TOELICHTING
Algemeen
1. Inleiding
Deze wijziging brengt de IKAP-regeling rijkspersoneel in overeenstemming met de eerder
gemaakte afspraken over die regeling naar aanleiding van de ingevoerde werkkostenregeling.
Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt enkele technische wijzigingen in de IKAP-regeling
rijkspersoneel door te voeren.
2. Werkkostenregeling
Met de Fiscale vereenvoudigingswet 2010 (Stb. 2009, 611) zijn met ingang van 1 januari 2011 vereenvoudigingen in de Wet op de loonbelasting
1964 doorgevoerd die als doel hebben een verdere vermindering van de administratieve
lasten te realiseren. Deze bepalingen vereenvoudigden het belastingvrij vergoeden
en verstrekken in de loonsfeer sterk. Dit stelsel wordt aangeduid met de term werkkostenregeling
(hierna: WKR). De fiscale wetgever heeft bepaald dat een gefaseerde invoering van
de WKR mogelijk was tussen 1 januari 2011 en uiterlijk 1 januari 2015.
De WKR biedt een inhoudingsplichtige (dat is dus hier alle ambtelijke diensten van
de sector Rijk genoemd in artikel 4, eerste lid, onderdeel e, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement)
de mogelijkheid om tot 1,2% van de totale fiscale loonsom zonder nadere voorwaarden
belastingvrij aan zijn werknemers te vergoeden en verstrekken. Dit betreft de zogenaamde
forfaitaire of vrije ruimte. Dit percentage geldt per inhoudingsplichtige en niet
per werknemer. Bij overschrijding van deze forfaitaire ruimte is de inhoudingsplichtige
over het meerdere een eindheffing verschuldigd van 80%.
Daarnaast kent de WKR een aantal gerichte vrijstellingen en zaken waarvoor een nihilwaardering
geldt. Deze gerichte vrijstellingen en nihilwaarderingen gaan evenmin ten koste van
de forfaitaire ruimte. Voorbeelden van een gerichte vrijstelling zijn (genormeerde)
reiskosten, studiekosten, verhuiskosten en arbovoorzieningen en voorbeelden van een
nihilwaardering ter beschikking gestelde en op de werkplek gedragen werkkleding en
voorzieningen en consumpties op de werkplek.
Vergoedingen, verstrekkingen of enig ander loonbestanddeel, die de inhoudingsplichtige
onder de forfaitaire ruimte wil laten vallen zullen door hem voorafgaande aan de betaling
of beschikbaarstelling moeten worden aangewezen of dit moet uit de administratie blijken.
Doet hij dat niet dan worden deze loonbestanddelen tot het loon van de werknemer gerekend.
Op grond van de fiscale wetgeving heeft de inhoudingsplichtige vrije keuze om te bepalen
welke vergoedingen of verstrekkingen hij voor de aanwijzing in aanmerking wil laten
komen. Vanaf 1 januari 2013 past de sector Rijk de WKR toe. Er is hierbij gekozen
voor een rijksbrede toepassing, die de toenmalig bestaande IKAP-regeling rijkspersoneel
ongewijzigd lieten. Dit uitgangspunt geldt thans nog steeds.
3. IKAP-regeling rijkspersoneel
Met de invoering van de WKR verandert er materieel niets voor de belastingvrije bestemmingsmogelijkheden
bedoeld in artikel 6, tweede lid, vakliteratuur (onderdeel d), een studie/opleiding
voor een beroep (onderdeel e), openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden
gebruikt (onderdeel f) en een aanvulling op de tegemoetkoming voor het woon-werkverkeer
(onderdeel h) van onderhavige regeling. Het betreft hier een nihilwaardering dan wel
een gerichte vrijstelling. Met toepassing van de WKR kunnen deze gerichte vrijstellingen
en zaken waarvoor een nihilwaardering geldt, onbelast worden vergoed. De geldende
fiscale bepalingen voor deze belastingvrije bestemmingsmogelijkheden, zoals opgenomen
in de aanhef van artikel 6, tweede lid, van de IKAP-regeling rijkspersoneel, blijven
onverkort van toepassing.
Voor belastingvrije bestemmingsmogelijkheden bedrijfsfitness (onderdeel a), een fiets
voor het woon-werkverkeer en een fietsverzekering (onderdeel b), de inrichting van
een telewerkruimte (onderdeel c) en de vakbondscontributie (onderdeel g), bedoeld
in artikel 6, tweede lid, van de IKAP-regeling rijkspersoneel verandert er evenmin
iets. In de circulaire van 30 september 2013 (Stcrt. 2013, nr. 26934) is al toegelicht dat voor de sector Rijk het toenmalige bestaande arbeidsvoorwaardenpakket
daarvoor het uitgangspunt zou blijven. Deze vergoedingen worden als eindheffingsloon
aangemerkt. Daarbij is ervoor gekozen de eerdere voorwaarden voor deze vergoedingen
te handhaven. De WKR staat daaraan niet in de weg. Aangezien die voorwaarden aanvankelijk
in de Wet op de loonbelasting 1964 en in de daaronderliggende ministeriële regelgeving
waren opgenomen, maar met de invoering van de Fiscale Vereenvoudigingwet 2010 per
1 januari 2011 uit deze wet- en regelgeving zijn geschrapt1, zijn deze nu in de IKAP-regeling rijkspersoneel opgenomen.
Voorwaarden voor de belastingvrije vergoedingen
Voorwaarden voor belastingvrije vergoeding voor bedrijfsfitness
De belastingvrije vergoeding bedrijfsfitness is alleen mogelijk als de werkgever een
voorziening heeft getroffen waarbij de bedrijfsfitness open staat voor alle of nagenoeg
alle ambtenaren of voor alle of nagenoeg alle ambtenaren met dezelfde plaats van tewerkstelling.
De bedrijfsfitness moet plaatsvinden in een vestging van de werkgever of in een door
de werkgever aangewezen fitnesscentrum. De werkgever kan ook een overeenkomst sluiten
met één fitnessbedrijf dat meer dan één vestiging heeft en dan kan de bedrijfsfitness
uiteraard in elke vestiging van dat bedrijf plaatsvinden. Uiteraard mag het fitnesscentrum
niet in een woning van de ambtenaar zijn gelegen. Van bedrijfsfitness is sprake als
het aanbod van het fitnesscentrum voorziet in conditie- en krachttraining onder deskundig
toezicht. Dit blijkt uit het feit dat de werkgever het fitnesscentrum heeft aangewezen
of een overeenkomst heeft gesloten met het fitnessbedrijf. Aan de belastingvrije vergoeding
zijn geen maxima verbonden.
Voorwaarden voor belastingvrije vergoeding voor een fiets, inclusief fietsaccessoires,
en een fietsverzekering
Om aan de voorwaarden voor het gebruik van de belastingvrije bestemmingsmogelijkheid
fiets te voldoen pleegt de ambtenaar op meer dan de helft van het aantal dagen met
de fiets te reizen in het kader van woon-werkverkeer. Van deze bestemmingsmogelijkheid
kan maar eenmaal in de drie kalenderjaren gebruik worden gemaakt en de maximale vergoeding
voor de belastingvrije vergoeding is € 749,–. Van deze gelegenheid is gebruik gemaakt
de maximale belastingvrije vergoeding op € 750,– te stellen. Bij de aanschaf van een
fiets kunnen tevens eventuele bezorg- en servicekosten en fietsaccessoires binnen
het bedrag van € 750,– worden gedeclareerd. Vergoeding van alleen fietsaccessoires
zonder vergoeding van de aanschaf van een fiets is niet mogelijk. Een fietsaccessoire
is een accessoire die is gekoppeld aan de fiets of wordt gebruikt tijdens fietsen.
Dit kan van alles zijn, zoals een fietscomputer, een tassenhouder of een regenpak.
De aanschafprijs voor de fiets, inclusief de fietsaccessoires, mag hoger zijn dat
dit bedrag, maar maximaal wordt € 750,– belastingvrije vergoed. Voor de fietsverzekering
is geen maximum gesteld. De verzekering kan echter alleen gelijktijdig met de aanschaf
van de fiets worden gedeclareerd en vergoed.
Voorbeeld van bovenstaande is dat een ambtenaar een fiets van € 650,- en accessoires
van € 200,– in oktober 2017 aanschaft en gelijktijdig een verzekering van € 180,–
afsluit. Hij kan deze fiets, inclusief fietsaccessoires, en fietsverzekering via IKAP
declareren in 2017, mits hij niet in 2016 en 2015 de belastingvrije bestemmingsmogelijkheid
fiets via IKAP heeft gedeclareerd. De aanschafprijs van de fiets en fietsaccessoires
is in totaal € 850,–. De maximale vergoeding als belastingvrije bestemmingsmogelijkheid
op basis van de IKAP-regeling rijkspersoneel is echter € 750,–. Daarnaast ontvangt
hij via IKAP € 180,– als bestemmingsmogelijkheid voor de fietsverzekering. In de kalenderjaren
2018 en 2019 kan hij vervolgens geen fiets, fietsaccessoires of fietsverzekering declareren.
Vanaf (begin van) het kalenderjaar 2020 zou deze ambtenaar weer een fiets, inclusief
fietsaccessoires, en een fietsverzekering als belastingvrije bestemmingsmogelijkheid
via IKAP kunnen declareren.
De diversiteit in het aanbod van fietsen (waaronder elektrische fietsen en trapfietsen)
is de afgelopen jaren fors gegroeid. De belastingvrije bestemmingsmogelijkheid ziet
echter op de trapfiets en de fiets met elektrische trapondersteuning. High speed e-bikes
(speed pedelecs) waarmee snelheden van 45 km/h kunnen worden bereikt, vallen dus buiten
het bereik van de belastingsvrije vergoedingen.
Volgens artikel 1, eerste lid, onderdeel ea, van de Wegenverkeerswet 1994 zijn fietsen
met elektrische trapondersteuning fietsen die zijn voorzien van een elektrische hulpmotor
met een nominaal continu vermogen van maximaal 0,25 kW en waarvan de aandrijfkracht
geleidelijk vermindert en tenslotte wordt onderbroken wanneer het voertuig een snelheid
van 25 km/h bereikt, of eerder, indien de bestuurder ophoudt met trappen. Voor fietsen
met elektrische trapondersteuning is in het Besluit vrijstelling voor fietsen met
trapondersteuning van aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen bepaald dat deze
fietsen zijn vrijgesteld van de verplichting tot het sluiten van een verzekering als
bedoeld in de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (Wam) (Staatsblad 2006, 414). Als daarentegen voor een op een fiets gelijkend voertuig op grond van de Wam wél
een aansprakelijkheidsverzekering moet worden afgesloten en dus het zogenoemde verzekeringsplaatje
verplicht is, dan wordt deze niet vergoed als belastingvrije bestemmingsmogelijkheid.
Voorwaarden voor de belastingvrije vergoeding van de inrichting van telewerkruimte
Aan de belastingvrije vergoeding voor de inrichting van telewerkruimte zijn de volgende
voorwaarden verbonden:
-
a. de ambtenaar pleegt blijkens een overeenkomst ten minste eenmaal per week, gedurende
de gebruikelijke werktijd en zonder dat tevens wordt gereisd naar een buiten de woning
gelegen arbeidsplaats, in die werkruimte ter vervulling van de dienstbetrekking te
werken met behulp van telematica;
-
b. de in het vorige onderdeel genoemde overeenkomst bevat ten minste de naam en adres
van de ambtenaar en het bevoegd gezag;.
-
c. de inrichting van de werkruimte in de woning voldoet aan de voorwaarden die in de
artikelen 5.4, 5.12. en 6.3 van het Arbeidsomstandighedenbesluit zijn gesteld.
Van deze belastingvrije bestemmingsmogelijkheid kan eenmaal in de vijf kalenderjaren
gebruik worden gemaakt en de maximale belastingvrije vergoeding bedraagt € 1.815,–
Voorwaarden voor vergoeding vakbondscontributie
Aan de belastingvrije bestemmingsmogelijkheid vakbondscontributie zijn geen aanvullende
of bijzondere voorwaarden gesteld. Uiteraard geldt wel dat alleen de betaling van
vakbondscontributie in het desbetreffende (fiscale) kalenderjaar belastingvrij kan
worden vergoed.
4. Technische wijzigingen
Met het besluit van 14 december 2015, houdende wijzigingen van het Algemeen Rijksambtenarenreglement,
het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, het Besluit Personenchauffeurs Rijksdienst
en het Reglement Dienst Buitenlandse Zaken in verband met het aanpassen van de systematiek
van de opbouw van vakantie tijdens ziekte en enkele daarmee verband houdende wijzigingen2 zijn de artikelen in de rechtspositie over vakantie gewijzigd. In artikel 23b Algemeen
Rijksambtenarenreglement is (exclusief) bepaald dat alleen de bovenwettelijke vakantie-uren
kunnen worden verkocht in een kalenderjaar. Het is derhalve niet nodig dat de IKAP-regeling
rijkspersoneel nog bepalingen bevat over het ruilen van en de waarde van vakantie-uren.
In de IKAP-regeling rijkspersoneel hoeft alleen te worden geregeld dat de vakantie-uren
kunnen worden gebruikt als bron voor een belastingvrije bestemmingsmogelijkheid.
Met betrekking tot meer- en minderuren, bedoeld in artikelen 3 en 4 van de IKAP-regeling
rijkspersoneel is de regelgeving aangesloten bij de praktijk. Bij meeruren ontvangt
de ambtenaar de vergoeding voorafgaande aan de periode van de te verrichten meeruren.
Bij minderuren vindt de inhouding op het salaris van de ambtenaar plaats in de resterende
perioden van het jaar. Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat voor de hoogte van
de vergoeding en de inhouding als uitgangspunt wordt genomen het salaris per uur op
de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gedaan (peildatum). Een eventuele
verlaging of verhoging van het salaris met terugwerkende kracht leidt niet tot herberekeningen
van deze vergoeding of inhouding.
De verwijzingen naar specifieke artikelen uit het Ambtenarenreglement Staten -Generaal
kunnen vervallen, omdat deze artikelen zijn vervallen met het besluit van 4 december
20143.
5. Uitvoering
De wijzigingen leiden tot een vereenvoudiging van de uitvoering.
Na de inwerkingtreding per 1 januari 2004 bij besluit van 27 oktober 20034 is de IKAP-regeling rijkspersoneel enkele malen gewijzigd. De regeling is inhoudelijk
aangepast bij besluiten 10 december 20075, 8 juli 20096 en 6 maart 20137 en ook de onderhavige wijziging leidt tot aanpassingen in de regeling. Voor wat betreft
de toelichtingen bij de toenmalige nieuwe regeling en de wijzigingen van de regelingen
is voor ambtenaren die aan de IKAP-regeling rijkspersoneel willen deelnemen niet voldoende
duidelijk welke van deze toelichtingen nog relevant zijn voor huidige geldende regeling.
Ten behoeve van de informatievoorziening aan deze ambtenaren wordt op basis van eerdere
toelichtingen van bovengenoemde ministeriele besluiten op het Rijksportaal, tabblad
Personeel, en op www.pdirekt.nl een document gepubliceerd, bestaande uit de toelichtingen die actueel zijn. Daarin
wordt ook ingegaan op de belastingvrije bestemmingsmogelijkheid openbaar vervoerbewijzen
die mede voor het werk worden gebruikt. Bij de invoering van de Mobiliteitskaart Rijksoverheid
is bepaald dat een ambtenaar op eigen verzoek en voor eigen rekening het woon-werkverkeer
per trein in de eerste klasse in plaats van tweede klasse kan afleggen. De ambtenaar
dient te verklaren de meerkosten voor het woon-werkverkeer voor zijn rekening te nemen
op basis van een voorgeschreven berekeningswijze. Deze voorgeschreven berekeningswijze
houdt in dat het verschil in kosten tussen eerste klasse abonnement en tweede klasse
(traject-)abonnement voor het woon-werkverkeer voor rekening van de ambtenaar zijn
ongeacht zijn reisgedrag. Deze meerkosten kan de ambtenaar declareren als de belastingvrije
bestemmingsmogelijkheid openbaar vervoerbewijzen die mede voor het werk worden gebruikt.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Artikel 1. Definities, is opnieuw vastgesteld. Deels houdt dit verband met het feit
dat het ARSG is gewijzigd. Enkele onderdelen kwamen slechts een keer voor in de regeling.
Een definitiebepaling is dan niet noodzakelijk.
Onderdelen B, C en D
In artikel 2, vijfde lid, is de uitzondering voor een belastingvrije vergoeding voor
een studie/opleiding voor een beroep geschrapt, omdat ook bij dat bestedingsdoel de
aanwending van de bron binnen het kalenderjaar moet zijn gerealiseerd. Dit laat onverlet
dat de ambtenaar met het bevoegd gezag wel meerjarige afspraken kan maken over de
te volgen studie of opleiding.
In de artikelen 2, het zesde en negende lid, 3 en 4, tweede lid zijn enkele bepalingen
geformuleerd met betrekking tot meer en minder uren werken. Deze wijziging is toegelicht
in paragraaf 4 van de algemene toelichting.
Onderdeel E
Het vervallen van artikel 5 houdt verband met de wijziging van de systematiek van
de opbouw van vakantie tijdens ziekte zoals die in 2015 is vastgesteld8. Dit is toegelicht in paragraaf 4 van de algemene toelichting.
Onderdeel F
De wijziging van artikel 6, eerste lid, behelst aangepaste verwijzingen en enkele
tekstuele verduidelijkingen. De inhoud en strekking van de regeling op zich wijzigt
niet.
De wijziging van artikel 6, vijfde lid, houdt in dat een ambtenaar direct bij de IKAP-aanvraag
het bewijsstuk of de bewijsstukken van de aanschaf van een belastingvrije bestemmingsmogelijkheid
moet overleggen. Bewijsstukken zijn vormvrij, maar uiteraard moet uit het bewijsstuk
blijken dat het te declareren bedrag juist is en dat dit bedrag volledig is voldaan.
Verder moet uit het bewijsstuk blijken dat het een aanschaf of een declaratie betreft
van de ambtenaar zelf en van de betreffende bestemmingsmogelijkheid. Er is gekozen
voor het bij aanvraag al moeten indienen van bewijsstukken omdat daarmee kan worden
voorkomen dat moet worden teruggevorderd als bij nadien indienen van bewijsstukken
blijkt dat de ambtenaar niet in aanmerking komt voor de IKAP-aanvraag, of moet worden
teruggevorderd omdat de ambtenaar nalaat de bewijsstukken in te leveren. Ambtenaren
die een IKAP-aanvraag willen doen maar de aanschaf niet op voorhand zelf kunnen bekostigen,
kunnen een voorschot op hun salarisbetaling vragen.
Onderdeel G
In het nieuwe artikel 6a zijn de voorwaarden voor de afzonderlijke vergoedingen opgenomen.
Dit omdat deze eerder waren opgenomen in de Wet op de loonbelasting 1964 en in de
daaronderliggende ministeriële regelgeving, maar nu met de invoering van de Fiscale
Vereenvoudigingwet 2010 per 1 januari 2011 uit deze wet- en regelgeving zijn geschrapt.
Dit is toegelicht in paragrafen 2 en 3 van de algemene toelichting. De voorwaarden
op zich zijn niet gewijzigd: slechts een bedrag is aangepast.
Onderdeel H
Artikel 8, eerste lid, is komen te vervallen. De bepaling dat alsnog de verschuldigde
loonheffing wordt ingehouden over de reeds uitbetaalde vergoeding in het geval de
bewijsstukken niet tijdig zijn overlegd, is niet meer nodig. Door de wijziging van
artikel 6, vijfde lid, (onderdeel F, onder 3), dient de ambtenaar direct bij zijn
aanvraag de bewijsstukken te overleggen.
Voor het overige zijn enkele technische aanpassingen in artikel 8 gedaan.
Artikel II
De regeling treedt in werking op 1 januari 2017. De (potentiële) deelnemers zijn in
2013 reeds bij circulaire op de hoogte gesteld van de keuze om de IKAP-regeling rijkspersoneel
materieel ongewijzigd te laten.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok