BIJLAGE 1
Examenprogramma scheikunde havo
Het eindexamen
Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A Vaardigheden
Domein B Kennis van stoffen en materialen
Domein C Kennis van chemische processen en kringlopen
Domein D Ontwerpen en experimenten in de chemie
Domein E Innovatieve ontwikkelingen in de chemie
Domein F Processen in de chemische industrie
Domein G Maatschappij en chemische technologie
Het centraal examen
Het centraal examen heeft betrekking op de subdomeinen B1, B2, B3, B4, B5, C1, C2,
C3, C6, C7, C8, D1, D3, E1, F1, F3, G1 en G2, in combinatie met de vaardigheden uit
domein A.
Het CvE kan bepalen, dat het centraal examen ten dele betrekking heeft op andere subdomeinen,
mits de subdomeinen van het centraal examen tezamen dezelfde studielast hebben als
de in de vorige zin genoemde.
Het CvE stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen
vast.
Het CvE maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van het centraal
examen.
Het schoolexamen
Het schoolexamen heeft betrekking op domein A en:
-
– de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft;
-
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop
het centraal examen betrekking heeft;
-
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen
verschillen.
De examenstof
Domein A: Vaardigheden
Algemene vaardigheden (profieloverstijgend niveau)
Subdomein A1: Informatievaardigheden gebruiken
Subdomein A2: Communiceren
Subdomein A3: Reflecteren op leren
Subdomein A4: Studie en beroep
Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden (bètaprofielniveau)
Subdomein A5: Onderzoeken
Subdomein A6: Ontwerpen
-
6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp
voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie
en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren.
Subdomein A7: Modelvorming
-
7. De kandidaat kan in contexten een probleem analyseren, een adequaat model selecteren,
en modeluitkomsten genereren en interpreteren. De kandidaat maakt daarbij gebruik
van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
Subdomein A8: Natuurwetenschappelijk instrumentarium
-
8. De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium
hanteren, waar nodig met aandacht voor risico’s en veiligheid; daarbij gaat het om
instrumenten voor dataverzameling en ‑bewerking, vaktaal, vakconventies, symbolen,
formuletaal en rekenkundige bewerkingen.
Subdomein A9: Waarderen en oordelen
-
9. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel geven over een situatie in
de natuur of een technische toepassing, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke
argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen.
Scheikunde – specifieke vaardigheden
Subdomein A10: Gebruiken van chemische concepten
Subdomein A11: Redeneren in termen van context-concept
Subdomein A12: Redeneren in termen van structuur-eigenschappen
Subdomein A13: Redeneren over systemen, verandering en energie
Subdomein A14: Redeneren in termen van duurzaamheid
Subdomein A15: Redeneren over ontwikkelen van chemische kennis
Domein B: Kennis van stoffen en materialen
Subdomein B1: Deeltjesmodellen
Subdomein B2: Eigenschappen en modellen
Subdomein B3: Bindingen en eigenschappen
Subdomein B4: Bindingen, structuren en eigenschappen
Subdomein B5: Macroscopische eigenschappen
Domein C: Kennis van chemische processen en kringlopen
Subdomein C1: Chemische processen
Subdomein C2: Chemisch rekenen
Subdomein C3: Energieberekeningen
Subdomein C4: Chemisch evenwicht
Subdomein C5: Technologische aspecten
Subdomein C6: Reactiekinetiek
Subdomein C7: Behoudswetten en kringlopen
Subdomein C8: Classificatie van reacties
Domein D: Ontwerpen en experimenten in de chemie
Subdomein D1: Chemische vakmethodes
Subdomein D2: Veiligheid
Subdomein D3: Chemische procesontwerpen
Subdomein D4: Molecular modelling
Domein E: Innovatieve ontwikkelingen in de chemie
Subdomein E1: Kenmerken van innovatieve processen
Subdomein E2: Duurzaamheid
Subdomein E3: Innovatieve processen
Domein F: Processen in de chemische industrie
Subdomein F1: Industriële processen
Subdomein F2: Procestechnologie en duurzaamheid
Subdomein F3: Energieomzettingen
Subdomein F4: Risico en veiligheid
Subdomein F5: Kwaliteit en gezondheid
Domein G: Maatschappij en chemische technologie
Subdomein G1: Chemie van het leven
Subdomein G2: Milieueisen
Subdomein G3: Duurzame chemische technologie
Subdomein G4: Groene chemie
Subdomein G5: Ketenanalyse
BIJLAGE 2
Examenprogramma scheikunde vwo
Het eindexamen
Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A Vaardigheden
Domein B Stoffen en materialen in de chemie
Domein C Chemische processen en behoudswetten
Domein D Ontwikkelen van chemische kennis
Domein E Innovatie en chemisch onderzoek
Domein F Industriële (chemische) processen
Domein G Maatschappij, chemie en technologie
Het centraal examen
Het centraal examen heeft betrekking op de subdomeinen B1, B2, B3, B4, C1, C2, C3,
C4, C5, C6, D1, D3, E1, E2, F1, F2, F3, G1, G2 en G3, in combinatie met de vaardigheden
uit domein A.
Het CvE kan bepalen, dat het centraal examen ten dele betrekking heeft op andere subdomeinen,
mits de subdomeinen van het centraal examen tezamen dezelfde studielast hebben als
de in de vorige zin genoemde.
Het CvE stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen
vast.
Het CvE maakt indien nodig een specificatie bekend van de examenstof van het centraal
examen.
Het schoolexamen
Het schoolexamen heeft betrekking op domein A en:
-
– de domeinen en subdomeinen waarop het centraal examen geen betrekking heeft;
-
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: een of meer domeinen of subdomeinen waarop
het centraal examen betrekking heeft;
-
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die per kandidaat kunnen
verschillen.
De examenstof
Domein A: Vaardigheden
Algemene vaardigheden (profieloverstijgend niveau)
Subdomein A1: Informatievaardigheden gebruiken
Subdomein A2: Communiceren
Subdomein A3: Reflecteren op leren
Subdomein A4: Studie en beroep
Natuurwetenschappelijke, wiskundige en technische vaardigheden (bètaprofielniveau)
Subdomein A5: Onderzoeken
-
5. De kandidaat kan in contexten vraagstellingen analyseren, gebruik makend van relevante
begrippen en theorie, vertalen in een vakspecifiek onderzoek, dat onderzoek uitvoeren,
en uit de onderzoeksresultaten conclusies trekken. De kandidaat maakt daarbij gebruik
van consistente redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
Subdomein A6: Ontwerpen
-
6. De kandidaat kan in contexten op basis van een gesteld probleem een technisch ontwerp
voorbereiden, uitvoeren, testen en evalueren en daarbij relevante begrippen, theorie
en vaardigheden en valide en consistente redeneringen hanteren.
Subdomein A7: Modelvorming
-
7. De kandidaat kan in contexten een relevant probleem analyseren, inperken tot een hanteerbaar
probleem, vertalen naar een model, modeluitkomsten genereren en interpreteren, en
het model toetsen en beoordelen. De kandidaat maakt daarbij gebruik van consistente
redeneringen en relevante rekenkundige en wiskundige vaardigheden.
Subdomein A8: Natuurwetenschappelijk instrumentarium
-
8. De kandidaat kan in contexten een voor de natuurwetenschappen relevant instrumentarium
hanteren, waar nodig met aandacht voor risico’s en veiligheid; daarbij gaat het om
instrumenten voor dataverzameling en -bewerking, vaktaal, vakconventies, symbolen,
formuletaal en rekenkundige bewerkingen.
Subdomein A9: Waarderen en oordelen
-
9. De kandidaat kan in contexten een beargumenteerd oordeel geven over een situatie in
de natuur of een technische toepassing, en daarin onderscheid maken tussen wetenschappelijke
argumenten, normatieve maatschappelijke overwegingen en persoonlijke opvattingen.
Scheikunde - specifieke vaardigheden
Subdomein A10: Toepassen van chemische concepten
Subdomein A11: Redeneren in termen van context-concept
-
11. De kandidaat kan in leefwereld-, beroeps- en wetenschapscontexten chemische concepten
herkennen en gebruiken en kan op basis daarvan voorspellingen doen, berekeningen en
schattingen maken en daarbij een argumentatie geven.
Subdomein A12: Redeneren in termen van structuur-eigenschappen
Subdomein A13: Redeneren over systemen, verandering en energie
Subdomein A14: Redeneren in termen van duurzaamheid
-
14. De kandidaat kan in maatschappelijke, beroeps- en wetenschapscontexten aspecten van
duurzaamheid aangeven en beschrijven, daarmee samenhangende problemen analyseren en
voorstellen formuleren voor een mogelijke oplossing daarvan.
Subdomein A15: Redeneren over ontwikkelen van chemische kennis
Domein B: Stoffen en materialen in de chemie
Subdomein B1: Deeltjesmodellen
Subdomein B2: Eigenschappen en modellen
Subdomein B3: Bindingen en eigenschappen
Subdomein B4: Bindingen, structuren en eigenschappen
Domein C: Chemische processen en behoudswetten
Subdomein C1: Chemische processen
Subdomein C2: Chemisch rekenen
Subdomein C3: Behoudswetten en kringlopen
Subdomein C4: Reactiekinetiek
-
23. De kandidaat kan op basis van kennis van reactiekinetiek chemische processen analyseren,
onder andere door de concentratie van aanwezige stoffen en deeltjes te berekenen,
en kan aangeven welke rol katalyse speelt.
Subdomein C5: Chemisch evenwicht
Subdomein C6: Energieberekeningen
Subdomein C7: Classificatie van reacties
Subdomein C8: Technologische aspecten
Subdomein C9: Kwaliteit van energie
Subdomein C10: Activeringsenergie
Domein D: Ontwikkelen van chemische kennis
Subdomein D1: Chemische vakmethodes
Subdomein D2: Veiligheid
Subdomein D3: Chemische synthese
Subdomein D4: Molecular modelling
-
33. De kandidaat kan een reactiemechanisme opstellen met gebruik van onder andere ‘molecular
modelling’, en daarbij, indien van toepassing, kennis van katalyse gebruiken.
Domein E: Innovatie en chemisch onderzoek
Subdomein E1: Chemisch onderzoek
Subdomein E2: Selectiviteit en specificiteit
-
35. De kandidaat kan bij chemische reacties ten minste in de context van voedselproductie,
geneesmiddelen of transport van stoffen in het lichaam selectiviteit en specificiteit
verklaren, en daarbij, indien van toepassing, kennis van katalyse gebruiken.
Subdomein E3: Duurzaamheid
Subdomein E4: Nieuwe materialen
Subdomein E5: Onderzoek en ontwerp
-
38. De kandidaat kan ten minste in de context van duurzaamheid, materialen, voeding of
gezondheid een onderzoeks- of een ontwerpopdracht formuleren, die uitvoeren en daarvan
verslag doen.
Domein F: Industriële (chemische) processen
Subdomein F1: Industriële processen
Subdomein F2: Groene chemie
-
40. De kandidaat kan met behulp van kennis van procestechnologie en reactiekinetiek, ten
minste in de context van voedselproductie of duurzaamheid, ‘principes van groene chemie’
herkennen en relateren aan gerealiseerde, mogelijke en gewenste veranderingen van
die processen en eenvoudige berekeningen uitvoeren.
Subdomein F3: Energieomzettingen
-
41. De kandidaat kan in de context van duurzaamheid beschrijven welke chemische en/of
technologische processen worden gebruikt bij energieomzettingen en kan met behulp
van kennis van energieproductie deze processen beschrijven, daarbij voorkomende condities
aangeven en voorstellen voor aanpassing beoordelen.
Subdomein F4: Risico en veiligheid
Subdomein F5: Duurzame productieprocessen
Domein G: Maatschappij, chemie en technologie
Subdomein G1: Chemie van het leven
Subdomein G2: Milieueffectrapportage
Subdomein G3: Energie en industrie
Subdomein G4: Milieueisen
-
47. De kandidaat kan met behulp van kennis van grootschalige chemische processen beschrijven
welke kwaliteiten van water, lucht, bodem en voedsel op welke wijze worden gewaarborgd
en kan voorgestelde aanpassingen beoordelen.
Subdomein G5: Bedrijfsprocessen