Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang, het Besluit SUWI en het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang

Nader Rapport

Datum 22 januari 2018

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang, het Besluit SUWI en het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 22 februari 2016, nr. 2016000316, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 maart 2016, nr. W12.16.0030/III, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State aanleiding tot het maken van een inhoudelijke opmerking over een onduidelijkheid in de toelichting over de vraag wie de verantwoordelijke is in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) voor het personenregister kinderopvang (hierna: het personenregister).

1. Verantwoordelijke in de zin van de Wbp

De Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: de Afdeling) merkt op dat in het ontwerpbesluit geregeld wordt dat de Minister van SZW de verantwoordelijke is voor het personenregister en dat het CIBG en de houder aangewezen worden als bewerker voor respectievelijk het verwerken van gegevens in het personenregister en het leggen en beëindigen van koppelingen.

De Afdeling wijst vervolgens op de toelichting waarin wordt beschreven dat – in het kader van de controle van de inschrijvingen in het personenregister – de ingeschrevene op grond van artikel 35 van de Wbp, het recht heeft zich tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek de hem betreffende persoonsgegevens te verbeteren of aan te vullen indien de gegevens niet juist of onvolledig zijn. In de toelichting staat dat dit het CIBG namens de Minister van SZW, de houder voor wat betreft de koppeling in het personenregister en het college voor wat betreft de registers kunnen zijn.

De Afdeling wijst erop dat deze passage in de toelichting kan leiden tot de interpretatie dat het CIBG respectievelijk de houder verantwoordelijke is in de zin van de Wbp. Dit is niet overeenkomstig het ontwerpbesluit waarin de Minister van SZW als verantwoordelijke wordt aangewezen en het CIBG en de houder als bewerkers. De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te passen en onduidelijkheden weg te nemen. De desbetreffende passage in de toelichting is aangepast conform dit advies van de Afdeling. De toelichting maakt nu duidelijk dat ingeschrevenen op grond van artikel 36 van de Wbp het recht hebben zich tot de verantwoordelijke, de Minister van SZW, te wenden met het verzoek de hen betreffende persoonsgegevens te verbeteren of aan te vullen indien de gegevens niet juist of onvolledig zijn.

2. Redactionele bijlage

De redactionele opmerkingen in de bijlage bij het advies zijn voor zover mogelijk verwerkt.

3. Overige wijzigingen

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om in het ontwerpbesluit en de bijbehorende nota van toelichting nog enkele wijzigingen aan te brengen. Deze wijzigingen worden in het hiernavolgende toegelicht.

De inwerkingtreding van het personenregister heeft vanwege problemen bij het inrichten van het beheer en de ICT omgeving van het personenregister vertraging opgelopen ten opzichte van de oorspronkelijk geplande invoering per 1 mei 2016. Naar aanleiding van de problemen is een onderzoek uitgevoerd naar de impact, risico’s, en slaagkans van de realisatie en invoering van het personenregister. In februari 2017 is besloten om DUO aan te wijzen als uitvoerder voor de realisatie en invoering van het personenregister.1 In november 2017 is bekendgemaakt dat de invoering van het personenregister zal plaatsvinden met ingang van 1 maart 2018.2

Gelet op de duur van de verstreken periode tussen het moment van het aanhangig maken van het ontwerpbesluit bij de Afdeling en de aanbieding van het ontwerpbesluit en dit nader rapport aan de Koning, is het noodzakelijk het ontwerpbesluit op enkele onderdelen te actualiseren. Verwijzingen naar de oorspronkelijk beoogde uitvoerder van het personenregister, het CIBG, zijn vervangen door verwijzingen naar DUO. Voorts is het ontwerpbesluit aangepast in verband met de met ingang van 1 januari 2018 in werking getreden Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang en Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (inclusief onderliggende regelgeving). Met de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is het peuterspeelzaalwerk omgevormd tot kinderopvang waardoor verwijzingen in wet- en regelgeving naar peuterspeelzaalwerk zijn geschrapt. Hoofdstuk 2 (kwaliteitseisen peuterspeelzalen) van de tot 1 januari 2018 zogeheten ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’ is komen te vervallen. Gelet daarop zijn ook in het onderhavige ontwerpbesluit de verwijzingen naar peuterspeelzalen, peuterspeelzaalwerk, het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen en bepalingen uit hoofdstuk 2 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen geschrapt dan wel aangepast. In verband met het nieuwe Besluit kwaliteit kinderopvang (Stb. 2017, 323) is een artikel III toegevoegd aan het ontwerpbesluit, waarmee een verwijzing wordt aangepast. De grondslag van artikel III (te weten de artikelen 1.45, vierde lid, en 1.50, tweede lid, onder a, van de Wet kinderopvang) is toegevoegd aan de aanhef van het ontwerpbesluit.

In artikel I, onderdeel F, van het voor advies voorgelegde ontwerpbesluit werd voorgesteld artikel 9, vierde lid, van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te doen vervallen. In het aangepaste ontwerpbesluit is het oorspronkelijke artikel I, onderdeel F, geschrapt. Artikel 9, vierde lid, van het huidige Besluit landelijk register kinderopvang en register buitenlandse kinderopvang bepaalt dat de gegevens van de houder die worden verwerkt in het landelijk register kinderopvang worden verstrekt aan het UWV om te kunnen bepalen welke personen werkzaam zijn in de kinderopvang. Bij nader inzien is dit artikel ook na inwerkingtreding van het personenregister van belang in verband met incidentele actualiteitscontroles die zullen worden verricht.

Voorts is aan het met artikel I, onderdeel G, van het gewijzigde ontwerpbesluit in te voeren artikel 15 een tweede lid toegevoegd dat regelt wanneer de houder van een kindercentrum of gastouderbureau de koppeling met een ingeschrevene beëindigt.

In artikel I, onderdeel K, van het voor advies aangeboden ontwerpbesluit werd voorgesteld een artikel 16h toe te voegen aan het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk over de gevolgen van de melding over nieuwe gegevens in de justitiële documentatie. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt dit artikel uit het ontwerpbesluit te schrappen, aangezien de inhoud van dit artikel reeds is opgenomen in het met de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452) in te voeren artikel 1.50, zesde en zevende lid, en 1.56b, vijfde lid, van de Wet kinderopvang.

De inwerkingtredingsbepaling van het ontwerpbesluit (artikel IV van het gewijzigde ontwerpbesluit) is nu zodanig vormgegeven dat wordt geregeld dat het besluit, met uitzondering van artikel II, in werking treedt met ingang van 1 maart 2018. Artikel II van het besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2018. Hierdoor blijft de huidige plicht van het UWV om op grond van artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI op verzoek bepaalde informatie te verstrekken aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de colleges van burgemeester en wethouders tot 1 juli 2018 ongewijzigd. De reden hiervoor is dat voor de personen uit continue screening fase 1 een overgangsperiode geldt (die bij ministeriële regeling wordt vastgesteld tot 1 juli 2018) waarin hun gegevens door de Minister van SZW worden verwerkt in het personenregister. Deze personen moeten na inschrijving vervolgens zelf het kenmerk van hun verklaring omtrent het gedrag opvoeren in het personenregister en de houder moet hen koppelen. De reden voor de overgangsperiode is dat de groep personen uit continue sceening fase 1 vanwege de omvang niet in één keer kan worden opgenomen in het personenregister. Zolang de personen uit fase 1 in deze overgangsperiode hun inschrijving in het personenregister nog niet hebben voltooid, zullen zij worden gescreend op de wijze van continue screening in fase 1 (conform de artikelen 9a en 9b van het Besluit landelijk register kinderopvang, register buitenlandse kinderopvang en personenregister kinderopvang). Laatstgenoemde wijziging wordt geregeld met het met artikel I, onderdeel H, van het gewijzigde ontwerpbesluit in te voeren artikel 18a.

De nota van toelichting is op de hiervoor vermelde wijzigingen aangepast. Tot slot zijn enkele meer redactionele wijzingen aangebracht in het ontwerpbesluit en de nota van toelichting.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees.

Advies Raad van State

No. W12.16.0030/III

’s-Gravenhage, 24 maart 2016

Bij Kabinetsmissive van 22 februari 2016, no.2016000316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere besluiten in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit stelt nadere regels met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, dat bij de wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) is tot stand gekomen.1

De Afdeling advisering van de Raad van State adviseert het besluit vast te stellen, maar heeft een opmerking over een onduidelijkheid in de toelichting over de vraag wie de verantwoordelijke is voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp).

1. Verantwoordelijke in de zin van de Wbp

In het ontwerpbesluit wordt voorgesteld om te regelen dat de Minister van SZW de verantwoordelijke2 is voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk (hierna: het personenregister), omdat hij het doel van het personenregister bepaalt.3 Het voorgestelde artikel 4a, eerste lid, wijst het CIBG4 aan als bewerker5 voor het verwerken van gegevens in dat register. Bij de bewerker berust in ieder geval het beheer van het personenregister, waarbij wordt zorg gedragen voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging van dat personenregister.6 Voorts is ingevolge het voorgestelde artikel 16d de houder7 bewerker in de zin van de Wbp voor het leggen en beëindigen van koppelingen.8

In het kader van de controle van de inschrijvingen in het personenregister merkt de toelichting op dat personen die in het personenregister ingeschreven moeten staan, op grond van artikel 35 van de Wbp, onder meer het recht hebben zich tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek de hem betreffende persoonsgegevens te verbeteren of aan te vullen indien de gegevens niet juist of onvolledig zijn.9 Dit kunnen in dit geval zijn: CIBG namens de Minister van SZW, de houder voor wat betreft de koppeling in het personenregister en het college voor wat betreft de registers.10

De toelichting kan met bovenbedoelde passage zo gelezen worden dat – afhankelijk van de aard van de verwerking – het CIBG respectievelijk de houder verantwoordelijke is in de zin van de Wbp. Dit komt niet overeen met het ontwerpbesluit waarin de Minister van SZW als verantwoordelijke wordt aangewezen en het CIBG en de houder als bewerkers. Het laatste betekent dat personen die in het personenregister staan met een eventueel verzoek om hun persoonsgegevens te verbeteren of aan te vullen, zich moeten wenden tot de Minister van SZW en niet tot het CIBG of de houder. Op grond van artikel 35 en 36 Wbp dient de Minister als verantwoordelijke op een verzoek als hiervoor bedoeld, te beslissen.11

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te passen en onduidelijkheden weg te nemen.

2. De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De vice-president van de Raad van State, J.P.H. Donner.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no. W12.16.0030/III

  • In het opschrift van het ontwerpbesluit de zinsnede ‘en enige andere besluiten’ wijzigen in ‘en het Besluit SUWI’.

  • In het opschrift van artikel I ‘Besluit kinderopvang’ wijzigen in ‘Besluit registers kinderopvang’.

  • In artikel I, onderdeel A, de begripsomschrijving van ‘ingeschrevene’ achterwege laten, gelet op artikel 1.1, eerste lid, en artikel 2.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Stb. 2015, 452).

  • In het in artikel I, onderdeel B, nieuw voorgestelde artikel 2, zevende lid, de zinsnede ‘met het oog op het doel, bedoeld in de artikelen 1.48d, eerste lid, en 2.4c, eerste lid, van de wet’ als volgt verduidelijken: met het oog op het waarborgen dat alle personen die op grond van de wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken, continu worden gescreend, bedoeld in artikel 1.48d, eerste lid, en artikel 2.4c, eerste lid, van de wet.

  • In artikel I, onderdeel L, de in artikel 20 nieuw voorgestelde citeertitel wijzigen in: Besluit registers kinderopvang (of Besluit registers Wet kinderopvang).

  • In de toelichting ingaan op het advies van Actal van 7 augustus 2014.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit van ... tot wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en enige andere besluiten in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 februari 2016, nr. 2016-0000024034;

Gelet op de artikelen 1.48d, zesde en zevende lid, en 2.4c, zesde en zevende lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en 73, zevende lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ...);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van ...,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I. WIJZIGING BESLUIT KINDEROPVANG, BUITENLANDSE OPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK

Het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden de volgende begripsomschrijvingen in de alfabetische rangschikking ingevoegd:

CIBG:

het agentschap CIBG ressorterend onder Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

ingeschrevene:

de persoon, bedoeld in artikel 1 van de wet;

koppeling:

de handeling, bedoeld in artikel 1.48d, derde lid, en 2.4c, derde lid, van de wet;

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Artikel 2. Vorm en doel van de registers, het register buitenlandse kinderopvang en het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

2. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. De registers, het register buitenlandse kinderopvang en het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk hebben de vorm van een elektronische databank.

3. Onder vernummering van het zevende lid tot achtste lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 7. In het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden gegevens verwerkt over ingeschrevenen met het oog op het doel, bedoeld in de artikelen 1.48d, eerste lid, en 2.4c, eerste lid, van de wet.

C

Artikel 3 wordt als gewijzigd:

1. In artikel 3, eerste lid, wordt ‘in de registers en het register buitenlandse kinderopvang’ vervangen door: in de registers, het register buitenlandse kinderopvang en het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Het college draagt bij de toepassing van het tweede lid zorg voor de toepassing van de artikelen 34 tot en met 40 en 43 van de Wet bescherming persoonsgegevens.

D

Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 4a. Beheer van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
  • 1. CIBG1 wordt aangewezen als bewerker in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor het verwerken van gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, bedoeld in de artikelen 2 en 3.

  • 2. Bij de bewerker berust in ieder geval het beheer van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, waarbij wordt zorg gedragen voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

  • 3. Onze Minister treft maatregelen die ertoe strekken dat de inhoud van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk juist, actueel en volledig is.

E

Artikel 5, derde lid, onderdelen a en b, vervallen onder verlettering van de onderdelen c tot en met f tot onderdelen a tot en met d.

F

Artikel 9, vierde lid, vervalt.

G

De artikelen 9a en 9b vervallen onder verlettering van artikel 9c tot 9a.

H

Artikel 11, tweede lid, onderdeel a, vervalt onder verlettering van de onderdelen b tot en met d tot de onderdelen a tot en met c.

I

Artikel 15, derde lid, vervalt.

J

De artikelen 15a en 15b vervallen onder verlettering van artikel 15c tot 15a.

K

Na hoofdstuk 3 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 3A. PERSONENREGISTER KINDEROPVANG EN PEUTERSPEELZAALWERK
Artikel 16a. Toegang tot personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk kan worden geraadpleegd door:

  • a. de ingeschrevene voor zover het betreft de invoer en raadpleging van zijn gegevens;

  • b. de houder voor zover het betreft het leggen en verbreken van de koppeling met en het raadplegen van de gegevens van de in de artikelen 1.50, derde lid, 1.56b, derde lid, en 2.6, derde lid, van de wet genoemde personen, inclusief hemzelf;

  • c. het college in verband met de besluiten op de aanvragen, bedoeld in de artikelen 1.45, 1.46, 2.2 en 2.3 van de wet, en voor het toezicht op de naleving en de toezichthouder voor het uitoefenen van de toezichtstaak zoals neergelegd in hoofdstuk 1, afdeling 4, paragraaf 1, alsmede in hoofdstuk 2, afdeling 3, paragraaf 1 van de wet; en

  • d. CIBG.

Artikel 16b. In het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk op te nemen gegevens

De volgende gegevens of categorieën van gegevens worden in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk opgenomen:

  • a. van een ingeschreven persoon:

    • 1°. persoonsgegevens zoals die zijn opgenomen in de basisregistratie personen: het burgerservicenummer, de namen en informatie over het naamgebruik, de geboortedatum, het geslacht, datum overlijden, de woon- of verblijfplaats en adresgegevens;

    • 2°. gegevens van de verklaring omtrent het gedrag;

    • 3°. de vermelding van de wijze waarop de ingeschrevene bereikbaar is;

    • 4°. de gegevens van houders in verband met de koppelingen;

    • 5°. gegevens over de betaling van de kostenvergoeding in verband met de inschrijving; en

    • 6°. de status van de inschrijving.

  • b. van een houder die een voorziening exploiteert en van een voorziening:

    • 1°. de gegevens, bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdelen a en b; en

    • 2°. de gegevens van de personen met wie een koppeling is gemaakt.

Artikel 16c. De start van de continue screening

Na inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk start de continue screening van de ingeschrevene.

Artikel 16d. De houder als bewerker
  • 1. De houder is bewerker in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens voor het verwerken van persoonsgegevens in verband met de koppelingen.

  • 2. De houder draagt, in het belang van de bescherming van de persoonsgegevens van ingeschrevenen, zorg voor passende maatregelen met betrekking tot het verwerken van persoonsgegevens in verband met de koppelingen.

  • 3. De maatregelen, bedoeld in het tweede lid, omvatten in elk geval:

    • a. waarborgen dat slechts daartoe door de houder gemachtigd personeel voor het wettelijk toegestane doel toegang heeft tot de persoonsgegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk; en

    • b. de bescherming van persoonsgegevens tegen onbedoelde of onrechtmatige verwerking.

Artikel 16e. Het leggen van de koppeling

Het leggen van de koppeling door de houder kan pas plaatsvinden nadat de persoon is ingeschreven en de vergoeding van de kosten voor de inschrijving van de persoon is ontvangen.

Artikel 16f. De kosten voor de inschrijving

Bij ministeriële regeling wordt de hoogte van de vergoeding van de kosten voor de inschrijving vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de werkelijk gemaakte kosten.

Artikel 16g. Het uitwisselen van gegevens met Onze Minister van Veiligheid en Justitie

De gegevens uit het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden uitgewisseld met Onze Minister van Veiligheid en Justitie ten behoeve van:

  • a. de controle van de gegevens met betrekking tot de afgegeven verklaring omtrent het gedrag; en

  • b. de continue screening van de ingeschrevenen.

Artikel 16h. Gevolgen van de melding over nieuwe gegevens in de justitiële documentatie

Indien het college op basis van een melding als bedoeld in artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens van Onze Minister van Veiligheid en Justitie met het oog op het toezicht op de naleving, bedoeld in artikel 1.61 van de wet, vermoedt dat de ingeschrevene niet meer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, bepaalt de toezichthouder of het aanvragen van een nieuwe verklaring omtrent het gedrag door de ingeschrevene aangewezen is.

Artikel 16i. Bewaartermijn gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk
  • 1. De gegevens van een ingeschrevene in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden ingeval van een melding op basis van artikel 22b van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens bewaard tot vier jaren nadat de inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is beëindigd.

  • 2. Indien er geen sprake is van een melding als bedoeld in het eerste lid, worden de gegevens van een ingeschrevene in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk vernietigd nadat de inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is beëindigd.

L

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

ARTIKEL II. WIJZIGING BESLUIT SUWI

Artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI komt te luiden:

  • 4. Het UWV is verplicht op verzoek uit de onder zijn verantwoordelijkheid gevoerde administratie kosteloos te verstrekken aan Onze Minister de gegevens van personen die werknemer zijn bij een houder van een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal en die noodzakelijk zijn voor de verwerking van gegevens, bedoeld in artikel 1.48d en artikel 2.4c van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

ARTIKEL III. INWERKINGTREDING

De artikelen van dit besluit treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

Den Haag,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt ter uitvoering van de artikelen 1.48d en 2.4c van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko). Deze artikelen zijn ingevoegd bij de wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 452) (hierna: wijzigingswet KO). De ingevoegde artikelen bevatten de grondslag voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dat tot doel heeft te waarborgen dat alle personen die op grond van deze wet over een verklaring omtrent het gedrag moeten beschikken (hierna: VOG) continu worden gescreend waardoor wordt bijgedragen aan het vergroten van de veiligheid van de kinderen binnen de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Onder continue screening wordt verstaan: de voortdurende uitwisseling van gegevens over ingeschrevenen in het personenregister door Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Onze Minister van Veiligheid en Justitie voor de controle op nieuwe gegevens in de justitiële documentatie van de ingeschrevene op basis waarvan wordt beoordeeld of de ingeschrevene nog steeds voldoet aan de eisen zoals deze gelden bij de afgifte van een VOG.

1.1 Aanleiding

In de memorie van toelichting op de wijzigingswet KO, is reeds uiteengezet dat het rapport2 van de onafhankelijke Commissie Onderzoek Zedenzaak Amsterdam (verder: Commissie Gunning) de aanleiding heeft gevormd voor de invoering van de continue screening van alle medewerkers in de kinderopvang.

Op 1 maart 2013 is fase 1 van continue screening in de kinderopvang van start gegaan.

Aangezien er geen bestand beschikbaar is van alle personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk, vindt de continue screening in fase 1 plaats op basis van een koppeling van bestaande gegevensbestanden. Het systeem heeft bewezen effectief te zijn. In 2,5 jaar tijd (van 1 maart 2013 tot 1 september 2015) is er over 156 personen die werkzaam zijn in (of betrokken zijn bij) de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk een signaal uitgegaan. In vrijwel alle gevallen heeft dit signaal ertoe geleid dat de betrokken persoon niet meer werkzaam is in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk, dan wel niet meer aanwezig is op de opvanglocatie (bijvoorbeeld een huisgenoot van een gastouder). De vervolgstap is verdere verbetering van het systeem van continue screening door een personenregister te ontwikkelen, waarin alle personen die werkzaam zijn in de kinderopvang, of personen die beschikbaar zijn om te werken in de kinderopvang, zich moeten inschrijven (fase 2 van continue screening). Ook personen die nu nog buiten het systeem vallen, de stagiaires, vrijwilligers, uitzendkrachten en zelfstandigen, worden onder de reikwijdte van de continue screening gebracht.

1.2 Probleem en doel

In fase 1 is, door middel van een koppeling van bestanden van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Kamer van Koophandel (KvK) en de gemeentelijke basisadministratie (GBA, thans Basisregistratie personen, BRP), het overgrote deel van de in de kinderopvang werkzame personen in beeld gebracht. Deze gegevensbestanden zijn echter niet altijd volledig en actueel. Zo wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de gegevens die de ondernemer opvoert in de loonadministratie. Wanneer de ondernemer daarin een fout maakt, of wijzigingen met vertraging doorvoert, kan het zijn dat medewerkers onterecht niet (of later) deel uit maken van de continue screening. Daarnaast zijn er van stagiaires, uitzendkrachten, zelfstandigen en vrijwilligers (circa 35.000 personen) geen gegevensbestanden, waardoor zij buiten de continue screening vallen. Deze personen moeten in de huidige situatie, in lijn met het advies van de Commissie Gunning, iedere twee jaar een nieuwe VOG aanvragen.

In de wijzigingswet KO stelt de regering voor om een personenregister te ontwikkelen. Het personenregister bevat gegevens voor de continue screening van alle personen die op grond van de Wko over een VOG moeten beschikken, dus ook de stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen. Hierdoor is het niet meer nodig gebruik te maken van de koppeling van bestaande gegevensbestanden en een tweejaarlijkse VOG-plicht. Met het voorgestelde personenregister is de actualiteit en volledigheid van de gegevens beter te borgen. Het personenregister is de basis voor een volledige en blijvende continue screening van alle personen waarvoor een VOG-plicht geldt om werkzaam te mogen zijn in de kinderopvang waardoor een bijdrage wordt geleverd aan de veiligheid van de opgevangen kinderen.

2. Het personenregister op hoofdlijnen

Het personenregister heeft de vorm van een elektronische databank en is niet openbaar. CIBG is de bewerker van het personenregister en is er ondermeer voor verantwoordelijk dat een melding als gevolg van de continue screening bij de toezichthouder terecht komt. De gegevens in het register worden voor verwerking aan de beheerder van de justitiële documentatie, de Justitiële Informatiedienst van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (verder: JustID) ter beschikking gesteld.

Inschrijving

Op grond van artikel 1.50, vierde lid, van de Wko kan een persoon zijn werkzaamheden pas aanvangen wanneer de persoon is ingeschreven in het personenregister en de houder (vanuit de onderneming) een koppeling met de persoon heeft gelegd. Dat wil zeggen dat personen die niet ingeschreven zijn in het personenregister, dan wel niet gekoppeld zijn aan een houder, niet werkzaam mogen zijn in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Voor inschrijving is een geldige VOG voor het werken in de kinderopvang vereist. Het Centraal Orgaan Verklaring Omtrent Gedrag (verder: COVOG) van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, controleert de door de persoon opgevoerde VOG-gegevens. COVOG verifieert of de VOG daadwerkelijk is afgegeven aan de betreffende persoon en of de VOG geldig is. Dit wil zeggen dat de VOG voldoende actueel is, bij inschrijving niet ouder dan twee maanden, en dat de VOG geschikt is voor werkzaamheden in de kinderopvang. Indien de persoon CIBG schriftelijk verzoekt de inschrijving te verzorgen, geldt dat de VOG van de persoon niet ouder mag zijn dan twee maanden op het moment van de dagtekening van ontvangst van de aanvraag door CIBG.

Personen die werkzaam zijn, of willen zijn, in de kinderopvang of het peuterspeelzaalwerk en die beschikken over een geldige VOG, schrijven zich zelf in, in het personenregister. Nadat de VOG is goedgekeurd, is de persoon ingeschreven en vangt de continue screening aan. In tegenstelling tot de eerste fase van continue screening moeten personen door de inschrijving in het personenregister een bewuste handeling verrichten om continu gescreend te worden.

De personen die op grond van de artikelen 1.50, derde lid, 1.56, derde lid en 2.6, derde lid, van de Wko over een VOG moeten beschikken en die zich moeten inschrijven in het personenregister, zijn:

  • houders (natuurlijke personen) en personen die deel uitmaken van een rechtspersoon (meestal: bestuurders), of van een samenwerkingsverband (zoals een vennootschap onder firma of maatschap) en die meer dan alleen een financiële bijdrage leveren aan de organisatie van kindercentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen;

  • alle werknemers die op grond van een arbeidsovereenkomst gedurende opvanguren werkzaam zijn op de opvanglocatie van een onderneming waarmee de houder een kindercentrum of peuterspeelzaal exploiteert;

  • personen die op basis van een andere overeenkomst structureel werkzaam zijn op de opvanglocatie, zoals een tuinman of schoonmaker die gedurende opvanguren structureel (of met regelmaat) werkzaamheden verricht op de opvanglocatie;

  • personen die niet op de opvanglocatie werken maar die uit hoofde van hun functie toegang hebben tot informatie over de opgevangen kinderen (zoals een deel van het kantoorpersoneel). De houder (werkgever) heeft er zicht op welke personen het hier betreft en is ervoor verantwoordelijk dat deze personen in bezit zijn van een VOG;

  • gastouders en – voor zover de gastouder op het eigen woonadres opvangt – hun huisgenoten van 18 jaar en ouder die hun hoofdverblijf hebben op het adres waar de voorziening van gastouderopvang plaatsvindt;

  • personen van 18 jaar en ouder die structureel (met regelmaat) tijdens opvanguren aanwezig zijn op het woonadres van de gastouder, zijnde de opvanglocatie;

  • personen van 18 jaar en ouder die hun hoofdverblijf hebben op het woonadres waar een kindercentrum of peuterspeelzaal is gevestigd, dan wel die structureel (met regelmaat) tijdens opvanguren aanwezig zijn op dit woonadres (een klein kindercentrum aan huis);

  • bemiddelingsmedewerkers die in dienst zijn van een gastouderbureau;

  • beroepskrachten in opleiding, stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen zonder personeel die gedurende opvanguren werkzaam zijn op de opvanglocatie;

  • onderwijspersoneel dat in het kader van samenwerking tussen het onderwijs en de kinderopvang activiteiten verricht in de kinderopvang (brede school of integraal kindcentrum). Onderwijspersoneel dat wel werkzaam is op de locatie waar onderwijs en kinderopvang plaatsvinden, maar dat geen activiteiten verricht in de kinderopvang, hoeft geen kinderopvang VOG te hebben. Voor dit personeel gelden de regels die in het onderwijs gehanteerd worden.

Een persoon schrijft zich in door in te loggen in het personenregister met zijn Digid. Personen die geen Digid hebben, zoals personen die in Nederland werken maar woonachtig zijn in het buitenland, hebben de mogelijkheid om de inschrijving schriftelijk via CIBG te doen. Het personenregister haalt de bijbehorende persoonsgegevens op via de Basisregistratie Personen (BRP). Vervolgens dient een persoon het kenmerk van de door hem verkregen VOG in te voeren. Door COVOG wordt geverifieerd of de ingevulde VOG-gegevens overeenkomen met een aan de betreffende persoon door COVOG verstrekte VOG en of de VOG geldig is. Hierin voorziet het voorgestelde artikel 16g, aanhef en onder a. Hiermee wordt geborgd dat het personenregister alleen personen bevat die een geldige VOG hebben, die geschikt is voor werkzaamheden in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk.

Nadat de VOG-gegevens zijn ingevuld en COVOG heeft vastgesteld dat sprake is van een geldige VOG, vangt de continue screening aan. Vanaf dat moment is een persoon voor toezichthouders en houders vindbaar in het personenregister, op basis van de combinatie BSN en geboortedatum, mits de kosten voor inschrijving zijn betaald. De persoon kan in het personenregister aangeven welk communicatiemiddel, zoals de berichtenbox van MijnOverheid of e-mail, hij prefereert. Via het gekozen communicatiemiddel wordt de persoon geïnformeerd over de verdere processtappen in het personenregister. Op basis van de artikelen 1.48d, zesde lid, en 2.4c, zesde lid, van de Wko en het voorgestelde artikel 16f, worden er kosten in rekening gebracht voor de inschrijving. Betaling van de kosten vindt plaats in de vorm van een éénmalig tarief via Ideal of éénmalige incasso. De betaling vindt voorafgaand of na de inschrijving plaats. In geval van een schriftelijke inschrijving via CIBG, dienen de inschrijvingskosten voorafgaand aan de inschrijving te zijn betaald. De hoogte van de kosten voor zowel de digitale inschrijving als de schriftelijke inschrijving via CIBG, wordt vastgesteld bij ministeriële regeling. Nadat er sprake is van een geldige VOG en de inschrijvingskosten zijn betaald, kan de persoon gekoppeld worden aan de houder. Op het moment dat de persoon is gekoppeld aan de houder, mag de persoon zijn werkzaamheden aanvangen.

Wanneer COVOG heeft vastgesteld dat de ingevulde VOG-gegevens niet juist zijn dan kan de persoon zijn VOG-gegevens verbeteren waarna deze opnieuw ter verificatie aan COVOG worden aangeboden. Het door de persoon gekozen communicatiemiddel en een eventuele betaling worden tussentijds opgeslagen voor een periode van maximaal vier maanden. Tussentijds opgeslagen gegevens van een poging tot inschrijving worden na vier maanden verwijderd uit het personenregister waarna het hele inschrijfproces opnieuw doorlopen dient te worden (inclusief een eventuele betaling). Terugbetaling van inschrijfkosten, bijvoorbeeld omdat iemand geen geldige VOG heeft, is niet mogelijk.

Inschrijving houder

Met het begrip houder wordt bedoeld:

  • de houder zijnde natuurlijk persoon (eenmanszaak, vennootschap onder firma of maatschap);

  • de houder zijnde rechtspersoon.

De houder zijnde natuurlijk persoon en de personen (meestal: bestuurders) die deel uitmaken van een rechtspersoon, vennootschap onder firma of maatschap en die meer dan alleen een financiële bijdrage leveren aan de organisatie van kindercentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen, dienen zich in te schrijven in het personenregister.

Een houder zijnde natuurlijk persoon dient zich ook in te schrijven in het personenregister door in te loggen met Digid en de gegevens van zijn VOG in te vullen. Hiervoor dient hij in bezit te zijn van een VOG houder NP (natuurlijke personen) organisatie zorg kinderen. Alle personen (verder: bestuurders) die deel uitmaken van een (houder zijnde) rechtspersoon of een samenwerkingsverband, dienen zich in te schrijven in het personenregister en gebruiken daarvoor de VOG RP (rechtspersoon). Deze VOG dient voldoende actueel te zijn (bij inschrijving niet ouder dan twee maanden) en dient te zijn afgegeven met als doel ‘inschrijving in het LRKP’. De bestuurder die in het bezit is van een VOG houder NP organisatie zorg kinderen, welke op het moment van inschrijving in het personenregister niet ouder is dan twee maanden, kan bij de inschrijving in het personenregister ook van deze VOG gebruik maken.

Inschrijving personenregister en aanvraag inschrijving in de registers

Een houder (natuurlijk persoon) die voornemens is een kinderopvangvoorziening te exploiteren, dient zich eerst in te schrijven in het personenregister. Voor de houder zijnde rechtspersoon of samenwerkingsverband geldt dat alle bestuurders vallend onder de rechtspersoon of samenwerkingsverband zich eerst moeten inschrijven in het personenregister. Pas na inschrijving in het personenregister dient de toekomstig houder een aanvraag voor de exploitatie van een kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal in bij het college conform de artikelen 1.45 en 2.2 van de Wko.

Bij een positief besluit wordt het kinderdagverblijf, de buitenschoolse opvang, het gastouderbureau of de peuterspeelzaal (de voorziening) met de gegevens van de houder opgenomen in het register kinderopvang en of het register peuterspeelzaalwerk (verder: de registers). Gegevens van ondernemingen worden automatisch uit de registers opgenomen in het personenregister. Na inschrijving in de registers kan de betreffende houder koppelingen leggen in het personenregister (zie hieronder). Wanneer het college beslist tot uitschrijving, dan vervalt de mogelijkheid tot het leggen van koppelingen voor de houder.

Koppelen

Voor de afhandeling van mogelijke signalen uit de continue screening is het nodig dat CIBG weet aan welke onderneming een ingeschreven persoon is verbonden. CIBG kan dan snel het signaal doorsturen naar de juiste toezichthouder die vervolgens de houder benadert.

