Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2017, 430 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | Staatsblad 2017, 430 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 5 oktober 2017, nr. 2017-0000156111, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 1.8, eerste lid, en 1.9, eerste lid, van de Wet kinderopvang;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 11 oktober 2017, nr. W12.17.0339/III);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 31 oktober 2017, nr. 2017-0000166156, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Financiën,
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit kinderopvangtoeslag wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onderdeel c, vervalt onder verlettering van de onderdelen d, e en f tot c, d en e.
B
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1. De maximum uurprijs bedraagt voor:
a. dagopvang € 7,45;
b. buitenschoolse opvang € 6,95; en
c. gastouderopvang € 5,91.
C
In artikel 8, derde lid, wordt «€ 99.999» vervangen door «€ 101.971».
D
In artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «, bedoeld in artikel 1, onderdeel c» vervangen door: waarop kinderen naar het basisonderwijs kunnen gaan.
E
Bijlage I, behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag, wordt vervangen door bijlage I behorende bij dit besluit.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 7 november 2017
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel
Uitgegeven de eenentwintigste november 2017
De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus
(gezamenlijk) toetsingsinkomen |
tegemoetkoming Rijk als percentage van de kosten van kinderopvang |
||
---|---|---|---|
eerste kind |
tweede e.v. kind |
||
lager dan |
18.849 |
94,0% |
95,0% |
€ 18.850 |
€ 20.105 |
94,0% |
95,0% |
€ 20.106 |
€ 21.358 |
94,0% |
95,0% |
€ 21.359 |
€ 22.614 |
94,0% |
95,0% |
€ 22.615 |
€ 23.870 |
94,0% |
95,0% |
€ 23.871 |
€ 25.124 |
93,8% |
94,9% |
€ 25.125 |
€ 26.379 |
92,8% |
94,8% |
€ 26.380 |
€ 27.630 |
92,0% |
94,7% |
€ 27.631 |
€ 28.981 |
91,2% |
94,6% |
€ 28.982 |
€ 30.329 |
90,4% |
94,4% |
€ 30.330 |
€ 31.680 |
89,3% |
94,2% |
€ 31.681 |
€ 33.029 |
88,7% |
94,0% |
€ 33.030 |
€ 34.381 |
87,7% |
94,0% |
€ 34.382 |
€ 35.730 |
86,8% |
94,0% |
€ 35.731 |
€ 37.112 |
86,0% |
94,0% |
€ 37.113 |
€ 38.496 |
85,1% |
94,0% |
€ 38.497 |
€ 39.880 |
84,3% |
94,0% |
€ 39.881 |
€ 41.263 |
83,4% |
94,0% |
€ 41.264 |
€ 42.649 |
82,3% |
94,0% |
€ 42.650 |
€ 44.033 |
81,8% |
94,0% |
€ 44.034 |
€ 45.416 |
80,8% |
94,0% |
€ 45.417 |
€ 46.800 |
80,1% |
94,0% |
€ 46.801 |
€ 48.312 |
79,0% |
94,0% |
€ 48.313 |
€ 51.278 |
77,2% |
94,0% |
€ 51.279 |
€ 54.242 |
76,3% |
93,5% |
€ 54.243 |
€ 57.209 |
74,9% |
92,9% |
€ 57.210 |
€ 60.176 |
72,3% |
92,4% |
€ 60.177 |
€ 63.140 |
69,6% |
92,1% |
€ 63.141 |
€ 66.107 |
66,9% |
91,3% |
€ 66.108 |
€ 69.072 |
64,1% |
90,8% |
€ 69.073 |
€ 72.038 |
61,3% |
90,2% |
€ 72.039 |
€ 75.006 |
58,7% |
89,4% |
€ 75.007 |
€ 77.970 |
56,0% |
88,9% |
€ 77.971 |
€ 80.938 |
53,3% |
88,4% |
€ 80.939 |
€ 83.903 |
50,4% |
88,1% |
€ 83.904 |
€ 86.867 |
47,7% |
87,3% |
€ 86.868 |
€ 89.833 |
45,1% |
86,9% |
€ 89.834 |
€ 92.858 |
42,3% |
86,3% |
€ 92.859 |
€ 95.896 |
39,8% |
85,5% |
€ 95.897 |
€ 98.933 |
37,4% |
85,0% |
€ 98.934 |
€ 101.970 |
34,8% |
84,6% |
€ 101.971 |
€ 105.006 |
33,3% |
84,2% |
€ 105.007 |
€ 108.044 |
33,3% |
83,4% |
€ 108.045 |
€ 111.083 |
33,3% |
82,8% |
€ 111.084 |
€ 114.120 |
33,3% |
82,3% |
€ 114.121 |
€ 117.155 |
33,3% |
81,7% |
€ 117.156 |
€ 120.193 |
33,3% |
81,3% |
€ 120.194 |
€ 123.231 |
33,3% |
80,5% |
€ 123.232 |
€ 126.268 |
33,3% |
79,9% |
€ 126.269 |
€ 129.305 |
33,3% |
78,8% |
€ 129.306 |
€ 132.341 |
33,3% |
78,4% |
€ 132.342 |
€ 135.379 |
33,3% |
77,6% |
€ 135.380 |
€ 138.419 |
33,3% |
76,5% |
€ 138.420 |
€ 141.454 |
33,3% |
75,9% |
€ 141.455 |
€ 144.492 |
33,3% |
74,9% |
€ 144.493 |
€ 147.528 |
33,3% |
74,3% |
€ 147.529 |
€ 150.566 |
33,3% |
73,5% |
€ 150.567 |
€ 153.604 |
33,3% |
72,8% |
€ 153.605 |
€ 156.641 |
33,3% |
72,0% |
€ 156.642 |
€ 159.678 |
33,3% |
70,9% |
€ 159.679 |
€ 162.713 |
33,3% |
70,3% |
€ 162.714 |
€ 165.752 |
33,3% |
69,5% |
€ 165.753 |
€ 168.789 |
33,3% |
68,7% |
€ 168.790 |
€ 171.827 |
33,3% |
67,9% |
€ 171.828 |
€ 174.864 |
33,3% |
67,2% |
€ 174.865 |
€ 177.901 |
33,3% |
66,4% |
€ 177.902 |
€ 180.939 |
33,3% |
65,6% |
€ 180.940 |
€ 183.975 |
33,3% |
65,0% |
€ 183.976 |
en hoger |
33,3% |
64,0% |
Met het onderhavige besluit worden de maximaal te vergoeden uurprijzen (hierna: maximum uurprijzen) voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang aangepast in verband met de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking en harmonisatie van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang) (Stb. 2017, 251), het Besluit kwaliteit kinderopvang en de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 augustus 2017 tot wijziging van de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 en de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de nadere uitwerking van enige kwaliteitseisen (Stcrt. 2017, 49278) (hierna: de ministeriële regeling). In vorenvermelde wet- en regelgeving zijn de maatregelen opgenomen uit het akkoord Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang1, waarin met de sector afspraken zijn gemaakt over de aanpassing van de kwaliteitseisen. De maatregelen uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling leiden in 2018 tot hogere kosten en daarmee naar verwachting een hogere uurprijs in de dagopvang en buitenschoolse opvang. De wijzigingen in de kosten voor de dagopvang en buitenschoolse opvang worden met het onderhavige besluit vertaald in een aanpassing van de maximum uurprijzen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang. Uitgangspunt bij de aanpassingen in de maximum uurprijzen is dat de sector hiermee in staat wordt gesteld om de aanpassingen in de eisen vanuit de eigen bekostiging te financieren. Onderhavig besluit regelt eveneens de jaarlijkse indexatie van de maximum uurprijzen voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang. Voorts worden de toetsingsinkomens in de kinderopvangtoeslagtabel aangepast conform de jaarlijkse indexatie. Opgemerkt zij dat in verband met de inwerkingtreding met ingang van 1 januari 2018 van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) het peuterspeelzaalwerk wordt omgevormd tot kinderopvang. Daarmee zijn de kinderopvangtoeslagtabel en de maximum uurprijs voor de dagopvang gaan gelden voor ouders met recht op kinderopvangtoeslag die gebruik maken van opvang in een voormalige peuterspeelzaal.
De precieze vormgeving van de maatregelen voor het jaar 2018 worden weergegeven in paragraaf 2. Paragraaf 3 gaat in op de financiële consequenties en de inkomenseffecten worden weergegeven in paragraaf 4. Het uitgebrachte advies van de Belastingdienst en de gevolgen voor regeldruk worden weergegeven in paragraaf 5 en 6. Paragraaf 7 gaat tot slot in op de gevolgde voorhangprocedure.
