Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2016, 20067 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2016, 20067 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit VO;
Besluit:
Bijlage 1 bij de Regeling examenprogramma’s voorgezet onderwijs wordt gewijzigd als volgt:
1. In de inhoudsopgave wordt, onder vernummering van de onderdelen 4 tot en met 7 tot onderdelen 5 tot en met 8, na onderdeel 3 ingevoegd:
4. Chinese taal en cultuur vwo.
2. In de inhoudsopgave wordt ‘35.bewegen, sport en maatschappij’ vervangen door:
35. Chinese taal en cultuur vwo (elementair)
36. bewegen, sport en maatschappij.
3. Na het examenprogramma ‘Latijnse taal en cultuur (LTC)’ wordt ingevoegd het examenprogramma ‘Chinese taal en cultuur vwo’, luidende overeenkomstig bijlage I bij deze regeling.
4. Na het examenprogramma ‘Examenprogramma moderne vreemde talen en literatuur (elementair) havo/vwo’ wordt ingevoegd het examenprogramma ‘Chinese taal en cultuur vwo (elementair)’, luidende overeenkomstig bijlage II bij deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen.
Het eindexamenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A Leesvaardigheid
Domein B Kijk- en luistervaardigheid
Domein C Gespreksvaardigheid
Domein D Schrijfvaardigheid
Domein E Chinese cultuur
Domein F Oriëntatie op studie en beroep
Het schoolexamen heeft betrekking op:
– ten minste alle domeinen van het eindexamen;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
1. De kandidaat kan:
– aangeven welke informatie relevant is, gegeven een vaststaande behoefte;
– de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven;
– de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven;
– relaties tussen delen van een tekst aangeven;
– conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur.
2. De kandidaat kan:
– aangeven welke informatie relevant is, gegeven een vaststaande behoefte;
– de hoofdgedachte van een tekst aangeven;
– de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven;
– conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de spreker(s);
– anticiperen op het meest waarschijnlijke vervolg van een gesprek;
– aantekeningen maken als strategie om een tekst aan te pakken.
3. De kandidaat kan:
– adequaat reageren in sociale contacten met doeltaalgebruikers;
– informatie vragen en verstrekken;
– uitdrukking geven aan gevoelens;
– zaken of personen beschrijven en standpunten en argumenten verwoorden;
– strategieën toepassen om een gesprek voortgang te doen vinden.
4. De kandidaat kan verworven informatie adequaat presenteren met het oog op doel en publiek, en daarbij zaken of personen beschrijven en standpunten en argumenten verwoorden.
5. De kandidaat kan met gebruik van handmatig geschreven karakters:
– adequaat reageren in schriftelijke contacten met doeltaalgebruikers;
– informatie vragen en verstrekken;
– verworven informatie adequaat presenteren met het oog op doel en publiek, en daarbij zaken of personen beschrijven en uitdrukking geven aan gevoelens en standpunten verwoorden.
6. De kandidaat kan met behulp van een Chinese elektronische tekstverwerker en (elektronisch) naslagmateriaal:
– adequaat reageren in schriftelijke contacten met doeltaalgebruikers;
– informatie vragen en verstrekken;
– verworven informatie adequaat presenteren met het oog op doel en publiek, en daarbij zaken of personen beschrijven en uitdrukking geven aan gevoelens en standpunten verwoorden.
7. De kandidaat kan beargumenteerd verslag uitbrengen van zijn leeservaringen met ten minste drie literaire werken.
8. De kandidaat kan:
– (door middel van voorbeelden) een overzicht geven van uiteenlopende Chinese cultuuruitingen;
– beargumenteerd verslag uitbrengen van zijn ervaringen met enkele Chinese cultuuruitingen.
Het eindexamen bestaat uit het schoolexamen.
Het eindexamenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A Leesvaardigheid
Domein B Kijk- en luistervaardigheid
Domein C Gespreksvaardigheid
Domein D Schrijfvaardigheid
Domein E Chinese cultuur
Domein F Oriëntatie op studie en beroep
Het schoolexamen heeft betrekking op:
– ten minste alle domeinen van het eindexamen;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen verschillen.
1. De kandidaat kan:
– aangeven welke informatie relevant is, gegeven een vaststaande behoefte;
– de hoofdgedachte van een tekst(gedeelte) aangeven;
– de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven;
– relaties tussen delen van een tekst aangeven;
– conclusies trekken met betrekking tot intenties, opvattingen en gevoelens van de auteur.
2. De kandidaat kan:
– aangeven welke informatie relevant is, gegeven een vaststaande behoefte;
– de hoofdgedachte van een tekst aangeven;
– de betekenis van belangrijke elementen van een tekst aangeven;
– aantekeningen maken als strategie om een tekst aan te pakken.
3. De kandidaat kan:
– adequaat reageren in sociale contacten met doeltaalgebruikers;
– informatie vragen en verstrekken;
– uitdrukking geven aan gevoelens;
– zaken of personen beschrijven;
– enkele strategieën toepassen om een gesprek gaande te houden.
4. De kandidaat kan verworven informatie adequaat presenteren met het oog op doel en publiek, en daarbij zaken of personen beschrijven en standpunten verwoorden.
5. De kandidaat kan met gebruik van handmatig geschreven karakters:
– adequaat reageren in schriftelijke contacten met doeltaalgebruikers;
– informatie vragen en verstrekken;
– verworven informatie presenteren, en daarbij zaken of personen beschrijven en uitdrukking geven aan gevoelens.
6. De kandidaat kan met behulp van een Chinese elektronische tekstverwerker en (elektronisch) naslagmateriaal:
– adequaat reageren in schriftelijke contacten met doeltaalgebruikers;
– informatie vragen en verstrekken;
– verworven informatie presenteren, en daarbij zaken of personen beschrijven en uitdrukking geven aan gevoelens.
7. De kandidaat kan beargumenteerd verslag uitbrengen van zijn leeservaringen met ten minste drie literaire werken.
8. De kandidaat kan:
– (door middel van voorbeelden) een overzicht geven van uiteenlopende Chinese cultuuruitingen;
– beargumenteerd verslag uitbrengen van zijn ervaringen met enkele Chinese cultuuruitingen.
Bij besluit van 24 augustus 2015 werd het Inrichtingsbesluit WVO gewijzigd in verband met het opnemen van het vak Chinese taal en cultuur (Stb. 2015, 340). Bij besluit van 12 november 2015 werd het tijdstip van inwerkingtreding van eerdergenoemd besluit met terugwerkende kracht bepaald op 1 augustus 2015 (Stb. 2015, 423).
Met deze regeling worden de bijbehorende examenprogramma’s Chinese taal en cultuur vwo en Chinese taal en cultuur vwo (elementair) vastgesteld. Ook deze regeling werkt terug tot en met 1 augustus 2015. Zij betreft het cohort dat in schooljaar 2015–2016 in leerjaar 4 vwo zit en heeft pas gevolgen voor de examens vanaf schooljaar 2017–2018.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-20067.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.