Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 163 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2008, 163 | Verdrag |
Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds;
(met Bijlagen, Protocollen, Slotakte en Verklaringen)
Luxemburg, 16 juni 2008
Het Koninkrijk België,
de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
Ierland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie, hierna „lidstaten” genoemd, en
de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, hierna „de Gemeenschap” genoemd,
enerzijds, en
Bosnië en Herzegovina,
anderzijds,
hierna „de partijen” genoemd,
Gelet op de sterke banden tussen de partijen en de waarden die zij gemeen hebben, hun wens deze banden nog te versterken en op wederkerigheid en wederzijds belang gebaseerde nauwe en langdurige betrekkingen tot stand te brengen die Bosnië en Herzegovina in staat moeten stellen de betrekkingen met de Gemeenschap te versterken en uit te breiden;
Gelet op het belang van deze overeenkomst, als onderdeel van het stabilisatie- en associatieproces met de landen van Zuidoost-Europa, voor de totstandbrenging en handhaving van een op samenwerking gebaseerde stabiele orde in Europa, waarvan de Europese Unie een steunpilaar is, en als onderdeel van het Stabiliteitspact;
Gezien de bereidheid van de Europese Unie om Bosnië en Herzegovina zo volledig mogelijk te integreren in de politieke en economische hoofdstroom van Europa, en gezien de status van het land als een potentiële kandidaat voor het EU-lidmaatschap op basis van het Verdrag betreffende de Europese Unie (hierna „EU-Verdrag” genoemd) en het feit dat het voldoet aan de door de Europese Raad in juni 1993 gedefinieerde criteria en de voorwaarden in het kader van het stabilisatie- en associatieproces, een en ander onder voorbehoud van de succesvolle tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, met name wat betreft regionale samenwerking;
Gelet op het Europees Partnerschap met Bosnië en Herzegovina, waarin de prioriteiten zijn vastgesteld voor acties ter ondersteuning van de inspanningen die het land doet voor een nauwere aansluiting bij de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen dat zij met alle mogelijke middelen zullen bijdragen tot politieke, economische en institutionele stabilisatie in Bosnië en Herzegovina en in de gehele regio, door de ontwikkeling van het maatschappelijk middenveld en door democratisering, institutionele opbouw en hervorming van het openbaar bestuur, regionale handelsintegratie en versterkte economische samenwerking, alsmede door samenwerking op veel uiteenlopende gebieden, waaronder justitie en binnenlandse zaken, en versterking van de nationale en regionale veiligheid;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de politieke en economische vrijheden te stimuleren als grondslag van deze overeenkomst, de mensenrechten te eerbiedigen en de rechtsstaat te handhaven, inclusief de rechten van leden van nationale minderheden, alsmede de democratische beginselen, op basis van een meerpartijenstelsel met vrije en eerlijke verkiezingen;
Gelet op de verbintenis van de partijen om volledig uitvoering te geven aan alle beginselen en bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties, de OVSE, met name die van de Slotakte van de Conferentie over Veiligheid en Samenwerking in Europa (hierna „Slotakte van Helsinki” genoemd), de slotdocumenten van de conferenties van Madrid en Wenen, het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, en te voldoen aan hun verplichtingen op grond van het vredesakkoord van Dayton/Parijs en het Stabiliteitspact voor Zuidoost-Europa, teneinde bij te dragen tot regionale stabiliteit en samenwerking tussen de landen van de regio;
Gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van de vrijemarkteconomie en de bereidheid van de Gemeenschap om aan de economische hervormingen in Bosnië en Herzegovina bij te dragen, alsmede gelet op de gehechtheid van de partijen aan de beginselen van duurzame ontwikkeling;
Gelet op het belang dat de partijen hechten aan vrijhandel, overeenkomstig de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit het WTO-lidmaatschap, en aan transparante en niet-discriminerende toepassing daarvan;
Gelet op de wens van de partijen om de regelmatige politieke dialoog over bilaterale en internationale vraagstukken van wederzijds belang verder te ontwikkelen, met inbegrip van regionale aspecten, rekening houdend met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) van de Europese Unie;
Gelet op de verbintenis van de partijen om de georganiseerde misdaad te bestrijden en beter samen te werken in de strijd tegen terrorisme, op basis van de verklaring van de Europese Conferentie van 20 oktober 2001;
Overtuigd dat de Stabilisatie- en associatieovereenkomst (hierna „deze overeenkomst” genoemd) een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, in het bijzonder voor de ontwikkeling van handel en investeringen, factoren van cruciaal belang voor de economische herstructurering en modernisering van Bosnië en Herzegovina;
Gelet op de toezegging van Bosnië en Herzegovina om zijn wetgeving op de relevante terreinen aan te passen aan die van de Gemeenschap en om die daadwerkelijk ten uitvoer te leggen;
Rekening houdend met de bereidheid van de Gemeenschap om doorslaggevende steun te verlenen voor de tenuitvoerlegging van hervormingen en daartoe gebruik te maken van alle beschikbare instrumenten voor samenwerking en technische, financiële en economische bijstand, op een brede, indicatieve meerjarige basis;
Bevestigend dat de bepalingen van deze overeenkomst die binnen de toepassingssfeer van deel III, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (hierna „EG-Verdrag” genoemd) vallen, het Verenigd Koninkrijk en Ierland binden als afzonderlijke verdragsluitende partijen, en niet als lidstaat van de Gemeenschap, totdat het Verenigd Koninkrijk of Ierland (al naargelang van het geval) Bosnië en Herzegovina ervan in kennis stelt dat het Verenigd Koninkrijk respectievelijk Ierland is gebonden als deel van de Gemeenschap overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat aan het EU-Verdrag en het EG-Verdrag is gehecht. Hetzelfde geldt voor Denemarken, overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan die verdragen is gehecht;
Wijzend op de top van Zagreb, waarop werd opgeroepen tot verdere consolidatie van de betrekkingen tussen de landen die deel uitmaken van het stabilisatie- en associatieproces en de Europese Unie, alsmede tot intensievere samenwerking in de regio;
Eraan herinnerend dat de top van Thessaloniki het stabilisatie- en associatieproces heeft bevestigd als het beleidskader voor de betrekkingen van de Europese Unie met de landen op de westelijke Balkan en dat die landen naargelang van hun individuele voortgang en prestaties met betrekking tot de hervormingen uitzicht hebben op toetreding tot de Europese Unie;
Wijzend op de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boekarest werd ondertekend, als middel om de regio beter in staat te stellen investeringen aan te trekken en haar integratie in de wereldeconomie te bevorderen;
Zijn het volgende overeengekomen:
1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds.
2. Deze associatie heeft ten doel:
a. de inspanningen van Bosnië en Herzegovina te ondersteunen om de democratie en de rechtsstaat te versterken;
b. bij te dragen aan de politieke, economische en institutionele stabiliteit in Bosnië en Herzegovina, alsmede aan de stabilisatie van de regio;
c. een passend kader voor de politieke dialoog tot stand te brengen, zodat nauwe politieke betrekkingen tussen de partijen kunnen ontstaan;
d. de inspanningen van Bosnië en Herzegovina voor de ontwikkeling van de economische en internationale samenwerking te ondersteunen, onder meer door de aanpassing van de wetgeving aan die van de Gemeenschap;
e. de inspanningen van Bosnië en Herzegovina te ondersteunen om de overgang naar een goed functionerende markteconomie te voltooien;
f. harmonieuze economische betrekkingen te bevorderen en geleidelijk een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina tot stand te brengen;
g. de regionale samenwerking op alle gebieden die onder deze overeenkomst vallen te bevorderen.
Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, zoals deze zijn vastgesteld in de Universele Verklaring van de rechten van de mens en gedefinieerd in het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een Nieuw Europa, eerbiediging van de beginselen van het internationale recht (waaronder volledige medewerking met het Internationaal Strafhof voor het voormalige Joegoslavië), de rechtsstaat en de beginselen van de markteconomie zoals deze zijn neergelegd in het document van de CVSE-conferentie van Bonn over economische samenwerking, vormen de grondslag van het binnen- en buitenlandse beleid van de partijen en zijn essentiele elementen van deze overeenkomst.
De bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor is een essentieel element van deze overeenkomst.
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan het nakomen van internationale verplichtingen, met name volledige medewerking met het Internationale Strafhof voor het voormalige Joegoslavië.
Internationale en regionale vrede en stabiliteit, de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap, mensenrechten en de eerbiediging en bescherming van minderheden staan in het stabilisatie- en associatieproces centraal. De sluiting en tenuitvoerlegging van deze overeenkomst blijven onderworpen aan de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces en zijn afhankelijk van de eigen merites van Bosnië en Herzegovina.
Bosnië en Herzegovina verbindt zich ertoe de samenwerking en de betrekkingen van goed nabuurschap met de overige landen van de regio te blijven bevorderen, wat mede inhoudt dat een passend niveau van wederzijdse concessies op het gebied van het verkeer van personen, goederen, kapitaal en diensten wordt ingesteld en dat projecten van wederzijds belang worden ontwikkeld, met name inzake de bestrijding van georganiseerde misdaad, corruptie, witwassen van geld, illegale migratie en smokkel, met name van mensen, handvuurwapens en lichte wapens en drugs. Deze verbintenis is van fundamenteel belang voor de ontwikkeling van de betrekkingen en de samenwerking tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina en draagt bij tot de regionale stabiliteit.
De partijen bevestigen nogmaals het belang dat zij hechten aan de bestrijding van terrorisme en de nakoming van internationale verplichtingen op dit gebied.
De associatie wordt geleidelijk volledig verwezenlijkt gedurende een overgangsperiode van maximaal zes jaar.
De bij artikel 115 ingestelde Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden, normaal gezien jaarlijks, de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en de goedkeuring en uitvoering door Bosnië en Herzegovina van de juridische, bestuurlijke, institutionele en economische hervormingen, in het licht van de preambule en in overeenstemming met de algemene beginselen van deze overeenkomst. Daarbij wordt rekening gehouden met de voor deze overeenkomst relevante prioriteiten die in het kader van het Europees Partnerschap zijn vastgesteld en zal worden toegezien op de samenhang met de mechanismen die in het kader van het stabilisatie- en associatieproces zijn ingesteld, met name het voortgangsverslag dat in dat verband wordt opgesteld.
Op basis van deze toetsing doet de Stabilisatie- en associatieraad aanbevelingen en neemt hij besluiten. Als de toetsing bijzondere problemen aan het licht brengt, kunnen deze worden onderworpen aan de mechanismen voor geschillenbeslechting die bij deze overeenkomst zijn ingesteld.
De volledige associatie wordt geleidelijk tot stand gebracht. Uiterlijk in het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verricht de Stabilisatie- en associatieraad een grondige toetsing van de toepassing van deze overeenkomst. Op basis van deze toetsing evalueert de Stabilisatie- en associatieraad de vorderingen die Bosnië en Herzegovina heeft gemaakt en kan hij besluiten nemen over de volgende fasen van het associatieproces.
Deze toetsing geldt niet voor het vrije verkeer van goederen, waarvoor in titel IV een aparte regeling is vastgesteld.
Deze overeenkomst moet volledig verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen, met name artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994 (GATT 1994) en artikel V van de Algemene Overeenkomst inzake de handel in diensten (GATS), en moet dienovereenkomstig worden uitgevoerd.
1. In het kader van deze overeenkomst wordt de politieke dialoog tussen de partijen verder ontwikkeld. Deze dialoog begeleidt en consolideert de toenadering tussen de Europese Unie en Bosnië en Herzegovina en draagt bij tot de totstandbrenging van nauwe solidariteitsbanden en nieuwe vormen van samenwerking tussen de partijen.
2. De politieke dialoog moet met name bijdragen tot het bevorderen van:
a. volledige integratie van Bosnië en Herzegovina in de gemeenschap van democratische naties en geleidelijke toenadering tot de Europese Unie;
b. convergentie van de standpunten van de partijen inzake internationale kwesties, waaronder op het gebied van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, mede door de uitwisseling van informatie, voor zover van toepassing, met name inzake kwesties die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de partijen;
c. regionale samenwerking en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap;
d. gezamenlijke standpunten inzake veiligheid en stabiliteit in Europa, met inbegrip van samenwerking op de gebieden die vallen onder het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie.
3. De partijen zijn van mening dat de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, onder zowel overheids- als niet-overheidsactoren, een van de ernstigste bedreigingen van de internationale stabiliteit en veiligheid vormt. De partijen komen derhalve overeen samen te werken en een bijdrage te leveren aan de bestrijding van de proliferatie van massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor, door de volledige naleving en de uitvoering op nationaal niveau van de verbintenissen die zij zijn aangegaan in het kader van internationale verdragen en overeenkomsten op het gebied van ontwapening en non-proliferatie, alsmede van hun andere internationale verplichtingen op dat gebied. De partijen komen overeen dat deze bepaling een essentieel element is van deze overeenkomst en deel uitmaakt van de politieke dialoog die deze elementen begeleidt en consolideert.
De partijen komen bovendien overeen samen te werken en bij te dragen aan de strijd tegen massavernietigingswapens en de overbrengingsmiddelen daarvoor:
a. door maatregelen te nemen, gericht op ondertekening of ratificatie van of toetreding tot alle andere internationale instrumenten ter zake, naar gelang van het geval, en op de volledige tenuitvoerlegging daarvan;
b. door instelling van een effectief stelsel van nationale exportcontroles met het oog op de beheersing van uitvoer en doorvoer van goederen die betrekking hebben op massavernietigingswapens, met inbegrip van een controle op eindgebruik als massavernietigingswapen van technologieen voor tweeërlei gebruik, alsmede effectieve sancties op overtreding van de exportcontroles,
door eventuele politieke dialoog hierover op regionale basis.
1. De politieke dialoog vindt voornamelijk plaats binnen de Stabilisatie- en associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de partijen hem voorleggen.
2. Op verzoek van de partijen kan de politieke dialoog ook de volgende vormen aannemen:
a. vergaderingen, waar nodig, van hoge ambtenaren van enerzijds Bosnië en Herzegovina en anderzijds het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie, de secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid en de Commissie van de Europese Gemeenschappen (hierna „Europese Commissie” genoemd);
b. optimaal gebruik van alle diplomatieke kanalen tussen de partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE, de Raad van Europa en andere internationale fora;
c. alle andere middelen die een zinvolle bijdrage kunnen leveren aan de consolidatie, ontwikkeling en intensivering van de dialoog, zoals onder meer genoemd in de agenda van Thessaloniki, die is vastgesteld in de conclusies van de Europese Raad van Thessaloniki van 19 en 20 juni 2003.
In overeenstemming met zijn verbintenis op het gebied van internationale en regionale vrede en stabiliteit en de ontwikkeling van betrekkingen van goed nabuurschap, bevordert Bosnië en Herzegovina actief de regionale samenwerking. Ook kan de Gemeenschap via haar bijstandsprogramma’s projecten met een regionale of grensoverschrijdende dimensie steunen.
Telkens wanneer Bosnië en Herzegovina voornemens is de samenwerking met een van de in de artikelen 15, 16 en 17 genoemde landen te intensiveren, stelt het de Gemeenschap en haar lidstaten daarvan in kennis en voert het overleg met hen overeenkomstig titel X.
Bosnië en Herzegovina zorgt voor de volledige tenuitvoerlegging van de bestaande bilaterale vrijhandelsovereenkomsten die tot stand zijn gekomen op grond van het memorandum van overeenstemming inzake handelsbevordering en -liberalisering, dat op 27 juni 2001 in Brussel door Bosnië en Herzegovina werd ondertekend, en van de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, die op 19 december 2006 in Boekarest werd ondertekend.
Na de ondertekening van deze overeenkomst opent Bosnië en Herzegovina met de landen die reeds een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend onderhandelingen over de sluiting van bilaterale overeenkomsten inzake regionale samenwerking, waarvan het doel is de samenwerking tussen de betrokken landen uit te breiden.
De hoofdelementen van die overeenkomsten zijn:
a. politieke dialoog;
b. de totstandbrenging van vrijhandelszones die verenigbaar zijn met de relevante WTO-bepalingen;
c. wederzijdse concessies betreffende het verkeer van werknemers, vestiging, dienstverlening, lopende betalingen en kapitaalverkeer en andere beleidsterreinen die betrekking hebben op het verkeer van personen, op een niveau dat gelijkwaardig is met dat in deze overeenkomst;
d. bepalingen inzake samenwerking op andere, al dan niet onder deze overeenkomst vallende terreinen, met name justitie en binnenlandse zaken.
Die overeenkomsten omvatten indien nodig bepalingen tot instelling van de nodige institutionele mechanismen.
Die overeenkomsten worden gesloten binnen twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst. De bereidheid van Bosnië en Herzegovina om dergelijke overeenkomsten te sluiten is een voorwaarde voor de verdere ontwikkeling van de betrekkingen tussen Bosnië en Herzegovina en de Europese Unie.
Bosnië en Herzegovina opent vergelijkbare onderhandelingen met de resterende landen van de regio, zodra die landen een stabilisatie- en associatieovereenkomst hebben ondertekend.
Bosnië en Herzegovina streeft naar regionale samenwerking met de andere bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken landen op sommige of alle onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsgebieden, met name die van wederzijds belang. Deze samenwerking moet te allen tijde verenigbaar zijn met de beginselen en doelstellingen van deze overeenkomst.
1. Bosnië en Herzegovina zou met elke kandidaat-lidstaat van de Europese Unie die niet bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken is de samenwerking moeten versterken en een overeenkomst sluiten voor regionale samenwerking op elk van de onder deze overeenkomst vallende samenwerkingsterreinen. Een dergelijke overeenkomst moet de bilaterale betrekkingen tussen Bosnië en Herzegovina en dat land geleidelijk afstemmen op het relevante onderdeel van de betrekkingen tussen de Gemeenschap en haar lidstaten en dat land.
2. Voor het verstrijken van de in artikel 18, lid 1, genoemde overgangsperiode dient Bosnië en Herzegovina met Turkije, dat een douane-unie met de Gemeenschap heeft ingesteld, op een tot wederzijds voordeel strekkende basis een overeenkomst te sluiten waarbij een vrijhandelszone tussen beide partijen wordt ingesteld overeenkomstig artikel XXIV van de GATT 1994, en moeten vestiging en dienstverlening tussen de partijen worden geliberaliseerd op een niveau dat gelijkwaardig is aan dat van deze overeenkomst, volgens artikel V van de GATS.
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina brengen in de loop van een periode van ten hoogste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst geleidelijk een vrijhandelszone tot stand overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst, de GATT 1994 en de WTO. Daarbij houden zij rekening met de hierna vermelde specifieke eisen.
2. In het handelsverkeer tussen de partijen worden de goederen ingedeeld overeenkomstig de gecombineerde nomenclatuur.
3. Voor de toepassing van deze overeenkomst omvatten douanerechten en heffingen van gelijke werking alle rechten en heffingen op de in- of uitvoer van goederen, met inbegrip van eventuele aanvullende heffingen of belastingen, maar geen:
a. heffingen die gelijk zijn aan een binnenlandse belasting die wordt geheven overeenkomstig artikel III, lid 2, van de GATT 1994;
b. antidumpingrechten of compenserende rechten;
c. retributies of andere rechten evenredig aan de kosten van verleende diensten.
4. Het basisrecht waarop de in deze overeenkomst vastgestelde opeenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product:
a. het gemeenschappelijk douanetarief van de Europese Gemeenschappen, vastgesteld overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad, dat erga omnes daadwerkelijk wordt toepast op de dag van ondertekening van deze overeenkomst2) ;
b. het door Bosnië en Herzegovina toegepaste douanetarief voor het jaar 20053) .
5. De verlaagde rechten die door Bosnië en Herzegovina moeten worden toegepast, berekend volgens de in deze overeenkomst vastgestelde regels, worden volgens de gebruikelijke rekenkundige beginselen afgerond op de dichtstbijzijnde decimaal. Dat wil zeggen dat alle cijfers met minder dan 5 achter de komma naar beneden worden afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal en alle cijfers met 5 of meer achter de komma naar boven worden afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.
6. Als na de ondertekening van deze overeenkomst tariefverlagingen op erga-omnesgrondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die:
a. voortvloeien uit de tariefonderhandelingen in de WTO, of
b. voortvloeien uit de toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de WTO, of
c. worden ingevoerd na de toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de WTO,
komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen worden toegepast in de plaats van de in lid 4 bedoelde basisrechten.
7. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina delen elkaar hun respectieve basisrechten en eventuele veranderingen daarin mede.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Herzegovina, vermeld in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur, met uitzondering van de producten genoemd in bijlage 1, punt 1, onder ii), van de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.
2. De handel tussen de partijen in producten die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallen, geschiedt in overeenstemming met de bepalingen van dat Verdrag.
1. Douanerechten en heffingen van gelijke werking die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van industrieproducten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
2. Kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van industrieproducten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
1. De douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Bosnië en Herzegovina van niet in bijlage I vermelde industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
2. Heffingen van gelijke werking als douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in Bosnië en Herzegovina van industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
3. De douanerechten die van toepassing zijn bij de invoer in Bosnië en Herzegovina van de in bijlage I a), b) en c) vermelde industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk verlaagd en afgeschaft volgens het in die bijlage vastgestelde tijdschema.
4. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in Bosnië en Herzegovina van industrieproducten van oorsprong uit de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst afgeschaft.
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina in hun onderlinge handelsverkeer alle douanerechten bij uitvoer en heffingen van gelijke werking af.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaffen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina wederzijds alle kwantitatieve beperkingen bij uitvoer en maatregelen van gelijke werking af.
Bosnië en Herzegovina verklaart zich bereid zijn douanerechten in het handelsverkeer met de Gemeenschap sneller te verlagen dan in artikel 21 bepaald, als de algemene economische situatie in Bosnië en Herzegovina en de situatie in de betrokken sector van de economie dat toelaten.
De Stabilisatie- en associatieraad analyseert de situatie dienaangaande en doet daarover aanbevelingen.
1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de handel in landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Herzegovina.
2. Met „landbouw- en visserijproducten” worden de producten bedoeld die vermeld zijn in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en in bijlage 1, punt 1, onder ii), bij de WTO-Overeenkomst inzake de landbouw.
3. Deze definitie omvat ook vis en visserijproducten die vallen onder hoofdstuk 3, de posten 1604 en 1605 en de onderverdelingen 0511 91, 1902 20 10 en 2301 20 00.
Protocol 1 bevat de handelsregeling voor de daarin genoemde verwerkte landbouwproducten.
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Bosnië en Herzegovina alle kwantitatieve beperkingen en maatregelen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouw- en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.
1. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en heffingen van gelijke werking af die van toepassing zijn op de invoer van landbouwproducten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, andere dan die van de posten 0102, 0201, 0202, 1701, 1702 en 2204 van de gecombineerde nomenclatuur.
Voor de producten die vallen onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief in een ad-valoremdouanerecht en een specifiek douanerecht voorziet, is de afschaffing uitsluitend op het ad-valoremdeel van de douanerechten van toepassing.
2. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Gemeenschap de douanerechten die van toepassing zijn bij invoer in de Gemeenschap van de in bijlage II gedefinieerde producten van de categorie „baby beef” van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina vast op 20% van het advaloremrecht en 20% van het specifieke recht als vastgesteld in het gemeenschappelijk douanetarief, binnen een jaarlijks tariefcontingent van 1 500 ton geslacht gewicht.
3. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst verleent de Gemeenschap rechtenvrije toegang aan invoer in de Gemeenschap voor producten van de posten 1701 en 1702 van de gecombineerde nomenclatuur van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, binnen de grenzen van een jaarlijks tariefcontingent van 12 000 ton (nettogewicht).
4. Bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst neemt Bosnië en Herzegovina de volgende maatregelen:
a. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde in bijlage III a) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden afgeschaft;
b. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van de in bijlage III b), III c) en III d) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden geleidelijk verlaagd volgens het voor ieder product in die bijlage vastgestelde tijdschema;
c. de douanerechten die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde in bijlage III e) vermelde landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap worden afgeschaft binnen de grenzen van de tariefcontingenten die voor de betrokken producten zijn vermeld.
5. In protocol 7 is de regeling neergelegd die van toepassing is op de daarin genoemde wijn en gedistilleerde dranken.
1. Op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft de Gemeenschap alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking af op vis en visserijproducten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina die niet in bijlage IV worden vermeld. Voor de in bijlage IV vermelde producten gelden de daarin opgenomen bepalingen.
2. Op de datum van de inwerkingtreding van deze overeenkomst schaft Bosnië en Herzegovina alle douanerechten en maatregelen van gelijke werking af op vis en visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap die niet in bijlage V worden vermeld.
Rekening houdend met de omvang van het handelsverkeer in landbouw- en visserijproducten tussen de partijen, de bijzondere gevoeligheden van die producten, de regels van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid van de Gemeenschap en het landbouw- en visserijbeleid van Bosnië en Herzegovina, de rol van landbouw en visserij in de economie van Bosnië en Herzegovina en de gevolgen van de multilaterale handelsbesprekingen in het kader van de WTO, alsmede de eventuele toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de WTO, onderzoeken de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst in de Stabilisatie- en associatieraad per product, systematisch en op basis van passende wederkerigheid, de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen teneinde de handel in landbouw- en visserijproducten verder te liberaliseren.
Indien de invoer van producten van oorsprong uit een partij waarvoor de concessies uit hoofde van de artikelen 25 tot en met 28 zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt of voor de binnenlandse regelingen van de andere partij, plegen de partijen, wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouw- en visserijproducten, zo spoedig mogelijk overleg om een passende oplossing te vinden voor het probleem, onverminderd de andere bepalingen van deze overeenkomst, met name artikel 39. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken partij de passende maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.
1. Bosnië en Herzegovina beschermt overeenkomstig dit artikel de geografische aanduidingen van de Gemeenschap die in de Gemeenschap zijn geregistreerd uit hoofde van Verordening (EG) nr. 510/2006 van de Raad van 20 maart 2006 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen4) . Geografische aanduidingen voor landbouw- en visserijproducten van Bosnië en Herzegovina kunnen in de Gemeenschap worden geregistreerd onder de voorwaarden zoals beschreven in die verordening.
2. Bosnië en Herzegovina verbiedt het gebruik op zijn grondgebied van de in de Gemeenschap beschermde namen voor vergelijkbare producten die niet voldoen aan de kenmerken van de geografische aanduiding. Dit geldt ook wanneer de werkelijke oorsprong van het product wordt vermeld, wanneer de betrokken geografische aanduiding in een andere taal is vertaald of wanneer de benaming vergezeld gaat van uitdrukkingen als „genre”, „type”, „wijze”, „stijl”, „imitatie”, „methode” of soortgelijke uitdrukkingen.
