De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 7 van het Eindexamenbesluit VO;
Besluit:
ARTIKEL I. WIJZIGING REGELING EXAMENPROGRAMMA'S VOORTGEZET ONDERWIJS
Bijlage II bij de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs wordt gewijzigd
als volgt:
A
Het opschrift komt te luiden: Bijlage 2, behorende bij artikel 2 van de Regeling examenprogramma’s
voortgezet onderwijs.
B
Het examenprogramma geschiedenis en staatsinrichting, zoals opgenomen in paragraaf
2.18, komt te luiden overeenkomstig de bijlage bij deze regeling.
ARTIKEL II. OVERGANGSBEPALING
De wijziging die deze regeling aanbrengt in bijlage 2 van de Regeling examenprogramma's
voortgezet onderwijs, is in het schooljaar 2016–2017 niet van toepassing op leerlingen
die op 1 augustus 2016 zijn toegelaten tot het vierde leerjaar van het vmbo.
ARTIKEL III. INWERKINGTREDING
-
1. Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel A, in werking met
ingang van 1 augustus 2016.
-
2. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker
BIJLAGE
2.18 geschiedenis en staatsinrichting vmbo
|
|
BB
|
KB
|
GL/TL
|
GS/K/1
|
Oriëntatie op leren en werken
|
|
|
|
1.
|
De kandidaat kan zich oriënteren op de eigen loopbaan en het belang van geschiedenis
en staatsinrichting in de maatschappij.
|
X
|
X
|
X
|
GS/K/2
|
Basisvaardigheden
|
|
|
|
2.
|
De kandidaat kan basisvaardigheden toepassen die betrekking hebben op communiceren,
samenwerken en informatie verwerven en verwerken.
|
X
|
X
|
X
|
GS/K/3
|
Leervaardigheden in het vak geschiedenis en staatsinrichting
|
CE
|
CE
|
CE
|
3.
|
De kandidaat kan strategische vaardigheden toepassen die bijdragen tot:
– de ontwikkeling van het eigen leervermogen
– het vermogen om met voor geschiedenis en staatsinrichting geëigende vaktaal en methodieken
te communiceren en onderzoek te doen.
|
X
|
X
|
X
|
GS/K/4
|
De koloniale relatie Indonesië – Nederland
|
|
|
|
4.
|
De kandidaat kan herkennen en benoemen op welke wijze de koloniale relatie tussen
Indonesië en Nederland zich in de loop der tijd ontwikkeld heeft en bijgedragen heeft
aan de dekolonisatie/onafhankelijkheid van Indonesië.
|
X1
|
|
|
5.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven op welke wijze de koloniale relatie tussen
Indonesië en Nederland zich in de loop der tijd ontwikkeld heeft en bijgedragen heeft
aan de dekolonisatie/onafhankelijkheid van Indonesië.
|
|
X2
|
X2
|
GS/K/5
|
Staatsinrichting van Nederland
|
CE
|
CE
|
CE
|
6.
|
De kandidaat kan herkennen en benoemen hoe de Nederlandse rechtsstaat/staatsinrichting
zich vanaf 1848 tot nu ontwikkeld heeft en deze ontwikkelingen in verband brengen
met belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Nederlandse geschiedenis vanaf
1848.
|
X
|
|
|
7.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven hoe de Nederlandse rechtsstaat/staatsinrichting
zich vanaf 1848 tot nu ontwikkeld heeft en deze ontwikkelingen in verband brengen
met belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen in de Nederlandse geschiedenis vanaf
1848.
|
|
X
|
X
|
GS/K/6
|
De industriële samenleving in Nederland
|
|
|
|
8.
|
De kandidaat kan herkennen en benoemen hoe het proces van industrialisatie de Nederlandse
samenleving ingrijpend veranderd heeft vanaf de tweede helft van de 19e eeuw.
|
X1
|
|
|
9.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven hoe het proces van industrialisatie de Nederlandse
samenleving ingrijpend veranderd heeft vanaf de tweede helft van de 19e eeuw.
|
|
X2
|
X2
|
GS/K/7
|
Sociale zekerheid en verzorgingsstaat in Nederland
|
|
|
|
10.
|
De kandidaat kan herkennen en benoemen welke ontwikkelingen zich op het terrein van
de sociale zekerheid vanaf de tweede helft van de 19e eeuw hebben voorgedaan die geleid hebben tot de huidige, herziene verzorgingsstaat.
