34 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2015

Hierbij informeer ik u, mede namens de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de uitvoering van de moties bij de begroting 2015 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Wat betreft het amendement Harbers en Koolmees strekkende de verlaging van artikel 6 met € 4 miljoen en artikel 7 met € 6 miljoen informeer ik u dat de dekking plaatsvindt door middel van doorvoeren van een korting op de bekostiging van de hogescholen en de universiteiten ten laste van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 16 – Monasch en Rutte over kostbaar onderhoud aan grote monumenten

De Kamer verzoekt de regering uiterlijk in mei 2015 uitsluitsel te bieden of kostbaar onderhoud aan grote monumenten zoals grote kerken en kastelen binnen het huidige Brim mogelijk is en, indien nodig, tegelijkertijd binnen de financiële kaders met een oplossing te komen waardoor dit onderhoud alsnog mogelijk is.

Reactie

In juni 2015 kan een onderbouwde schatting worden gemaakt van de bediening in het Brim van de grote monumenten. Dan namelijk is het aantal aanvragen voor 2015 bekend, in welke monumentencategorieën deze vallen en de hoogte van de gevraagde subsidies. Als dan blijkt dat de grote monumenten onvoldoende aan bod komen, wordt aangegeven welke maatregelen binnen het kader van het Brim worden getroffen om aan deze opgave tegemoet te komen.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 23 – Jasper van Dijk en Ypma over terugdringen flexibele contracten en payrolling

De Kamer verzoekt de regering flexibele contracten en payrolling op scholen zo veel mogelijk terug te dringen.

Reactie

Bij de aanbieding van het rapport «Flexibele arbeid in primair en voortgezet onderwijs» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 27 923, nr. 199) is beschreven dat de motie een ondersteuning van het beleid is.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 26 – Straus en Ypma over het lerarenregister

De Kamer roept de regering op ervoor te zorgen dat het lerarenregister gaat functioneren naar het voorbeeld van het register in de zorg en dat ook leraren die niet bij vakorganisaties zijn aangesloten zich herkennen in het lerarenregister en zich eigenaar voelen van het register.

Reactie

Bij de vormgeving van het wettelijke lerarenregister is het register in de zorg een belangrijk voorbeeld. Wel wordt daarvan een «vertaling» gemaakt om het lerarenregister goed te laten aansluiten bij het onderwijs. Een belangrijke voorwaarde is dat álle geregistreerde leraren gelijkwaardig invloed op het register kunnen uitoefenen, of ze lid zijn van een vakorganisatie of niet. Bovendien moeten leraren ook rechtstreeks lid kunnen worden van de beroepsorganisatie die het register beheert.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 28 – Straus over verbetercultuur als voorwaarde voor gedifferentieerd toezicht

De Kamer verzoekt de regering ervoor te zorgen dat het aantoonbaar hebben van een verbetercultuur een voorwaarde wordt voor gedifferentieerd toezicht boven basiskwaliteit van de inspectie voor het onderwijs.

Reactie

In de motie Jadnanansing en Straus (Kamerstuk 33 905, nr. 5) vraagt u bij de tussenrapportage over de pilots gedifferentieerd toezicht om inhoudelijk verslag over de inrichting van de verbetercultuur op de scholen die het predicaat «goed» gaan ontvangen. Onderhavige motie ondersteunt deze lijn. Bij de uitvoering van beide moties wordt gekeken naar de aanwezigheid en de inrichting van een verbetercultuur. De onderwijssectoren worden in de pilotfase betrokken bij de uitwerking.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 29 – Straus en Ypma over toelating studenten tot lerarenopleidingen

De Kamer verzoekt de regering de lerarenopleidingen en pabo's te versterken door de mogelijkheid te creëren studenten streng te bevragen op kennis, vaardigheden en motivatie voordat toelating tot de lerarenopleiding plaatsvindt.