3. Bosnië en Herzegovina weigert de registratie van handelsmerken in gevallen zoals beschreven in lid 2.
4. Het gebruik van handelsmerken die overeenkomen met de in lid 2 beschreven gevallen en die in Bosnië en Herzegovina zijn geregistreerd of gangbaar zijn, dient binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst te worden beëindigd. Dit geldt echter niet voor handelsmerken die in Bosnië en Herzegovina zijn geregistreerd of gangbaar zijn en die eigendom zijn van onderdanen van derde landen, mits het publiek niet wordt misleid met betrekking tot de aard, de kenmerken of de geografische oorsprong van de producten.
5. Overeenkomstig lid 1 beschermde geografische aanduidingen die in de omgangstaal van Bosnië en Herzegovina gebruikelijk zijn voor dergelijke producten, mogen na 31 december 2013 niet meer worden gebruikt.
6. Bosnië en Herzegovina waarborgt de in de leden 1 tot en met 5 bedoelde bescherming op eigen initiatief alsmede op verzoek van een betrokken partij.
Behoudens andersluidende bepalingen in dit hoofdstuk of in protocol 1 zijn de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing op de handel tussen de partijen in alle producten.
De bepalingen van deze titel vormen in geen geval een belemmering voor de eenzijdige toepassing van gunstiger maatregelen door een partij.
1. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst mogen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking worden ingesteld, noch mogen de rechten of heffingen die reeds van toepassing zijn, worden verhoogd.
2. Met ingang van de inwerkingtreding van deze overeenkomst mogen in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina geen nieuwe kwantitatieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking worden ingesteld, noch mogen reeds bestaande beperkingen restrictiever worden gemaakt.
3. Onverminderd de overeenkomstig de artikelen 25, 26, 27 en 28 verleende concessies vormen de leden 1 en 2 in geen enkel opzicht een beletsel voor de voortzetting van het landbouw- en visserijbeleid van Bosnië en Herzegovina en dat van de Gemeenschap, noch voor het nemen van enige maatregel in het kader van dit beleid, voor zover de invoerregeling in de bijlagen III, IV en V en protocol 1 daardoor niet wordt beïnvloed.
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard die, direct of indirect, discrimineren tussen de producten van de ene partij en soortgelijke producten van oorsprong uit het grondgebied van de andere partij, en schaffen dergelijke bestaande maatregelen of praktijken af.
2. De teruggave van binnenlandse indirecte belastingen voor producten die naar het grondgebied van een van de partijen worden uitgevoerd, mag niet hoger zijn dan de daarop geheven indirecte belastingen.
De bepalingen betreffende de afschaffing van de douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op douanerechten van fiscale aard.
1. Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douaneunies, vrijhandelsgebieden of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.
2. Gedurende de in artikel 18 vermelde overgangsperioden mag deze overeenkomst geen invloed hebben op de tenuitvoerlegging van de specifieke preferentiële regelingen voor het goederenverkeer die ofwel zijn vastgelegd in grensovereenkomsten die eerder zijn gesloten tussen een of meer lidstaten en Bosnië en Herzegovina, ofwel voortvloeien uit de in titel III gespecificeerde bilaterale overeenkomsten die door Bosnië en Herzegovina zijn gesloten ter bevordering van de regionale handel.
3. De partijen plegen in de Stabilisatie- en associatieraad overleg over de in de leden 1 en 2 beschreven overeenkomsten en desgewenst over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun respectieve handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Een dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Unie, teneinde rekening te kunnen houden met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina als omschreven in deze overeenkomst.
1. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst belet de partijen handelsbeschermingsmaatregelen te treffen overeenkomstig lid 2 en artikel 39.
2. Als een partij constateert dat in het handelsverkeer met de andere partij dumping plaatsvindt en/of tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies worden verleend, kan die partij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de WTO-Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de GATT 1994, de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen, en haar eigen wetgeving ter zake.
1. De bepalingen van artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen zijn in de betrekkingen tussen de partijen van toepassing.
2. Niettegenstaande lid 1 geldt dat, wanneer een product uit een van de partijen in de andere partij wordt ingevoerd in dermate toegenomen hoeveelheden en onder zodanige omstandigheden dat:
a. ernstige moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van de invoerende partij; of
b. bepaalde sectoren van de economie ernstig worden verstoord of dreigen te worden verstoord of moeilijkheden worden veroorzaakt of dreigen te worden veroorzaakt die een ernstige verslechtering van de economische situatie in een regio van de invoerende partij ten gevolge kunnen hebben,
de invoerende partij passende bilaterale vrijwaringsmaatregelen kan nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
3. Bilaterale vrijwaringsmaatregelen die gericht zijn tegen invoer uit de andere partij mogen niet meer inhouden dan wat nodig is om de als gevolg van de toepassing van deze overeenkomst gerezen moeilijkheden zoals beschreven in lid 2 te compenseren. Deze vrijwaringsmaatregelen bestaan normaliter uit de opschorting van de verdere verhoging of verlaging van de preferentiemarges krachtens deze overeenkomst voor het betrokken product tot een maximum dat overeenkomt met het in artikel 18, lid 4, onder a) en b), en lid 6, bedoelde basisrecht voor dat product. Dergelijke maatregelen bevatten duidelijke elementen die uiterlijk aan het einde van de vastgestelde periode geleidelijk leiden tot de intrekking ervan, en mogen voor een periode van maximaal twee jaar worden genomen.
In zeer uitzonderlijke omstandigheden mogen dergelijke maatregelen met maximaal twee jaar worden verlengd. Ten aanzien van de invoer van een product waartegen reeds eerder vrijwaringsmaatregelen zijn genomen, mogen gedurende een periode van ten minste vier jaar na het verstrijken van deze maatregelen niet opnieuw bilaterale vrijwaringsmaatregelen worden genomen.
4. In de in dit artikel genoemde gevallen verstrekt de Gemeenschap, dan wel Bosnië en Herzegovina, voor de in dit artikel bedoelde maatregelen worden genomen of, in de gevallen waarop lid 5, onder b), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie die voor een grondig onderzoek van de situatie nodig is, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
5. Voor de tenuitvoerlegging van de leden 1, 2, 3 en 4 gelden de volgende bepalingen:
a. De moeilijkheden die voortvloeien uit de in dit artikel bedoelde situatie worden onmiddellijk ter bespreking voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatieraad, die alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een oplossing te vinden voor deze moeilijkheden.
Indien binnen 30 dagen nadat de kwestie aan de Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd, deze raad of de exporterende partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden en geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden, kan de invoerende partij passende maatregelen nemen om het probleem in overeenstemming met dit artikel op te lossen. Bij de keuze van vrijwaringsmaatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren.
Vrijwaringsmaatregelen die overeenkomstig artikel XIX van de GATT 1994 en de WTO-Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen worden toegepast, dienen het niveau en de marges van de bij deze overeenkomst toegekende preferenties in stand te houden.
b. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen, voorafgaande kennisgeving of onderzoek onmogelijk maken, kan de betrokken partij in de in dit artikel vermelde omstandigheden onmiddellijk de nodige vrijwaringsmaatregelen nemen, op voorwaarde dat zij de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis stelt.
De vrijwaringsmaatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in deze raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan, zodra de omstandigheden dat toelaten.
6. Wanneer de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina de invoer van producten die de in dit artikel bedoelde moeilijkheden kunnen doen rijzen aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de tendens van de handelsstromen, stelt de betrokken partij de andere partij daarvan in kennis.
1. Wanneer naleving van de bepalingen van deze titel leidt tot:
a. een ernstig tekort of een dreigend ernstig tekort aan levensmiddelen of andere producten die voor de exporterende partij van wezenlijk belang zijn, of
b. wederuitvoer naar een derde land van een product waarop de exporterende partij kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen of heffingen van gelijke werking toepast, en de bovengenoemde situaties aanleiding geven of vermoedelijk aanleiding zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende partij,
kan die partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de voorwaarden en procedures van dit artikel.
2. Bij de keuze van deze maatregelen wordt voorrang gegeven aan maatregelen die de werking van de bij deze overeenkomst vastgestelde regelingen het minst verstoren. Dergelijke maatregelen mogen niet worden toegepast op een wijze die in gelijke omstandigheden willekeurige of onrechtvaardige discriminatie of een verkapte beperking van het handelsverkeer zou inhouden, en moeten worden opgeheven zodra de omstandigheden verdere handhaving niet meer rechtvaardigen.
3. Alvorens de in lid 1 bedoelde maatregelen te nemen, of in de gevallen waarin lid 4 van toepassing is, zo spoedig mogelijk, verstrekt de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie om de raad in staat te stellen een voor beide partijen aanvaardbare oplossing voor het probleem te vinden. De partijen kunnen in de Stabilisatie- en associatieraad besluiten tot alle maatregelen die nodig zijn om de moeilijkheden op te lossen.
Indien 30 dagen nadat de zaak aan de Stabilisatie- en associatieraad is voorgelegd geen overeenstemming is bereikt, kan de exporterende partij uit hoofde van dit artikel maatregelen toepassen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product.
4. Wanneer uitzonderlijke en kritieke omstandigheden die onmiddellijk maatregelen vereisen, voorafgaande informatie of voorafgaand onderzoek onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina onmiddellijk voorzorgsmaatregelen nemen om het probleem op te lossen, waarvan de andere partij onmiddellijk in kennis wordt gesteld.
5. Alle krachtens dit artikel genomen maatregelen worden de Stabilisatie- en associatieraad onmiddellijk ter kennis gebracht en worden in die raad op gezette tijden aan een onderzoek onderworpen, in het bijzonder om een tijdschema vast te stellen voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden dat toelaten.
Bosnië en Herzegovina past alle staatsmonopolies van commerciële aard aan, zodanig dat er vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst geen sprake meer is van discriminatie tussen onderdanen van de lidstaten en onderdanen van Bosnië en Herzegovina ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht.
Tenzij anders bepaald in deze overeenkomst, zijn de oorsprongsregels voor de toepassing van deze overeenkomst in protocol 2 vastgesteld.
Deze overeenkomst vormt geen beletsel voor verbodsbepalingen of beperkingen ten aanzien van invoer, uitvoer of doorvoer die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde of de openbare veiligheid, de bescherming van de gezondheid en het leven van personen, dieren of planten, de bescherming van het nationale artistieke, historische en archeologische erfgoed, of de bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom, of regels betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie of een verkapte beperking van de handel tussen de partijen vormen.
1. De partijen komen overeen dat administratieve samenwerking essentieel is voor de uitvoering van en controle op de preferentiële behandeling die op grond van deze titel wordt verleend en benadrukken zich te zullen inzetten om onregelmatigheden en fraude in douane- en aanverwante aangelegenheden te bestrijden.
2. Wanneer een partij op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve medewerking is verleend en/of dat zich uit hoofde van deze titel onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, kan de betrokken partij de preferentiële regeling ten aanzien van de betrokken producten overeenkomstig dit artikel tijdelijk opschorten.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder het niet verlenen van administratieve medewerking onder meer verstaan:
a. het herhaaldelijk niet nakomen van de verplichting om de oorsprong van de betrokken producten te controleren,
b. het herhaaldelijk weigeren de daaropvolgende controle van het bewijs van oorsprong uit te voeren en/of de resultaten daarvan mee te delen, of onnodige vertraging daarbij;
c. het herhaaldelijk weigeren toestemming te verlenen om administratieve samenwerkingsmissies uit te voeren om de authenticiteit van documenten of de juistheid van gegevens te controleren die van belang zijn voor de betrokken preferentiële regeling, of onnodige vertraging daarbij.
In het kader van dit artikel is onder meer sprake van onregelmatigheden of fraude wanneer de invoer van goederen snel stijgt, zonder dat daar een bevredigende verklaring voor is, en die invoer de gebruikelijke productie- en uitvoercapaciteit van de andere partij te boven gaat, en de stijging in verband kan worden gebracht met objectieve informatie betreffende onregelmatigheden of fraude.
4. Voor een tijdelijke schorsing moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
a. de partij die op basis van objectieve informatie tot de conclusie is gekomen dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat zich onregelmatigheden of gevallen van fraude hebben voorgedaan, moet het Stabilisatie- en associatiecomité onverwijld in kennis stellen van haar conclusies, en deze kennisgeving vergezeld doen gaan van de objectieve informatie en op basis van alle relevante informatie en objectieve conclusies in overleg treden met het Stabilisatie- en associatiecomité, teneinde een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden;
b. wanneer de partijen als hierboven beschreven in overleg zijn getreden in het kader van het Stabilisatie- en associatiecomité en het niet binnen drie maanden na de kennisgeving eens zijn geworden over een aanvaardbare oplossing, kan de betrokken partij de preferentiële regeling voor de betrokken producten tijdelijk schorsen. Het Stabilisatie- en associatiecomité moet van een tijdelijke schorsing onverwijld in kennis worden gesteld;
c. tijdelijke schorsingen op grond van dit artikel moeten beperkt blijven tot het minimim dat nodig is ter bescherming van de financiële belangen van de betrokken partij. De schorsingen duren uiterlijk zes maanden, maar zij mogen worden verlengd. Tijdelijke schorsingen moeten onmiddellijk na goedkeuring ervan worden gemeld aan het Stabilisatie- en associatiecomité.
Binnen het Stabilisatie- en associatiecomité moet hierover periodiek overleg plaatsvinden, met name om tot beëindiging ervan te komen, zodra aan de voorwaarden voor de toepassing ervan niet langer wordt voldaan.
5. Tegelijk met de kennisgeving aan het Stabilisatie- en associatiecomité overeenkomstig lid 4, onder a), publiceert de betrokken partij in haar officiële publicatieblad een kennisgeving voor importeurs. In de kennisgeving voor importeurs wordt voor het betrokken product aangegeven dat op basis van objectieve informatie is geconcludeerd dat geen administratieve samenwerking is verleend en/of dat er sprake is van onregelmatigheden of fraude.
Indien door de bevoegde autoriteiten bij het beheer van de preferentiële uitvoerregeling fouten zijn gemaakt, en met name indien zij protocol 2 onjuist hebben toegepast, en deze fouten gevolgen hebben ten aanzien van invoerrechten, kan de partij die met deze gevolgen wordt geconfronteerd de Stabilisatie- en associatieraad verzoeken de mogelijkheden te onderzoeken om passende maatregelen te nemen om de situatie op te lossen.
1. Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten:
a. is de behandeling van werknemers die onderdaan van Bosnië en Herzegovina zijn en die legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzaam zijn, wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning en ontslag vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de onderdanen van die lidstaat;
b. hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 48 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald, gedurende de periode dat het verblijf van die werknemer voor arbeidsdoeleinden is toegestaan, toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat.
2. Bosnië en Herzegovina verleent, volgens de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdanen zijn van een lidstaat en die legaal op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina werkzaam zijn, alsmede aan hun echtgenoot en kinderen die legaal in Bosnië en Herzegovina verblijven, de in lid 1 vermelde behandeling.
1. Rekening houdend met de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en overeenkomstig hun wetgeving en de voorschriften die in de lidstaten gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers:
a. dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkomsten verleende werkgelegenheidsmogelijkheden voor werknemers uit Bosnië en Herzegovina behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;
b. dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.
2. Na drie jaar onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad of andere verbeteringen tot stand kunnen worden gebracht, zoals bijvoorbeeld toegang tot beroepsopleidingen, overeenkomstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inachtneming van de arbeidsmarktsituatie in de lidstaten en de Gemeenschap.
1. Er worden regels vastgesteld voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels die van toepassing zijn op legaal op het grondgebied van een lidstaat werkzame werknemers die onderdaan van Bosnië en Herzegovina zijn en hun legaal in die lidstaat verblijvende gezinsleden. Hiertoe worden bij een besluit van de Stabilisatie- en associatieraad, dat alle rechten en verplichtingen uit hoofde van bilaterale overeenkomsten onverlet laat indien deze in een gunstiger behandeling voorzien, de volgende bepalingen ingevoerd:
a. alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten vervulde verzekerings-, arbeids- of verblijfsperioden worden bijeengeteld met het oog op pensioenen en renten uit hoofde van ouderdom, invaliditeit of overlijden, alsmede met het oog op de medische zorg voor deze werknemers en hun gezinsleden;
b. alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, arbeidsongevallen of beroepsziekten dan wel wegens daaruit voortvloeiende invaliditeit, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, kunnen vrij worden overgemaakt tegen de koers die krachtens de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die deze verschuldigd zijn, wordt toegepast;
c. de werknemers in kwestie ontvangen gezinsbijslagen voor hun gezinsleden zoals hierboven omschreven.
2. Bosnië en Herzegovina kent aan legaal op zijn grondgebied werkzame werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun legaal op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina verblijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als de behandeling die in lid 1, onder b) en c), is omschreven.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a. „vennootschap uit de Gemeenschap” respectievelijk „vennootschap uit Bosnië en Herzegovina”: een volgens de wetgeving van een lidstaat of van Bosnië en Herzegovina opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina heeft. Indien een volgens het recht van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina opgerichte vennootschap echter uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina heeft, wordt deze vennootschap als vennootschap uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Herzegovina beschouwd, indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economie van een van de lidstaten of van Bosnië en Herzegovina blijkt;
b. „dochteronderneming”: een vennootschap waarover een andere vennootschap daadwerkelijk zeggenschap heeft;
c. „filiaal”: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, zodat die derden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat er zo nodig een rechtsverhouding is met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact behoeven te hebben met deze moedermaatschappij, maar hun transacties kunnen afhandelen met de handelszaak die het agentschap vormt;
d. „vestiging”:
i. voor onderdanen: het recht op toegang tot economische activiteiten anders dan in loondienst en de uitoefening daarvan, alsmede het recht ondernemingen, met name vennootschappen, op te richten en daadwerkelijk te besturen. De toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de oprichting en het beheer van ondernemingen door onderdanen strekt zich niet uit tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeidsmarkt van een andere partij en geeft geen recht op toegang tot de arbeidsmarkt van de andere partij. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op personen die ook in loondienst werkzaam zijn;
ii. voor vennootschappen uit de Gemeenschap respectievelijk vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door middel van de oprichting van dochterondernemingen en filialen in Bosnië en Herzegovina respectievelijk de Gemeenschap;
e. „werkzaamheden”: het verrichten van economische activiteiten;
f. „economische activiteiten”: in beginsel activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden;
g. „onderdaan van de Gemeenschap” respectievelijk „onderdaan van Bosnië en Herzegovina”: een natuurlijke persoon die onderdaan is van een lidstaat of van Bosnië en Herzegovina.
Wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van dit hoofdstuk en van hoofdstuk III van deze titel eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina gevestigde onderdanen van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina, en op buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina gevestigde scheepvaartondernemingen die worden bestuurd door onderdanen van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina, indien hun vaartuigen in die lidstaat of in Bosnië en Herzegovina in overeenstemming met de respectieve wetgevingen zijn ingeschreven;
h. „financiële diensten”: de in bijlage VI omschreven activiteiten. De Stabilisatie- en associatieraad kan het toepassingsgebied van die bijlage uitbreiden of wijzigen.
1. Bosnië en Herzegovina vereenvoudigt het op zijn grondgebied opzetten van werkzaamheden door vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap. Bosnië en Herzegovina verleent daartoe vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
a. voor de vestiging van vennootschappen uit de Gemeenschap op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die het verleent aan de eigen vennootschappen, of de behandeling die het verleent aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die wordt verleend aan de eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die wordt verleend aan de dochterondernemingen of filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.
2. De Gemeenschap en haar lidstaten verlenen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst:
a. voor de vestiging van vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan eigen vennootschappen of de behandeling die zij verlenen aan vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is;
b. voor de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina een niet minder gunstige behandeling dan de behandeling die de lidstaten verlenen aan hun eigen vennootschappen en filialen, of de behandeling die zij verlenen aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.
3. De partijen voeren geen nieuwe wettelijke regelingen of maatregelen in die discriminerend zijn ten aanzien van de vestiging van vennootschappen van de andere partij op hun grondgebied of ten aanzien van de werkzaamheden van op hun grondgebied gevestigde vennootschappen van de andere partij in vergelijking tot de eigen vennootschappen.
4. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de uitvoeringsvoorwaarden vast voor de uitbreiding van bovenstaande bepalingen tot de vestiging van onderdanen van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina die economische activiteiten anders dan in loondienst wensen uit te oefenen.
5. Onverminderd het bepaalde in dit artikel:
a. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het recht om in Bosnië en Herzegovina onroerend goed te huren en te gebruiken;
b. hebben dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst hetzelfde recht om eigendomsrechten op onroerend goed te verwerven en te genieten als vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina en, wat betreft openbare goederen en goederen van algemeen belang, dezelfde rechten als vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina, wanneer zulks noodzakelijk is voor de uitoefening van de economische activiteiten waarvoor zij zich gevestigd hebben. Deze bepaling laat de toepassing van artikel 63 onverlet.
c. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad de mogelijkheden om de onder b) genoemde rechten uit te breiden tot filialen van vennootschappen uit de Gemeenschap.
1. Met inachtneming van artikel 51 en uitgezonderd de in bijlage VI beschreven financiële diensten kan elke partij de vestiging van en de werkzaamheden van vennootschappen en onderdanen op haar grondgebied regelen, voor zover deze regelingen vennootschappen en onderdanen van de andere partij niet discrimineren ten opzichte van de eigen vennootschappen en onderdanen.
2. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen van de bepalingen van deze overeenkomst voor een partij een beletsel om prudentiële maatregelen te treffen, zoals om investeerders, depositohouders, verzekeringsnemers of personen jegens wie door een leverancier van financiële diensten een fiduciaire verplichting is aangegaan, te beschermen, of om de integriteit en stabiliteit van het financiële systeem te waarborgen. Dergelijke maatregelen mogen door een partij niet worden aangewend om zich aan de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken.
3. Geen van de bepalingen van deze overeenkomst mag op zodanige wijze worden geïnterpreteerd dat zij een partij verplicht tot het verstrekken van informatie betreffende de zaken en de boekhouding van individuele clienten, dan wel vertrouwelijke of geheime informatie die in het bezit is van overheidsinstanties.
1. Onverminderd andersluidende bepalingen in de multilaterale Overeenkomst betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte5) (hierna „ECAA” genoemd), is dit hoofdstuk niet van toepassing op het luchtvervoer, de binnenvaart en cabotage in het zeevervoer.
2. De Stabilisatie- en associatieraad kan aanbevelingen doen voor verbetering van de voorwaarden voor vestiging en voor het uitoefenen van activiteiten op de in lid 1 vermelde gebieden.
1. De artikelen 51 en 52 vormen geen beletsel voor de toepassing door een partij, met betrekking tot de vestiging en uitoefening van activiteiten op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van een andere partij die op het grondgebied van de eerste partij geen rechtspersoonlijkheid bezitten, van bijzondere regels die gerechtvaardigd zijn op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste partij rechtspersoonlijkheid bezitten, of, wat financiële diensten betreft, om prudentiële redenen.
2. Het verschil in behandeling blijft beperkt tot hetgeen als gevolg van dergelijke juridische of technische verschillen strikt noodzakelijk is of, wat financiële diensten betreft, tot hetgeen om prudentiële redenen noodzakelijk is.
Teneinde de toegang tot en de uitoefening van gereglementeerde activiteiten in het kader van vrije beroepen in Bosnië en Herzegovina respectievelijk de Gemeenschap voor onderdanen van de Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina te vergemakkelijken, onderzoekt de Stabilisatie- en associatieraad welke maatregelen moeten worden getroffen met het oog op de onderlinge erkenning van diploma’s. De Stabilisatie- en associatieraad kan daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.
1. Een op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina gevestigde vennootschap uit de Gemeenschap respectievelijk een in de Gemeenschap gevestigde vennootschap uit Bosnië en Herzegovina heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina respectievelijk de Gemeenschap werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk van Bosnië en Herzegovina in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, indien dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend een dienstverband hebben met vennootschappen, dochterondernemingen of filialen. De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn.
2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van bovengenoemde vennootschappen, hierna „organisaties” genoemd, zijn „binnen de organisatie overgeplaatste personen” als omschreven onder c) van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de organisatie een rechtspersoon moet zijn en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsbelang) waren:
a. personen met een hogere leidinggevende functie binnen een organisatie die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder leiding en algemeen toezicht van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen, met inbegrip van personeelsleden die:
i. leiding geven aan een vestiging of een afdeling of onderafdeling van de vestiging;
ii. belast zijn met toezicht en controle op de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;
iii. persoonlijk bevoegd zijn werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen;
b. binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over buitengewone kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening van het bedrijf, de onderzoeksuitrusting, de technische werkzaamheden of het management. Afgezien van de specifieke kennis met betrekking tot de betrokken vestiging, kan deze kennis betrekking hebben op de bekwaamheid om bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden en eventueel het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep vereist zijn;
c. een „binnen de organisatie overgeplaatste persoon” is een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een partij werkzaam is en die tijdelijk wordt overgeplaatst in het kader van economische activiteiten op het grondgebied van de andere partij; de belangrijkste handelsactiviteit van de betrokken organisatie dient op het grondgebied van een partij plaats te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een dochteronderneming of filiaal van die organisatie die of dat op het grondgebied van de andere partij daadwerkelijk soortgelijke economische activiteiten verricht.
3. Toegang tot het grondgebied van de Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina van onderdanen van respectievelijk Bosnië en Herzegovina en de Gemeenschap wordt verleend en tijdelijk verblijf is toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen met een hogere leidinggevende functie als gedefinieerd in lid 2, onder a), binnen een vennootschap, die belast zijn met het opzetten van een dochteronderneming of filiaal in de Gemeenschap van een vennootschap uit Bosnië en Herzegovina, respectievelijk een dochteronderneming of filiaal in Bosnië en Herzegovina van een vennootschap uit de Gemeenschap, mits:
a. deze vertegenwoordigers zich niet bezighouden met rechtstreekse verkoop of dienstverlening en geen vergoeding ontvangen vanuit een bron binnen het grondgebied van het gastland, en
b. de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten de Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina heeft, en geen andere vertegenwoordigers, kantoren, filialen of dochterondernemingen in de betrokken lidstaat van de Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina heeft.
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verlenen van diensten mogelijk te maken door vennootschappen uit de Gemeenschap en vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina, alsmede onderdanen van de Gemeenschap en onderdanen van Bosnië en Herzegovina, die zijn gevestigd op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon aan wie de diensten worden verleend.
2. Naarmate de in lid 1 bedoelde liberalisering tot stand komt, staan de partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verlenen of als werknemer voor de dienstverlener een sleutelpositie bekleden als omschreven in artikel 56, lid 2, met inbegrip van natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een vennootschap of onderdaan van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina en die tijdelijk toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de verkoop van diensten of voor het aangaan van overeenkomsten over de verkoop van diensten namens de dienstverlener, voor zover deze vertegenwoordigers niet zelf betrokken zijn bij de openbare directe verkoop of bij de eigenlijke dienstverlening.
3. Vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst neemt de Stabilisatie- en associatieraad de nodige maatregelen om het bepaalde in lid 1 geleidelijk ten uitvoer te leggen.
Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.
1. De partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verlenen van diensten door vennootschappen of onderdanen van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina die gevestigd zijn op het grondgebied van een andere partij dan die van de persoon aan wie de diensten worden verleend, aanmerkelijk restrictiever maken dan op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van deze overeenkomst.
2. Indien een partij van mening is dat maatregelen die door de andere partij na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zijn genomen, tot een situatie leiden die ten aanzien van het verlenen van diensten aanmerkelijk restrictiever is dan op de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst, kan eerstgenoemde partij de andere partij om overleg verzoeken.
Ten aanzien van vervoersdiensten tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina zijn de volgende bepalingen van toepassing:
1. Wat het vervoer over land betreft, worden in protocol 3 de regels vastgesteld die van toepassing zijn op de betrekkingen tussen de partijen teneinde te voorzien in onbeperkt transitoverkeer over de weg door Bosnië en Herzegovina en de gehele Gemeenschap, de effectieve toepassing van het verbod op discriminatie en de geleidelijke aanpassing van de vervoerswetgeving van Bosnië en Herzegovina aan die van de Gemeenschap.
2. Op het gebied van internationaal zeevervoer verbinden de partijen zich ertoe het beginsel van onbeperkte toegang tot de internationale markt en het verkeer op commerciële basis toe te passen en de internationale en Europese verplichtingen op het gebied van veiligheid, beveiliging en milieunormen na te komen.
De partijen bevestigen een omgeving van vrije concurrentie na te streven als een essentieel aspect van internationaal zeevervoer.
3. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginselen van lid 2:
a. in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen geen bepalingen inzake vrachtverdeling op te nemen;
b. bij de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die een beperkende of discriminerende invloed kunnen hebben op het vrij verlenen van diensten in het internationaal maritiem vervoer;
c. aan schepen die door onderdanen en vennootschappen van de andere partij worden geëxploiteerd, onder meer geen minder gunstige behandeling te verlenen dan aan haar eigen schepen ten aanzien van de toegang tot havens die opengesteld zijn voor de internationale handel, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van deze havens, alsmede de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen.
4. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen, in overeenstemming met hun respectieve handelsbehoeften, worden de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten voor het luchtvervoer geregeld in de ECAA.
5. Alvorens de ECAA te sluiten, nemen de partijen geen maatregelen die meer beperkingen of discriminatie tot gevolg hebben dan het geval was op de dag die voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst.
6. Bosnië en Herzegovina past zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, geleidelijk aan aan de communautaire wetgeving op het gebied van het vervoer door de lucht, over zee, via de binnenwateren en over land, zoals die op enig ogenblik van kracht is, voor zover dit dienstig is voor de liberalisering en wederzijdse toegang tot de markten van de partijen, en het verkeer van reizigers en goederen vergemakkelijkt.
7. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt, met inachtneming van de stand van zaken betreffende de gezamenlijke verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, hoe de noodzakelijke voorwaarden voor het vergroten van de vrijheid van dienstverlening in het vervoer door de lucht en over land tot stand kunnen worden gebracht.
De partijen verbinden zich ertoe, overeenkomstig artikel VIII van de Statuten van het Internationaal Monetair Fonds, machtiging te verlenen tot alle betalingen en overboekingen in vrij convertibele valuta op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina.
1. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening en de financiële rekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal dat verband houdt met directe investeringen in ondernemingen die volgens het recht van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel V, alsmede de liquidatie en repatriering van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.
2. Met betrekking tot verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans waarborgen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kredieten die verband houden met handelstransacties of het verlenen van diensten waarbij een ingezetene van een der partijen betrokken is, alsmede met financiële leningen en kredieten met een looptijd van meer dan een jaar.
3. Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst staat Bosnië en Herzegovina, door volledige en snelle gebruikmaking van zijn bestaande voorschriften en procedures, de verwerving van onroerend goed in Bosnië en Herzegovina door onderdanen van de lidstaten toe.
Binnen zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Bosnië en Herzegovina zijn wetgeving inzake de verwerving van onroerend goed in Bosnië en Herzegovina door onderdanen van de lidstaten geleidelijk aan, zodat deze onderdanen dezelfde behandeling genieten als onderdanen van Bosnië en Herzegovina.
De partijen waarborgen voorts vanaf het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst het vrije verkeer van kapitaal in verband met beleggingen en financiële leningen en kredieten met een looptijd van minder dan een jaar.
4. Onverminderd het bepaalde in lid 1 stellen de partijen geen nieuwe beperkingen in op het kapitaalverkeer en de lopende betalingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 60 en in dit artikel mogen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina in uitzonderlijke gevallen, wanneer het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina ernstige moeilijkheden veroorzaakt of dreigt te veroorzaken voor de werking van het wisselkoersbeleid of het monetaire beleid in de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina, vrijwaringsmaatregelen nemen ten aanzien van het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina voor een periode van ten hoogste zes maanden, indien dergelijke maatregelen absoluut noodzakelijk zijn.
6. Geen van bovenstaande bepalingen mag worden uitgelegd als een beperking van het recht van de economische subjecten van de partijen op een gunstiger behandeling, waarin kan zijn voorzien in bestaande bilaterale of multilaterale overeenkomsten waarbij de partijen bij deze overeenkomst betrokken zijn.
7. De partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst.
1. Gedurende de eerste vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst nemen de partijen maatregelen om de voorwaarden tot stand te brengen voor verdere geleidelijke toepassing van de communautaire regelgeving betreffende het vrije verkeer van kapitaal.
2. Aan het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt de Stabilisatie- en associatieraad de uitvoeringsvoorschriften voor de volledige toepassing van de communautaire regelgeving betreffende het kapitaalverkeer vast.
1. De bepalingen van deze titel zijn van toepassing onder voorbehoud van beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
2. Zij zijn niet van toepassing op werkzaamheden die, al dan niet incidenteel, verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag op het grondgebied van de partijen.
Voor de toepassing van deze titel belet geen van de bepalingen van deze overeenkomst de partijen hun wetten en voorschriften betreffende toelating en verblijf, werkgelegenheid, arbeidsvoorwaarden, vestiging van natuurlijke personen en het verlenen van diensten toe te passen, met name wat betreft het toekennen, verlengen of weigeren van verblijfsvergunningen, mits zij ze niet toepassen op een manier die de voor een partij uit een specifieke bepaling van deze overeenkomst voortvloeiende voordelen tenietdoet of beperkt. Deze bepaling laat de toepassing van artikel 63 onverlet.
Deze titel is eveneens van toepassing op vennootschappen die gezamenlijk door vennootschappen of onderdanen van Bosnië en Herzegovina en van de Gemeenschap worden bestuurd en hun exclusieve eigendom zijn.
1. De overeenkomstig deze titel toegekende meestbegunstigingsbehandeling is niet van toepassing op belastingvoordelen die de partijen verlenen of in de toekomst zullen verlenen uit hoofde van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale regelingen.
2. Niets in deze titel mag worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontduiking overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing en andere fiscale regelingen of de nationale fiscale wetgeving.
3. Niets in deze titel mag worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of voor Bosnië en Herzegovina om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats.
1. De partijen spannen zich waar mogelijk in om het opleggen van beperkende maatregelen te vermijden, waaronder maatregelen met betrekking tot de invoer, om met de betalingsbalans verband houdende redenen. Als een partij dergelijke maatregelen neemt, verstrekt zij de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.
2. Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van een of meer lidstaten of van Bosnië en Herzegovina ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina in overeenstemming met de in de WTO Overeenkomst bepaalde voorwaarden beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer, die van beperkte duur moeten zijn en niet verder mogen reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans recht te trekken. De Gemeenschap respectievelijk Bosnië en Herzegovina stelt de andere partij daarvan onmiddellijk in kennis.
3. De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, met name de repatriering van geïnvesteerde of geherïnvesteerde bedragen en van daaruit voortvloeiende inkomsten van ongeacht welke aard.
De bepalingen van deze titel worden geleidelijk aangepast, met name in het licht van de eisen die voortvloeien uit artikel V van de GATS.
De bepalingen van deze overeenkomst doen geen afbreuk aan de toepassing door een partij van alle maatregelen die nodig zijn om te voorkomen dat de door haar getroffen maatregelen ten aanzien van toegang van derde landen tot haar markt worden ontdoken via de bepalingen van deze overeenkomst.
1. De partijen erkennen het belang van de aanpassing van de bestaande wetgeving van Bosnië en Herzegovina aan die van de Gemeenschap en van de doeltreffende toepassing daarvan. Bosnië en Herzegovina streeft ernaar zijn huidige en toekomstige wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met het acquis van de Gemeenschap. Bosnië en Herzegovina ziet erop toe dat de bestaande en toekomstige wetgeving naar behoren ten uitvoer wordt gelegd en gehandhaafd.
2. Deze aanpassing begint bij de ondertekening van deze overeenkomst en wordt in de loop van de overgangsperiode die is vastgesteld in artikel 8 van deze overeenkomst geleidelijk uitgebreid tot alle in deze overeenkomst genoemde onderdelen van het acquis van de Gemeenschap.
3. In eerste instantie richt deze aanpassing zich op fundamentele elementen van het acquis betreffende de interne markt en andere handelsgerelateerde vraagstukken. In een later stadium richt Bosnië en Herzegovina zich op de resterende delen van het acquis.
De aanpassing vindt plaats op basis van een programma waarover de Europese Commissie en Bosnië en Herzegovina overeenstemming moeten bereiken.
4. Bosnië en Herzegovina stelt tevens, in overeenstemming met de Europese Commissie, de uitvoeringsvoorschriften vast voor het toezicht op de tenuitvoerlegging van de aanpassing van de wetgeving en de te treffen rechtshandhavingsmaatregelen.
Bepalingen betreffende de concurrentie en andere economische aspecten
1. Onverenigbaar met de goede werking van deze overeenkomst zijn, voor zover de handel tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina daardoor ongunstig kan worden beïnvloed:
a. alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;
b. misbruik door een of meer ondernemingen van een machtspositie op het gehele grondgebied van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina of op een wezenlijk deel daarvan;
c. alle steunmaatregelen van de staten die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde goederen vervalsen of dreigen te vervalsen.
2. Alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Gemeenschap, met name de artikelen 81, 82, 86 en 87 van het EG-Verdrag en de besluiten die ter interpretatie hiervan door de instellingen van de Gemeenschap zijn vastgesteld.
3. De partijen zien erop toe dat een overheidsinstantie die onafhankelijk kan optreden, de nodige bevoegdheden krijgt voor de volledige toepassing van lid 1, onder a) en b), ten aanzien van particuliere en overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere rechten zijn verleend.
4. Binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst stelt Bosnië en Herzegovina een overheidsinstantie in die onafhankelijk kan optreden en die de bevoegdheden krijgt die noodzakelijk zijn voor de volledige toepassing van lid 1, onder c). Deze instantie krijgt onder meer de bevoegdheid toestemming te verlenen voor steunregelingen van de overheid en individuele steunmaatregelen, overeenkomstig lid 2, alsmede de bevoegdheid terugbetaling van onwettig verleende overheidssteun te vorderen.
5. Elke partij draagt zorg voor transparantie ten aanzien van de overheidssteun, onder andere door de andere partij een jaarverslag of een gelijkwaardig rapport te doen toekomen, waarbij de methodologie en de presentatie worden gevolgd van het overzicht van de overheidssteun dat door de Gemeenschap wordt opgesteld. Op verzoek van een van de partijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.
6. Bosnië en Herzegovina stelt een volledig overzicht op van de steunregelingen die voor de oprichting van de instantie bedoeld in lid 4 zijn ingesteld, en past deze steunregelingen binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan volgens de criteria bedoeld in lid 2.
7.
a. Voor de toepassing van lid 1, onder c), komen de partijen overeen dat gedurende de eerste zes jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst alle door Bosnië en Herzegovina toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Bosnië en Herzegovina wordt beschouwd als een regio zoals bedoeld in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag.
b. Uiterlijk aan het einde van het vijfde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst verstrekt Bosnië en Herzegovina de Europese Commissie de BBP-cijfers per hoofd van de bevolking, geharmoniseerd op NUTS II-niveau. De in lid 4 bedoelde instantie en de Europese Commissie zullen dan gezamenlijk evalueren welke regio’s van Bosnië en Herzegovina voor overheidssteun in aanmerking komen, alsmede hoeveel de maximale steunintensiteit voor die regio’s mag bedragen, teneinde op basis van de desbetreffende communautaire richtsnoeren de regionalesteunkaart op te stellen.
8. In protocol 4 worden bijzondere regels voor staatssteun vastgesteld die van toepassing zijn op de herstructurering van de staalindustrie.
9. Met betrekking tot de producten vermeld in hoofdstuk II van titel IV:
a. is het bepaalde in lid 1, onder c), niet van toepassing;
b. dienen alle praktijken die in strijd zijn met het bepaalde in lid 1, onder a), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 36 en 37 van het EG-Verdrag en specifieke communautaire instrumenten die op deze basis zijn vastgesteld.
10. Als een van de partijen van mening is dat een bepaalde praktijk onverenigbaar is met lid 1, kan zij, na overleg in de Stabilisatie- en associatieraad, of 30 werkdagen na het verzoek om dergelijk overleg, passende maatregelen nemen.
Niets in dit artikel vormt een beletsel of een hindernis voor het nemen van antidumpingmaatregelen of compenserende maatregelen door de partijen overeenkomstig de desbetreffende artikelen van de GATT 1994 en de WTO-Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen en hun interne wetgeving op dit gebied.
Uiterlijk aan het einde van het derde jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Bosnië en Herzegovina op overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn toegekend, de beginselen van het EG-Verdrag toe, en met name artikel 86.
De bijzondere rechten van overheidsondernemingen tijdens de overgangsperiode omvatten niet de mogelijkheid tot instelling van kwantitatieve beperkingen of maatregelen van gelijke werking op de invoer in Bosnië en Herzegovina van goederen van oorsprong uit de Gemeenschap.
1. Overeenkomstig dit artikel en bijlage VII bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan een adequate en efficiente bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten.
2. Ten aanzien van de erkenning en bescherming van intellectuele, industriële en commerciële eigendom kennen de partijen vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst aan elkaars ondernemingen en onderdanen een behandeling toe die niet minder gunstig is dan de behandeling die zij op grond van bilaterale overeenkomsten aan derde landen verlenen.
3. Bosnië en Herzegovina treft alle nodige maatregelen om te garanderen dat uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst de bescherming van de intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten op een niveau is dat overeenkomt met het niveau in de Gemeenschap, met inbegrip van effectieve middelen om deze rechten af te dwingen.
4. Bosnië en Herzegovina verbindt zich ertoe binnen bovengenoemde periode toe te treden tot de in bijlage VII bedoelde multilaterale overeenkomsten inzake intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de beginselen van de TRIPs-overeenkomst. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten Bosnië en Herzegovina te verplichten toe te treden tot specifieke multilaterale overeenkomsten op dit terrein.
5. Indien zich op het gebied van intellectuele, industriële en commerciële eigendom problemen voordoen die de handelsvoorwaarden ongunstig beïnvloeden, dan worden zij, op verzoek van een der partijen, onverwijld aan de Stabilisatie- en associatieraad voorgelegd om tot een voor beide partijen bevredigende oplossing te komen.
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina beschouwen het openstellen van de aanbesteding van overheidsopdrachten op basis van non-discriminatie en wederkerigheid, vooral in het kader van de WTO, als een na te streven doel.
2. Vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina krijgen, ongeacht of zij in de Gemeenschap zijn gevestigd, vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap overeenkomstig de daarvoor in de Gemeenschap geldende regelingen en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan vennootschappen uit de Gemeenschap wordt verleend.
Zodra de regering van Bosnië en Herzegovina de wetgeving heeft goedgekeurd waarbij de communautaire regels op dit terrein worden ingevoerd, zijn bovenstaande bepalingen ook van toepassing op contracten in de nutssector. De Gemeenschap onderzoekt op gezette tijden of Bosnië en Herzegovina deze wetgeving daadwerkelijk heeft ingevoerd.
3. Vennootschappen uit de Gemeenschap die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van titel V in Bosnië en Herzegovina zijn gevestigd, krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in Bosnië en Herzegovina en krijgen daarbij een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina wordt verleend.
4. Vennootschappen uit de Gemeenschap die niet in Bosnië en Herzegovina zijn gevestigd, krijgen uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in Bosnië en Herzegovina en krijgen daarbij dan een behandeling die niet minder gunstig is dan de behandeling die aan vennootschappen uit Bosnië en Herzegovina wordt verleend. Gedurende deze overgangsperiode van vijf jaar ziet Bosnië en Herzegovina toe op stapsgewijze verlaging van de bestaande preferenties, en wel zodanig dat het preferentiële tarief gedurende het eerste en het tweede jaar vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst ten hoogste 15% bedraagt, gedurende het derde en het vierde jaar ten hoogste 10% en gedurende het vijfde jaar ten hoogste 5%.
5. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt op gezette tijden de mogelijkheid voor Bosnië en Herzegovina om alle vennootschappen van de Gemeenschap toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in Bosnië en Herzegovina. Bosnië en Herzegovina brengt jaarlijks verslag uit aan de Stabilisatie- en associatieraad over de maatregelen die zijn genomen om de transparantie te vergroten en ervoor te zorgen dat besluiten met betrekking tot overheidsopdrachten effectief juridisch worden getoetst.
6. Op de vestiging, de activiteiten en de verlening van diensten tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina, alsmede de werkgelegenheid en het verkeer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsopdrachten zijn de artikelen 47 tot en met 69 van toepassing.
1. Bosnië en Herzegovina neemt de nodige maatregelen om de wetgeving geleidelijk in overeenstemming te brengen met de technische regelgeving van de Gemeenschap en de Europese procedures voor normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling.
2. In dit verband streven de partijen naar:
a. het bevorderen van het gebruik van communautaire technische regelgeving en Europese normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures;
b. het verlenen van bijstand bij het bevorderen van de ontwikkeling van een kwaliteitsinfrastructuur: normalisatie, metrologie, accreditering en conformiteitsbeoordeling;
c. het stimuleren van de betrokkenheid van Bosnië en Herzegovina bij de activiteiten van gespecialiseerde organisaties op het gebied van normen, conformiteitsbeoordeling, metrologie en dergelijke gebieden (bijvoorbeeld CEN, CENELEC, ETSI, EA, WELMEC, EUROMET6) ;
d. indien mogelijk, het sluiten van een overeenkomst inzake conformiteitsbeoordeling en aanvaarding van industrieproducten zodra Bosnië en Herzegovina zijn wetgeving en procedures voldoende heeft aangepast aan die van de Gemeenschap en voldoende deskundigheid beschikbaar is.
De partijen werken samen om de normen voor de bescherming van de consument in Bosnië en Herzegovina aan te passen aan die in de Gemeenschap. Een effectieve consumentenbescherming is noodzakelijk voor een goed functionerende markteconomie, en deze bescherming is afhankelijk van de ontwikkeling van administratieve infrastructuren voor markttoezicht en rechtshandhaving. Daartoe en ter behartiging van hun gemeenschappelijke belangen stimuleren de partijen:
a. een beleid gericht op actieve bescherming van de consument overeenkomstig de wetgeving van de Gemeenschap, waaronder betere voorlichting en het opzetten van onafhankelijke organisaties;
b. harmonisatie van de wetgeving inzake de bescherming van de consument in Bosnië en Herzegovina met die in de Gemeenschap;
c. efficiënte wettelijke bescherming van de consument teneinde de kwaliteit van verbruiksgoederen te verbeteren en passende veiligheidsnormen in stand te houden;
d. toezicht door bevoegde autoriteiten op de naleving van de regels en toegang tot juridische procedures in geval van geschillen.
Bij de samenwerking op het gebied van justitie en binnenlandse zaken schenken de partijen bijzondere aandacht aan de consolidering van de rechtsstaat en institutionele versterking op alle niveaus, bij de overheid in het algemeen en bij politie en justitie in het bijzonder. De samenwerking is met name gericht op versterking van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en verbetering van de doeltreffendheid en de institutionele capaciteit daarvan, verbetering van de toegankelijkheid van justitie, ontwikkeling van passende structuren voor de politie, de douane en andere rechtshandhavingsinstanties, verstrekking van adequate opleiding en bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad.
Vanaf de inwerkingtreding van deze overeenkomst past Bosnië en Herzegovina zijn wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens aan de wetgeving van de Gemeenschap en andere Europese en internationale wetgeving op het gebied van privacy aan. Bosnië en Herzegovina richt onafhankelijke toezichthoudende organen op die over voldoende financiële en personele middelen beschikken om efficiënt te kunnen toezien op de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens. De partijen werken samen om dit doel te bereiken.
De partijen werken samen op het gebied van visa, grensbewaking, asiel en migratie en zetten een kader op voor deze samenwerking, ook op regionaal niveau, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met en optimaal geprofiteerd wordt van bestaande initiatieven op dit vlak.
De samenwerking op deze gebieden is gebaseerd op wederzijds overleg en nauwe coördinatie van de activiteiten van de partijen en omvat tevens technische en administratieve bijstand bij:
a. de uitwisseling van informatie over wetgeving en praktijken;
b. het opstellen van wetgeving;
c. de verbetering van de efficiëntie van de instellingen;
d. de opleiding van personeel;
e. de beveiliging van reisdocumenten en de herkenning van valse documenten;
f. grensbeheer.
De samenwerking is vooral gericht op:
a. wat asiel betreft: de tenuitvoerlegging van nationale wetgeving die voldoet aan de normen van het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te Geneve op 28 juli 1951, en het Protocol betreffende de status van vluchtelingen, ondertekend te New York op 31 januari 1967, bij dat verdrag, teneinde te waarborgen dat het beginsel van non-refoulement en andere rechten van asielzoekers en vluchtelingen gerespecteerd worden;
b. wat legale migratie betreft: toelatingsregels en de rechten en de status van de toegelaten personen. Ten aanzien van migratie komen de partijen overeen onderdanen van derde landen die legaal op hun grondgebied verblijven een billijke behandeling te geven, en een integratiebeleid te bevorderen dat deze onderdanen rechten en plichten geeft die vergelijkbaar zijn met die van hun staatsburgers.
1. De partijen werken samen met oog op de preventie en controle van illegale immigratie. Daartoe verbinden Bosnië en Herzegovina en de lidstaten zich ertoe hun onderdanen die illegaal op het grondgebied van de andere partij verblijven over te nemen en een overnameovereenkomst te sluiten en volledig ten uitvoer te leggen, met inbegrip van een verplichting tot overname van onderdanen van andere landen en stateloze personen.
De lidstaten en Bosnië en Herzegovina verstrekken hun onderdanen passende identiteitsdocumenten en verlenen hun toegang tot de administratieve faciliteiten die daartoe vereist zijn.
Specifieke procedures in verband met de overname van de eigen onderdanen, onderdanen van derde landen en stateloze personen worden vastgesteld in het kader van de overeenkomst inzake overname.
2. Bosnië en Herzegovina zegt toe overnameovereenkomsten te sluiten met de andere landen die bij het stabilisatie- en associatieproces betrokken zijn en alle noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat alle in dit artikel genoemde overnameovereenkomsten flexibel en snel worden uitgevoerd.
3. De Stabilisatie- en associatieraad onderzoekt welke andere gezamenlijke inspanningen kunnen worden geleverd met het oog op de preventie en controle van illegale immigratie, met inbegrip van mensenhandel en illegale migratienetwerken.
1. De partijen werken samen om te voorkomen dat hun financiële systemen worden gebruikt voor het witwassen van de opbrengsten uit criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder, of voor de financiering van terrorisme.
2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de tenuitvoerlegging van voorschriften en het efficiënt functioneren van passende normen en mechanismen ter voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme die gelijkwaardig zijn aan die welke zijn aangenomen door de Gemeenschap en internationale fora op dit gebied, in het bijzonder de Financial Action Task Force (FATF).
1. Binnen hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen met het oog op een evenwichtige en geïntegreerde aanpak van drugsvraagstukken. Het beleid en de maatregelen met betrekking tot drugs zijn gericht op het versterken van de structuren om illegale drugs te bestrijden, waaronder het beperken van het aanbod van, de handel in en de vraag naar illegale drugs, waarbij de gevolgen voor de gezondheid en de maatschappelijke consequenties van drugsgebruik worden aangepakt en precursoren beter gecontroleerd worden.
2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken. De activiteiten worden gebaseerd op gezamenlijk overeengekomen principes in overeenstemming met het drugsbeheersingsbeleid van de EU.
De partijen werken samen aan de voorkoming en bestrijding van al dan niet georganiseerde criminele en illegale activiteiten, zoals:
a. mensensmokkel en mensenhandel;
b. illegale economische activiteiten, met name valsemunterij, illegale transacties met producten als industrieel afval en radioactief materiaal, en transacties met illegale, vervalste of nagemaakte producten;
c. corruptie, zowel in de publieke als in de particuliere sector, met name in verband met niet-transparante administratieve praktijken;
d. belastingfraude;
e. productie van en illegale handel in drugs en psychotrope stoffen;
f. smokkelarij;
g. illegale wapenhandel;
h. het vervalsen van documenten;
i. illegale autohandel;
j. computercriminaliteit.
Regionale samenwerking en de naleving van internationaal erkende normen op het gebied van de bestrijding van georganiseerde misdaad worden bevorderd.
Overeenkomstig de internationale verdragen waarbij zij partij zijn en hun eigen wet- en regelgeving komen de partijen overeen samen te werken aan de voorkoming en bestrijding van terroristische daden en de financiering daarvan:
a. in het kader van de volledige tenuitvoerlegging van Resolutie 1373 van de VN-Veiligheidsraad (2001) en andere relevante VN-resoluties, internationale verdragen en instrumenten;
b. door informatie uit te wisselen over terroristische groeperingen en de hen ondersteunende netwerken, overeenkomstig het nationale en internationale recht;
c. door ervaringen uit te wisselen over manieren om terrorisme te bestrijden, op technisch gebied en op het gebied van opleiding, en door ervaringen uit te wisselen over het voorkomen van terrorisme.
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina werken nauw samen om de ontwikkeling en het groeipotentieel van Bosnië en Herzegovina te bevorderen. Die samenwerking versterkt de bestaande economische banden op een zo breed mogelijke basis, ten voordele van beide partijen.
2. Bij het opzetten van beleid en andere maatregelen wordt gestreefd naar de duurzame economische en sociale ontwikkeling van Bosnië en Herzegovina. Daarbij wordt ervoor gezorgd dat de milieuaspecten vanaf het begin volledig in het beleid worden geïntegreerd, en wordt rekening gehouden met de eis van harmonieuze sociale ontwikkeling.
3. Het samenwerkingsbeleid wordt in een regionaal samenwerkingskader geïntegreerd. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan maatregelen die de samenwerking tussen Bosnië en Herzegovina en zijn buurlanden, waaronder lidstaten, bevorderen en aldus bijdragen tot de regionale stabiliteit. De Stabilisatie- en associatieraad bepaalt welke van de hierna omschreven samenwerkingsterreinen prioriteit hebben, en wat prioriteit heeft binnen de verschillende terreinen, overeenkomstig het Europees partnerschap.
De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina vergemakkelijken het proces van economische hervorming door middel van samenwerking die beoogt het inzicht in de basiselementen van elkaars economieën en het formuleren en uitvoeren van economisch beleid in een markteconomie te verbeteren.
Op verzoek van de autoriteiten van Bosnië en Herzegovina kan de Gemeenschap het land bijstand verlenen ter ondersteuning van zijn inspanningen om een goed functionerende markteconomie tot stand te brengen en zijn beleid geleidelijk aan te passen aan het op stabiliteit gerichte beleid in het kader van de Europese Economische en Monetaire Unie.
De samenwerking is tevens gericht op de versterking van de rechtsstaat op zakelijk gebied door middel van een stabiel en niet-discriminerend wetgevingskader voor de handel.
Samenwerking op dit gebied omvat ook informele uitwisseling van informatie over de beginselen en de werking van de Europese Economische en Monetaire Unie.
De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het acquis van de Gemeenschap op het gebied van de statistiek. De statistische samenwerking is met name gericht op de ontwikkeling van efficiënte en duurzame statistische stelsels die in staat zijn de vergelijkbare, betrouwbare, objectieve en nauwkeurige gegevens te leveren die nodig zijn om het overgangs- en hervormingsproces in Bosnië en Herzegovina te plannen en te controleren. Ook moet de samenwerking op dit gebied de staatsinstanties en de bureaus van de entiteiten voor de statistiek in staat stellen beter te voldoen aan de behoeften van hun nationale en internationale afnemers (zowel de overheid als de particuliere sector). Het statistisch stelsel moet de fundamentele beginselen van de statistiek die door de VN zijn uitgevaardigd, de Europese praktijkcode voor statistieken en de bepalingen van de Europese statistiekwetgeving eerbiedigen en zich ontwikkelen in de richting van het acquis van de Gemeenschap.
De samenwerking tussen Bosnië en Herzegovina en de Gemeenschap is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis voor het bank- en verzekeringswezen en financiële diensten. De partijen werken samen om een passend kader tot stand te brengen en verder te ontwikkelen voor het stimuleren van het bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten in Bosnië en Herzegovina.
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van interne controle van de overheidsfinanciën (PIFC) en externe boekhoudkundige controle. De partijen werken, door het uitwerken en goedkeuren van relevante regelgeving, met name samen aan de ontwikkeling van efficiente systemen voor PIFC (waaronder financieel beheer en financiële controle en functioneel onafhankelijke interne boekhoudkundige controle) en onafhankelijke externe boekhoudkundige controle in Bosnië en Herzegovina, overeenkomstig internationaal erkende normen en methoden en de op EU-niveau overeengekomen beste praktijken. De samenwerking richt zich ook op de opbouw van capaciteit en de verstrekking van opleidingen voor de betrokken instellingen, met als doel de ontwikkeling van PIFC en externe boekhoudkundige controle (Supreme Audit Institutions) in Bosnië en Herzegovina; dit omvat ook de oprichting en versterking van centrale harmonisatie-eenheden voor financieel beheer en financiële controle en voor systemen voor interne boekhoudkundige controle.
Binnen hun respectieve bevoegdheden is de samenwerking tussen de partijen op het gebied van de bevordering en bescherming van investeringen erop gericht een gunstig klimaat te creeren voor binnenlandse en buitenlandse particuliere investeringen, die essentieel zijn voor de economische en industriële revitalisering van Bosnië en Herzegovina.
De samenwerking richt zich op stimulering van de modernisering en herstructurering van de industrie van Bosnië en Herzegovina en van individuele sectoren. Hieronder valt ook industriële samenwerking tussen het bedrijfsleven aan beide zijden om de particuliere sector te versterken, waarbij de bescherming van het milieu gewaarborgd moet zijn.
Samenwerkingsinitiatieven op het gebied van de industrie dienen een afspiegeling te zijn van de prioriteiten die door de partijen zijn vastgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met de regionale aspecten van industriële ontwikkeling en worden waar nodig transnationale partnerschappen gestimuleerd. De initiatieven dienen in het bijzonder te zijn gericht op het creeren van een passend kader voor het bedrijfsleven, beter management, stimulering van markten, transparantie van de markt en het ondernemingsklimaat.
In het kader van de samenwerking wordt ook op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op het gebied van industriebeleid.
De samenwerking tussen de partijen is gericht op ontwikkeling en versterking van het particuliere midden- en kleinbedrijf, waarbij rekening wordt gehouden met prioritaire gebieden in verband met het communautair acquis op het gebied van het midden- en kleinbedrijf en met de tien richtsnoeren die zijn vastgelegd in het Europees Handvest voor kleine ondernemingen.
De samenwerking tussen de partijen op het gebied van toerisme is voornamelijk gericht op intensivering van de informatiestroom over toerisme (via internationale netwerken, databanken, enz.), versterking van de samenwerking tussen ondernemingen, deskundigen, overheden en overheidsinstellingen op het gebied van toerisme en overdracht van kennis (door middel van opleiding, uitwisseling en seminars). In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis in verband met deze sector.
De samenwerking kan in een regionaal samenwerkingskader worden geïntegreerd.
De samenwerking tussen de partijen is primair gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op landbouwgebied en op veterinair en fytosanitair gebied. De samenwerking is met name gericht op modernisering en herstructurering van de landbouw en de levensmiddelensector in Bosnië en Herzegovina, in het bijzonder om aan de veterinaire en fytosanitaire vereisten van de Gemeenschap te voldoen, en op ondersteuning van de geleidelijke aanpassing van de wetgeving en praktijk in Bosnië en Herzegovina aan de communautaire regels en normen.
De partijen onderzoeken de mogelijkheid om in de visserijsector gebieden van wederzijds belang aan te wijzen waarop samenwerking voor elk van hen voordeel zou opleveren. In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op visserijgebied, waaronder de naleving van internationale verplichtingen betreffende regels van de internationale en de regionale visserijorganisaties inzake het beheer en de instandhouding van de visbestanden.
De samenwerking tussen de partijen op dit gebied is erop gericht de naleving te waarborgen van de op handelsgebied in te voeren bepalingen en het douanesysteem van Bosnië en Herzegovina aan te passen aan dat van de Gemeenschap, teneinde zo de weg vrij te maken voor de in het kader van deze overeenkomst geplande liberaliseringsmaatregelen en de geleidelijke aanpassing van de douanewetgeving van Bosnië en Herzegovina aan het acquis.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met het communautair acquis op douanegebied.
In protocol 5 worden de regels vastgesteld inzake wederzijdse administratieve bijstand tussen partijen op het gebied van douane.
De door de partijen tot stand te brengen samenwerking op belastinggebied omvat maatregelen die gericht zijn op de verdere hervorming van het belastingstelsel van Bosnië en Herzegovina en de herstructurering van de belastingdienst, teneinde de efficiëntie van de belastinginning te verbeteren en belastingfraude beter te kunnen bestrijden.
In het kader van de samenwerking wordt op passende wijze rekening gehouden met de prioritaire gebieden met betrekking tot het communautair acquis op fiscaal gebied en de bestrijding van schadelijke belastingconcurrentie. Schadelijke belastingconcurrentie moet worden tegengegaan op basis van de beginselen van de gedragscode inzake de belastingregeling voor ondernemingen, die de Raad op 1 december 1997 heeft goedgekeurd.
De samenwerking richt zich ook op het vergroten van de transparantie en het bestrijden van corruptie, alsmede het uitwisselen van informatie met de lidstaten, teneinde de handhaving van maatregelen ter voorkoming van belastingfraude, -ontwijking of -ontduiking te vergemakkelijken.
Bosnië en Herzegovina dient ook het netwerk van bilaterale overeenkomsten met de lidstaten te voltooien, overeenkomstig de laatste versie van het OESO-modelverdrag inzake belasting op inkomen en vermogen en de OESO-modelovereenkomst betreffende de uitwisseling van belastinggegevens, voor zover de verzoekende lidstaat hierbij aangesloten is.
De samenwerking tussen de partijen moet bijdragen tot de ontwikkeling van het werkgelegenheidsbeleid van Bosnië en Herzegovina in het kader van versterkte economische hervorming en integratie. De samenwerking is ook gericht op ondersteuning van de aanpassing van het socialezekerheidsstelsel van Bosnië en Herzegovina aan de nieuwe economische en sociale vereisten, teneinde te waarborgen dat alle kwetsbare personen rechtmatige toegang ertoe krijgen en dat hun effectieve ondersteuning wordt geboden, en kan tevens aanpassing inhouden van de wetgeving van Bosnië en Herzegovina inzake arbeidsvoorwaarden en gelijke kansen voor vrouwen en mannen, mensen met een handicap en alle kwetsbare personen, waaronder mensen die behoren tot een minderheid, alsmede verbetering van de bescherming van de gezondheid en veiligheid van werknemers, waarbij het beschermingsniveau in de Gemeenschap maatstaf is.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen werken samen om het peil van het algemene onderwijs en van beroepsonderwijs en beroepsopleiding, alsmede van het jongerenbeleid en jongerenwerk, waaronder niet-formeel onderwijs, in Bosnië en Herzegovina te verhogen. De verwezenlijking van de doelstellingen van de Verklaring van Bologna (die in het kader van het intergouvernementele proces van Bologna is aangenomen) is een prioriteit voor het hoger onderwijs.
De partijen streven er ook naar dat iedereen in Bosnië en Herzegovina gelijke toegang heeft tot alle onderwijsniveaus, zonder onderscheid naar sekse, huidskleur, etnische afkomst of religie. Als prioriteit dient Bosnië en Herzegovina te voldoen aan de verbintenissen die het is aangegaan in het kader van internationale verdragen op deze gebieden.
De relevante communautaire programma’s en instrumenten dragen bij tot verbetering van de onderwijs- en opleidingsstructuren en -activiteiten in Bosnië en Herzegovina.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen verbinden zich ertoe de samenwerking op cultureel gebied te bevorderen. Deze samenwerking beoogt onder meer het wederzijds begrip en het wederzijds respect voor personen, gemeenschappen en volkeren te doen toenemen. De partijen verbinden zich er tevens toe samen te werken om de culturele diversiteit te bevorderen, met name in het kader van het UNESCO-verdrag inzake de bescherming en bevordering van de diversiteit van culturele uitingen.
De partijen werken samen ter bevordering van de audiovisuele industrie in Europa en stimuleren coproducties voor film en televisie.
De samenwerking kan programma’s en faciliteiten omvatten voor de opleiding van journalisten en andere mensen die werkzaam zijn in de media, alsmede technische bijstand voor publieke en particuliere media, zodat hun onafhankelijkheid, hun professionaliteit en hun contacten met Europese media worden versterkt.
Bosnië en Herzegovina stemt zijn beleid inzake de regulering van de inhoudelijke aspecten van grensoverschrijdende televisie af op dat van de EG en past zijn wetgeving aan het acquis communautaire op dit gebied aan. Bosnië en Herzegovina besteedt daarbij bijzondere aandacht aan vraagstukken in verband met de verwerving van intellectuele-eigendomsrechten voor programma’s die worden uitgezonden via satelliet, etherfrequenties en kabel.
De samenwerking tussen de partijen is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van de informatiemaatschappij. Er wordt voornamelijk steun verleend voor de geleidelijke aanpassing van het beleid en de wetgeving van Bosnië en Herzegovina in deze sector aan het beleid en de wetgeving van de Gemeenschap.
De partijen werken tevens samen met het oog op de verdere ontwikkeling van de informatiemaatschappij in Bosnië en Herzegovina. Algemene doelstellingen zijn de voorbereiding van de maatschappij als geheel op het digitale tijdperk, het aantrekken van investeringen en het zorgen voor de interoperabiliteit van netwerken en diensten.
De samenwerking is in eerste instantie gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op dit gebied.
De partijen versterken met name de samenwerking op het gebied van netwerken en diensten voor elektronische communicatie, waarbij het uiteindelijke doel is dat Bosnië en Herzegovina het communautair acquis op deze gebieden een jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst overneemt.
De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina nemen de nodige maatregelen om de onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit krijgen programma’s die basisinformatie over de Gemeenschap verstrekken aan het algemene publiek en meer gespecialiseerde informatie aan professionele doelgroepen in Bosnië en Herzegovina.
De samenwerking tussen de partijen is gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van vervoer.
De samenwerking kan met name worden gericht op herstructurering en modernisering van de vervoerssystemen van Bosnië en Herzegovina, verbetering van het vrije verkeer van reizigers en goederen, verbetering van de toegang tot de vervoersmarkt en vervoersvoorzieningen, met inbegrip van havens en luchthavens, ondersteuning van de ontwikkeling van multimodale infrastructuurvoorzieningen in verband met de voornaamste trans-Europese netwerken, met name ter versterking van regionale verbindingen in Zuidoost-Europa overeenkomstig het memorandum van overeenstemming inzake het kernnetwerk voor regionaal vervoer, totstandbrenging van exploitatienormen die vergelijkbaar zijn met die in de Gemeenschap, ontwikkeling in Bosnië en Herzegovina van een vervoerssysteem dat compatibel is met dat in de Gemeenschap en daarop aansluit, en een betere bescherming van het milieu in de context van het vervoer.
De samenwerking is voornamelijk gericht op prioritaire gebieden die verband houden met het communautair acquis op het gebied van energie, waar van toepassing met inbegrip van nucleaire veiligheid. De samenwerking wordt gebaseerd op het Verdrag tot oprichting van de energiegemeenschap en zal gericht zijn op de geleidelijke integratie van Bosnië en Herzegovina in de Europese energiemarkten.
De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking op milieugebied, vooral om de achteruitgang van het milieu een halt toe te roepen en een begin te maken met de verbetering van het milieu met het oog op duurzame ontwikkeling.
De partijen werken met name samen met het oog op de versterking van de bestuurlijke structuren en procedures om strategische planning van milieuvraagstukken en coördinatie tussen de relevante actoren te waarborgen; de nadruk ligt daarbij op de aanpassing van de wetgeving van Bosnië en Herzegovina aan het acquis communautaire. De samenwerking kan ook worden toegespitst op de ontwikkeling van strategieen om plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterverontreiniging aanzienlijk te verminderen, ook wat betreft afvalstoffen en chemische stoffen, een kader voor efficiente, duurzame en schone energieproductie en -gebruik tot stand te brengen en milieueffectrapportage en strategische milieueffectbeoordelingen uit te voeren. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan ratificatie en tenuitvoerlegging van het Kyoto-protocol.
De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van civiel wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling (OTO), met wederzijds voordeel als uitgangspunt en rekening houdende met de beschikbaarheid van hulpmiddelen en adequate toegang tot elkaars programma’s, waarbij erop wordt toegezien dat intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten goed worden beschermd.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling.
De partijen zetten zich in voor versterking van de samenwerking op het gebied van regionale en plaatselijke ontwikkeling, teneinde bij te dragen tot de economische ontwikkeling en de vermindering van regionale verschillen. Specifieke aandacht wordt geschonken aan grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking.
In het kader van de samenwerking wordt rekening gehouden met de prioritaire terreinen in verband met het communautair acquis op het gebied van regionale ontwikkeling.
De samenwerking richt zich op de ontwikkeling van efficient en verantwoordelijk openbaar bestuur in Bosnië en Herzegovina, waarbij wordt voortgebouwd op de hervormingen die tot dusver zijn uitgevoerd.
De samenwerking in dit verband is voornamelijk gericht op institutionele opbouw, overeenkomstig de vereisten van het Europees partnerschap, en omvat aspecten zoals de ontwikkeling en uitvoering van transparante en onpartijdige wervings- en selectieprocedures, personeelsbeheer en loopbaanontwikkeling voor ambtenaren, permanente educatie, de bevordering van ethisch openbaar bestuur en versterking van het beleidsvormingsproces. Bij de hervormingen wordt rekening gehouden met de doelstelling van fiscale duurzaamheid, waarbij aandacht wordt geschonken aan aspecten van fiscale architectuur. De samenwerking heeft betrekking op alle overheidsniveaus in Bosnië en Herzegovina.
Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze overeenkomst en in overeenstemming met de artikelen 5, 113 en 115 komt Bosnië en Herzegovina in aanmerking voor financiële steun van de Gemeenschap in de vorm van subsidies en leningen, waaronder leningen van de Europese Investeringsbank. De steun van de Gemeenschap is afhankelijk van de vorderingen met betrekking tot de politieke criteria van Kopenhagen, en met name de verwezenlijking van de specifieke prioriteiten van het Europees Partnerschap. Er wordt ook rekening gehouden met de beoordeling die in de jaarlijkse voortgangsverslagen over Bosnië en Herzegovina zal worden gegeven. De steun van de Gemeenschap is tevens afhankelijk van de naleving van de voorwaarden van het stabilisatie- en associatieproces, met name wat betreft de verbintenis van de begunstigden om democratische, economische en institutionele hervormingen door te voeren. De steun aan Bosnië en Herzegovina wordt afgestemd op de geconstateerde behoeften, de overeengekomen prioriteiten, het vermogen tot opneming en, waar van toepassing, terugbetaling en het vermogen maatregelen te treffen om de economie te hervormen en te herstructureren.
De financiële bijstand in de vorm van subsidies kan worden verleend overeenkomstig de desbetreffende verordening van de Raad, binnen een door de Gemeenschap na overleg met Bosnië en Herzegovina vast te stellen indicatief meerjarenkader en op basis van jaarlijkse actieprogramma’s.
De financiële bijstand kan betrekking hebben op alle samenwerkingsterreinen, waarbij met name aandacht wordt besteed aan justitie en binnenlandse zaken, harmonisatie van wetgeving en economische ontwikkeling.
Met het oog op optimale benutting van de beschikbare middelen zien de partijen erop toe dat de bijdragen van de Gemeenschap worden verstrekt in nauwe coordinatie met andere financieringsbronnen, zoals lidstaten, andere landen en internationale financiële instellingen. Daartoe wisselen de partijen regelmatig informatie uit over alle bronnen van bijstand.
Er wordt een Stabilisatie- en associatieraad opgericht, die toezicht houdt op de toepassing en de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst. De Stabilisatie- en associatieraad komt op passend niveau bijeen met regelmatige tussenpozen en wanneer de omstandigheden dat vereisen. Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van deze overeenkomst voordoen, en alle andere, bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.
1. De Stabilisatie- en associatieraad bestaat uit enerzijds leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Europese Commissie, en anderzijds leden van de Raad van Ministers van Bosnië en Herzegovina.
2. De Stabilisatie- en associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.
3. De leden van de Stabilisatie- en associatieraad mogen zich laten vertegenwoordigen overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde vast te leggen voorwaarden.
4. De Stabilisatie- en associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Gemeenschap en een vertegenwoordiger van Bosnië en Herzegovina, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.
5. De Europese Investeringsbank neemt, voor aangelegenheden die onder haar bevoegdheid vallen, als waarnemer deel aan de werkzaamheden van de Stabilisatie- en associatieraad.
Om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, heeft de Stabilisatie- en associatieraad de bevoegdheid besluiten te nemen binnen de toepassingssfeer van deze overeenkomst voor de in deze overeenkomst vermelde gevallen. Deze besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Stabilisatie- en associatieraad mag ook passende aanbevelingen doen. Hij stelt zijn besluiten en aanbevelingen vast in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
1. De Stabilisatie- en associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Stabilisatie- en associatiecomité, bestaande uit enerzijds vertegenwoordigers van de Raad van de Europese Unie en vertegenwoordigers van de Europese Commissie, en anderzijds vertegenwoordigers van de Raad van Ministers van Bosnië en Herzegovina.
2. In zijn reglement van orde bepaalt de Stabilisatie- en associatieraad de taken van het Stabilisatie- en associatiecomité, waaronder de voorbereiding van de vergaderingen van de Stabilisatie- en associatieraad, en stelt hij de werkwijze van dit comité vast.
3. De Stabilisatie- en associatieraad mag bevoegdheden aan het Stabilisatie- en associatiecomité delegeren. In dat geval neemt het Stabilisatie- en associatiecomité zijn besluiten volgens de voorwaarden van artikel 117.
Het Stabilisatie- en associatiecomité kan subcomités oprichten.
Voor het einde van het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst zet het Stabilisatie- en associatiecomité de nodige subcomités op voor de adequate uitvoering van deze overeenkomst.
Er wordt een subcomité ingesteld voor aangelegenheden met betrekking tot migratie.
De Stabilisatie- en associatieraad kan tot de oprichting besluiten van andere speciale comités of lichamen die hem bij de uitvoering van zijn taken kunnen bijstaan. In zijn reglement van orde legt de Stabilisatie- en associatieraad de samenstelling van deze comités of lichamen vast en bepaalt hij hun taken en werkwijze.
Er wordt een Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité opgericht. Dit dient als forum waar leden van de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina en het Europees Parlement elkaar kunnen ontmoeten en van gedachten kunnen wisselen. Dit comité komt met door hemzelf te bepalen tussenpozen bijeen.
Het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité bestaat uit leden van het Europees Parlement en leden van de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina.
Het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité stelt zijn reglement van orde vast.
Het voorzitterschap van het Parlementair Stabilisatie- en associatiecomité wordt beurtelings bekleed door een lid van het Europees Parlement en een lid van de parlementaire vergadering van Bosnië en Herzegovina, overeenkomstig de in het reglement van orde vast te leggen bepalingen.
Binnen het toepassingsgebied van deze overeenkomst beijvert elk van beide partijen zich om ervoor te zorgen dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van haar eigen onderdanen, toegang krijgen tot de ter zake bevoegde gerechtelijke instanties en administratieve lichamen van de partijen, ter verdediging van hun individuele rechten en hun eigendomsrechten.
Niets in deze overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:
a. die zij nodig acht om onthulling te beletten van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist;
b. die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie, absoluut vereist voor defensiedoeleinden, mits de maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;
c. die zij van vitaal belang acht voor haar eigen veiligheid, in geval van ernstige binnenlandse onlusten die de openbare orde bedreigen, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid is aangegaan.
1. Op de door deze overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin neergelegde bijzondere bepalingen mogen:
a. de regelingen die Bosnië en Herzegovina ten opzichte van de Gemeenschap toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van de lidstaten, hun onderdanen of hun vennootschappen;
b. de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Bosnië en Herzegovina toepast, geen aanleiding geven tot onderlinge discriminatie van onderdanen of vennootschappen van Bosnië en Herzegovina.
2. Lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om de desbetreffende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in een identieke situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats.
1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in deze overeenkomst beschreven doelstellingen worden bereikt.
2. De partijen komen overeen op verzoek van een partij onmiddellijk overleg te plegen via passende kanalen om kwesties met betrekking tot de interpretatie of tenuitvoerlegging van deze overeenkomst en andere relevante aspecten van de betrekkingen tussen de partijen te bespreken.
3. De partijen leggen geschillen die verband houden met de toepassing of de interpretatie van deze overeenkomst voor aan de Stabilisatie- en associatieraad. In dat geval geldt artikel 126, en eventueel protocol 6.
De Stabilisatie- en associatieraad kan een dergelijk geschil door middel van een bindend besluit beslechten.
4. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een verplichting die uit deze overeenkomst voortvloeit niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen, behalve in bijzonder dringende gevallen, verstrekt zij de Stabilisatie- en associatieraad alle ter zake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor de partijen aanvaardbare oplossing te vinden.
Bij de keuze van de maatregelen moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die het functioneren van deze overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Stabilisatie- en associatieraad gebracht en op verzoek van de andere partij besproken in de Stabilisatie- en associatieraad, het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander op grond van artikel 119 of artikel 120 opgericht orgaan.
5. De leden 2, 3 en 4 hebben geen invloed op en gelden onverminderd de artikelen 30, 38, 39, 40 en 44 en protocol 2.
1. Wanneer tussen de partijen een meningsverschil ontstaat over de interpretatie of de tenuitvoerlegging van deze overeenkomst, dient de ene partij bij de andere partij en bij de Stabilisatie- en associatieraad een formeel verzoek tot geschillenbeslechting in.
Wanneer een partij van mening is dat een maatregel van de andere partij of het niet-optreden van de andere partij een inbreuk vormt op haar verplichtingen in het kader van deze overeenkomst, moet in het formele verzoek tot geschillenbeslechting worden vermeld waarom de eerste partij deze mening is toegedaan en dat zij maatregelen kan nemen zoals bedoeld in artikel 125, lid 4.
2. De partijen streven ernaar geschillen op te lossen via overleg te goeder trouw binnen de Stabilisatie- en associatieraad en de andere in lid 3 bedoelde organen, teneinde zo snel mogelijk tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
3. De partijen verstrekken de Stabilisatie- en associatieraad alle relevante informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie.
Zolang het geschil niet is beslecht, wordt het tijdens elke vergadering van de Stabilisatie- en associatieraad besproken, tenzij de in protocol 6 beschreven arbitrageprocedure is ingeleid. Een geschil wordt geacht beslecht te zijn wanneer de Stabilisatie- en associatieraad een bindend besluit heeft genomen zoals bedoeld in artikel 125, lid 3, of wanneer hij heeft verklaard dat het geschil niet langer bestaat.
In overleg tussen de partijen of op verzoek van een van de partijen kan een geschil ook worden besproken tijdens een vergadering van het Stabilisatie- en associatiecomité of een ander relevant comité of orgaan dat is opgezet op grond van artikel 119 of 120. Overleg kan ook schriftelijk plaatsvinden.
Alle tijdens het overleg verstrekte informatie wordt vertrouwelijk behandeld.
4. Voor vraagstukken die onder protocol 6 vallen, kan een partij het geschil voor arbitrage voordragen overeenkomstig dat protocol, wanneer de partijen er niet in slagen binnen twee maanden na de inleiding van de in lid 1 bedoelde procedure voor geschillenbeslechting een oplossing te vinden.
Zolang onder deze overeenkomst geen gelijkwaardige rechten zijn verworven voor personen en ondernemingen, doet deze overeenkomst geen afbreuk aan de rechten die hun worden verleend bij bestaande overeenkomsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds.
De bijlagen I tot en met VII en de protocollen 1 tot en met 7 vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst.
De op 22 november 2004 ondertekende Kaderovereenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina inzake de algemene beginselen voor de deelname van Bosnië en Herzegovina aan communautaire programma’s7) en de bijlage daarbij vormen een integrerend onderdeel van deze overeenkomst. De in artikel 8 van die kaderovereenkomst bedoelde evaluatie wordt door de Stabilisatie- en associatieraad uitgevoerd; deze heeft de bevoegdheid de kaderovereenkomst zo nodig te wijzigen.
Deze overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
Elk van beide partijen kan deze overeenkomst opzeggen door de andere partij van deze opzegging in kennis te stellen. Deze overeenkomst verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving. Elk van beide partijen kan deze overeenkomst met onmiddellijke ingang schorsen wanneer de andere partij een essentieel element van deze overeenkomst schendt.
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder „partijen” verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds.
Deze overeenkomst is van toepassing op enerzijds het grondgebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie van toepassing zijn, onder de in die Verdragen neergelegde voorwaarden, en anderzijds het grondgebied van Bosnië en Herzegovina.
De secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depositaris van deze overeenkomst.
Deze overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse, de Bosnische, de Kroatische en de Servische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.
Deze overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures geratificeerd of goedgekeurd.
De akten van ratificatie of goedkeuring worden neergelegd bij het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie.
Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste akte van ratificatie of van goedkeuring is neergelegd.
De partijen komen overeen dat, indien in afwachting van de voltooiing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van deze overeenkomst, de bepalingen van sommige gedeelten van deze overeenkomst, met name die inzake het vrije verkeer van goederen, alsmede de relevante bepalingen inzake vervoer, door middel van een interimovereenkomst tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina ten uitvoer worden gelegd, voor de toepassing van titel IV, van de artikelen 71 en 73 van deze overeenkomst en van de protocollen 1, 2, 4, 5, 6 en 7 alsmede de relevante bepalingen van protocol 3, onder de datum van inwerkingtreding van deze overeenkomst wordt verstaan de datum van inwerkingtreding van de interimovereenkomst, voor wat betreft de verplichtingen die in die artikelen en protocollen zijn opgenomen.
Bijlagen1)
– Bijlage I (artikel 21) – Tariefconcessies van Bosnië en Herzegovina voor industrieproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage II (artikel 27) – Omschrijving van producten van de categorie „baby beef”
– Bijlage III (artikel 27) – Tariefconcessies van Bosnië en Herzegovina voor landbouwproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage IV (artikel 28) – Rechten die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing zijn op goederen van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina
– Bijlage V (artikel 28) – Rechten die bij invoer in Bosnië en Herzegovina van toepassing zijn op goederen van oorsprong uit de Gemeenschap
– Bijlage VI (artikel 50) – Vestiging: Financiële diensten
– Bijlage VII (artikel 73) – Intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten
Protocollen
– Protocol 1 (artikel 25) betreffende de handel tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina in verwerkte landbouwproducten
– Protocol 2 (artikel 42) betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking in verband met de toepassing van deze overeenkomst tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina
– Protocol 3 (artikel 59) betreffende vervoer over land
– Protocol 4 (artikel 71) betreffende staatssteun voor de ijzer- en staalindustrie
– Protocol 5 (artikel 97) betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
– Protocol 6 (artikel 126) betreffende beslechting van geschillen
– Protocol 7 (artikel 27) betreffende wederzijdse preferentiele concessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina passen op bewerkte landbouwproducten de in bijlage I respectievelijk bijlage II vermelde rechten toe in overeenstemming met de daarin vermelde voorwaarden, ongeacht of beperkingen in het kader van een contingent van toepassing zijn.
2. De Stabilisatie- en associatieraad beslist inzake:
a. uitbreiding van de lijst van de onder dit protocol vallende bewerkte landbouwproducten;
b. wijziging van de in de bijlagen I en II vermelde rechten;
c. verhoging of afschaffing van de tariefcontingenten.
3. De Stabilisatie- en associatieraad kan de bij dit protocol vastgestelde rechten vervangen door een stelsel, vastgesteld op basis van de respectieve marktprijzen in de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina voor landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de onder dit protocol vallende verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt.
De overeenkomstig artikel 1 toegepaste rechten kunnen bij besluit van de Stabilisatie- en associatieraad worden verlaagd:
a. wanneer in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina de op de basisproducten toegepaste rechten worden verlaagd, of
b. naar aanleiding van verlagingen die het gevolg zijn van wederzijdse concessies voor verwerkte landbouwproducten.
De onder a) bedoelde verlagingen worden berekend op het deel van het recht, aangemerkt als landbouwelement, dat overeenstemt met de landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de bedoelde verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt en in mindering zijn gebracht op de voor die basislandbouwproducten geldende rechten.
De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina stellen elkaar in kennis van de administratieve regelingen die zijn vastgesteld voor de onder dit protocol vallende producten. Deze regelingen dienen een gelijke behandeling van alle betrokken partijen te waarborgen en dienen zo eenvoudig en soepel mogelijk te zijn.
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „vervaardiging”: elk type be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;
b. „materiaal”: alle ingredienten, grondstoffen, componenten, delen en dergelijke die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;
c. „product”: het verkregen product, ook indien dit bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;
d. „goederen”: zowel materialen als producten;
e. „douanewaarde”: de waarde zoals bepaald bij de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel van 1994 (Overeenkomst inzake de douanewaarde van de WTO);
f. „prijs af fabriek”: de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, mits in die prijs de waarde van alle gebruikte materialen is inbegrepen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;
g. „waarde van de materialen”: de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die voor de materialen in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina is betaald;
h. „waarde van de materialen van oorsprong”: de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;
i. „toegevoegde waarde”: de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van alle gebruikte materialen van oorsprong uit de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of, indien de douanewaarde niet bekend is of niet kan worden vastgesteld, de eerste verifieerbare prijs die in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina voor deze materialen werd betaald;
j. „hoofdstukken” en „posten”: de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit protocol „het geharmoniseerde systeem” of „GS” genoemd;
k. „ingedeeld”: de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;
l. „zending”: producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een factuur;
m. „gebieden”: ook de territoriale wateren.
1. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap:
a. geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in de Gemeenschap verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
2. Voor de toepassing van deze overeenkomst worden de volgende producten beschouwd als van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina:
a. geheel en al in Bosnië en Herzegovina verkregen producten in de zin van artikel 5;
b. in Bosnië en Herzegovina verkregen producten waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Bosnië en Herzegovina een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6.
1. Onverminderd artikel 2, lid 1, worden producten ook als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina, de Gemeenschap of een ander land of gebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie2) of door be- of verwerking van de materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG–Turkije van 22 december 19953) van toepassing is, mits de in de Gemeenschap uitgevoerde be- of verwerkingen ingrijpender zijn dan de behandelingen bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2. Indien de in de Gemeenschap verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde behandelingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit de Gemeenschap beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit elk van de andere in lid 1 bedoelde landen of gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in de Gemeenschap gebruikte materialen van oorsprong.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en gebieden die in de Gemeenschap geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
a. tussen de landen of gebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiele handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Bosnië en Herzegovina, volgens de eigen procedures van dat land, berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumulatie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
De Gemeenschap verstrekt Bosnië en Herzegovina door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens over de overeenkomsten en de daarin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen en gebieden worden toegepast.
De in dit artikel bedoelde cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
1. Onverminderd artikel 2, lid 2, worden producten ook als van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina beschouwd indien zij aldaar zijn verkregen door be- of verwerking van materialen van oorsprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina, of een ander land of gebied dat deelneemt aan het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie2), of door be- of verwerking van de materialen van oorsprong uit Turkije waarop Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG–Turkije van 22 december 19953) van toepassing is, mits de in Bosnië en Herzegovina uitgevoerde be- of verwerkingen ingrijpender zijn dan de behandelingen bedoeld in artikel 7. Het is niet noodzakelijk dat deze materialen toereikende be- of verwerkingen hebben ondergaan.
2. Indien de in Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerkingen niet ingrijpender zijn dan de in artikel 7 bedoelde behandelingen, wordt het verkregen product alleen als van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde groter is dan de waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit elk van de andere in lid 1 bedoelde landen of gebieden. Is dit niet het geval, dan wordt het verkregen product beschouwd als van oorsprong uit het land dat de hoogste waarde vertegenwoordigt van de bij de vervaardiging in Bosnië en Herzegovina gebruikte materialen van oorsprong.
3. Producten van oorsprong uit een van de in de lid 1 genoemde landen en gebieden die in Bosnië en Herzegovina geen enkele be- of verwerking ondergaan, behouden hun oorsprong wanneer zij naar een van deze landen of gebieden worden uitgevoerd.
4. De cumulatie waarin dit artikel voorziet, kan slechts worden toegepast indien:
a. tussen de landen of gebieden die betrokken zijn bij het verwerven van de oorsprong en het land van bestemming een preferentiele handelsovereenkomst overeenkomstig artikel XXIV van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel (GATT) van toepassing is;
b. materialen en producten de oorsprong hebben verkregen door de toepassing van oorsprongsregels die identiek zijn met die in dit protocol;
en
c. in het Publicatieblad van de Europese Unie (C-reeks) en in Bosnië en Herzegovina, volgens de eigen procedures van dat land, berichten zijn gepubliceerd waarin wordt aangegeven dat aan de eisen voor de toepassing van cumulatie is voldaan.
De cumulatie waarin dit artikel voorziet, is van toepassing met ingang van de datum die is aangegeven in de kennisgeving in de C-reeks van het Publicatieblad van de Europese Unie.
Bosnië en Herzegovina verstrekt de Gemeenschap door tussenkomst van de Europese Commissie nadere gegevens over de overeenkomsten, zoals de datum van inwerkintreding en de erin opgenomen oorsprongsregels die met de andere in lid 1 genoemde landen en gebieden worden toegepast.
De in dit artikel bedoelde cumulatie geldt niet voor de in bijlage V vermelde producten.
1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina verkregen worden beschouwd:
a. aldaar uit de bodem of zeebodem gewonnen producten;
b. aldaar geoogste producten van het plantenrijk;
c. aldaar geboren en opgefokte levende dieren
d. producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;
e. voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;
f. producten van de zeevisserij en andere buiten de territoriale wateren van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina door hun schepen uit de zee gewonnen producten;
g. producten die, uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten, aan boord van hun fabrieksschepen zijn vervaardigd;
h. aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen, met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;
i. afval en schroot afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;
j. producten, gewonnen uit of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;
k. goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.
2. De termen „hun schepen” en „hun fabrieksschepen” in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen:
a. die in een lidstaat van de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina zijn ingeschreven of geregistreerd;
b. die de vlag van een lidstaat van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina voeren.
c. die voor ten minste 50% toebehoren aan onderdanen van lidstaten van de Gemeenschap of onderdanen van Bosnië en Herzegovina of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van bestuur of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Bosnië en Herzegovina en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten of aan openbare lichamen of onderdanen van deze staten;
d. waarvan de kapitein en de officieren onderdaan zijn van een lidstaat van de Gemeenschap of onderdaan van Bosnië en Herzegovina;
en
e. waarvan de bemanning voor ten minste 75% bestaat uit onderdanen van lidstaten of van Bosnië en Herzegovina.
1. Voor de toepassing van artikel 2 worden producten die niet geheel en al verkregen zijn, geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan indien aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II is voldaan.
Die voorwaarden geven voor alle onder deze overeenkomst vallende producten aan welke be- of verwerkingen niet van oorsprong zijnde materialen moeten ondergaan om het karakter van product van oorsprong te verkrijgen, en zijn slechts op die materialen van toepassing. Dit betekent dat indien een product dat de oorsprong heeft verkregen doordat het aan de voorwaarden in die lijst voor dat product heeft voldaan, als materiaal gebruikt wordt bij de vervaardiging van een ander product, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het wordt verwerkt daarvoor niet gelden. Er wordt dan geen rekening gehouden met niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging ervan zijn gebruikt.
2. In afwijking van lid 1 kunnen niet van oorsprong zijnde materialen die, volgens de voorwaarden in de lijst, bij de vervaardiging van een product niet mogen worden gebruikt, toch worden gebruikt, indien:
a. de totale waarde ervan niet hoger is dan 10% van de prijs af fabriek van het product;
b. de in de lijst vermelde maximumwaarden voor niet van oorsprong zijnde materialen door de toepassing van dit lid niet worden overschreden.
Dit lid is niet van toepassing op de producten die onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerde systeem zijn ingedeeld.
3. De leden 1 en 2 zijn van toepassing onder voorbehoud van artikel 7.
1. Behoudens lid 2 van dit artikel worden de volgende behandelingen als ontoereikende be- of verwerkingen beschouwd, die niet de oorsprong verlenen, ongeacht of aan de voorwaarden van artikel 6 is voldaan:
a. behandelingen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren;
b. splitsen en samenvoegen van colli;
c. wassen, schoonmaken; stofvrij maken, verwijderen van roest, olie, verf of dergelijke;
d. strijken of persen van textiel;
e. schilderen of polijsten;
f. ontvliezen of doppen, geheel of gedeeltelijk bleken, polijsten of vlampolijsten van granen of rijstdoppen;
g. kleuren van suiker of vormen van suikerklonten;
h. pellen, ontpitten of schillen van noten, vruchten of groenten;
i. aanscherpen, vermalen of versnijden;
j. zeven, sorteren, classificeren, assorteren; (daaronder begrepen het samenstellen van stellen of assortimenten van artikelen);
k. bottelen, verpakken in blikken, flessen, zakken, dozen of andere omhulsels, bevestigen op kaarten of platen, en alle andere eenvoudige verrichtingen in verband met de opmaak;
l. aanbrengen of opdrukken op de producten zelf, of op de verpakking, van merken, etiketten, beeldmerken of andere soortgelijke onderscheidende tekens;
m. mengen van producten, ook van verschillende soorten; mengen van suiker met andere stoffen;
n. samenvoegen van delen van artikelen tot een volledig artikel dan wel uit elkaar nemen van artikelen in onderdelen;
o. twee of meer van de onder (a) tot en met (n) vermelde behandelingen tezamen;
p. slachten van dieren.
2. Om te bepalen of de be- of verwerkingen die een bepaald product heeft ondergaan ontoereikend zijn in de zin van lid 1, worden alle be- of verwerkingen die dit product in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina heeft ondergaan tezamen genomen.
1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol is het product dat volgens de nomenclatuur van het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.
Hieruit volgt:
a. wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, onder een enkele post van het geharmoniseerde systeem wordt ingedeeld, vormt het geheel de determinerende eenheid;
b. wanneer een zending bestaat uit een aantal identieke producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, moet elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit protocol afzonderlijk worden genomen.
2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.
Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn inbegrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht een geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.
Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15% van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.
Om te bepalen of een product van oorsprong is, is het niet noodzakelijk de oorsprong na te gaan van bij de vervaardiging gebruikte:
a. energie en brandstof;
b. fabrieksuitrusting;
c. machines en werktuigen;
d. goederen die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen.
1. Aan de in titel II genoemde voorwaarden voor het verkrijgen van de oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina zijn voldaan, behoudens de artikelen 3 en 4, en lid 3 van dit artikel.
2. Behoudens de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong die uit de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina naar een ander land worden uitgevoerd en vervolgens opnieuw worden ingevoerd, als niet van oorsprong beschouwd, tenzij ten genoegen van de douane wordt aangetoond dat:
a. de terugkerende goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen;
en
b. de goederen tijdens de periode dat ze waren uitgevoerd geen andere be- of verwerkingen hebben ondergaan dan die welke noodzakelijk waren om ze in goede staat te bewaren.
3. Een buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerking van uit de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina uitgevoerde en later wederingevoerde materialen ontneemt niet het karakter van product van oorsprong overeenkomstig titel II indien:
a. de genoemde materialen geheel en al in de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina zijn verkregen dan wel, voorafgaand aan de uitvoer, aldaar een meer ingrijpende be- of verwerking dan de in artikel 7 vermelde behandelingen hebben ondergaan;
en
b. ten genoegen van de douane kan worden aangetoond dat:
i. de wederingevoerde goederen het resultaat zijn van de be- of verwerking van de uitgevoerde materialen;
en
ii. de totale buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina toegevoegde waarde niet meer dan 10% bedraagt van de prijs af fabriek van het als product van oorsprong aangemerkte eindproduct.
4. Voor de toepassing van lid 3 is titel II betreffende het verlenen van de oorsprong niet van toepassing op buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerkingen. Wanneer evenwel, in de lijst van bijlage II, voor de vaststelling van de oorsprong van het eindproduct een regel is opgenomen die een maximumwaarde geeft voor alle gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen, mag de totale waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die in het gebied van de betrokken partij worden verwerkt plus de totale buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina overeenkomstig dit artikel toegevoegde waarde het vermelde percentage niet overschrijden.
5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 worden onder „totale toegevoegde waarde” verstaan alle buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina gemaakte kosten, met inbegrip van de waarde van de daar verwerkte materialen.
6. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten die niet aan de voorwaarden van de lijst in bijlage II voldoen en die slechts door toepassing van de algemene tolerantieregel van artikel 6, lid 2, kunnen worden aangemerkt als toereikend be- of verwerkte producten.
7. De leden 3 en 4 zijn niet van toepassing op producten van de hoofdstukken 50 tot en met 63 van het geharmoniseerd systeem.
8. Buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina verrichte be- of verwerkingen als bedoeld in dit artikel vinden plaats in het kader van de regeling passieve veredeling of een soortgelijke regeling.
1. De bij deze overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is uitsluitend van toepassing op producten die aan de voorwaarden van dit protocol voldoen en die rechtstreeks tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina of over het grondgebied van de in de artikelen 3 en 4 genoemde andere landen of gebieden zijn vervoerd. Producten die een zending vormen, kunnen via een ander grondgebied worden vervoerd, eventueel met overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, mits ze in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douane blijven en aldaar geen andere behandelingen ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.
Producten van oorsprong mogen per pijpleiding via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Bosnië en Herzegovina worden vervoerd.
2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douane van het land van invoer:
a. een enkel vervoersdocument ter dekking van het vervoer van het land van uitvoer door het land van doorvoer; of
b. een door de douane van het land van doorvoer afgegeven certificaat:
i. met een nauwkeurige omschrijving van de goederen;
ii. met de data waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder vermelding van de gebruikte schepen of andere vervoermiddelen;
en
iii. met een verklaring over de voorwaarden waarop de goederen in het land van doorvoer zijn verbleven; of
c. bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong die naar een tentoonstelling in een ander dan de in de artikelen 3 en 4 genoemde landen zijn verzonden en die na de tentoonstelling zijn verkocht en in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina worden ingevoerd, mits ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:
a. een exporteur deze producten vanuit de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en daar heeft tentoongesteld;
b. deze exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina;
c. de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling zijn verzonden, in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan;
en
d. de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op die tentoonstelling te worden vertoond.
2. Een bewijs van oorsprong dient overeenkomstig de bepalingen van titel V te worden afgegeven of opgesteld en op de gebruikelijke wijze bij de douane van het land van invoer te worden ingediend. Op dit bewijs dienen de naam en het adres van de tentoonstelling te zijn vermeld. Indien nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden verlangd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij waren tentoongesteld.
3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter die niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, en gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.
1. Niet van oorsprong zijnde materialen die gebruikt zijn bij de vervaardiging van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden waarvoor overeenkomstig titel V een bewijs van oorsprong is afgegeven of opgesteld, komen in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina niet in aanmerking voor teruggave of vrijstelling van douanerechten van welke aard dan ook.
2. Het verbod in lid 1 geldt voor elke regeling voor gehele of gedeeltelijke terugbetaling, kwijtschelding of niet-betaling van douanerechten of heffingen van gelijke werking die in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina van toepassing is op materialen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, indien een dergelijke terugbetaling, kwijtschelding of nietbetaling uitdrukkelijk of feitelijk wordt toegekend wanneer de producten die uit genoemde materialen zijn verkregen worden uitgevoerd, doch niet van toepassing is indien deze producten voor binnenlands gebruik zijn bestemd.
3. De exporteur van producten die door een bewijs van oorsprong zijn gedekt, dient steeds bereid te zijn op verzoek van de douaneautoriteiten alle stukken over te leggen waaruit blijkt dat geen teruggave of vrijstelling van rechten is verkregen ten aanzien van de bij de vervaardiging van de betrokken producten gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn en dat alle douanerechten en heffingen van gelijke werking die op deze materialen van toepassing zijn, daadwerkelijk zijn betaald.
4. De leden 1, 2 en 3 zijn ook van toepassing op de verpakking in de zin van artikel 8, lid 2, op accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen in de zin van artikel 9 en op artikelen die deel uitmaken van een stel of assortiment in de zin van artikel 10, wanneer dergelijke producten niet van oorsprong zijn.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn uitsluitend van toepassing op materialen van de soort waarop deze overeenkomst van toepassing is. Zij doen geen afbreuk aan het stelsel van restituties bij de uitvoer van landbouwproducten overeenkomstig de bepalingen van deze overeenkomst.
1. Deze overeenkomst is van toepassing op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die in Bosnië en Herzegovina worden ingevoerd en op producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina die in de Gemeenschap worden ingevoerd, op vertoon van:
a. een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan het model in bijlage III is opgenomen; of
b. in de in artikel 22, lid 1, bedoelde gevallen, een verklaring van de exporteur (hierna „factuurverklaring” genoemd) op een factuur, pakbon of een ander handelsdocument, waarin de producten duidelijk genoeg zijn omschreven om geïdentificeerd te kunnen worden; de tekst van deze factuurverklaring is opgenomen in bijlage IV.
2. In afwijking van lid 1 van dit artikel vallen producten van oorsprong in de zin van dit protocol in de in artikel 27 bedoelde gevallen onder de toepassing van deze overeenkomst zonder dat een van de hierboven genoemde documenten behoeft te worden overgelegd.
1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van het land van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.
2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in bijlage III opgenomen. Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin deze overeenkomst is opgesteld overeenkomstig het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en wordt het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.
3. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen steeds bereid te zijn, op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, alle nodige documenten over te leggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douane van een lidstaat van de Gemeenschap of de douane van Bosnië en Herzegovina indien de producten kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
5. De met de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten daadwerkelijk van oorsprong zijn, en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten. Zij zien er ook op toe dat de in lid 2 bedoelde formulieren correct zijn ingevuld. Met name wordt nagegaan of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zodanig is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.
6. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in vak 11 van het certificaat.
7. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douane afgegeven en ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat zij zullen worden uitgevoerd.
1. In afwijking van artikel 17, lid 7, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft worden afgegeven, indien
a. dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;
of
b. ten genoegen van de douane is aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel is afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.
3. Voor de douane tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaat, dient zij te hebben vastgesteld dat de gegevens in de aanvraag van de exporteur overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.
4. Op een achteraf afgegeven certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht: „ISSUED RETROSPECTIVELY”.
5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 kan de exporteur de douaneautoriteiten die het certificaat hebben afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.
2. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt in de Engelse taal de volgende aantekening aangebracht: „DUPLICATE”.
3. De in lid 2 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak „Opmerkingen” van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.
4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, is vanaf die datum geldig.
Voor producten van oorsprong die in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina onder toezicht van een douanekantoor zijn geplaatst, kan het oorspronkelijke bewijs van oorsprong door een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden vervangen bij verzending van deze producten of een gedeelte daarvan naar een andere plaats in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina. Dit certificaat wordt of deze certificaten worden afgegeven door het douanekantoor dat op de producten toezicht houdt.
1. Wanneer het met aanzienlijke kosten of moeilijkheden gepaard gaat om afzonderlijke voorraden aan te houden van identieke en onderling verwisselbare materialen die van oorsprong en die niet van oorsprong zijn, kunnen de douaneautoriteiten, op schriftelijk verzoek van de betrokkene, toestaan dat voor het beheer van deze voorraden de methode van de gescheiden boekhouding wordt gebruikt.
2. Met behulp van deze gescheiden boekhouding moet het mogelijk zijn dat in een bepaalde referentieperiode eenzelfde aantal als van oorsprong te beschouwen producten wordt verkregen als verkregen zou zijn indien de voorraden fysiek waren gescheiden.
3. De douaneautoriteiten kunnen vergunning verlenen voor het gebruik van deze methode op de door hen wenselijk geachte voorwaarden.
4. Deze methode wordt geregistreerd en toegepast op basis van de algemene boekhoudbeginselen die van toepassing zijn in het land waar het product is vervaardigd.
5. Het bedrijf dat deze vergunning heeft verkregen kan bewijzen van de oorsprong afgeven of aanvragen, al naar gelang van het geval, voor de hoeveelheid producten die als van oorsprong kunnen worden beschouwd. De vergunninghouder verstrekt op verzoek van de douaneautoriteiten een verklaring over de wijze waarop de hoeveelheden zijn beheerd.
6. De douaneautoriteiten houden toezicht op het gebruik van de vergunning en kunnen deze steeds intrekken wanneer de vergunninghouder deze niet correct gebruikt of niet aan een van de andere in dit protocol omschreven voorwaarden voldoet.
1. De in artikel 16, lid 1, onder b), genoemde factuurverklaring kan worden opgesteld door:
a. toegelaten exporteurs in de zin van artikel 23;
of
b. een willekeurige exporteur, voor zendingen bestaande uit een of meer colli met producten van oorsprong waarvan de totale waarde niet meer dan 6 000 EUR bedraagt.
2. Een factuurverklaring kan worden opgesteld indien de producten kunnen worden beschouwd als van oorsprong uit de Gemeenschap, uit Bosnië en Herzegovina of uit een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en tevens aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen.
3. De exporteur die de factuurverklaring opstelt, moet op verzoek van de douane van het land van uitvoer steeds de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
4. Deze factuurverklaring, waarvan de tekst in bijlage IV is opgenomen, wordt door de exporteur op de factuur, de pakbon of een ander handelsdocument getypt, gestempeld of gedrukt in een van de in die bijlage opgenomen talenversies, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. De factuurverklaring kan ook met de hand, met inkt en in blokletters, worden opgesteld.
5. De factuurverklaring wordt door de exporteur eigenhandig ondertekend. Een toegelaten exporteur in de zin van artikel 23 behoeft deze verklaring echter niet te ondertekenen, mits hij de douane een schriftelijke verklaring doet toekomen waarin hij de volle verantwoordelijkheid op zich neemt voor alle factuurverklaringen waaruit zijn identiteit blijkt, alsof hij deze eigenhandig had ondertekend.
6. Een factuurverklaring kan door de exporteur worden opgesteld bij de uitvoer van de producten waarop zij betrekking heeft of later, maar moet uiterlijk twee jaar na de invoer van de producten waarop zij betrekking heeft in het land van invoer worden aangeboden.
1. De douane van het land van uitvoer kan exporteurs, hierna „toegelaten exporteurs” genoemd, die veelvuldig producten verzenden waarop deze overeenkomst van toepassing is, vergunning verlenen factuurverklaringen op te stellen, ongeacht de waarde van de betrokken producten. Om voor een dergelijke vergunning in aanmerking te komen, moet een exporteur naar het oordeel van de douane de nodige waarborgen bieden met betrekking tot de controle op de oorsprong van de producten en de naleving van alle andere voorwaarden van dit protocol.
2. De douane kan het verlenen van de status van toegelaten exporteur afhankelijk stellen van de door hen noodzakelijk geachte voorwaarden.
3. De douane kent de toegelaten exporteur een nummer toe, dat op de factuurverklaringen moet worden vermeld.
4. De douane houdt toezicht op het gebruik van de vergunning door de toegelaten exporteur.
5. De douane kan de vergunning te allen tijde intrekken. Zij is verplicht dit te doen wanneer een toegelaten exporteur niet meer de in lid 1 bedoelde garanties biedt, niet meer aan de in lid 2 bedoelde voorwaarden voldoet of de vergunning niet op de juiste wijze gebruikt.
1. Een bewijs van oorsprong is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in het land van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douane van het land van invoer.
2. Bewijzen van oorsprong die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douane van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.
3. In andere gevallen van verlate indiening kan de douane van het land van invoer de bewijzen van oorsprong aanvaarden indien de producten voor het verstrijken van genoemde termijn bij haar zijn aangebracht.
Bewijzen van oorsprong worden bij de douane van het land van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. De douane kan om een vertaling van dit bewijs vragen en kan voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van deze overeenkomst voldoen.
Wanneer, op verzoek van de importeur en op de door de douane van het land van invoer vastgestelde voorwaarden, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de afdelingen XVI of XVII of de posten 7308 of 9406 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt een enkel bewijs van oorsprong bij de douane ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.
1. Goederen die in kleine zendingen door particulieren aan particulieren worden verzonden of die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat een bewijs van oorsprong behoeft te worden overgelegd, mits aan zulke goederen ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit protocol voldoen, en er over de juistheid van deze verklaring geen twijfel bestaat. Voor postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier CN22/CN23 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.
2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is, wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van goederen die uitsluitend bestemd zijn voor persoonlijk gebruik door de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, mits noch de aard, noch de hoeveelheid van de goederen op commerciële doeleinden wijst.
3. Bovendien mag de totale waarde van deze goederen niet meer bedragen dan 500 EUR voor kleine zendingen of 1 200 EUR voor goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.
De in artikel 17, lid 3, en artikel 22, lid 3, bedoelde documenten aan de hand waarvan wordt aangetoond dat producten die door een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of een factuurverklaring worden gedekt, producten van oorsprong zijn uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden, en aan de andere voorwaarden van dit protocol voldoen, kunnen onder meer de volgende zijn:
a. een rechtstreeks bewijs, bijvoorbeeld aan de hand van de boekhouding of de interne administratie van de exporteur of leverancier, van de door deze uitgevoerde be- of verwerkingen om de producten te verkrijgen;
b. in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt;
c. in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina afgegeven of opgestelde en volgens het nationale recht gebruikte documenten waaruit be- of verwerking in de Gemeenschap of in Bosnië en Herzegovina blijkt;
d. certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 of factuurverklaringen waaruit de oorsprong van de gebruikte materialen blijkt, die zijn afgegeven of opgesteld in Bosnië en Herzegovina overeenkomstig dit protocol in de Gemeenschap, of in een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden overeenkomstig oorsprongsregels die gelijk zijn aan de oorsprongsregels van dit protocol;
e. passende bewijsstukken inzake be- of verwerking buiten de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina overeenkomstig artikel 12, waaruit blijkt dat aan de eisen van dat artikel is voldaan.
1. Exporteurs die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoeken, dienen de in artikel 17, lid 3, bedoelde documenten ten minste drie jaar te bewaren.
2. Exporteurs die een factuurverklaring hebben opgesteld, dienen een kopie van deze factuurverklaring en van de in artikel 22, lid 3, bedoelde documenten gedurende ten minste drie jaar te bewaren.
3. De douane van het land van uitvoer die een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 afgeeft, dient het in artikel 17, lid 2, bedoelde aanvraagformulier ten minste drie jaar te bewaren.
4. De douane van het land van invoer dient de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen die bij haar werden ingediend gedurende ten minste drie jaar te bewaren.
1. Geringe verschillen tussen de gegevens op het bewijs van oorsprong en de gegevens op de documenten die voor het vervullen van de invoerformaliteiten bij het douanekantoor worden ingediend, maken het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring niet automatisch ongeldig, indien blijkt dat het document wel degelijk met de aangebrachte goederen overeenstemt.
2. Kennelijke vormfouten, zoals typefouten, op het bewijs van oorsprong leiden niet tot weigering van dit document, indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de daarin vermelde gegevens.
1. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, wordt, wanneer de producten gefactureerd zijn in een andere valuta dan de euro, de tegenwaarde van de in euro uitgedrukte bedragen in de nationale valuta van de lidstaten van de Gemeenschap, van Bosnië en Herzegovina of van een van de andere landen of gebieden bedoeld in de artikelen 3 en 4, jaarlijks door elk van de betrokken landen vastgesteld.
2. Artikel 22, lid 1, onder b), en artikel 27, lid 3, zijn van toepassing op zendingen op basis van de valuta waarin de factuur is opgesteld, overeenkomstig het bedrag dat door het betrokken land is vastgesteld.
3. De in een bepaalde nationale valuta te gebruiken bedragen zijn de tegenwaarde in die valuta van de in euro uitgedrukte bedragen op de eerste werkdag van oktober. De tegenwaarde wordt de Europese Commissie voor 15 oktober medegedeeld en is van toepassing vanaf 1 januari van het daaropvolgende jaar. De Europese Commissie stelt alle betrokken landen in kennis van de desbetreffende bedragen.
4. Een land mag het bedrag dat het resultaat is van de omrekening in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag naar boven of beneden afronden. Het afgeronde bedrag mag niet meer dan 5% afwijken van het door omrekening verkregen bedrag. Een land kan de tegenwaarde in zijn nationale valuta van een in euro uitgedrukt bedrag ongewijzigd handhaven, indien bij de omrekening van dit bedrag, ten tijde van de in lid 3 bedoelde jaarlijkse aanpassing, voor afronding, een stijging van minder dan 15% van die tegenwaarde wordt verkregen. De tegenwaarde in nationale valuta kan ongewijzigd blijven, indien de omrekening tot een daling van de tegenwaarde leidt.
5. De bedragen in euro worden door het Stabilisatie- en associatiecomité op verzoek van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina herzien. Bij deze herziening onderzoekt het Stabilisatie- en associatiecomité of het wenselijk is de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Het kan te dien einde besluiten de bedragen in euro te wijzigen.
1. De douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap en van Bosnië en Herzegovina doen elkaar via de Europese Commissie afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1, alsmede de adressen van de douane-instanties die belast zijn met de controle van deze certificaten en de factuurverklaringen.
2. Met het oog op de correcte toepassing van dit protocol verlenen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina elkaar via de bevoegde douane-instanties bijstand bij de controle op de echtheid van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en factuurverklaringen en de juistheid van de daarop vermelde gegevens.
1. Bewijzen van oorsprong worden achteraf steekproefsgewijs gecontroleerd, en tevens wanneer de douaneautoriteiten van het land van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit protocol.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, de factuur, indien deze is overgelegd, de factuurverklaring of een kopie van deze documenten, terug aan de douane van het land van uitvoer, in voorkomend geval onder vermelding van de redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd. Bij deze aanvraag om controle worden alle documenten en gegevens overgelegd die het vermoeden hebben doen rijzen dat de gegevens op het bewijs van oorsprong onjuist zijn.
3. De controle wordt verricht door de douane van het land van uitvoer. Met het oog hierop is zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de administratie van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig acht.
4. Indien de douane van het land van invoer besluit de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, doet zij de importeur het voorstel de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.
5. De resultaten van de controle worden zo spoedig mogelijk medegedeeld aan de douaneinstantie die de controle heeft aangevraagd. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten als producten van oorsprong uit de Gemeenschap, Bosnië en Herzegovina of een van de andere in de artikelen 3 en 4 genoemde landen of gebieden beschouwd kunnen worden en of aan de andere voorwaarden van dit protocol is voldaan.
6. Indien bij gegronde twijfel binnen tien maanden na het verzoek om controle geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, kent de aanvragende douanedienst de preferentiële behandeling niet toe, behoudens buitengewone omstandigheden.
Geschillen ten aanzien van de in artikel 33 bedoelde controles die niet onderling geregeld kunnen worden tussen de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die deze hebben moeten uitvoeren, en problemen in verband met de interpretatie van dit protocol, worden aan het Stabilisatie- en associatiecomité voorgelegd.
In alle gevallen is de wetgeving van het land van invoer van toepassing op de beslechting van geschillen tussen een importeur en de douane van het land van invoer.
Sancties worden getroffen tegen ieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel goederen onder de preferentiele regeling te doen vallen.
1. De Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een bewijs van oorsprong worden verhandeld en die tijdens het vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.
2. In afwijking van lid 1 geven de bevoegde autoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Bosnië en Herzegovina die onder dekking van een bewijs van oorsprong in een vrije zone zijn ingevoerd, een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 af, mits deze be- of verwerking in overeenstemming is met de bepalingen van dit protocol.
1. De in artikel 2 gebruikte term „Gemeenschap” heeft geen betrekking op Ceuta of Melilla.
2. Producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina die in Ceuta en Melilla worden ingevoerd, vallen in elk opzicht onder dezelfde douaneregeling als de regeling die op grond van Protocol nr. 2 bij de Akte betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen van toepassing is op producten van oorsprong uit het douanegebied van de Gemeenschap. Bosnië en Herzegovina past bij de invoer van onder deze overeenkomst vallende producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla dezelfde regeling toe als op producten van oorsprong uit de Gemeenschap die uit de Gemeenschap worden ingevoerd.
3. Bij toepassing van lid 2 op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla is dit protocol van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van de bijzondere voorwaarden van artikel 38.
1. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig artikel 13, worden beschouwd als:
1.1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:
a. geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;
b. in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of
ii. die producten van oorsprong zijn uit Bosnië en Herzegovina of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen;
1.2. producten van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina:
a. geheel en al in Bosnië en Herzegovina verkregen producten;
b. in Bosnië en Herzegovina verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:
i. die producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6;
of
ii. die producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of uit de Gemeenschap, en be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde be- of verwerkingen.
2. Ceuta en Melilla worden als een grondgebied beschouwd.
3. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt „Bosnië en Herzegovina” en „Ceuta en Melilla” in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring. Voor producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op de factuurverklaring.
4. De Spaanse douane is belast met de toepassing van dit protocol in Ceuta en Melilla.
Het doel van dit protocol is de samenwerking tussen de partijen inzake het vervoer over land, in het bijzonder het transitoverkeer, te bevorderen en in dat verband toe te zien op gecoordineerde ontwikkeling van het vervoer door en via de grondgebieden van de partijen, door middel van de volledige en coherente toepassing van alle bepalingen van dit protocol.
1. De samenwerking heeft betrekking op het vervoer over land, met name het wegvervoer, het spoorvervoer en het gecombineerde vervoer, alsmede de desbetreffende infrastructuur.
2. In dit verband omvat het toepassingsgebied van dit protocol in het bijzonder:
– de vervoersinfrastructuur op het grondgebied van elk der beide partijen, voor zover noodzakelijk om de doelstellingen van het protocol te verwezenlijken,
– de toegang tot de markt van het wegvervoer, op basis van wederkerigheid,
– de onontbeerlijke begeleidende maatregelen van juridische en administratieve aard, met inbegrip van maatregelen op commercieel, fiscaal, sociaal en technisch gebied,
– samenwerking bij het ontwikkelen van een vervoerssysteem dat aan milieueisen voldoet,
– regelmatige uitwisseling van informatie over de ontwikkeling van het vervoersbeleid van de partijen, met bijzondere aandacht voor de vervoersinfrastructuur.
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „communautair transitoverkeer”: de doorvoer van goederen over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina door een in de Gemeenschap gevestigde transporteur vanuit of naar een lidstaat van de Gemeenschap;
b. „transitoverkeer van Bosnië en Herzegovina”: de doorvoer van goederen over het grondgebied van de Gemeenschap door een in Bosnië en Herzegovina gevestigde transporteur, van Bosnië en Herzegovina naar een derde land of van een derde land naar Bosnië en Herzegovina;
c. „gecombineerd vervoer”: goederenvervoer waarbij de vrachtwagen, de aanhangwagen, de oplegger met of zonder trekker, de wissellaadbak of de container van 20 voet of meer gebruik maakt van de weg voor het eerste of het laatste gedeelte van het traject, en voor het andere gedeelte van het spoor of de binnenwateren, of van een zeetraject wanneer dat traject meer bedraagt dan 100 km hemelsbreed gemeten, en het begin- of het eindvervoer over de weg verricht;
– hetzij tussen de laadplaats van de goederen en het dichtstbijgelegen geschikte spoorwegstation van inlading, voor wat het beginvervoer betreft, en tussen het dichtstbijgelegen geschikte spoorwegstation van uitlading en de losplaats van de goederen, voor wat het eindvervoer betreft;
– hetzij binnen een afstand van ten hoogste 150 km hemelsbreed gemeten, vanaf de rivier- of zeehaven van in- of van uitlading.
De partijen komen overeen maatregelen voor de ontwikkeling van een multimodale vervoersinfrastructuur te nemen en die op elkaar af te stemmen, als een wezenlijk middel om de problemen op te lossen die zich voordoen in het goederenvervoer door Bosnië en Herzegovina, met name op de pan-Europese corridor V en de binnenwaterverbinding van de Sava met corridor VII, die deel uitmaken van het kernnetwerk voor regionaal vervoer als bedoeld in het in artikel 5 vermelde memorandum van overeenstemming.
De ontwikkeling van een multimodaal regionaal vervoersnetwerk op het grondgebied van Bosnië en Herzegovina dat aan de behoeften van Bosnië en Herzegovina en van Zuidoost-Europa voldoet en de belangrijkste weg- en spoorwegverbindingen, binnenwateren, binnenhavens, havens, luchthavens en andere relevante knooppunten van het netwerk omvat, is voor de Gemeenschap en voor Bosnië en Herzegovina van bijzonder belang. Dit netwerk is gedefinieerd in een memorandum van overeenstemming inzake de ontwikkeling van een vervoerskerninfrastructuurnetwerk voor Zuidoost-Europa, dat in juni 2004 door de ministers van de regio en de Europese Commissie is ondertekend. De ontwikkeling van het netwerk en de selectie van de prioriteiten worden doorgevoerd door een stuurgroep met vertegenwoordigers van alle ondertekenende partijen.
1. De Gemeenschap kan, in het kader van artikel 112 van deze overeenkomst, financieel bijdragen aan de uitvoering van de noodzakelijke in artikel 5 van dit protocol bedoelde infrastructuurwerken. Zij kan deze bijdrage verstrekken in de vorm van kredieten van de Europese Investeringsbank, en op elke andere wijze waarop zij nog meer middelen kan vrijmaken.
2. Om de werkzaamheden te bespoedigen zal de Europese Commissie zoveel mogelijk trachten het gebruik van andere aanvullende middelen te bevorderen, zoals investeringen door lidstaten van de Gemeenschap op bilaterale basis of met behulp van openbare of particuliere gelden.
De partijen nemen de nodige maatregelen voor de ontwikkeling en de bevordering van het vervoer per spoor en van het gecombineerde vervoer en stemmen deze op elkaar af, met het doel een groot deel van het bilaterale verkeer met en het transitoverkeer door Bosnië en Herzegovina in de toekomst op milieuvriendelijker wijze te doen plaatsvinden.
In het kader van de modernisering van de spoorwegen van Bosnië en Herzegovina moet het nodige worden gedaan om deze aan het gecombineerde vervoer aan te passen, met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling of aanleg van terminals, de afmetingen van de tunnels en de capaciteit, waarvoor aanzienlijke investeringen vereist zijn.
De partijen nemen alle nodige maatregelen ter bevordering van de ontwikkeling van gecombineerd vervoer.
Deze maatregelen hebben ten doel:
– gebruikers en expediteurs aan te moedigen van gecombineerd vervoer gebruik te maken;
– gecombineerd vervoer concurrerend te maken ten opzichte van het wegvervoer, met name door middel van financiële steun van de Gemeenschap of Bosnië en Herzegovina in het kader van hun respectieve wetgeving;
– het gebruik van gecombineerd vervoer over lange afstanden te bevorderen en met name het gebruik van wissellaadbakken, containers en vervoer zonder begeleiding in het algemeen te bevorderen;
– de snelheid en betrouwbaarheid van gecombineerd vervoer te verbeteren, in het bijzonder door:
– de frequentie van konvooien te verhogen en aan de behoeften van de expediteurs en gebruikers aan te passen;
– de wachttijden bij terminals te bekorten en de productiviteit ervan op te voeren;
– het gecombineerde vervoer toegankelijker te maken door belemmeringen op toegangswegen op gepaste wijze weg te nemen;
– het gewicht, de afmetingen en de technische kenmerken van het gespecialiseerde materiaal indien nodig te harmoniseren, en met name te zorgen voor de nodige compatibiliteit van de afmetingen, en overleg te plegen bij de bestelling en het in bedrijf nemen van het als gevolg van de ontwikkeling van het verkeer vereiste materieel;
– en in het algemeen alle andere passende maatregelen te nemen.
In het licht van de verdeling van de bevoegdheden tussen de staat en de spoorwegen doen de partijen hun spoorwegmaatschappijen de aanbeveling om voor zowel het personen- als het goederenvervoer:
– de bilaterale en multilaterale samenwerking en de samenwerking in het kader van internationale spoorwegorganisaties op alle gebieden te versterken, in het bijzonder ten aanzien van de verbetering van de kwaliteit en de veiligheid van de vervoersdiensten;
– gezamenlijk te streven naar een organisatie van de spoorwegen die expediteurs ertoe aanmoedigt hun goederen per spoor in plaats van over de weg te vervoeren, met name voor transitodoeleinden, op basis van eerlijke concurrentie en met behoud van de vrije keuze van de gebruiker;
– de deelname van Bosnië en Herzegovina aan de tenuitvoerlegging en toekomstige ontwikkeling van het acquis van de Gemeenschap op het gebied van de ontwikkeling van de spoorwegen voor te bereiden.
1. Wat de toegang tot elkaars vervoersmarkt betreft, komen de partijen overeen in het beginstadium en onverminderd lid 2 de regeling te handhaven die voortvloeit uit bilaterale overeenkomsten of andere internationale bilaterale verdragen die tussen de lidstaten van de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina zijn gesloten of, bij het ontbreken van dergelijke overeenkomsten of verdragen, uit de feitelijke situatie in 1991.
In afwachting van de sluiting van een overeenkomst tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina over de toegang tot de markt van het wegvervoer, zoals in artikel 12 bepaald, en over wegenbelasting, zoals in artikel 13, lid 2, bepaald, werkt Bosnië en Herzegovina samen met de lidstaten van de Gemeenschap om deze bilaterale overeenkomsten aan te passen aan dit protocol.
2. De partijen komen overeen met ingang van de datum waarop de overeenkomst in werking treedt, het communautaire transitoverkeer onbeperkt toegang te verlenen tot Bosnië en Herzegovina en het transitoverkeer van Bosnië en Herzegovina onbeperkt toegang te verlenen tot de Gemeenschap.
3. Indien als gevolg van de krachtens lid 2 verleende rechten het communautaire transitoverkeer over de weg in zodanige mate toeneemt dat aan de wegeninfrastructuur en/of de doorstroming van het verkeer op de in artikel 5 bedoelde verbindingen daardoor ernstige schade wordt toegebracht of dreigt te worden toegebracht, en zich onder deze zelfde omstandigheden problemen voordoen op het grondgebied van de Gemeenschap in de nabijheid van de grenzen met Bosnië en Herzegovina, wordt de kwestie voorgelegd aan de Stabilisatie- en associatieraad overeenkomstig artikel 117 van deze overeenkomst. De partijen kunnen voorstellen doen voor uitzonderlijke tijdelijke, niet-discriminerende maatregelen die noodzakelijk zijn om deze schade te verminderen of te beperken.
4. Indien de Gemeenschap voorschriften vaststelt om de verontreiniging door in de Europese Unie geregistreerde vrachtwagens te verminderen en de verkeersveiligheid te vergroten, is een gelijksoortige regeling van toepassing op in Bosnië en Herzegovina geregistreerde vrachtwagens die op het grondgebied van de Gemeenschap aan het verkeer wensen deel te nemen. De Stabilisatie- en associatieraad beslist over de noodzakelijke modaliteiten.
5. De partijen onthouden zich van alle eenzijdige maatregelen of handelingen die tot discriminatie tussen vervoerders of voertuigen uit de Gemeenschap en vervoerders of voertuigen uit Bosnië en Herzegovina zouden kunnen leiden. Zij nemen alle dienstige maatregelen om het wegvervoer naar of in transito over het grondgebied van de andere partij te vergemakkelijken.
De partijen verbinden zich bij voorrang ertoe samen te werken om, behoudens hun interne voorschriften, te streven naar:
– regelingen ter bevordering van een vervoersstelsel dat beantwoordt aan de behoeften van beide partijen en dat enerzijds verenigbaar is met de voltooiing van de interne markt van de Gemeenschap en het gemeenschappelijke vervoersbeleid, en anderzijds met de economische politiek en het vervoersbeleid van Bosnië en Herzegovina;
– een definitieve regeling voor de toekomstige toegang tot elkaars wegvervoersmarkt op basis van wederkerigheid.
1. De partijen erkennen dat belastingen, tol en andere heffingen ten laste van de wegvoertuigen van beide partijen vrij moeten zijn van discriminatie.
2. De partijen openen onderhandelingen om zo snel mogelijk tot een overeenkomst te komen inzake wegenbelasting, op basis van de regels die de Gemeenschap op dit gebied heeft vastgesteld. Deze overeenkomst is met name gericht op vrije doorstroming van het grensoverschrijdende verkeer, geleidelijke opheffing van de verschillen tussen de wegenbelastingstelsels van de partijen en het voorkomen van concurrentievervalsing ten gevolge van deze verschillen.
3. In afwachting van de resultaten van de in lid 2 bedoelde onderhandelingen nemen de partijen de discriminatie weg tussen vrachtvervoerders uit de Gemeenschap en uit Bosnië en Herzegovina bij de toepassing van belastingen en heffingen op het verkeer en/of het bezit van vrachtwagens en van alle speciale belastingen en heffingen op het vervoer over het grondgebied van de partijen. Bosnië en Herzegovina verbindt zich ertoe de Europese Commissie op verzoek het bedrag aan belastingen, tol en andere heffingen die het toepast mede te delen, alsmede de methode die voor de berekening daarvan wordt toegepast.
4. Tot de in lid 2 en artikel 12 bedoelde overeenkomsten zijn gesloten, kunnen na de inwerkingtreding van de overeenkomst voorgestelde wijzigingen van fiscale heffingen, tolheffing en andere heffingen op het communautaire transitoverkeer door Bosnië en Herzegovina, alsmede van de systemen voor de inning ervan, niet eerder worden ingevoerd dan na overleg.
1. Bosnië en Herzegovina aanvaardt dat wegvoertuigen die beantwoorden aan de communautaire normen voor afmetingen en gewichten vrij en zonder beperking terzake aan het verkeer op de in artikel 5 bedoelde wegen mogen deelnemen. Tot zes maanden na de inwerkingtreding van de overeenkomst wordt op wegvoertuigen die niet aan de bestaande normen van Bosnië en Herzegovina voldoen een speciale nietdiscriminerende heffing toegepast, die evenredig is met de schade die door de hogere asdruk wordt veroorzaakt.
2. Bosnië en Herzegovina streeft ernaar zijn huidige regelgeving en normen voor de wegenbouw uiterlijk vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst te harmoniseren met de wetgeving die in de Gemeenschap geldt, en neemt vergaande maatregelen ter verbetering van de in artikel 5 bedoelde bestaande wegen, zodat deze binnen de voorgestelde termijn voldoen aan deze nieuwe regelgeving en normen, een en ander in overeenstemming met zijn financiële mogelijkheden.
1. Met het oog op de bescherming van het milieu streven de partijen ernaar normen voor de uitstoot van gassen en deeltjes en voor het geluidsniveau van vrachtwagens in te voeren die een hoog niveau van bescherming bieden.
2. Teneinde de industrie duidelijke aanwijzingen te verschaffen en coordinatie bij onderzoek, planning en productie te bevorderen, dienen afwijkende nationale normen op dit gebied te worden vermeden.
3. Voertuigen die voldoen aan de normen die zijn vastgesteld bij internationale overeenkomsten die tevens betrekking hebben op het milieu, mogen zonder verdere beperkingen aan het verkeer op het grondgebied van de partijen deelnemen.
4. Bij de invoering van nieuwe normen plegen de partijen overleg teneinde bovengenoemde doelstellingen te bereiken.
1. Bosnië en Herzegovina harmoniseert zijn wetgeving inzake de opleiding van vrachtwagenbestuurders, met name wat het vervoer van gevaarlijke stoffen betreft, met de normen van de Europese Gemeenschap.
2. Bosnië en Herzegovina, dat partij is bij de Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanning van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (ERTA), en de Gemeenschap coördineren zo nauw mogelijk hun beleid inzake rijtijden, onderbrekingen en rustperioden van de bestuurders en de samenstelling van de bemanning, in overeenstemming met de toekomstige ontwikkeling van de sociale wetgeving op dit gebied.
3. De partijen werken samen bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de sociale wetgeving op het gebied van het wegvervoer.
4. De partijen zien toe op de gelijkwaardigheid van hun respectieve wetgeving met betrekking tot de toegang tot het beroep van wegvervoerder, zulks met het oog op wederzijdse erkenning.
1. De partijen wisselen hun ervaringen uit en streven ernaar hun wetgeving te harmoniseren teneinde een betere doorstroming van het verkeer tijdens spitsperioden (weekeinden, feestdagen en het vakantieseizoen) te bewerkstelligen.
2. In het algemeen bevorderen de partijen de invoering, ontwikkeling en coördinatie van een informatiesysteem voor het wegverkeer.
3. Zij streven naar harmonisatie van hun wetgeving betreffende het vervoer van aan bederf onderhevige goederen, levende dieren en gevaarlijke stoffen.
4. De partijen streven tevens naar harmonisatie van de technische hulpverlening aan bestuurders, de verspreiding van belangrijke verkeersinformatie en andere voor het toerisme nuttige zaken, en eerste hulp bij ongelukken, inclusief ambulancediensten.
1. Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst harmoniseert Bosnië en Herzegovina zijn wetgeving inzake verkeersveiligheid, met name ten aanzien van het vervoer van gevaarlijke stoffen, met die van de Gemeenschap.
2. Bosnië en Herzegovina, als partij bij de Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, en de Gemeenschap coordineren hun beleid inzake het vervoer van gevaarlijke goederen zo nauw mogelijk.
3. De partijen werken samen bij de tenuitvoerlegging en handhaving van de wetgeving inzake verkeersveiligheid, met name wat betreft rijbewijzen en maatregelen om verkeersongevallen terug te dringen.
1. De partijen komen overeen het goederenvervoer per spoor en over de weg, zowel bilateraal als in transito, te vereenvoudigen.
2. De partijen komen overeen onderhandelingen te openen met het oog op sluiting van een overeenkomst betreffende vereenvoudiging van de controles en formaliteiten in het goederenvervoer.
3. De partijen komen overeen waar nodig verdere vereenvoudigingsmaatregelen aan te moedigen en hiertoe gezamenlijk actie te ondernemen.
Indien een van de partijen bij de toepassing van dit protocol tot de conclusie komt dat andere maatregelen, die niet onder het toepassingsgebied van dit protocol vallen, in het belang van een gecoördineerd Europees vervoersbeleid zijn en met name het probleem van het transitoverkeer kunnen helpen oplossen, dan legt zij de andere partij voorstellen voor zulke maatregelen voor.
1. De samenwerking tussen de partijen vindt plaats in het kader van een speciaal subcomité, dat overeenkomstig artikel 119 van deze overeenkomst zal worden opgericht.
2. De taken van dit subcomité zijn in het bijzonder:
a. het formuleren van plannen voor samenwerking op het gebied van vervoer per spoor, gecombineerd vervoer, onderzoek op vervoersgebied en milieu;
b. het analyseren van de toepassing van de bepalingen van dit protocol en het doen van aanbevelingen aan het Stabilisatie- en associatiecomité voor passende oplossingen voor problemen die zich mochten voordoen;
c. het evalueren, twee jaar na de inwerkingtreding van deze overeenkomst, van de stand van zaken wat de verbetering van de infrastructuur en de gevolgen van het vrije transitoverkeer betreft;
d. het coördineren van de activiteiten op het gebied van controle, prognoses en ander statistisch werk betreffende het internationale vervoer, met name het transitoverkeer.
1. De partijen erkennen dat het noodzakelijk en urgent is dat Bosnië en Herzegovina terstond maatregelen neemt om eventuele structurele zwakheden van zijn staalsector te verhelpen ter waarborging van het algemene concurrentievermogen van zijn industrie.
2. In verband met de bepalingen in artikel 71, lid 1, onder c), van deze overeenkomst wordt de verenigbaarheid van staatssteun aan de ijzer- en staalindustrie als gedefinieerd in bijlage I van de Richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen 2007–2013 geevalueerd op grond van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van artikel 87 van het EG-Verdrag op de ijzer- en staalsector, met inbegrip van de afgeleide wetgeving.
3. Voor de toepassing van artikel 71, lid 1, onder c), van deze overeenkomst op de ijzer- en staalindustrie, erkent de Gemeenschap dat Bosnië en Herzegovina gedurende vijf jaar na de inwerkingtreding van de overeenkomst bij wijze van uitzondering overheidssteun voor herstructureringsdoeleinden aan staalbedrijven in moeilijkheden kan verlenen, mits:
a. de steun ertoe leidt dat de begunstigde ondernemingen aan het einde van de herstructureringsperiode op normale marktvoorwaarden op lange termijn kunnen voortbestaan, en
b. het bedrag en de intensiteit van de steun strikt beperkt zijn tot hetgeen voor het herstel van een normaal voortbestaan absoluut noodzakelijk is, en dat deze waar mogelijk geleidelijk worden verminderd;
c. Bosnië en Herzegovina herstructureringsprogramma’s presenteert die verband houden met een algemene rationalisering, inclusief de sluiting van ondoeltreffende capaciteit. Elk staalbedrijf dat herstructureringssteun ontvangt, moet zoveel mogelijk compenserende maatregelen nemen om de concurrentievervalsing ten gevolge van deze steun op te vangen.
4. Bosnië en Herzegovina dient een nationaal herstructureringsprogramma en individuele bedrijfsplannen voor elk van de bedrijven die herstructureringssteun krijgen, ter evaluatie bij de Europese Commissie in; daaruit moet blijken dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.
De individuele bedrijfsplannen worden geëvalueerd en goedgekeurd door de krachtens artikel 71, lid 4, van deze overeenkomst opgerichte autoriteit in het licht van de vereisten van punt 3 van dit protocol.
De Europese Commissie bevestigt dat het nationale herstructureringsprogramma conform de vereisten van punt 3 is.
5. De Europese Commissie houdt toezicht op de uitvoering van de plannen in nauwe samenwerking met de bevoegde nationale autoriteiten, met name de krachtens artikel 71, lid 4, van deze overeenkomst opgerichte autoriteit.
Indien uit het toezicht blijkt dat steun aan begunstigden die niet is goedgekeurd door het nationale herstructureringsprogramma, of enige andere herstructureringssteun aan staalbedrijven die niet in het nationale herstructureringsprogramma is geïdentificeerd, na de datum van de ondertekening van de overeenkomst werd toegekend, zorgt de betrokken autoriteit in Bosnië en Herzegovina die toezicht uitoefent op de staatssteun ervoor dat deze wordt teruggestort.
6. Op verzoek voorziet de Gemeenschap Bosnië en Herzegovina van technische bijstand voor de voorbereiding van het nationale herstructureringsprogramma en de individuele bedrijfsplannen.
7. Elke partij zorgt voor transparantie inzake staatssteun. Meer bepaald wordt in verband met staatssteun voor de staalproductie in Bosnië en Herzegovina en de tenuitvoerlegging van het herstructureringsprogramma en de bedrijfsplannen volledig en voortdurend informatie uitgewisseld.
8. De Stabilisatie- en associatieraad houdt toezicht op de naleving van de leden 1 tot en met 4. De Stabilisatie- en associatieraad kan daartoe uitvoeringsbepalingen vaststellen.
9. Indien een partij van oordeel is dat een praktijk van de andere partij met dit protocol in strijd is, en indien die praktijk nadelig is of dreigt te zijn voor de belangen van de eerste partij of indien de binnenlandse industrie van die partij aanmerkelijke schade ondervindt of dreigt te ondervinden, kan deze partij de nodige maatregelen nemen na raadpleging van het subcomité dat belast is met concurrentievragen of dertig werkdagen nadat om deze raadpleging is verzocht.
Voor de toepassing van dit protocol wordt verstaan onder:
a. „douanewetgeving”: de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die op het grondgebied van de partijen van toepassing zijn op de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder andere douaneregelingen of -procedures, met inbegrip van verbods-, beperkings- en controlemaatregelen;
b. „verzoekende autoriteit”: een door een partij aangewezen instantie die op grond van dit protocol verzoeken om bijstand indient;
c. „aangezochte autoriteit”: een door een partij aangewezen instantie die op grond van dit protocol een verzoek om bijstand ontvangt;
d. „persoonsgegevens”: alle gegevens betreffende een natuurlijke persoon van wie de identiteit bekend is of kan worden vastgesteld;
e. „handeling in strijd met de douanewetgeving”: elke overtreding of poging tot overtreding van de douanewetgeving.
1. De partijen verlenen elkaar bijstand, op de onder hun bevoegdheid vallende gebieden, en op de wijze en op de voorwaarden als in dit protocol vastgesteld, om ervoor te zorgen dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, in het bijzonder bij de preventie, de opsporing en het onderzoek van handelingen in strijd met deze wetgeving.
2. De bijstand in douanezaken waarin dit protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit protocol. De bijstand in douanezaken doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken. Hij geldt ook niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden welke op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten met de mededeling van deze informatie instemmen.
3. Dit protocol heeft geen betrekking op bijstand bij de invordering van rechten, heffingen en boetes.
1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verstrekt de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle ter zake dienende informatie die deze nodig heeft om erop toe te zien dat de douanewetgeving correct wordt toegepast, met inbegrip van informatie betreffende voorgenomen of vastgestelde handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of kunnen zijn.
2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede:
a. of goederen die uit een partij zijn uitgevoerd op regelmatige wijze in een andere partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst;
b. of goederen die in een partij zijn ingevoerd op regelmatige wijze uit de andere partij zijn uitgevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.
3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wet- en regelgeving, maatregelen om ervoor te zorgen dat toezicht wordt gehouden op:
a. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen in strijd met de douanewetgeving verrichten of hebben verricht;
b. plaatsen waar goederen op zodanige wijze zijn of kunnen worden opgeslagen dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving;
c. goederen die op zodanige wijze worden of kunnen worden vervoerd dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving;
d. vervoermiddelen die op zodanige wijze worden of kunnen worden gebruikt dat redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij bedoeld zijn om te worden gebruikt bij handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving.
De partijen verlenen elkaar ongevraagd bijstand overeenkomstig hun wetten, voorschriften en andere rechtsinstrumenten indien zij dit noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder indien zij informatie hebben verkregen over:
a. handelingen die met deze wetgeving in strijd zijn of lijken te zijn en die van belang kunnen zijn voor de andere partij;
b. nieuwe middelen of methoden die bij handelingen in strijd met de douanewetgeving worden gebruikt;
c. goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van handelingen in strijd met de douanewetgeving;
d. natuurlijke personen of rechtspersonen van wie redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij handelingen in strijd met de douanewetgeving verrichten of hebben verricht;
e. middelen van vervoer waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed dat zij gebruikt zijn of kunnen worden om handelingen te verrichten die met de douanewetgeving in strijd zijn.
Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar wetgeving, alle maatregelen die nodig zijn voor:
a. de afgifte van documenten,
b. de kennisgeving van besluiten,
die van de verzoekende autoriteit uitgaan en verband houden met de toepassing van dit protocol aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is.
Verzoeken om de afgifte van documenten of om de kennisgeving van besluiten worden schriftelijk aan de aangezochte autoriteit gericht in een officiële taal van die autoriteit of in een voor die autoriteit aanvaardbare taal.
1. De verzoeken in het kader van dit protocol worden schriftelijk ingediend. Zij gaan vergezeld van de bescheiden die voor de behandeling ervan noodzakelijk zijn. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.
2. De overeenkomstig lid 1 ingediende verzoeken bevatten de volgende gegevens:
a. de naam van de verzoekende autoriteit;
b. de gevraagde maatregel;
c. het onderwerp en de reden van het verzoek;
d. de toepasselijke wet- en regelgeving en andere rechtselementen;
e. zo nauwkeurig en volledig mogelijke gegevens over de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft;
f. een overzicht van de relevante feiten en van het onderzoek dat reeds is uitgevoerd.
3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal. Deze eis is niet van toepassing op documenten die bij het in lid 1 bedoelde verzoek zijn gevoegd.
4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling worden verzocht. Er kunnen echter reeds voorzorgsmaatregelen worden genomen.
1. De aangezochte autoriteit behandelt verzoeken om bijstand, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde partij handelt, door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten. Deze bepaling is eveneens van toepassing op enige instantie waaraan de aangezochte autoriteit het verzoek doorzendt indien deze autoriteit niet zelfstandig kan handelen.
2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wet- en regelgeving van de aangezochte partij.
3. Daartoe gemachtigde ambtenaren van een partij kunnen met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, in de kantoren van de aangezochte autoriteit of van een andere betrokken instantie als bedoeld in lid 1, gegevens verzamelen over handelingen die met de douanewetgeving in strijd zijn of kunnen zijn en die de verzoekende autoriteit voor de toepassing van dit protocol nodig heeft.
4. Ambtenaren van een partij kunnen, met instemming van de andere partij en op de door deze gestelde voorwaarden, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde wordt verricht.
1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit schriftelijk mede en voegt daarbij de relevante documenten, gewaarmerkte kopieen of andere stukken.
2. Deze informatie kan met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking worden verstrekt.
3. Originelen van documenten worden uitsluitend op verzoek verstrekt wanneer gewaarmerkte kopieen niet toereikend zijn. Deze originelen worden ten spoedigste geretourneerd.
1. Bijstand kan worden geweigerd of van bepaalde voorwaarden of eisen afhankelijk worden gesteld wanneer een partij van oordeel is dat bijstand op grond van dit protocol:
a. de soevereiniteit van Bosnië en Herzegovina of van de lidstaat die om bijstand is verzocht, zou kunnen aantasten; of
b. de openbare orde, de veiligheid of andere wezenlijke belangen in gevaar zou kunnen brengen, in het bijzonder in de in artikel 10, lid 2, bedoelde gevallen; of
c. tot schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim zou leiden.
2. De aangezochte autoriteit kan de bijstand uitstellen indien deze een lopend onderzoek, een lopende strafvervolging of procedure zou verstoren. In dat geval pleegt de aangezochte autoriteit overleg met de verzoekende autoriteit om na te gaan of bijstand kan worden verleend op door de aangezochte autoriteit te stellen voorwaarden.
3. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit is vrij te bepalen hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.
4. In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen moet het besluit van de aangezochte autoriteit en de redenen ervan terstond aan de verzoekende autoriteit worden medegedeeld.
1. Alle informatie die ter uitvoering van dit protocol in welke vorm dan ook wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter of is slechts voor beperkte verspreiding bestemd, afhankelijk van de regelgeving van elke partij. De verstrekte gegevens vallen onder de geheimhoudingsplicht en worden beschermd volgens de wetgeving van de partij die ze heeft ontvangen, dan wel volgens de regelgeving die op de instellingen van de Gemeenschap van toepassing is.
2. Persoonsgegevens mogen uitsluitend worden doorgegeven indien de partij die deze ontvangt zich ertoe verbindt deze op een wijze te beschermen die ten minste gelijkwaardig is aan de wijze waarop de partij die deze gegevens verstrekt deze beschermt. Te dien einde stellen de partijen elkaar in kennis van hun ter zake geldende voorschriften, met inbegrip van, in voorkomend geval, de rechtsvoorschriften van de lidstaten van de Gemeenschap.
3. Het gebruik van op grond van dit protocol verkregen informatie in gerechtelijke en administratieve procedures in verband met handelingen die in strijd zijn met de douanewetgeving wordt geacht voor de doeleinden van dit protocol te geschieden. De partijen kunnen derhalve in hun bewijsvoeringen, verslagen en getuigenissen en bij procedures die bij rechtbanken aanhangig worden gemaakt, gebruik maken van krachtens dit protocol verkregen informatie en geraadpleegde documenten. De bevoegde autoriteit die de informatie heeft verstrekt of inzage heeft gegeven in deze documenten wordt van dergelijk gebruik in kennis gesteld.
4. De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de doeleinden van dit protocol. Indien een van de partijen deze informatie voor andere doeleinden wenst te gebruiken, dient zij vooraf om de schriftelijke toestemming te verzoeken van de autoriteit die de informatie heeft verstrekt. Voor dit gebruik gelden dan de eventueel door deze autoriteit vastgestelde beperkingen.
Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, om binnen de grenzen van de hem verleende machtiging, als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op aangelegenheden waarop dit protocol van toepassing is en daarbij de voor deze procedures noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of gewaarmerkte kopieen over te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welke aangelegenheid en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.
De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven die ter uitvoering van dit protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.
1. De douaneautoriteiten van Bosnië en Herzegovina, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Europese Commissie en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten, anderzijds, zien toe op de tenuitvoerlegging van dit protocol. Deze autoriteiten stellen alle praktische maatregelen en bepalingen voor de toepassing van dit protocol vast, rekening houdend met de geldende regelgeving, met name op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde autoriteiten aanbevelingen doen over wijzigingen die naar hun oordeel in dit protocol moeten worden aangebracht.
2. De partijen plegen overleg over en stellen elkaar in kennis van alle uitvoeringsbepalingen die op grond van dit protocol worden vastgesteld.
1. Rekening houdend met de respectieve bevoegdheden van de Gemeenschap en van haar lidstaten, geldt voor de bepalingen van dit protocol het volgende:
a. geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de partijen krachtens andere internationale overeenkomsten of conventies;
b. worden geacht een aanvulling te vormen op overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die zijn gesloten of kunnen worden gesloten tussen afzonderlijke lidstaten en Bosnië en Herzegovina; en
c. zij hebben geen gevolgen voor de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling tussen de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en de douaneautoriteiten van de lidstaten van gegevens die op grond van dit protocol zijn verkregen en die van belang kunnen zijn voor de Gemeenschap.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 hebben de bepalingen van dit protocol voorrang op de bepalingen van bilaterale overeenkomsten betreffende wederzijdse bijstand die tussen afzonderlijke lidstaten en Bosnië en Herzegovina zijn of kunnen worden gesloten, indien de bepalingen van laatstgenoemde overeenkomsten met die van dit protocol strijdig zijn.
3. Ten aanzien van vraagstukken in verband met de toepassing van dit protocol plegen de partijen onderling overleg om deze op te lossen in het kader van het bij de Stabilisatie- en associatieovereenkomst ingestelde Stabilisatie- en associatiecomité.
Het doel van dit protocol is geschillen tussen de partijen te vermijden en te beslechten teneinde tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.
De bepalingen van dit protocol hebben alleen betrekking op mogelijke verschillen in de interpretatie en toepassing van de hierna volgende bepalingen, met inbegrip van die gevallen waar de ene partij van oordeel is dat een maatregel van de andere partij, of het niet-treffen van een maatregel door de andere partij, een inbreuk is op de verplichtingen die voor de andere partij uit deze bepalingen voortvloeien:
a. Titel IV – (Vrij verkeer van goederen), met uitzondering van artikel 31, artikel 38, artikel 39, leden 1, 4 en 5 (voor zover deze maatregelen betreffen die zijn goedgekeurd krachtens artikel 39, lid 1) en artikel 45;
CE/BA/P/nl 326
b. Titel V – (Verkeer van werknemers, vestiging, verrichten van diensten, kapitaal):
– Hoofdstuk II – (Vestiging) (artikelen 50 tot en met 54 en artikel 56);
– Hoofdstuk III – (Dienstverlening) (artikel 57, artikel 58 en artikel 59, leden 2 en 3);
– Hoofdstuk IV – (Betalings- en kapitaalverkeer) (artikelen 60 en 61);
– Hoofdstuk V – (Algemene bepalingen) (artikelen 63 tot en met 69);
c. Titel VI – Harmonisatie van wetgeving, rechtshandhaving en mededingingsregels:
– Artikel 73, lid 2 (intellectuele, industriële en commerciële eigendom) en artikel 74, lid 1, lid 2 (eerste alinea) en de leden 3 tot en met 6 (overheidsopdrachten).
1. Indien de partijen er niet in slagen hun geschil bij te leggen, kan de klagende partij overeenkomstig de voorwaarden van artikel 126 van deze overeenkomst bij de andere partij en bij het Stabilisatie- en associatiecomité een schriftelijk verzoek tot instelling van een arbitragepanel indienen.
2. De klagende partij geeft in haar verzoek het voorwerp van het geschil aan en eventueel de maatregel van de andere partij, of het niet-treffen van een maatregel, die zij beschouwt als in strijd met de bepalingen van artikel 2 van dit protocol.
1. Een arbitragepanel bestaat uit drie scheidsrechters.
2. Binnen 10 dagen na indiening van het verzoek tot instelling van een arbitragepanel bij het Stabilisatie- en associatiecomité overleggen de partijen met elkaar over de samenstelling van het arbitragepanel.
3. Indien de partijen het binnen de termijn als bedoeld in lid 2 niet eens worden over de samenstelling van het arbitragepanel, kan elk van beide partijen de voorzitter van het Stabilisatie- en associatiecomité of diens vertegenwoordiger verzoeken alle drie de leden van het panel door het lot aan te wijzen uit de lijst als bedoeld in artikel 15, namelijk een uit de personen die door de klagende partij werden voorgesteld, een uit de lijst van de partij waartegen de klacht is ingediend, en een uit de scheidsrechters die door de partijen waren geselecteerd om als voorzitter te fungeren.
Indien de partijen het over een of meerdere leden van het arbitragepanel eens zijn, worden de overige leden volgens dezelfde procedure aangewezen.
4. De selectie van de scheidsrechters door de voorzitter van het Stabilisatie- en associatiecomité of diens vertegenwoordiger geschiedt in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elke partij.
5. De datum van de instelling van het arbitragepanel is de datum waarop de voorzitter van het panel in kennis wordt gesteld van de aanwijzing in onderlinge overeenstemming tussen de partijen van de drie scheidsrechters, of, in voorkomend geval, de datum van hun selectie volgens de procedure van lid 3.
6. Indien een van de partijen van oordeel is dat een scheidsrechter niet voldoet aan de vereisten van de gedragscode als bedoeld in artikel 18, plegen de partijen overleg, vervangen zij in onderlinge overeenstemming de scheidsrechter en wijzen zij overeenkomstig lid 7 van dit artikel een vervanger aan. Indien de partijen het niet eens worden over de noodzaak om een scheidsrechter te vervangen, wordt de kwestie voor de voorzitter van het arbitragepanel gebracht die dan een eindbeslissing treft.
Indien een van de partijen van oordeel is dat de voorzitter van het arbitragepanel niet voldoet aan de gedragscode als bedoeld in artikel 18, wordt de kwestie voor een van de overige leden van de groep scheidsrechters gebracht die waren geselecteerd om als voorzitter te fungeren, waarbij zijn naam door het lot wordt aangewezen door de voorzitter van het Stabilisatie- en associatiecomité of diens vertegenwoordiger, in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van elke partij, tenzij de partijen het anders overeenkomen.
7. Indien een scheidsrechter niet aan de procedure kan deelnemen, zich terugtrekt, of overeenkomstig lid 6 wordt vervangen, wordt binnen vijf dagen een vervanger aangewezen overeenkomstig de selectieprocedures die waren gevolgd om de oorspronkelijke scheidsrechter aan te wijzen. De werkzaamheden van het arbitragepanel worden opgeschort voor de duur van deze procedure.
1. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak aan de partijen en aan het Stabilisatie- en associatiecomité mede binnen 90 dagen na de instelling van het arbitragepanel. Indien het arbitragepanel oordeelt dat deze termijn niet kan worden gehaald, stelt de voorzitter van het panel de partijen en het Stabilisatie- en associatiecomité hiervan schriftelijk in kennis, met opgave van de redenen voor het uitstel. In geen geval mag de uitspraak later dan 120 dagen na de instelling van het panel plaatsvinden.
2. In dringende gevallen, zoals bij aan bederf onderhevige goederen, spant het arbitragepanel zich in om binnen 45 dagen na de instelling van het panel een uitspraak te doen. In geen geval mag dit langer duren dan 100 dagen na de instelling van het panel. Het arbitragepanel kan binnen 10 dagen na de instelling een voorlopige uitspraak doen over de vraag of het een zaak dringend acht.
3. De uitspraak vermeldt de geconstateerde feiten, de toepasselijkheid van de relevante bepalingen van deze overeenkomst en een fundamentele motivering van alle bevindingen en conclusies. De uitspraak kan aanbevelingen omvatten over de maatregelen die ter uitvoering ervan moeten worden getroffen.
4. De klagende partij kan haar klacht intrekken door schriftelijke kennisgeving aan de voorzitter van het arbitragepanel, de partij waartegen de klacht is ingediend en het Stabilisatie- en associatiecomité, op elk ogenblik voor de kennisgeving van de uitspraak aan de partijen en het Stabilisatie- en associatiecomité. Die intrekking doet geen afbreuk aan haar recht om op een later tijdstip een nieuwe klacht betreffende dezelfde kwestie in te dienen.
5. Het arbitragepanel kan te allen tijde op verzoek van beide partijen zijn werkzaamheden voor een periode van ten hoogste 12 maanden opschorten. Indien de periode van 12 maanden wordt overschreden, komt de autoriteit van het arbitragepanel te vervallen; dit doet geen afbreuk aan het recht van de klagende partij om op een later tijdstip betreffende dezelfde kwestie opnieuw om instelling van een panel te verzoeken.
Elke partij neemt alle noodzakelijke maatregelen om de uitspraak van het arbitragepanel na te leven en beide partijen streven ernaar overeen te komen de uitspraak binnen een redelijke termijn na te leven.
1. Uiterlijk 30 dagen na kennisgeving van de uitspraak van het arbitragepanel aan de partijen, stelt de partij waartegen de klacht is ingediend de klagende partij in kennis van de tijd die nodig zal zijn voor naleving (hierna „redelijke termijn” genoemd). De partijen streven ernaar over deze redelijke termijn tot overeenstemming te komen.
2. Indien de partijen het niet eens worden over de redelijke termijn voor naleving van de uitspraak van het arbitragepanel, kan de klagende partij het Stabilisatie- en associatiecomité binnen een termijn van 20 dagen na de kennisgeving als bedoeld in lid 1 verzoeken het oorspronkelijke arbitragepanel opnieuw bijeen te roepen om de lengte van de redelijke termijn vast te stellen. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak binnen een termijn van 20 dagen na indiening van het verzoek mede.
3. Indien het oorspronkelijke panel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, zijn de procedures van artikel 4 van toepassing. De termijn waarbinnen het panel zijn uitspraak moet mededelen, blijft 20 dagen na de instelling ervan.
1. De partij waartegen de klacht is ingediend stelt de andere partij en het Stabilisatie- en associatiecomité voor afloop van de redelijke termijn in kennis van alle maatregelen die zij heeft getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel.
2. Indien er onenigheid bestaat tussen de partijen over de verenigbaarheid van een maatregel die overeenkomstig lid 1 van dit artikel is medegedeeld, met een van de bepalingen van artikel 2, kan de klagende partij het oorspronkelijke arbitragepanel verzoeken over de zaak uitspraak te doen. In dat verzoek wordt aangegeven waarom de maatregel niet conform deze overeenkomst is. Wanneer het arbitragepanel opnieuw is bijeengeroepen, doet het uitspraak binnen 45 dagen na de datum waarop het opnieuw is ingesteld.
3. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, zijn de procedures van artikel 4 van dit protocol van toepassing.
De termijn waarbinnen het panel zijn uitspraak moet mededelen, blijft 45 dagen na de instelling ervan.
1. Indien de partij waartegen de klacht is ingediend voor afloop van de redelijke termijn nalaat kennis te geven van de maatregelen die zijn getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel, of indien het arbitragepanel oordeelt dat de maatregel waarvan overeenkomstig artikel 8, lid 1, mededeling is gedaan, niet conform is de verplichtingen van de partij krachtens deze overeenkomst, doet de partij waartegen de klacht is ingediend de klagende partij, op haar verzoek, een aanbod van tijdelijke compensatie.
2. Indien binnen 30 dagen na afloop van de redelijke termijn, of na de uitspraak van het arbitragepanel overeenkomstig artikel 8 dat een getroffen maatregel niet conform de overeenkomst is, geen overeenstemming wordt bereikt over compensatie, heeft de klagende partij, na kennisgeving aan de andere partij en het Stabilisatie- en associatiecomité, het recht om de krachtens de bepalingen van artikel 2 toegekende voordelen op te schorten in overeenstemming met de economische schade die door de inbreuk werd veroorzaakt. De klagende partij kan de opschorting laten ingaan 10 dagen na de datum van kennisgeving, tenzij de partij waartegen de klacht is ingediend overeenkomstig lid 3 van dit artikel om arbitrage heeft verzocht.
3. Indien de partij waartegen de klacht is ingediend van oordeel is dat de mate van opschorting niet evenredig is met de mate van de economische schade die door de inbreuk werd veroorzaakt, kan zij binnen de in lid 2 genoemde termijn van 10 dagen bij de voorzitter van het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoek indienen tot wederinstelling van het oorspronkelijke arbitragepanel. Het arbitragepanel zal zijn uitspraak betreffende de mate van opschorting van voordelen mededelen aan de partijen en het Stabilisatie- en associatiecomité binnen 30 dagen na indiening van het verzoek. De voordelen worden niet opgeschort tot het arbitragepanel uitspraak heeft gedaan en de opschorting geschiedt overeenkomstig de uitspraak van het arbitragepanel.
4. Opschorting van voordelen is een tijdelijke maatregel en wordt alleen toegepast zolang de maatregel die in strijd was bevonden met de overeenkomst is ingetrokken of gewijzigd en met de overeenkomst in overeenstemming gebracht, of tot de partijen overeenkomen het geschil te beslechten.
1. De partij waartegen de klacht is ingediend stelt de andere partij en het Stabilisatie- en associatiecomité in kennis van elke maatregel die zij heeft getroffen tot naleving van de uitspraak van het arbitragepanel en van haar verzoek tot beëindiging van de opschorting van de voordelen door de klagende partij.
2. Indien de partijen binnen 30 dagen na de mededeling niet tot overeenstemming komen over de verenigbaarheid van de medegedeelde maatregel met deze overeenkomst, kan de klagende partij de voorzitter van het oorspronkelijke arbitragepanel schriftelijk verzoeken over de zaak uitspraak te doen. Dit verzoek wordt tegelijkertijd medegedeeld aan de andere partij en aan het Stabilisatie- en associatiecomité. Het arbitragepanel deelt zijn uitspraak binnen een termijn van 45 dagen na indiening van het verzoek mede. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel tot naleving niet conform deze overeenkomst is, onderzoekt het arbitragepanel of de klagende partij de opschorting van voordelen in de oorspronkelijke of in verschillende mate mag voortzetten. Indien het arbitragepanel oordeelt dat een maatregel tot naleving conform deze overeenkomst is, wordt de opschorting van voordelen beëindigd.
3. Indien het oorspronkelijke arbitragepanel, of een of meer van de leden ervan, niet opnieuw bijeen kan komen, zijn de procedures van artikel 4 van dit protocol van toepassing.
De termijn waarbinnen het panel zijn uitspraak moet mededelen, blijft 45 dagen na de instelling ervan.
De vergaderingen van het arbitragepanel zijn openbaar onder de voorwaarden van het in artikel 18 vermelde reglement van orde, tenzij het arbitragepanel er uit eigen initiatief of op verzoek van de partijen anders over beschikt.
Het panel kan op verzoek van een partij of op eigen initiatief inlichtingen inwinnen bij alle bronnen die het voor de werkzaamheden van het panel passend acht. Het panel heeft tevens het recht deskundigen om advies te vragen indien het dit nuttig acht. Alle op deze manier ingewonnen informatie moet aan beide partijen worden medegedeeld en erover kunnen opmerkingen worden geformuleerd. De belanghebbende partijen zijn gemachtigd bij het arbitragepanel stukken in te dienen als amicus curiae onder de voorwaarden die zijn neergelegd in het reglement van orde als bedoeld in artikel 18.
De arbitragepanels passen toe en interpreteren de bepalingen van deze overeenkomst volgens de gebruikelijke regels voor de interpretatie van internationaal publiekrecht, met inbegrip van het Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht. Zij geven geen interpretatie van het acquis communautaire. Het feit dat een bepaling inhoudelijk identiek is met een bepaling van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is niet bepalend voor de interpretatie van die bepaling.
1. Alle besluiten van het arbitragepanel, met inbegrip van de vaststelling van de uitspraak, worden getroffen bij meerderheid van stemmen.
2. Alle uitspraken van het arbitragepanel zijn verbindend voor de partijen. Zij worden ter kennis gebracht van de partijen en van het Stabilisatie- en associatiecomité die ze openbaar maakt, tenzij bij consensus wordt besloten dat niet te doen.
1. Het Stabilisatie- en associatiecomité stelt uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit protocol een lijst van vijftien personen op die bereid en geschikt zijn om als scheidsrechter te fungeren. Elke partij kiest vijf personen die als scheidsrechter kunnen optreden. De partijen komen tevens vijf personen overeen die als voorzitter van het arbitragepanel kunnen fungeren. Het Stabilisatie- en associatiecomité ziet erop toe dat het aantal personen op de lijst te allen tijde gehandhaafd blijft.
2. De scheidrechters moeten beschikken over gespecialiseerde kennis en ervaring inzake wetgeving, internationale wetgeving, communautaire wetgeving en/of internationale handel.
De scheidsrechters dienen onafhankelijk te zijn, op persoonlijke titel op te treden en niet verbonden te zijn aan of instructies aan te nemen van een organisatie of een regering, en zijn verplicht de in artikel 18 genoemde gedragscode na te leven.
Na de eventuele toetreding van Bosnië en Herzegovina tot de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a. Arbitragepanels die krachtens dit protocol zijn opgericht doen geen uitspraak in geschillen die verband houden met de rechten en verplichtingen van elke partij krachtens de overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
b. Het recht van elke partij om een beroep te doen op de regeling inzake geschillenbeslechting van dit protocol laat elke maatregel in WTO-verband, met inbegrip van een maatregel tot geschillenbeslechting, onverlet. Indien echter een partij in verband met een specifieke maatregel een procedure voor geschillenbeslechting heeft ingeleid, hetzij krachtens artikel 3, lid 1, van dit protocol, hetzij krachtens de WTO-overeenkomst, kan zij in verband met dezelfde maatregel niet nog een procedure voor geschillenbeslechting in het andere forum inleiden, tenzij de eerste procedure is afgesloten. Voor de toepassing van dit lid worden procedures voor geschillenbeslechting krachtens de WTO-overeenkomst geacht te zijn ingeleid door het verzoek van een partij tot vorming van een panel overeenkomstig artikel 6 van het WTO-memorandum van overeenstemming inzake de regels en procedures betreffende de beslechting van geschillen.
c. Geen enkele bepaling van dit protocol verhindert een partij de opschorting van verplichtingen die is toegestaan door een orgaan voor geschillenbeslechting van de WTO, ten uitvoer te leggen.
1. Alle in dit protocol vastgestelde termijnen worden gerekend in kalenderdagen vanaf de dag die volgt op de dag waarop het desbetreffende feit plaatsvindt.
2. Alle in dit protocol vermelde termijnen kunnen in overleg tussen de partijen worden verlengd.
3. Alle in dit protocol vermelde termijnen kunnen ook door de voorzitter van het arbitragepanel worden verlengd, op redelijk verzoek van een van de partijen of op eigen initiatief.
1. De Stabilisatie- en associatieraad stelt uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van dit protocol het reglement van orde vast voor het verloop van de werkzaamheden van het arbitragepanel.
2. De Stabilisatie- en associatieraad stelt uiterlijk 6 maanden na de inwerkingtreding van dit protocol aanvullend bij het reglement van orde een gedragscode vast om de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de scheidsrechters te waarborgen.
3. De Stabilisatie- en associatieraad kan besluiten dit protocol te wijzigen.
Dit protocol omvat:
1. een overeenkomst betreffende wederzijdse preferentiele handelsconcessies voor bepaalde wijnen (bijlage I bij dit protocol);
2. een overeenkomst betreffende de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen (bijlage II bij dit protocol).
De in artikel 1 bedoelde overeenkomsten zijn van toepassing op:
1. wijnen van verse druiven die vallen onder code 22.04 van het op 14 juni 1983 in Brussel ondertekende Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codificering van goederen en die
a. van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en geproduceerd zijn overeenkomstig de regels inzake oenologische procedes en behandelingen, zoals bedoeld in Titel V van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt2) en Verordening (EG) nr. 1622/2000 van de Commissie van 24 juli 2000 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt, en tot instelling van een communautaire regeling inzake oenologische procedes en behandelingen3) ;
of
b. van oorsprong zijn uit Bosnië en Herzegovina en geproduceerd zijn overeenkomstig de regels inzake oenologische procedes en behandelingen, zoals geformuleerd in de wetgeving van Bosnië en Herzegovina. Deze regels inzake oenologische procedes en behandelingen moeten in overeenstemming zijn met de communautaire wetgeving;
2. gedistilleerde dranken die vallen onder code 22.08 van het in lid 1 bedoelde verdrag en die
a. van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en in overeenstemming zijn met Verordening (EEG) nr.1576/89 van de Raad van 29 mei 1989 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken4) en Verordening (EEG) nr. 1014/90 van de Commissie van 24 april 1990 houdende uitvoeringsbepalingen voor de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gedistilleerde dranken5) ;
of
b. van oorsprong zijn uit Bosnië en Herzegovina en geproduceerd zijn overeenkomstig de daar geldende wetgeving, die in overeenstemming moet zijn met de communautaire wetgeving;
3. gearomatiseerde wijnen die vallen onder code 22.05 van het in lid 1 bedoelde verdrag en die
a. van oorsprong zijn uit de Gemeenschap en in overeenstemming zijn met Verordening (EEG) nr. 1601/91 van de Raad van 10 juni 1991 tot vaststelling van de algemene voorschriften betreffende de definitie, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van gearomatiseerde wijnen, gearomatiseerde dranken op basis van wijn en gearomatiseerde cocktails van wijnbouwproducten6) ;
of
b. van oorsprong zijn uit Bosnië en Herzegovina en geproduceerd zijn overeenkomstig de daar geldende wetgeving, die in overeenstemming moet zijn met de communautaire wetgeving.
De gevolmachtigden van:
het Koninkrijk België,
de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek,
het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland,
de Republiek Estland,
de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje,
de Franse Republiek,
Ierland,
de Italiaanse Republiek,
de Republiek Cyprus,
de Republiek Letland,
de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg,
de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden,
de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek,
Roemenië,
de Republiek Slovenië,
de Slowaakse Republiek,
de Republiek Finland,
het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Verdragsluitende partijen bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag betreffende de Europese Unie,
hierna „de lidstaten” genoemd, en van
de Europese Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,
hierna „de Gemeenschap” genoemd,
enerzijds, en
de gevolmachtigden van Bosnië en Herzegovina,
anderzijds,
bijeengekomen te Luxemburg op 16 juni 2008 voor de ondertekening van de Stabilisatie- en associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Bosnië en Herzegovina, anderzijds, hierna „deze overeenkomst” genoemd, hebben de volgende teksten goedgekeurd:
deze overeenkomst en de bijlagen I tot en met VII, namelijk:
– Bijlage I (artikel 21) – Tariefconcessies van Bosnië en Herzegovina voor industrieproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage II (artikel 27, lid 2) – Omschrijving van de in artikel 27, lid 2, bedoelde producten van de categorie „baby beef”
– Bijlage III (artikel 27) – Tariefconcessies van Bosnië en Herzegovina voor landbouwproducten uit de Gemeenschap
– Bijlage IV (artikel 28) – Rechten die bij invoer in de Gemeenschap van toepassing zijn op goederen van oorsprong uit Bosnië en Herzegovina
– Bijlage V (artikel 28) – Rechten die bij invoer in Bosnië en Herzegovina van toepassing zijn op goederen van oorsprong uit de Gemeenschap
– Bijlage VI (artikel 50) – Vestiging: Financiële diensten
– Bijlage VII (artikel 73) – Intellectuele-, industriële- en commerciële- eigendomsrechten en de volgende protocollen:
– Protocol 1 (artikel 25) betreffende de handel tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina in verwerkte landbouwproducten
– Protocol 2 (artikel 42) betreffende de definitie van het begrip „producten van oorsprong” en regelingen voor administratieve samenwerking in verband met de toepassing van deze overeenkomst tussen de Gemeenschap en Bosnië en Herzegovina
– Protocol 3 (artikel 59) betreffende vervoer over land
– Protocol 4 (artikel 71) betreffende staatssteun voor de ijzer- en staalindustrie
– Protocol 5 (artikel 97) betreffende wederzijdse administratieve bijstand in douanezaken
– Protocol 6 (artikel 126) betreffende beslechting van geschillen
– Protocol 7 (artikel 27) betreffende wederzijdse preferentiële concessies voor bepaalde wijnen, de wederzijdse erkenning, bescherming en controle van benamingen van wijnen, gedistilleerde dranken en gearomatiseerde wijnen
De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Bosnië en Herzegovina hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze slotakte zijn gehecht:
– Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 51 en 61
– Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 73
De gevolmachtigden van Bosnië en Herzegovina hebben nota genomen van onderstaande verklaring, die aan deze slotakte is gehecht:
– Verklaring van de Gemeenschap betreffende de uitzonderlijke handelsmaatregelen die de Europese Gemeenschap toekent op grond van Verordening (EG) nr. 2007/2000.
GEDAAN te Luxemburg, de zestiende juni 2008.
Gemeenschappelijke verklaring betreffende de artikelen 51 en 61
De partijen komen overeen dat deze overeenkomst de regeling van het eigendomsrecht in Bosnië en Herzegovina onverlet laat.
De partijen komen voorts overeen dat voor de toepassing van deze overeenkomst het bepaalde in de artikelen 51 en 61 Bosnië en Herzegovina niet belet beperkingen toe te passen op de verwerving of uitoefening van eigendomsrechten op onroerend goed om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, mits die beperkingen zonder onderscheid van toepassing zijn zowel op vennootschappen en onderdanen van Bosnië en Herzegovina als op vennootschappen en onderdanen van de Gemeenschap.
Gemeenschappelijke verklaring inzake artikel 73
De partijen komen overeen dat voor de toepassing van de overeenkomst intellectuele en industriële eigendom met name het volgende omvat: auteursrechten, met inbegrip van de auteursrechten op computerprogramma’s, en naburige rechten, de rechten voor databanken, octrooien en aanvullende beschermingscertificaten, industriële ontwerpen, handelsmerken en dienstmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, geografische aanduidingen, met inbegrip van oorsprongsbenamingen, en bescherming voor kweekproducten.
De bescherming van commerciële-eigendomsrechten omvat met name bescherming tegen oneerlijke mededinging, zoals bedoeld in artikel 10 bis van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, en bescherming van niet openbaar gemaakte informatie, zoals bedoeld in artikel 39 van de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (TRIPs-overeenkomst).
De partijen komen voorts overeen dat de mate van bescherming als bedoeld in artikel 73, lid 3, van deze overeenkomst de beschikbaarheid van maatregelen, procedures en rechtsmiddelen omvat als bedoeld in Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten1) .
Verklaring van de Gemeenschap betreffende de uitzonderlijke handelsmaatregelen die de Europese Gemeenschap toekent op grond van Verordening (EG) nr. 2007/2000
Overwegende dat de Europese Gemeenschap uitzonderlijke handelsmaatregelen toekent ten behoeve van de landen die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie, met inbegrip van Bosnië en Herzegovina, uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2007/2000 tot vaststelling van uitzonderlijke handelsmaatregelen ten behoeve van de landen en gebieden die deelnemen aan of verbonden zijn met het stabilisatie- en associatieproces van de Europese Unie1) , verklaart de Europese Gemeenschap:
– dat bij de toepassing van artikel 34 van deze overeenkomst de meest gunstige van de eenzijdige autonome handelsmaatregelen van toepassing zijn, in aanvulling op de contractuele handelsconcessies die de Gemeenschap bij deze overeenkomst aanbiedt, zolang Verordening (EG) nr. 2007/2000 van toepassing is;
– dat, in het bijzonder, voor de producten die vallen onder de hoofdstukken 7 en 8 van de gecombineerde nomenclatuur, waarvoor het gemeenschappelijk douanetarief voorziet in een ad-valoremdouanerecht en in een specifiek douanerecht, de verlaging ook van toepassing is op het specifieke douanerecht, in afwijking van de desbetreffende bepaling van artikel 28, lid 2 van deze overeenkomst.
De Overeenkomst behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan de Overeenkomst kan worden gebonden.
Bekrachtiging en goedkeuring zijn voorzien in artikel 134 van de Overeenkomst.
Partij |
Ondertekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
België |
16-06-08 |
|||||
Bosnië en Herzegovina |
16-06-08 |
20-06-08 |
R |
|||
Bulgarije |
16-06-08 |
|||||
Cyprus |
16-06-08 |
|||||
Denemarken |
16-06-08 |
|||||
Duitsland |
16-06-08 |
|||||
EG (Europese Gemeenschap) |
16-06-08 |
|||||
Estland |
16-06-08 |
|||||
Finland |
16-06-08 |
|||||
Frankrijk |
16-06-08 |
|||||
Griekenland |
16-06-08 |
|||||
Hongarije |
16-06-08 |
|||||
Ierland |
16-06-08 |
|||||
Italië |
16-06-08 |
|||||
Letland |
16-06-08 |
|||||
Litouwen |
16-06-08 |
|||||
Luxemburg |
16-06-08 |
|||||
Malta |
16-06-08 |
|||||
Nederlanden, het Koninkrijk der |
16-06-08 |
|||||
– Nederland |
||||||
– Ned. Antillen |
– |
– |
||||
– Aruba |
– |
– |
||||
Oostenrijk |
16-06-08 |
|||||
Polen |
16-06-08 |
|||||
Portugal |
16-06-08 |
|||||
Roemenië |
16-06-08 |
|||||
Slovenië |
16-06-08 |
|||||
Slowakije |
16-06-08 |
|||||
Spanje |
16-06-08 |
|||||
Tsjechië |
16-06-08 |
|||||
Verenigd Koninkrijk, het |
16-06-08 |
|||||
Zweden |
16-06-08 |
|||||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend |
De bepalingen van de Overeenkomst zullen ingevolge artikel 134 in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de laatste akte van bekrachtiging of van goedkeuring is neergelegd, met uitzondering van de bepalingen genoemd in artikel 135 die, ingevolge een op basis van hetzelfde artikel tot stand te komen interimovereenkomst, op een ander moment in werking zullen treden.
Titel |
: |
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap; Rome, 25 maart 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 74 (Frans) Trb. 1957, 91 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM); Rome, 25 maart 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 75 (Frans) Trb. 1957, 92 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992 |
Tekst |
: |
Trb. 1992, 74 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 1945 |
Tekst |
: |
Trb. 1979, 37 (Engels en Frans, zoals gewijzigd) Trb. 1987, 113 (herziene vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels) Trb. 1995, 130 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Universele Verklaring van de Rechten van de Mens; Parijs, 10 december 1948 |
Tekst |
: |
Trb. 1960, 131 (Engels, Frans en vertaling van de gewijzigde tekst) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden; Rome, 4 november 1950 |
Tekst |
: |
Trb. 1951, 154 (Frans, Engels en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 16 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 19 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Algemene Overeenkomst betreffende de handel in diensten; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 304 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 331 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Statuut van de Raad van Europa; Londen, 5 mei 1949 |
Tekst |
: |
Stb. 1949, 341 |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de landbouw; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 33 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 38 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 153 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 168 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 244 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 267 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake vrijwaringsmaatregelen; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 294 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 320 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte; Luxemburg, 9 juni 2006 |
Tekst |
: |
Trb. 2006, 196 (Nederlands) |
Titel |
: |
Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds; Washington, 27 december 1945 |
Tekst |
: |
Trb. 1977, 40 (Engels en vertaling, zoals gewijzigd) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 337 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 361 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de status van vluchtelingen; Genève, 28 juli 1951 |
Tekst |
: |
Trb. 1951, 131 (Engels en Frans) Trb. 1954, 88 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Protocol betreffende de status van vluchtelingen; New York, 31 januari 1967 |
Tekst |
: |
Trb. 1967, 76 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Resolutie 1373 (2001) van de VN-Veiligheidsraad; New York, 28 september 2001 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 179 (Engels) |
Titel |
: |
Verdrag nopens de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling; Parijs, 14 december 1960 |
Tekst |
: |
Trb. 1961, 42 (Engels en Frans) Trb. 1961, 60 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de bescherming en de bevordering van de diversiteit van cultuuruitingen; Parijs, 20 oktober 2005 |
Tekst |
: |
Trb. 2007, 89 (Engels en vertaling) |
Titel |
: |
Protocol van Kyoto bij het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering; Kyoto, 11 december 1997 |
Tekst |
: |
Trb. 1998, 170 (Engels en Frans) Trb. 1999, 110 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek tot de Europese Economische Gemeenschap en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en Akte, betreffende de voorwaarden voor de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek en de aanpassing van de Verdragen; Lissabon/Madrid, 12 juni 1985 |
Tekst: |
: |
Trb. 1985, 135 (Nederlands) |
Laatste Trb.: |
: |
|
Titel: |
: |
Europese Overeenkomst nopens de arbeidsvoorwaarden voor de bemanningen van motorrijtuigen in het internationale vervoer over de weg (AETR) Genève, 1 juli 1970 |
Tekst |
: |
Trb. 1972, 97 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (ADR); Genève, 30 september 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1959, 81 (Frans) Trb. 1959, 171 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag van Wenen inzake het verdragenrecht; Wenen, 23 mei 1969 |
Tekst |
: |
Trb. 1972, 51 (Engels en Frans) Trb. 1985, 79 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationaal Verdrag betreffende het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en de codering van goederen; Brussel, 14 juni 1983 |
Tekst |
: |
Trb. 1985, 108 (Engels, Frans en vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Internationale Overeenkomst tot bescherming van de industriële eigendom; Parijs, 20 maart 1883 |
Tekst |
: |
Trb. 1969, 144 (Frans) Trb. 1970, 187 (vertaling) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst inzake tarieven en handel 1994; Marrakech, 15 april 1994 |
Tekst |
: |
Trb. 1994, 235 (Engels, blz. 181 e.v.) Trb. 1995, 130 (vertaling, blz. 198 e.v.) |
Laatste Trb. |
: |
Uitgegeven de zevenentwintigste augustus 2008.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. VERHAGEN
De Bosnische, de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Servische, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet afgedrukt.
Het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van de Overeenkomst is nog niet ontvangen. In de hierna volgende tekst kunnen derhalve onjuistheden voorkomen, die in een volgend Tractatenblad zullen worden gecorrigeerd.
De Bijlagen bij de Overeenkomst en bij de Protocollen liggen ter inzage bij de afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
PB L 93 van 31.3.2006, blz. 12. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1791/2006 (PB L 363 van 20.12.2006, blz. 1).
Multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatie, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte (PB L 285 van 16.10.2006, blz. 3).
Europese Commissie voor Normalisatie, Europees Comité voor elektrotechnische normalisatie, Europees Instituut voor telecommunicatienormen, Europese Samenwerking voor Accreditatie, Europees Samenwerkingsverband voor wettelijke metrologie, Europese Organisatie voor metrologie.
De Bijlagen liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De Bijlagen bij dit Protocol liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De Bijlagen en Gemeenschappelijke Verklaringen bij dit Protocol liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Zoals vastgesteld in de conclusies van de Raad Algemene Zaken van april 1997 en de mededeling van de Commissie van mei 1999 over de instelling van het stabilisatie- en associatieproces met de landen van de westelijke Balkan.
Besluit nr. 1/95 van de Associatieraad EG–Turkije van 22 december 1995 is van toepassing op andere producten dan landbouwproducten, zoals omschreven in de Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Economische Gemeenschap en Turkije, en dan kolen- en staalproducten, zoals omschreven in de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en de Republiek Turkije inzake de handel in producten waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing is.
De Gemeenschappelijke Verklaring bij dit Protocol ligt ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De Bijlagen bij dit Protocol liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 299 van 16.11.2007, blz. 1).
PB L 194 van 31.7.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1300/2007 (PB L 289 van 7.11.2007, blz. 8).
L 160 van 12.6.1989, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2005.
PB L 105 van 25.4.1990, blz. 9. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2140/98 (PB L 270 van 7.10.1998, blz. 9).
PB L 149 van 14.6.1991, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 2005.
PB L 240 van 23.9.2000, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 530/2007 (PB L 125 van 15.5.2007, blz. 1).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2008-163.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.