Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 5 juli 2017, nr. VO/1188661, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma's voortgezet onderwijs in verband met het aanpassen van de examenprogramma’s filosofie voor havo en vwo

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO en artikel 6, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO BES.

Besluit:

ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING EXAMENPROGRAMMA'S VOORTGEZET ONDERWIJS

Bijlage 1 bij de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:

1. In de examenprogramma’s ‘Examenprogramma management en organisatie vwo’, ‘Examenprogramma management en organisatie havo’ en ‘Examenprogramma kunst (algemeen) havo/vwo’ wordt telkens ‘College voor Examens’ vervangen door: College voor toetsen en examens.

2. De examenprogramma’s ‘Examenprogramma filosofie vwo’ en ‘Examenprogramma filosofie havo’ worden vervangen door de gelijknamige examenprogramma’s zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II. INTREKKING REGELINGEN

1. Met ingang van 1 augustus 2017 worden ingetrokken:

  • a. de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 27 april 2011, nr. VO/289008, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met het vernieuwen van het examenprogramma natuur, leven en technologie havo en vwo (Stcrt. 2011, 9161);

  • b. Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 augustus 2011, nr. VO/317552, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met het vernieuwen van het examenprogramma Bouwtechniek vmbo (Stcrt. 2011, 15938);

  • c. Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 april 2011, nr. VO/287724, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met het vernieuwen van het examenprogramma aardrijkskunde vmbo (Stcrt. 2011, 21003);

  • d. de Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2012, nr. VO/389632, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met het vernieuwen van de examenprogramma’s natuurkunde havo en vwo en biologie havo en vwo (Stcrt. 2012, 11101);

  • e. Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 april 2012, nr. VO/403948, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met het vernieuwen van de examenprogramma’s scheikunde havo en vwo (Stcrt. 2012, 11109);

  • f. Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 juli 2012, nr. VO/419920, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met het beëindigen van de tijdelijke afwijking in de eindexamenprogramma’s geschiedenis (Stcrt. 2012, 18139).

2. Met ingang van 1 augustus 2018 worden ingetrokken:

  • a. de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 28 oktober 2013, nr. VO/541608, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs in verband met het vernieuwen van de examenprogramma’s wiskunde B havo en vwo en wiskunde D havo en vwo (Stcrt. 2013, 30735);

  • b. de Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 april 2015, nr. VO/742920, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma's voortgezet onderwijs in verband met het aanpassen van het examenprogramma geschiedenis en staatsinrichting vmbo (Stcrt. 2015, 10102);

  • c. Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 8 april 2016, nr. VO/851491, houdende wijziging van de Regeling examenprogramma's voortgezet onderwijs in verband met de invoering van de examenprogramma’s Chinese taal en cultuur vwo en Chinese taal en cultuur vwo (elementair) (Stcrt. 2016, 20067).

ARTIKEL III. OVERGANGSBEPALING

1. De wijzigingen die artikel I, onder 2, van deze regeling aanbrengt in bijlage 1 bij de Regeling examenprogramma's voortgezet onderwijs, zijn in het schooljaar 2017–2018 niet van toepassing op leerlingen die op 1 augustus 2017 zijn toegelaten tot het vierde of vijfde leerjaar havo dan wel tot het vijfde of zesde leerjaar vwo.

2. De wijzigingen die artikel I, onder 2, van deze regeling aanbrengt in bijlage 1 bij de Regeling examenprogramma's voortgezet onderwijs, zijn in het schooljaar 2018–2019 niet van toepassing op leerlingen die op 1 augustus 2017 zijn toegelaten tot het vijfde leerjaar havo dan wel tot het zesde leerjaar vwo.

ARTIKEL IV. INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 en vervalt met ingang van 1 augustus 2019.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BIJLAGE BEHOREND BIJ DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP VAN ..., NR. VO/1188661, HOUDENDE WIJZIGING VAN DE REGELING EXAMENPROGRAMMA'S VOORTGEZET ONDERWIJS IN VERBAND MET HET AANPASSEN VAN HET EXAMENPROGRAMMA FILOSOFIE VWO EN HAVO

Examenprogramma filosofie vwo

Het eindexamen

Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.

Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:

Domein A

Vaardigheden

Domein B

Wijsgerige antropologie

Domein C

Ethiek

Domein D

Kennisleer

Domein E

Wetenschapsfilosofie.

Het centraal examen

Het centraal examen heeft betrekking op de subdomeinen A1 en A2, in combinatie met een door het College voor toetsen en examens vastgesteld onderwerp. Dit onderwerp is gerelateerd aan een van de domeinen B, C, D of E als hoofddomein, waarbij een of meer andere domeinen betrokken kunnen zijn, en de subdomeinen 1. van de domeinen B, C, D en E, die zowel afzonderlijk als in relatie met het onderwerp kunnen worden geëxamineerd.

Het schoolexamen

Het schoolexamen heeft betrekking op domein A en:

  • de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft;

  • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft;

  • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.

De examenstof
Domein A:. Vaardigheden
Subdomein A1:. Argumentatieve vaardigheden
  • 1. De kandidaat kan:

    met betrekking tot een filosofisch vraagstuk informatie selecteren, structureren en interpreteren:

    • een betoog analyseren;

    • een betoog beoordelen;

    • een logisch correct en overtuigend betoog opzetten en houden;

    • de resultaten van een leeractiviteit overdragen aan anderen.

Subdomein A2:. Onderzoeksvaardigheden en benaderingswijzen
  • 2. De kandidaat kan:

    • vooronderstellingen onderzoeken waarop een vraagstuk berust;

    • verschillende filosofische posities ten aanzien van een vraagstuk beargumenteerd innemen.

Subdomein A3:. Oriëntatie op studie en beroep
Domein B:. Wijsgerige antropologie
Subdomein B1:. Centrale begrippen en toonaangevende visies
  • 3. De kandidaat kan een aantal centrale begrippen en toonaangevende visies uit de wijsgerige antropologie herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Subdomein B2:. Persoon, lichaam, geest en emotie
  • 4. De kandidaat kan:

    • de inhoud van persoonsbegrippen aangeven vanuit verschillende perspectieven;

    • verschillende opvattingen over de verhouding tussen lichaam en geest herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren;

    • verschillende opvattingen over de aard en functies van emoties herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Subdomein B3:. De mens als redelijk wezen
  • 5. De kandidaat kan:

    • verschillende opvattingen over de mens als redelijk wezen herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren;

    • andere visies op de mens uit de hedendaagse wijsbegeerte herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Domein C:. Ethiek
Subdomein C1:. Centrale begrippen en toonaangevende visies
  • 6. De kandidaat kan een aantal centrale begrippen en toonaangevende visies uit de ethiek herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Subdomein C2:. Het al dan niet universeel zijn van waarden
  • 7. De kandidaat kan een aantal opvattingen over de vraag of waarden al dan niet universeel zijn, herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Subdomein C3:. Vrijheid en verantwoordelijkheid
  • 8. De kandidaat kan een aantal posities ten aanzien van individuele vrijheid en collectieve verantwoordelijkheid herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Domein D:. Kennisleer
Subdomein D1:. Centrale begrippen en toonaangevende visies
  • 9. De kandidaat kan een aantal centrale begrippen en toonaangevende visies uit de kennisleer herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Subdomein D2:. Ervaring en waarheid
  • 10. De kandidaat kan:

    • verschillende opvattingen over de relatie tussen ervaring en werkelijkheid herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren;

    • verschillende opvattingen over waarheid herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Subdomein D3:. De contextualiteit van kennis
  • 11. De kandidaat kan aangeven hoe in de twintigste eeuw kennis niet op zichzelf wordt beschouwd maar ingebed is in de context van o.a. taal, geschiedenis en cultuur, Sociaal-economische belangen, genderprocessen, media.

Domein E:. Wetenschapsfilosofie
Subdomein E1:. Centrale begrippen en toonaangevende visies
  • 12. De kandidaat kan een aantal centrale begrippen en toonaangevende visies uit de wetenschapsfilosofie herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Subdomein E2:. Wetenschappelijke kennis
  • 13. De kandidaat kan verschillende opvattingen over de status van wetenschappelijke kennis weergeven, herkennen, uitleggen, en in een filosofische context toepassen en evalueren; hij kan uitleggen wat het onderscheid is tussen natuurwetenschappen, sociale wetenschappen en geesteswetenschappen.

Subdomein E3:. Wetenschap en samenleving
  • 14. De kandidaat kan een aantal opvattingen over de verhouding wetenschap en samenleving herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen en evalueren.

Examenprogramma filosofie havo

Het eindexamen

Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.

Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:

Domein A

Vaardigheden

Domein B

Wijsgerige antropologie

Domein C

Ethiek

Domein D

Sociale filosofie.

Het centraal examen

Het centraal examen heeft betrekking op de subdomeinen A1 en A2, in combinatie met een door het College voor toetsen en examens vastgesteld onderwerp. Dit onderwerp is gerelateerd aan een van de domeinen B, C of D als hoofddomein, waarbij een of meer andere domeinen betrokken kunnen zijn, en de subdomeinen 1. van de domeinen B, C of D, die zowel afzonderlijk als in relatie met het onderwerp kunnen worden geëxamineerd.

Het schoolexamen

Het schoolexamen heeft betrekking op domein A en:

  • de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft;

  • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop het centraal examen betrekking heeft;

  • indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.

De examenstof
Domein A:. Vaardigheden
Subdomein A1:. Argumentatieve vaardigheden
  • 1. De kandidaat kan:

    met betrekking tot een filosofisch vraagstuk informatie selecteren, structureren en interpreteren:

    • een betoog analyseren;

    • een betoog beoordelen;

    • een logisch correct en overtuigend betoog opzetten en houden;

    • de resultaten van een leeractiviteit overdragen aan anderen.

Subdomein A2:. Onderzoeksvaardigheden en benaderingswijzen
  • 2. De kandidaat kan:

    • vooronderstellingen onderzoeken waarop een vraagstuk berust;

    • verschillende filosofische posities ten aanzien van een vraagstuk beargumenteerd innemen.

Subdomein A3:. Oriëntatie op studie en beroep
Domein B:. Wijsgerige antropologie
Subdomein B1:. Centrale begrippen
  • 3. De kandidaat kan een aantal centrale begrippen uit de wijsgerige antropologie herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen.

Subdomein B2:. Lichaam, geest en emotie
  • 4. De kandidaat kan:

    • verschillende opvattingen over de verhouding tussen lichaam en geest herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen;

    • verschillende opvattingen over de aard en functies van emoties herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen.

Subdomein B3:. De mens als redelijk wezen
  • 5. De kandidaat kan:

    • verschillende opvattingen over de mens als redelijk wezen herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen;

    • enkele opvattingen over de geldigheid van verschillende vormen van (rationele) kennis herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen.

Domein C:. Ethiek
Subdomein C1:. Centrale begrippen
  • 6. De kandidaat kan een aantal centrale begrippen uit de ethiek herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen.

Subdomein C2:. Het goede leven
  • 7. De kandidaat kan een aantal opvattingen over de verhouding tussen nut en geluk herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen.

Subdomein C3:. Integriteit en verantwoordelijkheid
  • 8. De kandidaat kan:

    • verschillende posities ten aanzien van individuele vrijheid en collectieve verantwoordelijkheid herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen;

    • binnen de verhouding van individu en gemeenschap de rol aangeven van integriteit en verantwoordelijkheid.

Domein D:. Sociale filosofie
Subdomein D1:. Centrale begrippen
  • 9. De kandidaat kan een aantal centrale begrippen uit de sociale filosofie herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen.

Subdomein D2:. Schaarste, begeerte en macht
  • 10. De kandidaat kan:

    • uitleggen wat de aard en functie is van menselijke begeerten en behoeften en wat de samenhang is tussen schaarste en behoeften;

    • verschillende opvattingen over de oorsprong van macht en de vormen van macht herkennen, uitleggen en in een filosofische context toepassen.

Subdomein D3:. Ideologie
  • 11. De kandidaat kan uitleggen wat de rol en invloed is van ideologieën in de maatschappij. Hij kan daarbij aangeven wat de filosofische en/of levensbeschouwelijke uitgangspunten van ideologieën zijn.

TOELICHTING

In de bijlage bij deze regeling zijn de nieuwe examenprogramma’s filosofie voor havo en vwo opgenomen. Er zijn twee kleine wijzigingen aangebracht. De totale omvang van het examenprogramma blijft gelijk.

Ten eerste is Domein A, met uitzondering van subdomein A3, nu ook een verplicht onderdeel van het centraal examen geworden. Domein A betreft de filosofische vaardigheden en was voorheen enkel een verplicht onderdeel van het schoolexamen. Om filosofiedocenten meer richting te geven over wat er verwacht kan worden op het centraal examen, wordt Domein A ook opgenomen in het centraal examen. Het betreft daarmee geen verzwaring van de leerstof, maar een specificatie van welke vaardigheden er van leerlingen worden verwacht op het centraal examen. Domein A blijft zelf ongewijzigd. Het subdomein A3 (Oriëntatie op studie en beroep) wordt niet meegenomen als onderdeel van het centraal examen, aangezien het logisch is dat deze vaardigheid niet centraal wordt getoetst. Het vernieuwde examenprogramma geldt ook voor Caribisch Nederland.

Ten tweede is in de alinea waarin staat op welke domeinen het centraal examen betrekking heeft, ‘het College voor Examens’ vervangen door ‘het College voor toetsen en examens’ (CvTE). Dat is met ingang van 1 augustus 2014 de nieuwe naam van dat college (Stb. 2014, 13). Met deze wijzigingsregeling zijn ook de andere verouderde verwijzingen naar dit college in enkele andere examenprogramma’s aangepast.

De aanpassing zal gelden voor alle leerlingen die in het schooljaar 2019–2020 op het havo en vwo het eindexamen filosofie afleggen. Er zal geen bezemexamen komen voor leerlingen die in het schooljaar 2018–2019 zijn afgewezen. Deze leerlingen zullen, wanneer van toepassing, in het schooljaar 2019–2020 het eindexamen filosofie maken op basis van het nieuwe examenprogramma. Er is geen bezemexamen nodig aangezien de wijzigingen in het examenprogramma geen leerstofverzwaring tot gevolg hebben.

Intrekken regelingen

Met deze regeling worden tevens enkele andere regelingen ingetrokken waarmee eerder de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs is gewijzigd. Het overgangsrecht uit die wijzigingsregelingen is inmiddels materieel uitgewerkt (of zal dat na afloop van het schooljaar 2017–2018 zijn), zodat deze regelingen niet langer nodig zijn. Met de intrekking van die regelingen worden vanzelfsprekend niet de daarmee aangebrachte wijzigingen in de diverse examenprogramma’s teruggedraaid.

Uitvoeringsconsequenties

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) acht de regeling uitvoerbaar en voorziet geen uitvoeringsconsequenties.

De Inspectie van het Onderwijs en de Auditdienst Rijk (ADR) achten de regeling uitvoerbaar.

Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) acht de regeling uitvoerbaar en acht de datum van inwerkingtreding uitvoerbaar.

Administratieve lasten

Deze regeling leidt niet tot een aanvullende informatieplicht voor scholen. Er is daarom geen sprake van een toename van administratieve lasten.

Vaste verandermomenten en minimuminvoeringstermijn

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2017 in verband met de start van het schooljaar. Hiermee wordt afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van twee maanden tussen het moment van publicatie en inwerkingtreding van een ministeriële regeling. Dit wordt echter niet als bezwaarlijk gezien aangezien de regeling geen wijzigingen in de leerstof voor de examenkandidaten tot gevolg heeft en ook pas in schooljaar 2019–2020 gevolgen heeft voor de examens filosofie.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven