Besluit van 4 mei 2010, houdende vaststelling van regels omtrent het gebruik van persoonsgebonden nummers in het primair, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs en houdende wijziging van het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, het Bekostigingsbesluit W.V.O. en het Besluit leerlinggebonden financiering in verband met onder meer de invoering van het persoonsgebonden nummer en wijziging van de aanvullende bekostiging in verband met groei (Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC)

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 28 januari 2010, nr. 184900 (2675), directie Wetgeving en Juridische Zaken, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Gelet op de artikelen 40b, eerste lid, 69, tweede lid, 120, derde lid, en 178c, vijfde lid, van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 28c, achtste lid, 42a, eerste lid, 70, tweede lid, 117, derde lid, en 164c, vijfde lid, van de Wet op de expertisecentra en artikel 27b, eerste lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs;

De Raad van State gehoord (advies van 18 maart 2010, nr. W05.10.0029/I);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 27 april 2010, nr. WJZ/204040 (2675), directie Wetgeving en Juridische Zaken, uitgebracht mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

Hebben goedgevonden en verstaan:

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. Onze Minister:

Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. WPO:

de Wet op het primair onderwijs;

c. WEC:

de Wet op de expertisecentra;

d. basisregister onderwijs:

het basisregister onderwijs, bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht;

e. persoonsgebonden nummer:

het persoonsgebonden nummer, bedoeld in artikel 1 van de WPO en artikel 1 van de WEC.

Artikel 2. Reikwijdte

Dit besluit is van toepassing op de gegevens van leerlingen die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest aan een uit de openbare kas bekostigde school als bedoeld in de WPO respectievelijk de WEC.

§ 2. Gebruik gegevens uit basisregister onderwijs door de Minister

Artikel 3. Gegevens die de Minister kan gebruiken

Ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een school als bedoeld in de WPO respectievelijk de WEC kan Onze Minister de volgende in het basisregister onderwijs opgenomen gegevens van een leerling of voormalige leerling van de school gebruiken:

  • a. indien het betreft een school als bedoeld in de WPO:

    • 1°. het persoonsgebonden nummer;

    • 2°. de geboortedatum;

    • 3°. de gegevens over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland;

    • 4°. de datum van in- of uitschrijving;

    • 5°. de groep;

    • 6°. het gewicht van de leerling, indien het betreft een leerling die is ingeschreven op een basisschool;

    • 7°. de aanduiding of het betreft een leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond;

    • 8°. indien van toepassing de onderwijssoort dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid onder d, van de WEC, de begindatum van de periode waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de WEC en het registratienummer van het regionaal expertisecentrum dat de indicatiestelling heeft verricht en van de school bedoeld in de WEC die de leerling begeleidt;

    • 9°. indien van toepassing de aanduiding visueel gehandicapte leerling en de instelling die deze leerling begeleidt;

    • 10°. de bekostigingsindicatie; en

    • 11°. het registratienummer van de school, of indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan.

  • b. indien het betreft een school als bedoeld in de WEC:

    • 1°. het persoonsgebonden nummer;

    • 2°. de geboortedatum;

    • 3°. de gegevens over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland;

    • 4°. de datum van in- of uitschrijving;

    • 5°. de soort onderwijs;

    • 6°. de schoolsoort;

    • 7°. de aanduiding of het betreft een leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond;

    • 8°. indien van toepassing de onderwijssoort dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder d, van de WEC, de begindatum van de periode waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de WEC en het registratienummer van het regionaal expertisecentrum dat de indicatiestelling heeft verricht en, indien het een leerling betreft, bedoeld in artikel 8a, derde lid, onderdeel b, van de WEC, het registratienummer van de school, bedoeld in de WPO, de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet educatie en beroepsonderwijs, waar de leerling is ingeschreven na afloop van de periode gedurende welke de leerling door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de WEC toelaatbaar is verklaard tot een bepaalde onderwijssoort;

    • 9°. indien van toepassing de indicatie voor het soort verblijf;

    • 10°. de bekostigingsindicatie; en

    • 11°. het registratienummer van de school, of indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan.

Artikel 4. Voorwaarden voor gebruik

  • 1. De gegevens, bedoeld in artikel 3, worden uitsluitend gebruikt door de daartoe door Onze Minister aangewezen ambtenaren.

  • 2. Onze Minister kan uitsluitend gebruiken:

    • a. de gegevens van een leerling of voormalige leerling van wie het bevoegd gezag op grond van artikel 178a, vierde lid, van de WPO respectievelijk artikel 164a, vierde lid, van de WEC het persoonsgebonden nummer aan Onze Minister heeft verstrekt ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van de school, en

    • b. de gegevens van een leerling of voormalige leerling, voorzover Onze Minister dit noodzakelijk acht ten behoeve van een onderzoek als bedoeld in artikel 178b, derde lid, van de WPO respectievelijk artikel 164b, derde lid, van de WEC.

  • 3. De gegevens, bedoeld in artikel 3, worden door Onze Minister na gebruik uitsluitend verder verwerkt, voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de bekostiging van de school waaraan de desbetreffende leerling is ingeschreven of ingeschreven is geweest, daaronder begrepen de motivering van beschikkingen en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften, en de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. De gegevens worden door Onze Minister vernietigd zodra zij voor de vaststelling van de bekostiging van de betrokken school niet langer noodzakelijk zijn.

§ 3. Wijziging van het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC, het Bekostigingsbesluit W.V.O. en het Besluit leerlinggebonden financiering

Artikel 5. Wijziging Besluit bekostiging WPO

Het Besluit bekostiging WPO wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 7 worden twee leden toegevoegd, luidend:

  • 4. De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, schrijft de directeur de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, behoudens wanneer de leerling op 1 augustus de leeftijd van 4 jaar nog niet heeft bereikt.

B

Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: volgende op de dag.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidend:

De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na de school op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.

C

In artikel 10, eerste lid, vervalt: , en artikel 11, vijfde lid.

D

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11. Terugmelding gegevens aantal leerlingen op de teldatum
  • 1. Met het oog op de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 12a, eerste lid, en 18, eerste lid, doet Onze Minister aan het bevoegd gezag jaarlijks een overzicht toekomen van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging in aanmerking wordt genomen. Het overzicht wordt gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, toegezonden. Het overzicht is onderverdeeld in het aantal leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar enerzijds en het aantal leerlingen in de leeftijd van 8 jaar en ouder anderzijds. Indien in het overzicht een nadere onderverdeling wordt gemaakt op grond van de volgende leden, wordt in die onderverdeling tevens melding gemaakt van de verdeling over de in de vorige volzin genoemde leeftijdscategorieën.

  • 2. Het overzicht, bedoeld in het eerste lid, voor basisscholen is onderverdeeld in de categorieën leerlingen, bedoeld in artikel 27, en in de categorieën leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond met uitzondering van leerlingen van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba.

  • 3. Het overzicht, bedoeld in het eerste lid, voor speciale scholen voor basisonderwijs is onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.

  • 4. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt het overzicht, bedoeld in het eerste lid, tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.

E

Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «onderscheidenlijk 115 van de wet» ingevoegd: , met dien verstande dat Onze Minister voor het bepalen van het aantal leerlingen op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het bekostigingsjaar, de leerlingen in aanmerking neemt van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op de daarop volgende 1 december zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel de leerlingen van wie opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 36a, vierde lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien artikel 134, zesde lid, van de wet van toepassing is en indien van de leerlingen die op 1 maart van het bekostigingsjaar op de school staan ingeschreven het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op 1 april van dat jaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel van deze leerlingen opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 36a, vierde lid, stelt Onze Minister voor 1 mei de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor dat jaar nader vast.

F

Artikel 14 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «(A + B + C + D)/179» vervangen door: (A + B + C + D).

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De factoren A, B, C en D van de formule, bedoeld in het eerste lid, worden als volgt berekend:

    A = 0,05 x het aantal leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar op de datum, bedoeld in het derde lid;

    B = 0,0343 x het aantal leerlingen in de leeftijd van 8 jaar en ouder op de datum, bedoeld in het derde lid;

    C = 1,5642 – (het aantal leerlingen op de datum, bedoeld in het derde lid, x 0,0115), met dien verstande dat C niet kleiner is dan nul;

    D = 0,0179 x het schoolgewicht, bedoeld in artikel 27, waarbij als teldatum wordt aangemerkt de datum, bedoeld in het derde lid.

G

Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «op de teldatum» ingevoegd: , met dien verstande dat Onze Minister voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum, de leerlingen in aanmerking neemt van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaande aan het bekostigingsjaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel de leerlingen van wie opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 36a, vierde lid.

2. In het tweede lid wordt «8 weken na ontvangst van de gegevens ten behoeve van de berekening van deze bekostiging» vervangen door: 14 weken na de voor de desbetreffende bekostiging relevante datum.

H

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «0,0596 formatieplaats» vervangen door: 0,0595 formatieplaats.

2. In het tweede lid wordt «0,0415 formatieplaats» vervangen door: 0,0414 formatieplaats.

I

In artikel 23, eerste lid, wordt «de artikelen 24, 25, 28, 29 en 30» vervangen door: de artikelen 24, 25 en 28.

J

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «op de eerste dag van een maand in een van de maanden augustus tot en met april van een schooljaar» vervangen door: op de eerste schooldag dan wel op de eerste dag van een maand in een van de maanden september tot en met april van een schooljaar.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De aanspraak op de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, ontstaat met ingang van de maand waarin de telling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft plaatsgevonden en wordt berekend voor het aantal leerlingen dat het verschil is tussen enerzijds het toegenomen totale aantal leerlingen en anderzijds 103% van het aantal leerlingen op de teldatum, onderscheidenlijk het aantal leerlingen op grond waarvan de laatste maal aanvullende bekostiging in verband met groei is toegekend. Indien de telling heeft plaatsgevonden op de eerste schooldag en deze in de maand september valt, ontstaat de aanspraak op de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van de eerste volzin, met ingang van 1 augustus.

K

Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, aanhef en onderdeel a, komt te luiden:

  • 1. Aan het bevoegd gezag van één of meer basisscholen wordt aanvullende bekostiging voor personeelskosten voor groei van de aantallen leerlingen toegekend indien:

    • a. de som van de aantallen leerlingen op alle op 1 augustus van een schooljaar onder dat bevoegd gezag ressorterende basisscholen op de eerste schooldag dan wel op de eerste dag van een maand in de periode van september tot en met april van dat schooljaar met ten minste 13 is toegenomen ten opzichte van de som van 103% van de bedoelde aantallen leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar en vervolgens telkens indien de som van de bedoelde aantallen leerlingen op de eerste dag van enige maand in de periode september tot en met april van een schooljaar met ten minste 13 is toegenomen ten opzichte van de som van de aantallen leerlingen op grond waarvan de laatste maal in dat schooljaar aanvullende bekostiging voor personeelskosten in verband met groei is toegekend; en.

2. In het eerste lid, onderdeel b, vervalt: van die school.

3. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Bij de berekening van 103% van de bedoelde aantallen leerlingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt de uitkomst per school naar beneden afgerond op een geheel getal.

4. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. De aanspraak op de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, ontstaat met ingang van de maand waarin de telling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, heeft plaatsgevonden, en wordt berekend voor het aantal leerlingen dat het verschil is tussen enerzijds de som van de aantallen leerlingen op alle op 1 augustus van het schooljaar onder dat bevoegd gezag ressorterende basisscholen en anderzijds de som van 103% van bedoelde aantallen leerlingen op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar, onderscheidenlijk de som van bedoelde aantallen leerlingen op grond waarvan voor de laatste maal aanvullende bekostiging in verband met groei is toegekend. Indien de telling heeft plaatsgevonden op de eerste schooldag en deze in de maand september valt, ontstaat de aanspraak op de aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, in afwijking van de eerste volzin, met ingang van 1 augustus. De aanvullende bekostiging wordt per bevoegd gezag per groeidatum éénmalig toegekend.

5. Het zevende, achtste, negende en tiende lid vervallen.

L

Artikel 29, eerste lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens van de leerlingen die op de eerste schooldag dan wel de eerste dag van de maand, bedoeld in onderdeel a, op de school of scholen staan ingeschreven, uiterlijk vier weken na die dag zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel van deze leerlingen opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 36a, vierde lid.

M

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

  • 1. Aan het bevoegd gezag van één of meer basisscholen wordt aanvullende bekostiging voor personeelskosten voor bijzondere groei toegekend, indien:

    • a. de som van de aantallen leerlingen op alle op 1 augustus van een schooljaar onder dat bevoegd gezag ressorterende basisscholen op 1 mei van dat schooljaar met ten minste 26 is toegenomen ten opzichte van de som van de bedoelde aantallen leerlingen op 1 april van dat schooljaar; of

    • b. de som van de aantallen leerlingen op alle op 1 augustus van een schooljaar onder dat bevoegd gezag ressorterende basisscholen op 1 juni van dat schooljaar met ten minste 26 is toegenomen ten opzichte van de som van de bedoelde aantallen leerlingen op 1 april van dat schooljaar en geen aanvullende bekostiging op grond van onderdeel a is toegekend; of

    • c. de som van de aantallen leerlingen op alle op 1 augustus van een schooljaar onder dat bevoegd gezag ressorterende basisscholen op 1 juni van dat schooljaar met ten minste 26 is toegenomen ten opzichte van de som van de bedoelde aantallen leerlingen op 1 mei van dat schooljaar.

2. In het tweede lid vervalt: van die school.

3. In het derde lid wordt «en wordt berekend overeenkomstig artikel 29» vervangen door: en wordt berekend en toegekend overeenkomstig artikel 29.

N

Artikel 30, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De aanvullende bekostiging, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts toegekend indien van de leerlingen die op de van toepassing zijnde peildatum, bedoeld in het eerste lid, op de school of scholen staan ingeschreven, het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 178a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk vier weken na die peildatum zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel van deze leerlingen opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 36a, vierde lid.

O

Na artikel 36 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 36a. Aanleveren gegevens volgens de leerlingentellingprocedure
  • 1. Indien Onze Minister van oordeel is dat een bevoegd gezag voor een of meer van zijn scholen als gevolg van factoren buiten de invloedssfeer van de school niet in staat is om de leerlinggegevens te leveren op de in artikel 178a van de wet bedoelde wijze, kan hij bepalen dat in de periode tot 1 augustus volgend op de datum van inwerkingtreding van dit artikel de levering van gegevens over het aantal leerlingen van de desbetreffende school of scholen ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 12a, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 29, eerste lid, en 30, eerste lid, plaatsvindt op de in het vierde tot en met negende lid bedoelde wijze.

  • 2. De verplichting van het bevoegd gezag tot levering van de gegevens over het aantal leerlingen op de in het vierde tot en met negende lid bedoelde wijze vervalt zodra Onze Minister heeft bepaald dat het bevoegd gezag heeft aangetoond in staat te zijn de leerlinggegevens te leveren op de in artikel 178a van de wet bedoelde wijze.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing zijn op de levering van gegevens over het aantal leerlingen in een of meer schooljaren vanaf 1 augustus volgend op de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

  • 4. Indien het eerste lid van toepassing is, doet het bevoegd gezag ten behoeve van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 12a, eerste en tweede lid, 18, eerste lid, 29, eerste lid, en 30, eerste lid, voor de vijftiende dag van elke maand aan Onze Minister een opgave van het aantal leerlingen van de school op de eerste dag van die maand toekomen overeenkomstig het vijfde tot en met negende lid.

  • 5. De opgave, bedoeld in het vierde lid, is onderverdeeld in het aantal leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar enerzijds en het aantal leerlingen in de leeftijd van 8 jaar en ouder anderzijds. Indien in de opgave een nadere onderverdeling wordt gemaakt op grond van de volgende leden, wordt in die onderverdeling tevens melding gemaakt van de verdeling over de in de vorige volzin genoemde leeftijdscategorieën.

  • 6. De opgave, bedoeld in het vierde lid, voor basisscholen is onderverdeeld in de categorieën leerlingen, bedoeld in artikel 27, en in de categorieën leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond met uitzondering van leerlingen van wie ten minste een van de ouders of voogden afkomstig is uit Suriname, de Nederlandse Antillen of Aruba.

  • 7. De opgave, bedoeld in het vierde lid, voor speciale scholen voor basisonderwijs is onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.

  • 8. Indien de school bestaat uit een hoofdvestiging en een of meer nevenvestigingen, wordt de opgave, bedoeld in het vierde lid, tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.

  • 9. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld op welke wijze de opgave, bedoeld in het vierde lid, wordt gedaan.

Artikel 6. Wijziging Besluit bekostiging WEC

Het Besluit bekostiging WEC wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 6 worden twee leden toegevoegd, luidend:

  • 4. De directeur schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, schrijft de directeur een leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar, behoudens wanneer de leerling op 1 augustus de leeftijd van 4 jaar nog niet heeft bereikt.

B

Artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: volgende op de dag.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidend:

De directeur schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na de school op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.

C

In artikel 9, eerste lid, vervalt: , en artikel 10, vijfde lid.

D

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10. Terugmelding gegevens aantal leerlingen op de teldatum
  • 1. Met het oog op de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 12a, eerste lid, en 29, eerste lid, doet Onze Minister aan het bevoegd gezag jaarlijks een overzicht toekomen van de hem ter beschikking staande gegevens over het aantal leerlingen op de teldatum dat bij de vaststelling van de bekostiging in aanmerking wordt genomen. Het overzicht wordt gelijktijdig met het besluit tot vaststelling van de bekostiging, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, toegezonden.

  • 2. Het overzicht, bedoeld in het eerste lid, is onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.

  • 3. Indien de school een nevenvestiging heeft, is het overzicht, bedoeld in het eerste lid, tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.

E

Artikel 12a wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 128, vierde lid, van de wet» ingevoegd: , met dien verstande dat Onze Minister voor het bepalen van het aantal leerlingen op 1 oktober van het jaar voorafgaande aan het bekostigingsjaar, de leerlingen in aanmerking neemt van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 164a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op de daarop volgende 1 december zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 164b van de wet, dan wel de leerlingen van wie opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 58a, vierde lid.

2. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. Indien artikel 128, zesde lid, van de wet van toepassing is en indien van de leerlingen die op 16 januari van het bekostigingsjaar op de school staan ingeschreven het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 164, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op 16 februari van dat jaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 164b van de wet, dan wel van deze leerlingen opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 58a, vierde lid, stelt Onze Minister voor 1 mei de bekostiging, bedoeld in het eerste lid, voor dat jaar nader vast.

F

In artikel 29, eerste lid, wordt na «op de teldatum» ingevoegd: , met dien verstande dat Onze Minister voor het bepalen van het aantal leerlingen op de teldatum, de leerlingen in aanmerking neemt van wie het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 164a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens uiterlijk op 1 december van het jaar voorafgaande aan het bekostigingsjaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 164b van de wet, dan wel de leerlingen van wie opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 58a, vierde lid.

G

Artikel 37, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Aan het bevoegd gezag van een school, niet zijnde een instelling, wordt aanvullende bekostiging voor personeelskosten toegekend indien:

    • a. het verschil tussen

      • 1°. het aantal leerlingen op 16 januari van het schooljaar, en

      • 2°. het aantal leerlingen op 1 oktober van het schooljaar onderscheidenlijk het aantal leerlingen op de teldatum die op grond van artikel 118, tweede lid, van de wet van toepassing is, gelijk is aan of groter is dan de helft van de kleinste factor N, bedoeld in de tabel in artikel 14 die op de school van toepassing is, en

    • b. het persoonsgebonden nummer tezamen met de in artikel 164a, tweede lid, van de wet bedoelde gegevens van de leerlingen die op 16 januari van het schooljaar op de school staan ingeschreven, uiterlijk 16 februari van het schooljaar zijn opgenomen in het basisregister onderwijs overeenkomstig artikel 178b van de wet, dan wel van deze leerlingen opgave is gedaan aan Onze Minister overeenkomstig artikel 58a, vierde lid.

H

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid vervalt, onder vernummering van het tweede tot en met vierde lid tot eerste tot en met derde lid.

2. Het nieuwe eerste lid komt te luiden:

  • 1. Voor de aanvullende bekostiging voor personeelskosten ten behoeve van de bestrijding van onderwijsachterstanden voor scholen, niet zijnde instellingen, met een aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond op de teldatum boven het aantal van 4, wordt per leerling boven het aantal van 4 een basisbedrag toegekend, welk bedrag wordt verhoogd met een leeftijdsbedrag dat wordt vermenigvuldigd met de gewogen gemiddelde leeftijd van de leraren van de school op 1 oktober van het voorafgaande schooljaar.

I

Na artikel 58 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 58a. Aanleveren gegevens volgens de leerlingentellingprocedure
  • 1. Indien Onze Minister van oordeel is dat een bevoegd gezag voor een of meer van zijn scholen als gevolg van factoren buiten de invloedssfeer van de school niet in staat is om de leerlinggegevens te leveren op de in artikel 164a van de wet bedoelde wijze, kan hij bepalen dat in de periode tot 1 augustus volgend op de datum van inwerkingtreding van dit artikel de levering van gegevens over het aantal leerlingen van de desbetreffende school of scholen ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 12a, eerste en tweede lid, 29, eerste lid en 37, eerste lid, plaatsvindt op de in het vierde tot en met zevende lid bedoelde wijze.

  • 2. De verplichting van het bevoegd gezag tot levering van de gegevens over het aantal leerlingen op de in het vierde tot en met zevende lid bedoelde wijze vervalt zodra Onze Minister heeft bepaald dat het bevoegd gezag heeft aangetoond in staat te zijn de leerlinggegevens te leveren op de in artikel 164a van de wet bedoelde wijze.

  • 3. Bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat het eerste en tweede lid van overeenkomstige toepassing zijn op de levering van gegevens over het aantal leerlingen in een of meer schooljaren vanaf 1 augustus volgend op de datum van inwerkingtreding van dit artikel.

  • 4. Indien het eerste lid van toepassing is, doet het bevoegd gezag ten behoeve van de bekostiging, bedoeld in de artikelen 12a, eerste en tweede lid, 29, eerste lid, en 37, eerste lid, voor de vijftiende dag van elke maand aan Onze Minister een opgave van het aantal leerlingen van de school op de eerste dag van die maand toekomen overeenkomstig het vijfde tot en met zevende lid.

  • 5. De opgave, bedoeld in het vierde lid, is onderverdeeld in leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en overige leerlingen.

  • 6. Indien de school een nevenvestiging heeft, is de opgave, bedoeld in het vierde lid, tevens onderverdeeld in de leerlingen van de hoofdvestiging en de leerlingen van elk van de nevenvestigingen.

  • 7. Bij ministeriële regeling wordt vastgesteld op welke wijze de opgave, bedoeld in het vierde lid, wordt gedaan.

Artikel 7. Wijziging Bekostigingsbesluit W.V.O.

Het Bekostigingsbesluit W.V.O. wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 4 worden twee leden toegevoegd, luidend:

  • 4. De directeur, rector of centrale directie schrijft de leerling in met ingang van de dag waarop de leerling de school voor het eerst bezoekt.

  • 5. In afwijking van het vierde lid, schrijft de directeur, rector of centrale directie de leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, in met ingang van 1 augustus van dat schooljaar.

B

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid vervalt: volgende op de dag.

2. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidend:

De directeur, rector of centrale directie schrijft de leerling die wordt uitgeschreven na de school op de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, uit met ingang van 31 juli van dat schooljaar.

Artikel 8. Wijziging Besluit leerlinggebonden financiering

Het Besluit leerlinggebonden financiering wordt gewijzigd als volgt:

A

Artikel 13 wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdelen c en f wordt «IQ tussen 59 en 70» telkens vervangen door: IQ tussen 54 en 70.

2. In onderdeel g, onder 3°, wordt «een jaar» vervangen door: een half jaar.

B

Artikel 18a, eerste lid, wordt gewijzigd als volgt:

1. In onderdeel b, onder 1°, wordt «gehoorverlies of verlies van het gezichtsvermogen» vervangen door: gehoorverlies en verlies van het gezichtsvermogen.

2. In onderdeel c, onder 1°, wordt na de puntkomma ingevoegd: en.

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en de verschillende artikelen of onderdelen daarvan kunnen terugwerken tot en met een bij dat besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 10. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gebruik persoonsgebonden nummers WPO/WEC.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 4 mei 2010

Beatrix

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Uitgegeven de achtentwintigste mei 2010

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

NOTA VAN TOELICHTING

Deze nota van toelichting wordt gegeven mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Algemeen

1. Inhoud van het besluit

Dit besluit regelt de volgende onderwerpen:

  • het gebruik van gegevens uit het basisregister onderwijs (BRON) door de minister;

  • de vaststelling van bekostiging van scholen in de zin van de WPO en WEC op basis van in BRON opgenomen gegevens;

  • wijziging van de voorschriften omtrent de datum van in- en uitschrijving van leerlingen van scholen in de zin van de WPO, WEC en WVO;

  • aanpassing van de groeibekostiging van basisscholen;

  • aanpassing van de bekostigingsparameters voor onder- en bovenbouw van basisscholen.

Deze onderwerpen worden hierna toegelicht.

2. Gebruik BRON-gegevens door de minister

In de Wet van 6 december 2001 (Stb. 681) is voor onder andere het primair en speciaal onderwijs het gebruik van persoonsgebonden nummers voor leerlingen geïntroduceerd.1 Met het persoonsgebonden nummer (ook wel aangeduid als: onderwijsnummer) van iedere leerling verstrekt het bevoegd gezag gegevens aan de minister (Dienst Uitvoering Onderwijs). Deze gegevens worden opgeslagen in het basisregister onderwijs (BRON).

Op grond van artikel 178c, eerste lid, WPO en 164c, eerste lid, WEC, kunnen gegevens uit BRON worden gebruikt door de minister voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de bekostiging van scholen en de begrotings- en beleidsvoorbereiding en door de inspectie voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van toezicht op het basis-, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs. Dit gebruik ziet uitsluitend op gegevens die niet herleid of herleidbaar zijn tot individuele leerlingen (artikel 178c, derde lid, WPO en 164c, derde lid, WEC). Bij ministeriële regeling worden regels gesteld omtrent het gebruik van deze gegevens door de minister en de inspectie, in ieder geval over de inhoud en samenstelling van de gegevens, de wijze van verstrekking, de tijdstippen waarop de gegevens worden verstrekt en de perioden waarop de gegevens betrekking hebben.

Onder omstandigheden is de minister bevoegd om ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een school gegevens uit BRON te gebruiken die wel tot individuele leerlingen herleid of herleidbaar zijn. In artikel 178c, vijfde lid, WPO, en 164c, vijfde lid, WEC is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald in welke gevallen en onder welke voorwaarden de minister deze gegevens kan gebruiken, alsmede welke BRON-gegevens dit gebruik kan betreffen. Dit is uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van dit besluit.

3. Vaststelling van bekostiging op basis van BRON-gegevens

De aan de minister geleverde en in BRON opgeslagen gegevens vormen de basis voor de bekostiging door de minister. In dat kader zijn aanpassingen in het Besluit bekostiging WPO en het Besluit bekostiging WEC nodig, die in dit besluit zijn neergelegd (artikelen 5 en 6). De procedure van de leerlingentelling, waarmee de school het geaggregeerd aantal leerlingen op de teldatum (1 oktober) verstrekt, vervalt. Ook de procedure van aanvraag van groeibekostiging vervalt. De bekostiging wordt in het vervolg ambtshalve door de minister vastgesteld, op basis van de gegevens opgenomen in BRON. Daarnaast regelt het voorliggende besluit dat scholen die door de minister nog niet in staat worden geacht de gegevens via het persoonsgebonden nummer – op een voldoende kwalitatief niveau – elektronisch aan de minister te leveren, op andere wijze opgave doen van het aantal leerlingen, aan de hand waarvan de bekostiging kan worden vastgesteld.

4. In- en uitschrijfdatum leerlingen

Het onderhavige besluit strekt verder tot wijziging van voorschriften over de in- en uitschrijfdatum van leerlingen. Het Besluit bekostiging WPO, het Besluit bekostiging WEC en het Bekostigingsbesluit W.V.O. worden aangepast (artikelen 5, 6 en 7).

In de eerste plaats worden de bepalingen over de uitschrijfdatum van leerlingen gewijzigd, zodanig dat als uitschrijfdatum wordt aangemerkt de laatste dag waarop de school is bezocht. Tot dusver werd als uitschrijfdatum aangemerkt de dag volgend op de laatste dag waarop de school is bezocht. De bekostingsbesluiten bevatten een regeling waarbij een school binnen 1 week na inschrijving een mededeling van inschrijving doet aan de school waar de leerling is uitgeschreven. Als de school die mededeling ontvangt binnen 4 weken na uitschrijving, wijzigt de school de uitschrijfdatum in de dag voorafgaand aan de inschrijfdatum. Deze regeling, die zorgt voor aansluitende in- en uitschrijfdata, houdt verband met de Leerplichtwet 1969, die voorschrijft dat een leerling altijd op een school ingeschreven moet zijn. Nadeel van de regeling is dat in de – veel voorkomende – situatie dat de leerling wordt ingeschreven op de dag na het laatste schoolbezoek op de oude school, de oude school verplicht is de uitschrijfdatum te veranderen naar de dag van het laatste schoolbezoek. Door te bepalen dat de uitschrijfdatum de datum van het laatste schoolbezoek is, wordt deze extra handeling voorkomen. Daarmee verminderen de administratieve lasten.

In de tweede plaats wordt in de bekostigingsbesluiten geregeld dat leerlingen worden ingeschreven met ingang van de dag waarop zij de school voor het eerst bezoeken. Tot dusver was alleen de uitschrijfdatum geregeld. Ook de inschrijfdatum is belangrijk, met name voor het op juiste wijze vaststellen van de bekostiging. Nu de bekostiging ambtshalve vastgesteld gaat worden op basis van (in de meeste gevallen) het aantal leerlingen op de eerste dag van enige maand, moet volledig duidelijk zijn met ingang van welke datum een leerling wordt ingeschreven.

In de derde plaats wordt geregeld dat een leerling die de school voor het eerst bezoekt op de eerste schooldag van het schooljaar, als inschrijfdatum de eerste dag van het schooljaar (1 augustus) krijgt en dat een leerling die wordt uitgeschreven na de laatste schooldag van het schooljaar te hebben bezocht, als uitschrijfdatum de laatste dag van dat schooljaar (31 juli) krijgt. Dit vormt derhalve een uitzondering op de regel dat de inschrijfdatum de dag van het eerste schoolbezoek en de uitschrijfdatum de dag van het laatste schoolbezoek is. Met deze aanpassingen wordt voorkomen dat spanning ontstaat met de Leerplichtwet 1969 doordat een volledig leerplichtige leerling op enig moment niet meer aan een school zou zijn ingeschreven. Wanneer een leerling tijdens de zomervakantie van school verandert, kan er meer dan vier weken liggen tussen de eerste schooldag van de nieuwe school en de laatste schooldag van de oude school. De oude school zal in deze situatie niet binnen 4 weken na uitschrijving een mededeling van inschrijving ontvangen die de school ertoe verplicht de uitschrijfdatum aan te laten sluiten bij de inschrijfdatum (zie hiervoor).

Het hanteren van 31 juli als uitschrijfdatum en 1 augustus als inschrijfdatum voorkomt ook dat leerlingen bij bijvoorbeeld de overgang van PO naar VO een uitschrijfdatum in het PO krijgen die ligt na de aanvang van het nieuwe schooljaar in het VO, waardoor het zou lijken alsof de leerling nog even op de «oude» PO-school is begonnen. In het bijzonder voor het toekennen van leerlinggebonden financiering kan dit tot verkeerde beslissingen leiden.

De bovengenoemde uitzondering geldt niet bij inschrijving van leerlingen die op 1 augustus nog niet, maar op de eerste schooldag wel, de leeftijd van 4 jaar hebben bereikt. Deze leerlingen kunnen niet worden ingeschreven met ingang van 1 augustus. Voor deze leerlingen geldt de hoofdregel: inschrijving met ingang van de dag waarop zij de school voor het eerst bezoeken (dat wil zeggen de eerste schooldag).

5. Aanpassingen groeibekostiging basisonderwijs

Dit besluit past in twee opzichten de regeling van de groeibekostiging aan.

Peildatum groeibekostiging bij aanvang schooljaar

Artikel 29 Besluit bekostiging WPO zoals gewijzigd in verband met invoering van lumpsumbekostiging in 2006 stelde de peildatum voor de groeibekostiging op de eerste dag van de maand. Dat gold ook voor de aanvang van het schooljaar. Dit had tot gevolg dat leerlingen die na 1 augustus maar voor de eerste feitelijke schooldag (die in augustus of september kan vallen) 4 jaar werden, voor de groeibekostiging van 1 augustus niet meetelden. De desbetreffende scholen zouden daarvan enig financieel nadeel ondervinden. Omdat invoering van de lumpsumbekostiging geen bezuinigingen beoogde, is besloten terug te keren naar de oorspronkelijke groeiregeling. Dat betekent dat bij de aanvang van het schooljaar de groeitelling op de eerste dag van de maand nu is vervangen door een groeitelling op de eerste schooldag van dat schooljaar. De daarop volgende maanden behouden de eerste dag van de maand als peildatum. Dit is geregeld in artikel 5, onderdeel J van dit besluit (wijziging artikel 29 van het Besluit bekostiging WPO). Doel is deze wijziging terug te laten werken tot en met 1 augustus 2006 om financiële nadelen te voorkomen (zie tevens de toelichting op artikel 9).

Groeidrempel op bestuursniveau

In de begroting 2010 OCW (Kamerstukken II 2009/10, 32 123 VIII, nr. 2) is aangegeven dat de noodzaak van op de lange termijn houdbare overheidsfinanciën, binnen de OCW-begroting tot herschikkingen heeft geleid. Enerzijds als dekking van tegenvallers, anderzijds als bijdrage aan de tekortreductie vanaf 2011. Eén van deze herschikkingen betreft een aanpassing van de aanvullende bekostiging personeelskosten bij groei in het basisonderwijs.

Tot nu toe was het zo dat de groeiregeling per (individuele) school werd toegepast, hetgeen betekende dat een bevoegd gezag met groei- en krimpscholen voor de groeischolen extra formatie kreeg zonder dat een verrekening plaatsvond met de leerlingendaling op de krimpscholen. Kern van de aanpassing is dat er voor een toekenning sprake moet zijn van een groei per saldo op alle scholen onder één bevoegd gezag. Omdat veel bevoegde gezagsorganen groei- én krimpscholen kennen, zal er hierdoor minder groeibekostiging worden toegekend.

Uitwerking van de wijziging van de groeiregeling basisonderwijs betekende een aanpassing van de voorwaarden waaronder groeibekostiging wordt verstrekt en de wijze waarop de omvang van de bekostiging wordt berekend.

De personele bekostiging van basisscholen vindt plaats op basis van het aantal ingeschreven leerlingen op 1 oktober in het vorige schooljaar (zogenaamde t-1 bekostiging). Basisscholen zullen over het algemeen in de loop van het jaar groeien door tussentijdse instroom van 4-jarigen. In de reguliere personele bekostiging wordt daarmee rekening gehouden door een genormeerde opslag op de onderbouwformatie. Deze opslag komt gemiddeld neer op een verhoging van het voor bekostiging in aanmerking komende leerlingaantal op teldatum 1 oktober van het vorig schooljaar met 3% (naar beneden afgerond op een geheel getal).

Scholen die een tussentijdse groei kennen die uitgaat boven deze 3% en die tevens uitkomt boven een bepaalde groeidrempel, kunnen een aanvraag doen voor aanvullende bekostiging personeelskosten bij groei.

De aanvraag aanvullende bekostiging voor personeelskosten voor reguliere groei kan in de periode september tot en met april iedere maand worden ingediend, indien het feitelijk aantal leerlingen op de eerste dag van die maand tenminste 13 hoger ligt dan het aantal leerlingen op 1 oktober in het vorige schooljaar + 3% (naar beneden op een geheel getal afgerond).

Daarnaast kan op aanvraag aanvullende bekostiging voor personeelskosten voor bijzondere groei worden toegekend. Deze bekostiging wordt toegekend indien:

  • het aantal leerlingen op 1 mei met tenminste 26 is toegenomen ten opzichte van het aantal leerlingen op 1 april, dan wel

  • het aantal leerlingen op 1 juni met tenminste 26 is toegenomen ten opzichte van het aantal op 1 mei, dan wel

  • het aantal leerlingen op 1 juni met tenminste 26 is toegenomen ten opzichte van het aantal op 1 april en er geen aanvullende bekostiging voor bijzondere groei is toegekend.

Het bereiken van voornoemde groeidrempels van 13 respectievelijk 26 werd tot nu toe op schoolniveau beoordeeld. Bevoegde gezagsorganen die op de groeidatum én scholen met leerlingdaling én scholen met leerlingstijging hadden, werden niet gekort voor de daling op de eerste, maar kregen (indien de drempel werd gehaald) wel extra bekostiging voor de groei op de laatste.

In het onderhavige besluit is geregeld dat op bestuursniveau wordt bepaald of de groeidrempel wordt gehaald. Leerlingdaling én leerlingstijging op scholen onder één bevoegd gezag worden dan eerst met elkaar verrekend.

6. Aanpassing bekostigingsparameters voor onder- en bovenbouw

Een andere maatregel die heeft geleid tot wijziging van het Besluit bekostiging WPO, betreft de verlaging van de bekostigingsparameters voor de onder- en bovenbouw. Bij de behandeling van de begroting 2009 OCW is door de Tweede Kamer een amendement aangenomen waarmee structureel € 10 miljoen beschikbaar wordt gesteld voor humanistisch vormend en godsdienstonderwijs op de openbare basisscholen. In de reactie op de aangenomen amendementen begroting 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 700 VIII, nr. 144) is aangegeven dat de structurele dekking vanaf 1 augustus 2010 zal komen uit een korting op de lumpsum voor het basisonderwijs.

In het onderhavige besluit wordt deze korting nader uitgewerkt. Deze korting heeft de vorm gekregen van een aanpassing van de berekening van het aantal groepen ten behoeve van de bekostigde groepsgebonden vergoeding binnen de materiële instandhouding, alsmede een aanpassing van de berekening van de bekostigde personeelskosten door een verlaging van de hoeveelheid formatieplaatsen per onderbouw- en bovenbouwleerling.

7. Financiële gevolgen

Dit besluit heeft geen gevolgen voor de Rijksbegroting, met uitzondering van de aanpassingen van de groeiregeling basisonderwijs en van de bekostigingsparameters onder- en bovenbouw. De aanpassing van de aanvullende bekostiging personeelskosten bij groei (bepaling behalen groeidrempel op bestuursniveau), leidt tot structurele minderuitgaven ter grootte van ca € 46 miljoen. Voor het kalenderjaar 2010 gaat het daarbij om een bedrag van € 9 miljoen. Voor deze vorm van aanvullende bekostiging blijft dan met ingang van het schooljaar 2010/2011 een structureel budget beschikbaar van ca € 31 miljoen. De verlaging van de bekostigingsparameters, leidt tot een structurele verlaging van de uitgaven ter grootte van ca € 10 miljoen per jaar. Voor het kalenderjaar 2010 gaat het daarbij om een bedrag van ca € 3,5 miljoen.

Bevoegde gezagsorganen die één basisschool beheren zullen niet achteruit gaan op de onderhavige wijziging van het Besluit bekostiging WPO. Bevoegde gezagsorganen die meerdere basisscholen beheren kunnen er wel op achteruit gaan indien zij zowel groei- als krimpscholen hebben. Zonodig kan deze achteruitgang worden opgevangen door een flexibele(r) inzet van personeel. Uit hoofde van de wettelijk voorgeschreven benoeming in algemene dienst (artikel 34 WPO) kan het personeel namelijk worden ingezet op alle basisscholen van het bevoegd gezag. Indien de onderhavige wijziging van de groeiregeling gevolgen heeft die redelijkerwijs niet ten laste kunnen blijven van een bevoegd gezag, heeft dat bevoegd gezag de mogelijkheid om in verband met bijzondere omstandigheden bijzondere bekostiging te vragen als bedoeld in artikel 123, tweede lid, van de WPO.

8. Uitvoerings- en handhavingsgevolgen

Het besluit is voorgelegd aan CFI en de IB-Groep. CFI en de IB-Groep geven in hun uitvoeringstoets aan dat het besluit uitvoerbaar is. CFI heeft het besluit tevens voorgelegd aan de Inspectie en de Auditdienst; zij hebben geen opmerkingen gemaakt over de handhaafbaarheid.

9. Administratieve lasten

Vaststelling bekostiging

Na de invoering van het persoonsgebonden nummer in het primair onderwijs zullen de door de scholen aan DUO elektronisch geleverde leerlinggegevens de nieuwe basis vormen voor de bekostiging. De procedures voor het vaststellen van de reguliere bekostiging, de groeibekostiging en de leerlinggebonden financiering wijzigen. Dit zal naar verwachting de volgende gevolgen hebben voor de administratieve lasten van de scholen:

  • Reguliere bekostiging. In de oude situatie doet de school opgave van het aantal te bekostigen leerlingen middels het invullen van een telformulier. In de nieuwe situatie stelt de minister (DUO) ambtshalve de bekostiging vast op basis van de leerlinggegevens in BRON.

  • Groeibekostiging. In de oude situatie vraagt de school groeibekostiging aan middels een telformulier. In de nieuwe situatie bepaalt DUO elke maand op basis van BRON of er sprake is van een groei van het aantal leerlingen, en stelt zo nodig ambtshalve de groeibekostiging vast.

  • Leerlinggebonden financiering. De aparte aanvraag voor LGF vervalt. In de nieuwe situatie stelt DUO ambtshalve de bekostiging vast op basis van de leerlinggegevens in BRON.

De totale administratieve lasten van de handelingen vóór invoering van het persoonsgebonden nummer (het invullen van de telformulieren voor de bovengenoemde bekostigingsstromen) bedroegen in de nulmeting: 1.988.078 euro. Deze verplichte handelingen bij de procedures voor het ontvangen van bekostiging vervallen, waarmee de lastenverlichting voor de scholen in het primair onderwijs 1.988.078 euro bedraagt.

DUO motiveert zijn bekostigingsbeschikkingen na invoering van het persoonsgebonden nummer op het per school via internet beschikbaar gestelde overzicht van leerlingen (Geconsolideerde Telling Bekostiging – GTB). De controle van het aantal bekostigde leerlingen middels het GTB is voor de school geen verplichting. Deze handeling kan daarmee formeel niet worden aangemerkt als administratieve last. Toch kunnen we ervan uit gaan dat de meeste scholen de voor hen belangrijke bekostigingsbeschikkingen zullen controleren via het GTB.

Als alle scholen deze controle zullen uitvoeren, dan zijn hiermee naar schatting de volgende administratieve lasten mee gemoeid. De controle van het GTB duurt ongeveer een uur per keer. Scholen zullen het GTB ten behoeve van de reguliere bekostiging en de groeibekostiging maximaal 12 keer per jaar controleren. Kosten per jaar: 12 x 1 (uur) x 45 (tarief) x 1307 (scholen) = 705.780 euro. Bij de aanmelding van een LGF-leerling controleert de school de uitval op de extra set LGF-gegevens op het GTB. Hiermee zijn naar schatting de volgende administratieve lasten gemoeid: 1 (uur) x 45 (tarief) x 10.000 (geïndiceerde leerlingen) = 450.000 euro. Indien de (niet verplichte) controle van het GTB door alle scholen als administratieve last wordt meegewogen, dan bedraagt de feitelijke lastenverlichting voor de scholen in het primair onderwijs als gevolg van de afname van het aantal administratieve handelingen bij de procedures voor het ontvangen van bekostiging naar schatting (1.988.078 – (705.780 + 450.000)) = 832.298 euro per jaar.

De beoogde inwerkingtredingsdatum van de aanpassingen van de groeiregeling basisonderwijs is 1 augustus 2010. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de bepalingen over het vaststellen van de bekostiging op basis van BRON-gegevens is 1 oktober 2010 (zie ook de toelichting op artikel 9). Dit betekent dat de hierboven berekende lastenverlichting naar verwachting op 1 oktober 2010 zal ingaan. In de periode van 1 augustus tot 1 oktober 2010 zullen scholen nog op de traditionele wijze via telformulieren groeibekostiging moeten aanvragen. Voor schoolbesturen die meerdere basisscholen beheren kan dit betekenen dat ook voor de scholen die niet groeien een telformulier moet worden ingediend. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de aangepaste groeiregeling is immers 1 augustus 2010. Voor schoolbesturen met meerdere basisscholen kan dus sprake zijn van een tijdelijke toename in de administratieve last. Deze situatie doet zich voor indien de scholen van een bestuur op de eerste (peil)dag na de zomervakantie in 2010 en/of 1 september 2010 per saldo een zodanige groei laten zien dat aanspraak kan worden gemaakt op groeibekostiging. Met ingang van 1 oktober 2010 zal de bekostiging naar verwachting kunnen worden vastgesteld op basis van de BRON-gegevens, zodat schoolbesturen vanaf peildatum 1 oktober 2010 geen telformulieren meer hoeven in te dienen.

Voorschriften omtrent datum van in- en uitschrijving

Het besluit wijzigt tevens de bepalingen over de uitschrijfdatum van leerlingen zodanig dat als uitschrijfdatum wordt aangemerkt de laatste dag waarop de school is bezocht. Dit voorkomt de extra handeling om de uitschrijfdatum te veranderen naar de dag van het laatste schoolbezoek in de situatie dat de dag van het eerste bezoek aan de nieuwe school direct volgt op de dag van het laatste bezoek aan de oude school. Dit zal naar verwachting de volgende consequenties hebben voor de administratieve lasten van de scholen. Het komt ongeveer 60.000 keer per jaar voor dat een leerling in het primair onderwijs naar een andere school verhuist. De lastenverlichting van het nieuwe voorschrift treedt alleen op indien de leerling gedurende de week van school verandert. Naar schatting vindt dit ongeveer 20.000 keer per jaar plaats. De administratieve handeling van uitschrijven neemt ongeveer 5 minuten in beslag. De besparing bedraagt derhalve: 20.000 (heruitschrijvingen) x 5/60 (uur) x 45 (tarief) = 75.000 euro per jaar.

Het besluit is voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal). Actal adviseert om mogelijkheden te overwegen voor een extra reductie van administratieve lasten bij de in- en uitschrijving van leerlingen. Actal stelt op dit punt voor om, aanvullend op de in dit besluit opgenomen bepaling dat als uitschrijfdatum wordt aangemerkt de laatste dag waarop de school is bezocht, het voorschrift op te nemen dat scholen voor leerlingen die op vrijdag voor het laatst de school bezoeken, de laatste dag voor de eerstvolgende mogelijke schooldag als uitschrijfdatum hanteren.

Dit advies is niet overgenomen. Het leidt tot een complexer proces van in- en uitschrijven, en kan daarnaast tot onwenselijk strategisch gedrag ten aanzien van de groeibekostiging aanleiding geven:

  • Het besluit formuleert een algemene regel voor het uitschrijven van leerlingen die eenvoudig is toe te passen door de scholen, namelijk dat de leerling op de laatste schooldag wordt uitgeschreven, tenzij later op basis van feitelijke gegevens van de inschrijvende school blijkt dat de datum van inschrijving niet aansluit op de datum van uitschrijving (bijvoorbeeld omdat er een weekeinde, een verhuizing naar een andere regio, een periode van vakantie of ziekte tussen zit). Het voorstel van Actal is voor de school lastiger uitvoerbaar omdat op deze algemene regel een uitzondering wordt gemaakt in geval het laatste schoolbezoek op vrijdag valt. Bovendien weet de uitschrijvende school tevoren nooit met zekerheid, ook niet in het geval dat de laatste schooldag een vrijdag betreft, wanneer de eerstvolgende feitelijke schooldag van de leerling op de nieuwe school zal zijn.

  • In de situatie dat de leerling de school verlaat aan het einde van de maand, zou de mogelijkheid om de uitschrijving vooralsnog enkele dagen na de laatste schooldag te plaatsen aanleiding kunnen geven tot onwenselijk strategisch gedrag: het kiezen van een gunstige datum om voor groeibekostiging in aanmerking te komen.

10. College bescherming persoonsgegevens

Het besluit is voorgelegd aan het College bescherming persoonsgegevens. Het College heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben bij het besluit.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De bepalingen omtrent het gebruik van het persoonsgebonden nummer hebben uitsluitend betrekking op het bekostigde onderwijs. Op het niet-bekostigde onderwijs zijn zij niet van toepassing. In lijn hiermee wordt – om ieder mogelijk misverstand uit te sluiten – in artikel 2 vastgelegd dat het onderhavige besluit uitsluitend betrekking heeft op gegevens van leerlingen die zijn ingeschreven of ingeschreven zijn geweest op een bekostigde school voor als bedoeld in de WPO en WEC.

Artikel 3

De leerlinggegevens die de minister ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een school tezamen met het persoonsgebonden nummer mag gebruiken, worden limitatief opgesomd in artikel 3. Hierna wordt per leerlinggegeven de relevantie voor de bekostiging aangegeven en wordt de grondslag vermeld waar deze relevantie uit blijkt, waarbij de nummering is aangehouden van artikel 3:

  • a. indien het betreft een school als bedoeld in de WPO:

    • 2°. de geboortedatum: parameter bij berekening van o.a. reguliere bekosting personeel en materieel (artikelen 14 en 20 Besluit bekostiging WPO);

    • 3°. de gegevens over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland: parameter bij berekening van bijzondere bekostiging in verband met vreemdelingen (ministeriële regeling op grond van artikel 123 WPO);

    • 4°. de datum van in- of uitschrijving; parameter bij bepaling van aantal op de school ingeschreven leerlingen op peilmoment, ten behoeve van berekening van o.a. reguliere bekostiging personeel en materieel en aanvullende bekostiging bij groei (artikel 10 Besluit bekostiging WPO);

    • 5°. de groep: parameter bij berekening van bijzondere bekostiging in verband met zeer moeilijk lerende kinderen in de groepen 3 tot en met 8 (ministeriële regeling op grond van artikel 123 WPO);

    • 6°. het gewicht van de leerling, indien het betreft een leerling die is ingeschreven op een basisschool: parameter bij berekening van o.a. reguliere bekostiging personeel en materieel en aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding (artikelen 14, 27, 28 en 28a Besluit bekostiging WPO);

    • 7°. de aanduiding of het betreft een leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: parameter bij berekening van o.a. aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding (artikel 28 Besluit bekostiging WPO);

    • 8°. indien van toepassing de onderwijssoort dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid onder d, van de WEC, de begindatum van de periode waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de WEC en het registratienummer van het regionaal expertisecentrum dat de indicatiestelling heeft verricht en van de school bedoeld in de WEC die de leerling begeleidt: parameter voor berekening rugzakbekostiging (artikelen 17 en 34 Besluit bekostiging WPO);

    • 9°. indien van toepassing de aanduiding visueel gehandicapte leerling en de instelling die deze leerling begeleidt: parameter bij berekening van bijzondere bekostiging in verband met visueel gehandicapte leerlingen (ministeriële regeling op grond van artikel 123 WPO);

    • 10°. de bekostigingsindicatie: parameter om te bepalen of leerling meetelt voor bekostiging (artikel 10 Besluit bekostiging WPO); en

    • 11°. het registratienummer van de school, of indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan: parameter bij bepaling van aantal op de school ingeschreven leerlingen op peilmoment, ten behoeve van berekening van o.a. reguliere bekostiging personeel en materieel en aanvullende bekostiging bij groei (artikel 10 Besluit bekostiging WPO).

  • b. indien het betreft een school als bedoeld in de WEC:

    • 2°. de geboortedatum: parameter bij berekening van reguliere bekostiging personeel (artikel 33 Besluit bekostiging WEC);

    • 3°. de gegevens over het verblijf in Nederland en het vertrek uit Nederland: parameter bij berekening van bijzondere bekostiging in verband met vreemdelingen (ministeriële regeling op grond van artikel 120 WEC);

    • 4°. de datum van in- of uitschrijving: parameter bij bepaling van aantal op de school ingeschreven leerlingen op peilmoment, ten behoeve van berekening van o.a. reguliere bekostiging personeel en materieel en aanvullende bekostiging bij groei (artikel 9 Besluit bekostiging WEC);

    • 5°. de soort onderwijs; parameter bij berekening van o.a. reguliere bekostiging personeel en materieel en aanvullende bekostiging (artikelen 14, 33, 34, 35, 38a en 39 Besluit bekostiging WEC);

    • 6°. de schoolsoort: parameter bij berekening van o.a. reguliere bekostiging personeel en materieel en aanvullende bekostiging (artikelen 14, 33, 34, 35, 38a en 39 Besluit bekostiging WEC);

    • 7°. de aanduiding of het betreft een leerling met een niet-Nederlandse culturele achtergrond: parameter bij berekening van aanvullende bekostiging onderwijsachterstandenbestrijding (artikel 41 Besluit bekostiging WEC);

    • 8°. indien van toepassing de onderwijssoort dan wel het cluster, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onder d, van de WEC, de begindatum van de periode waarvoor de leerling toelaatbaar is verklaard door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de WEC en het registratienummer van het regionaal expertisecentrum dat de indicatiestelling heeft verricht en, indien het een leerling betreft, bedoeld in artikel 8a, derde lid, onderdeel b, van de WEC, het registratienummer van de school, bedoeld in de WPO, de Wet op het voortgezet onderwijs of de Wet educatie en beroepsonderwijs, waar de leerling is ingeschreven na afloop van de periode gedurende welke de leerling door een commissie voor de indicatiestelling als bedoeld in artikel 28c van de WEC toelaatbaar is verklaard tot een bepaalde onderwijssoort: parameter voor bepaling toelaatbaarheid leerling en dus bekostigingsgrond en parameter voor bekostiging ambulante begeleiding in verband met terugplaatsing (artikel 39 Besluit bekostiging WEC);

    • 9°. indien van toepassing de indicatie voor het soort verblijf: parameter om te bepalen voor welke soort bekostiging de leerling meegenomen moet worden (reguliere bekostiging, residentiële plaats, crisis- of observatieplaats) (artikel 9 Besluit bekostiging WEC);

    • 10°. de bekostigingsindicatie: parameter om te bepalen of leerling meetelt voor bekostiging (artikel 9 Besluit bekostiging WEC); en

    • 11°. het registratienummer van de school, of indien sprake is van een nevenvestiging, het registratienummer daarvan: parameter bij bepaling van aantal op de school ingeschreven leerlingen op peilmoment, ten behoeve van berekening van o.a. reguliere bekostiging personeel en materieel en aanvullende bekostiging bij groei (artikel 9 Besluit bekostiging WEC).

Artikel 4

De bevoegdheid tot gebruik van gegevens uit het basisregister onderwijs die tot individuele leerlingen herleid of herleidbaar zijn kent een strikte doelbeperking: zij mag uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de vaststelling van de bekostiging van een school (artikel 178c, vijfde lid, WPO en 164c, vijfde lid, WEC).

Krachtens het eerste lid zijn tot gebruik uitsluitend bevoegd de daartoe door de minister aangewezen ambtenaren. Het gaat om ambtenaren van de Dienst Uitvoering Onderwijs. Beleidsambtenaren zullen geen toegang krijgen tot het basisregister onderwijs. Van de bevoegdheid zal met name gebruik worden gemaakt, indien tussen de school en de minister verschil van mening bestaat over de juistheid of volledigheid van de gegevens. In dat geval kan het bevoegd gezag zich tot de minister wenden onder opgave van de desbetreffende persoonsgebonden nummers en andere gegevens (artikel 178a, vierde lid, WPO en 164a, vierde lid, WEC). De keerzijde hiervan wordt geregeld in artikel 4, tweede lid, onder a: indien het bevoegd gezag op grond van artikel 178a, vierde lid, WPO of 164a, vierde lid, WEC aan de minister het persoonsgebonden nummer van een leerling heeft verstrekt, mag de minister dit nummer en de daaraan gerelateerde leerlinggegevens in het basisregister onderwijs gebruiken. Het is ook mogelijk dat de minister naar aanleiding van de toetsing van de door het bevoegd gezag verstrekte leerlinggegevens redenen heeft om aan te nemen dat het bevoegd gezag in strijd heeft gehandeld met de wettelijke voorschriften. In dat geval kan de minister vervolgens een onderzoek door de inspectie gelasten. De inspectie meldt de uitkomst van dit onderzoek aan de minister. Deze procedure is geregeld in artikel 178b, derde lid, WPO en 164b, derde lid, WEC. Uiteraard moet de minister in een dergelijk geval het basisregister onderwijs kunnen gebruiken. Dit wordt geregeld in artikel 4, tweede lid, onder b.

In het derde lid van artikel 4 worden – als voorwaarde waaronder de minister gegevens uit het basisregister onderwijs mag gebruiken – beperkingen gesteld aan de verdere verwerking van de door middel van het gebruik van het register verkregen gegevens. In de eerste plaats is ook hier weer sprake van een strikte doelbinding: verdere verwerking is slechts toegestaan voor zover dit noodzakelijk is voor de vaststelling van de bekostiging van de school waaraan de desbetreffende leerling is ingeschreven of ingeschreven is geweest (daaronder is begrepen de motivering van beschikkingen en de behandeling van bezwaar- en beroepschriften) en de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene niet onevenredig wordt geschaad. Verdere verwerking ten behoeve van beleids- of begrotingsinformatie is derhalve verboden. In de tweede plaats moeten de gegevens door de minister worden vernietigd zodra zij voor de vaststelling van de bekostiging van de betrokken school niet langer noodzakelijk zijn. In het algemeen zal dat zijn op het tijdstip waarop de vaststelling van de bekostiging onherroepelijk is geworden. De vernietiging van de gegevens heeft uiteraard geen betrekking op de gegevens in het basisregister onderwijs.

Artikel 5

Onderdelen A en B

Deze wijzigingen met betrekking tot de in- en uitschrijfdatum van leerlingen, zijn toegelicht in paragraaf 4 van het algemeen deel.

Met het oog op de Leerplichtwet 1969 blijft de bepaling gehandhaafd dat de directeur van een school die binnen 4 weken na de uitschrijfdatum een mededeling van inschrijving ontvangt, de uitschrijfdatum alsnog wijzigt in de dag voorafgaand aan de inschrijfdatum (artikel 8, tweede lid). Deze bepaling vergt echter geen actie wanneer de leerling wordt ingeschreven met ingang van de dag volgend op de uitschrijfdatum (zoals het geval is wanneer de leerling wordt ingeschreven op de dag na het laatste schoolbezoek op de oude school, en wanneer de uitschrijfdatum op grond van artikel 8, eerste lid, is bepaald op 31 juli en de inschrijfdatum op grond van artikel 7, vijfde lid, is bepaald op 1 augustus). In dat geval is de uitschrijfdatum reeds de dag voorafgaand aan de inschrijfdatum.

Onderdeel C

De verwijzing naar artikel 11, vijfde lid vervalt omdat dit lid komt te vervallen.

Onderdeel D

In artikel 11 Besluit bekostiging WPO was tot dusver de levering van telgegevens door scholen aan de minister geregeld. Deze procedure vervalt. De minister ontleent de voor de bekostiging benodigde gegevens voortaan aan BRON. Volgens het nieuwe artikel 11 doet de minister de scholen jaarlijks voor 1 februari een overzicht toekomen van de hem ter beschikking staande, voor de bekostiging relevante, gegevens. Dit overzicht, dat dezelfde geaggregeerde gegevens bevat als de telformulieren die scholen voorheen inzonden, geeft scholen inzicht in de hoogte van de (personele en materiële) bekostiging die tegemoet kan worden gezien.

Onderdelen E, G, L en N

Deze onderdelen passen de artikelen 12a (materiële bekostiging), 18 (personele bekostiging), 29 en 30 (beide groeibekostiging) zodanig aan, dat deze bekostiging wordt toegekend op basis van het aantal leerlingen dat binnen een bepaalde termijn na de voor de bekostiging relevante datum is geregistreerd in BRON. Bij scholen die nog niet in staat zijn hun leerlinggegevens via het persoonsgebonden nummer – op een voldoende kwalitatief niveau – op elektronische wijze te leveren aan de minister, gaat het om de leerlingen die voor de vijftiende dag van de maand zijn opgegeven bij de minister (artikel 36a, vierde lid). Dit ter vervanging van de termijnen die tot dusver golden voor de opgave van het aantal leerlingen ten behoeve van het vaststellen van de bekostiging.2

Wanneer een school de leerlinggegevens (conform de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC) binnen 14 dagen nadat zij in de administratie van de school zijn verwerkt, verstrekt aan de minister ten behoeve van opname in BRON, worden deze gegevens opgenomen in BRON binnen de in artikelen 12a, 18, 29 en 30 aangegeven termijnen. Leerlingen die op 1 oktober wel op school aanwezig waren, maar die niet binnen de bedoelde termijnen zijn geregistreerd in BRON dan wel opgegeven bij de minister, kunnen alsnog meetellen voor de materiële en personele bekostiging, indien deze leerlingen voorafgaand aan de inzending van de verklaring van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 11b alsnog in BRON zijn geregistreerd dan wel, indien de school niet is gekwalificeerd, deze leerlingen alsnog worden opgegeven bij genoemde verklaring van het bevoegd gezag. Deze verklaring wordt gelijktijdig verstrekt met de verklaring van de accountant (voor 1 juli), die aanleiding kan geven tot een nadere vaststelling van de bekostiging voor 1 oktober (artikel 12a, derde lid en 18, derde lid).

Onderdeel F

Deze wijziging betreft een aanpassing van de formule waarmee het genormeerde aantal te huisvesten groepen leerlingen van basisscholen wordt berekend. Dit aantal groepen is een bekostigingsvariabele in de vergoeding voor de materiële voorzieningen ten behoeve van de instandhouding.

Enerzijds betreft de wijziging een beperkte verhoging van het aantal leerlingen per groep. Daarmee vallen middelen vrij ten behoeve van de uitvoering van het amendement Jan Jacob van Dijk c.s. Anderzijds heeft een technische aanpassing van de formule plaatsgevonden, waarmee deze qua presentatie beter past bij de wijze waarop de bekostiging voor personeelskosten wordt berekend. De oude formule, waarin het totaal van A, B, C en D werd gedeeld door 179, was nog afgeleid uit de toekenning van formatierekeneenheden zoals die in de declaratieperiode plaats vond. In de nieuwe formule is de gehanteerde normatieve groepsgrootte eenvoudiger terug te vinden (1/0,5 = 20 voor de leerlingen in de leeftijd van 4 tot en met 7 jaar; 1/0,0343 = 29,15 voor de leerlingen van 8 jaar en ouder).

Onderdeel H

Deze wijziging betreft een aanpassing van het aantal formatieplaatsen per leerling ten behoeve van de berekening van het bedrag per leerling als onderdeel van de bekostiging voor de personeelskosten. Zowel het aantal formatieplaatsen voor de leerlingen in de leeftijd van 4 tot 7 jaar, als het aantal formatieplaatsen voor de leerlingen van 8 jaar en ouder is met 0,0001 verlaagd.

Onderdeel I

Nu de berekening en toekenning van de groeibekostiging op bestuursniveau plaatsvindt, is ervoor gekozen om de groeibekostiging niet te betrekken bij de bepaling van de omvang van de toeslag voor zeer kleine scholen.

Onderdeel J

Onderdeel K bevat een aanpassing van de peildatum voor de groeibekostiging bij de aanvang van het schooljaar. Op deze wijziging is reeds ingegaan in paragraaf 5 van het algemeen deel. De peildatum voor de groeibekostiging is de eerste schooldag en vervolgens de eerste dag van de maand in een van de maanden september tot en met april (indien de eerste schooldag in september valt, gaat het om de maanden oktober tot en met april). De aanspraak op de bekostiging ontstaat in beginsel met ingang van de maand waarin de toename van het totale aantal leerlingen heeft plaatsgevonden (artikel 29, derde lid, eerste volzin). Dit zou er toe leiden dat wanneer er groei is op de eerste schooldag en deze in september valt, de aanspraak met ingang van 1 september zou ontstaan. Ook in deze situatie ontstaat de aanspraak echter met ingang van 1 augustus. Dit is geregeld in de tweede volzin van artikel 29, derde lid.

Onderdelen K en M

Deze onderdelen betreffen de aanpassing van de wijze waarop de aanvullende bekostiging personeelskosten bij reguliere groei ten opzichte van de teldatum respectievelijk bij bijzondere groei (na 1 april) wordt berekend. Daarbij wordt, anders dan voorheen, op bestuursniveau bepaald of de groeidrempel wordt gehaald. Besturen met én basisscholen die leerlingtoename kennen én basisscholen die leerlingafname kennen zullen daardoor minder snel voor deze aanvullende bekostiging in aanmerking komen.

Nu de berekening en toekenning van de groeibekostiging op bestuursniveau plaatsvindt, is ervoor gekozen om de aftrek op de groeibekostiging indien er sprake is van een toeslag voor kleine scholen, te laten vervallen.

Onderdeel O

In het schooljaar 2009/2010 wordt iedere school in een vooraf geplande periode van 10 weken door de IB-Groep en CFI ondersteund bij het op orde krijgen van de leerlinggegevens in BRON: de fase aansluiting BRON. Het doel is dat alle scholen door dit begeleide proces voor 1 oktober 2010 succesvol zijn aangesloten op BRON, zodat vanaf die datum de tellingen voor de bekostiging gebaseerd worden op BRON. Niet uit te sluiten valt dat er op 1 oktober 2010 nog scholen zijn die nog niet in staat zijn om de leerlinggegevens via het persoonsgebonden nummer – op een voldoende kwalitatief niveau – elektronisch aan te leveren aan de minister. Voor deze scholen kan de bekostiging niet op basis van BRON-gegevens worden vastgesteld. Indien een school er niet in slaagt de gegevens op de nieuwe wijze te leveren, heeft de minister op grond van artikel 36a de mogelijkheid om te bepalen dat deze school maandelijks gegevens over het aantal leerlingen levert, aan de hand waarvan de minister de bekostiging – zowel reguliere bekostiging als groeibekostiging – alsnog kan vaststellen. Deze procedure vervalt op het moment waarop de minister bepaalt dat de betrokken school heeft aangetoond de leerlinggegevens via het persoonsgebonden nummer – op een voldoende kwalitatief niveau – elektronisch te kunnen leveren aan de minister.

Hierbij geldt dat een school alleen voor deze procedure in aanmerking kan komen, als sprake is van factoren die buiten de invloedssfeer van de school liggen. Hierbij valt met name te denken aan de volgende factoren:

  • 1. De systemen van de IB-Groep en/of CFI (vanaf 1 januari 2010 DUO) werken niet of onvoldoende, zodat de school niet op de gewenste manier gegevens kan leveren aan BRON;

  • 2. Door uitloop van de fase aansluiting BRON heeft de school niet de gelegenheid gekregen om voor 1 oktober 2010 de ondersteuning van de IB-Groep en CFI te ontvangen, die de andere scholen wel hebben ontvangen.

Het is de verantwoordelijkheid van de school om te voldoen aan de – binnen haar invloedssfeer liggende – voorwaarden om de leerlinggegevens op de nieuwe wijze aan BRON te kunnen leveren. Dit betekent dat het niet hebben van een werkend leerlingadministratiesysteem en het niet meedoen aan de aansluiting BRON op het moment dat de school hiervoor is ingepland, geen redenen voor de minister zijn om de school de mogelijkheid te bieden om de leerlinggegevens na 1 oktober 2010 alsnog op de alternatieve wijze te leveren.

Artikel 6

Onderdelen A en B

Deze wijzigingen met betrekking tot de in- en uitschrijfdatum van leerlingen zijn toegelicht in paragraaf 4 van het algemeen deel.

Onderdeel C

De verwijzing naar artikel 10, vijfde lid vervalt omdat dit lid komt te vervallen.

Onderdeel D

In artikel 10 Besluit bekostiging WEC was tot dusver de levering van telgegevens door scholen aan de minister geregeld. Deze procedure vervalt. De minister ontleent de voor de bekostiging benodigde gegevens voortaan aan BRON. Volgens het nieuwe artikel 10 doet de minister de scholen jaarlijks voor 1 februari een overzicht toekomen van de hem ter beschikking staande, voor de bekostiging relevante, gegevens. Dit overzicht, dat dezelfde geaggregeerde gegevens bevat als de telformulieren die scholen voorheen inzonden, geeft scholen inzicht in de hoogte van de (personele en materiële) bekostiging die tegemoet kan worden gezien.

Onderdelen E, F en G

Deze onderdelen passen de artikelen 12a (materiële bekostiging), 29 (personele bekostiging) en 37 (groeibekostiging) zodanig aan, dat deze bekostiging wordt toegekend op basis van het aantal leerlingen dat binnen een bepaalde termijn na de voor de bekostiging relevante datum is geregistreerd in BRON. Bij scholen die nog niet in staat zijn hun leerlinggegevens via het persoonsgebonden nummer – op een voldoende kwalitatief niveau – op elektronische wijze te leveren aan de minister, gaat het om de leerlingen die voor de vijftiende dag van de maand zijn opgegeven bij de minister (artikel 58a, vierde lid). Dit ter vervanging van de termijnen die tot dusver golden voor de opgave van het aantal leerlingen ten behoeve van het vaststellen van de bekostiging.3 Wanneer een school de leerlinggegevens (conform de Regeling structurele gegevenslevering WPO/WEC) binnen 14 dagen nadat zij in de administratie van de school zijn verwerkt, verstrekt aan de minister ten behoeve van opname in BRON, worden deze gegevens opgenomen in BRON binnen de in artikelen 12a, 29 en 37 aangegeven termijnen. Leerlingen die op 1 oktober wel op school aanwezig waren, maar die niet binnen de bedoelde termijnen zijn geregistreerd in BRON dan wel opgegeven bij de minister, kunnen alsnog meetellen voor de materiële en personele bekostiging, indien deze leerlingen voorafgaand aan de inzending van de verklaring van het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 10c alsnog in BRON zijn geregistreerd dan wel, indien de school niet is gekwalificeerd, deze leerlingen alsnog worden opgegeven bij genoemde verklaring van het bevoegd gezag. Deze verklaring wordt gelijktijdig verstrekt met de verklaring van de accountant (voor 1 juli), die aanleiding kan geven tot een nadere vaststelling van de bekostiging voor 1 oktober (artikel 12a, derde lid en 29, derde lid).

Onderdeel H

Dit onderdeel bevat een technische correctie van artikel 41. De aanvullende bekostiging voor personeelskosten ten behoeve van de bestrijding van onderwijsachterstanden is alleen bedoeld voor, en wordt toegekend aan, scholen met meer dan 4 leerlingen met een niet-Nederlandse culturele achtergrond (zgn. cumi-leerlingen). Deze aanvullende bekostiging is derhalve niet bestemd voor elke WEC-school ongeacht het aantal cumi-leerlingen, zoals zou kunnen worden afgeleid uit het eerste lid (oud) van artikel 41. Daarom wordt dit lid geschrapt.

Onderdeel I

Dit onderdeel bevat een overgangsregeling voor scholen die op de beoogde inwerkingtredingsdatum (1 oktober 2010) nog niet in staat zijn de leerlinggegevens via het persoonsgebonden nummer – op een voldoende kwalitatief niveau – op elektronische wijze te leveren aan de minister. De regeling is gelijk aan die voor scholen in de zin van de WPO. Zie de toelichting op artikel 5, onderdeel O.

Artikel 7

Deze wijzigingen met betrekking tot de in- en uitschrijfdatum van leerlingen zijn toegelicht in paragraaf 4 van het algemeen deel.

Artikel 8

Dit artikel bevat een aantal technische correcties:

  • bij het Besluit van 12 maart 2008 tot wijziging van onder meer het Besluit bekostiging WEC in verband met het wegnemen van enkele knelpunten bij de leerlinggebonden financiering (Stb. 89) is de wijziging van de IQ-grens (zie de toelichting op artikel III, onderdeel L van dat besluit) niet consequent doorgevoerd. Dit wordt rechtgezet.

  • in het schriftelijk overleg over het Besluit van 12 maart 2008 is gebleken dat de periode van een jaar in artikel 13, onderdeel g, onder 3°, ook een half jaar had moeten zijn. De staatssecretaris heeft toegezegd deze omissie te herstellen (Kamerstukken II 2007/08, 31 413, nr. 2, blz. 10).

  • artikel 18a van het Besluit leerlinggebonden financiering wordt technisch aangepast. Duidelijker tot uitdrukking wordt gebracht dat het gaat om leerlingen met een gecombineerde problematiek (zien en horen).

Artikel 9

De beoogde inwerkingtredingsdatum van de aanpassingen van de groeiregeling basisonderwijs en de bekostigingsparameters onder- en bovenbouw (artikel 5, onderdelen F, H, I, J, K en M) is 1 augustus 2010. De beoogde inwerkingtredingsdatum van de overige bepalingen van dit besluit is 1 oktober 2010, zodat vanaf dat moment de bekostiging kan worden vastgesteld op basis van de BRON-gegevens. De data van 1 augustus 2010 en 1 oktober 2010 zijn echter niet opgenomen in de inwerkingtredingsbepaling, in verband met de voorhangprocedure die voor artikelen 5, 6 en 8 geldt. In plaats daarvan is bepaald dat de inwerkingtreding van dit besluit geschiedt op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip (dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld). Verder is in artikel 9 opgenomen dat bij het koninklijk besluit bepaald kan worden dat artikelen of onderdelen daarvan terugwerken. Deze bepaling is opgenomen om de regeling over de groeitelling op de eerste schooldag van het schooljaar (artikel 5, onderdeel J) terug te kunnen laten werken tot en met 1 augustus 2006 (zie paragraaf 5 van het algemeen deel).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

A. Rouvoet


XNoot
1

Inwerkingtreding: Stb. 2007, 341.

XNoot
2

Op grond van artikel 11, eerste lid (oud), diende van het aantal leerlingen op 1 oktober – waarop de materiële en personele bekostiging wordt gebaseerd – voor 15 oktober opgave te worden gedaan. Voor het aanvragen van groeibekostiging gold een termijn van 4 weken (artikel 29, eerste lid (oud) en artikel 30, tweede lid (oud)).

XNoot
3

Op grond van artikel 10, eerste en tweede lid (oud), gold een termijn van 2 weken.

XHistnoot
histnoot

Het advies van de Raad van State is openbaar gemaakt door terinzagelegging bij het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Tevens zal het advies met de daarbij ter inzage gelegde stukken worden opgenomen in de Staatscourant.

Naar boven