Reactie

Studenten kunnen reeds streng worden bevraagd op kennis, vaardigheden en motivatie voordat toelating tot de lerarenopleiding plaatsvindt. Masteropleidingen, zoals de universitaire lerarenopleidingen, kunnen daarop selecteren. Daarnaast kennen alle opleidingen de mogelijkheid van een verplichte studiekeuzecheck en kan bij opleidingen met een numerus fixus decentrale selectie plaatsvinden. Bij de Pabo’s worden met ingang van het studiejaar 2015–2016 bijzondere nadere vooropleidingseisen ingevoerd.

Om te bepalen wat aanvullend nodig is om studenten streng te bevragen op kennis, vaardigheden en motivatie voor toelating tot de lerarenopleiding is onderzoek naar effectieve instrumenten nodig. In dit verband is in het Algemeen Overleg over het lerarenbeleid van 13 november 2014 (Kamerstuk 27 923, nr. 198) afgesproken dat u – dit voorjaar – een reactie ontvangt op:

  • de verkenning uit 2014 van de Hogeschool van Amsterdam en de Universiteit Leiden naar de wenselijkheid en mogelijkheid van selectie op geschiktheid voor het beroep van leraar en van verzwaring van vakinhoudelijke eisen voor tweedegraads lerarenopleidingen;

  • de inventarisatie door het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek van resultaten van onderzoek naar selectiecriteria, -instrumenten, -procedures en hun effecten.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 31 – Rog, Jasper van Dijk, Voordewind, Bisschop en Van Meenen over openbaarheid eindtoetsresultaten

De Kamer verzoekt de regering te onderzoeken of het niet langer verstrekken van eindtoetsresultaten aan de inspectie en DUO, maar het slechts ter inzage geven ervoor zorgt dat deze resultaten niet meer onder de Wet openbaarheid van bestuur vallen.

Reactie

Naar aanleiding van de motie is onderzocht of alleen ter inzage geven aan de Inspectie van het Onderwijs en DUO van de eindtoetsresultaten ertoe leidt dat deze gegevens niet meer onder de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) vallen. In dat geval beschikken deze diensten niet over deze gegevens. Dan kunnen zij die dus ook niet verstrekken bij aanvragen op grond van de Wob. Dit betekent echter niet dat de gemiddelde eindtoetsscores hiermee volledig aan de reikwijdte van de Wob worden onttrokken. Want scholen voor openbaar onderwijs vallen ten aanzien van eindtoetsscores onder de Wob, dus kan bij hen een verzoek tot openbaarmaking van deze gegevens worden gedaan. Bij het bijzonder onderwijs kunnen deze gegevens niet op grond van de Wob worden opgevraagd. Dit leidt tot een ongelijke situatie wat betreft de verplichting om gemiddelde eindtoetsgegevens desgevraagd openbaar te maken.

Voorts kan de Inspectie van het Onderwijs haar taken niet uitvoeren als zij en DUO de gemiddelde eindtoetsscores niet krijgen. Want in de Wet op het primair onderwijs zijn de eindresultaten opgenomen als deugdelijkheidseis. Dus is van belang dat de Inspectie van het Onderwijs over deze gegevens beschikt. Alleen inzage krijgen is daarvoor onvoldoende, want de Inspectie van het Onderwijs moet deze gegevens ook kunnen vergelijken met het landelijk gemiddelde, vergelijkbare scholen en in de tijd. Daarbij is in de Grondwet opgenomen dat de regering de Staten-Generaal jaarlijks verslag doet van de staat van het onderwijs. De eindresultaten van scholen zijn ook daarvoor belangrijke gegevens.

Verder wordt de achterliggende gedachte dat de gemiddelde eindtoetsgegevens alleen voor intern gebruik binnen de school geschikt zijn niet gedeeld. Het delen van leeropbrengsten, waarvan de eindtoetsresultaten onderdeel zijn, staat aan de basis van een leercultuur waarbij scholen hun opbrengsten en werkwijzen met elkaar kunnen vergelijken. Centraal hierbij staat het streven naar beter onderwijs; van afrekenen is geen sprake.

Ten slotte vormen de gemiddelde eindtoetsgegevens ook voor andere geïnteresseerden nuttige informatie. Het is daarom van belang dat iedereen kennis moet kunnen nemen, bij voorkeur in de passende context geplaatst, van belangrijke informatie over de kwaliteit van de school. Daarvan maakt de gemiddelde eindtoetsscore deel uit. Dit is ook in lijn met de regeerakkoordafspraak dat scholen publieke verantwoording gaan afleggen over behaalde resultaten en gebruikte middelen. Het initiatief van de sector om via Vensters een brede set indicatoren van de kwaliteit van alle scholen voor primair onderwijs te presenteren past ook bij deze afspraak.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 33 – Ypma over sanctioneren van scholen die het schooladvies negeren

De Kamer verzoekt de regering scholen voor voortgezet onderwijs te sanctioneren die het toelaten van leerlingen niet baseren op het schooladvies.

Reactie

In de brief «Overgang van primair naar voortgezet onderwijs, naleving wet- en regelgeving» van 11 februari 2015 is ingegaan op deze materie (Kamerstuk 31 289, nr. 216).

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 34 – Ypma en Straus over aanpassing lerarenregister

De Kamer verzoekt de regering:

  • te zorgen dat het lerarenregister echt voor én door docenten is en het instemmingsrecht van werkgevers om te zetten in adviesrecht;

  • in gesprek te gaan met de vakbonden om erop aan te dringen dat het recht op persoonlijk budget voor bijscholing enkel toegankelijk wordt gemaakt voor docenten die ingeschreven staan in het lerarenregister.

Reactie

Het eerste deel van de motie is een ondersteuning van het beleid. Het tweede deel kan niet worden afgedwongen, want het persoonlijk scholingsbudget is een cao-afspraak die wordt gemaakt door de werkgevers en de werknemers in het onderwijs.

Daarnaast is uitsluiten van (gedeeltelijk) onbevoegde docenten van scholing geen goede stap. Gestreefd wordt immers naar zoveel mogelijk bevoegde en geschoolde docenten, dus is het juist van belang dat ook (gedeeltelijk) onbevoegde docenten zich scholen.

Zoals alle beroepsregisters, is het wettelijke lerarenregister gebaseerd op het principe dat de beroepsgroep zelf beslist over de inhoud en de kwaliteitseisen die zij aan het beroep stelt. Werkgevers past een terughoudende opstelling bij de beoordeling van de eisen. Wel is draagvlak onder werkgevers van belang om de effectiviteit van het register verder te vergroten.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 35 – Ypma over de definitie van leerplicht en thuisonderwijs

De Kamer verzoekt de regering:

  • de definitie van leerplicht te versoepelen, rekening houdend met de situatie van leerbare thuiszitters;

  • te voorkomen dat scholen worden afgerekend op schoolverzuim in relatie tot leerbare thuiszitters die onderwijs deels (of geheel) thuis moeten volgen;

  • mogelijk te maken dat het budget dat de school krijgt voor kinderen die niet fulltime op school onderwijs kunnen volgen naar rato van aanwezigheid verdeeld kan worden over de school en de maatwerkoplossing voor onderwijs buiten de school.

Reactie

De motie wordt betrokken bij de inventarisatie van randvoorwaarden en kwaliteitseisen die zouden moeten worden gesteld aan vormen van onderwijs op een andere locatie dan de school, met daaraan te verbinden mogelijke beleidsmatige scenario’s en vervolgstappen. Deze inventarisatie wordt uitgevoerd ten behoeve van het onderzoek naar mogelijke maatwerkoplossingen voor kinderen waarvoor onderwijs op een school tijdelijk of gedeeltelijk niet wenselijk of mogelijk is. De inventarisatie is u voor deze zomer toegezegd (Kamerstuk 31 135, nr. 49). De in de motie bedoelde groep leerbare thuiszitters maakt een belangrijk onderdeel uit van deze groep kinderen. Vooruitlopen op de resultaten van de inventarisatie door nu een uitzondering te creëren voor de groep leerbare thuiszitters is niet aan de orde.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 37 – Jadnanansing en Van Meenen over aansluiting onderwijs arbeidsmarkt

De Kamer verzoekt de regering samen met het onderwijs en werkgevers de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren, de huidige knelpunten voor jongeren te definiëren, oplossingen aan te dragen en deze uit te voeren.

Reactie

De gevraagde maatregelen zijn opgenomen in de door u aangenomen wijziging van onder meer de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met het bevorderen van een arbeidsmarktrelevant en doelmatig opleidingenaanbod in het beroepsonderwijs (Kamerstuk 33 948). Hierdoor:

  • mogen mbo-instellingen alleen nog opleidingen verzorgen die studenten na afronding het perspectief bieden op tijdig vinden van een baan op niveau;

  • moeten mbo-instellingen studenten objectieve informatie geven over de arbeidsmarktkansen en hen goed voorbereiden op de arbeidsmarkt, zoals door aanbieden van sollicitatietrainingen binnen het onderdeel Loopbaan en burgerschap van de kwalificatiedossiers, in welk kader namelijk aandacht geschonken kan worden aan arbeidsmarkt- en sollicitatievaardigheden.

Daarnaast wordt de jeugdwerkloosheid bestreden samen met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met als specifiek aandachtspunt de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 38 – Jadnanansing over herziening van de kwalificatiedossiers

De Kamer verzoekt de regering:

  • bij de herziening van de kwalificatiedossiers extra goed toe te zien op de eisen aan burgerschap en in een goede samenwerking met veldpartijen ervoor te zorgen dat samenwerking en uitwisseling ontstaat op het gebied van materialen en methoden om burgerschapsvorming onderdeel van het onderwijs te maken, bijvoorbeeld door het opzetten van een (online) platform;

  • hierbij nadrukkelijk aandacht te besteden aan burgerschapsvorming in het beroepsonderwijs en bij het vernieuwen van de curricula dit thema nadrukkelijk mee te nemen.

Reactie

Artikel 1.3.5. van de Wet educatie en beroepsonderwijs regelt dat de mbo-instellingen aandacht moet besteden aan burgerschap. Dit is uitgewerkt in het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB (Hoofdstuk III, Artikel 17a., lid 3). Daarom verwijzen ook de herziene kwalificatiedossiers naar dat besluit. Het onderdeel burgerschap van dat besluit wordt per 1 augustus 2016 aangepast. Het doel hiervan is complexe thema’s als radicalisering, racisme, democratische waarden, vrijheid van meningsuiting en religie meer bespreekbaar te maken in de klas.

Alle scholen kunnen met vragen over radicalisering terecht bij de vertrouwensinspecteurs van de Inspectie van het Onderwijs en bij de gemeente. De gemeenten Den Haag, Rotterdam, Amsterdam en Utrecht spelen een grote rol en bieden de scholen maatwerk. Bijvoorbeeld Den Haag heeft trainingen opgezet en Amsterdam meld- en adviespunten radicalisering. Daarnaast biedt OCW kennis en ondersteuning aan en investeert in het ontwerp en op orde houden van de portal www.schoolenenveiligheid.nl en de helpdesk. Deze portal is opgezet voor scholen voor primair en voortgezet onderwijs, maar wordt ook geschikt gemaakt voor mbo-instellingen.

Daarnaast bestaat het platform veiligheid van de MBO Raad. Via dat platform wordt de veiligheid in het mbo gemonitord. De uitkomsten van deze monitor gebruiken instellingen om de nodige maatregelen te nemen. De mbo-instellingen kunnen met vragen omtrent veiligheid ook terecht bij de MBO Raad.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 39 – Jadnanansing en Lucas over het makersonderwijs

De Kamer verzoekt de regering:

  • expliciet ruimte te geven aan initiatieven die het makersonderwijs ontwikkelen en uitbreiden;

  • onderzoek te doen naar het opzetten van een samenwerkingsverband dat in het pionierskarakter dat hoort bij deze makersbeweging de sterke lokale initiatieven verbindt en makersonderwijs op de kaart zet van Nederland.

Reactie

In een gesprek in april met partijen uit het onderwijs, de maker movement en deskundigen op het gebied van makersonderwijs wordt verkend welke voor het beroepsonderwijs relevante ontwikkelingen binnen de maker movement spelen en wat het beroepsonderwijs kan betekenen voor de maker movement. Daarbij zal worden besproken waar kansen liggen en welke obstakels bestaan. Voor de zomer wordt u geïnformeerd over de uitkomsten van het gesprek.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 40 – Jadnanansing over plan van aanpak kwetsbare jongeren

De Kamer verzoekt de regering bij de uitvoering van het (nog te verschijnen) plan van aanpak kwetsbare jongeren afspraken te maken met de (jeugd)hulpverlening, onderwijs, leerplichtambtenaar en justitie. En juist ook op regionaal niveau in te zetten op betere samenwerking en een gezamenlijke inzet om het aantal vroegtijdige schoolverlaters verder terug te dringen.

Reactie

Op uw verzoek is ingegaan in de brief over extra kansen voor jongeren in een kwetsbare positie (Kamerstuk 30 079, nr. 53).

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 46 – Van Meenen over de vorm van publieke verantwoording in het middelbaar beroeps- en het hoger onderwijs

De Kamer verzoekt de regering zorg te dragen voor een vergelijkbare vorm van publieke verantwoording in het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

Reactie

In goed overleg met onder meer de MBO Raad, de VH en de VSNU is afgesproken dat zij bij de eerstvolgende wijziging van hun codes goed bestuur de actieve openbaarmaking van de jaarstukken regelen. Daarnaast beheert de Stichting Studiekeuze123 de studiewijzer Studiekeuze123.nl met informatie over onder meer alle instellingen en opleidingen voor hoger onderwijs. In overleg met studenten en koepels wordt verkend of behoefte bestaat aan verdere ontsluiting van informatie over het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 56 – Straus en Ypma over openbaarmaking jaarstukken en inspectierapporten door scholen

De Kamer verzoekt de regering ervoor te zorgen dat scholen hun jaarverslagen en Inspectierapporten op hun website publiceren.

Reactie

In goed overleg met de koepels is afgesproken dat zij bij de eerstvolgende wijziging van hun codes goed bestuur de actieve openbaarmaking van de jaarstukken regelen.

Gezien deze bereidwilligheid van de brancheorganisaties wordt verder gegaan op deze weg. De jaarverslagen over 2014 worden afgewacht. Zoals eerder beschreven, kan zo nodig worden gedacht aan aanpassing van de Regeling Jaarverslaggeving Onderwijs (Kamerstuk 33 495, nr. 60). Maar dat is niet de eerste voorkeur. Dat vraagt overigens om aanpassing van de onderwijswetten.

Ten slotte kunnen wat betreft het primair en voortgezet onderwijs de (voor ouders) relevante bevindingen in de rapporten van de Inspectie van het Onderwijs worden geraadpleegd via haar website en via de Vensters PO en VO.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 58 – Ypma en Straus over innovatiefonds voor ambitieuze leerkrachten

De Kamer verzoekt de regering:

  • in 2015 5 miljoen euro in te zetten voor een innovatiefonds dat ambitieuze leerkrachten die het onderwijs willen vernieuwen in staat stelt om dit te doen;

  • hiervoor vanaf 2016 met structurele dekking te komen.

Reactie

Binnen scholen wordt een lerende cultuur bevorderd, waarin continu en stelselmatig wordt gewerkt aan verbetering van de onderwijskwaliteit. Daarvan is vernieuwing van het onderwijs, waarmee het qua vorm en inhoud bij de tijd blijft, een belangrijk onderdeel.

Leraren die zelf voorstellen doen om innovatie in hun school tot stand te brengen vernieuwen het onderwijs van onderop. Zo’n beweging legt het eigenaarschap van de vernieuwing direct bij de leraar. Dat is een gewenste ontwikkeling. Een voorstel daartoe is ook gedaan door onderwijsexperts in het plan «Samen Leren». Met hen en met de Onderwijscoöperatie worden momenteel gesprekken gevoerd over de invulling van dit fonds, zodat leraren hier een beroep op kunnen gaan doen. Voor de start in 2015 wordt € 5 miljoen beschikbaar gesteld. De Miljoenennota 2016 zal laten zien hoe hiermee vanaf 2016 wordt omgegaan.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 59 – Klaver, Rog en Ypma over bekostiging instroom vluchtelingenkinderen

De Kamer verzoekt de regering, in overleg met het onderwijsveld, te onderzoeken op welke wijze scholen in het primair en voortgezet onderwijs voor de opvang van vluchtelingenkinderen na 1 oktober adequate bekostiging kunnen krijgen.

Reactie

In de brief «Reactie op de uitvoering van de motie Klaver c.s. inzake de bekostiging van vluchtelingenkinderen in het po en vo» (Kamerstuk 31 293, nr. 243) van 12 februari 2015 is ingegaan op deze materie.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 64 – Jasper van Dijk over omroepen als coproducent bij de open te stellen maximale 50 procent van het mediabudget

De Kamer verzoekt de regering in het voorstel om maximaal 50 procent van het budget open te stellen de omroepen altijd als coproducent te laten fungeren.

Reactie

De motie ondersteunt de kabinetsplannen over de toekomst van de publieke omroep en de uitwerking daarvan in de volgende wijziging van de Mediawet 2008. Zoals beschreven in de brief over de toekomst van het mediabeleid (Kamerstuk 32 827, nr. 67) en besproken in het wetgevingsoverleg van 24 november 2014, blijven de omroepen formeel coproducent in lijn met artikel 2.88 van de Mediawet 2008. De motie bevestigt dit principe.

Nieuw is dat de NPO het initiatief kan nemen om voorstellen van externe partijen te beoordelen en vervolgens kan laten verzorgen door de erkende omroeporganisaties en taakomroepen. De NPO maakt vooraf afspraken met externe partijen, bijvoorbeeld over het format, over de kosten van een voorstel en over de rechten. Omroepen kennen deze afspraken. Zij kunnen zich aanbieden als coproducent van het voorstel van de externe partij en zijn dan verantwoordelijk voor de vorm en inhoud van het programma. De grootte van de rol die de omroep kan nemen is afhankelijk van de kaders die de NPO met de externe partij heeft afgesproken en de mate waarin het voorstel is ontwikkeld.

Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 71 – Segers en Mohandis over het manifest «Recht op Mediawijsheid»

De Kamer verzoekt de regering in gesprek te gaan met de ondertekenaars van het manifest «Recht op Mediawijsheid» over de aanbevelingen en de Kamer hierover voor maart 2015 te informeren.

Reactie

Het Mediawijsheidprogramma van de Stichting Mediawijzer blijft de komende periode gesteund worden (Kamerstuk 34 000 VIII, nr. 61). De Stichting Mediawijzer heeft een actief netwerk gevormd van partijen die zich bezig houden met het thema mediawijsheid. In overleg met de stichting wordt besproken hoe met de partners in het netwerk een vervolg kan worden gegeven aan het manifest. Daarover wordt u voor maart 2015 geïnformeerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven