A. TITEL

Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds, met bijlagen;

Washington, 27 december 1945

B. TEKST

De tekst van Overeenkomst en bijlagen is bij Koninklijk besluit van 9 oktober 1946 bekendgemaakt in Stb. G 278, blz. 4-106.

Zie voor de tekst van Overeenkomst en bijlagen zoals deze vanaf 1 april 1978 luidt: Trb. 1977, 40.

Zie voor de tekst van de derde wijziging rubriek J van Trb. 1991, 70.

Zie voor de tekst van de vierde wijziging rubriek J hieronder.

Behalve de in Trb. 1956, 153, Trb. 1962, 68 en 161, Trb. 1966, 128, Trb. 1968, 106, Trb. 1970, 158, Trb. 1977, 40, Trb. 1978, 80, Trb. 1983, 114 en Trb. 1991, 70 genoemde hebben nog de volgende Staten de Overeenkomst in overeenstemming met artikel XX, sectie 2, letter f, ondertekend:

Tsjechoslowakije20 september 1990
Bulgarije25 september 1990
Namibië25 september 1990
Mongolië14 februari 1991
Albanië15 oktober 1991
Litouwen29 april 1992
Georgië 5 mei 1992
Kirgizië 8 mei 1992
Letland19 mei 1992
de Marshalleilanden21 mei 1992
Estland26 mei 1992
Armenië28 mei 1992
Zwitserland29 mei 1992
Rusland 1 juni 1992
Wit-Rusland10 juli 1992
Kazachstan15 juli 1992
Moldavië12 augustus 1992
Oekraïne 3 september 1992
Azerbeidzjan18 september 1992
Oezbekistan21 september 1992
Turkmenistan22 september 1992
San Marino23 september 1992
Brunei10 oktober 1995
Palau16 december 1997

C. VERTALING

Zie Trb. 1977, 40, rubriek J van Trb. 1991, 70 en rubriek J hieronder.

D. PARLEMENT

Zie Trb. 1956, 153, Trb. 1978, 80, rubriek J van Trb. 1991, 70 en rubriek J hieronder.

E. BEKRACHTIGING

Zie Trb. 1956, 153, Trb. 1962, 68 en 161, Trb. 1966, 128, Trb. 1968, 106, Trb. 1970, 158, Trb. 1977, 40, Trb. 1978, 80, Trb. 1983, 114 en Trb. 1991, 70.

Behalve de aldaar genoemde hebben nog de volgende Staten overeenkomstig artikel XX, sectie 2, letter a, van de Overeenkomst bij de Regering van de Verenigde Staten van Amerika een akte van aanvaarding nedergelegd:

Tsjechoslowakije20 september 1990
Bulgarije25 september 1990
Namibië25 september 1990
Mongolië14 februari 1991
Albanië15 oktober 1991
Litouwen29 april 1992
Georgië 5 mei 1992
Kirgizië 8 mei 1992
Letland19 mei 1992
de Marshalleilanden21 mei 1992
Estland26 mei 1992
Armenië28 mei 1992
Zwitserland29 mei 1992
Rusland 1 juni 1992
Wit-Rusland10 juli 1992
Kazachstan15 juli 1992
Moldavië12 augustus 1992
Oekraïne 3 september 1992
Azerbeidzjan18 september 1992
Oezbekistan21 september 1992
Turkmenistan22 september 1992
San Marino23 september 1992
Brunei10 oktober 1995
Palau16 december 1997

G. INWERKINGTREDING

Zie Trb. 1956, 133 en Trb. 1978, 80.

I. OPZEGGING

Zie Trb. 1956, 153 en Trb. 1968, 106.

J. GEGEVENS

Zie Trb. 1956, 153, Trb. 1962, 68 en 161, Trb. 1966, 128, Trb. 1968, 106, Trb. 1970, 158, Trb. 1977, 40, Trb. 1978, 80, Trb. 1983, 114 en Trb. 1991, 70.

Voor het op 21 november 1947 tot stand gekomen Verdrag nopens de voorrechten en immuniteiten van de gespecialiseerde organisaties zie ook Trb. 1994, 211.

Voor het op 26 juni 1945 te San Francisco tot stand gekomen Statuut van het Internationale Gerechtshof zie ook Trb. 1997, 106.