Het onderhavige besluit bevat de volgende wijzigingen:
a. indexering toetsingsinkomens in de toeslagtabel;
b. jaarlijkse indexering van de maximum uurprijzen dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang;
c. verhogen van de maximum uurprijs dagopvang met € 0,07 in verband met de aangepaste kwaliteitseisen, voortvloeiend uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling;
d. verhogen van de maximum uurprijs buitenschoolse opvang met € 0,08 in verband met de aangepaste kwaliteitseisen, voortvloeiend uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling.
Hieronder worden alle wijzigingen nader toegelicht.
De toetsingsinkomens in de toeslagtabel worden voor 2018 geïndexeerd met 1,97% op basis van de gemiddelde contractloonontwikkeling. Dit is verwerkt in de kinderopvangtoeslagtabel 2018 in de bijlage die onderdeel uitmaakt van het Besluit kinderopvangtoeslag (artikel I, onderdeel E).
De indexering van de maximum uurprijzen voor de dagopvang, buitenschoolse opvang en gastouderopvang voor 2018 wordt gebaseerd op een correctie van de indexering in 2017 en de indexering voor 2018. De correctie voor 2017 bedraagt 0,44%. De indexering voor 2018 is 2,3%. Dit betekent dat de maximum uurprijzen netto met 2,74% worden verhoogd als gevolg van de indexering. Bovenop deze indexatie komt voor wat betreft de dagopvang en de buitenschoolse opvang nog de aanpassing van de maximum uurprijs, zoals beschreven bij de onderdelen c en d.
De verwachting is dat het totaal aan maatregelen uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling zal leiden tot hogere kosten en daarmee een hogere uurprijs in de dagopvang. Het gaat daarbij om aanpassingen in de beroepskracht-kindratio’s, de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers, het volgen van de ontwikkeling van kinderen en enkele scholingseisen.2 De genoemde maatregelen treden gefaseerd per 1 januari 2018 en 1 januari 2019 in werking. De eisen aan het volgen van de ontwikkeling van kinderen treden in werking per 1 januari 2018 en vanaf dat moment dient er extra geïnvesteerd te worden in de scholing van beroepskrachten. De stijging in de kosten voor de dagopvang die dit in 2018 oplevert, wordt vertaald in een evenredige aanpassing van de maximum uurprijs voor de dagopvang per 1 januari 2018.
De aanpassingen aan de beroepskracht-kindratio en de eisen aan de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers treden in werking per 1 januari 2019. Dit zal opnieuw een kostenstijging voor de dagopvang opleveren. Ook deze kostenstijging zal worden vertaald naar een evenredige aanpassing van de maximum uurprijs voor de dagopvang per 1 januari 2019. Dit zal te zijner tijd door middel van een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur geregeld worden. Uitgangspunt bij de aanpassingen in de maximum uurprijs is dat de sector hiermee in staat wordt gesteld om de aanpassingen in de eisen vanuit de eigen bekostiging te financieren.
De maatregelen uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling worden gefaseerd ingevoerd. De verwachting is dat het totaal aan maatregelen uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling in de buitenschoolse opvang zal leiden tot hogere kosten en daarmee een hogere uurprijs in 2018 en lagere kosten en daarmee een lagere uurprijs in 2019. Het gaat daarbij om het niet meer formatief inzetten van vrijwilligers, een wijziging in de scholingseisen, de versoepeling van de beroepskracht-kindratio en de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers.3
Per 1 januari 2018 dient er aanvullend geïnvesteerd te worden in de scholing van beroepskrachten en is het niet meer mogelijk om vrijwilligers formatief in te zetten. Deze maatregelen zullen vanaf 2018 leiden tot hogere kosten en naar verwachting een hogere uurprijs in de buitenschoolse opvang. De stijging in de kosten wordt per 1 januari 2018 vertaald in een evenredige verhoging van de maximum uurprijs. Per 1 januari 2019 treden de aangepaste beroepskracht-kindratio en de eisen aan de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers in werking. Deze zullen per saldo leiden tot lagere kosten en naar verwachting een lagere uurprijs in de buitenschoolse opvang. Dit wordt te zijner tijd door middel van een afzonderlijke algemene maatregel van bestuur vertaald in een evenredige verlaging van de maximum uurprijs voor de buitenschoolse opvang per 1 januari 2019. Per saldo resulteren de aanpassingen van de maximum uurprijs vanuit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang in 2018 en 2019 in een verlaging van de maximum uurprijs voor de buitenschoolse opvang. Uitgangspunt is dat de sector door middel van aanpassingen in de maximum uurprijs in staat wordt gesteld om de aanpassingen in de eisen vanuit de eigen bekostiging te financieren.
Indexering van de toetsingsinkomens met de gemiddelde contractloonmutatie (1,97%) is naar verwachting budgettair neutraal omdat hierdoor de gemiddelde inkomensontwikkeling wordt verwerkt in de inkomensklassen. Daarnaast worden de maximum uurprijzen conform de geldende regelgeving geïndexeerd. De bruto-uitgaven kinderopvangtoeslag zijn circa € 2,7 miljard. De kosten van indexatie (2,74%) in 2018 bedragen circa € 75 miljoen. Aangezien het de reguliere indexering betreft, is dit bedrag al onderdeel van de Rijksbegroting.
De verwachte verandering in de tarieven die kinderopvangorganisaties hanteren als gevolg van de aanpassing van de maximum uurprijzen, vertalen zich in hogere uitgaven aan kinderopvangtoeslag. Verwachting is dat de uitgaven aan kinderopvangtoeslag hierdoor zullen stijgen met circa € 20 mln. structureel. Tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplan 2016 is besloten dat vanaf 2017 nog eens € 200 mln. structureel wordt geïnvesteerd in de kinderopvang. Vanaf 2018 wordt een deel van deze middelen ingezet voor de financiering van de hogere uitgaven aan kinderopvangtoeslag vanuit aanpassingen in de maximum uurprijzen die voortvloeien uit de maatregelen vanuit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling.
Voor de inkomenseffecten is gekeken naar de gevolgen van de aanpassingen in de uurprijzen die voortvloeien uit de maatregelen vanuit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling. De uurprijzen voor dagopvang en buitenschoolse opvang zullen hierdoor naar verwachting stijgen in 2018. Naar verwachting zullen de maatregelen voor 2019 leiden tot een verdere stijging van de uurprijs in de dagopvang en een daling van de uurprijs in de buitenschoolse opvang, waarbij per saldo over 2018 en 2019 de uurprijs in de buitenschoolse opvang afneemt.
Het mediane inkomenseffect voor 2018 is afgerond 0,0% (zie tabel 1). 86% van de huishoudens met kinderopvangtoeslag gaat erop achteruit, maar de inkomensdaling is zeer beperkt. Gegeven de verwachte verdere stijging van de uurprijs dagopvang zullen ook in 2019 huishoudens met dagopvang een negatief inkomenseffect ervaren als gevolg van de maatregelen uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de ministeriële regeling. Huishoudens met buitenschoolse opvang gaan er vanwege de verwachte daling van de uurprijs op vooruit in 2019 waarbij voor hen het totale inkomenseffect over beide jaren bezien licht positief zal zijn.
In figuur 1 is te zien dat de spreiding van de inkomenseffecten in 2018 zeer beperkt is. Er is een lichte toename van de spreiding met het inkomen. Dit komt doordat de compensatie via de kinderopvangtoeslag afneemt naar mate het inkomen hoger is. Hierdoor komen veranderingen in de uurprijzen voor een groter deel bij de ouders terecht. Hogere inkomens hebben daardoor in 2018 meer nadeel van de stijging van de uurprijzen, maar zullen in 2019 ook meer voordeel hebben van de verwachte daling van de uurprijs buitenschoolse opvang.
–0,5 tot 0% |
geen effect |
0 tot 0,5% |
Totaal |
Mediaan (%) |
Aandeel (%) |
|
---|---|---|---|---|---|---|
Inkomenshoogte |
||||||
Minimum |
93% |
7% |
0% |
100% |
0,0 |
2 |
Minimum-modaal |
82% |
18% |
0% |
100% |
0,0 |
12 |
1x–1,5x modaal |
79% |
21% |
0% |
100% |
0,0 |
15 |
1,5x–2x modaal |
82% |
18% |
0% |
100% |
0,0 |
25 |
>2x modaal |
91% |
9% |
0% |
100% |
0,0 |
45 |
Voornaamste opvangvorm1 |
||||||
Dagopvang |
95% |
5% |
0% |
100% |
0,0 |
62 |
Buitenschoolse opvang |
99% |
1% |
0% |
100% |
0,0 |
25 |
Gastouderopvang |
17% |
83% |
0% |
100% |
0,0 |
13 |
Alle huishoudens |
86% |
14% |
0% |
100% |
0,0 |
100 |
Figuur 1 Spreiding inkomenseffecten naar huishoudinkomen, 2018
De Belastingdienst acht het besluit uitvoerbaar.
