Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2011, 17496 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2011, 17496 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister voor Immigratie en Asiel,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
A/Afkortingenlijst Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
ABRvS |
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State |
AC |
Aanmeldcentrum |
ACVZ |
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken |
AIVD |
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst |
Amv |
Alleenstaande minderjarige vreemdeling |
AOW |
Algemene Ouderdomswet |
APV |
Algemene Plaatselijke Verordening |
Awb |
Algemene wet bestuursrecht |
BKA |
Buitenlands Kind ter Adoptie |
BMA |
Bureau Medische Advisering |
BuZa |
(Ministerie/Minister van) Buitenlandse Zaken |
BVV |
Basisvoorziening vreemdelingensysteem |
BZK |
(Ministerie/Minister van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
B&W |
Burgemeester en Wethouders |
CAO |
Collectieve arbeidsovereenkomst |
COA |
Centraal Orgaan opvang Asielzoekers |
DJI |
Dienst Justitiële Inrichtingen |
DNRI |
Dienst Nationale Recherche Informatie |
DT&V |
Dienst Terugkeer en Vertrek |
EG |
Europese Gemeenschap |
EEG |
Europese Economische Gemeenschap |
EER |
Europese Economische Ruimte |
EU |
Europese Unie |
EZ |
(Ministerie/Minister van) Economische Zaken |
Flexwet |
Wet Flexibiliteit en Zekerheid (Stb. 1998, 300) |
GBA |
Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens |
GG&GD |
Geneeskundige en gezondheidsdienst |
HKS |
Herkenningsdienstsysteem |
IND |
Immigratie- en Naturalisatiedienst |
IOM |
Internationale Organisatie voor Migratie |
JDS |
Justitieel documentatiesysteem |
KMar |
Koninklijke Marechaussee |
KLPD |
Korps Landelijke Politiediensten |
KLM |
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij |
MTV |
Mobiel Toezicht Vreemdelingen |
mvv |
Machtiging tot voorlopig verblijf |
NGO |
Non-gouvernementele organisatie |
(N)SIS |
(Nationaal) Schengen Informatiesysteem |
NVVB |
Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken |
OCW |
(Ministerie/Minister van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap |
OM |
Openbaar Ministerie |
OPS |
Opsporingsregister |
Pb. |
Publicatieblad |
PIL |
Protocol Identificatie en Labeling |
PTSS |
Posttraumatische stressstoornis |
REAN |
Return and Emigration of Aliens from the Netherlands |
ROA |
Regeling Opvang Asielzoekers |
Rva |
Regeling verstrekkingen asielzoekers e.a. categorieën vreemdelingen 2005 |
Rvb |
Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen |
RvS |
Raad van State |
Rwn |
Rijkswet op het Nederlanderschap |
SGC |
Verordening (EG) Nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) |
SIRENE |
Supplementary Information Request at the National Entries |
SIS |
Schengen Informatiesysteem |
SRA |
Stichting Rechtsbijstand Asiel |
Stb. |
Staatsblad |
Stcrt. |
Staatscourant |
SUO |
Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen |
SVB |
Sociale Verzekeringsbank |
SZW |
(Ministerie/Minister van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
TBC |
Tuberculose |
TBS |
Terbeschikkingstelling |
Trb. |
Tractatenblad |
TWV |
Tewerkstellingsvergunning |
UNDP |
United Nations Development programme |
UNHCR |
United Nations High Commissioner for Refugees |
UNRWA |
United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East |
UWV |
Uitvoeringsinstelling werknemersverzekering |
Vb |
Vreemdelingenbesluit |
Vc |
Vreemdelingencirculaire |
VIS |
Verificatie- en informatiesysteem |
VN |
Verenigde Naties |
VNG |
Vereniging van Nederlandse Gemeenten |
VRIS |
Vreemdelingen in de strafrechtketen |
VROM |
(Ministerie/Minister van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VV |
Voorschrift Vreemdelingen |
Vw |
Vreemdelingenwet |
VWS |
(Ministerie/Minister van) Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
Wajong |
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten |
WAO |
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering |
Wav |
Wet arbeid vreemdelingen |
WAZ |
Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen |
Wbp |
Wet bescherming persoonsgegevens |
WHW |
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek |
WIA |
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen |
WIW |
Wet Inschakeling Werkzoekenden |
Wob |
Wet openbaarheid van bestuur |
Wobka |
Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie |
WSF |
Wet op de Studiefinanciering |
Wsw |
Wet Sociale werkvoorziening |
WvSr |
Wetboek van Strafrecht |
WvSv |
Wetboek van Strafvordering |
WW |
Werkeloosheidswet |
Wwb |
Wet werk en bijstand |
ZHP |
Dienst Zeehavenpolitie van de politieregio Rotterdam-Rijnmond |
ZW |
Ziektewet |
B
A Lijst Richtlijnen, Verordeningen en Verdragen Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.
C
Paragraaf A2/4.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In artikel 5, eerste lid, onder a, SGC is opgenomen dat men in het bezit moet zijn van een geldig grensoverschrijdingsdocument. Voor de nadere uitwerking van de voorwaarde om te beschikken over een geldig document van grensoverschrijding wordt verder verwezen naar artikel 2.3 Vb.
Het bezit van een geldig (nationaal) paspoort is een algemeen uitgangspunt. Het paspoortvereiste wordt onder meer gesteld als waarborg voor terugkeer.
Onder paspoort wordt verstaan: een mede in de Engelse of Franse taal gesteld document voor grensoverschrijding op grond waarvan het de houder is toegestaan zich naar het buitenland te begeven en terug te keren naar het land van afgifte.
Het grensoverschrijdingsdocument moet zijn afgegeven door de bevoegde autoriteiten van een door Nederland erkende staat. Een uitzondering op deze regel vormt Taiwan. Dit land wordt niet door Nederland erkend terwijl het reisdocument van Taiwan wel wordt erkend als geldig grensoverschrijdingsdocument. Het grensoverschrijdingsdocument moet zijn voorzien van een goedgelijkende pasfoto van en moet ondertekend zijn door de houder.
Voorts dient het grensoverschrijdingsdocument in het algemeen de familienaam, de voorna(a)m(en), de nationaliteit, de geboorteplaats en de geboortedatum van de houder te bevatten. De geldigheidsduur van het paspoort moet de duur van het voorgenomen verblijf overschrijden.
De criteria waaraan een reisdocument moet voldoen zijn opgenomen in artikel 12 Visumcode.
In bepaalde gevallen kan toegang worden verkregen met andere documenten voor grensoverschrijding. Deze staan vermeld in het overzicht van de door de lidstaten erkende reisdocumenten, welke recht geven op overschrijding van de buitengrenzen en waarin een visum kan worden aangebracht. Op grond van artikel 2.3, tweede lid, Vb is in voorkomende gevallen vereist dat de vreemdeling in het bezit is van een geldige mvv of een visum waarin wordt verwezen naar het document dat de vreemdeling bij zich heeft (zie voor visa A2/4.3).
Afgifte van bijzondere doorlaatbewijzen aan de grens
Aan niet-visumplichtige vreemdelingen (voor het visumvereiste zie A2/4.3.1) die bij binnenkomst niet beschikken over het vereiste document voor grensoverschrijding kan aan de grens, met het oog op kort verblijf, een bijzonder doorlaatbewijs worden afgegeven (zie Model M6) Een bijzonder doorlaatbewijs is na afgifte een geldig document voor grensoverschrijding.
Het afgeven van bijzondere doorlaatbewijzen aan de grens is een Benelux-aangelegenheid. Naar gelang het reisdoel en de plaats van bestemming kan het bijzondere doorlaatbewijs worden afgegeven voor alle drie de Benelux-landen of voor één of twee van deze landen.
De ambtenaar belast met de grensbewaking is bevoegd om zelfstandig een bijzonder doorlaatbewijs af te geven aan een niet-visumplichtige vreemdeling. Voor afgifte dient steeds aan elk van de volgende voorwaarden te worden voldaan:
• er is sprake van een situatie van overmacht. Bij situaties van overmacht kan bijvoorbeeld worden gedacht aan passagierende zeelieden van wie het schip onaangekondigd is uitgevaren, drenkelingen en personen die het slachtoffer zijn geworden van diefstal. In geval een vreemdeling zijn paspoort is vergeten, is geen sprake van een overmachtsituatie;
• de vreemdeling kan aantonen dat er een dringende en gegronde reden voor verlening van toegang bestaat;
• de vreemdeling kan aannemelijk maken dat de duur van het verblijf niet langer dan twee weken zal bedragen; en
• de vreemdeling is in het bezit van enig document waaruit zijn identiteit blijkt, bij voorkeur een van een pasfoto voorzien identiteitsbewijs afgegeven door enige officiële instelling (dit laatste vereiste geldt niet voor kinderen beneden de leeftijd van zestien jaar die reizen in gezelschap van hun ouder(s), grootouder(s) of voogd). Indien de vreemdeling wel beschikt over enig document waaruit zijn identiteit blijkt, maar dat niet is voorzien van een foto, dient op het bijzonder doorlaatbewijs een foto van de vreemdeling te worden bevestigd.
Het verlenen van bijzondere doorlaatbewijzen geschiedt gratis.
D
Paragraaf A2/4.2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Ingevolge artikel 5, eerste lid, onder b, SGC en artikel 1 Visumcode dient een vreemdeling voor beoogd verblijf van korter dan drie maanden, indien vereist, te beschikken over een geldig visum.
Voor de bepalingen omtrent (vrijstelling van) het visumvereiste en andere visagerelateerde onderwerpen wordt verwezen naar A2/4.3.
Aan het bezit van een visum kan als zodanig geen onherroepelijk recht op binnenkomst worden ontleend (zie artikel 30 Visumcode). Zo dient bij binnenkomst de door de vreemdeling te verstrekken informatie aan de ambtenaar belast met grensbewaking ter ondersteuning van het verzoek om toegang in overeenstemming te zijn met de reeds verstrekte informatie aan de diplomatieke post ter verkrijging van een visum.
Voorts bestaat onder bijzondere omstandigheden de mogelijkheid dat visumfaciliteiten worden verleend aan de grens indien een geldig visum ontbreekt (zie A2/4.3.8.2).
Voor verblijf van langer dan drie maanden dient men overigens, indien vereist, te beschikken over een mvv. Ook voor de bepalingen omtrent (vrijstelling van) het mvv-vereiste wordt verwezen naar A2/4.3.
E
Paragraaf A2/4.2.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Het door de vreemdeling opgegeven doel en de duur van het voorgenomen verblijf dient de vreemdeling, aannemelijk te maken. Ter staving hiervan dient de vreemdeling alle gegevens te verstrekken en beschikbare documenten te tonen. Een niet-uitputtende lijst van bewijsstukken is opgenomen in bijlage I bij de SGC.
In het geval de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van electronic ticketing en derhalve niet in het bezit is van een retourpassagebiljet, kan de ambtenaar belast met grensbewaking met toestemming van de vreemdeling inlichtingen inwinnen bij het hiervoor door de betreffende luchtvaartmaatschappij beschikbaar gestelde informatiepunt. Indien de vreemdeling geen toestemming verleent aan de ambtenaar belast met grensbewaking om de bovenbedoelde informatie op te vragen bij de betreffende luchtvaartmaatschappij en voorts niet anderszins het doel en de duur van het voorgenomen verblijf aannemelijk kan maken, wijst de ambtenaar de vreemdeling er op dat dit tot toegangsweigering zal leiden.
Bevoegde lidstaat voor het nemen beslissing op een visumaanvraag
De diplomatieke of consulaire post van de Schengenlidstaat, waarvan de enige bestemming van het (de) bezoek(en) is gelegen, verleent in beginsel het visum voor het hele Schengengebied. Indien het bezoek meer dan een bestemming omvat, verleent de diplomatieke of consulaire post van de Schengenlidstaat waarvan de hoofdbestemming van het (de) bezoek(en) is gelegen qua duur of doel van het verblijf in beginsel het visum. Indien geen hoofdbestemming kan worden vastgesteld, dan verleent in beginsel de diplomatieke of consulaire post van het Schengenlidstaat waarvan de aanvrager voornemens is de buitengrens te overschrijden om het grondgebied van de Schengenlidstaten binnen te komen het visum (zie artikel 5 Visumcode).
De toegang kan niet worden geweigerd aan een vreemdeling op grond van het enkele feit dat het door hem opgegeven land van hoofdreisdoel niet in overeenstemming is met het land van visumafgifte. Desgevorderd is het wel aan de vreemdeling om het door hem opgegeven doel en de duur van het verblijf alsnog aannemelijk te maken. De ambtenaar belast met de grensbewaking dient de verklaringen van de vreemdeling daartoe te controleren, tenzij aanstonds duidelijk is dat de door de vreemdeling verstrekte informatie niet consistent is of niet strookt met andere (betrouwbare) gegevens die langs andere weg zijn verkregen. De controle omvat in ieder geval een controle van feiten en verklaringen die ten grondslag liggen aan de afgifte van het visum. Hiertoe zal in beginsel contact op moeten worden genomen met de visumafgevende instantie.
De vreemdeling wordt altijd geconfronteerd met afwijkende informatie en wordt in staat gesteld hier een verklaring voor te geven. Indien deze verklaring onvoldoende aannemelijk is en er wordt geconstateerd dat de vreemdeling het visum op onrechtmatige wijze heeft verkregen, wordt de toegang geweigerd en wordt het visum nietig verklaard. Een visum wordt ingetrokken, indien blijkt dat niet langer aan de afgifte voorwaarden voldaan wordt (zie artikel 34 Visumcode en A2/4.3.7).
F
Paragraaf A2/4.2.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Als toegangsvoorwaarde voor verblijf van ten hoogste drie maanden geldt voorts het vereiste om te beschikken over voldoende middelen van bestaan. Overigens wordt ook in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een visum voor kort verblijf bezien of de aanvrager over voldoende middelen van bestaan beschikt voor de duur van het voorgenomen verblijf (zie artikel 21, vijfde lid, Visumcode).
De middelen dienen toereikend te zijn om te voorzien in zowel de kosten van het verblijf in Nederland als in de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toegang gewaarborgd is. Of de middelen waarover de vreemdeling kan beschikken toereikend zijn, hangt af van verschillende (persoonsgebonden) factoren, waaronder de duur van het voorgenomen verblijf, het reisdoel, de persoonlijke omstandigheden en de aard van het gebruikte vervoermiddel. Vaste maatstaven zijn in dit verband niet te geven. Ter indicatie kan worden aangenomen dat vreemdelingen die zelfstandig reizen, moeten kunnen voorzien in de kosten van hun verblijf en onderdak, hetgeen voor Nederland neerkomt op een bedrag van ten minste € 34 per persoon per dag. Dit bedrag is exclusief de eventuele kosten voor een vliegreis naar een plaats buiten Nederland waar de toegang is gewaarborgd.
Aan vreemdelingen van wie niet zeker is dat zij over voldoende bestaansmiddelen kunnen beschikken voor de duur van het voorgenomen verblijf en/of voor de terugreis/reis naar een derde land, kan onder voorwaarden toegang worden verleend (zie artikel 2.11 Vb). Deze voorwaarden zijn:
a. er bestaat geen aanleiding de vreemdeling de toegang om een van de andere voorwaarden genoemd in artikel 5, eerste lid, SGC te weigeren en er zijn geen redenen om aan te nemen dat de vreemdeling zich niet zal houden aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden voor kort verblijf (zie vrije termijn A2/4.4);
b. de vreemdeling stelt zonodig zekerheid voor de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar zijn toelating gewaarborgd is, door het deponeren van een retourpassagebiljet of een garantiesom;
c. de vreemdeling stelt zonodig zekerheid doordat een in Nederland wonende solvabele derde zich garant stelt door ondertekening van een garantverklaring.
In daarvoor in aanmerking komende gevallen kan tevens een meldplicht worden opgelegd met toepassing van artikel 4.24, eerste lid, onder d, Vb.
Kennisgeving aan de Korpschef van de toegangsverlening onder voorwaarden geschiedt door middel van model M20. Zie voor toegang onder voorwaarden ook A2/5.4.
Ad b retourpassagebiljet en garantiesom
Aan de vreemdeling kan worden verzocht een in zijn bezit zijnde retourpassagebiljet te deponeren tot zekerheidstelling. In het geval de vreemdeling gebruik heeft gemaakt van electronic ticketing en derhalve niet in het bezit is van een retourpassagebiljet, wijst de ambtenaar belast met de grensbewaking de vreemdeling op de mogelijkheid om alsnog door de luchtvaartmaatschappij een retourpassagebiljet te laten printen. Indien de betreffende luchtvaartmaatschappij hier niet aan kan of wil voldoen, behoudt de ambtenaar belast met de grensbewaking de bevoegdheid tot het stellen van zekerheid. De geldigheid van het retourpassagebiljet moet de duur van het voorgenomen verblijf overschrijden.
De vreemdeling kan ook een garantiesom deponeren. Voor de hoogte van de garantiesom zijn de lijnvluchttarieven van de KLM bepalend. Deze tarieven kunnen worden opgevraagd bij de KLM of bij de KMar.
Van de mogelijkheid een garantiesom te deponeren, zal in het bijzonder gebruik kunnen worden gemaakt in de volgende gevallen:
• vreemdelingen die voor familiebezoek of toeristische doeleinden naar ons land komen en niet in het bezit zijn van een retourpassagebiljet geldig voor de terugreis; of
• zeelieden die na binnenkomst of afmonstering hier te lande toestemming krijgen voor het zoeken van werk aan boord van een ander schip.
Beheer retourpassagebiljet en garantiesom
Aan vreemdelingen die bij binnenkomst in Nederland een garantiesom of een retourpassagebiljet deponeren, wordt een folder uitgereikt. Hierin wordt informatie verschaft over ontvangst, beheer en teruggave van aan de grens gedeponeerde garantiesommen en retourpassagebiljetten.
Aan de vreemdeling die een retourpassagebiljet of een garantiesom deponeert, wordt tevens een ontvangstbewijs afgegeven. Ook aan een derde die een garantiesom deponeert, wordt een dergelijk ontvangstbewijs afgegeven.
In de regel beheert de Korpschef de bij hem gedeponeerde retourpassagebiljetten en garantiesommen. Retourpassagebiljetten die aan de grens zijn gedeponeerd, worden in de regel toegezonden aan de Korpschef van de politieregio waarin de gemeente waar de vreemdeling zal verblijven is gelegen. Garantiesommen die aan de grens zijn gedeponeerd, worden gestort op de rekening van de Korpschef. Dit is alleen anders bij retourpassagebiljetten en garantiesommen die aan de grensdoorlaatposten van Amsterdam Schiphol, (luchthaven) Rotterdam en Rotterdam-Havens zijn gedeponeerd. Deze blijven onder berusting van de KMar en ZHP en worden dus niet doorgestuurd aan de Korpschef van de politieregio waarin de gemeente waar de vreemdeling zal verblijven, is gelegen.
Over gedeponeerde garantiesommen wordt geen rente vergoed.
Teruggave en restitutie in Nederland
De vreemdeling die een retourpassagebiljet of een garantiesom heeft gedeponeerd, moet zich voor teruggave daarvan rechtstreeks wenden tot de beherende instantie. Hetzelfde geldt voor derden die een garantiesom ten behoeve van een vreemdeling hebben gedeponeerd.
De garantiesom dan wel het retourpassagebiljet wordt aan de betrokkene teruggegeven op vertoon van het ontvangstbewijs, indien:
• voldoende zekerheid bestaat omtrent vertrek van de vreemdeling (op eigen kosten); of
• naderhand een aanvraag om een verblijfsvergunning wordt ingewilligd.
Garantiesommen gedeponeerd door derden worden op vertoon van het ontvangstbewijs gerestitueerd na vertrek van de vreemdeling uit het Schengengebied.
Bij teruggave van de garantiesom dan wel het retourpassagebiljet moet het ontvangstbewijs worden ingenomen.
Teruggave en restitutie vanuit het buitenland
Vreemdelingen die Nederland hebben verlaten zonder zich vooraf wederom in het bezit van de garantiesom of het retourpassagebiljet te hebben gesteld, dienen zich tot een in hun land gevestigde Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging te wenden met het verzoek om restitutie van de garantiesom respectievelijk teruggave van het retourpassagebiljet. Een vreemdeling die rechtstreeks vanuit het buitenland een verzoek om restitutie indient, moet worden verwezen naar de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in zijn land.
Ad c Garantstelling door derde
Ook kan zekerheid worden gesteld doordat een hier te lande wonende solvabele derde zich garant stelt door ondertekening van een verklaring (zie bijlage 6a VV tot en met bijlage 6 d VV/artikel 14 , vierde lid, Visumcode). In geval de vreemdeling zelf niet over voldoende middelen van bestaan beschikt kan desondanks toegang worden verleend wanneer een in Nederland rechtmatig verblijvende solvabele derde zich garant heeft gesteld. Zie voor een nadere uitwerking van solvabele derde A2/4.3.3.1.
Deze derde stelt zich daarbij garant voor de kosten die voor de Staat of andere openbare lichamen uit het verblijf van de vreemdeling kunnen voortvloeien, alsmede voor de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar toelating van de vreemdeling is gewaarborgd.
G
Paragraaf A2/4.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Regels met betrekking tot procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden, zijn neergelegd in de Visumcode.
Naast de Visumcode is een handleiding voor de behandeling van visumaanvragen en de wijziging van afgegeven visa vastgesteld (verder aangeduid met Praktisch Handboek), dat aanwijzingen en voorbeelden bevat betreffende de praktische toepassing van de Visumcode. Het Praktisch Handboek bevat verder een lijst met bijlagen, die een uniforme toepassing van de Visumcode binnen de lidstaten zal helpen borgen. De bijlagen bij het Praktisch Handboek bevatten onder andere (niet-limitatief):
• de lijst van verblijfsdocumenten afgegeven door de lidstaten (die op grond van artikel 21 SUO recht geven op visumvrije binnenkomst);
• informatie over nationale uitzonderingen op de visumplicht (bijvoorbeeld uitzonderingen voor diplomatieke, speciale en dienstpaspoorten);
• de lijst van derde landen waarvan de onderdanen in het bezit moeten zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij zich in de internationale transitzone van luchthavens van één of enkele lidstaten bevinden;
• de lijst van verblijfsdocumenten waarvan de houders van de luchthaventransitvisumplicht zijn vrijgesteld;
• visumfacilitatieovereenkomsten en bijbehorende uitvoeringsrichtlijnen;
• het overzicht van reisdocumenten welke recht geven op overschrijding der buitengrenzen en waarin een visum kan worden aangebracht;
• een niet-limitatieve opsomming van documenten die kunnen dienen ter ondersteuning van een visumaanvraag;
• een lijst met derde landen waarvan de onderdanen of specifieke categorieën hiervan onderworpen zijn aan een voorafgaande consultatieplicht;
• een lijst met derde landen waarvan de onderdanen of specifieke categorieën hiervan onderworpen zijn aan een informatieplicht na afgifte van een visum;
• gegevens welke lidstaten kunnen opnemen in de zone “opmerkingen” op een visumsticker;
• voorbeelden van ingevulde visumstickers;
• een lijst met vertegenwoordigingsafspraken en andere vormen van samenwerking ten behoeve van de inname van visumaanvragen.
Bijzondere regels ten aanzien van de behandeling van visumaanvragen kunnen gelden op grond van een visumfacilitatieovereenkomst, welke is afgesloten tussen de EU en een derde land. Een visumfacilitatieovereenkomst vergemakkelijkt de afgifte van visa voor kort verblijf aan onderdanen van derde landen, op basis van wederkerigheid.
Indien de vreemdeling langer dan drie maanden in Nederland wenst te verblijven en mvv-plichtig is, dient hij een D-visum (een mvv) aan te vragen (zie B1/1).
Vrijstelling van de visumplicht
Verordening 539/2001 bepaalt welke onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen in het bezit dienen te zijn van een visum en welke onderdanen van derde landen van de visumplicht zijn vrijgesteld. Voorts is in Bijlage IV van de Visumcode een gemeenschappelijke lijst van onderdanen van derde landen vastgesteld, die in het bezit dienen te zijn van een luchthaventransitvisum wanneer zij door de internationale transitzones van luchthavens op het grondgebied van lidstaten reizen. Naast deze gemeenschappelijke lijst is er ook een lijst van onderdanen van derde landen die door één of meer Schengenlidstaten aan de luchthaventransitvisumplicht zijn onderworpen (Bijlage 7B Praktisch Handboek).
Op grond van artikel 1 van Verordening 539/2001 zijn in ieder geval van de visumplicht vrijgesteld houders van een reisdocument dat is afgegeven door een lidstaat van de EU aan vluchtelingen, staatlozen en andere personen zonder nationaliteit die rechtmatig verblijf hebben in die lidstaat. Voorts zijn houders van een geldig, door een Schengenlidstaat afgegeven (verblijfs)document, vrijgesteld van de visumplicht (zie artikel 21 SUO).
In artikel 4 van Verordening 539/2001 is bepaald dat lidstaten in bepaalde gevallen een uitzondering kunnen maken op de visumplicht of de vrijstelling van de visumplicht die uit de Verordening voortvloeit. Dat geldt onder andere voor houders van diplomatieke paspoorten, dienst- of officiële paspoorten en speciale paspoorten, voor civiele vliegtuig- en scheepsbemanningen, voor bepaalde groepen scholieren of personen met een vluchtelingenstatus en staatlozen.
De uitzonderingen op de visumplicht die op grond van artikel 4 van Verordening 539/2001 door de Benelux-landen of Nederland worden gehanteerd, zijn vermeld in de bijlagen bij het Praktisch Handboek behorend bij de Visumcode.
In aanvulling op bovenstaande kan een vreemdeling op grond van een visumfacilitatieovereenkomst worden vrijgesteld van de visumplicht. Veelal geldt dit voor houders van diplomatieke paspoorten.
In artikel 2.4 Vb zijn bepalingen opgenomen over de omstandigheden waaronder (transit)passagiers van vliegtuigen, zonder in het bezit te zijn van het vereiste visum, toegang kan worden verleend (zie A2/6.2.6).
Tot slot, zoals is neergelegd in artikel 8.9 Vb, zijn personen die normaal gesproken visumplichtig zijn vrijgesteld van de visumplicht wanneer zij een familielid zijn als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland die zijn recht inzake vrij verkeer uitoefent. Hierbij geldt als voorwaarde dat zij in het bezit moeten zijn van een geldige verblijfskaart afgegeven door één van de EU-/EER-landen of Zwitserland en samen reizen dan wel zich voegen bij de betreffende EU-onderdaan. (Hier wordt gedoeld op het document vermeld in artikel 10 van Richtlijn 2004/38 van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden.)
H
Paragraaf A2/4.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Visa en luchthaventransitvisa worden in beginsel in het buitenland afgegeven door de diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen van de Schengenstaten (zie artikel 4 Visumcode).
Onder bijzondere omstandigheden bestaat de mogelijkheid dat visumfaciliteiten worden verleend aan de grens (zie A2/4.3.8), indien een geldig visum ontbreekt.
In een aantal gevallen dienen visumaanvragen te worden voorgelegd aan een nationale dienst. In Nederland wordt deze machtiging ten aanzien van bepaalde categorieën vreemdelingen gegeven door de directie Consulaire zaken en Migratiebeleid van het ministerie van BuZa. Voor andere categorieën vreemdelingen wordt de machtiging gegeven door de Visadienst.
I
Paragraaf A2/4.3.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Een eenvormig visum (in de vorm van een sticker) is een visum dat geldig is voor het gehele grondgebied van alle Schengenstaten (zie artikel 2, derde lid, Visumcode). Vreemdelingen die houder zijn van een geldig Schengenvisum en die het grondgebied van één van de Schengenstaten op rechtmatige wijze zijn binnengekomen, mogen zich in beginsel vrij verplaatsen op het grondgebied van alle Schengenstaten. Uitzondering hierop vormt het territoriaal beperkte visum, zie hieronder.
De volgende typen Schengenvisa worden onderscheiden:
• het luchthaventransitvisum (type A) (zie artikel 2, vijfde lid, Visumcode), dat geldig is voor doorreis via de internationale transitzones van een of meer luchthavens van de lidstaten; en
• het visum (type C), dat geldig is voor doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden in een periode van zes maanden (zie artikel 2, tweede lid, Visumcode)
Geldigheidsduur Schengenvisa
Een visum kan worden afgegeven voor één, twee of meerdere binnenkomsten. Voor houders van visa geldt dat de duur van een ononderbroken verblijf, noch de totale duur van de achtereenvolgende verblijfsperioden meer dan drie maanden per zes maanden, te rekenen vanaf de datum van eerste binnenkomst, mag bedragen. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum van eerste binnenkomst op het grondgebied van de lidstaten (zie artikel 2, lid 2 Visumcode).
De geldigheidsduur van een visum voor één reis bedraagt ten hoogste drie maanden. In bepaalde gevallen kan een meervoudig visum met een geldigheidsduur tussen zes maanden en vijf jaar worden toegekend (zie artikel 24, tweede lid, Visumcode).
Het visum wordt in beginsel niet voor langere duur verleend dan waarvoor het is aangevraagd.
Visum met territoriaal beperkte geldigheid
Het visum met territoriaal beperkte geldigheid is een visum waarbij verblijf uitsluitend is toegestaan op het grondgebied van één of meer Schengenlidstaten. Zie voor gevallen waarin dergelijke visa kunnen worden afgegeven artikel 25 Visumcode.
Visumverklaringen
In de regel wordt het visum in een reisdocument aangebracht. In artikel 12 Visumcode is neergelegd waaraan het reisdocument dient te voldoen. In bepaalde gevallen worden het luchthaventransitvisum en het visum niet in het paspoort, maar op een afzonderlijk blad aangebracht: een visumverklaring (zie artikel 2, achtste lid, Visumcode). Aan een visumverklaring wordt dezelfde betekenis toegekend als aan een visum, met dien verstande, dat de houder van een dergelijke visumverklaring te allen tijde in het bezit dient te zijn van het identiteitsdocument waarnaar in het visum wordt verwezen. Deze visumverklaringen kunnen geldig gemaakt worden voor één of meerdere Schengenstaten. Een visum dient in de vorm van een visumverklaring te worden afgegeven wanneer het reisdocument door de lidstaat die het visum afgeeft niet wordt erkend.
Reizigerslijst voor schoolreizen binnen de EU
Aan scholieren van derde landen die rechtmatig in Nederland verblijven, kan ter vereenvoudiging van schoolreizen binnen de EU een reizigerslijst voor scholieren worden afgegeven overeenkomstig het besluit van de Raad van de EU van 30 november 1994 (94/75/JBZ). Bij dit besluit is een standaard gemeenschappelijk formulier toegevoegd van een reizigerslijst. De reizigerslijst is opgenomen in model M7.
Met de reizigerslijst kunnen scholieren uit derde landen die rechtmatig verblijf hebben in een van de lidstaten in de eerste plaats visumvrij reizen tussen de lidstaten, maar zij moeten wel nog voldoen aan de overige voorwaarden voor toegang. Lidstaten kunnen dan ook scholieren, die niet aan de nationale voorwaarden voor toegang voldoen, de toegang weigeren.
Daarnaast hebben de lidstaten van de EU de lijst tevens erkend als geldig document voor grensoverschrijding, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• de lijst is voorzien van recente foto’s van de op de lijst vermelde scholieren die niet in het bezit zijn van een identiteitsbewijs met foto;
• de verantwoordelijke instantie van de lidstaat moet de verblijfsstatus van de betrokken scholieren en hun recht om opnieuw tot het land te worden toegelaten hebben bevestigd en ervoor hebben gezorgd dat het document dienovereenkomstig gewaarmerkt is;
• de lidstaat van verblijf van de scholier in kwestie moet de andere lidstaten hebben meegedeeld dat hij de lijst als geldig document voor grensoverschrijding wenst te gebruiken.
De scholieren komen voor visumvrijstelling, door plaatsing op de reizigerslijst, in aanmerking indien:
• zij in het kader van een schoolexcursie deelnemen aan een groepsreis van leerlingen van een school voor algemeen vormend onderwijs (basisscholen, scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet onderwijs);
• zij deel uitmaken van een groep die begeleid wordt door een leerkracht van de desbetreffende school;
• de leerlingenlijst volledig is ingevuld en gewaarmerkt door het schoolhoofd en is voorzien van recente foto’s van de op de lijst vermelde scholieren voor zover deze niet in het bezit zijn van een identiteitsbewijs met foto; en
• zij rechtmatig in een van de Schengenstaten verblijven.
Criteria voor visumverlening (kort verblijf)
De criteria voor visumverlening zijn in beginsel gelijk aan de algemene criteria die gelden voor toegang zoals opgenomen in artikel 5, eerste lid, SGC. De criteria voor visumverlening zijn nader uitgewerkt in artikel 21 Visumcode. Een van de basiscriteria bij visumverlening is het voorkomen van illegale immigratie (zie artikel 21, eerste lid, Visumcode). Hierbij is het aan de visumaanvrager om aannemelijk te maken – zo nodig door middel van het overleggen van documenten – dat de tijdige terugkeer voldoende is gewaarborgd.
Zoals reeds in A2/4.2.3 werd vermeld, is in artikel 5, eerste lid, onder c, SGC aangegeven dat een vreemdeling dient te beschikken over voldoende middelen van bestaan. In bijlage 18 van het Praktisch Handboek zijn de jaarlijkse door de nationale autoriteiten vastgestelde referentiebedragen opgenomen. Tevens dient de vreemdeling in het bezit te zijn van een toereikende en geldige medische reisverzekering voor de duur van zijn verblijf in het Schengengebied (zie artikel 15 Visumcode).
In geval de vreemdeling zelf niet over voldoende middelen beschikt, kan desondanks aan het middelenvereiste worden voldaan, indien een in Nederland rechtmatig verblijvende solvabele derde zich garant stelt voor de kosten die voor de staat of voor andere openbare lichamen uit het verblijf van de vreemdeling kunnen voortvloeien, alsmede voor de kosten van de reis naar een plaats buiten Nederland waar de toelating van de vreemdeling is gewaarborgd (zie bijlage 6a VV tot en met bijlage 6c VV). Deze derde kan aangemerkt worden als solvabel indien hij zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan. Onder voldoende wordt in dit kader verstaan een bruto maandinkomen minimaal gelijk aan het minimumloon in de zin van de Wet op het minimumloon en minimum vakantiebijslag (Wml). De begrippen zelfstandig, hoogte en duurzaam zijn nader uitgewerkt in artikel 3.73 Vb, artikel 3.74, eerste lid, onder a Vb,en artikel 3.75 Vb en zijn overeenkomstig van toepassing op de verlening van kort verblijf.
In geval een solvabele derde zich garant stelt voor meer dan één persoon, kunnen aanvullende voorwaarden gesteld worden. In die gevallen kan bijvoorbeeld verlangd worden dat een bankgarantie ter hoogte van het lijnvluchttarief KLM en/of meerdere separate garantverklaringen worden overlegd. Voor elke aanvullend aangedragen visumaanvrager voor wie de solvabele derde zich garant wil stellen geldt, dat de solvabele derde zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan dient te beschikken.
Indien een solvabele derde zich reeds eerder garant heeft gesteld voor een visumaanvrager en hij niet of onvoldoende aannemelijk kan maken dat deze visumaanvrager tijdig is teruggekeerd naar het land van herkomst of een land waar de toelating is gewaarborgd, kan dit mede aanleiding vormen de aanvraag voor een visum kort verblijf af te wijzen.
Beslissingen op visumaanvragen
De beslistermijn voor een aanvraag om een visum kort verblijf is neergelegd in artikel 23 Visumcode. Uitgangspunt is dat er wordt beslist binnen vijftien kalenderdagen na de datum van indiening van een ontvankelijke aanvraag (zie artikel 23, eerste lid, Visumcode). In individuele gevallen kan de beslistermijn worden verlengd tot ten hoogste dertig kalenderdagen (zie artikel 23, tweede lid, Visumcode) en in uitzonderlijke gevallen kan de beslistermijn worden verlengd tot ten hoogste zestig dagen (zie artikel 23, derde lid, Visumcode).
Bij een afwijzende beslissing op een visumaanvraag moeten de redenen van afwijzing van de aanvraag kenbaar worden gemaakt. Hiervoor dient gebruik te worden gemaakt van een standaardformulier (bijlage VI Visumcode) (zie artikel 32, tweede lid, Visumcode).
Ingevolge artikel 32, derde lid, Visumcode, staat tegen het afwijzen van een visumaanvraag een rechtsmiddel open. De nationale wetgeving is hier van toepassing (zie artikel 32, derde lid, Visumcode).
J
Paragraaf A2/4.3.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Er kunnen twee soorten nationale visa worden onderscheiden:
a. een visum voor terugkeer;
b. een visum voor verblijf van langere duur (mvv) (type D).
Ad a Visum voor terugkeer
Een terugkeervisum is een nationaal visum, dat recht geeft op terugkeer naar Nederland (zie artikel 2.3, eerste lid, onder d, Vb.)
Een dergelijk visum kan onder bepaalde voorwaarden door de Visadienst, aan vreemdelingen die daarom verzoeken, worden afgegeven indien:
• zij rechtmatig verblijf hebben op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vw;
• zij in het bezit zijn van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14, 20, 28 of 33 Vw.
De indiening van een verzoek om een terugkeervisum geschiedt op dezelfde wijze als een verzoek tot wijziging of verlenging van een visum.
Het model van de aanvraag om verlening van een terugkeervisum wordt beheerd door de IND. Dit geldt ook voor de modellen van de beschikkingen tot afwijzing van deze aanvraag. De Hoofddirecteur van de IND stelt op grond van het basismodel aantekeningensticker het model voor het terugkeervisum vast (zie bijlage 7 VV en de website van de IND).
Vreemdelingen in procedure
Een vreemdeling aan wie het is toegestaan om in Nederland een (definitieve) beslissing op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel dan wel regulier af te wachten, heeft, indien hij na uitreis uit Nederland aanspraak wil maken op wedertoegang tot Nederland, hiervoor een terugkeervisum nodig. Indien de vreemdeling niet visumplichtig is voor Nederland geldt deze eis niet.
Ten aanzien van de vreemdeling die in afwachting is van de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier (eerste aanleg, bezwaar of beroep) geldt het volgende. Indien de vreemdeling is ingereisd zonder te beschikken over de vereiste mvv welke overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd, en evenmin besloten is dat er sprake is van een gerechtvaardigd beroep op de hardheidsclausule of vrijstelling van het mvv-vereiste, wordt aan hem geen terugkeervisum verleend.
De vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vw, én met de vereiste mvv is ingereisd, welke overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd, komt in aanmerking voor een terugkeervisum, indien:
1. sprake is van een dringende reden die geen uitstel van vertrek gedoogt;
2. de vreemdeling zich gedurende zijn verblijf in Nederland heeft gehouden aan de maatregelen van toezicht in het kader van de Vw;
3. de vreemdeling, om de reden voor vertrek uit en terugkeer naar Nederland aannemelijk te maken, alle daarvoor noodzakelijke gegevens heeft verstrekt en bescheiden heeft overgelegd aan de verzoekende instantie;
4. de vreemdeling zelfstandig beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding;
5. het OM geen bezwaar heeft tegen vertrek uit Nederland in verband met vervolging wegens strafbare feiten of tenuitvoerlegging van een vonnis;
6. de beslissing op een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning, een bezwaarschrift, een beroep op de Rechtbank of een hoger beroep op de ABRvS niet binnen de geldigheidsduur van het terugkeervisum wordt verwacht.
In de volgende gevallen is er sprake van dringende redenen die geen uitstel van vertrek gedogen:
• ernstige ziekte of overlijden van een nabije bloedverwant (in de eerste en tweede graad);
• het bijwonen van een huwelijk van een nabije bloedverwant (in de eerste en tweede graad);
• onder voogdij gestelde minderjarigen die met het pleeggezin op vakantie naar het buitenland gaan;
• deelname aan een in het kader van de opleiding of studie van belang zijnde excursie of werkweek in het buitenland; of
• deel uitmaken van een sportteam dat Nederland in het buitenland zal vertegenwoordigen.
Daarnaast kunnen vreemdelingen die voor zakelijke doeleinden wensen te reizen in aanmerking komen voor een terugkeervisum, ongeacht het feit of er sprake is van dringende redenen die geen uitstel van vertrek gedogen. Deze categorie vreemdelingen dient wel te voldoen aan de voorwaarden 2 tot en met 6 zoals hierboven opgesomd. Bovendien moeten zij kunnen aantonen dat zij een aanvraag tot het verlenen van een reguliere verblijfsvergunning hebben ingediend en hiervoor leges hebben betaald.
Het terugkeervisum wordt voor een vreemdeling die rechtmatig verblijf houdt op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vw alleen kort voor het vertrek van de vreemdeling afgegeven. Het terugkeervisum wordt afgegeven met een geldigheidsduur voor het beoogde doel, maar voor ten hoogste drie maanden. De geldigheidsduur van een terugkeervisum kan na uitreis niet worden gewijzigd of verlengd. De geldigheidsduur van het noodzakelijke document voor grensoverschrijding dient ten minste één maand langer te zijn dan de termijn waarbinnen de vreemdeling op grond van zijn terugkeervisum kan terugkeren.
Het terugkeervisum is in deze gevallen slechts geldig voor één reis, tenzij het gaat om vreemdelingen die voor zakelijke doeleinden wensen te reizen. Deze categorie vreemdelingen kan een terugkeervisum voor meerdere reizen krijgen.
Terugkeervisa ten behoeve van asielzoekers
Een terugkeervisum kan worden verleend aan een vreemdeling die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel (als bedoeld in de artikelen 28 en 33 Vw) heeft gedaan en rechtmatig verblijf houdt op grond van artikel 8, aanhef en onder f, g of h, Vw, indien althans aan de hierboven onder 1 tot en met 6 genoemde voorwaarden is voldaan. Echter, deze vreemdelingen komen niet in aanmerking voor een terugkeervisum wanneer het de terugkeer vanuit het land van herkomst betreft.
Vreemdelingen in het bezit van een verblijfsvergunning
In principe hebben vreemdelingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning asiel dan wel regulier geen terugkeervisum nodig indien zij na een reis naar het buitenland (binnen dan wel buiten het Schengengebied) weer naar Nederland willen terugkeren. Immers, deze vreemdelingen hebben zonder visum toegang tot Nederland indien zij beschikken over:
• een paspoort of ander erkend reisdocument en een afzonderlijk document als bedoeld in bijlage 7 VV; of
• een paspoort en een door het ministerie van BuZa afgegeven geprivilegieerdendocument (zie A2/6.2.3).
Niettemin kan aan deze vreemdelingen op hun verzoek een terugkeervisum worden afgegeven, indien zij dit visum nodig hebben voor de reis door of naar een land gelegen buiten het Schengengebied (bijvoorbeeld ter verkrijging van visumfaciliteiten voor of toegang tot dat land).
Het vorenstaande geldt ook voor:
• Molukkers die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers (Stb. 1976, 468) als Nederlander worden behandeld; en
• vreemdelingen die al wel een positieve beslissing op hun aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier hebben ontvangen maar nog in afwachting zijn van een verblijfsdocument als bedoeld in bijlage 7 VV.
Zij behoeven hiervoor géén dringende reden aan te dragen.
De geldigheidsduur van zowel het grensoverschrijdingsdocument als de geldigheidsduur van de aan de vreemdeling verleende verblijfsvergunning dient de duur van het terugkeervisum met ten minste één maand te overschrijden.
Het terugkeervisum wordt voor ten hoogste één jaar verleend. Dit is slechts anders ten aanzien van Molukkers die op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers (Stb. 1976, 468) als Nederlander worden behandeld. Aan hen kan voor een periode van langer dan 1 jaar een terugkeervisum worden verleend. Dit laat onverlet dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf niet buiten Nederland mag vestigen. De geldigheidsduur van een terugkeervisum kan na uitreis niet worden gewijzigd of verlengd. Het terugkeervisum kan, voor de hiervoor genoemde vreemdelingen, worden verleend voor één of meerdere reizen.
Terugkeervisa aan vreemdelingen die in afwachting zijn van een beslissing op hun aanvraag tot verlenging of wijziging van de vergunning
Een terugkeervisum kan tevens worden verstrekt aan de vreemdeling die in het bezit is (was) van een verblijfsvergunning, indien hij (tijdig) verlenging of wijziging van de beperking van zijn vergunning heeft gevraagd. In deze gevallen behoeft geen dringende reden te worden aangevoerd. De overige voorwaarden zoals eerder vermeld onder 2 tot en met 6 ‘vreemdeling in procedure’ blijven onverkort van kracht.
Aan studenten die in afwachting zijn van een beslissing op hun aanvraag tot verlenging van de verleende vergunning kan – indien zij in het kader van hun studie voor langere tijd naar het buitenland moeten reizen – een terugkeervisum worden verleend met een geldigheidsduur van maximaal zes maanden. De student dient de noodzaak en de duur van zijn verblijf in het buitenland met documenten te onderbouwen.
Houders van een verblijfsvergunning asiel
Een terugkeervisum kan worden verleend aan een vreemdeling die in het bezit is van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of onbepaalde tijd. Zij behoeven hiervoor géén dringende reden aan te dragen. Echter, deze vreemdelingen komen niet in aanmerking voor een terugkeervisum wanneer het de terugkeer vanuit het land van herkomst betreft. Het is hierbij niet van belang of het om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde of voor onbepaalde tijd gaat.
Indien de vreemdeling beschikt over een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, vormt een aanvraag tot het verlenen van een terugkeervisum voor terugkeer uit het land van herkomst grond om op basis van artikel 32, eerste lid, onder c, Vw een aanvraag tot verlenging van die verblijfsvergunning af te wijzen. De grond voor verlening is daaraan immers kennelijk ontvallen. Ook de vreemdeling die beschikt over een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd komt niet in aanmerking voor een terugkeervisum voor terugkeer uit het land van herkomst, aangezien diens vluchtelingenpaspoort niet geldig is voor zijn land van herkomst.
Indien de vreemdeling die in het bezit is van de verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd, van oordeel is dat hij niet meer behoeft te vrezen voor vervolging in zijn land van herkomst, bijvoorbeeld vanwege een regimewijziging, dan kan hij zich tot de eigen autoriteiten wenden voor het verkrijgen van een nieuw nationaal document voor grensoverschrijding, waarmee hij naar het land van herkomst kan reizen.
Kosten terugkeervisa
Voor de behandeling van een aanvraag voor een terugkeervisum zijn leges verschuldigd (zie verder A2/4.3.5).
Ad b Visum voor verblijf van langere duur (mvv) (type D)
Visa voor een verblijf van langere duur (type D) zijn visa die door de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van een Schengenstaat overeenkomstig de eigen wetgeving worden afgegeven. Ingevolge Verordening EU 265/2010 geeft een dergelijk visum de houder, mits hij voldoet aan de in artikel 5, eerste lid, onder a), c), en e) Schengengrenscode bedoelde toegangsvoorwaarden, en niet gesignaleerd staat op de nationale signaleringslijst van de betrokken staat, het recht op inreis in en circulatie binnen het grondgebied van de overige Schengenstaten voor de duur van maximaal drie maanden (90 dagen) per periode van zes maanden(180 dagen).
De mvv is een nationaal visum dat wordt afgegeven door een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland (artikel 1, onder h, Vw).
Een mvv-verklaring, in de vorm van een voorbedrukt formulier kan in de plaats komen van de mvv gesteld in het paspoort. In dat geval moet de houder van de verklaring steeds in het bezit zijn van het daarin aangegeven reisdocument.
Zie voor bepalingen omtrent aanvraag, afgifte en vrijstellingen van een mvv B1/1.1, B1/1.2 en B1/4.1.1 van de Vc.
K
Paragraaf A2/4.3.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Vreemdelingen aan wie verblijf in de vrije termijn is toegestaan en die naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, zijn in beginsel verplicht zich binnen drie dagen in persoon te melden bij de vreemdelingenpolitie van de gemeente waar zij verblijven (zie artikel 4.48 Vb). Het kan daarbij zowel om niet-visumplichtige als om visumplichtige vreemdelingen gaan. De verplichting tot aanmelding bij de vreemdelingenpolitie voor deze laatste groep hoeft niet expliciet op de visumsticker te zijn vermeld. Niet nakoming van een verplichting tot aanmelding is een strafbaar feit (zie artikel 108, eerste lid, Vw).
Bij afgifte van een visum kan de verplichting worden opgelegd zich binnen 3 dagen na aankomst bij de vreemdelingenpolitie te melden (artikel 4.49 Vb). In dat geval wordt onder het visum een aantekening gesteld.
L
Paragraaf A2/4.3.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De leges voor een aanvraag tot het verlenen van een visum zijn vastgelegd in artikel 16 Visumcode. Als hoofdregel geldt dat aanvragers een bedrag van 60 euro aan visumleges dienen te voldoen.
De kosten voor nationale visa zijn nader uitgewerkt in de Regeling van de Minister van BuZa van 12 december 2003, nr. DJZ/BR-1003/2003 tot vaststelling van de tarieven voor consulaire dienstverlening (Regeling op de consulaire tarieven), zoals laatstelijk gewijzigd bij besluit van 7 januari 2011, nr. DJZ/BR/0734-2010 (Staatscourant 2011 nr. 597 d.d. 14 januari 2011 ).
De ZHP maakt de geheven visumgelden in verband met het verlengen en wijzigen van visa voor in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden ten minste éénmaal per maand over op de rekening van de IND. Het totaalbedrag van elke storting of overschrijving wordt aan de IND gespecificeerd verantwoord.
De (overige) door de KMar en de ZHP aan de grens geheven visumgelden worden wekelijks, vergezeld van een gespecificeerde verantwoording, overgemaakt op de rekening van het ministerie van BuZa.
Vrijstelling van kosten
In artikel 16 Visumcode is een aantal categorieën vreemdelingen vrijgesteld van visumleges. Dit betreft onder andere kinderen jonger dan 6 jaar. Daarnaast biedt het artikel aan lidstaten de mogelijkheid om andere categorieën vrij te stellen van de betaling van leges.
Ook in visumfacilitatieovereenkomsten kunnen uitzonderingen worden gemaakt op de plicht om leges te betalen. Deze uitzonderingen kunnen bestaan uit zowel een lager legesbedrag of een volledige uitzondering voor bepaalde categorieën personen.
Visa worden op grond van artikel 3 Rijksbesluit op de consulaire tarieven kosteloos verleend aan de vreemdeling die houder is van een diplomatiek paspoort.
Daarnaast zijn vrijgesteld van kosten de in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vw bedoelde familieleden van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland die zijn recht op vrij verkeer uitoefent.
Voorts kan de Minister van BuZa in andere gevallen waarin overwegingen van internationale hoffelijkheid of reciprociteit besluiten om visa kosteloos te verstrekken (zie artikel 3 Rijksbesluit op de consulaire tarieven).
Terugkeervisa worden op grond van artikel 3a, eerste lid, Regeling op de consulaire tarieven kosteloos afgegeven aan vreemdelingen op wie de Wet betreffende de positie van Molukkers van toepassing is, op grond waarvan zij voor terugkeer naar Nederland geen visum behoeven. Verder geldt ingevolge art 3a, vierde lid onder b, Regeling op de consulaire tarieven een verlaagd tarief voor Turkse onderdanen, als bedoeld in artikel 1, onderdeel s, onder 6°. Het betreft hier Turkse onderdanen, die rechten kunnen ontlenen aan de Associatieovereenkomst EG-Turkije.
M
Paragraaf A2/4.3.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
N
Paragraaf A2/4.3.6.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Een visum dat is afgegeven door één van de Schengenlidstaten voor één binnenkomst kan, indien zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen, bij wijze van uitzondering worden omgezet naar een visum voor meer binnenkomsten. De Visadienst zet deze visa om. Het omzetten van visa voor in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden geschiedt door de ZHP.
Bij het omzetten wordt terughoudendheid betracht, aangezien de integriteit en betrouwbaarheid van de aanvrager in principe slechts in het land van herkomst afdoende kan worden getoetst. Het omzetten naar een meervoudig visum kan worden gezien als een verlenging van de geldigheidsduur: het maakt de facto een langer verblijf in het Schengengebied mogelijk dan indien het visum niet zou worden omgezet.
De aanvraag van het omzetten van enkelvoudige naar meervoudige visa ziet in het bijzonder op overmacht, humanitaire, ernstige beroepsmatige of persoonlijke redenen.
Bij de beoordeling van de aanvraag voor het omzetten naar een meervoudig reisvisum wordt allereerst de noodzaak van de omzetting getoetst:
a. de vreemdeling maakt voldoende aannemelijk dat het bij de aanvraag van het enkelvoudige visum niet reeds in rede lag een meervoudig visum aan te vragen;
b. de vreemdeling toont aan dat er sprake is van overmacht, van onvoorziene en ernstige beroepsmatige of persoonlijke redenen.
Daarbij is het van belang dat de vreemdeling in de laatste zes maanden niet reeds langer dan drie maanden in het Schengengebied heeft verbleven.
Vervolgens worden de bijzondere redenen getoetst die worden aangevoerd voor het omzetten naar een visum voor meer binnenkomsten. Hiervan is sprake indien de aanvrager aantoont aan dat hij om bijzondere redenen belang heeft bij de mogelijkheid meer dan een keer het Schengengebied binnen te reizen en de aangevoerde redenen, die kunnen zijn gelegen in de zakelijke of persoonlijke omstandigheden, van voldoende zwaarwegende aard zijn.
Tenslotte worden bij de omzetting de overige voorwaarden voor de afgifte van een visum (nogmaals) getoetst:
a. de vreemdeling voldoet aan de toelatingsvoorwaarden zoals gesteld in artikel 5, lid 1, onder a, c, d en e, SGC;
b. de vreemdeling beschikt over een geldige ziektekostenverzekering;
c. de vreemdeling heeft het voornemen werkelijk naar het land van herkomst terug te keren; en
d. heeft een gewaarborgde toelating in een ander land.
Het gevolg van een omzetting mag niet zijn dat, meer dan op grond van de aangevoerde omstandigheid noodzakelijk wordt geacht, gebruik kan worden gemaakt van meervoudige binnenkomsten en van de initieel toegekende vrije termijn.
Het gevolg van een omzetting mag evenmin zijn dat de duur aangegeven in initieel visum wordt overschreden of bij de herhaalde binnenkomst meer dan drie maanden per zes maanden in het Schengengebied wordt verbleven.
Het gevolg van een omzetting mag in ieder geval niet zijn dat het visum voor een oneigenlijk doel wordt gebruikt.
Indien een reisvisum voor meer reizen geldig gemaakt wordt, wordt in het reisdocument van de vreemdeling een nieuw Schengenvisumsticker aangebracht. Indien de vreemdeling houder is van een visumverklaring, wordt de visumsticker op een afzonderlijk vel papier aangebracht.
O
Paragraaf A2/4.3.6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In artikel 33 Visumcode is bepaald in welke gevallen de geldigheidsduur van en/of de duur van het verblijf van een afgegeven visum kan worden verlengd. Dit is mogelijk in gevallen van overmacht of humanitaire redenen en vanwege zwaarwegende persoonlijke redenen. Wanneer een visum wordt verlengd vanwege overmacht of humanitaire redenen, gebeurt dit kosteloos. Wanneer een visum wordt verlengd vanwege zwaarwegende persoonlijke redenen kost dit 30 euro.
Het verblijf op basis van een Schengenvisum kan in geen geval de termijn van drie maanden overschrijden. Ook bij verlenging is die maximale termijn van drie maanden relevant, dat wil zeggen de duur van het oorspronkelijke visum met inbegrip van de verlenging. Dit is alleen anders bij een nationale verlenging (zie hieronder). Voor de in te vullen aanvraag om verlenging van de geldigheidsduur van een visum, wordt verwezen naar model M5-A. Voor de beschikking waarmee een dergelijke aanvraag wordt afgewezen, wordt verwezen naar model M5-C.
Verlenging van een visum dient achterwege te blijven in geval de vreemdeling niet (of niet meer) voldoet of zal kunnen voldoen aan de voorwaarden voor verblijf in de vrije termijn (zie artikel 12, eerste lid, Vw). Een visumverlenging mag nimmer leiden tot oneigenlijk gebruik van het visum.
De Visadienst is de bevoegde autoriteit om over te gaan tot het verlengen van door één van de Schengenlidstaten afgegeven visa. Verlenging van visa geschiedt bij de IND-loketten.
Het verlengen van visa voor in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden geschiedt bij de doorlaatpost Rotterdam-Havens door de ZHP.
Nationale verlenging boven negentig dagen
In geval van een nationale verlenging van de geldigheidsduur van het visum, waarbij de geldigheid van het visum wordt beperkt tot de Benelux, kan de geldigheidsduur van een visum, indien zeer bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, nog eens worden verlengd met maximaal negentig dagen(artikel 25 Visumcode). De duur van het eerste oorspronkelijke visum (inclusief de eventuele eerdere verlenging voor het gehele Schengengebied) en de nationale verlenging mogen samen niet meer dan zes maanden bedragen. Deze zeer bijzondere omstandigheden moeten in ieder geval gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen.
Ook het wezenlijk Nederlands belang kan aanleiding vormen om tot een nationale verlenging van de geldigheidsduur van een visum over te gaan. Het betreft hier zeer bijzondere gevallen waarbij nationale belangen, zoals bijvoorbeeld het internationaal aanzien van Nederland, economische en/of culturele belangen, in het geding zijn.
De geldigheid van het visum wordt hier beperkt tot Nederland. In deze gevallen dient soepel met de nationale verlenging met nog eens negentig dagen te worden omgegaan. Hiervoor geldt dat de duur van het eerste visum en de nationale verlenging samen niet meer dan zes maanden mogen bedragen, voor zover het verblijf boven de drie maanden is ingegeven door voorafgaande verblijven in andere Schengenlanden, waardoor niet zou kunnen worden voldaan aan het criterium van drie maanden verblijf per periode van zes maanden.
Studenten die op basis van het Erasmus Mundus programma langer in het Schengengebied willen verblijven en deelnemers van internationale gezelschappen zoals Cirque du Soleil worden in dit verband aangemerkt als zeer bijzondere gevallen. Verlenging boven de drie maanden is in die gevallen dan ook noodzakelijk ten einde het programma of voorstelling ook hier te lande te kunnen volbrengen c.q. geven. In de overige gevallen dient er sprake te zijn van zeer bijzondere omstandigheden die gebaseerd zijn op overmacht of op strikt humanitaire redenen.
In geval van visumverlenging wordt in het reisdocument van de vreemdeling een Schengenvisumsticker aangebracht. Indien de vreemdeling houder is van een visumverklaring wordt de sticker op een afzonderlijk vel papier aangebracht.
Bijzondere categorieën
• Houders van een geprivilegieerdendocument afgegeven door het ministerie van BuZa; de geldigheidsduur van het visum van deze personen hoeft niet te worden verlengd.
• Houders van een diplomatiek paspoort die niet in het bezit zijn van een door het ministerie van Buza afgegeven geprivilegieerdendocument: verlenging van de geldigheidsduur van het visum geschiedt door de directie Kabinet en Protocol van het ministerie van BuZa.
• Surinaamse onderdanen die op medische indicatie voor een behandeling in Nederland zijn en voor dit doel ook in het bezit waren gesteld van een visum en waarvan het visum op nationale gronden is verlengd tot zes maanden kunnen in aanmerking komen voor voortzetting van het verblijf als voortzetting van de behandeling in Nederland medisch noodzakelijk is, zie B11/16.2 Vc.
P
Paragraaf A2/4.3.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In artikel 34 Visumcode zijn de regels met betrekking tot nietigverklaring en intrekking van visa neergelegd.
Een visum wordt nietig verklaard indien blijkt dat op het moment van afgifte niet aan de afgiftevoorwaarden voldaan was, met name indien er ernstige redenen bestaan om aan te nemen dat het visum op onrechtmatige wijze is verkregen. Een visum wordt in beginsel nietig verklaard door de bevoegde autoriteiten die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat nietig worden verklaard; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de nietigverklaring in kennis gesteld (zie artikel 34, eerste lid, Visumcode).
Een visum wordt ingetrokken indien blijkt dat niet langer aan de afgiftevoorwaarden wordt voldaan. Een visum wordt in beginsel ingetrokken door de bevoegde autoriteiten die het heeft afgegeven. Een visum kan door de bevoegde autoriteiten van een andere lidstaat worden ingetrokken; in dat geval worden de autoriteiten van de lidstaat die het visum heeft afgegeven van de intrekking in kennis gesteld (zie artikel 34, tweede lid, Visumcode).
In Nederland zijn de Korpschef (Vreemdelingenpolitie), de KMar en de ZHP bevoegd om visa nietig te verklaren en in te trekken. Alvorens een visum in te trekken of nietig te verklaren, dient in beginsel contact te worden opgenomen met de IND.
De beslissing tot nietigverklaring of intrekking van een visum en de gronden waarop deze is gebaseerd, wordt aan de aanvrager kenbaar gemaakt door middel van een standaardformulier (bijlage VI Visumcode).De wijze waarop de beslissing tot nietigverklaring of intrekking zichtbaar gemaakt wordt in het paspoort is vastgelegd in het Praktisch Handboek bij de Visumcode.
Q
Paragraaf A2/4.3.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Ook aan de grens kan in uitzonderlijke gevallen een visum worden afgegeven (zie artikel 35 Visumcode). Voorts kan aan transiterende zeevarenden aan de grens onder bepaalde voorwaarden visa worden afgegeven (zie artikel 36 Visumcode). Bevoegd inzake visumafgifte aan de grens zijn de ambtenaren belast met grensbewaking.
De belangrijkste voorwaarde voor verlening van een visum aan de grens is de voorwaarde dat de aanvrager niet op voorhand in de gelegenheid is geweest om een visum aan te vragen. Op verzoek dient betrokkene dit met bewijsstukken te staven.
Een aan de buitengrens afgegeven visum is een eenvormig visum dat de houder het recht geeft op een verblijf van ten hoogste vijftien dagen, naargelang het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf. Voor een doorreis komt de duur van het toegestane verblijf overeen met de tijd die voor doorreis is vereist (zie artikel 35, derde lid, Visumcode).
Registratie en informatie
Ingevolge artikel 35, vijfde lid, Visumcode kan aan onderdanen van een land waarvoor voorafgaande raadpleging dient plaats te vinden in beginsel geen visum worden afgegeven. Wanneer dit in bijzondere gevallen toch gebeurt, dient een territoriaal beperkt visum te worden verleend. In die gevallen dienen de betrokken Schengenlidstaten, overeenkomstig artikel 25, vierde lid, Visumcode, te worden ingelicht.
Tevens dient opgave te worden gedaan van de visumstickers die zijn vervallen als gevolg van verschrijvingen of die anderszins onbruikbaar zijn geworden. Bedoelde stickers mogen niet worden vernietigd. Ten aanzien van stickers die onverhoopt toch worden vernietigd, bijvoorbeeld door storingen bij het printen, wordt een proces-verbaal opgemaakt en wordt verslag uitgebracht aan het ministerie van Buza.
R
Paragraaf A2/4.3.8.2 Vreemdelingencirculaire 2000 vervalt.
S
Paragraaf A2/4.3.8.3 Vreemdelingencirculaire 2000 vervalt.
T
Paragraaf A2/4.3.8.4 Vreemdelingencirculaire 2000 vervalt.
U
Paragraaf A2/4.3.8.5 Vreemdelingencirculaire 2000 vervalt.
V
Paragraaf A2/4.4.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Verblijf in de vrije termijn is toegestaan voor een bij artikel 3.3 Vb bepaalde duur, indien en zolang aan de in artikel 12 Vw gestelde voorwaarden wordt voldaan.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen:
a. vreemdelingen die een verblijf van ten hoogste drie maanden beogen; en
b. vreemdelingen die een verblijf van langer dan drie maanden beogen.
Het verblijf in de vrije termijn bedraagt ten hoogste drie maanden binnen een tijdvak van zes maanden. Het tijdvak van zes maanden vangt aan op het moment van eerste binnenkomst van de vreemdeling in het Schengengebied (eventueel) met het op dat moment geldige visum.
De termijn van drie maanden wordt berekend door op de datum van inreis in Nederland vast te stellen of de vreemdeling in de voorafgaande zes maanden in het Schengengebied heeft verbleven. Indien dat niet het geval is kan de volle termijn van drie maanden worden benut vanaf de datum van inreis in Nederland. Indien de vreemdeling in de voorafgaande zes maanden reeds in het Schengengebied heeft verbleven wordt aan de hand van de datum van inreis in het Schengengebied berekend hoeveel dagen van de in totaal drie maanden vrije termijn resteert, ook al ligt deze datum van inreis vóór de zes maanden vanaf datum binnenkomst. Na deze eerste termijn van zes maanden, gaat er dan een nieuwe termijn van zes maanden lopen waarbinnen een derdelander drie maanden in het Schengengebied mag verblijven. De eerder binnen de tweede termijn verbleven periode wordt dan afgetrokken van de drie maanden vrije termijn. Bij de berekening van de vrije termijn zijn inreisstempels in één van de Schengenlanden leidend.
Ad a Een beoogd verblijf van ten hoogste drie maanden
Categorieën van vreemdelingen: duur vrije termijn niet-visumplichtigen: drie maanden (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef, onder c en d, Vb);
• visumplichtigen (C-visum): voor de duur aangegeven in het visum (ten hoogste drie maanden);
• houders van een luchthaventransitvisum (A-visum): geen;
• houders van een visum geldig voor meerdere reizen: voor de duur aangegeven in het visum waarbij voor elke binnenkomst geldt dat deze ten hoogste drie maanden per zes maanden bedraagt (zie artikel 2, tweede lid, Visumcode;
• houders van een bijzonder doorlaatbewijs: voor de duur aangegeven in het bewijs (zie model M6).
Zie voor de geldigheidsduur van visa A2/4.3.3.1
Op grond van artikel 3.3, derde lid, Vb kan de vrije termijn van niet-visumplichtige vreemdelingen in geval van bijzondere omstandigheden worden verlengd tot zes maanden. De Minister voor I&A is hiertoe bevoegd. Hierbij kan worden gedacht aan situaties van overmacht, zoals ernstige ziekte van familieleden of van de vreemdeling zelf of een zeer gewichtige zakelijk belang, waardoor een verblijf ná de drie maanden van de vrije termijn gewenst is. Ook op grond van het criterium wezenlijk Nederlands belang, zoals dat bij verlenging van de geldigheidsduur van visa staat beschreven (zie A2/4.3.6.2), kan tot verlenging van de vrije termijn tot zes maanden worden overgegaan.
Om deze verlenging van de vrije termijn zichtbaar te maken wordt gebruik gemaakt van de sticker verblijfsaantekening algemeen, die in het paspoort wordt aangebracht. Voor deze verlenging van de vrije termijn worden geen kosten in rekening gebracht.
Ad b Beoogd verblijf van langer dan drie maanden
Vreemdelingen die een verblijf in Nederland beogen van langer dan drie maanden moeten in beginsel in het bezit zijn van een geldige mvv. Bij ontbreken van de vereiste mvv komt de vreemdeling in beginsel niet voor een verblijfsvergunning in aanmerking (zie artikel 16, eerste lid, onder a, Vw).
De vrije termijn van vreemdelingen die voor een verblijf van langer dan drie maanden naar Nederland zijn gekomen, bedraagt acht dagen (zie artikel 3.3, eerste lid, aanhef en onder e, Vb).
Voor niet-visumplichtige vreemdelingen en houders van een reisvisum die aanvankelijk naar Nederland zijn gekomen voor een verblijf van ten hoogste drie maanden, verstrijkt de vrije termijn uiterlijk op de achtste dag nadat zich omstandigheden hebben voorgedaan waaruit kan worden afgeleid dat zij het voornemen hebben langer dan drie maanden in Nederland te verblijven (zie artikel 3.3, tweede lid, Vb). Dit voornemen kan bijvoorbeeld blijken uit het indienen van een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning, het huren van woonruimte of het aanvaarden van werk voor langer dan drie maanden.
W
Paragraaf A2/6.2.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Voor onderdanen van de Benelux-landen alsmede onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland (en hun familieleden) gelden op grond van de ter zake gesloten internationale overeenkomsten afwijkende – gunstigere – regels voor wat betreft toelating en verblijf. Ditzelfde geldt voor toegang en grenscontrole, waarvan de weigering van de toegang een bijzonder aspect is. Deze afwijkende regels vloeien voort uit:
• de Benelux-overeenkomst;
• de SUO;
• de SGC;
• het EG-verdrag en het EU-Verdrag en de daaruit voortvloeiende verordeningen en Richtlijnen;
• de EER-overeenkomst;
• de Overeenkomst EG-Zwitserland;
Land |
EU |
Schengen |
EER |
---|---|---|---|
België |
Ja |
Ja |
Ja |
Bulgarije |
Ja |
Nee |
Ja |
Cyprus |
Ja |
Nee |
Ja |
Denemarken |
Ja |
Ja |
Ja |
Duitsland |
Ja |
Ja |
Ja |
Estland |
Ja |
Ja |
Ja |
Finland |
Ja |
Ja |
Ja |
Frankrijk |
Ja |
Ja |
Ja |
Griekenland |
Ja |
Ja |
Ja |
Hongarije |
Ja |
Ja |
Ja |
Ierland |
Ja |
Nee |
Ja |
Italië |
Ja |
Ja |
Ja |
Letland |
Ja |
Ja |
Ja |
Liechtenstein |
Nee |
Nee |
Ja |
Litouwen |
Ja |
Ja |
Ja |
Luxemburg |
Ja |
Ja |
Ja |
Malta |
Ja |
Ja |
Ja |
Nederland |
Ja |
Ja |
Ja |
Noorwegen |
Nee |
Ja |
Ja |
Oostenrijk |
Ja |
Ja |
Ja |
Polen |
Ja |
Ja |
Ja |
Portugal |
Ja |
Ja |
Ja |
Roemenië |
Ja |
Nee |
Ja |
Slovenië |
Ja |
Ja |
Ja |
Slowakije |
Ja |
Ja |
Ja |
Spanje |
Ja |
Ja |
Ja |
Tsjechië |
Ja |
Ja |
Ja |
Verenigd Koninkrijk |
Ja |
Nee |
Ja |
IJsland |
Nee |
Ja |
Ja |
Zweden |
Ja |
Ja |
Ja |
Zwitserland |
Nee |
Ja |
Nee |
Het toepassingsgebied van het EU-Verdrag betreft de in Europa gelegen grondgebieden van de lidstaten van EU en de EER landen.
Bijzondere bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van het EU-Verdrag:
• voor Nederland betekent dit dat de toepassing zich niet uitstrekt tot het grondgebied van de Caribische gebiedsdelen van het Koninkrijk der Nederlanden (Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba );
• voor wat Frankrijk betreft betekent dit dat de toepassing zich uitstrekt tot de zogeheten Franse overzeese departementen Martinique, Guadeloupe, Frans-Guyana en Réunion, in zoverre dat Franse ingezetenen van die departementen op grond van desbetreffende beschikking van de Raad van de EU kunnen deelnemen aan het vrij verkeer van personen en diensten;
• voor wat Denemarken betreft betekent dit dat de toepassing zich niet uitstrekt tot de Faeröer. De Deense onderdanen die daar woonachtig zijn, worden niet als onderdanen van een lidstaat beschouwd;
• voor wat het Verenigd Koninkrijk betreft zijn de communautaire bepalingen betreffende het vrije verkeer van personen en diensten niet van toepassing op de onderdanen van de Kanaaleilanden en van het eiland Man. Voor het vrij verkeer van personen en diensten wordt met een Brits onderdaan (‘British citizen’) gelijkgesteld een ‘British subject’ met aantekening in het paspoort: ‘holder has the right of abode in the United Kingdom’ of ‘holder is defined as an United Kingdom national for community purposes’.
X
Paragraaf A2/6.2.2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De gunstiger regels in verband met toegang voor onderdanen van de EU, EER en Zwitserland, alsmede hun familieleden, zijn in de Vw en het Vb verwerkt. Verwezen wordt naar hoofdstuk 8, Afdeling 2, paragraaf 2 Vb. In het kader van toegang en de eerste periode van het rechtmatig verblijf zijn de artikelen 8.7 tot en met 8.11 Vb het meest relevant.
Artikel 8.7 Vb geeft aan welke vreemdelingen onder welke omstandigheden onder de toepassing van het Gemeenschapsrecht inzake vrij verkeer vallen. Voor een nadere uitwerking van (de bepalingen die gelden voor) de categorieën vermeld in artikel 8.7 Vb wordt verwezen naar B10.
Voor de onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland, alsmede voor de familieleden als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb, gelden in beginsel de in de artikelen 4 Vw en 4.4, 4.6 en 4.8 tot en met 4.16 Vb genoemde algemene verplichtingen in verband met grenscontrole. Zij kunnen bij passage van de buitengrens in beginsel (enkel) aan een minimumcontrole worden onderworpen (zie A2/5.2.1).
Visa
Voor wat betreft het vereiste om te beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding geldt voor onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland dat naast een geldig nationaal paspoort ook een geldige identiteitskaart volstaat.
Het familielid dat onderdaan is van een derde land dient echter, indien er sprake is van een visumplichtige nationaliteit, in beginsel te beschikken over een geldig nationaal paspoort dat is voorzien van een visum (zie A2/4.3.1 voor het visumvereiste). Zoals is aangegeven in A2/4.3.1, zijn (visumplichtige) familieleden als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb vrijgesteld van de visumplicht als zij in het bezit zijn van een geldige verblijfskaart met de aantekening ‘familielid van een burger van de Unie’, afgegeven door één van de landen van de EU, de EER of Zwitserland, en samenreizen met of zich voegen bij de betreffende EU-onderdaan.
Ten aanzien van bepaalde categorieën familie- en gezinsleden van onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland, als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb, die ingevolge Verordening 539/2001 visumplichtig zijn, gelden – voor zover zij (nog) niet in het bezit zijn gesteld van een verblijfskaart met de aantekening ‘familielid van een burger van de Unie’ – gunstigere regels met betrekking tot de aanvraag en afgifte van visa. Ongeacht de beoogde verblijfsduur kan voor inreis worden volstaan met een (Schengen)visum kort verblijf. Het familielid hoeft bovendien niet te voldoen aan de criteria voor visumverlening die zien op de tijdige terugkeer naar het land van herkomst en hoeft ook niet te beschikken over voldoende middelen van bestaan (zie A2/4.3.3.1). Om die redenen is het familielid of gezinslid vrijgesteld van het beantwoorden van vragen op het visum-aanvraagformulier met betrekking tot die criteria. Bovendien dient het visum versneld en kosteloos te worden verstrekt.
Ten aanzien van de kring van familieleden en gezinsleden, voor wie de gunstigere regels gelden, wordt verwezen naar artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb. Het gaat hier uitsluitend om bepaalde familieleden of gezinsleden van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland, welke onderdaan gebruik maakt van zijn recht op vrij verkeer. De onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland dient zich te begeven naar of te verblijven in een andere lidstaat dan die waarvan hij de nationaliteit bezit en het familielid of gezinslid dient deze onderdaan te begeleiden of zich bij hem te voegen.
Om in aanmerking te komen voor de toepassing van de gunstigere regels met betrekking tot de aanvraag en afgifte van visa dient de visumplichtige vreemdeling met objectieve bewijzen aan te tonen dat hij familielid of gezinslid is van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland, als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid, Vb. Indien de familierechtelijke relatie als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb niet overtuigend kan worden aangetoond geldt het reguliere visumbeleid (zie A2/4.2.3).
Een visumplichtige ongehuwde partner (niet zijnde een geregistreerde partner) van een onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland dient aan te tonen dat hij een duurzame relatie met een burger van de Unie heeft in de zin van artikel 8.7, vierde lid, Vb om als begunstigde te worden aangemerkt. De duurzame relatie zal in ieder geval worden aangenomen indien met deugdelijk bewijs kan worden aangetoond dat de ongehuwde partner en de onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland die gebruik maakt van zijn recht op vrij verkeer, reeds gedurende een een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voeren dan wel (recentelijk) hebben gevoerd of indien uit de relatie een kind is geboren.
Om aan te tonen dat sprake is of is geweest van het voeren van een gezamenlijke huishouding, oftewel samenwoning, buiten Nederland valt te denken aan het overleggen van een bewijs van inschrijving in een gemeentelijke administratie, huurcontracten of afschriften van rekeningen op beider naam.
Als bewijs om aan te tonen dat de ongehuwde partners in Nederland samenwonen of recentelijk hebben samengewoond wordt een inschrijving in de GBA op hetzelfde adres verlangd.
In alle gevallen dient het om een (nog immer) bestaande relatie te gaan.
Wanneer overtuigend is aangetoond dat de aanvrager een familielid of een gezinslid is in de zin van artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb kan de aanvraag om een visum slechts worden geweigerd:
a. indien hij op grond van zijn persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt;
b. in het geval van potentieel epidemische ziekten zoals gedefinieerd in de relevante instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie dan wel andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, ten aanzien waarvan in Nederland beschermende regelingen ten aanzien van Nederlanders worden getroffen;
c. indien sprake is van rechtsmisbruik of fraude, zoals schijnhuwelijk.
In het geval dat een familie- of gezinslid als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb aan de grens wordt aangetroffen en verzocht wordt om een visum om de onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland te begeleiden of zich bij hem te voegen, wordt dit kosteloos verstrekt.
In- of uitreisstempel
Er wordt geen in- of uitreisstempel aangebracht in de documenten van onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland. Een stempel wordt evenmin aangebracht in de documenten van familieleden bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb, op voorwaarde dat zij een door Zwitserland of één van de EU-/EER-landen afgegeven verblijfskaart overleggen (zie artikel 8.9 Vb).
Grenscontrole
Indien daartoe op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat, kunnen onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland, alsmede de familieleden als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb, worden onderworpen aan een grondige controle (zie A2/5.2.2). Ook vragen omtrent doel en duur van het verblijf kunnen worden gesteld indien niet vaststaat of het om een onderdaan van de EU, EER en Zwitserland gaat, dan wel de familieleden daarvan, en indien de antwoorden op die vragen noodzakelijk zijn voor het onderzoek naar de status van de betrokken persoon. Controle op bestaansmiddelen vindt echter niet plaats (zie artikel 4.5, eerste lid, onder a, en derde lid Vb) tenzij de status van de betrokken persoon onduidelijk is en deze controle noodzakelijk is voor de vaststelling van de status van betrokkene.
Toegangsweigering
Ingevolge artikel 8.8, eerste lid, Vb kan aan onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland, alsmede de familieleden als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb, die beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding de toegang slechts worden geweigerd:
a. indien zij op grond van hun persoonlijke gedrag een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormen;
b. in het geval van potentieel epidemische ziekten zoals gedefinieerd in de relevante instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie dan wel andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, ten aanzien waarvan in Nederland beschermende regelingen ten aanzien van Nederlanders worden getroffen;
c. indien zij om redenen van de openbare orde of openbare veiligheid uit Nederland zijn verwijderd en sinds de verwijdering nog geen redelijke termijn is verstreken.
ad a
Van belang is dat de beoordeling uitsluitend gebaseerd mag zijn op het persoonlijk gedrag van betrokkene. Bij de toepassing van deze bepaling moet het evenredigheidsbeginsel in acht worden genomen (artikel 3:4 Awb) en vormen strafrechtelijke veroordelingen op zichzelf nog geen voldoende grond om toegang te weigeren. Van een dergelijke bedreiging kan onder meer sprake zijn indien de vreemdeling in het OPS staat gesignaleerd als ‘ongewenst vreemdeling’ of ‘ongewenstverklaard ex artikel 67 Vw’ of bij bezit van verboden wapens, van verdovende middelen of bij verdenking van mensenhandel. Echter, ook in dat geval zal aan de hand van het persoonlijke gedrag van de vreemdeling moeten worden vastgesteld dat sprake is van een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving.
ad b
Het gaat hier enkel om potentieel epidemische ziekten zoals gedefinieerd in de relevante instrumenten van de Wereldgezondheidsorganisatie, en andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, voorzover in Nederland beschermende regelingen zijn getroffen ten aanzien van de eigen onderdanen. Daarbij kan, naast de in gezondheidswetgeving gebruikelijke ziekten als pest, cholera en gele koorts, ook worden gedacht aan nieuwere ziekten als Sars. Verwezen wordt naar artikel 2 Infectieziektenwet.
ad c
Van belang is dat bij de eerdere verwijdering om redenen van openbare orde of nationale veiligheid is geoordeeld dat sprake was van een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging van de openbare orde of openbare veiligheid. De vreemdeling die eerder om redenen van openbare orde of openbare veiligheid is verwijderd kan na verloop van een redelijke termijn, en in ieder geval na drie jaar gerekend vanaf zijn vertrek, een aanvraag indienen om opheffing van het eerdere besluit om hem uit Nederland te verwijderen. Gelet op het feit dat verblijfsbeëindiging persoonlijk gedrag vereist dat een actuele, werkelijke en (voldoende) ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving vormt, ligt het voor de hand dat de vreemdeling tevens ongewenst zal zijn verklaard (zie A5/6). In die gevallen betreft het in de Nederlandse situatie derhalve een aanvraag tot opheffing van de ongewenstverklaring. Gedurende de behandeling van deze aanvraag heeft de vreemdeling geen recht van toegang tot Nederland.
Zoals is aangegeven in A2/5.5.1, dient bij de vreemdeling die onderdaan is (of stelt te zijn) van de EU, de EER of Zwitserland, voorafgaand aan toegangsweigering de IND te worden geraadpleegd (zie ook artikel 8.8, tweede lid, juncto artikel 8.7, eerste lid, Vb). Indien wordt overgegaan tot toegangsweigering moet een schriftelijke gemotiveerde beschikking worden uitgereikt (zie artikel 8.8, tweede lid, Vb). Hiervoor kan model M18 worden gebruikt. De toegang wordt geweigerd ingevolge artikel 3, eerste lid, onder d, Vw juncto artikel 8.8 Vb. De motivering moet concreet zijn; er mag niet worden volstaan met de enkele mededeling dat de betrokkene een gevaar oplevert voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid. Bij de kennisgeving van de toegangsweigering moet worden vermeld dat daartegen binnen vier weken administratief beroep kan worden ingesteld bij de IND. De behandeling van het administratief beroepschrift mag niet in Nederland worden afgewacht. Betrokkene dient Nederland ingevolge artikel 5, eerste lid, Vw onmiddellijk te verlaten, tenzij er sprake is van een (eerste) verzoek om een voorlopige voorziening. Het aanbrengen van een (toegangs)weigeringsstempel is van toepassing op onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland en op hun familieleden.
Vrije termijn
Zoals aangegeven in A2/4.4.1, wordt sedert de implementatie op 29 april 2006 van Richtlijn 2004/38, ten aanzien van onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland niet langer onderscheid gemaakt tussen rechtmatig verblijf in de vrije termijn en rechtmatig verblijf als gemeenschapsonderdaan. Ingevolge artikel 8.11, eerste lid, onder a en b, Vb heeft een vreemdeling (EU/EER onderdaan en onderdaan van Zwitserland) rechtmatig verblijf gedurende een periode van drie maanden na inreis indien hij:
• beschikt over een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort; of
• het bewijs van zijn nationaliteit ondubbelzinnig met andere middelen levert.
Een eerste termijn van drie maanden geldt ten aanzien van familieleden als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde en vierde lid, Vb die geen onderdaan zijn van de EU, de EER of Zwitserland, met dien verstande dat dat gezinslid in het bezit moet zijn van een geldig paspoort (zie artikel 8.11, tweede lid, Vb). Andere documenten dan het paspoort worden niet geaccepteerd.
Overigens, een vreemdeling die niet beschikt over het vereiste document voor grensoverschrijding, kan pas worden uitgezet nadat hem gedurende een redelijke termijn de gelegenheid is gegeven dat document te verkrijgen of op andere wijze vast te stellen of te bewijzen dat hij het recht op vrij verkeer en verblijf geniet (zie artikel 8.8, vierde lid, Vb).
Y
Paragraaf A2/6.2.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Voor onderdanen van België en Luxemburg geldt in beginsel eveneens hetgeen in A2/6.2.2.2 is gesteld. Voorts geldt voor onderdanen van België en Luxemburg steeds dat ook sinds de inwerkingtreding van de SUO, de bepalingen van de Benelux-overeenkomst van kracht blijven voor zover zij voor de Benelux-onderdanen gunstiger voorwaarden bevatten voor wat betreft grenscontrole, toegang en (lang) verblijf dan het Schengenakkoord aangeeft.
Onderdanen van België en Luxemburg mogen Nederland voor kortere of langere duur binnenkomen, ongeacht het doel van hun verblijf, indien zij in het bezit zijn van een paspoort of identiteitsbewijs.
Op onderdanen van België en Luxemburg die geen gebruik maken van het recht op vrij verkeer van personen geldt dat artikel 8.8, eerste en tweede lid, VV niet van toepassing zijn. Op deze vreemdelingen is artikel 8.5 Vb van toepassing. Uit dat artikel volgt dat aan deze onderdanen van België en Luxemburg, indien zij het vereiste document van grensoverschrijding bezitten, de toegang tot Nederland alleen kan worden geweigerd als zij een actuele bedreiging voor de openbare orde of nationale veiligheid vormen. Net als bij andere onderdanen van de EU/EER, dient voorafgaand aan toegangsweigering de IND te worden geraadpleegd (zie A2/5.5.1). Indien wordt overgegaan tot toegangsweigering moet een schriftelijke gemotiveerde beschikking worden uitgereikt. Hiervoor kan model M18 worden gebruikt.
Z
Paragraaf A2/6.2.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De vreemdelingen van de categorie waarop de bepalingen van dit onderdeel betrekking hebben, dienen te worden onderscheiden in drie groepen:
a. niet-duurzaam verblijf;
b. duurzaam verblijf;
c. doorreis.
Ad a Niet-duurzaam verblijf
Op vreemdelingen die in Nederland werkzaamheden verrichten als lid van een diplomatieke zending of consulaire post, hun gezinsleden en hun personeel, is de Vw niet van toepassing indien zij niet-duurzaam in Nederland verblijven. Op grond van de Weense Verdragen inzake het Diplomatiek Verkeer en de Consulaire Betrekkingen komt hen een bijzondere status toe. Zij zijn door de Minister van BuZa in het bezit gesteld van het geprivilegieerdendocument (zie model M81).
De bijzondere status houdt onder meer in dat de maatregelen van uitzetting krachtens de Vw op hen niet kunnen worden toegepast. Hun toegang, toelating en verblijf hier te lande richten zich naar de algemene regelen van volkenrecht.
Houders van bepaalde diplomatieke, officiële en dienstpaspoorten zijn vrijgesteld van de visumplicht. Wel moeten zij bij grensoverschrijding beschikken over een geldig document voor grensoverschrijding (zie artikel 5, eerste lid, onder a, artikel 19, eerste lid, onder d, en Bijlage VII SGC).
Zoals is aangegeven in A2/5.5.1, dient in het geval het voornemen bestaat om de toegang te weigeren aan een persoon die zich op een bijzondere status beroept, eerst contact op te worden genomen met de IND.
Ad b Duurzaam verblijf
Op vreemdelingen die reeds een jaar of meer op grond van artikel 8 Vw rechtmatig in Nederland verblijven, die gerechtigd zijn arbeid al dan niet in loondienst te verrichten en in dienst treden van een diplomatieke missie of consulaire post, blijft de Vw in volle omvang van toepassing. Het betreft met name vreemdelingen die door de diplomatieke zending of consulaire post lokaal zijn geworven.
Vreemdelingen van deze categorie ontvangen wel een geprivilegieerdendocument afgegeven door het ministerie van BuZa. Daarop komt echter een lettercode voor, met een verklaring waaruit bovengenoemde, niet-bijzondere status blijkt:
bij ambassades: |
|
AD |
Het hoofd van de diplomatieke vertegenwoordiging, het diplomatiek personeel en hun gezinsleden; |
BD |
Leden van het administratief en technisch personeel en hun gezinsleden; |
ED |
Leden van het bedienend personeel en hun gezinsleden; |
PD |
Particuliere bediendes. |
bij Consulaten: |
|
AC |
Consul, Generaal Consul, Vice Consul en Consulaire Agenten en hun gezinsleden; |
BC |
Leden van het administratief en technisch personeel en hun gezinsleden; |
EC |
Leden van het bedienend personeel en hun gezinsleden; |
PC |
Particuliere bediendes. |
bij internationale organisaties: |
|
AO |
Personeelsleden met diplomatieke of vergelijkbare status en hun gezinsleden; |
BO |
Leden van het administratief en technisch personeel en hun gezinsleden; |
EO |
Leden van het bedienend personeel en hun gezinsleden; |
PO |
Particuliere bediendes of huishoudelijke hulp (met de toevoeging ZF). |
De afwijkende codering die kan voorkomen is ZF (=zelfstandige functie). Aan deze codering kunnen geen rechten worden ontleend aan privileges of immuniteiten. Nederlanders in dienst van genoemde instellingen worden onderscheiden door achter de bovengenoemde codering de aanduiding /NL te plaatsen. Duurzaam in Nederland verblijvende vreemdelingen krijgen de toevoeging /DV. Parttimers in dienst van genoemde instellingen krijgen de toevoeging /PT.
Lokaal geworven personeel dat vóór 1 augustus 1987, vanaf welke datum het onderscheid tussen duurzaam en niet-duurzaam verblijf wordt gemaakt, in het bezit was van een legitimatiebewijs afgegeven door de Minister van BuZa, behoudt de verworven bijzondere status tot beëindiging van het dienstverband.
Ad c Doorreis
Ten aanzien van diplomatieke en consulaire ambtenaren, hun gezinsleden en personeel, welke slechts op doorreis in Nederland zijn, is de Vw niet van toepassing voor zover het de doorreis naar of terugkeer van de diplomatieke zending of consulaire post in een derde land betreft. Hetgeen onder a is opgemerkt over de bijzondere status geldt ook hier.
AA
Paragraaf A2/6.2.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
AB
Paragraaf A2/6.2.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In artikel 2.4 Vb zijn bepalingen opgenomen over vreemdelingen die als passagier van een vliegtuig een vliegveld aandoen (transiteren).
Voor wat betreft het luchthaventransitvisum geldt dat in artikel 3, vijfde lid, Visumcode alsmede in bijlage V van de Visumcode staat opgesomd voor welke vreemdelingen geldt dat zij zijn vrijgesteld van het visumvereiste.
Aan visumplichtige transitpassagiers van vliegtuigen die in het bezit zijn van een voor het Benelux-gebied geldig paspoort doch niet van het vereiste visum en die door omstandigheden buiten hun wil hun reis niet kunnen voortzetten, kan onder voorwaarden toegang tot het Benelux-gebied worden verleend.
Zie voor transitpassagiers van vliegtuigen tevens de Benelux Voorschriften Verzameling Deel IV, onder J.
In beginsel wordt toegang verleend tot het Benelux-gebied indien:
• de onderbreking plaatsvindt wegens van de wil van de vreemdeling onafhankelijke omstandigheden (bijvoorbeeld ongunstige weersomstandigheden, technische storingen enz.);
• hij van één van de daartoe aangewezen luchthavens zal vertrekken;
• hij in het bezit is van een geldig document voor grensoverschrijding en reisbiljetten op grond waarvan zijn doorreis en toegang tot het land van bestemming vaststaat; en
• hij voldoet aan artikel 12, eerste lid, onder b en d, Vw.
De toegang wordt verleend voor de duur die noodzakelijk is om de doorreis per eerstvolgende gelegenheid te kunnen voortzetten. De toegang kan worden geweigerd aan personen ten aanzien van wie een gegrond vermoeden bestaat dat zij toegang vragen voor een ander doel dan waarvoor deze regeling bedoeld is.
Als blijk van de verleende toegang aan de transitpassagier, wordt in het reisdocument van de transitpassagier een aantekening gesteld. De tekst van deze aantekening luidt:
‘Toegang tot het Benelux-gebied verleend van geldig tot , (vermelding relevante artikel en lid).’ Voorts wordt een territoriaal beperkt visum verleend voor de duur die noodzakelijk is om de doorreis te kunnen voortzetten. Daarbij komt een inreisstempel en handtekening van de ambtenaar die toegang verleent.
In plaats van het stellen van een aantekening kan, in het geval van toegangverlening aan de transitpassagier van een vliegtuig, een afzonderlijke verklaring aan de vreemdeling worden verstrekt (zie bijlage 5 VV).
De territoriale geldigheid van de toegang wordt beperkt wanneer het document voor grensoverschrijding van de vreemdeling niet geldig is voor België of Luxemburg. In dat geval wordt bij de aantekening aangegeven voor welk(e) Benelux-land(en) deze geldig is.
Indien de vreemdeling aan wie toegang is verleend niet op het voorgeschreven tijdstip is vertrokken, moet hiervan onmiddellijk kennis worden gegeven aan de ambtenaren der KMar belast met het toezicht op vreemdelingen, alsmede aan de vreemdelingenpolitie.
AC
Paragraaf A2/6.2.7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Op grond van de Wet op de uitgebreide identificatieplicht is een politieambtenaar bevoegd tot het vorderen van een identiteitsbewijs voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor zijn taakuitoefening. In dat geval dienen ook passagierende zeelieden een identiteitsbewijs ter inzage aan te bieden. Een geldig grensoverschrijdingsdocument is in dat geval voldoende. Zeelieden kunnen eveneens aan een grensbewakingscontrole worden onderworpen voordat zij het vaartuig, verlaten dan wel betreden.
Wanneer een zeeman niet of niet langer aan de in de SGC neergelegde voorwaarden voor passagieren voldoet, stelt het hoofd van de doorlaatpost daaromtrent een aantekening op de bemanningslijst achter de naam van de zeeman. Bij gevaar voor de openbare orde kan het hoofd van de doorlaatpost/het hoofd van dienst volstaan de vreemdeling de verplichting op te leggen aan boord van het schip te blijven. Zonodig kan hij de zeeman in dit geval ook met toepassing van artikel 50 Vw overbrengen naar de vreemdelingenpolitie. Dit laatste geschiedt steeds:
• wanneer de zeeman staat gesignaleerd als ongewenst vreemdeling of als ongewenst verklaarde vreemdeling op grond van artikel 67 Vw; of
• wanneer de zeeman is achtergebleven na vertrek van het schip, dan wel is afgemonsterd, zonder te voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst en verblijf in Nederland.
De ambtenaar belast met grensbewaking hoeft geen machtiging te vragen voor het verlenen van een visum aan zeelieden die toegang willen tot andere dan de gemeenten waarin de haven gelegen is waar hun schip is afgemeerd of de daaraan grenzenden gemeenten. Zoals is aangegeven in A2/4.3.8, bestaat met betrekking tot het verlenen van visa aan de grens aan transiterende zeelieden een separate regeling (zie artikel 36 Visumcode).Behalve de daar genoemde voorwaarden gelden voor zelfstandige verlening van een visum in dit geval bovendien de volgende voorwaarden:
• de betreffende zeeman moet deel uit blijven maken van de bemanning van het schip waarop hij het Schengengebied is binnen gekomen;
• de betrokken rederij of agent moet zich garant stellen door ondertekening van een verklaring zoals opgenomen in bijlage 6a en 6b VV.
AD
Paragraaf A2/6.2.7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Zeelieden die werk willen zoeken aan boord van een in één van de Schengenhavens liggend schip, zonder dat uit een verklaring van de rederij/scheepsagent de mogelijkheid van aan- of overmonstering blijkt, moeten aan alle voorwaarden voor toegang voldoen.
Voor wat betreft het vereiste van een geldig grensoverschrijdingsdocument geldt, dat voor werkzoekende zeelieden het zeemansboekje niet in de plaats van het paspoort kan treden.
Indien in het geldig document van grensoverschrijding het benodigde visum ontbreekt, kan aan werkzoekende zeelieden aan de grens een visum met een geldigheid van maximaal vijftien dagen worden afgegeven, mits aan alle overige voorwaarden voor toegang wordt voldaan. Indien nodig kan in uitzonderlijke gevallen na ommekomst van de vijftien dagen termijn een verlenging van de geldigheidsduur van het visum bij de Visadienst, of (voor zover het de in de regio Rotterdam-Rijnmond verblijvende zeelieden betreft) bij de ZHP worden gevraagd.
Deze werkzoekende zeelieden moeten bovendien met een zeemansboekje (-paspoort) of andere bewijsmiddelen kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk het beroep van zeeman uitoefenen.
AE
Paragraaf A2/6.2.10.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Toegang wordt steeds verleend aan:
• vreemdelingen die in het bezit zijn van een geldig paspoort en een geldige verblijfsvergunning afgegeven door één der Schengenstaten;
• vreemdelingen die in het bezit zijn van een paspoort alsmede een geldig verblijfsdocument (zie bijlagen 7a, 7b, 7c, 7d en 7e VV).
Ten aanzien van de tweede voorwaarde geldt voorts dat aan een persoon met een door de Nederlandse autoriteiten afgegeven paspoort of identiteitskaart die gebruik heeft gemaakt van zijn recht op vrij verkeer van personen (zie B10) en (vervolgens) verwijderd is door een andere lidstaat om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid, door de Nederlandse ambtenaar belast met de grensbewaking zonder formaliteiten toegang dient te worden verleend. Dit geldt ook wanneer het paspoort of de identiteitskaart is vervallen of de nationaliteit van de houder wordt betwist (zie artikel 8.10 Vb).
Inwonende kinderen beneden de twaalf jaar zijn meestal opgenomen in de vergunning van hun ouders. Deze kinderen worden ook feitelijk in het bezit gesteld van een verblijfsdocument (zie artikel 4.21, tweede lid, Vb).
Alle hierboven genoemde vreemdelingen zijn in geval van terugkeer naar Nederland vrijgesteld van de visumplicht (zie bijlage 3 VV).
Wijze van grenscontrole
• Vreemdelingen die kunnen aantonen dat hen lang verblijf in Nederland is toegestaan.
Vreemdelingen aan wie lang verblijf in Nederland is toegestaan zijn bij in- en uitreis verplicht om het in hun bezit zijnde document voor grensoverschrijding desgevraagd aan een grensbewakingsambtenaar te tonen en te overhandigen (zie artikel 4.5 Vb).
Ten aanzien van vreemdelingen die kunnen aantonen dat hen lang verblijf in Nederland is toegestaan blijft controle op bestaansmiddelen achterwege. Hen wordt niet gevraagd naar doel en duur van het verblijf. Wel kan controle aan de hand van het OPS plaatsvinden, met name met het oog op tenuitvoerlegging van signaleringen die verband houden met de Vw (zie A3/9).
Zoals is aangegeven in A2/5.5.1, dient in het geval het voornemen bestaat om de toegang te weigeren aan een persoon die zich er op beroept dat hem lang verblijf in Nederland is toegestaan, eerst contact op te worden genomen met de IND.
• Vreemdelingen aan wie lang verblijf in Nederland niet meer is toegestaan / bij twijfel omtrent het verblijfsrecht
Uit een signalering in het OPS kan blijken dat de verblijfsvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd is ingetrokken dan wel de geldigheidsduur is verstreken. Aan de houder van een geldig paspoort en van een verblijfsvergunning waarvan de geldigheidsduur nog maar korte tijd is verstreken kan, wanneer hij een redelijke grond kan aanvoeren voor zijn verlate terugkeer, toegang worden verleend. In ieder geval dient de grensbewakingsambtenaar zo veel mogelijk direct de verblijfsrechtelijke status na te gaan. Indien de vreemdeling wordt doorgelaten dient met toepassing van artikel 4.26 Vb een meldplicht te worden opgelegd.
Wanneer de vreemdeling niet kan aantonen of aannemelijk kan maken dat hem lang verblijf in Nederland is toegestaan, kan voor vaststelling van zijn verblijfsrechtelijke positie contact worden opgenomen met de vreemdelingenpolitie van de politieregio in welke de gestelde woon- of verblijfplaats van de vreemdeling is gelegen, dan wel met de IND.
AF
Paragraaf A2/6.2.10.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Vreemdelingen die houder zijn van een geldig, door een Schengenstaat afgegeven verblijfsdocument zijn vrijgesteld van de visumplicht (zie artikel 21 SUO).
De toegang wordt aan houders van een geldige Belgische of Luxemburgse verblijfsvergunning niet geweigerd op de enkele grond dat zij niet tevens in het bezit zijn van hun paspoort. Controle op bestaansmiddelen blijft bij deze vreemdelingen achterwege, wanneer zij in het bezit zijn van geldige reisbiljetten naar de landen waarvoor zij over een geldige verblijfstitel of terugkeervisum beschikken.
Toegang wordt geweigerd wanneer gevaar voor de Nederlandse openbare orde of nationale veiligheid daartoe aanleiding geeft, met name wanneer de vreemdeling is gesignaleerd als ongewenst vreemdeling of als ongewenstverklaard vreemdeling (ongewenstverklaard ex artikel 67 Vw).
Het bovenstaande is van overeenkomstige toepassing op vreemdelingen die in het bezit zijn van het vereiste document voor grensoverschrijding en een geldige Belgische of Luxemburgse mvv (autorisation de séjour provisoire), mits in deze machtiging staat vermeld dat zij geldig is voor binnenkomst in het Beneluxgebied.
AG
Paragraaf B1/1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Op grond van artikel 16, onder a, Vw kan een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. Het beschikken over een geldige mvv is een van de voorwaarden voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd.
De aanvraag om afgifte van een mvv wordt getoetst aan de voorwaarden die worden gesteld met het oog op het verlenen van een verblijfsvergunning in Nederland. De verplichting om voor de komst naar Nederland een mvv aan te vragen, stelt de overheid in staat te onderzoeken of de vreemdeling aan alle voor toelating gestelde vereisten voldoet, zonder daarbij door diens aanwezigheid hier te lande voor een voldongen feit te worden geplaatst (zie voor de algemene afwijzingsgronden en bijzondere voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning artikel 16 Vw en artikel 3.13 tot en met 3.56 Vb).
De aanvraag om afgifte van een mvv leidt bij inwilliging tot afgifte van een Dvisum. Met dit D-visum mag de vreemdeling in een periode van drie maanden binnen zes maanden op het grondgebied van de lidstaten circuleren.
In artikel 17 Vw en artikel 3.71 Vb is een aantal categorieën aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 Vw benoemd, die niet worden afgewezen wegens het ontbreken van een geldige mvv. Deze categorieën zijn verder uitgewerkt onder B1/4.1.1.
Achtergrond
De mvv is in artikel 1, onder h, Vw als volgt omschreven: het bij een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van herkomst, het land van bestendig verblijf of, bij gebreke daarvan, het dichtstbijzijnde land waar wel een vertegenwoordiging is gevestigd, dan wel bij het Kabinet van de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of het Kabinet van de Gouverneur van Aruba aldaar, door de vreemdeling in persoon aangevraagde en aldaar door die vertegenwoordiging of dat Kabinet na voorafgaande machtiging van de Minister van BuZa afgegeven visum voor een verblijf van langer dan drie maanden.
Een vreemdeling die zich naar Nederland wil begeven voor een verblijf van langer dan drie maanden moet in beginsel in het bezit zijn van een geldig document voor grensoverschrijding voorzien van een geldige mvv, welke hij in persoon heeft aangevraagd bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het land van zijn herkomst of het land van zijn bestendig verblijf en welke hem aldaar in persoon is verstrekt door die vertegenwoordiging. Een land van bestendig verblijf is een land waar de vreemdeling gerechtigd is om langer dan drie maanden te verblijven op grond van enige verblijfstitel. Indien in het land van herkomst of bestendig verblijf geen Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aanwezig is, dient de mvv in persoon te worden aangevraagd bij de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het dichtstbijzijnde land waar wel een vertegenwoordiging is gevestigd. Aldaar zal vervolgens de mvv in persoon aan de vreemdeling worden verstrekt.
In algemene termen geldt dat het moet gaan om een land waar de vreemdeling gerechtigd is om langer dan drie maanden te verblijven op grond van enige verblijfstitel die het verblijf rechtmatig maakt. Hierbij is niet vereist dat de vreemdeling al gedurende drie maanden feitelijk in dat land verbleven heeft op het moment dat de aanvraag om een mvv wordt ingediend. Wel zal op het moment van indienen van de aanvraag, dan wel op het toetsmoment, sprake moeten zijn van nog ten minste drie maanden rechtmatig verblijf om te kunnen spreken van bestendig verblijf.
Van bestendig verblijf kan sprake zijn in de volgende gevallen:
• de vreemdeling verblijft in een land op basis van een verblijfsvergunning met een geldigheidsduur van meer dan drie maanden.
• de vreemdeling is in het land waar hij of zij verblijft, gerechtigd de uitkomst van een aanvraag om verblijf (aldaar) af te wachten.
• de vreemdeling heeft in het land waar hij of zij verblijft een verblijfsprocedure doorlopen, waarvan de uitkomst in rechte onaantastbaar is geworden, en er bestaat een juridisch beletsel tegen uitzetting.
De algemene uitgangspunten dat het verblijf rechtmatig moet zijn (naar maatstaven van het betreffende land) en voor een periode langer dan drie maanden, zijn hierop steeds van toepassing. Indien naar het oordeel van de Minister het handhaven van de termijn van meer dan drie maanden rechtmatig verblijf tot onredelijke gevolgen zal leiden, kan in voorkomende gevallen een kortere termijn volstaan, mits geen sprake is van het omzeilen van de mvv-procedure dan wel het oneigenlijk gebruik daarvan.
In ieder geval zal geen bestendig verblijf worden aangenomen indien de vreemdeling in het bezit is van een toeristen- of zakenvisum.
Het aantonen van bestendig verblijf zal steeds dienen te geschieden aan de hand van officiële documenten, afgegeven door de autoriteiten van het land waar de vreemdeling verblijft. Uit deze documenten zal telkens moeten blijken dat de vreemdeling aldaar rechtmatig verblijft, en voor welke periode. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt primair bij de vreemdeling. Indien daartoe voldoende concrete aanleiding bestaat, kan nader onderzoek worden ingesteld naar de redenen om vanuit dit derde land, niet zijnde het land van herkomst, verblijf in Nederland te vragen. Dit zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen wanneer binnen zeer korte tijd nadat in dit derde land om verblijf aldaar is gevraagd, de vreemdeling een aanvraag voor verblijf hier te lande indient, via de mvv-procedure. Niet is het de bedoeling dat zo op oneigenlijke wijze gebruik wordt gemaakt van de mvv-procedure. Hierbij kan met name gedacht worden aan mvv-aanvragen ingediend in de Nederland in ruime zin omringende landen, zoals de lidstaten van de EU. Van geval tot geval zal worden bezien of de uitkomst van het onderzoek aanleiding biedt dit tegen te werpen in de procedure en de afgifte van de mvv te weigeren.
De aanvraag tot het verlenen van een mvv van een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft wordt afgewezen (zie REK-uitspraak van 16 maart 1995; RV 1995, 44). De mvv wordt verleend om legale binnenkomst in Nederland mogelijk te maken voor een vreemdeling die verblijf langer dan drie maanden in Nederland beoogt. Een mvv kan niet worden verleend om de binnenkomst in Nederland achteraf te legaliseren. Indien de vreemdeling op grond van artikel 8, aanhef en onder f, dan wel h, Vw rechtmatig in Nederland verblijft, wordt de aanvraag tot het verlenen van een mvv eveneens afgewezen.
Indien de vreemdeling op grond van artikel 8, aanhef en onder i, Vw rechtmatig in Nederland verblijft gedurende de vrije termijn en er sprake is van een aanvraag tot het verlenen van een mvv, staat zulks niet noodzakelijk aan een inhoudelijke beoordeling van deze aanvraag in de weg. Uit de lengte van de periode waarin en het doel waarvoor de vreemdeling in Nederland verblijft, moet wel blijken dat dit verblijf in Nederland niet gericht is op het omzeilen van het vereiste van een mvv.
De mvv is een nationaal visum. De bevoegdheid tot afgifte van een mvv ligt bij de Minister van BuZa. De Minister van BuZa heeft in een groot aantal gevallen van zijn bevoegdheid mandaat verleend aan het Hoofd van de Visadienst. Als Hoofd van de Visadienst is aangewezen het Hoofd van de IND. Uit de besluiten zal altijd moeten blijken dat het gaat om een bevoegdheid van de Minister van BuZa. Alle beslissingen ten aanzien van mvv’s dienen steeds namens de Minister van BuZa te worden genomen. De mvv kan worden afgegeven door een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland na voorafgaande machtiging van de Visadienst van het Ministerie van BuZa.
Er is voor mvv-aanvragen geen wettelijke beslistermijn. Ingevolge artikel 4:13 juncto 4:14 Awb dient binnen een redelijke termijn te worden beslist. Een termijn van drie maanden wordt redelijk geacht. In elk geval wordt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag bericht binnen welke termijn een beslissing kan worden verwacht (zie artikel 4:14 Awb). De Algemene Termijnenwet is van toepassing (zie B1/10.2.1).
AH
Paragraaf B1/1.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Voor bedrijven, onderwijsinstellingen (hieronder begrepen: onderzoeksinstellingen) en culturele uitwisselingsorganisaties bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid gebruik te maken van de verkorte mvv-procedure. Wanneer een bedrijf, onderwijsinstelling of culturele uitwisselingsorganisatie tot de verkorte mvv-procedure is toegelaten, kunnen verzoeken om advies via deze procedure versneld worden afgedaan. De IND kan deze faciliteit verlenen, maar ook – bij gebleken oneigenlijk of onzorgvuldig gebruik, of indien niet meer aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan – weer intrekken.
Uit de aard van de verkorte mvv-procedure volgt dat deze procedure uitsluitend is bedoeld voor verzoeken om advies waarbij criteria gelden die duidelijk en eenvoudig (en daardoor snel) te toetsen zijn. Daarom is de verkorte mvv-procedure alleen mogelijk voor verzoeken om advies in het kader van arbeid in loondienst (inclusief stage), (de voorbereiding op) studie (uitsluitend hoger onderwijs) en culturele uitwisseling. Uitzondering betreft het verzoek om advies, onder bepaalde voorwaarden, in het kader van gezinshereniging (zie B1/1.5.5).
Een verzoek tot het verlenen van een mvv in de verkorte procedure zal bij inwilliging leiden tot afgifte van een D-visum. Met dit D-visum mag de vreemdeling in een periode van drie maanden binnen zes maanden op het grondgebied van de lidstaten circuleren.
Het verzoek om als convenanthouder te worden toegelaten tot de verkorte mvv-procedure en alle verzoeken om advies die via de verkorte mvv-procedure worden ingediend, moeten worden gericht aan de IND.
AI
Paragraaf B1/10.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt vier weken (artikel 69, eerste lid, Vw). Dat geldt ook voor bezwaar en beroep tegen (feitelijke) rechtens relevante handelingen van een bestuursorgaan ten aanzien van een vreemdeling als zodanig, die ingevolge artikel 72, derde lid, Vw met een beschikking zijn gelijkgesteld. De termijn begint op de dag na die waarop de beschikking op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Rechtsmiddel tegen het niet tijdig nemen van een besluit
Het beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan pas worden ingediend als het bestuursorgaan in gebreke is en er twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke heeft gesteld (zie artikel 6:12, tweede lid, Awb). Het indienen van een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit (artikel 6:12, eerste lid, Awb) is niet aan een termijn gebonden, met dien verstande dat bij een onredelijk late indiening een niet-ontvankelijk verklaring kan volgen (artikel 6:12, vierde lid, Awb). Tenzij de beslistermijn is opgeschort (op grond van artikel 25, tweede lid, Vw of artikel 4:15 Awb), bedraagt de termijn waarbinnen een beschikking op een aanvraag omtrent een verblijfsvergunning regulier moet worden gegeven zes maanden. Voor mvv-aanvragen is er geen wettelijke beslistermijn. De beslissing moet genomen worden binnen een redelijke termijn. Die termijn bedraagt drie maanden. In elk geval wordt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag bericht binnen welke termijn een beslissing kan worden verwacht (artikel 4:14 Awb en B1/1).
AJ
Paragraaf B10/2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Om met succes beroep te kunnen doen op het gestelde in artikel 8.7 Vb en verder, dienen EU/EER onderdanen of Zwitserse onderdanen een geldige identiteitskaart of een geldig paspoort over te leggen dan wel op andere wijze ondubbelzinnig (zonder enige twijfel) hun identiteit en nationaliteit aan te tonen. De identiteitskaart of het paspoort dient overeenkomstig de wetgeving in de Lidstaat, waarvan zij onderdaan zijn, te zijn verstrekt. Hierop dient de nationaliteit van de onderdaan van de Lidstaat te zijn vermeld. Het enkele verlopen van de identiteitskaart of paspoort gedurende het rechtmatig verblijf in Nederland leidt niet tot verblijfsbeëindiging.
De vreemdeling, die reeds in Nederland verblijft en stelt rechten te ontlenen aan het EG-Verdrag of de Overeenkomst EG-Zwitserland, maar geen geldige identiteitskaart of een geldig paspoort, heeft overgelegd noch op andere wijze ondubbelzinnig zijn identiteit en nationaliteit heeft aangetoond, wordt alsnog in de gelegenheid gesteld om dit over te leggen. Hiervoor dient een redelijke termijn te worden gegeven van twee weken.
Indien de vreemdeling hieraan geen gevolg geeft, is niet vastgesteld dat hij de nationaliteit heeft van een lidstaat van de EU/EER of van Zwitserland. Hij verblijft daarmee niet rechtmatig in de zin van artikel 8, aanhef en onder e, Vw in Nederland. Op grond van artikel 61, eerste lid, Vw dient de vreemdeling met inachtneming van artikel 62 Vw Nederland uit eigen beweging te verlaten. Wanneer hij dat niet doet, kan hij ingevolge artikel 63 Vw worden uitgezet door of namens de Minister (zie B10/7.1).
AK
Het model M5A komt te luiden zoals aangegeven in bijlage 2.
AL
Het model M5C komt te luiden zoals aangegeven in bijlage 3.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 23 september 2011
De Minister voor Immigratie en Asiel,
voor deze:
de waarnemend directeur-generaal Vreemdelingenzaken,
L. Mulder.
Citeertitel |
Officiële benaming |
Publicatie |
---|---|---|
Richtlijn 2001/55 |
Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequentie van de opvang van deze personen |
Pb. EG L 212 |
Richtlijn 2003/109 |
Richtlijn 2003/109/EG van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen |
Pb. EU L 16 |
Richtlijn 2003/110 |
Richtlijn 2003/110/EG van 25 november 2003 betreffende de ondersteuning bij de doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht |
Pb. EU L 321 |
Richtlijn 2003/86 |
Richtlijn 2003/86/EG van 22 september 2003 van de Raad van de EU inzake het recht op gezinshereniging |
Pb. EU L 51, 12 |
Richtlijn 2003/9 |
Richtlijn 2003/9/EG van de Raad van 27 januari 2003 tot vaststelling van minimumnormen voor de opvang van asielzoekers in de lidstaten |
Pb. EG L 031 |
Richtlijn 2004/38 |
Richtlijn 2004/ 38/ EG van 29 april 2004, betreffende het recht van vrij verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de burgers van de Unie en hun familieleden, tot wijziging van Verordening (EEG) 1612/ 68 en tot intrekking van Richtlijnen 64/ 221/ EEG, 68/ 360/ EEG, 72/ 194/ EEG, 73/ 148/ EEG, 75/ 34/ EEG, 75/ 35/ EEG, 90/ 364/ EEG, 90/ 365/ EEG en 93/ 96/ EEG |
Pb. EU L 229 |
Richtlijn 2004/82 |
Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven |
Pb. EU L 261 |
Richtlijn 2004/83 |
Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming |
Pb.EU L 304 |
Richtlijn 2005/71 |
Richtlijn 2005/71/EG van 12 oktober 2005, betreffende een specifieke procedure voor de toelating van onderdanen van derde landen met het oog op wetenschappelijk onderzoek |
Pb. EU L 289 |
Richtlijn 2005/85 |
Richtlijn 2005/85/EG van de Raad van 1 december 2005 betreffende minimumnormen voor de procedures in de lidstaten voor de toekenning of intrekking van de vluchtelingenstatus |
Pb. EU L 326 |
Richtlijn 2004/ 114 |
Richtlijn 2004/114/EG van de Raad van 13 december 2004 betreffende de voorwaarden voor de toelating van onderdanen van derde landen meet oog op studie, scholierenuitwisseling, onbezoldigde opleiding of vrijwilligerswerk |
PB L 375 |
Citeertitel |
Officiële benaming |
Publicatie |
---|---|---|
Schengengrenscode |
Verordening (EG) 562/2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen |
Pb. EU L 105 |
Verordening 2133/2004 |
Verordening (EG) 2133/2004 van de Raad van 13 december 2004 waarbij voor de bevoegde autoriteiten van de lidstaten de verplichting wordt ingevoerd om in de reisdocumenten van onderdanen van derde landen bij het overschrijden van de buitengrenzen van de lidstaten systematisch een stempel aan te brengen, en waarbij de bepalingen van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen en het gemeenschappelijk handboek daartoe worden gewijzigd |
Pb. EU L 369/ 5 |
Verordening 1560/2003 |
Verordening (EG) 1560/2003 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) 343/2003 van de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij één van de lidstaten wordt ingediend |
Pb. EU L 222 |
Verordening 1612/68 |
Verordening 1612/68/EEG betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap |
Pb. EU L 257 |
Verordening 2725/2000 |
Verordening 2725/2000 van de raad van 11 december 2000 betreffende de instelling van ‘Eurodac’ voor de vergelijking van vingerafdrukken ten behoeve van een doeltreffende toepassing van de Overeenkomst van Dublin |
Pb. EU L 316 |
Verordening 343/2003 |
Verordening (EG) 343/2003 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat door een onderdaan van een derde land bij een van de lidstaten wordt ingediend |
Pb. EU L 50 |
Verordening 539/2001 |
Verordening (EG) 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld |
Pb. EU L 81 |
Visumcode |
Verordening (EG) 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode |
Pb. EU L 243/1 |
Verordening 265/2010 |
Verordening (EU) 265/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot wijziging van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten akkoord en Verordening (EG) 562/2006 wat het verkeer van personen met een visum voor verblijf van langere duur betreft. |
Pb. EU L 85 |
Citeertitel |
Officiële benaming |
Publicatie |
---|---|---|
Antifolterverdrag |
Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing |
|
Associatiebesluit 1/80 |
Associatiebesluit van de Associatieraad EEG/ Turkije 1/80 |
Niet gepubliceerd |
Associatieovereenkomst EEG-Israël |
Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de staat Israël betreffende liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de vervanging van de Protocollen nrs. 1 en 2 bij de associatieovereenkomst tussen de EG en Israël |
Pb. EU 2003 L 346 en Trb. 2004, 144 |
Associatieovereenkomst EEG-Jordanië |
Euro-mediterrane Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en het Hasjemitische Koninkrijk Jordanië, anderzijds |
Pb. EU L 283 en Trb. 2002, 115 |
Associatieovereenkomst EEG-Marokko |
Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderling handelsverkeer en de vervanging van de landbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en het Koninkrijk Marokko |
Pb. EU 2003 L 345 en Trb. 2004, 144 |
Associatieovereenkomst EG- Turkije |
Associatieovereenkomst tussen de EG en de Republiek Turkije |
Pb. EU 1964, 217 |
Benelux Verdrag |
Verdrag tot instelling van de Benelux Economische Unie |
|
Benelux- overeenkomst |
Overeenkomst tussen het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden, inzake de verlegging van de personencontrole naar de buitengrenzen van het Beneluxgebied |
|
BuPo |
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten |
Trb. 1990, 46, Nederlandse vertaling Trb. 1990, 170 |
Consulaire verdrag |
Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen |
|
Diplomatenverdrag |
Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer |
|
EER- overeenkomst |
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, gewijzigd bij het Protocol tot aanpassing van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte |
|
EG- Verdrag |
Verdrag tot oprichting van de Europese gemeenschap |
|
ESH |
Europees Sociaal Handvest |
|
Europees verdrag betreffende sociale en medische bijstand |
Europese Verdrag betreffende sociale en medische bijstand met bijlage en protocol betreffende de vluchtelingen van 11 december 1953 |
|
Europees verdrag migrerende werknemers |
Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers |
|
Europees vestigingsverdrag |
Europees vestigingsverdrag |
|
Europese overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen |
Europese Overeenkomst inzake de afschaffing van visa voor vluchtelingen |
Trb. 1959, 153, Trb. 1960, 111, Trb. 1968, 48, Trb. 1995, 232 |
Europese overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen |
Europese overeenkomst inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen |
|
EU- Verdrag |
Verdrag betreffende de Europese Unie |
Pb. EU C 191 en Trb. 1992, 74, Trb. 1993, 159 |
EVRM |
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, zoals gewijzigd door Protocol 11 met de aanvullende Protocollen 1, 4, 6, 7, 12 en 13 |
|
Gewijzigd Nederlands- Zwitsers Traktaat |
Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat |
|
Haags adoptieverdrag |
Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie |
|
Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee |
Internationaal Verdrag voor de Beveiliging van Mensenlevens op Zee |
|
IVRK |
Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind |
|
Nationaliteitenverdrag |
Verdrag van Straatsburg van 6 mei 1963 betreffende beperking van de gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit |
|
Nederlands- Amerikaans Vriendschapsverdrag |
Het Verdrag van vriendschap, handel en scheepvaart tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika; het Nederlands Amerikaans Vriendschapsverdrag |
|
Nederlands- Duits Vestigingsverdrag |
Nederlands- Duits Vestigingsverdrag |
|
Nederlands – Japans Handelsverdrag |
Het Verdrag van handel en scheepvaart tussen Nederland en Japan |
|
Nederlands- Zwitsers Traktaat |
Traktaat van vriendschap, vestiging en handel tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Zwitserse Bondstaat |
|
Overeenkomst EEG- Tunesië |
Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Tunesië inzake de liberaliseringsmaatregelen voor het onderlinge handelsverkeer en de wijziging van de landbouwprotocollen bij de Associatieovereenkomst tussen de EG en de Republiek Tunesië |
Pb. EU 1978, L 336 |
Overeenkomst EG- Zwitserland |
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, inzake het vrije verkeer van personen |
|
Overeenkomst Nederland-Suriname 1975 |
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname inzake het verblijf en de vestiging van wederzijde onderdanen |
|
Overeenkomst Nederland-Suriname 1981 |
Overeenkomst tussen Nederland en Suriname inzake de binnenkomst en het verblijf van wederzijdse onderdanen |
|
Overeenkomst van Dublin |
Overeenkomst betreffende de vaststelling van de staat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielverzoek dat bij een van de lidstaten van de Europese Gemeenschappen wordt ingediend |
Pb. EU 1997 C 254 en Trb. 1991, 129, Trb. 1997, 236 |
Samenwerkingsovereenkomst EEG- Marokko |
Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en het Koninkrijk Marokko |
Pb. EU L 264 |
Samenwerkingsovereenkomst EEG-Tunesië |
Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de republiek Tunesië |
Pb. EU L 265 |
Samenwerkingsovereenkomst EEG- Algerije |
Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de democratische volksrepubliek Algerije |
Pb.EUL 263 |
Schengenakkoord |
Akkoord van Schengen inzake vrij personenverkeer tussen de deelnemende landen |
|
Staatlozenverdrag |
Verdrag betreffende de Status van Staatlozen |
|
SUO |
Schengen Uitvoeringsovereenkomst |
SCH/ Com-ex (94) 29, 2e herziening |
Toescheidingsovereenkomst Nederland- Suriname |
Toescheidingsovereenkomst inzake nationaliteiten tussen Nederland en Suriname |
|
Verdrag van Amsterdam |
Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen en sommige bijbehorende Akten |
|
Verdrag van Chicago |
Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart |
|
Vluchtelingenverdrag |
Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 en bijbehorend Protocol van New York van 1967 |
|
Visumfacilitatieovereenkomst EG-Russische Federatie |
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Russische Federatie inzake de versoepeling van de afgifte van visa aan burgers van de Europese Unie en de Russische Federatie |
Pb. EU L 129 |
Op 5 april 2010 is de Visumcode, een verordening welke op 13 juli 2009 is aangenomen, in werking getreden. De Visumcode bevat regels met betrekking tot procedures en voorwaarden voor de afgifte van visa voor kort verblijf, oftewel visa voor de doorreis over het grondgebied van de lidstaten of een voorgenomen verblijf op het grondgebied van de lidstaten van ten hoogste drie maanden binnen een periode van zes maanden. Naast de Visumcode is een Praktisch Handboek vastgesteld, dat aanwijzingen en voorbeelden bevat betreffende de praktische toepassing van de Visumcode, teneinde een uniforme toepassing van de Visumcode binnen de lidstaten te waarborgen.
Met de inwerkingtreding van de Visumcode en het bijbehorend Praktisch Handboek, wordt een deel van de huidige beleidsregels ten aanzien van visa kort verblijf in de Vc overbodig. Met deze WBV worden overlappingen tussen de Visumcode en het Praktisch Handboek enerzijds, en de Vc anderzijds geschrapt door zoveel mogelijk te volstaan met verwijzingen naar de relevante artikelen in de Visumcode.
Daarnaast wordt met de inwerkingtreding van de Visumcode een groot deel van de bestaande regelingen die betrekking hebben op visa voor kort verblijf ondergebracht in één rechtsinstrument. Hierdoor komen onder meer artikelen 9 tot en met 17 SUO, de Gemeenschappelijke Visuminstructies (GVI) en Verordening 415/2003, inzake visumafgifte aan de grens, te vervallen. Ook dit is in het WBV verwerkt.
Daar de GVI met inwerkingtreding van de Visumcode is komen te vervallen, wordt ook de afkorting uit de Vc geschrapt.
De Visumcode wordt toegevoegd aan de lijst van Richtlijnen, Verordeningen en Verdragen.
In deze paragrafen zijn verwijzingen naar vervallen regelingen (veelal de GVI en bijlagen) geschrapt en/of vervangen door verwijzingen naar artikelen in de Visumcode.
Omdat de regels met betrekking tot de vaststelling van de voor de behandeling van de visumaanvraag bevoegde post met de komst van de Visumcode veranderen, is de tekst van deze paragraaf aangepast. Daarnaast is in de tekst verduidelijkt dat als hoofdregel geldt dat contact dient te worden opgenomen met de visumafgevende instantie, wanneer onderzoek wordt gedaan naar situaties waarin het visum niet is afgegeven door de post van het land waarin het hoofdreisdoel van de houder van het visum is gelegen.
Deze paragraaf is gewijzigd in een algemene paragraaf met uitleg over de Visumcode en het bijbehorende Praktisch Handboek, alsmede over de juridische basis van de visumplicht en uitzonderingen daarop. Alle verwijzingen naar vervallen regelgeving, zoals de GVI en de bijlagen, zijn verwijderd.
Voorts is ten aanzien van familieleden van EU-onderdanen die in het bezit zijn van een verblijfskaart een zinsnede toegevoegd, om te benadrukken dat vrijstelling van de visumplicht enkel geldt wanneer zij samenreizen met of zich voegen bij de betreffende EU-onderdaan.
In deze paragraaf is, naast het schrappen van enkele verwijzingen naar de GVI en de bijlagen, de naam van de afdeling van het Ministerie van Buza, die door de posten voorgelegde visumaanvragen behandelt, gewijzigd.
Naast het schrappen van enkele verwijzingen naar onder andere de GVI en bijlagen, zijn in deze paragraaf de bepalingen omtrent collectieve visa geschrapt omdat deze met de inwerkingtreding van de Visumcode komen te vervallen.
Voorts is de tekst over de wegingsfactoren bij de beoordeling of tijdige terugkeer voldoende is gewaarborgd uit de tekst verwijderd, daar het Praktisch Handboek uitleg bevat over deze factoren.
Tevens is het solvabiliteitscriterium van de garantsteller in lijn gebracht met de eerdere wijziging van art 3.74 Vreemdelingenbesluit 2000 (Stb. 2010, 306) en de Vreemdelingencirculaire 2000 (WBV 2010/12, Staatscourant 2010 nr. 12370). Bij de beoordeling van de solvabiliteit wordt hierdoor niet meer gekeken naar de netto-bijstandsnorm voor de categorie gezinnen en echtparen in de zin van de Wwb maar naar het bruto-minimumloon in de zin van de Wml.
Ten slotte is in deze paragraaf een tekst toegevoegd over de beslistermijnen die de Visumcode met zich meebrengt, alsmede de wijze waarop afwijzende beslissingen op visumaanvragen kenbaar gemaakt dienen te worden en welke rechtsmiddelen daar tegen kunnen worden aangewend.
Met de inwerkingtreding van de Visumcode komt het gecombineerde “C+D-visum” te vervallen. Op basis van Verordening (EU) 265/2010, welke in werking is getreden op 5 april 2010, wordt aan D-visa (mvv’s) circulatierecht verbonden. De tekst van deze paragrafen is om deze redenen aangepast.
Bij een eerdere aanpassing van de Vreemdelingencirculaire 2000 (WBV 2010/20, Staatscourant 22 december 2010 nr. 20701) was gelet op de indeling van de Vc een gedeelte van de passage inzake Surinaamse visumhouders, die op medische indicatie naar Nederland waren afgereisd, geschrapt. Deze passage zou vervolgens worden verplaatst naar het A-deel met een verwijzing naar B11/16.2. Met de huidige aanpassing wordt hieraan voldaan. Het betreft hier dan ook geen inhoudelijke wijziging.
De Visumcode bevat één artikel over intrekking en nietigverklaring (voorheen: annuleren) van visa. De praktische toepassing van dit artikel is beschreven in het Praktisch Handboek. Om die reden zijn verwijzingen naar de GVI geschrapt en vervangen door verwijzingen naar de Visumcode en zijn de (sub)paragrafen over intrekken en annuleren van visa samengevoegd.
Met de inwerkingtreding van de Visumcode is Verordening 2003/415 inzake visumafgifte aan de grens komen te vervallen en ondergebracht in artikel 35 en 36 van de Visumcode. De toepassing van deze artikelen is beschreven in het Praktisch Handboek. Om die reden zijn verwijzingen naar Verordening 2003/415 geschrapt en vervangen door verwijzingen naar de Visumcode. Alle (sub)paragrafen inzake visumafgifte aan de grens zijn voorts samengevoegd.
Omdat het doorreisvisum met inwerkingtreding van de Visumcode komt te vervallen is een verwijzing naar deze visumsoort in deze paragraaf geschrapt.
In deze paragraaf is ten aanzien van familieleden van EU-onderdanen die in het bezit zijn van een verblijfskaart een zinsnede toegevoegd, om te benadrukken dat vrijstelling van de visumplicht enkel geldt wanneer zij samenreizen met of zich voegen bij de betreffende EU-onderdaan.
De Visumcode introduceert een beslistermijn voor aanvragen om een visum voor kort verblijf. Deze wijziging is verwerkt in deze paragraaf.
Het aanvraagformulier (Model M5-A) is aangepast aangezien de mogelijkheid tot het wijzigen van de geldigheidsduur van een visum is komen te vervallen met de Visumcode. Let wel: het omzetten van een enkelvoudig visum in een meervoudig visum blijft wel bestaan De beschikking (Model M5-C) tot weigering aanvraag verlenging visum (of weigering aanvraag omzetting visum) is hierop aangepast. Daarbij is in het laatstgenoemde model voor wat betreft de motivering verwezen naar de Visumcode.
De Minister voor Immigratie en Asiel,
voor deze:
de waarnemend directeur-generaal Vreemdelingenzaken,
L. Mulder.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2011-17496.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.