Derde wijziging van de onderhavige Overeenkomst

Bij brieven van 19 juli 1991 (Kamerstukken II 1990/91, 22 199 (R 1413), nr. 1) is de wijziging van 28 juni 1990 in overeenstemming met artikel 91 juncto additioneel artikel XXI, eerste lid, onderdeel a, van de Grondwet op de voet van artikel 61, derde lid, van de Grondwet naar de tekst van 1972 overgelegd aan de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal en in overeenstemming met artikel 24 van het Statuut van het Koninkrijk aan de Staten van Aruba en de Nederlandse Antillen.

De toelichtende nota die de brieven vergezelde, is ondertekend door de Minister van Financiën W. KOK en de Minister van Buitenlandse Zaken H. VAN DEN BROEK.

De goedkeuring door de Staten-Generaal is verleend op 17 september 1991.

Het Koninkrijk der Nederlanden heeft de wijziging op 2 oktober 1991 voor het gehele Koninkrijk aanvaard.

De wijziging is ingevolge artikel XXVIII, letter c, van de Overeenkomst op 11 november 1992 in werking getreden.

Vierde wijziging van de onderhavige Overeenkomst

Op 12 september 1997 heeft het College van Bewindvoerders van het Fonds een resolutie tot wijziging van de Artikelen van de Overeenkomst ingediend, welke resolutie op 23 september 1997 door de Raad van Bestuur werd goedgekeurd. De tekst van de Resolutie, met bijlage, luidt als volgt:

Resolution

Whereas the Interim Committee of the Board of Governors has invited the Executive Board to propose an amendment of the Articles of Agreement of the International Monetary Fund providing for a special one-time allocation of SDRs to allow all participants in the Special Drawing Rights Department to receive an equitable share of cumulative SDR allocations; and

Whereas the Executive Board has proposed such an amendment and prepared a report on the same;

Now, therefore, the Board of Governors, noting the said Report of the Executive Board, hereby resolves that:

1. The proposals for modifications (Proposed Fourth Amendment) that are attached to this Resolution and are to be incorporated in the Articles of Agreement of the International Monetary Fund are approved.

2. The Secretary of the Fund is directed to ask, by circular letter, telegram, or other rapid means of communications, all members of the Fund whether they accept, in accordance with the provisions of Article XXVIII of the Articles, the proposed Fourth Amendment.

3. The circular letter, telegram, or other communication to be sent to all members in accordance with 2 above shall specify that the Proposed Fourth Amendment shall enter into force for all members as of the date on which the Fund certifies, by formal communication addressed to all members, that three-fifths of the members, having eighty-five percent of the total voting power, have accepted the modifications.

Proposed Fourth Amendment of the Articles of Agreement of the International Monetary Fund

The Governments on whose behalf the present Agreement is signed agree as follows.

1. The text of Article XV, Section 1 shall be amended to read as follows:

  • a) To meet the need, as and when it arises, for a supplement to existing reserve assets, the Fund is authorized to allocate special drawing rights in accordance with the provisions of Article XVII to members that are participants in the Special Drawing Rights Department.

  • b) In addition, the Fund shall allocate special drawing rights to members that are participants in the Special Drawing Rights Department in accordance with the provisions of Schedule M.

2. A new Schedule M shall be added to the Articles, to read as follows:

SCHEDULE M

Special One-Time Allocation of Special Drawing Rights

1. Subject to 4 below, each member that, as of September 19, 1997, is a participant in the Special Drawing Rights Department shall, on the 30th day following the effective date of the fourth amendment of this Agreement, receive an allocation of special drawing rights in an amount that will result in its net cumulative allocation of special drawing rights being equal to 29.315788813 percent of its quota as of September 19, 1997, provided that, for participants whose quotas have not been adjusted as proposed in Resolution No. 45-2 of the Board of Governors, calculations shall be made on the basis of the quotas proposed in that resolution.

2. a) Subject to 4 below, each country that becomes a participant in the Special Drawing Rights Department after September 19, 1997 but within three months of the date of its membership in the Fund shall receive an allocation of special drawing rights in an amount calculated in accordance with b) and c) below on the 30th day following the later of: (i) the date on which the new member becomes a participant in the Special Drawing Rights Department, or (ii) the elective date of the fourth amendment of this Agreement.

  • b) For the purposes of a) above, each participant shall receive an amount of special drawing rights that will result in such participant's net cumulative allocation being equal to 29.315788813 percent of its quota as of the date on which the member becomes a participant in the Special Drawing Rights Department, as adjusted:

    • (i) first, by multiplying 29.315788813 percent by the ratio of the total of quotas, as calculated under 1 above, of the participants described in c) below to the total of quotas of such participants as of the date on which the member became a participant in the Special Drawing Rights Department, and

    • (ii) second, by multiplying the product of (i) above by the ratio of the total of the sum of the net cumulative allocations of special drawing rights received under Article XVIII of the participants described in c) below as of the date on which the member became a participant in the Special Drawing Rights Department and the allocations received by such participants under 1 above to the total of the sum of the net cumulative allocations of special drawing rights received under Article XVIII of such participants as of September 19, 1997 and the allocations received by such participants under 1 above.

  • c) For the purposes of the adjustments to be made under b) above, the participants in the Special Drawing Rights Department shall be members that are participants as of September 19, 1997 and (i) continue to be participants in the Special Drawing Rights Department as of the date on which the member became a participant in the Special Drawing Rights Department, and (5) have received all allocations made by the Fund after September 19, 1997.

3. a) Subject to 4 below, if the Federal Republic of Yugoslavia (Serbia/Montenegro) succeeds to the membership in the Fund and the participation in the Special Drawing Rights Department of the former Socialist Federal Republic of Yugoslavia in accordance with the terms and conditions of Executive Board Decision No. 10237-(92/150), adopted December 14, 1992, it shall receive an allocation of special drawing rights in an amount calculated in accordance with b) below on the 30th day following the later of: (i) the date on which the Federal Republic of Yugoslavia (Serbia/Montenegro) succeeds to membership in the Fund and participation in the Special Drawing Rights Department in accordance with the terms and conditions of Executive Board Decision No. 10237-(92/150), or (ii) the effective date of the fourth amendment of this Agreement.

  • b) For the purposes of a) above, the Federal Republic of Yugoslavia (Serbia/Montenegro) shall receive an amount of special drawing rights that will result in its net cumulative allocation being equal to 29.315788813 percent of the quota proposed to it under paragraph 3 c) of Executive Board Decision No. 10237-(92/150), as adjusted in accordance with 2b)(ii) and c) above as of the date on which the Federal Republic of Yugoslavia (Serbia/Montenegro) qualifies for an allocation under a) above.

4. The Fund shall not allocate special drawing rights under this Schedule to those participants that have notified the Fund in writing prior to the date of the allocation of their desire not to receive the allocation.

5. a) If, at the time an allocation is made to a participant under 1, 2, or 3 above, the participant has overdue obligations to the Fund, the special drawing rights so allocated shall be deposited and held in an escrow account within the Special Drawing Rights Department and shall be released to the participant upon discharge of all its overdue obligations to the Fund.

  • b) Special drawing rights being held in an escrow account shall not be available for any use and shall not be included in any calculations of allocations or holdings of special drawing rights for the purposes of the Articles, except for calculations under this Schedule. If special drawing rights allocated to a participant are held in an escrow account when the participant terminates its participation in the Special Drawing Rights Department or when it is decided to liquidate the Special Drawing Rights Department, such special drawing rights shall be canceled.

  • c) For purposes of this paragraph, overdue obligations to the Fund consist of overdue repurchases and charges in the General Resources Account, overdue principal and interest on loans in the Special Disbursement Account, overdue charges and assessments in the Special Drawing Rights Department, and overdue liabilities to the Fund as trustee.

  • d) Except for the provisions of this paragraph, the principle of separation between the General Department and the Special Drawing Rights Department and the unconditional character of special drawing rights as reserve assets shall be maintained.


en de vertaling in het Nederlands luidt als volgt:

Resolutie

Overwegende dat het Interim-Comité van de Raad van Bestuur het College van Bewindvoerders heeft verzocht een wijziging voor te stellen van de Artikelen der Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds die voorziet in een speciale eenmalige toewijzing van bijzondere trekkingsrechten om alle participanten in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling toe te staan een billijk aandeel van cumulatieve toewijzingen van bijzondere trekkingsrechten te ontvangen; en

Overwegende dat het College van Bewindvoerders zo'n wijziging heeft voorgesteld en een rapport ter zake heeft opgesteld;

Besluit de Raad van Bestuur derhalve, nota nemend van genoemd rapport van het College van Bewindvoerders, dat:

1. De voorstellen tot wijziging (Voorgestelde Vierde Wijziging) die aan deze Resolutie zijn gehecht en die dienen te worden verwerkt in de Artikelen der Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds, worden goedgekeurd.

2. De Secretaris van het Fonds wordt opgedragen alle leden van het Fonds door middel van een rondschrijven, telegram of ander snel communicatiemiddel te vragen of zij, in overeenstemming met de bepalingen van artikel XXVIII van de Artikelen, de Voorgestelde Vierde Wijziging aanvaarden.

3. In het rondschrijven, het telegram of de andere mededeling die in overeenstemming met paragraaf 2 hierboven aan alle leden wordt toegezonden, wordt aangegeven dat de Voorgestelde Vierde Wijziging voor alle leden in werking treedt op de datum waarop het Fonds verklaart, door middel van een aan alle leden gerichte mededeling, dat drie-vijfde van de leden, die vijfentachtig procent van het totale stemmenaantal bezitten, de wijzigingen hebben aanvaard.


Voorgestelde Vierde Wijziging van de Artikelen der Overeenkomst betreffende het Internationale Monetaire Fonds

De Regeringen namens welke deze Overeenkomst wordt ondertekend, komen het volgende overeen:

1. De tekst van Artikel XV, sectie 1, wordt als volgt gewijzigd:

  • a. Ten einde te voorzien in de behoefte – wanneer en in de mate waarin deze zich voordoet – aan een aanvulling op de bestaande reservemiddelen, is het Fonds bevoegd bijzondere trekkingsrechten toe te wijzen, in overeenstemming met de bepalingen van Artikel XVIII, aan leden die participant zijn in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling.

  • b. Bovendien wijst het Fonds bijzondere trekkingsrechten toe aan leden die, in overeenstemming met de bepalingen van Schema M, participant zijn in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling.

2. Een nieuw Schema M wordt aan de Artikelen toegevoegd en luidt als volgt:

SCHEMA M

Speciale eenmalige Toewijzing van Bijzondere Trekkingsrechten

1. Behoudens paragraaf 4 hieronder ontvangt ieder lid dat vanaf 19 september 1997 participant is in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling op de dertigste dag volgend op de datum van vankrachtwording van de vierde wijziging van deze Overeenkomst een toewijzing van bijzondere trekkingsrechten van een bedrag dat resulteert in zijn netto-cumulatieve toewijzing van bijzondere trekkingsrechten, zijnde 29,315788813 procent van zijn quota vanaf 19 september 1997, met dien verstande dat voor participanten, van wie de quota niet zijn aangepast zoals voorgesteld in Resolutie 45-2 van de Raad van Bestuur, de berekeningen geschieden op basis van de in die resolutie voorgestelde quota.

2. a. Behoudens paragraaf 4 hieronder ontvangt ieder land dat na 19 september 1997, doch binnen drie maanden na de datum waarop hij lid is geworden van het Fonds, participant wordt in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling een toewijzing van bijzondere trekkingsrechten van een bedrag dat wordt berekend overeenkomstig de letters b en c hieronder, en wel op de dertigste dag volgend op de laatste, in tijd, van de volgende data: i) de datum waarop het nieuwe lid participant wordt in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling, of ii) de datum waarop de vierde wijziging van deze Overeenkomst van kracht wordt.

  • b. Voor de toepassing van letter a hierboven ontvangt iedere participant een bedrag aan bijzondere trekkingsrechten dat resulteert in diens netto-cumulatieve toewijzing van bijzondere trekkingsrechten, zijnde 29,315788813 procent van zijn quota vanaf de datum waarop het lid participant wordt in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling. Dit bedrag wordt aangepast door:

    • i. ten eerste het percentage van 29,315788813 te vermenigvuldigen met de ratio van alle quota, zoals berekend onder paragraaf 1 hierboven, van de onder letter c hieronder genoemde participanten, tot alle quota van deze participanten vanaf de datum waarop het lid participant werd in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling, en

    • ii. ten tweede het product van i hierboven te vermenigvuldigen met de ratio van het totale bedrag van de netto-cumulatieve toewijzingen van bijzondere trekkingsrechten van de onder letter c hieronder genoemde participanten die ingevolge Artikel XVIII zijn ontvangen vanaf de datum waarop het lid participant werd in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling en de ingevolge paragraaf 1 hierboven door deze participanten ontvangen toewijzingen, tot het totale bedrag van de netto-cumulatieve toewijzingen van bijzondere trekkingsrechten van deze participanten die ingevolge Artikel XVIII vanaf 19 september 1997 zijn ontvangen en de toewijzingen die door deze participanten ingevolge paragraaf 1 hierboven zijn ontvangen.

  • c. Ten behoeve van de ingevolge letter b hierboven te maken aanpassingen, zijn de participanten in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling leden die vanaf 19 september 1997 participant zijn en i) die participant blijven in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling vanaf de datum waarop het desbetreffende lid participant in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling werd, en ii) die alle toewijzingen hebben ontvangen die na 19 september 1997 door het Fonds zijn gedaan.

3. a. Behoudens paragraaf 4 hieronder ontvangt de Federale Republiek Joegoslavië (Servië/Montenegro), indien deze overeenkomstig de voorwaarden van het op 14 december 1992 aangenomen Besluit nr. 10237-(92/150) van het College van Bewindvoerders het lidmaatschap van het Fonds en de participatie in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling overneemt van de voormalige Socialistische Federale Republiek Joegoslavië, op de dertigste dag volgend op de laatste, in tijd, van de hierna genoemde data een toewijzing van bijzondere trekkingsrechten van een bedrag dat wordt berekend overeenkomstig letter b hieronder: i) de datum waarop de Federale Republiek Joegoslavië (Servië/Montenegro) het lidmaatschap van het Fonds en participatie in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling overneemt overeenkomstig de voorwaarden van Besluit nr. 10237-(92/150) van het College van Bewindvoerders, of ii) de datum waarop de vierde wijziging van deze Overeenkomst van kracht wordt.

  • b. Voor toepassing van letter a hierboven ontvangt de Federale Republiek Joegoslavië (Servië/Montenegro) een bedrag aan bijzondere trekkingsrechten dat resulteert in haar netto-cumulatieve toewijzing, zijnde 29,315788813 procent van de haar ingevolge paragraaf 3, letter c, van Besluit nr. 10237-(92/150) van het College van Bewindvoerders voorgestelde quota zoals aangepast overeenkomstig paragraaf 2, letters bii en c hierboven vanaf de datum waarop de Federale Republiek Joegoslavië (Servië/Montenegro)ingevolge letter a hierboven in aanmerking komt voor een toewijzing.

4. Het Fonds wijst geen bijzondere trekkingsrechten ingevolge dit Schema toe aan participanten die het Fonds vóór de datum van de toewijzing schriftelijk hebben medegedeeld dat zij geen toewijzing wensen te ontvangen.

5. a. Indien op het tijdstip waarop ingevolge de paragrafen 1, 2 of 3 hierboven een toewijzing aan een participant is gedaan, de participant ten opzichte van het Fonds verplichtingen heeft welke nog niet zijn nagekomen, worden de aldus toegewezen bijzondere trekkingsrechten in bewaring gegeven en gehouden op een garantierekening bij de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling en aan de participant vrijgegeven nadat deze heeft voldaan aan alle niet-nagekomen verplichtingen die hij ten opzichte van het Fonds heeft.

  • b. Bijzondere trekkingsrechten die in bewaring worden gehouden op een garantierekening zijn niet voor enig gebruik beschikbaar en worden voor de toepassing van de Artikelen, behalve voor berekeningen ingevolge dit Schema, niet meegeteld bij de berekening van toewijzingen of het bezit van bijzondere trekkingsrechten. Indien bijzondere trekkingsrechten die aan een participant zijn toegewezen op een garantierekening in bewaring worden gehouden op het tijdstip waarop de participant zijn participatie in de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling beëindigt of op het tijdstip waarop besloten wordt de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling te liquideren, worden deze bijzondere trekkingsrechten ingetrokken.

  • c. Voor de toepassing van deze paragraaf bestaan niet-nagekomen verplichtingen ten opzichte van het Fonds uit nog niet voldane terugkopen en provisies voor de Algemene Middelenrekening, een niet voldane hoofdsom en rente op leningen in de Bijzondere Aanwendingsrekening, niet voldane provisies en aanslagen voor de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling, en niet voldane schulden aan het Fonds als trustee.

  • d. Met uitzondering van de bepalingen van deze paragraaf blijft het beginsel van scheiding tussen de Algemene Afdeling en de Bijzondere Trekkingsrechtenafdeling, alsmede het onvoorwaardelijke karakter van de bijzondere trekkingsrechten als reservemiddelen blijven gehandhaafd.


De wijziging behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring der Staten-Generaal, alvorens door het Koninkrijk der Nederlanden te kunnen worden aanvaard.

De wijziging zal ingevolge artikel XXVIII, letter c, van de Overeenkomst voor alle leden van kracht worden drie maanden na de datum van de officiële mededeling terzake van het Fonds.

Uitgegeven de vijfentwintigste maart 1998

De Minister van Buitenlandse Zaken,

H. A. F. M. O. VAN MIERLO

Naar boven