Deze wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag heeft geen gevolgen voor de regeldruk van bedrijven, burgers en uitvoerende professionals.
Dit besluit is op 18 juli 2017 aangeboden aan de voorzitter van de Eerste en Tweede Kamer voor de op grond van artikel 3.11 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen4 verplichte voorhangprocedure van vier weken.5 Binnen de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer zijn vragen gesteld door de leden van de fracties van VVD, PVV en CDA. Deze vragen zijn op 4 oktober 2017 beantwoord.6 De Vaste Commissie voor SZW heeft de beantwoording van de vragen, blijkens haar verslag van 25 oktober 2017, voor kennisgeving aangenomen. De vragen hebben niet geleid tot aanpassing van het ontwerpbesluit.
Artikel I, onderdeel A, betreft een technische wijziging. Met artikel I, onderdeel A, van de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452)7 is het begrip «buitenschoolse opvang» in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen opgenomen. Het is derhalve niet langer nodig dit begrip ook in het Besluit kinderopvangtoeslag (dat berust op de Wet kinderopvang) te definiëren. Artikel I, onderdeel D, wijzigt artikel 8a, eerste lid, onderdeel b, onder 2°, van het Besluit kinderopvangtoeslag zodanig dat niet langer wordt verwezen naar artikel 1, onderdeel c, van het Besluit kinderopvangtoeslag, maar rechtstreeks naar de leeftijdscategorie van kinderen in de buitenschoolse opvang, te wezen: de leeftijd waarop kinderen naar het basisonderwijs kunnen gaan.
Artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag, bevat de maximum uurprijzen voor de dagopvang, de buitenschoolse opvang en de gastouderopvang. Met artikel I, onderdeel B, van het onderhavige besluit, worden de maximum uurprijzen voor 2018 vastgesteld. Zoals beschreven in het algemeen deel van deze nota van toelichting hangt de wijziging van de maximum uurprijzen samen met de correctie op de indexering voor het jaar 2017 en de indexering voor het jaar 2018 en de nieuwe kwaliteitseisen voor de dagopvang en de buitenschoolse opvang voortvloeiend uit de Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang, het Besluit kwaliteit kinderopvang en de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 21 augustus 2017 tot wijziging van de Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen 2012 en de Regeling Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de nadere uitwerking van enige kwaliteitseisen (Stcrt. 2017, 49278).
In artikel 8, derde lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag is vastgelegd vanaf welk toetsingsinkomen de ouder voor de kosten van kinderopvang van het eerste kind een kinderopvangtoeslag ontvangt waarvan de hoogte 33,3 procent van die kosten bedraagt. Artikel I, onderdeel C, wijzigt artikel 8, derde lid, zodanig dat het toetsingsinkomen overeenkomt met het toetsingsinkomen zoals opgenomen in de kinderopvangtoeslagtabel in bijlage I behorende bij het onderhavige besluit (artikel I, onderdeel E).
Met artikel I, onderdeel E, wordt bijlage I behorende bij het Besluit kinderopvangtoeslag vervangen door bijlage I behorende bij het onderhavige besluit. In de kinderopvangtoeslagtabel is de indexering van de toetsingsinkomens verwerkt.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2018, zijnde de aanvang van een nieuw berekeningsjaar.
Deze nota van toelichting is door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ondertekend mede namens de Staatssecretaris van Financiën.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark
Voor een uitgebreide toelichting op de financiële gevolgen van de verschillende maatregelen wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteit kinderopvang (Stb. 2017, 323).
Voor een uitgebreide toelichting op de financiële gevolgen van de verschillende maatregelen wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de nota van toelichting bij het Besluit kwaliteit kinderopvang (Stb. 2017, 323).
Na inwerkingtreding van de Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk met ingang van 1 januari 2018 is dit artikel 3.4 van de Wet kinderopvang.
Het in artikel I, onderdeel A, van genoemde wet, opgenomen begrip «buitenschoolse opvang» is in werking getreden met ingang van 1 september 2016 (Stb. 2016, 256).
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbij behorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2017-430.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.