadden uitgeoefend. De in het kader van deze bevoegdheden genomen beslissingen van een BGTS vermelden uitdrukkelijk de mogelijkheden tot beroep.

  • 2. Zonder afbreuk te doen aan het eerste lid, is het recht van de maatschappelijke zetel van toepassing op:

    • a. het opstellen, zonder afbreuk te doen aan artikel 6, en de interpretatie van de statuten;

    • b. het beoordelen van de rechtsgeldigheid van de rechtshandelingen die door de organen van een BGTS worden gesteld;

    • c. de aansprakelijkheid van een BGTS ten opzichte van haar deelnemers;

    • d. de aansprakelijkheid van de deelnemers voor handelingen van een BGTS ten opzichte van derden;

    • e. de actieve en passieve openbaarheid van bestuur;

    • f. de arbeidsverhoudingen met personeelsleden die daadwerkelijk bij de maatschappelijke zetel werkzaam zijn overeenkomstig de bepalingen van de vigerende Europese regelgeving ter zake;

    • g. de overheidsopdrachten die uitgaan van een BGTS, tenzij de opdracht uitsluitend verbonden is aan een specifieke vestiging;

    • h. de ontbinding en de vereffening van een BGTS, zonder afbreuk te doen aan de rechten van de personeelsleden en derden die verbonden zijn aan een specifieke vestiging op grond van de op hen toepasselijke regelgeving.

  • 3. Zonder afbreuk te doen aan het eerste lid, is het recht van de plaats van een eventuele vestiging van toepassing op:

    • a. de arbeidsverhoudingen met personeelsleden die daadwerkelijk bij deze vestiging werkzaam zijn overeenkomstig de bepalingen van de vigerende Europese regelgeving ter zake;

    • b. de overheidsopdrachten die uitgaan van een BGTS en die uitsluitend verbonden zijn aan deze vestiging.

  • 4. Voor zover de rechterlijke bevoegdheid niet geregeld is door het Europese of internationale recht of door het eerste lid, is het rechtscollege dat aangewezen wordt door het recht van de maatschappelijke zetel bevoegd voor de behandeling van geschillen waarbij een BGTS partij is, met uitzondering van de behandeling van geschillen over de in het derde lid vermelde gevallen, waarvoor het bevoegde rechtscollege wordt aangewezen door het recht van de vestiging.

Artikel 12 Financiële aansprakelijkheid

De deelnemers zijn financieel aansprakelijk bij ontoereikend vermogen van een BGTS naar rato van hun in de statuten vastgelegde deelname. In dezelfde mate zijn zij aansprakelijk voor de verplichtingen die voortvloeien uit de verbintenissen die na de ontbinding gehandhaafd blijven.

Artikel 13 Administratief en financieel toezicht
  • 1. Op alle beslissingen van de deelnemers in verband met een BGTS blijven de administratieve toezichtprocedures van het interne recht van toepassing.

  • 2. De overheden die volgens het interne recht bevoegd zijn voor het administratief toezicht op de deelnemers, kunnen gezamenlijk één toezichthouder aanwijzen die instaat voor het algemene administratieve toezicht op een BGTS en voorts de toezichtprocedure regelen. Deze toezichthouder zorgt voor de behartiging van de belangen van alle deelnemers uit elk van de betrokken Partijen. Het Secretariaat-generaal van de Benelux Unie biedt desgevallend secretariële en administratieve ondersteuning aan de toezichthouder.

  • 3. Vooraleer de gezamenlijke toezichthouder dwingende maatregelen neemt ten opzichte van een BGTS, stelt hij de overheden die hem hebben aangewezen hiervan op de hoogte, tenzij deze maatregelen geen uitstel dulden.

  • 4. De boekhouding van een BGTS wordt gevoerd overeenkomstig de regelgeving die in de Partij waar zij haar maatschappelijke zetel heeft, van toepassing is op de boekhouding van ondernemingen en met naleving van eventuele richtlijnen van de gezamenlijke toezichthouder.

  • 5. De controle op de financiële toestand, op de begroting en de jaarrekening en op de rechtmatigheid van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt uitgeoefend door een of meer commissarissen die door de algemene vergadering worden benoemd onder de erkende revisoren of accountants van de Partij waar de BGTS haar maatschappelijke zetel heeft. Zij zijn onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die hun ambt en hun bevoegdheid regelen.

  • 6. De door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekening van een BGTS wordt, samen met het verslag van de in het vorige lid genoemde commissaris of commissarissen, bekendgemaakt op de wijze die in de regelgeving van de Partij waar deze BGTS haar maatschappelijke zetel heeft, voorzien is voor de jaarrekeningen van ondernemingen. Zij wordt binnen de vijf werkdagen na deze bekendmaking eveneens aan de toezichthouder en het Secretariaat-generaal van de Benelux Unie bezorgd.

Artikel 14 Wijzigingen van de statuten
  • 1. Tot een wijziging van de statuten kan enkel beslist worden door de algemene vergadering met een meerderheid van ten minste drie vierden der geldig uitgebrachte stemmen op voorwaarde dat ten minste de helft van de deelnemers uit elke van de bij de BGTS betrokken Partijen vertegenwoordigd is en dat deze meerderheid bereikt is onder de deelnemers uit elke van de bij de BGTS betrokken Partijen.

  • 2. Een stem is geldig uitgebracht wanneer zij in overeenstemming is met een door een deelnemer aan zijn vertegenwoordiger verleend schriftelijk mandaat, dat deze ten laatste aan het begin van de vergadering neerlegt bij de voorzitter.

  • 3. Akten tot wijziging van de statuten worden neergelegd en bekendgemaakt volgens de voorschriften van het interne recht van de Partij waar de maatschappelijke zetel gelegen is.

Artikel 15 Zetelverplaatsing
  • 1. De maatschappelijke zetel van een BGTS kan worden verplaatst naar het grondgebied van een Partij waartoe ten minste één deelnemer aan de BGTS behoort. De zetelverplaatsing leidt noch tot ontbinding van de BGTS, noch tot vorming van een nieuwe rechtspersoon.

  • 2. Een zetelverplaatsing vindt plaats door middel van een wijziging van de statuten overeenkomstig artikel 14.

  • 3. In afwijking van artikel 14, derde lid, wordt de in het tweede lid bedoelde wijziging van de statuten niet alleen neergelegd en bekendgemaakt volgens de regels van het interne recht van de Partij waar de oorspronkelijke maatschappelijke zetel gevestigd was, maar ook volgens de regels van het interne recht van de Partij waar de nieuwe maatschappelijke zetel gevestigd is. De zetelverplaatsing treedt in werking op de datum waarop de bekendmaking van de wijziging van de statuten in de beide betrokken Partijen heeft plaatsgevonden.

  • 4. Indien tegen een BGTS een procedure inzake insolventie, opschorting van betalingen of een andere soortgelijke procedure is ingeleid, mag zij haar maatschappelijke zetel niet verplaatsen.

  • 5. Een BGTS die haar maatschappelijke zetel naar het grondgebied van een andere Partij heeft verplaatst, wordt met betrekking tot vóór de datum van de zetelverplaatsing als bedoeld in het derde lid opgetreden geschillen geacht haar maatschappelijke zetel te hebben in de Lidstaat waar de BGTS vóór de zetelverplaatsing haar maatschappelijke zetel had, zelfs indien een rechtsvordering tegen haar wordt ingeleid na de zetelverplaatsing.

Artikel 16 Ontbinding van een BGTS
  • 1. Een BGTS wordt ontbonden:

    • a. door het verstrijken van de looptijd indien die statutair bepaald is;

    • b. vóór het verstrijken van de looptijd of indien zij is opgericht voor onbepaalde duur, ingevolge een beslissing van de algemene vergadering;

    • c. wanneer haar grondgebied niet meer in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 2, tweede lid.

  • 2. De beslissing tot ontbinding van een BGTS in de zin van het eerste lid, onderdeel b, is slechts geldig indien zij wordt genomen overeenkomstig artikel 14, eerste en tweede lid, en wordt bekendgemaakt overeenkomstig artikel 14, derde lid.

  • 3. In aanvulling op het bepaalde in artikel 11, tweede lid, onderdeel h, en artikel 12 dient de vaststelling van of de beslissing tot ontbinding van een BGTS de aanwijzing van een of meer vereffenaars en de bestemming van het maatschappelijk vermogen te vermelden.

Artikel 17 Kennisgeving aan de Benelux Unie

De deelnemers stellen de Secretaris-generaal van de Benelux Unie in kennis van de oprichtingsakte, elke statutenwijziging en de beslissing tot de ontbinding van een BGTS, met het oog op de kosteloze bekendmaking ervan in het Benelux Publicatieblad.

HOOFDSTUK 3 OVERIGE VORMEN VAN GRENSOVERSCHRIJDENDE EN INTERTERRITORIALE SAMENWERKING

Artikel 18 De administratieve afspraak voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking
  • 1. De in artikel 2, eerste lid, genoemde deelnemers kunnen een administratieve afspraak voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking maken. Deze afspraak dient schriftelijk te worden vastgelegd.

  • 2. In deze afspraak kan worden geregeld dat een deelnemer taken behartigt van een andere deelnemer, in naam en volgens de instructies van deze laatst genoemde deelnemer, met inachtneming van het recht van de Partij van de tot het geven van instructies bevoegde deelnemer. In de afspraak kan niet worden bepaald dat taken van een andere deelnemer in eigen naam worden behartigd.

  • 3. De afspraak bepaalt de vrijwaring tussen de deelnemers onderling inzake aansprakelijkheid jegens derden.

  • 4. De afspraak regelt de voorwaarden voor de beëindiging ervan.

  • 5. Het toepasselijke recht is het recht van de Partij op het grondgebied waarvan de desbetreffende verplichting uit de afspraak moet worden vervuld.

Artikel 19 Het gemeenschappelijke orgaan voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking
  • 1. De in artikel 2, eerste lid, genoemde deelnemers kunnen een regeling treffen waarbij een gemeenschappelijk orgaan voor grensoverschrijdende of interterritoriale samenwerking wordt opgericht.

  • 2. Dit gemeenschappelijke orgaan is een overlegplatform zonder rechtspersoonlijkheid en kan geen beslissingen nemen die de deelnemers of derden binden.

  • 3. Dit gemeenschappelijk orgaan beraadslaagt met inachtneming van het bepaalde in de regeling, over aangelegenheden die de deelnemers gezamenlijk aangaan.

  • 4. De regeling bevat bepalingen over:

    • a. de taakgebieden, waarmee het gemeenschappelijk orgaan zich bezig zal houden;

    • b. de wijze waarop de samenwerking binnen het gemeenschappelijk orgaan gestalte krijgt;

    • c. de wijze van beëindiging van het gemeenschappelijk orgaan.

Artikel 20 Kennisgeving aan de Benelux Unie

De deelnemers aan een administratieve afspraak of een gemeenschappelijk orgaan stellen de Secretaris-generaal van de Benelux Unie hiervan in kennis, met het oog op de kosteloze bekendmaking ervan in het Benelux Publicatieblad. Zij kunnen een van hen daartoe machtigen.

HOOFDSTUK 4 ONDERSTEUNING VAN GRENSOVERSCHRIJDENDE EN INTERTERRITORIALE SAMENWERKING

Artikel 21 Verdragscommissie Grensoverschrijdende en Interterritoriale Samenwerking

Voor al wat verband houdt met de uitvoering en de toepassing van dit Verdrag wordt een Verdragscommissie Grensoverschrijdende en Interterritoriale Samenwerking ingesteld waarin de vertegenwoordigers uit alle Partijen zitting hebben.

Artikel 22 Benelux Werkgroep Grensoverschrijdende en Interterritoriale Samenwerking
  • 1. Overeenkomstig artikel 12, onder b, van het Verdrag tot instelling van de Benelux Unie wordt een Benelux Werkgroep Grensoverschrijdende en Interterritoriale Samenwerking opgericht, die onder meer tot taak heeft:

    • a. de activiteiten inzake grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking in Benelux-kader te bevorderen en te coördineren en belanghebbenden inlichtingen over de wettelijke en andere aspecten van de samenwerkingsprojecten te verschaffen;

    • b. oplossingen te zoeken voor de vraagstukken die over grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking in Benelux kader worden voorgelegd.

  • 2. Deze Werkgroep kan vertegenwoordigers uit de buurlanden uitnodigen.

Artikel 23 Ambtenaar grenscontacten
  • 1. In elk van de Partijen kunnen een of meerdere ambtenaren grenscontacten aangewezen worden aan wie vraagstukken kunnen worden voorgelegd, die rijzen in het kader van de grensoverschrijdende en interterritoriale samenwerking.

  • 2. Deze ambtenaar is bevoegd voor deze vraagstukken oplossingen voor te stellen aan de betrokken Partijen en deelnemers, aan de in artikel 21 vermelde Verdragscommissie of aan de in artikel 22 vermelde Werkgroep.

  • 3. Deze ambtenaar is gemachtigd de inlichtingen in te winnen die voor de uitoefening van zijn taak nodig zijn.

HOOFDSTUK 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Benelux-Gerechtshof

Ter uitvoering van artikel 1, tweede lid, van het Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof van 31 maart 1965 worden de bepalingen van dit Verdrag als gemeenschappelijke rechtsregels aangewezen voor de toepassing van genoemd verdrag van 31 maart 1965.

Artikel 25 Geografische toepassing
  • 1. Het Koninkrijk België kan bij de ondertekening dan wel de neerlegging bedoeld in artikel 26, derde lid, conform zijn grondwettelijke regels bepalen dat dit Verdrag niet van toepassing is op één of meer Gemeenschappen en Gewesten, onder voorbehoud van een latere mededeling dat dit Verdrag alsnog van toepassing is op deze Gemeenschap of dit Gewest.

  • 2. Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt dit Verdrag alleen voor het grondgebied gelegen in Europa.

Artikel 26 Depositaris en inwerkingtreding
  • 1. De Secretaris-generaal van de Benelux Unie is depositaris van dit Verdrag.

  • 2. Dit Verdrag wordt bekrachtigd, aanvaard of goedgekeurd door de Partijen.

  • 3. De Partijen leggen hun akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring neer bij de depositaris.

  • 4. De depositaris brengt de Partijen op de hoogte van de neerlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding.

  • 5. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van de tweede akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van een Lidstaat van de Benelux Unie.

  • 6. Voor de Lidstaat van de Benelux Unie die dit Verdrag bekrachtigt, aanvaardt of goedkeurt na de in het vijfde lid genoemde neerlegging van de tweede akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring, treedt dit Verdrag in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring.

  • 7. De depositaris stelt de Partijen op de hoogte van de datum van inwerkingtreding van dit Verdrag krachtens het bepaalde in de leden 5 en 6.

Artikel 27 Toetreding

Het staat de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vrij om na de inwerkingtreding van dit Verdrag krachtens artikel 26, vijfde lid, voor het grondgebied van deze Staten in Europa tot dit Verdrag toe te treden door de neerlegging van een akte van toetreding bij de depositaris. Voor een toetredende Staat treedt het Verdrag in werking op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van de akte van toetreding. De depositaris stelt de Partijen op de hoogte van de neerlegging van de akte van toetreding en van de datum van inwerkingtreding van het Verdrag voor de toetredende Staat.

Artikel 28 Opzegging
  • 1. Elke Partij kan dit Verdrag te allen tijde overeenkomstig haar grondwettelijke bepalingen opzeggen door een daartoe strekkende kennisgeving te richten tot de depositaris, die daarvan onmiddellijk mededeling doet aan de andere Partijen.

  • 2. De Partijen komen overeen welke de rechtsgevolgen van een opzegging overeenkomstig het eerste lid zijn en welke gevolgen aan hun samenwerking worden gegeven ingevolge een dergelijke opzegging. Zij stellen de depositaris hiervan in kennis.

  • 3. Ingevolge de opzegging door een Partij overeenkomstig het eerste lid, is dit Verdrag niet meer van toepassing op de betrokken Partij met ingang van de datum en onder de voorwaarden overeengekomen door de Partijen in toepassing van het tweede lid of, bij gebreke van overeenstemming, na verloop van zes maanden na de in het eerste lid bedoelde kennisgeving, tenzij alle Partijen overeenkomen deze termijn te verlengen.

Artikel 29 Overgangsbepaling
  • 1. Dit Verdrag is van toepassing op samenwerkingsvormen, die zijn opgericht op basis van de Benelux-Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten, ondertekend te Brussel op 12 september 1986 (de Benelux-Overeenkomst).

  • 2. De Grensoverschrijdende Openbare Lichamen die zijn opgericht op basis van de Benelux-Overeenkomst worden beschouwd als Benelux Groeperingen voor Territoriale Samenwerking.

  • 3. De bepalingen in de bestaande statuten van een Grensoverschrijdend Openbaar Lichaam die strijdig zijn met de bepalingen van dit Verdrag, vervallen van rechtswege.

  • 4. Het Secretariaat-generaal van de Benelux Unie draagt zorg voor de kosteloze bekendmaking van de statuten van de in het tweede lid bedoelde Grensoverschrijdende Openbare Lichamen in het Benelux Publicatieblad.

Artikel 30 Opheffingsbepaling
  • 1. De Benelux-Overeenkomst wordt voor de betrokken Partijen beëindigd met ingang van de datum waarop dit Verdrag voor hen in werking is getreden krachtens artikel 26, vijfde of zesde lid, met dien verstande dat de Benelux-Overeenkomst van kracht blijft in de onderlinge verhoudingen tussen enerzijds de betrokken Partijen waarvoor dit Verdrag in werking is getreden en anderzijds de betrokken Partij waarvoor het nog niet in werking is getreden, tot op het moment dat dit Verdrag ook voor de laatstgenoemde betrokken Partij in werking is getreden.

  • 2. Het Protocol, ondertekend te Brussel op 22 september 1998, tot aanvulling van de Benelux-Overeenkomst wordt ingetrokken.

TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.

GEDAAN TE ’s-Gravenhage, op 20 februari 2014, in drievoud, in de Nederlandse en in de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.

Voor het Koninkrijk België vertegenwoordigd door: de Federale Regering F. GEERKENS

de Vlaamse Regering F. D’HAVÉ

de Franse Gemeenschapsregering M. CLAIRBOIS

de Duitstalige Gemeenschapsregering F. GEERKENS

de Waalse Regering M. CLAIRBOIS

de Brusselse Hoofdstedelijke Regering F. GEERKENS

Voor het Groothertogdom Luxemburg: P.-L. LORENZ

Voor het Koninkrijk der Nederlanden: R. JONES-BOS



Convention Benelux de coopération transfrontalière et interterritoriale

Le Royaume de Belgique, représenté par :

Le Gouvernement fédéral,

Le Gouvernement flamand,

Le Gouvernement de la Communauté française,

Le Gouvernement de la Communauté germanophone,

Le Gouvernement wallon,

Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,

Le Grand-Duché de Luxembourg,

Le Royaume des Pays-Bas,

ci-après dénommés « les Parties »,

Vu le Traité instituant l’Union Benelux, et en particulier l’article 6, alinéa 2, sous f),

Vu la Convention cadre européenne sur la coopération transfrontalière des collectivités ou autorités territoriales, signée à Madrid le 21 mai 1980 ainsi que le Protocole additionnel n° 1 du 9 novembre 1995, le Protocole n° 2 du 5 mai 1998 et le Protocole n° 3 du 16 novembre 2009 à cette convention cadre ;

Vu la Convention Benelux concernant la coopération transfrontalière entre collectivités ou autorités territoriales, signée à Bruxelles le 12 septembre 1986, et le Protocole additionnel à cette Convention Benelux, conclu le 22 septembre 1998 ;

Constatant avec satisfaction que les collectivités ou autorités territoriales font de multiples usages de la Convention Benelux précitée sur le territoire des Etats membres de l’Union Benelux pour leur coopération transfrontalière ;

Constatant que les organismes de coopération qui ont été créés sur la base de ladite Convention Benelux ont aidé les membres participants à établir une coopération transfrontalière efficiente mais ont en même temps mis en évidence des obstacles à la coopération ;

Considérant qu’il est souhaitable d’actualiser la Convention Benelux afin d’apporter une solution à ces obstacles ;

Considérant que cette actualisation est également souhaitable à la lumière des nouvelles possibilités de coopération transfrontalière et interterritoriale dans le cadre européen ;

Vu l’intérêt que le Conseil interparlementaire consultatif de Benelux porte à la coopération transfrontalière et l’annonce faite au dit Conseil dans les rapports communs des gouvernements belge, néerlandais et luxembourgeois relatifs à 2007 et 2008 que l’actualisation de la Convention Benelux a été entreprise ;

Constatant que la Convention Benelux permet de régler la coopération entre les collectivités ou autorités territoriales des trois Etats membres de l’Union Benelux, mais non entre les collectivités ou autorités territoriales de ces Etats et des collectivités ou autorités territoriales des pays voisins de ces Etats ;

Considérant qu’il est indiqué pour ces raisons de régler dans une nouvelle Convention la coopération transfrontalière et interterritoriale ;

Désireux de mettre en application les objectifs du Traité instituant l’Union Benelux, et en particulier son article 2, alinéa 1er, aux termes duquel l’Union Benelux a pour but l’approfondissement et l’élargissement de la coopération entre les Hautes Parties Contractantes afin que celle-ci puisse poursuivre son rôle de précurseur au sein de l’Union européenne et renforcer et améliorer la coopération transfrontalière à tous les niveaux ;

Désireux également d’agir dans l’esprit de la partie 3 du Traité instituant l’Union Benelux et en particulier de son article 25, qui souligne la coopération entre l’Union Benelux, d’une part, et les États, entités fédérées et entités administratives limitrophes du territoire des Etats membres du Benelux, d’autre part ;

Sont convenus des dispositions suivantes :

CHAPITRE 1er DISPOSITIONS GÉNÉRALES

Article premier Coopération transfrontalière et interterritoriale
  • 1. Les autorités, organismes et groupements de coopération visés à l’article 2, alinéa 1er, peuvent coopérer de manière transfrontalière et interterritoriale en vue de défendre des intérêts communs.

  • 2. La coopération transfrontalière et interterritoriale sur la base de la présente Convention se déroule sur le territoire des Etats membres de l’Union Benelux et des Etats limitrophes qui adhèrent à la présente Convention en vertu de l’article 27.

Article 2 Participants
  • 1. Peuvent participer à la coopération transfrontalière et interterritoriale sur la base de la présente Convention, dans les limites des compétences que leur attribue leur droit interne :

    • a. les Etats qui sont Parties à la présente Convention ;

    • b. toutes les collectivités publiques d’une Partie à la présente Convention ;

    • c. tous les organismes publics, au sens le plus large du terme, ayant leur siège sur le territoire des Parties à la présente Convention, en ce compris les entreprises publiques, les personnes morales qui sont financées ou contrôlées majoritairement par les collectivités publiques et les personnes morales qui exercent des fonctions publiques en vertu d’une concession ou d’une mission légale ;

    • d. les groupements de coopération entre ces participants.

  • 2. Cette coopération transfrontalière et interterritoriale est seulement possible dans le cadre de la législation des Parties concernées et à condition que la participation s’étende au territoire d’au moins deux Parties à la présente Convention, dont au moins un Etat membre de l’Union Benelux.

  • 3. Les personnes physiques ne peuvent pas participer à la coopération transfrontalière et interterritoriale sur la base de la présente Convention.

Article 3 Formes de coopération transfrontalière et interterritoriale

Sans préjudice des possibilités de coopération sur la base du droit privé, la coopération transfrontalière et interterritoriale peut prendre la forme :

  • a. d’un Groupement Benelux de coopération territoriale, dénommé ci-après GBCT ;

  • b. d’un accord administratif de coopération transfrontalière ou interterritoriale ;

  • c. d’un organe commun de coopération transfrontalière ou interterritoriale.

CHAPITRE 2 LE GROUPEMENT BENELUX DE COOPÉRATION TERRITORIALE

Article 4 Caractéristiques et constitution du GBCT
  • 1. Le GBCT est un organisme public transfrontalier doté de la personnalité juridique.

  • 2. La décision de constituer un GBCT est prise à l’initiative conjointe de ses participants potentiels.

  • 3. Le GBCT est constitué par la signature de l’acte constitutif. Cet acte est signé par tous les participants et contient en outre les statuts du GBCT.

  • 4. Le GBCT jouit dans chaque Partie de la plus large capacité qui est reconnue dans la législation de cette Partie aux personnes morales, dont au moins la capacité :

    • a. d’acquérir et d’aliéner des biens mobiliers et immobiliers ;

    • b. d’engager du personnel ;

    • c. de posséder un budget propre et un compte bancaire et de les gérer ;

    • d. d’ester en justice.

  • 5. Tous les documents émanant d’un GBCT doivent porter la mention « Groupement Benelux de coopération territoriale » ou l’acronyme « GBCT ».

Article 5 Attribution de compétences de réglementation et d’administration

Les participants visés à l’article 2, alinéa 1er, points a et b, et leurs groupements de coopération peuvent attribuer au GBCT des compétences de réglementation et d’administration, si le droit interne des Parties le permet.

Article 6 Statuts
  • 1. Les statuts du GBCT ne peuvent pas être contraires à l’ordre public des Parties dont relèvent les participants.

  • 2. Les statuts du GBCT règlent au moins les points suivants:

    • a. la dénomination du groupement et le sigle éventuel ;

    • b. le lieu et les adresses exactes du siège social et des établissements éventuels ;

    • c. l’objet social ;

    • d. la durée de la coopération, qui peut être indéterminée, et le mode de prorogation ou de cessation de la durée d’existence ;

    • e. les tâches, les compétences et le mode de fonctionnement ;

    • f. la liste des participants, leur contribution financière, ainsi que les modalités d’adhésion et de retrait des participants ;

    • g. le mode de désignation des membres des organes de gestion et de contrôle ;

    • h. le mode de représentation en justice ;

    • i. les obligations des participants ;

    • j. les modalités de financement du GBCT et de ses activités.

  • 3. Les statuts du GBCT sont établis dans la ou les langues du territoire dont relèvent les participants d’un GBCT.

Article 7 Acquisition de la personnalité juridique

L’acte signé portant constitution d’un GBCT est déposé et rendu public selon les règles du droit interne de la Partie où le siège social est situé. Le GBCT acquiert la personnalité juridique à la date de cette publication.

Article 8 Siège social et établissements du GBCT
  • 1. Le GBCT établit son siège social sur le territoire de l’une des Parties dont relèvent les participants.

  • 2. Le GBCT peut avoir en outre un ou plusieurs établissements sur le territoire des Parties dont relèvent les participants.

  • 3. Toute forme de correspondance à un GBCT, y compris les significations, mises en demeure ou citations en justice, s’effectue valablement au siège social ou à un établissement d’un GBCT.

Article 9 Organes

Le GBCT possède au moins les organes suivants :

  • a. une assemblée générale, constituée par les représentants des participants ;

  • b. soit un conseil d’administration dont les membres sont nommés par l’assemblée générale sur proposition des participants, soit un directeur nommé par l’assemblée générale.

Article 10 Personnel du GBCT
  • 1. Le GBCT peut conclure des contrats de travail à durée déterminée ou indéterminée.

  • 2. Les participants peuvent mettre du personnel à la disposition d’un GBCT. Les membres du personnel reçoivent leurs instructions exclusivement du GBCT. Les modalités de la mise à disposition, en particulier la compensation éventuelle du salaire payé par l’employeur originaire avec la contribution financière qu’il doit au GBCT, font l’objet d’une convention spécifique entre l’employeur et le GBCT.

  • 3. Le GBCT vise à l’équivalence des conditions de travail aux différents lieux de travail dans le respect de la législation existante.

Article 11 Droit applicable et juridictions compétentes
  • 1. Dans la mesure où des compétences de réglementation et d’administration sont attribuées à un GBCT, les rapports de droit avec les personnes physiques et morales relevant du GBCT et les voies de droit qui s’y rattachent sont régis par le droit qui serait applicable si les collectivités publiques participantes avaient exercé elles-mêmes les compétences attribuées. Les décisions prises dans le cadre de ces compétences par un GBCT mentionnent expressément les voies de recours.

  • 2. Sans préjudice de l’alinéa 1er, le droit du siège social est applicable :

    • a. à l’établissement, sans préjudice de l’article 6, et à l’interprétation des statuts ;

    • b. à l’appréciation de la validité des actes juridiques posés par les organes d’un GBCT ;

    • c. à la responsabilité civile d’un GBCT envers ses participants ;

    • d. à la responsabilité civile des participants pour les actes d’un GBCT envers les tiers ;

    • e. à la publicité active et passive de l’administration ;

    • f. aux relations de travail avec les membres du personnel qui travaillent effectivement au siège social conformément aux dispositions des règlements européens en vigueur en la matière ;

    • g. aux marchés publics passés par un GBCT, sauf si le marché est lié exclusivement à un établissement spécifique ;

    • h. à la dissolution et à la liquidation d’un GBCT, sans préjudice des droits des membres du personnel et des tiers affectés à un établissement spécifique en vertu de la réglementation qui leur est applicable.

  • 3. Sans préjudice de l’alinéa 1er, le droit du lieu d’un éventuel établissement est applicable :

    • a. aux relations de travail avec les membres du personnel qui travaillent effectivement dans cet établissement conformément aux dispositions des règlements européens en vigueur en la matière ;

    • b. aux marchés publics passés par un GBCT qui sont liés exclusivement à cet établissement.

  • 4. Dans la mesure où la compétence judiciaire n’est pas réglée par le droit européen ou international ou par l’alinéa 1er, la juridiction désignée par le droit du siège social est compétente pour l’examen des litiges auxquels un GBCT est partie, à l’exception de l’examen des litiges relatifs aux cas mentionnés à l’alinéa 3, pour lesquels la juridiction compétente est désignée par le droit de l’établissement.

Article 12 Responsabilité financière

Les participants sont financièrement responsables en cas d’avoirs insuffisants du GBCT en proportion de leur part contributive fixée dans les statuts. Dans la même mesure, ils répondent des obligations qui découlent des engagements maintenus après la dissolution.

Article 13 Tutelle administrative et financière
  • 1. Les procédures de tutelle administrative du droit interne restent applicables à toutes les décisions des participants qui ont trait à un GBCT.

  • 2. Les autorités qui sont compétentes selon le droit interne pour la tutelle administrative sur les participants peuvent désigner ensemble une autorité de tutelle qui se charge de la tutelle administrative générale sur un GBCT et régler en outre la procédure de tutelle. Cette autorité veille à défendre les intérêts de tous les participants de chacune des Parties concernées. Le Secrétariat général de l’Union Benelux apporte, le cas échéant, une aide administrative à cette autorité.

  • 3. Avant de prendre des mesures contraignantes à l’égard d’un GBCT, l’autorité de tutelle commune en informe les autorités qui l’ont désignée, sauf si ces mesures ne souffrent aucun retard.

  • 4. La comptabilité d’un GBCT est tenue conformément au droit applicable dans la Partie où il a son siège social à la comptabilité des entreprises et dans le respect des directives éventuelles de l’autorité de tutelle commune.

  • 5. Le contrôle de la situation financière, des budgets et des comptes annuels et de la régularité des opérations à porter aux comptes annuels est exercé par un ou plusieurs commissaires qui sont nommés par l’assemblée générale parmi les réviseurs ou experts comptables agréés de la Partie où le GBCT a son siège social. Ils sont soumis aux dispositions légales et réglementaires qui règlent leur fonction et leurs attributions.

  • 6. Les comptes annuels d’un GBCT approuvés par l’assemblée générale, de même que le rapport du ou des commissaires visés à l’alinéa précédent sont rendus publics de la manière prévue pour les comptes annuels des entreprises dans la réglementation de la Partie où ce GBCT a son siège social. Ils sont également remis à l’autorité de tutelle et au Secrétariat général de l’Union Benelux dans les cinq jours ouvrables suivant cette publication.

Article 14 Modifications des statuts
  • 1. Toute modification des statuts doit être décidée par l’assemblée générale à la majorité d’au moins trois quarts des suffrages valablement exprimés à condition qu’au moins la moitié des participants de chacune des Parties associées au GBCT soit représentée et que cette majorité soit atteinte parmi les participants de chacune des Parties associées au GBCT.

  • 2. Un suffrage est valablement exprimé s’il est conforme à un mandat écrit délivré par un participant à son représentant et remis par celui-ci au président au plus tard au début de la séance.

  • 3. Les actes portant modification des statuts sont déposés et rendus publics selon les règles du droit interne de la Partie où le siège social est situé.

Article 15 Transfert de siège
  • 1. Le siège social d'un GBCT peut être transféré vers le territoire d’une Partie dont relève au moins un participant au GBCT. Le transfert de siège ne donne lieu ni à la dissolution du GBCT, ni à la création d'une personne morale nouvelle.

  • 2. Le transfert de siège s’effectue moyennant une modification des statuts conformément à l’article 14.

  • 3. Par dérogation à l’article 14, alinéa 3, la modification des statuts visée à l’alinéa 2 est déposée et publiée non seulement selon les règles du droit interne de la Partie où le siège social originaire était établi, mais également selon les règles du droit interne de la Partie où le nouveau siège social est établi. Le transfert de siège prend effet à la date à laquelle est intervenue la publication de la modification des statuts dans les deux Parties concernées.

  • 4. Si une procédure en insolvabilité, en sursis de paiement ou une autre procédure similaire est engagée contre un GBCT, celui-ci ne peut pas déplacer son siège social.

  • 5. En ce qui concerne les litiges survenus avant la date de transfert du siège visée à l’alinéa 3, le GBCT qui a transféré son siège social vers le territoire d’une autre Partie est réputé avoir son siège social dans l’Etat membre où le GBCT avait son siège avant le transfert du siège, même si l’action en justice est intentée contre lui après le transfert du siège.

Article 16 Dissolution du GBCT
  • 1. Le GBCT est dissous :

    • a. par l’échéance du terme si elle est fixée statutairement ;

    • b. avant l’échéance du terme ou, s’il a été constitué pour une durée indéterminée, en vertu d’une décision de l’assemblée générale ;

    • c. lorsque son territoire n’est plus conforme aux dispositions de l’article 2, alinéa 2.

  • 2. La décision de dissolution du GBCT au sens de l’alinéa 1er, point b, est seulement valable si elle est adoptée conformément à l’article 14, alinéas 1 et 2, et publiée conformément à l’article 14, alinéa 3.

  • 3. En complément aux dispositions des articles 11, alinéa 2, point h, et 12, la constatation de la dissolution ou la décision de dissolution d’un GBCT doit mentionner la désignation d’un ou de plusieurs liquidateurs et l’affectation de l’avoir social.

Article 17 Notification à l’Union Benelux

Les participants notifient au Secrétaire général de l’Union Benelux l’acte constitutif, toute modification des statuts et la constatation ou la décision de dissolution d’un GBCT afin d’en assurer la publication gratuite au Bulletin Benelux.

CHAPITRE 3 AUTRES FORMES DE COOPÉRATION TRANSFRONTALIÈRE ET INTERTERRITORIALE

Article 18 L’accord administratif de coopération transfrontalière ou interterritoriale
  • 1. Les participants visés à l’article 2, alinéa 1er, peuvent conclure un accord administratif de coopération transfrontalière ou interterritoriale. Cet accord doit être fixé par écrit.

  • 2. Cet accord peut prévoir qu’un participant accomplit des tâches incombant à un autre participant, au nom et selon les directives de ce dernier et en respectant le droit interne de la Partie du participant habilité à donner ces directives. L’accord administratif ne peut pas prévoir que les missions d’un autre participant soient accomplies en nom propre.

  • 3. L’accord détermine la garantie mutuelle entre les participants concernant leur responsabilité civile vis-à-vis des tiers.

  • 4. L’accord règle les conditions de sa résiliation.

  • 5. Le droit applicable est celui de la Partie sur le territoire de laquelle l’obligation découlant de l’accord doit être exécutée.

Article 19 L’organe commun de coopération transfrontalière ou interterritoriale
  • 1. Les participants visés à l’article 2, alinéa 1er, peuvent conclure un arrangement portant création d’un organe commun de coopération transfrontalière ou interterritoriale.

  • 2. Cet organe commun est une plateforme de concertation sans personnalité juridique et ne peut prendre des décisions qui lient les participants ou les tiers.

  • 3. Cet organe commun délibère dans le respect des dispositions de l’arrangement dans les matières qui intéressent conjointement les participants.

  • 4. L’arrangement comporte des dispositions concernant :

    • a. les domaines dans lesquels l’organe commun exercera ses activités ;

    • b. les modalités concrètes de la coopération au sein de l’organe commun ;

    • c. les modalités de cessation de l’organe commun.

Article 20 Notification à l’Union Benelux

Les participants à un accord administratif ou à un organe commun notifient l’accord ou l’arrangement au Secrétaire général de l’Union Benelux afin d’en assurer la publication gratuite au Bulletin Benelux. Ils peuvent mandater l’un d’entre eux à cette fin.

CHAPITRE 4 APPUI À LA COOPÉRATION TRANSFRONTALIÈRE ET INTERTERRITORIALE

Article 21 Commission de la Convention de coopération transfrontalière et interterritoriale

Il est institué une Commission de la Convention de coopération transfrontalière et interterritoriale, composée de représentants de toutes les Parties, pour tout ce qui concerne l’exécution et l’application de la présente Convention.

Article 22 Groupe de travail Benelux pour la Coopération transfrontalière et interterritoriale
  • 1. Conformément à l’article 12, sous b, du Traité instituant l’Union Benelux, il est institué un Groupe de travail Benelux pour la Coopération transfrontalière et interterritoriale, qui a entre autres pour mission :

    • a. de stimuler et de coordonner les activités concernant la coopération transfrontalière et interterritoriale dans le cadre du Benelux et d'informer les intéressés sur les aspects légaux et autres des projets relatifs à la coopération ;

    • b. de rechercher des solutions aux problèmes en matière de coopération transfrontalière et interterritoriale dans le cadre du Benelux qui lui sont soumis.

  • 2. Ce Groupe de travail peut inviter des représentants des pays voisins.

Article 23 Fonctionnaire pour les contacts frontaliers
  • 1. Chaque Partie peut désigner un ou plusieurs fonctionnaires pour les contacts frontaliers, à qui peuvent être soumis les problèmes se posant dans le cadre de la coopération transfrontalière et interterritoriale.

  • 2. Ce fonctionnaire est habilité à proposer des solutions à ces problèmes aux Parties et aux participants concernés, à la Commission de la Convention visée à l’article 21 ou au Groupe de travail visé à l’article 22.

  • 3. Ce fonctionnaire est habilité à recueillir les informations nécessaires à l'accomplissement de sa tâche.

CHAPITRE 5 DISPOSITIONS FINALES

Article 24 Cour de Justice Benelux

En exécution de l’article 1er, alinéa 2, du Traité du 31 mars 1965 relatif à l’institution et au statut d’une Cour de Justice Benelux, les dispositions de la présente Convention sont désignées comme règles juridiques communes pour l’application dudit traité du 31 mars 1965.

Article 25 Application géographique
  • 1. Le Royaume de Belgique peut déterminer, soit à la signature, soit au dépôt visé à l’article 26, alinéa 3, conformément à ses règles constitutionnelles, que la présente Convention n’est pas applicable à une ou plusieurs Communautés et Régions, sous réserve d’une notification ultérieure que la présente Convention est applicable à cette Communauté ou Région.

  • 2. En ce qui concerne le Royaume des Pays-Bas, la présente Convention ne s'applique qu'au territoire situé en Europe.

Article 26 Dépositaire et entrée en vigueur
  • 1. Le Secrétaire général de l’Union Benelux est le dépositaire de la présente Convention.

  • 2. La présente Convention est ratifiée, acceptée ou approuvée par les Parties.

  • 3. Les Parties déposent leur instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation auprès du dépositaire.

  • 4. Le dépositaire informe les Parties du dépôt des instruments de ratification, d’acceptation ou d’approbation.

  • 5. La présente Convention entre en vigueur le premier jour du deuxième mois qui suit la date du dépôt du deuxième instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation d’un État membre de l’Union Benelux.

  • 6. Pour l’État membre du Benelux qui ratifie, accepte ou approuve la présente Convention après le dépôt du deuxième instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation visé à l’alinéa 5, la présente Convention entre en vigueur le premier jour du deuxième mois qui suit la date du dépôt de son instrument de ratification, d’acceptation ou d’approbation.

  • 7. Le dépositaire informe les Parties de la date d’entrée en vigueur de la présente Convention en vertu des alinéas 5 et 6.

Article 27 Adhésion

Il est loisible à la République fédérale d’Allemagne, à la République française et au Royaume Uni de Grande Bretagne et d’Irlande du Nord, pour la partie de ces Etats située en Europe, d’adhérer à la présente Convention après son entrée en vigueur en vertu de l’article 26, alinéa 5, par le dépôt d’un acte d’adhésion auprès du dépositaire. Pour un Etat adhérent, la Convention entre en vigueur le premier jour du deuxième mois suivant la date du dépôt de l’acte d’adhésion. Le dépositaire informe les Parties du dépôt de l’acte d’adhésion et de la date d’entrée en vigueur de la Convention pour l’Etat adhérent.

Article 28 Dénonciation
  • 1. Chaque Partie peut à tout moment dénoncer la présente Convention conformément à ses règles constitutionnelles par une notification envoyée à cet effet au dépositaire, qui en informera immédiatement les autres Parties.

  • 2. Les Parties conviennent des conséquences juridiques d’une dénonciation conformément à l’alinéa 1er et conviennent des suites à réserver à leur coopération en conséquence de cette dénonciation. Elles en informent le dépositaire.

  • 3. En conséquence d’une dénonciation par une Partie conformément à l’alinéa 1er, la présente Convention cesse d'être applicable à la Partie concernée à partir de la date et selon les modalités convenues par les Parties en application de l’alinéa 2 ou, à défaut, six mois après la notification visée à l’alinéa 1er, sauf si toutes les parties conviennent de proroger ce délai.

Article 29 Disposition transitoire
  • 1. La présente Convention est applicable aux formes de coopération créées en application de la Convention Benelux concernant la coopération transfrontalière entre autorités ou collectivités territoriales signée à Bruxelles le 12 septembre 1986 (la Convention Benelux).

  • 2. Les organismes publics transfrontaliers qui ont été créés sur la base de la Convention Benelux sont considérés comme des Groupements Benelux de coopération territoriale.

  • 3. Les dispositions dans les statuts d’un organisme public transfrontalier qui sont contraires aux dispositions de la présente Convention sont abrogées de plein droit.

  • 4. Le Secrétariat général de l’Union Benelux assure la publication gratuite des statuts des organismes publics transfrontaliers visés à l’alinéa 2 au Bulletin Benelux.

Article 30 Disposition abrogatoire
  • 1. La Convention Benelux est abrogée pour les Parties concernées à la date à laquelle la présente Convention entre en vigueur en vertu de l’article 26, alinéa 5 ou 6, avec cette réserve que la Convention Benelux demeure en vigueur dans les relations réciproques entre les Parties concernées pour lesquelles la présente Convention est entrée en vigueur, d’une part, et la Partie concernée pour laquelle la présente Convention n’est pas encore entrée en vigueur, d’autre part, et ceci jusqu’à la date de l’entrée en vigueur de la présente Convention pour cette dernière Partie concernée.

  • 2. Le Protocole, signé à Bruxelles le 22 septembre 1998, complétant la Convention Benelux est abrogé.

EN FAIT DE QUOI, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé la présente Convention.

FAIT À La Haye, le 20 février 2014, en trois exemplaires, en langues française et néerlandaise, les deux textes faisant également foi.

Pour le Royaume de Belgique représenté par : Le Gouvernement fédéral F. GEERKENS

Le Gouvernement flamand F. D’HAVÉ

Le Gouvernement de la Communauté française M. CLAIRBOIS

Le Gouvernement de la Communauté germanophone F. GEERKENS

Le Gouvernement wallon M. CLAIRBOIS

Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale F. GEERKENS

Pour le Grand-Duché de Luxembourg : P.-L. LORENZ

Pour le Royaume des Pays-Bas : R. JONES-BOS


D. PARLEMENT

Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.

E. PARTIJGEGEVENS

Bekrachtiging, aanvaarding en goedkeuring zijn voorzien in artikel 26 en toetreding in artikel 27.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

België

20-02-14

         

Luxemburg

20-02-14

         

Nederlanden, het Koninkrijk der

20-02-14

         

– Nederland:

           

 – in Europa

           

 – Bonaire

           

 – Sint Eustatius

           

 – Saba

           

– Aruba

           

– Curaçao

           

– Sint Maarten

           

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 26, vijfde lid, op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum van neerlegging van de tweede akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring van een Lidstaat van de Benelux Unie.

J. VERWIJZINGEN

Verbanden

Het Verdrag dient ter vervanging van:

Titel

:

Benelux-Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten;

Brussel, 12 september 1986

Tekst

:

Trb. 1991, 45 (Nederland en Frans, gecorrigeerd)

Laatste Trb.

:

Trb. 1992, 147

     

Titel

:

Protocol tot aanvulling van de Benelux-Overeenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale samenwerkingsverbanden of autoriteiten ondertekend te Brussel op 12 september 1986;

Brussel, 22 september 1998

Tekst

:

Trb. 1998, 261 (Nederlands en Frans)

Overige verwijzingen

Titel

:

Verdrag tot instelling van de Benelux Unie1);

’s-Gravenhage, 3 februari 1958

Tekst

:

Trb. 1958, 18 (Nederlands en Frans)

Laatste Trb.

:

Trb. 2010, 169

     

Titel

:

Verdrag betreffende de instelling en het statuut van een Benelux-Gerechtshof;

Brussel, 31 maart 1965

Tekst

:

Trb. 1965, 71 (Nederlands en Frans)

Laatste Trb.

:

Trb. 2013, 12

     

Titel

:

Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten;

Madrid, 21 mei 1980

Tekst

:

Trb. 1980, 129 (Engels en Frans)

Trb. 1981, 74 (vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1995, 173

     

Titel

:

Aanvullend Protocol bij de Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten;

Straatsburg, 9 november 1995

Tekst

:

Trb. 1996, 352 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 1998, 240

     

Titel

:

Protocol Nr. 2 bij de Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten, betreffende interterritoriale samenwerking;

Straatsburg, 5 mei 1998

Tekst

:

Trb. 1999, 43 (Engels, Frans en vertaling)

Laatste Trb.

:

Trb. 2001, 11

     

Titel

:

Protocol Nr. 3 bij de Europese Kaderovereenkomst inzake grensoverschrijdende samenwerking tussen territoriale gemeenschappen of autoriteiten betreffende Euroregionale samenwerkingsverbanden (ESVs);

Utrecht, 16 november 2009

Tekst

:

Trb. 2010, 21 (Engels en Frans)

Trb. 2010, 250 (vertaling)

Uitgegeven de zeventiende maart 2014.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS


X Noot
1)

De titel van het Verdrag luidde vóór 1 januari 2012: Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie.

Naar boven