|
X1
|
|
|
11.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven welke ontwikkelingen zich op het terrein
van de sociale zekerheid vanaf de tweede helft van de 19e eeuw hebben voorgedaan die geleid hebben tot de huidige, herziene verzorgingsstaat.
|
|
X2
|
X2
|
GS/K/8
|
Cultureel – mentale ontwikkelingen in Nederland na 1945
|
|
|
|
12.
|
De kandidaat kan herkennen en benoemen welke cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen
zich na de Tweede Wereldoorlog hebben voorgedaan en welke gevolgen deze ontwikkelingen
gehad hebben voor de Nederlandse samenleving.
|
X1
|
|
|
13.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven welke cultureel-maatschappelijke ontwikkelingen
zich na de Tweede Wereldoorlog hebben voorgedaan en verklaren welke gevolgen deze
ontwikkelingen gehad hebben voor de Nederlandse samenleving.
|
|
X2
|
X2
|
GS/K/9
|
De Koude Oorlog
|
|
|
|
14.
|
De kandidaat kan het ontstaan, verloop en einde van de Koude Oorlog herkennen, en
benoemen welke oorzaken en gevolgen deze periode voor de wereldpolitiek in het algemeen
en voor Europa in het bijzonder heeft gehad.
|
X1
|
|
|
15.
|
De kandidaat kan het ontstaan, verloop en einde van de Koude Oorlog herkennen en beschrijven,
en aangeven welke oorzaken en gevolgen deze periode voor de wereldpolitiek in het
algemeen en voor Europa in het bijzonder heeft gehad.
|
|
X2
|
X2
|
GS/K/10
|
Historisch overzicht vanaf 1900
|
CE
|
CE
|
CE
|
16.
|
De kandidaat kan herkennen en benoemen welke belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen
zich in de Nederlandse en (West-)Europese geschiedenis vanaf 1900 hebben voorgedaan.
|
X
|
|
|
17.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven welke belangrijke gebeurtenissen en ontwikkelingen
zich in de Nederlandse en (West-)Europese geschiedenis vanaf 1900 hebben voorgedaan.
|
|
X
|
X
|
GS/K/11
|
Het conflict tussen Israël en de Arabische wereld
|
|
|
|
18.
|
De kandidaat kan aspecten van het conflict tussen Israël en de Arabische wereld herkennen
en beschrijven.
|
X1
|
|
|
19.
|
De kandidaat kan aspecten van het conflict tussen Israël en de Arabische wereld herkennen,
beschrijven en verklaren.
|
|
X2
|
X2
|
GS/V/1
|
GS/V/1 Het Indonesisch – Nederlands conflict 1945–1949
|
|
|
|
20.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven hoe het proces van dekolonisatie en de weg
naar onafhankelijkheid van Indonesië tussen 1945 en 1949 verliep en daarbij ingaan
op de moeizame relatie tussen Nederland en Indonesië na de onafhankelijkheid van Indonesië.
|
|
|
X3
|
GS/V/2
|
Nederland en Europa
|
|
|
|
21.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven op welke wijze de Europese samenwerking
zich na 1945 ontwikkeld heeft en welke invloed de Europese Unie heeft op (de identiteit
van) de Nederlandse samenleving.
|
|
|
X3
|
GS/V/3
|
De verhouding mens – milieu
|
|
|
|
22.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven op welke manier de mens in heden en verleden
het milieu heeft beïnvloed en welke oplossingen er bedacht zijn en worden voor ontstane
milieuproblemen.
|
|
|
X3
|
GS/V/4
|
Ontwikkeling van de gezondheidszorg in Nederland
|
|
|
|
23.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven op welke wijze de gezondheidszorg zich in
Nederland vanaf de 19e eeuw ontwikkeld heeft en ingaan op moreel-ethische gevolgen
daarvan.
|
|
|
X3
|
GS/V/5
|
Verzuiling en ontzuiling in Nederland
|
|
|
|
24.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven welke zuilen er in Nederland na de Tweede
Wereldoorlog waren, welke gevolgen de verzuiling voor de Nederlandse samenleving had
en verklaren op welke wijze het proces van ontzuiling de samenleving heeft veranderd.
|
|
|
X3
|
GS/V/6
|
Nederland en de Verenigde Staten na de Tweede Wereldoorlog
|
|
|
|
25.
|
De kandidaat kan herkennen en beschrijven hoe de Verenigde Staten de Nederlandse samenleving
na de Tweede Wereldoorlog hebben beïnvloed en ingaan op verschillen in opvatting tussen
Nederlandse politieke stromingen over de rol van de Verenigde Staten in de internationale
politiek.