De Wko bevat de verplichting dat de houder van een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal zich ervan moet vergewissen dat (nieuwe) medewerkers in het personenregister staan en dat de houder deze medewerkers koppelt aan de onderneming. Nadat de aanvraag tot exploitatie van de houder heeft geleid tot inschrijving in de registers, worden om die reden dan ook de gegevens van de houder (KvK-nummer en handelsnaam) opgenomen in het personenregister. De houder legt vervolgens, door in te loggen met eHerkenning, in het personenregister een koppeling met de personen die op basis van de Wko VOG-plichtig zijn. Hieronder vallen tevens alle bestuurders. De houder, zijnde natuurlijk persoon, mag pas starten met de opvangwerkzaamheden wanneer hijzelf is gekoppeld aan de onderneming. Wanneer de houder rechtspersoon is, mag pas worden gestart met de opvangwerkzaamheden wanneer alle bestuurders gekoppeld zijn aan de onderneming. De mogelijkheid van koppelen ontstaat pas wanneer de VOG juist bevonden is en nadat de inschrijvingskosten zijn betaald. Een persoon kan werkzaam zijn voor meerdere houders en om die reden in het personenregister gekoppeld zijn aan meerdere houders.

Naast een verplichting tot koppelen, dient de houder over te gaan tot ontkoppeling indien de medewerker hem daarom verzoekt. Ontkoppeling kan pas plaatsvinden wanneer de medewerker is gestopt met zijn of haar werkzaamheden voor de houder, dan wel wanneer een huisgenoot niet langer woonachtig is op een opvanglocatie.

Rol houder

Voor wat betreft het leggen van de koppeling is de houder bewerker in de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Immers, door het koppelen worden de persoonsgegevens van de ingeschrevene samengebracht met de (persoons)gegevens van de houder en deze handeling is dus aan te merken als een verwerking van persoonsgegevens in de zin van de Wbp. Echter, de rol van de houder als bewerker wijkt af van de rol van CIBG als bewerker van het personenregister, omdat de houder enkel op afstand toegang heeft tot het personenregister. De houder is dus niet verantwoordelijk (en kan dat ook niet zijn) voor het zorg dragen voor een goede beschikbaarheid, betrouwbaarheid, werking en beveiliging van het personenregister en voor de persoonsgegevens die in dat register worden verwerkt. Ten aanzien van de koppeling dient de houder wel zorg te dragen voor passende maatregelen. Dit betekent dat de houder ervoor moet zorgen dat de toegang tot het personenregister wordt beperkt tot de personeelsleden die hij daartoe gemachtigd heeft en dat zorgvuldigheid wordt toegepast bij de verwerking van de persoonsgegevens in het personenregister.

Controle inschrijvingen personenregister

CIBG kan aan de hand van een vergelijking met de registers nagaan of alle houders en gastouders staan ingeschreven in het personenregister. Op grond van het autorisatiebesluit BRP kan CIBG, namens de Minister als verantwoordelijke afnemer, op basis van de BRP verifiëren of alle huisgenoten van 18 jaar of ouder, die woonachtig zijn op een opvanglocatie, zich hebben ingeschreven en daardoor continu worden gescreend. Tot besluit heeft CIBG op grond van de voorstelde wijziging van artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI de mogelijkheid om gegevens van het UWV te verkrijgen om een vergelijking te maken tussen de ingeschrevenen in het personenregister en de medewerkers die werknemer zijn waarvoor de houder inhoudingsplichtige is voor de loonbelasting en daardoor voorkomen in de polisadministratie van UWV (artikel 33 Wet SUWI). Zo kan bijvoorbeeld worden gecontroleerd of een medewerker die in het personenregister niet is gekoppeld aan een houder, inderdaad niet werkzaam is voor een houder. Op grond van artikel 28, derde lid, van de Handelsregisterwet 2007 kunnen de gegevens in de registers vergeleken worden met de gegevens in het handelsregister. Het gaat om de BSN’s van ondernemers (bestuurders) van kindercentra, peuterspeelzalen en gastouderbureaus. Het doel van de registers is enerzijds de raadpleging door ouders van gegevens over kinderopvangvoorzieningen en anderzijds het toezicht op de kwaliteitseisen die aan de kinderopvang worden gesteld. De gegevens uit de registers kunnen worden geverifieerd aan de hand van het handelsregister, de gegevens uit het personenregister kunnen worden geverifieerd aan de hand van de registers.

Hiermee wordt de volledigheid van het personenregister zo goed mogelijk geborgd. In het geval van discrepanties zal CIBG aan de toezichthouder dan wel het college vragen om de houder de gegevens te laten controleren en te wijzen op het mogelijk niet naleven van een wettelijke verplichting. Daarnaast hebben de personen die in het personenregister ingeschreven moeten staan toegang tot hun eigen gegevens en kunnen zij in geval van onjuistheid of onvolledigheid hun gegevens wijzigen. Verder hebben zij op grond van artikel 35 van de Wbp, ondermeer het recht zich tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek de hem betreffende persoonsgegevens te verbeteren of aan te vullen indien de gegevens niet juist of onvolledig zijn. Dit kunnen in dit geval zijn: CIBG namens de Minister van SZW, de houder voor wat betreft de koppeling in het personenregister en het college voor wat betreft de registers.

Uitschrijving

Een ingeschrevene in het personenregister kan zich op eigen verzoek laten uitschrijven in de situaties, bedoeld in de artikelen 1.48d, vierde lid, onderdelen a tot en met c, en 2.4c, vierde lid, onderdelen a tot en met c, van de Wko. Voordat de ingeschrevene kan worden uitgeschreven, zal eerst de koppeling met de houder moeten worden beëindigd.

Gegevens over de inschrijving van een persoon in het personenregister worden na uitschrijving vernietigd, indien er geen sprake is van een signaal uit de continue screening. Dat wil zeggen dat er na uitschrijving over deze persoon geen informatie meer terug te vinden is in het personenregister.

Signalering en het personenregister

De huidige opzet van de screening van de medewerkers wordt met het personenregister gecontinueerd. Deze opzet is succesvol gebleken en de samenwerking in de keten verloopt voorspoedig, waardoor de signalen op een snelle en doeltreffende manier opgepakt kunnen worden.

Net als in fase 1, vindt er een verstrekking plaats aan Justid van het BSN van alle mensen die werken in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Justid controleert dagelijks aan de hand van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) of er zich met betrekking tot deze BSN’s mutaties hebben voorgedaan in de strafrechtelijke informatie. Een mutatie in de justitiële documentatie doet zich voor als iemand een overtreding of misdrijf heeft begaan of hiervan wordt verdacht (er is een proces-verbaal opgemaakt en het Openbaar Ministerie heeft ter zake een beslissing genomen). Alleen indien dit het geval is, de zogenaamde ‘hit’, stelt Justid COVOG op de hoogte. Pas dan wordt er nagegaan of dit nieuwe gegeven bij beoordeling van een VOG-aanvraag voor de kinderopvang of de peuterspeelzaal zou leiden tot een weigering van een VOG. Het gaat hierbij om alle justitiële gegevens die direct een gevaar opleveren voor de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk, zoals zeden-, geweld-, wapen- en drugsdelicten. COVOG betrekt niet alleen onherroepelijke veroordelingen, maar ook strafrechtelijke verdenkingen. Bovendien neemt COVOG bij deze toets ook eerdere justitiële gegevens op naam van de betreffende persoon mee. De continue screening verschilt derhalve niet van een reguliere beoordeling van een VOG-aanvraag. Als geen VOG zou worden afgegeven, meldt COVOG dit, via CIBG aan de toezichthouder (de GGD). CIBG bepaalt op basis van de gegevens die hij voor de Minister van SZW bewerkt, welke regionale GGD moet worden ingelicht. De toezichthouder verzoekt op basis van de bestaande bepaling in de wet de werkgever om de medewerker een nieuwe VOG te laten aanvragen. In de meeste gevallen is de vraag van de werkgever aan de medewerker om een nieuwe VOG aan te vragen aanleiding voor de beëindiging van het dienstverband met wederzijds goedvinden. Alleen in die gevallen waarin een medewerker zich onheus behandeld voelt, zal hij een VOG aanvragen zodat hij ook bezwaar en beroep kan aantekenen als de VOG wordt geweigerd. De werkgever kan besluiten de medewerker op non-actief te zetten totdat bekend is of er een nieuwe VOG wordt verstrekt. Ook kan de toezichthouder in dit geval nadere eisen stellen. Als de medewerker geen nieuwe VOG aanvraagt, of wel een VOG aanvraagt maar geen nieuwe VOG krijgt, is er een reden voor ontslag. In dat geval voldoet de persoon niet meer aan de (bestaande) eisen van de wet. Wanneer de persoon geen nieuwe VOG krijgt en daarom geen nieuwe VOG-gegevens in het personenregister kan opvoeren, beëindigt CIBG de inschrijving van de persoon in het personenregister. In de artikelen 1.48d, vierde en vijfde lid, en 2.4c, vierde en vijfde lid, van de Wko wordt de beëindiging van de inschrijving in het personenregister geregeld.

Mocht COVOG een signaal naar CIBG sturen over een persoon die zonder koppeling in het personenregister staat, dan controleert CIBG aan de hand van de polisadministratie van het UWV, de BRP of de registers of het juist is dat de persoon niet gekoppeld hoeft te zijn aan een houder. Wanneer dit het geval is informeert CIBG de persoon dat de inschrijving in het personenregister is geblokkeerd in verband met een signaal en wat de gevolgen hiervan zijn. Wanneer de persoon wel gekoppeld had moeten zijn, informeert CIBG de desbetreffende GGD die vervolgens tot actie overgaat richting de houder.

Blokkeren

Omdat een signaal betekent dat er bij hernieuwde beoordeling geen VOG meer afgegeven zou worden en er dus vermoedens zijn dat de VOG-gegevens in het personenregister niet meer geldig zijn, blokkeert CIBG de persoon in het personenregister. Vervolgens zendt CIBG het signaal door aan de toezichthouder. Geblokkeerd zijn betekent dat een persoon niet meer gekoppeld kan worden aan een (andere) houder. Hiermee wordt voorkomen dat een persoon, waarover een signaal is uitgezonden, werkzaam blijft in de kinderopvang zonder een nieuwe VOG aan te vragen. Voor de persoon en de houder is het in het personenregister niet zichtbaar of de persoon geblokkeerd is. Wanneer een nieuwe houder zich tracht te koppelen aan de betreffende persoon, krijgt de houder een foutmelding. Deze melding krijgt een houder ook wanneer hij zich tracht te koppelen aan een ingeschrevene die nog niet heeft betaald. Pas wanneer de persoon een nieuwe VOG krijgt, de gegevens van deze VOG invoert in het personenregister en deze VOG op juistheid is geverifieerd, heft CIBG de blokkering op. Het is hierbij niet mogelijk om een VOG-kenmerk in te voeren dat reeds is gebruikt in het personenregister. Dit geldt zowel voor de VOG NP als voor de VOG RP. Er zijn, buiten een signaal uit de continue screening, ook andere omstandigheden die een kinderopvanginstelling of een toezichthouder noodzaken om een VOG-plichtige te vragen om een nieuwe VOG te overleggen. De toezichthouder kan bijvoorbeeld bij vermoeden van fraude door de houder, de houder verzoeken een nieuwe VOG te overleggen. De toezichthouder moet dan melding maken aan CIBG dat er een nieuwe VOG is verlangd van de houder omdat de gegevens van de oude VOG van de houder in het register niet meer actueel zijn. CIBG blokkeert naar aanleiding van de melding de inschrijving van de persoon in het personenregister.

Wanneer de inschrijving van de houder (natuurlijk persoon) in het personenregister wordt geblokkeerd, betekent dit dat het voor de houder niet mogelijk zal zijn een nieuwe exploitatie te laten inschrijven in de registers. Bij de behandeling van de aanvraag voor de registers wordt namelijk gecontroleerd of de houder in bezit is van een geldige VOG. Indien er sprake is van een signaal uit de continue screening, is dit niet het geval. De aangevraagde inschrijving in de registers zal dan worden geweigerd. Bovenstaande geldt eveneens indien de inschrijving van een bestuurder van een houder zijnde rechtspersoon in het personenregister is geblokkeerd.

Toegang

Het personenregister is niet openbaar. De volgende groepen hebben toegang tot het systeem:

  • Personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk, of daartoe voornemens zijn, kunnen inloggen, door middel van Digid. Een persoon kan in het personenregister zijn eigen gegevens raadplegen, betalen, VOG-kenmerken toevoegen (bijvoorbeeld na signaal) of corrigeren (bijvoorbeeld indien ingevoerd VOG-kenmerk is afgekeurd), contactgegevens wijzigen, en zich uitschrijven.

  • Een houder van een onderneming die kinderopvang exploiteert heeft toegang tot het personenregister door middel van eHerkenning. Een houder kan in het systeem zijn eigen gegevens raadplegen en koppelingen met personen leggen of beëindigen. Een houder kan personen zoeken in het personenregister door het invoeren van een combinatie van het BSN en de geboortedatum van deze persoon. Enkel een persoon die op dat moment staat ingeschreven en heeft betaald is op deze manier te zien door de houder. Een houder kan dus alleen personen zoeken waarvan hij zowel het BSN als de geboortedatum heeft. Het is niet mogelijk om willekeurig in het personenregister te bladeren. Als een houder een persoon heeft gekoppeld, ziet hij van de ingeschrevene de persoonsgegevens (alleen naam, geboortedatum en BSN), VOG-kenmerk en de datum waarop de houder de laatste koppeling heeft gemaakt. De adresgegevens van de betrokkene zijn niet zichtbaar voor de houder.

    Op het moment dat de persoon de inschrijving in het personenregister heeft betaald, kan de houder deze persoon aan de onderneming koppelen. De houder koppelt op basis van het BSN en de geboortedatum. De persoon waarmee de koppeling is gemaakt en die een communicatiemiddel heeft gekozen, ontvangt van iedere koppeling en ontkoppeling een melding via het systeem. Op die manier weet de persoon welke houder zijn gegevens heeft ingezien. Bij vragen of vermoedens van oneigenlijk gebruik, kan de persoon contact opnemen met CIBG. CIBG zal bij een vermoeden van oneigenlijk gebruik de toezichthouder informeren.

    Naast de eindgebruikers van het systeem, heeft een beperkt aantal partijen toegang tot het personenregister, vanwege hun specifieke rol in de keten van de continue screening of bij het toezicht en de handhaving in de kinderopvang.

  • De GGD-en kunnen met eHerkenning inloggen in het personenregister. Vanuit hun rol als toezichthouder, kunnen zij alle personen raadplegen, inclusief alle koppelingen. Hiermee kan de toezichthouder in het personenregister nagaan of al het personeel van een houder geregistreerd staat en beschikt over een geldige VOG om te mogen werken in de kinderopvang. Dit vervangt de papieren controle van de VOG’s op locatie tijdens een inspectie en leidt tot een vermindering van de toezichtslasten.

  • De gemeenten kunnen bij een aanvraag tot (of wijziging van) registratie in de registers in het personenregister nagaan of de personen op wie de aanvraag betrekking heeft ingeschreven staat met een geldige VOG. Hierdoor is het niet meer nodig om een afschrift van een VOG te overleggen bij de aanvraag tot registratie in de registers. De colleges besluiten over de inschrijving van de kinderopvangvoorziening of de peuterspeelzaal in de registers (de artikelen 1.45, 1.46, 2.2 en 2.3 van de wet).

De koppelingen van het personenregister met de BRP en de registers, maken het voor de toezichthouder bovendien mogelijk om relatief eenvoudig na te gaan of alle VOG-plichtigen, op grond van de Wko, daadwerkelijk ingeschreven staan in het personenregister (en dus beschikken over een geldige VOG). Zo zal CIBG de toezichthouder er bijvoorbeeld op kunnen attenderen wanneer er zich op het woonadres van een gastouder, die thuis kinderen opvangt, een nieuwe huisgenoot van 18 jaar of ouder vestigt (of een bestaande huisgenoot de leeftijd van 18 jaar bereikt), terwijl deze nog niet in het personenregister staat. Op basis van deze attendering kan de toezichthouder gericht een houder verzoeken om deze huisgenoot een VOG te laten aanvragen en zich vervolgens in te schrijven in het personenregister.

In tegenstelling tot de gegevens over inschrijving, bewaart CIBG de gegevens over de signaalafhandeling vier jaar, tot na afhandeling van het signaal. Deze informatie is noodzakelijk om verantwoording te kunnen afleggen over het functioneren van het systeem en over de omgang met en de afhandeling van de signalen. Aangezien de gegevens zoals die zijn verwerkt in de zogenaamde signaalbrieven kunnen worden aangemerkt als verstrekkingen in de zin van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens, wordt aangesloten bij de bewaartermijn zoals bepaald in artikel 19 van de Wjsg.

3. Financiële paragraaf en regeldruk

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (verder: SZW) betaalt de kosten van de realisatie van het personenregister en, na het in werking treden van de wijziging van de Wko, gedurende een overgangsperiode tot 2017 ook alle uitvoeringskosten voor continue screening.

Inschrijving is in die overgangsperiode voor alle personen gratis. Een persoon heeft enkel één juiste VOG nodig voor inschrijving. Personen die zich na de overgangsperiode inschrijven in het personenregister betalen vanaf 2017 een eenmalig inschrijftarief. Het tarief is tot 2018 vastgesteld op € 12,– per digitale inschrijving.

Door te werken met een tarief bij inschrijving vindt er slechts eenmalig een betaling plaats en hoeft er niet periodiek een betaling plaats te vinden om in het personenregister ingeschreven te blijven staan. De keuze voor een eenmalige betaling beperkt de administratieve lasten zoals uiteengezet in de regeldruk paragraaf. Invoering van het personenregister zal naar verwachting leiden tot een structurele daling van de administratieve lasten voor ondernemers met circa € 370.000 per jaar.

Bij ministeriële regeling wordt geregeld dat het tarief periodiek kan worden bijgesteld. Het tarief moet in verhouding staan tot de werkelijke gemaakte kosten. Ook is vanaf 2018 differentiatie mogelijk in het tarief. Er kan worden gekozen om een hoger tarief in rekening te brengen voor een schriftelijke inschrijving via CIBG ten opzichte van een digitale inschrijving via internet. In 2017 wordt bepaald of bijstelling van het tarief en het hanteren van een tarief voor schriftelijke inschrijving noodzakelijk is voor 2018.

Kostenraming

De kosten voor het personenregister zijn netto € 0,5 miljoen structureel en deze kosten worden binnen de eigen begroting gedekt. Het betreft een saldo van de kosten die zijn geraamd op € 1,1 miljoen en ontvangsten van € 0,6 miljoen. De ontvangsten komen binnen bij het CIBG en worden verrekend met de bijdrage aan dat agentschap (van VWS). Dit is gebaseerd op een jaarlijks instroomcijfer van 50.000 personen en de geraamde kosten voor het beheer en onderhoud. Op deze wijze wordt in 2017 en 2018 een bedrag van in totaal € 600.000 aan kosten doorberekend aan de sector. Het CIBG ontvangt deze bedragen en verrekent dit met de totale bijdrage van SZW aan het CIBG. De jaarlijkse kosten voor ontwikkeling en onderhoud worden vanaf 2017 ingeschat op € 450.000.

In lijn met de wijzigingswet KO worden er aanpassingen gedaan aan het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en de Gemeenschappelijke inspectieruimte (GIR) om het verwerken van een aanvraag voor inschrijving in LRKP te vereenvoudigen en we verruimen daarbij de digitale controlemogelijkheden voor de toezichthouder (GGD). De kosten die hiermee samenhangen worden opgevangen binnen de bestaande afspraken met DUO over het beheer en onderhoud van LRKP-GIR en worden dus vanuit het reguliere contract van SZW met DUO voor het beheer van LRKP-GIR gefinancierd. Ter indicatie: de aanpassingen aan LRKP-GIR hebben in 2015 en 2016 een eenmalige omvang van in totaal zo’n € 0,85 miljoen. Naar verwachting dalen, vanwege de aanpassingen aan LRKP-GIR, de kosten voor toezicht en handhaving (voor GGD en gemeenten) met circa € 1 miljoen per jaar. De kosten die de GGD en gemeente maken voor het toezicht en de handhaving worden niet doorberekend aan de sector. Zoals in de Kamerbrief ‘Evaluatie kosten toezicht en handhaving kinderopvang’ (Kamerstukken II 2015/16, 31 322, nr. 286) staat aangegeven is beoogd om in het voorjaar van 2016 opnieuw met de VNG in gesprek te gaan over de kosten voor toezicht en handhaving in de kinderopvang.

De kostenraming in onderstaande tabel is gebaseerd op de stand van november 2015 en omvat de kosten die CIBG en de ketenpartners zoals Justis, Justid in rekening brengen bij SZW. Ook zijn voor 2016 de kosten voor het uitvoeren van externe kwaliteitstoetsen en andere beheersmaatregelen opgenomen die beogen de kwaliteit van het personenregister en de uitvoering te borgen.

Kostenpost personenregister

Jaar 2016

Jaar 2017

2018 en verder

Beheer en uitvoering

690.000

650.000

650.000

Ontwikkel- en onderhoudskosten

1.695.000

450.0001

450.0001

Implementatie en communicatie

110.000

       

Totale kosten

2.495.000

1.100.000

1.100.000

Ontvangsten

Geen kosten voor inschrijving deze dekt SZW in 2016. Enkel één juiste VOG is nodig voor inschrijving in het personenregister.

12,– per inschrijving, € 600.000 aan ontvangsten.

12,– per inschrijving, € 600.000 aan ontvangsten2

Dekking uit beleidsbudgetten SZW

2.495.000

500.000

500.000

X Noot
1

Afhankelijk van de werkelijke kosten voor Beheer en uitvoering.

X Noot
2

Het voornemen bestaat om bij ministeriële regeling mogelijk te maken dat het tarief periodiek kan worden bijgesteld vanaf 2018. In 2017 bekijkt SZW of er vanaf 2018 een aanpassing van het tarief nodig is evenals het invoeren van een ander (hoger) tarief voor een schriftelijke inschrijving als alternatief voor een digitale inschrijving via internet.

Regeldruk

De inhoudelijke nalevingkosten en de administratieve lasten vormen gezamenlijk de kosten die samenhangen met regeldruk. Het kabinet streeft er naar de regeldruk voor burgers, bedrijven en professionals terug te dringen. Het onderhavige wetsvoorstel heeft gevolgen voor de regeldruk van bedrijven en werknemers in de kinderopvangsector.

Burgers

De invoering van het personenregister leidt tot initiële intensivering van eenmalig circa 52.000 uur voor burgers voor de handelingen die volgen uit de verplichtingen van het overgangsrecht. Voor stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen komt de tweejaarlijkse VOG-plicht te vervallen. Bij inschrijving dienen zij echter wel te beschikken over een geldige VOG die op dat moment niet ouder is dan twee maanden. Dat brengt voor deze groep in totaal eenmalig € 888.000 aan kosten met zich mee voor een VOG-aanvraag à € 33,85 (prijs Justis 2016). In de praktijk beschikt naar verwachting een klein deel van deze groep over een geldige VOG op het moment van inschrijving waardoor zij geen initiële kosten maken voor een VOG. Een groot deel zal op het moment van inwerkingtreding van de wetswijziging eenmalig een nieuwe VOG nodig hebben voor de inschrijving omdat de bestaande VOG ouder is dan twee maanden. Voor deze personen zal het moment van het opnieuw aanvragen van de VOG worden vervroegd door het personenregister. Op de langere termijn treedt voor deze groep een kostenbesparing op omdat de tweejaarlijkse VOG-plicht is komen te vervallen. Tegenover deze initiële kosten staat dat stagiaires, uitzendkrachten, vrijwilligers en zelfstandigen die zich in de eerste periode inschrijven in het personenregister dit op dat moment kosteloos kunnen doen.

De invoering van het personenregister leidt tot een structurele daling van de administratieve lasten voor burgers met circa 70.000 uur per jaar vanaf het jaar na invoering (2017), omdat de nieuwe verplichtingen minder tijd in beslag nemen dan de bestaande verplichtingen. Zo kan een persoon zich in de nieuwe situatie digitaal registreren in het personenregister, terwijl deze persoon in de huidige situatie de VOG moet overhandigen aan de houder die de VOG vervolgens moet administreren. Daarnaast hoeft een ingeschrevene bij wisseling van houder geen nieuwe VOG meer aan te vragen (à € 33,85, prijs Justis 2016). De kosten van burgers zullen toenemen als gevolg van de inschrijvingskosten. Het inschrijvingstarief is geraamd op: € 12,00 zoals is toegelicht in de financiële paragraaf. De toename bedraagt in totaal circa € 210.000 per jaar ten opzichte van de huidige situatie.

Bedrijven

Voor kinderopvangorganisaties zal de invoering van het personenregister leiden tot een initiële intensivering van de administratieve lasten van eenmalig € 690.000. Dit betreft met name de communicatie met personen die onder de continue screening vallen om zich in te schrijven in het personenregister en het leggen van een koppeling in het personenregister. Voor kinderopvangorganisaties zal de invoering van het personenregister vanaf het eerste jaar na invoering leiden tot een structurele daling van de administratieve lasten met circa € 370.000 per jaar.

Een kinderopvangorganisatie moet, bij een mutatie in het LRKP, enkel een nieuwe VOG aanvragen indien de huidige VOG ouder is dan twee jaar. Daarnaast hoeft een werkgever, wanneer een medewerker van kinderopvangorganisatie wisselt, in de nieuwe situatie enkel een koppeling te leggen in het personenregister. In de huidige situatie moet de nieuwe kinderopvangorganisatie een nieuwe VOG laten aanvragen door de medewerker en moet deze vervolgens worden opgenomen in de administratie. Bovendien moeten de kinderopvangorganisaties nu nog bewaken of de VOG van stagiairs, uitzendkrachten en vrijwilligers nog voldoende actueel is. Kinderopvangorganisaties hebben voor toegang tot de online diensten van het register minimaal een eHerkenningsmiddel op niveau 2 nodig. Na aanschaf is dit middel door de ondernemer ook te gebruiken voor de online diensten van andere overheidsorganisaties. Per saldo leidt dit naar verwachting tot minder regeldruk. Veel ondernemers in de kinderopvang maken reeds gebruik van eHerkenning, bijvoorbeeld voor de elektronische VOG-aanvraag via internet waaraan minder kosten verbonden zijn dan aan een schriftelijke aanvraag via de gemeente.

Toezichtlasten

Continue screening aan de hand van het personenregister leidt tot minder toezichtlasten. Voor kinderopvangorganisaties zal de invoering van het personenregister leiden tot een structurele daling van de toezichtlasten met circa € 320.000 per jaar. Voor de werkgever komt de verplichting om een koppeling te leggen met een medewerker in het personenregister in plaats van de verplichting om de VOG van zijn medewerker te controleren, op te nemen in de administratie en bij te houden of elke medewerker een geldige VOG heeft. De toezichthouder kan in het personenregister nagaan of iedereen ingeschreven staat en beschikt over een geldige VOG om te mogen werken in de kinderopvang. Dit vervangt de papieren controle van de VOG op locatie tijdens de inspectie. De werkgever hoeft niet langer een eigen VOG administratie bij te houden op de locatie.

In onderstaand overzicht is dit schematisch uitgewerkt.

Houders

Houders

Personen

Personen
4. Ontvangen adviezen

Het College bescherming persoonsgegevens (hierna: CBP) alsmede het Adviescollege Toetsing Regeldruk (Actal) zijn gevraagd om advies uit te brengen over deze AMvB. Daarnaast hebben de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG), GGD GHOR Nederland, DUO en CIBG een uitvoeringstoets uitgevoerd.

De opmerkingen en adviezen die specifiek zijn gericht op de AMvB, zijn opgenomen in onderstaande paragraaf. Alle algemene opmerkingen en adviezen zijn opgenomen en verwerkt in de Memorie van Toelichting bij de wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ten behoeve van de invoering van een personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk.

CBP

Het advies van het CBP richt zich in de eerste plaats op de doelbinding. Het CBP geeft aan dat het conceptbesluit geen doelomschrijving geeft van de continue screening.

In het conceptbesluit wordt inderdaad geen doelomschrijving van continue screening gegeven. De definitie is in de wet opgenomen en vanuit wetstechnisch oogpunt hoeft dit niet te worden herhaald in het besluit.

Voorts is het niet duidelijk welke wet en welke kwaliteitseisen worden bedoeld in de doelomschrijving.

Dat de doelomschrijving in het conceptbesluit niet duidelijk maakt welke wet en welke kwaliteitseisen hier worden bedoeld, is niet juist. Uit de begripsbepalingen in het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk blijkt dat in dit besluit onder wet wordt verstaan de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en derhalve gaat het dus om de kwaliteitseisen zoals opgenomen in die wet.

Ten derde geeft het CBP aan dat (onbedoeld) kan worden geconcludeerd dat de ‘registers’ tot doel hebben om (onder meer) toezicht te houden op personen die werkzaam zijn in de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk. Dat is juist. Dit doel is opgenomen in het voorstelde artikel 2, zevende lid. Gelet op artikel 1.61 van de wijzigingswet KO ziet het college ook toe op de naleving van de inschrijving in het personenregister.

Het CBP geeft verder aan dat in het conceptbesluit en het wetsvoorstel verschillende doelomschrijvingen voor het personenregister zijn opgenomen en dat niet wordt voldaan aan artikel 7, Wbp, waarin staat dat persoonsgegevens slechts voor welbepaalde en uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden verzameld mogen worden. Het CBP heeft terecht geconstateerd dat in het wetsvoorstel en het conceptbesluit verschillende doelomschrijvingen zijn opgenomen. Naar aanleiding hiervan is het conceptbesluit aangepast. In het besluit wordt nu verwezen naar de doelomschrijving in de wet.

Met aanpassing van de doelomschrijving van het personenregister wordt voldaan aan artikel 7 Wbp.

Voorts geeft het CBP aan dat volgens artikel 3 van het wetsvoorstel (kennelijk wordt bedoeld: het conceptbesluit) gemeenten mede verantwoordelijke zijn voor de verwerking van persoonsgegevens in het personenregister en dat niet duidelijk is waarom dit het geval is.

Het is niet juist dat gemeenten mede verantwoordelijke zijn voor de verwerking van persoonsgegevens in het personenregister. Om die reden is artikel 3, eerste lid, van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk aangepast. Het tweede lid van artikel 3 dat bepaalt dat het college mede verantwoordelijke is voor de verwerking van de gegevens die in de registers worden opgenomen, is niet aangepast. Onder registers wordt verstaan: de registers kinderopvang en het register peuterspeelzaalwerk.

Ten aanzien van de beveiliging wijst het CBP erop dat met de genoemde beveiligingsmaatregelen niet wordt voldaan aan artikel 13 Wbp. Doordat houders beschikken over het BSN en de geboortedatum van voormalige werknemers, is het voor houders van kinderopvang eenvoudig om ook de gegevens van voormalige werknemers in te zien, hetgeen een onrechtmatige verwerking van persoonsgegevens betekent.

Het is juist dat de houder door middel van het BSN en de geboortedatum de voormalige werknemer nog kan vinden in het personenregister. Deze gegevens heeft de houder ook al tot zijn beschikking ten behoeve van de loonadministratie. De VOG-gegevens en adresgegevens zijn echter niet zichtbaar. Pas wanneer de persoon weer in dienst treedt bij de houder en aangeeft gekoppeld te willen worden aan de houder, heeft de houder weer volledig toegang tot de gegevens van de werknemer. Dit is nader toegelicht.

Voorts merkt het CBP op dat met betrekking tot de beveiligingsvereisten op meerdere plekken wordt verwezen naar A&V 23 van de toenmalige Registratiekamer van april 2001. Het CBP heeft inmiddels ‘Richtsnoeren beveiliging van persoonsgegevens’ gepubliceerd die A&V 23 vervangen. Dit is aangepast in de nota van toelichting.

Tot slot adviseert het CBP om in het besluit op te nemen dat de houders van kinderopvangvoorzieningen of peuterspeelzalen aangemerkt dienen te worden als bewerkers als bedoeld in artikel 1, onder e, Wbp, voor de werkzaamheden die zij uitvoeren in het kader van het personenregister.

Dit advies is overgenomen. Immers, de houder legt ten behoeve van de verantwoordelijke de koppeling tussen hemzelf en de personen die voor de onderneming waarmee hij een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal exploiteert, werkzaam zijn. Door de koppeling worden persoonsgegevens samengebracht en is er sprake van verwerking in de zin van de Wbp. Aan de hand van de koppeling kan in geval van eventuele signalen worden nagegaan waar een persoon werkzaam is. De bewerkerrol van de houder is in het besluit tot uitdrukking gebracht door aan artikel 16d twee leden toe te voegen waaruit blijkt wat de bewerkerrol van de houder inhoudt. Namelijk dat hij voor de nodige technische en organisatorische beveiligingsmaatregelen moet zorgen en slechts bepaalde personeelsleden kan autoriseren voor de verwerking van gegevens in het personenregister in verband met de koppeling.

VNG en GGD GHOR NL

De VNG en GGD GHOR NL staan positief tegenover de invoering van een personenregister. In hun uitvoeringstoetsen hebben zij enkele punten opgenomen om de kwaliteit van het register verder te verbeteren.

VNG en GGD GHOR NL stellen vragen betreffende onderwerpen waarover, voorafgaand aan de implementatiefase, nadere afspraken gemaakt zullen worden binnen de keten van de continue screening in de vorm van een handleiding, gebruikersinstructies en samenwerkingsovereenkomsten. Dit betreft bijvoorbeeld de wijze waarop een inschrijving kan worden ingediend of gewijzigd, het leggen van een koppeling door de houder, het naamgebruik, de invulling van de rol en verantwoordelijkheid van CIBG en de inrichting van het toezicht en de handhaving op inschrijving in het personenregister.

Verder blijkt het inloggen als houder om koppelingen te kunnen leggen met medewerkers extra toelichting te behoeven. Continue screening fase 2 werkt met een personenregister. Dat wil zeggen dat alleen natuurlijke personen zich kunnen registreren. Echter, in verband met de snelle afhandeling van een signaal is het belangrijk om te weten bij welke houder een persoon werkzaam is zodat het signaal door CIBG als bewerker naar de juiste regionale GGD verzonden kan worden.

Om die reden moeten er ook gegevens over de eigenaar van een kinderopvangorganisatie of peuterspeelzaal afkomstig van de registers opgenomen worden in het personenregister (KvK-nummer en handelsnaam).

Ten derde is gevraagd wat er gebeurt met een signaal over een persoon die niet gekoppeld is aan een houder, omdat deze bijvoorbeeld werkzoekende is. Deze personen worden door CIBG geïnformeerd dat er, vanwege een signaal uit de continue screening, een nieuw VOG-kenmerk moet worden ingevoerd in het register en dat de persoon tot die tijd is geblokkeerd. Dit is nader toegelicht.

Op de vierde plaats merken VNG en GGD GHOR NL op, dat de regel dat een VOG-nummer maar één keer gebruikt kan worden ook met gelden voor een VOG Rechtpersoon. Dit is juist en is in de nota van toelichting verduidelijkt.

GGD GHOR NL voegt hier nog aan toe dat de beheerder/bewerker ontbreekt in de opsomming van partijen die toegang hebben tot het register. Dit is aangepast in de besluittekst en de nota van toelichting.

De volgorde van inschrijving, betaling en koppelen blijkt extra toelichting te behoeven, met name waar het gaat om personen die beschikbaar zijn voor werk.

Na invoering van je VOG-kenmerk dien je te betalen. Pas na betaling ben je ingeschreven en kun je je laten koppelen aan een houder. Betaling is dus een voorwaarde voor inschrijving en voorwaarde voor koppeling.

Bovendien geeft GGD GHOR NL aan dat de taak van beheerder niet duidelijk is en dat er mogelijk verwarring zou kunnen ontstaan doordat de term koppeling ook als gebruikt wordt voor de koppeling tussen een gastouder en een gastouderbureau.

De rol van beheerder is geen nieuwe rol in de keten van continue screening. In fase 1 neemt DUO deze rol in, in fase 2 zal CIBG de rol van DUO als bewerker in de keten van de continue screening overnemen. Net als in fase 1 zal er, met de ketenpartners, een handleiding opgesteld worden waarin alle stappen uit de keten van continue screening fase 2 uitgewerkt worden. Het woord ‘koppeling’ is een veelgebruikte term bij systemen en registers. De term zal in het PRKP en de registers op vergelijkbare wijze gebruikt worden voor een verbinding tussen twee partijen in een register. De verwachting is dat dit niet tot verwarring zal leiden.

De VNG merkt op dat niet duidelijk is wie toeziet op de naleving van inschrijving in het personenregister. Hier geldt dat wanneer de toezichthouder constateert dat er personen werkzaam zijn die niet in het register staan, er reden is voor handhaving omdat het wettelijk verplicht is dat de medewerker in het register staat voordat de werkzaamheden starten, zoals dit nu ook het geval is ten aanzien van de VOG.

CIBG

Het CIBG heeft aangegeven dat bij de totstandkoming van de wet- en regelgeving voor zover mogelijk rekening is gehouden met de uitvoeringspraktijk. Afgesproken is dat de Wko en de memorie van toelichting op een enkel punt worden verduidelijkt en dat er afspraken worden gemaakt over de ondertekening van de correspondentie door het CIBG namens SZW. Het CIBG acht het wetsvoorstel en het besluit uitvoerbaar.

DUO

DUO geeft aan dat het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit onvoldoende antwoord geven op vraagstukken rond de primaire processen, het ondersteunende systeem en de beheerorganisatie van DUO. Na ontvangst van aanvullende informatie heeft DUO echter geconcludeerd dat het wetsvoorstel en het ontwerpbesluit uitvoerbaar zijn en dat invoering op de voorgestelde datum haalbaar is. Het wetsontwerp en het ontwerpbesluit regelen de juridische basis voor de invoering van het personenregister. Uitwerking van bovenstaande vraagstukken, zoals de wisselwerking tussen het personenregister en de registers en de daaruit voortvloeiende aanpassingen, komt aan bod in de daarvoor bestaande overlegstructuren. Verder geeft DUO aan dat consequenties voor gemeenten en toezichthouder niet zijn betrokken bij de voorgestelde wet en regelgeving. Deze partijen hebben echter inmiddels hun reactie gegeven naar aanleiding van het verzoek tot het doen van een uitvoeringstoets.

5. Privacy Impact Assessment

Aangezien het hier om nieuw beleid, een aangepast wettelijk kader en een nieuw ICT-systeem gaat, is er in de fase van beleidsontwikkeling een Privacy Impact Assessment (verder: PIA) uitgevoerd3. Met behulp hiervan is de noodzaak van gegevensverwerking bekeken en zijn op gestructureerde wijze de implicaties van de maatregel(en)/het systeem op gegevensbescherming in kaart gebracht. Hierbij is in het bijzonder aandacht besteed aan de beginselen van gegevensminimalisering en doelbinding, het vereiste van een goede beveiliging en de rechten van de betrokkenen.

De verhouding van de wijzigingswet KO tot het recht op bescherming van persoonsgegevens, is hiervoor beschreven in hoofdstuk 2. De artikelen 1.48d en 2.4c van de Wko zien op het verwerken van gegevens in het personenregister. In het eerste lid van voornoemde artikelen staat de doelbinding ten behoeve waarvan de gegevensverwerking plaatsvindt, geformuleerd. Als eis is gesteld dat de beveiliging van het personenregister (inclusief de koppelvlakken) wordt ingericht met het oog op het verwerken van gegevens die gerubriceerd zijn op het niveau van Departementaal Vertrouwelijk (Dep.V). Op basis van het BIR-2012 is dit het hoge basisniveau voor de Rijksdienst. Bij onderhavige algemene maatregel van bestuur wordt nader uitgewerkt hoe de verantwoordelijkheid voor een zorgvuldige verwerking van gegevens is belegd.

De regering neemt maatregelen om persoonsgegevens te beveiligen tegen verlies of tegen enige vorm van onrechtmatige verwerking. Het personenregister is geen openbaar te raadplegen register zoals de registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. De toegang tot het personenregister wordt bij onderhavige algemene maatregel van bestuur geregeld.

Een persoon dient zich zelf in te schrijven in het personenregister. De door de ingeschrevene ingevoerde gegevens worden zodoende met medeweten van betrokkene verwerkt ten behoeve van het doel waarvoor de gegevensverwerking plaatsvindt. De door de persoon opgegeven VOG-gegevens worden vervolgens gecontroleerd op juistheid. Dit biedt een extra zekerheid dat de persoon is wie hij zegt dat hij is en dat de juiste persoon continu gecontroleerd wordt. Personen die zich inschrijven ontvangen (elektronische) berichten met informatie over mutaties in het personenregister. Op de website van het personenregister komt informatie over het doel en de wettelijke basis van continue screening.

Voor de afhandeling van het signaal naar aanleiding van de continue screening, worden alleen de gegevens over de persoon gebruikt die noodzakelijk zijn: de heer/mevrouw voornamen gevolgd door geslachtsnaam, geboren op dag maand en jaar, met BSN nummer en daarbij het bericht dat deze persoon op basis van een voorlopige beoordeling door COVOG op dit moment niet voldoet aan de eisen voor een VOG om te mogen werken in de kinderopvang.

De volledige en definitieve VOG-screening door COVOG wordt pas uitgevoerd naar aanleiding van een door de betrokkene zelf ingediend verzoek daartoe via een nieuwe VOG-aanvraag. De beoordeling door COVOG is handmatig. Dit is in lijn met het vereiste dat volgt uit artikel 42, eerste lid, van de Wbp, namelijk dat niemand aan een besluit kan worden onderworpen waaraan rechtsgevolgen verbonden zijn indien dat besluit alleen wordt genomen op basis van een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens. De uitkomst van de VOG-aanvraag bepaalt de verdere stappen door de toezichthouder kinderopvang en de houder richting de betrokkene. Bij de doorgeleiding van een signaal in de keten van continue screening, beschikken de uitvoerende partijen niet over informatie ten aanzien van de specifieke omstandigheden die aanleiding geven tot het signaal. Ketenpartijen zijn bij de afhandeling van een signaal gehouden aan een afgesproken protocol dat zij gezamenlijk hebben opgesteld.

Artikelsgewijs

Artikel I. Wijziging Besluit kinderopvang, buitenlandse opvang en peuterspeelzaalwerk
Onderdeel A

In verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang is aan de begripsbepalingen het nieuwe begrip koppeling toegevoegd. Daarbij wordt verwezen naar de Wko, waarin in de artikelen 1.48d, derde lid, en 2.4c, derde lid, is bepaald dat de houder van een kindercentrum, van een gastouderbureau of een peuterspeelzaal in het personenregister een koppeling legt met de personen, inclusief hemzelf, die voor de onderneming waarmee die houder een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal exploiteert werkzaam zijn of daarvoor beschikbaar zijn. Ingeval van de houder van een gastouderbureau legt die houder een koppeling met de gastouder, huisgenoot van die gastouder en met de vrijwilliger en de stagiair die ten behoeve van de gastouder activiteiten verrichten op de voorziening waar gastouderopvang plaatsvindt.

Onderdeel B

Artikel 2 heeft betrekking op de vorm en het doel van de registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en het register buitenlandse kinderopvang. Dit artikel wordt uitgebreid met bepalingen over het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk heeft, evenals de registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en het register buitenlandse kinderopvang, de vorm van een elektronische databank. Het betreft een databank, zoals gedefinieerd in de Databankenwet: een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen die systematisch of methodisch geordend en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk zijn en waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering. De opzet en organisatie van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk voldoet aan deze omschrijving. Met het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk worden persoonsgegevens en justitiële gegevens verwerkt door de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Het gaat hier om het hele proces van verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. Het verwerken van persoonsgegevens dient in overeenstemming met het doel van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te zijn. In de artikelen 1.48d en 2.4c van de Wko is het doel van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk benoemd. Het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk stelt de toezichthouder in staat behoorlijk toezicht te kunnen uitoefenen.

Onderdeel C

Artikel 3 ziet op de verantwoordelijken van de registers en het register buitenlandse opvang. Daaraan is het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk toegevoegd. De Minister van SZW is verantwoordelijke in de zin van de Wbp voor de verwerking van gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk, omdat hij het doel van het personenregister bepaalt.

Onderdeel D

Het agentschap CIBG van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt aangewezen als bewerker in de zin van de Wbp. CIBG is belast met het beheer van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Dit is neergelegd in artikel 4a. Het beheer is een onderdeel van het brede begrip verwerken van gegevens in de zin van de Wbp. Omdat CIBG niet aan het gezag van de Minister van SZW of de colleges van B&W is onderworpen, is het wenselijk dat CIBG als bewerker wordt aangewezen voor de taken in verband met het verwerken van gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. De feitelijke uitvoering van de taken ligt daarmee bij CIBG. In een bewerkersovereenkomst zullen de taken en verantwoordelijkheden voor CIBG als bewerker nader worden omschreven.

Onderdelen E tot en met J

Als gevolg van de wijziging van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in verband met het stellen van regels voor het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk komen de huidige bepalingen voor continue screening in de kinderopvang zoals opgenomen in het Besluit continue screening kinderopvang (Stb. 2013, 40) (grotendeels) te vervallen. Als gevolg van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is het niet langer meer nodig om de gegevens die op grond van de artikelen 9a en 15a van dat besluit werden verkregen van het Uitvoeringinstituut werknemers verzekeringen (UWV) te verstrekken aan de Minister van Veiligheid en Justitie. De gevolgen van de melding over nieuwe gegevens in de justitiële documentatie, zoals neergelegd, in de artikelen 9b en 15b, worden neergelegd in het voorgestelde artikel 16h.

Onderdeel K
Artikel 16a. Toegang tot het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

Het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is geen openbaar te raadplegen register zoals de registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Toegang tot het personenregister hebben uitsluitend de ingeschrevenen zelf, houders van kindercentra, gastouderbureaus en peuterspeelzalen, het college en de toezichthouder. De toezichthouder heeft toegang tot het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk voor het uitoefenen van de toezichtstaak zoals neergelegd in hoofdstuk 1, afdeling 4, paragraaf 1 alsmede in hoofdstuk 2, afdeling 3, paragraaf 1 van de wet. De toezichtstaak omvat mede het onderzoek, bedoeld in de artikelen 1.62 en 2.20 van de wet, naar aanleiding van een aanvraag tot het in exploitatie nemen van een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal. Ten behoeve van dit onderzoek moet de toezichthouder ook het LRKP raadplegen en kan het personenregister geraadpleegd worden ten behoeve van een aanvraag als hiervoor bedoeld. Het college heeft toegang tot het personenregister in verband met het in behandeling nemen van de aanvraag voor inschrijving in de registers op grond van de artikelen 1.45 en 2.2 van de wet. Voor een verdere toelichting op de toegang tot het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk wordt verwezen naar hetgeen daarover is opgenomen in van het algemeen deel van deze toelichting

Artikel 16b. In personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk op te nemen gegevens

In het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk wordt een beperkte set van gegevens opgenomen. Zie daarvoor het algemeen deel van de toelichting over de inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. Bij de vermelding van de wijze waarop een persoon bereikbaar wil zijn wordt opgenomen of dat via bijvoorbeeld email, post of iets dergelijks is.

Artikel 16c. De inschrijving en start van de continue screening

Direct na inschrijving start de continue screening van de ingeschrevene. In de Wko is geregeld dat de VOG op het moment van inschrijving niet ouder mag zijn dan twee maanden. Op deze manier gaat zo min mogelijk tijd verloren tussen het moment van afgifte van de VOG en de start van de continue screening en is de kans dat er in de tussenliggende periode relevante feiten over de persoon zijn blijven liggen zeer klein.

Artikel 16d. De houder als bewerker

De houder is bewerker in de zin van de Wbp voor het leggen en beëindigen van de koppeling.

De rol van bewerker in de zin van de Wbp brengt voor de houder verplichtingen met zich. Immers, de Wbp stelt eisen aan de bewerker. In dit besluit is vastgelegd dat de houder moet zorg dragen voor passende maatregelen met betrekking tot het leggen van koppeling. Aangezien de houder zelf geen bemoeienis heeft met het personenregister is bewust gekozen om enkel te spreken van ‘passende maatregelen’. Deze maatregelen zullen over het algemeen meer organisatorisch dan technisch van aard zijn. Van de houder wordt verwacht dat hij slechts daartoe gemachtigd personeel voor het wettelijk toegestane doeleinde toegang geeft tot de persoonsgegevens en het personenregister voor het leggen van de koppeling en voorts dat de houder de nodige maatregelen treft om onbedoelde of onrechtmatige verwerking van gegevens te voorkomen. Verwerking van persoonsgegevens ziet op elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, waaronder in ieder geval het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door middel van doorzending, verspreiding of enige andere vorm van terbeschikkingstelling, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens (artikel 1, onderdeel b, van de Wbp). Voor de houder moet met name gedacht worden aan het onrechtmatig gebruik van het bsn van (oud)medewerkers. De maatregelen vormen onderdeel van de inspectie door de toezichthouder. Dat betekent dat de toezichthouder erop toeziet dat de houder passende maatregelen treft. Zie voor verschil tussen de houder als bewerker en CIBG als bewerker ook de artikelsgewijze toelichting op artikel 4a (onderdeel D) en hetgeen daarover is opgenomen in het algemeen deel van de toelichting.

Artikel 16e. Het leggen van de koppeling

Een persoon mag zijn werkzaamheden pas aanvangen als de koppeling in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk heeft plaatsgevonden. Koppeling kan pas plaatsvinden na inschrijving en betaling van de kosten door de ingeschrevene.

Artikel 16f. De kosten voor de inschrijving

De hoogte van de vergoeding van de kosten voor inschrijving in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk wordt bij ministeriële regeling bepaald. Reden hiervoor is dat de hoogte van de kosten in de toekomst kan veranderen en een ministeriële regeling eenvoudiger is aan te passen dan een algemene maatregel van bestuur.

Artikel 16g. Het uitwisselen van gegevens met Onze Minister van Veiligheid en Justitie

Dit artikel geeft de grondslag om de door de ingeschrevene ingevoerde gegevens met betrekking tot de VOG uit te wisselen met de Minister en Veiligheid en Justitie zodat kan worden nagegaan dat:

  • a. er inderdaad voor die persoon een VOG is afgegeven met bijbehorend kenmerknummer en datum en voor welk profiel, en

  • b. dat aan de hand van het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) gecontroleerd kan worden of er zich met betrekking tot deze persoon mutaties hebben voorgedaan in de strafrechtelijke informatie.

Indien uit navraag bij justitie blijkt dat er geen VOG of een VOG voor een ander profiel is afgegeven, kan geen koppeling met een houder plaatsvinden. Indien uit navraag bij justitie blijkt dat er inderdaad een VOG is afgegeven, kan koppeling met een houder plaatsvinden, waarna de persoon zijn werkzaamheden in de kinderopvang kan aanvangen. De toezichthouder controleert de aanwezigheid van een geldige VOG voortaan in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in plaats van op papier.

Voor wat betreft de verdere toelichting op artikel 16e, aanhef en onder b, wordt verwezen naar hetgeen daarover is toegelicht in het algemeen deel van deze toelichting.

Artikel 16h. Gevolgen van de melding over nieuwe gegevens in de justitiële documentatie

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar hetgeen daarover is toegelicht in het algemeen deel van deze nota van toelichting.

Artikel 16i. Bewaartermijnen van gegevens in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

De gegevens van een ingeschrevene worden enkel bewaard als er een signaal is over diegene. Het gaat om alle gegevens dus bijvoorbeeld ook de zgn. ‘signaalbrief’, de brief van Justis met de signalering uit de continue screening over een persoon die op dat moment niet voldoet aan de eisen voor een VOG voor een functie in de kinderopvang. Indien er geen sprake is van een signaal worden gegevens van personen na einde van de inschrijving niet bewaard. De termijn van vier jaar is in overeenstemming met de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens. Aangezien het bijzondere persoonsgegevens betreft is een langere bewaartermijn niet wenselijk.

Onderdeel L

Als gevolg van het nieuwe hoofdstuk over het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk is de citeertitel van het besluit aangepast.

Artikel II. Wijziging Besluit SUWI

Het huidige artikel 5.9, vierde lid, van het Besluit SUWI kan komen te vervallen, omdat het met het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk duidelijk is welke personen werkzaam zijn in de kinderopvang. Het vierde lid is aangepast zodat de Minister van SZW de mogelijkheid heeft om de personen die in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk zijn ingeschreven te vergelijken met de personen die in de polisadministratie van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen voorkomen om te bezien of personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk juist en actueel is.

Artikel III. Inwerkingtreding

Het streven is om het besluit conform de vaste verandermomenten in werking te laten treden. Voor het geval de vaste verandermomenten niet gehaald worden is voor de zekerheid gekozen voor een flexibele inwerkingtredingsbepaling. De branche is gebaat bij spoedige inwerkingtreding zodat tijdig maatregelen kunnen worden genomen om aan de nieuwe regelgeving te voldoen.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Kamerstukken II 2016/17, 31 322, nr. 325.

X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 31 322, nr. 341.

X Noot
1

Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 452).

X Noot
2

In de zin van artikel 1, onderdeel d, van de Wbp.

X Noot
3

Artikel 3 van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk te wijzigen. Zie ook de toelichting op artikel 3.

X Noot
4

Het CIBG (oorspronkelijk: Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg) is een agentschap van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. In een bewerkersovereenkomst zullen de taken en verantwoordelijkheden voor het CIBG nader worden omschreven (toelichting op artikel 4).

X Noot
5

In de zin van artikel 1, onderdeel e, van de Wbp.

X Noot
6

Het voorgestelde tweede lid van het nieuwe artikel 4a.

X Noot
7

De houder is degene die met een onderneming een kindercentrum of gastouderbureau exploiteert of de gastouder die een voorziening voor gastouderopvang exploiteert (artikel 1.1, eerste lid Wko).

X Noot
8

Koppeling is de handeling waarmee medewerkers worden verbonden aan een houder van een kindercentrum of gastouderbureau (artikel 1.48d Wko; Stb. 2015, 452).

X Noot
9

Paragraaf 2 van het algemeen deel van de toelichting.

X Noot
10

Aldus de toelichting. Met registers wordt bedoeld: het register kinderopvang en het register peuterspeelzaalwerk (artikel 1, eerste lid, Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang).

X Noot
11

Daarbij is van belang dat het begrip ‘bewerker’ restrictief moet worden uitgelegd. Omdat de bewerker, anders dan de verantwoordelijke, geen zeggenschap heeft over de persoonsgegevens, neemt hij geen beslissingen over het gebruik van de gegevens, de verstrekking aan derden en andere ontvangers, de duur van de opslag van de gegevens enz. Zie Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, p. 61-62. Op grond hiervan kan de bewerker niet worden belast met de beslissing van verzoeken als bedoeld in artikel 35 en 36 Wbp, tenzij daartoe een apart mandaatbesluit wordt genomen of in een wettelijk voorschrift voor de mandatering een specifieke basis wordt gecreëerd (zie artikelen 10.3 en 10.4 Awb).

X Noot
1

De mogelijkheid bestaat dat een andere partij dan CIBG als bewerker wordt aangewezen.

X Noot
2

Rapport onafhankelijke Commissie Onderzoek Zedenzaak Amsterdam, Amsterdam, april 2011, Kamerstukken II 2010/11 32 500 VI, nr. 117.

X Noot
3

Kamerstukken I 2010/11, 31 051, nr. D; motie-Franken

Naar boven