|
|
|
X3
|
GS/V/7
|
Verwerven en verwerken en verstrekken van informatie
|
|
|
|
26.
|
De kandidaat kan zelfstandig informatie verwerven, verwerken en verstrekken in het
kader van het sectorwerkstuk.
|
|
|
X
|
GS/V/8
|
Vaardigheden in samenhang
|
|
|
CE
|
27.
|
De kandidaat kan de vaardigheden uit het kerndeel in samenhang toepassen.
|
|
|
X
|
GS/V/9
|
Twee thema’s bij het Historisch Overzicht vanaf 1900
|
|
|
CE
|
28.
|
De kandidaat kan de volgende thema’s herkennen, beschrijven, verklaren en plaatsen
in het kader van het Historisch Overzicht vanaf 1900:
Het ontstaan en de gevolgen van
– het communisme in de Sovjetunie (1917–1941);
– Indonesië als voorbeeld van dekolonisatie ( 1942–1949);
|
|
|
X
|
1. Het schoolexamen moet in ieder geval bestaan uit 2 exameneenheden naar keuze van de school te maken uit GS/K/4, GS/K/6, GS/K/7, GS/K/8,
GS/K/9 en GS/K/11.
2. Het schoolexamen moet in ieder geval bestaan uit 3 exameneenheden naar keuze van de school te maken uit GS/K/4, GS/K/6, GS/K/7, GS/K/8,
GS/K/9 en GS/K/11.
3. De school kan één of meer van de exameneenheden V1 t/m V6 in de gemengde en theoretische
leerweg toetsen op het schoolexamen, maar is daartoe niet verplicht.
TOELICHTING
In de bijlage bij deze regeling is het nieuwe examenprogramma geschiedenis en staatsinrichting
vmbo opgenomen. Er zijn twee wijzigingen aangebracht. De totale omvang van de examenstof
blijft gelijk.
Ten eerste is de eindterm staatsinrichting gewijzigd: De kandidaten in elk van de
leerwegen van het vmbo dienen te weten hoe de staatsinrichting in Nederland zich sinds
1848 heeft ontwikkeld. Leerlingen moeten daarbij een historisch overzicht hebben vanaf
1900. De geschiedenis van de staatsinrichting van Nederland vanaf 1848–heden is echter
nauw verbonden met en kan niet begrepen worden zonder kennis van de historische ontwikkelingen
in diezelfde periode. Dat geldt zeker voor de periode 1848–1918. Het examenprogramma
zal daarom naast de historische ontwikkelingen in Nederland vanaf 1900 ook de belangrijkste
ontwikkelingen vanaf 1848 omvatten. Door staatsinrichting nadrukkelijker te verweven
met het historisch overzicht, wordt het voor leerlingen makkelijker om verbindingen
te leggen en het overzicht te behouden.
Ten tweede is het verrijkingsdeel ‘De Brandhaard Israël/Palestina (1945–1979)’ voor
vmbo gl/tl geen onderdeel meer van het centraal examen. Het onderdeel doet, onder
andere vanwege de tijdsafbakening (1948–1975), onvoldoende recht aan de complexiteit
van het thema. In plaats daarvan wordt het opgenomen als keuzeonderwerp GS/K/11 in
het schoolexamen vmbo: De kandidaat kan aspecten van het conflict tussen Israël en
de Arabische wereld herkennen en beschrijven (voor gl/tl volgt aanvullend: en verklaren).
Dit geeft een docent de mogelijkheid om het onderwerp in een breder perspectief te
plaatsen.
Het vernieuwde examenprogramma gaat ook gelden voor Caribisch Nederland.
De aanpassing zal gelden voor de leerlingen die in het schooljaar 2017–2018 in één
van de leerwegen van het vmbo het eindexamen geschiedenis en staatsinrichting afleggen.
Leerlingen die in 2017 zakken voor hun eindexamen, zullen in 2018 het nieuwe examenprogramma
geschiedenis en staatsinrichting af moeten leggen.
Uitvoeringsconsequenties
DUO acht de regeling uitvoerbaar en voorziet geen uitvoeringsconsequenties, dit geldt
ook voor de Inspectie.
Het College voor toetsen en examens (CvTE) acht de regeling uitvoerbaar en acht de
beoogde inwerkingtreding uitvoerbaar.
Administratieve lasten
Deze regeling leidt niet tot een aanvullende informatieplicht voor scholen. Er is
daarom geen sprake van een toename van administratieve lasten.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker