33 576 Natuurbeleid

Nr. 389 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 augustus 2024

De opgaves voor natuur, landbouw en visserij kunnen niet los van elkaar worden gezien en zijn van elkaar afhankelijk. We werken aan een vitaal platteland waar het fijn wonen, werken en recreëren is, met aandacht voor de bestaande (inter)nationale wet- en regelgeving over natuur en biodiversiteit, klimaat en water- en luchtkwaliteit. Natuur en landschap zijn van grote waarde voor ons land en onze identiteit. Voor het behouden en versterken van de natuur wordt gekeken naar het vormen van robuuste natuurgebieden waarin de daadwerkelijke staat van de natuur leidend is. Om economisch perspectief te kunnen bieden, is het noodzakelijk om verslechtering van de natuur te voorkomen en in te zetten op natuurherstel met aandacht voor nationale problemen. Voorafgaand aan het regeerprogramma en het Commissiedebat Stikstof, NPLG en Natuur informeer ik de Tweede Kamer graag over een aantal onderwerpen in mijn portefeuilles natuur en grote wateren, waaronder de stand van zaken van door uw Kamer aangenomen moties en aan de Tweede Kamer gedane toezeggingen.

De volgende onderwerpen komen in deze brief aan bod:

  • Soortenbeleid: de wolf, invasieve uitheemse soorten en de Nationale Bijenstrategie;

  • Europees en Internationaal biodiversiteitsbeleid: Uitvoering GBF Target 18 en natuurherstelverordening;

  • Natuur- en bosbeheer: heidebeheer, bescherming bronlocaties van autochtone bomen, evaluatie houtopstanden, uitgaven natuurorganisaties en groenblauwe dooradering; en

  • Overige onderwerpen: natuur verweven met onze samenleving, reactie op het rapport van Unesco – State of Conservation Wadden en voortgang Verbeterprogramma VHR Monitoring.

Soortenbeleid

Wolf

Incidenten Leusden

In juli jl. zijn er op Landgoed Den Treek in Leusden twee incidenten geweest waar een wolf bij betrokken was. Het gaat om een incident met een kind en een incident waarbij een hond is meegenomen. Ik ben geschrokken door deze incidenten en leef mee met het kind en de eigenaar van de hond in kwestie. Wolvendeskundigen weten inmiddels dat in dit gebied een wolvenpaar met welpen zit en dat de betrokken wolf waarschijnlijk de welpen heeft willen beschermen. Met DNA-onderzoek is niet vast te stellen om welke van de twee wolven het bij deze incidenten gaat. Om verdere incidenten te voorkomen hebben provincie en gemeente geadviseerd om het gebied te mijden. Omdat dit advies onvoldoende werd nageleefd, heeft de gemeente Leusden per noodbevel een deel van het landgoed afgesloten voor het publiek tot en met 1 september. Het afgesloten gebied is aangewezen op advies van wolvenexperts die zijn ingeschakeld door de provincie.

In juli en augustus hebben er ook incidenten plaatsgevonden in de gemeente Zeist. Hier heeft een confrontatie plaatsgevonden tussen een wolf en een hond en was er eveneens sprake van een incident met een jong kind. Ook met hen die bij deze incidenten waren betrokken leef ik mee. De Provincie Utrecht heeft hierop een dringende waarschuwing uitgebracht richting bezoekers van de Utrechtse Heuvelrug. Hierin worden inwoners en bezoekers opgeroepen om zeer voorzichtig te zijn in het bosgebied van de Utrechtse Heuvelrug met het dringende advies om honden aan de lijn te houden en niet met kleine kinderen de bossen te bezoeken. DNA-onderzoek heeft aangetoond dat het in beide gevallen om dezelfde solitaire wolf gaat die in het verleden ook al richting honden actief is geweest. De Provincie Utrecht heeft besloten om vergunningverlening voor het zenderen en negatief conditioneren (bang maken van de wolf voor mensen) van de betrokken wolven in gang te zetten. Op deze manier kan gemonitord worden waar de wolven zich bevinden, hoe ze zich gedragen en welke wolf probleemgedrag vertoont. Wanneer noodzakelijk kan vervolgens – conform wet- en regelgeving – worden ingegrepen. Daarnaast bereidt de Provincie Utrecht ook een afschotvergunningsaanvraag voor, in geval die noodzaak zich aandient. De regels voor het afgeven van een dergelijke vergunning zijn zeer strikt en vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht. Het onderbouwen van de vergunning met behulp van deskundigen dient zorgvuldig te gebeuren en vergt veel inzet van de provincie. Desalniettemin ondersteun ik de provincie in de zoektocht naar een juridisch houdbare vorm van vergunningverlening voor het geval dat dit noodzakelijk is voor het waarborgen van de veiligheid voor mensen en huisdieren.

Ik maak me ernstige zorgen over deze incidenten met probleemwolven. Naar aanleiding van deze incidenten heb ik intensief contact gehad met de gedeputeerde van de Provincie Utrecht en de burgemeester van Leusden en hen de hulp van het Ministerie van LVVN aangeboden in de aanpak van deze incidenten. Daarnaast heb ik de cijfers gezien die door BIJ12 openbaar zijn gemaakt over wolvenaanvallen. In juli meldde BIJ12 dat in de eerste drie maanden van 2024 drie keer zoveel wolvenaanvallen hebben plaatsgevonden als in diezelfde periode in 2023. Deze cijfers zijn zorgwekkend en vragen om actie van het openbaar bestuur.

Ik wil daarom samen met de provincies in versneld tempo werken aan beleidsmaatregelen. Onder meer om incidenten als die in Utrecht zoveel mogelijk te voorkomen en om wolvenaanvallen op vee terug te dringen, maar ook om daadkrachtig te kunnen optreden als er, ondanks de preventieve maatregelen, toch een incident plaats vindt. Ik wil daar regie op nemen. Ik ga daarom uitzoeken hoe we sneller en daadkrachtiger kunnen handelen wanneer er sprake is van aanvallen en welke mogelijkheden er zijn om in geval van een probleemwolf snel op te treden. Bij acuut gevaar kan een burgemeester en ook een politieambtenaar noodbevoegdheden toepassen en optreden. Wanneer dat acuut gevaar is geweken, houdt ook die noodbevoegdheid op. Dan is op dit moment het enig beschikbare instrument de Omgevingswetvergunning van de provincie en er gaat dan vaak teveel tijd overheen voordat die kan worden toegepast. Er is behoefte bij de provincies aan een sneller instrument om op te treden tegen probleemwolven. Ik ga met urgentie aan de slag met een definitie van een probleemwolf en ik wil laten onderzoeken welke mogelijkheden voor versnelling er zijn of kunnen worden gecreëerd, naast de noodbevoegdheden, voor gevallen dat een heel snel ingrijpen noodzakelijk is.

Met een aantal andere acties ga ik ook nu direct aan de slag. Als eerste wil ik een landelijk «wolf fencing team» gaan opzetten. Dat team helpt de veehouder bij het plaatsen van hekken die wolven tegen houden en helpt ook met het papierwerk van subsidieaanvragen voor deze hekken. In onze buurlanden zijn dergelijke teams actief en heel succesvol in het verminderen van het aantal aanvallen op vee. In Nederland zijn er al regionale fencing initiatieven, die wil ik graag betrekken. Ten tweede zet ik mij in voor een landelijk informatiepunt wolf, waar duidelijke informatie te krijgen is over de wolf en ook kennis en expertise beschikbaar is. Het gaat dan om informatie over waar we weten dat wolven zitten en over wat mensen kunnen doen als ze een wolf tegen komen. Maar ook om het kunnen melden van de aanwezigheid van wolven.

Deze acties maken deel uit van een gezamenlijke aanpak. Ik zal uw Kamer hierover binnenkort nader informeren.

Beschermde status wolf

Naast de voorgaande urgente acties, die betrekking hebben op het aanpakken van probleemwolven, ga ik ook snel aan de slag met de wolvenpopulatie als geheel, nationaal, regionaal of Europees. In de Kamerbrief over samenleven met de wolf1 heeft mijn voorganger aangegeven voornemens te zijn het voorstel van de Europese Commissie om de beschermde status van de wolf onder het Verdrag van Bern te verlagen van «strikt beschermd» naar «beschermd» te steunen. Ook ik zal namens Nederland steun geven aan het voorstel, mede gelet op voornoemde incidenten en de zoektocht naar juridische mogelijkheden om in te grijpen als de veiligheid dit vergt. Ik beschouw hiermee de moties Vestering c.s. (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 69) en Van der Plas (Kamerstuk 33 576, nr. 338) over de inzet ten aanzien van de bescherming van de wolf als afgedaan. Door het Hongaars voorzitterschap is nog geen datum voor stemming vastgesteld. Het voorstel zal pas voor stemming worden geagendeerd wanneer er voldoende steun is. Ik zal me actief inzetten om die steun te realiseren. Wanneer er een datum bekend is, zal ik uw Kamer hierover informeren.

Invasieve uitheemse soorten

In 2022 is een systeemevaluatie uitgevoerd naar de implementatie van de Exotenverordening in Nederland. In de Kamerbrief van maart 20242 is uw Kamer geïnformeerd over deze evaluatie. Mijn voorganger heeft op basis van deze evaluatie geconcludeerd dat we in Nederland goede stappen hebben gezet om alle verplichtingen uit de Exotenverordening op de juiste manier te beleggen bij de verantwoordelijke overheden (LVVN, provincies en waterschappen). Tegelijk valt er nog veel te verbeteren als we op termijn de doelen van de Exotenverordening op voldoende en adequate wijze willen bereiken. Ik neem alle aanbevelingen uit de evaluatie ter harte en neem deze mee in de uitwerking van het landelijke Aanvalsplan dat ik de Tweede Kamer zal toesturen in het eerste kwartaal van 2025.3 Omdat ik veel waarde hecht aan een goede afstemming met de provincies en andere overheden en stakeholders, zal het Aanvalsplan enkele maanden later dan aanvankelijk voorzien, met uw Kamer worden gedeeld. Provincies stellen een provinciaal Ambitiedocument op dat hun inzet op invasieve exoten beschrijft. Naar verwachting wordt het Ambitiedocument in het derde kwartaal van 2024 door de provincies vastgesteld. Dit document zal ook in het Landelijk Aanvalsplan worden betrokken en de gewijzigde planning van het Aanvalsplan is ook daarop afgestemd. Daarnaast zijn ook andere overheden en stakeholders in het proces betrokken via een vijftal themabijeenkomsten die de afgelopen periode zijn georganiseerd Het Aanvalsplan wordt opgesteld binnen de beschikbare budgettaire middelen op de LVVN-begroting, en zal tevens in beeld brengen welke extra maatregelen kunnen worden getroffen.

Evaluatie Nationale Bijenstrategie en monitoring bestuiverspopulaties

De Nationale Bijenstrategie (hierna: NBS) is in 2018 op initiatief van het Ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur vastgesteld, in antwoord op de geconstateerde achteruitgang van bestuiverspopulaties in Nederland en de wereld. De NBS is een netwerkorganisatie van inmiddels meer dan honderd partners die zich ten doel hebben gesteld bestuivers in Nederland duurzaam te bevorderen en te behouden. Hierbij stuur ik de tussentijdse evaluatie van de NBS (bijlage 1) en de bijbehorende aanbevelingen van de partners van de NBS om de gestelde doelen in 2030 te kunnen halen (bijlage 2) naar uw Kamer.

De achteruitgang van populaties van bijen, vlinders en zweefvliegen in ons land en de wereld baart mij zorgen, want biodiversiteitsbehoud is belangrijk voor voedselzekerheid, de economie en de natuur. De productie van veel fruit- en groentegewassen is bijvoorbeeld afhankelijk van bestuiving. Het verheugt mij daarom dat diverse maatschappelijke partijen zich met veel enthousiasme, doorzettingsvermogen en creativiteit inzetten voor het voortbestaan van bijen, hommels, vlinders en zweefvliegen in Nederland. Ik zie de Nationale Bijenstrategie als een belangrijk instrument om maatschappelijke initiatieven voor bestuivers te creëren en te ondersteunen, alsmede kennis te ontwikkelen en te verspreiden. De hoofdconclusie van de evaluatie van de NBS is dat er in de afgelopen jaren veel lokale en regionale succesvolle initiatieven zijn ontplooid, maar dat er meer nodig is om de negatieve trend te keren. De partners van de NBS hebben naar aanleiding van die conclusie gezamenlijke aanbevelingen opgesteld. Deze aanbevelingen kunnen dienen als inspiratiebron voor acties en beleidsontwikkeling die voortvloeien uit de Natuurherstelverordening (hierna: NHV) om de achteruitgang van de bestuiverspopulaties te stoppen en die worden uitgewerkt via het op te stellen nationaal natuurherstelplan. Ook de uitwerking van basiskwaliteit natuur, gericht op het scheppen van condities voor algemene soorten, zal aanknopingspunten bieden om de leefcondities van bestuivers te verbeteren.

Een andere verplichting van de natuurherstelverordening is het monitoren van bestuiverspopulaties. Ook de aangenomen motie van lid Vestering4 roept daartoe op. Wageningen Environmental Research en EIS Kenniscentrum Insecten hebben in de afgelopen maanden, naar aanleiding van de motie, «voorstellen tot verbetering van de monitoring van bestuivers in Nederland» opgesteld. Op mijn verzoek werken zij de voorstellen uit tot een uitvoeringsplan. Daarbij houden zij rekening met opname in het al bestaande Netwerk Ecologische Monitoring en de monitoringssystematiek die nu op EU-niveau ontwikkeld wordt in het kader van de NHV. Op basis van dit uitvoeringsplan zal ik bepalen hoe de monitoring concreet wordt vormgegeven en daarmee invulling geven aan de motie-Vestering.

Europees en internationaal biodiversiteitsbeleid

Stand van zaken Natuurherstelverordening

Na het onverwachts aannemen van de NHV op 17 juni jl. is deze op 18 augustus jl. in werking getreden. Een Europese verordening heeft directe werking. Nederland heeft nu twee jaar (uiterlijk 1 september 2026) om een eerste versie van het nationaal natuurherstelplan in te dienen bij de Europese Commissie. Er wordt binnenkort gestart met het opstellen van een nationaal natuurherstelplan, zonder zogenoemde nationale koppen. In het regeerprogramma zal de inzet op landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur uiteengezet worden. Veel aspecten van die inzet raken aan de NHV. Ik zal de Tweede Kamer op een later moment nader informeren over de invulling van een nationaal natuurherstelplan en welk proces ik daarbij voor me zie.

Uitvoering Target 18 Global Biodiversity Framework (GBF)

In Target 18 van het Global Biodiversity Framework (hierna: GBF) van het VN-Biodiversiteitsverdrag en het achtste Milieu Actieprogramma van de Europese Commissie is afgesproken om in 2025 de voor biodiversiteit schadelijke subsidies te identificeren en deze tegen 2030 te hebben hervormd. In vervolg op de toezegging in de Kamerbrief van 29 augustus 2023 om de resultaten van de uitgevoerde quickscan te delen en ook andere departementen op te roepen eenzelfde onderzoek te starten5 heeft mijn ministerie samen met andere departementen (I&W, BZ, FIN, BZK, EZ en KGG) een aantal kennisinstellingen een methode laten ontwikkelen om publieke financiële prikkels te kunnen beoordelen op hun biodiversiteitsimpact, zowel positief als negatief. Deze methode is internationaal getoetst in een workshop met de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (hierna: OESO), de Europese Commissie, Duitsland, Frankrijk, Italië en Australië. De methode sluit aan bij de richtlijnen van de OESO6 en de rapportage eisen van de Europese Commissie voor «Environmentally Harmful Subsidies».7 Het gezamenlijk onderzoek gaat dit jaar van start en is naar verwachting medio 2025 gereed. Het proces omvat twee stappen. Eerst wordt de biodiversiteitsimpact van publieke financiële stromen geanalyseerd. Daarna worden mogelijke verbeteringen onderzocht om financiële stromen met een negatieve impact om te buigen.

Natuur- en bosbeheer

Subsidie heidebeheer Toezegging 202303017

Aan het lid Van der Plas (BBB) heeft mijn voorganger toegezegd een brief te zullen sturen met daarin een terugkoppeling van een gesprek met de provincie Gelderland over de manier waarop de provincie subsidie verstrekt, voor welk heidegebied en welke werkzaamheden Staatsbosbeheer uitvoert in de betrokken heidegebieden.

Het gesprek, dat aanvankelijk in september 2023 zou plaatsvinden, is uitgesteld vanwege de verkiezingen en heeft daarom eind februari 2024 en op ambtelijk niveau plaatsgevonden.

De provincie Gelderland verstrekt SNL-subsidie aan SNL-gecertificeerde organisaties, zoals Staatsbosbeheer, voor het in stand houden van droge heide. Het beheer laat Gelderland zoveel mogelijk aan de beheerders over. Directe controle op beheer gebeurt niet door Gelderland, maar via de certificering. Gelderland vertrouwt op de SNL-certificering, die voorwaarden stelt aan de organisatie van het beheer om in aanmerking te komen voor het certificaat. Voor een SNL-subsidie komt men alleen in aanmerking als men gecertificeerd is. Wat betreft de Stroese Heide en de Hoog Buurlose Heide, waar het lid Van der Plas naar verwijst, is wel degelijk sprake van begrazing met een gescheperde schaapskudde. Hoeveel en hoe vaak een kudde wordt ingezet, is geen onderdeel van de subsidievoorwaarden en is aan de beheerder in overleg met de herder. Gelderland volgt de SNL systematiek zoals landelijk afgesproken. De tarieven voor het reguliere natuurbeheer zijn gebaseerd op standaardkostprijzen die zijn gebaseerd op kosten en (eventuele) opbrengsten van het natuurbeheer voor het betreffende natuurbeheertype, daarvan wordt 84% vergoed. Gelderland verstrekt ook een aanvullende toeslag voor begrazing met gescheperde kuddes en hanteert daarbij een eigen tarief. De beheervergoeding wordt verleend op basis van een meerjarige subsidieovereenkomst, de huidige loopt van 2019 t/m 2025. In de beheervergoeding zijn geen kosten opgenomen voor eventuele herstelmaatregelen.

In het kader van het beheerplan heidebeheer voor zowel de Veluwe Noord en Veluwe Zuid voert SBB gericht en effectief heidebeheer uit. Dit voert SBB uit volgens een meerjarig plan. Wanneer een heidegebied groot is, zoals de Hoogbuurlose heide (360 ha) en de Stroesche heide (308 ha), dan wordt zo’n gebied opgedeeld in beheerblokken. Dit betekent dat de prioritering en uitvoering van het beheer plaatsvindt op het niveau van beheerblokken, zodat het beheer gespreid kan plaatsvinden in ruimte en tijd. Op de Hoogbuurlose en Stroesche heide voert SBB beheerwerkzaamheden uit als het verwijderen van bosopslag (dennetjes, prunus, berkjes), begrazen met schapen (drukbegrazing en gescheperde begrazing), choppermaaien en soms heidebranden op kleine schaal (geldt alleen voor de Hoogbuurlose heide, omdat SBB daar een vergunning voor heeft van de gemeente Apeldoorn). Naast het reguliere beheerwerk (SNL) voert SBB projectmatig werk uit vanuit de Specifieke Uitkering (SPUK) Programma Natuur. Dit gaat om grotere oppervlakten, hier voert SBB herstelwerkzaamheden uit, zoals bovengenoemd, die het reguliere beheer overstijgen en gericht en projectmatig worden ingezet. SBB volgt het heidebeheerplan, omdat SBB de werkzaamheden ecologisch verantwoord dient uit te voeren.

Momenteel zijn een aantal grote heidebeheerprojecten uitgevoerd en doet SBB de jaarlijkse inhaalslag. Dat wil zeggen dat SBB over grote oppervlakten de opslag onder kniehoogte verwijdert uit de heide. In het gesprek tussen LVVN, SBB en Gelderland is naar voren gekomen dat Kamerleden van harte uitgenodigd zijn om op werkbezoek te komen bij SBB op de Veluwe wanneer zij interesse hebben om te zien wat SBB doet op de Veluwse heide en hoe de beheermaatregelen worden uitgevoerd.

Bescherming bronlocaties van autochtone bomen en struiken en langetermijnplanning bosaanplant

Op 9 juni 2020 is de motie De Groot met betrekking tot de beschermingsstatus van bronlocaties en beschikbaarheid van autochtoon plantmateriaal nu en in de toekomst, aangenomen8. Autochtoon plantmateriaal betreft soorten die zich na de laatste ijstijd spontaan hebben gevestigd in ons (klimaat)gebied. Ik informeer u over de voortgang van de uitvoering van deze motie.

Autochtone bomen en struiken zijn van groot belang voor het behoud van onze biodiversiteit en cultuurhistorie. Bovendien vormen ze een belangrijke bron voor nieuw plantmateriaal, omdat ze zich hebben aangepast aan de (klimatologische) omstandigheden en het plantmateriaal daardoor minder vatbaar is voor ziekten en plagen. Het is dan ook belangrijk dat bedoelde bronlocaties goed worden beschermd. Gemeentes kunnen hierover reeds regels opstellen in het omgevingsplan. De mogelijkheid van een specifieke landelijke bescherming van bedoelde bronlocaties wordt meegenomen in het vervolgtraject van de evaluatie van de regelgeving over bos en houtopstanden (zie hierna en bijgevoegd over deze evaluatie en het vervolgtraject).

Hoewel wettelijke bescherming belangrijk kan zijn, is het behoud van autochtone bomen en struiken vooral gebaat bij goed bosbeheer, en belangrijk hiervoor is kennis over de aanwezigheid van bronlocaties. Deze locaties zijn, voor zover bekend, vastgelegd in de Atlas landschappelijk erfgoed. Het Centrum voor Genetische Bronnen Nederland (CGN) werkt aan het verbeteren van het beheer van de gegevens en het in kaart brengen van de gebieden waar nog inventarisaties naar autochtone bronnen moeten plaatsvinden.

Onderdeel van de Landelijke bossenstrategie is de inzet om voldoende geschikt plantmateriaal beschikbaar te krijgen.9 Staatsbosbeheer werkt samen met de Bosgroepen aan een prognose van de toekomstige vraag naar plantmateriaal. De prognose zal periodiek zal worden bijgesteld. Deze prognose is van belang voor de benodigde zaadoogst uit bronlocaties en de Genenbank van Staatsbosbeheer. Tevens helpt het kwekers om een inschatting te maken hoeveel plantmateriaal er jaarlijks dient te worden opgekweekt. Om de samenwerking tussen SBB en de boomkwekerijsector te formaliseren is in mei 2024 een samenwerkingsovereenkomst10 afgesloten waarin afspraken zijn gemaakt over het delen van informatie en de beschikbaarheid van zaden en stekken. In het rapport Planten voor de Toekomst11 zijn aanbevelingen gedaan over hoe kwaliteitsgaranties in de keten verder verbeterd kunnen worden. De aanbevelingen vragen nog een nadere beschouwing, waarna de Tweede Kamer indien nodig geïnformeerd zal worden.

Met deze inzet beschouw ik de motie De Groot als afgedaan.

Evaluatie regelgeving over bos en houtopstanden

In 2021 heeft de toenmalige Minister van LNV, Carola Schouten, toegezegd om de regels over houtopstanden opnieuw te bekijken en te onderzoeken of deze aanpassing behoeven.12 De aanleiding hiervoor was drieledig: 1) de bevoegdheidsverdeling tussen provincies en gemeenten13, 2) nieuw bosbeleid onder de Bossenstrategie en 3) het feit dat de regels over houtopstanden in verschillende wetten al 60 jaar vrijwel ongewijzigd zijn. Bij deze brief bied ik de Tweede Kamer het evaluatierapport aan naar de wetgeving voor bos en houtopstanden onder de Omgevingswet (bijlage 3).

Het rapport bevat allereerst een historische beschrijving van de ontwikkeling van de bos en houtopstanden-regelgeving en een beleidsanalyse. Hiervoor is gekeken naar landelijk en provinciaal beleid. Ook is een internationale vergelijking gemaakt met vergelijkbare regelgeving in omliggende landen. Interviews zijn gehouden met experts en relevante stakeholders uit de sector. De volgende specifieke thema’s zijn geëvalueerd: oogmerken, meldplicht, herplantplicht, compensatie, landschapselementen, autochtone houtopstanden, agroforestry, vergunningverlening, toezicht en handhaving en de bevoegdheidsverdeling tussen provincie en gemeente. Per thema schetst het rapport de opties voor aanpassing of instandhouding van de wetgeving en de bijbehorende voor- en nadelen. Het rapport concludeert dat er behoefte is aan simpele, heldere en duidelijke regelgeving met een lage regeldruk.

In het rapport worden geen concrete wijzigingen van regelgeving voorgesteld en veel aanbevelingen vergen nog nadere uitwerking, in afstemming met de betrokken stakeholders. Maar voor een aantal thema’s toont de evaluatie dat er «no-regret aanpassingen» zijn die volgens alle bij de evaluatie betrokken partijen ten goede komen aan de werkbaarheid en verduidelijking van de bestaande regelgeving. Ik ben dan ook voornemens deze «no-regret aanpassingen» toe te voegen aan het al lopende traject van de wetswijziging voor het laten vervallen van de uitzondering van de herplantplicht in het kader van Natura 2000.14 Deze wijziging zal komend najaar ter publieksconsultatie worden voorgelegd. De overige aanbevelingen uit het evaluatierapport zullen eerst nader bestudeerd worden voordat tot een eventuele wijziging van regelgeving wordt overgegaan. Over dit vervolgtraject zal ik de Tweede Kamer in het voorjaar van 2025 informeren.

Uitgaven natuurorganisaties

In het debat over de regeringsverklaring van het kabinet-Rutte IV op 19 januari 2022 heeft uw Kamer gevraagd om meer inzicht te bieden in de uitgaven van natuurorganisaties. Mijn ministerie geeft geen structurele financiële bijdrage aan natuurorganisaties. Uitzondering hierop is Staatsbosbeheer. Ten aanzien van Staatsbosbeheer ontvangen de Eerste en Tweede Kamer jaarlijks de Jaarstukken van Staatsbosbeheer, met een inhoudelijke en financiële verantwoording.

In zijn algemeenheid geldt dat natuurorganisaties openbare jaarverslagen publiceren waarin zij hun uitgaven verantwoorden. Daarnaast geldt dat aan subsidies die natuurorganisaties van provincies kunnen krijgen voor het beheer van natuurgebieden (via het Subsidiestelsel Natuur en Landschap van de provincies, SNL), verplichtingen verbonden zijn ten aanzien van monitoring en verantwoording.15

Onderzoeks- en actieprogramma groenblauwe dooradering

Met deze brief stuur ik de kennisagenda groenblauwe dooradering (bijlage 4) met daarin aanbevelingen om te komen tot een onderzoeks- en actieprogramma voor de realisatie van groenblauwe dooradering in het landelijk gebied. Deze agenda is op 13 juni jl. aangeboden aan mijn voorganger.

De agenda is opgesteld door Wageningen Environmental Research en de Rijksuniversiteit Groningen in opdracht van het Ministerie van LVVN. Voor de kennisagenda is een literatuurstudie naar bestaande kennis uitgevoerd en zijn er 38 experts vanuit verschillende partijen waaronder terreinbeheerders, beleidsmakers en agrarische vertegenwoordigers geïnterviewd. Onderwerpen waarvoor de agenda aandacht vraagt zijn onder andere het wegnemen van belemmerende regelgeving, het monitoren van landschapselementen, duidelijkheid bieden over (langjarige) financiering en de versterking van het Nederlands cultuurhistorisch landschap.

Deze aanbevelingen neem ik mee in de uitwerking van het agrarisch natuurbeheer.

Overige onderwerpen

Natuur verweven met onze samenleving

In het natuurbeleid willen we, naast het beschermen van kwetsbare natuurgebieden en soorten, ook werken aan het versterken van natuur en de streekeigenheid, door omgevingscondities te verbeteren: basiskwaliteit natuur. Het gaat dan om aandacht voor algemene soorten die in een bepaald landschap voorkomen, zoals bijvoorbeeld de merel of egel. We doen dit in het stedelijk en landelijk gebied, juist buiten beschermde natuurgebieden. Verbetering van de omgevingscondities maakt dat het hele systeem veerkrachtiger wordt, waardoor dit op een indirecte manier ook weer bijdraagt aan de kwaliteit van beschermde natuur. Daarbij wordt ook gekeken naar de samenhang met andere maatschappelijke opgaves, zoals klimaatadaptatie en een gezonde leefomgeving.

De motie Kostic roept op om in het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl) vast te leggen dat natuurinclusief inrichten, bouwen en renoveren moet bijdragen aan de minimumvereisten voor de gebiedsspecifieke basiskwaliteit natuur.16 De motie komt mede voort uit een aanbeveling van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli).17

Voor natuurinclusief inrichten op gebouwniveau wordt er gewerkt aan aanpassingen in het Bbl. Deze aanpassingen zijn gericht op verblijfsvoorzieningen voor gebouwafhankelijke beschermde soorten.18

Het kabinet faciliteert daarnaast het (juridisch) borgen van vergroening en basiskwaliteit natuur bij gemeenten. Recent is het onderzoek in opdracht van LVVN gepubliceerd naar de vraag wat gemeenten nodig hebben voor de toepassing van basiskwaliteit natuur.19 Als uitwerking van een aanbeveling uit dit rapport heeft het Ministerie van LVVN opdracht gegeven aan Forurbannature, AT Osborne en Nest Natuurinclusief om praktijkvoorbeelden (bijvoorbeeld onder de Omgevingswet) te verzamelen en deze te delen met gemeenten.

Ook het programma Groen in en om de stad (GIOS), draagt bij aan realisatie van basiskwaliteit natuur. In dit programma werken het Ministerie van VRO en het Ministerie van LVVN gezamenlijk aan een groene, gezonde en klimaatadaptieve leefomgeving. Daarbij zijn ook de Ministeries van VWS en IenW betrokken. Over deze aanpak groen in en om de stad is de Kamer bij brief van 31 mei 202420 geïnformeerd door mijn voorganger en de voorganger van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Ook werken VRO en LVVN aan de uitvoering van artikel 8 van de NHV over stedelijke groene ruimte en stedelijke boomkroonbedekking. Hiermee wordt de motie van het Kamerlid Kostic als afgedaan beschouwd.

Unesco State of Conservation Waddenzee

Op 25 juli jl. heeft het Werelderfgoedcomité van Unesco een State of Conservation (hierna: SoC) voor Waddenzee Werelderfgoed vastgesteld21. Unesco spreekt zijn zorgen uit over de bescherming van de Waddenzee en spoort aan om gepaste maatregelen te nemen. Unesco verzoekt om de uitzonderlijke universele waarde van de Waddenzee beter te betrekken in de besluitvorming bij projecten in en rond de Waddenzee en daar specifiek cumulatie van effecten in mee te nemen.

Nederland, Duitsland en Denemarken formuleren samen een reactie richting Unesco en zullen deze reactie op 1 februari 2025 indienen. Met Duitsland en Denemarken werk ik aan een milieueffectrapportage om inzicht te krijgen in cumulatieve effecten van activiteiten in de Waddenzee. Daarnaast wordt gewerkt aan een Beleidskader Natuur Waddenzee met als doel om een goede balans te vinden tussen economie en ecologie, waarbij medegebruik ook in de toekomst mogelijk moet blijven, zoals ook gevraagd in de motie over het opstellen van het beleidskader.22 De Agenda voor het Waddengebied 2050 is daarbij het uitgangspunt.23

Voortgang Verbeterprogramma VHR Monitoring

Op 1 februari 2024 is de motie Flach24 aangenomen over de monitoring en beoordeling van natuur. In de kamerbrief van 4 april 202425 wordt toegelicht hoe uitvoering gegeven zal worden aan de motie. Ik informeer u over de voortgang van de uitvoering van deze motie zoals aangekondigd in voornoemde brief.

Om de daadwerkelijk gemeten staat van de natuur leidend te laten zijn in het natuurbeleid, is goede natuurmonitoring cruciaal. De laatste jaren is de vraag naar natuurdata toegenomen; vanuit de maatschappij maar ook vanuit nieuwe (internationale) wetgeving, behoefte vanuit vergunningverlening, en behoefte aan betere, meer uniforme en gebiedsgerichte data, en meer inzicht in systeemherstel en effectiviteit van maatregelen. In juni 2023 is daarom het meerjarige Verbeterprogramma VHR-monitoring (hierna VVM) van start gegaan, waarin LVVN, IenW/Rijkswaterstaat, Defensie, provincies, BIJ12, terreinbeherende organisaties, soortenorganisaties en BoerenNatuur samenwerken aan een verbeterde, landelijk uniforme, gebiedsgerichte monitoringsystematiek voor de implementatie van de VHR. Het VVM heeft de fase van «Verkenning» doorlopen en bevindt zich nu in de fase van «Ontwikkelen en Testen».

De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie


X Noot
1

Kamerstuk 33 576, nr. 376

X Noot
2

Kamerstuk 26 407, nr. 151

X Noot
3

Motie 36 410-XIV nr. 11 en nr. 12

X Noot
4

Kamerstuk 21501-32, nr. 1524

X Noot
5

Kamerstuk 26 407, nr. 148

X Noot
8

Kamerstuk 35 309, nr. 14

X Noot
9

Kamerstuk 33 576, nr. 202

X Noot
12

Kamerstuk 34 985, N

X Noot
13

Kamerstuk 34 985, M

X Noot
14

Op het moment geldt een uitzondering op de meld- en herplantplicht bij kap van bos voor Natura2000-doelen. In de bossenstrategie is afgesproken om deze uitzondering te laten vervallen en reeds gekapte hectares te compenseren. Dit is in lijn met afspraken in de bossenstrategie en het klimaatakkoord om het bosareaal te doen toenemen en ontbossing te voorkomen.

X Noot
16

Kamerstuk 31 209, nr. 254

X Noot
18

Kamerstuk 28 325, nr. 248

X Noot
20

Kamerstuk 32 813, nr. 1396

X Noot
22

Kamerstuk 29 684, nr. 224

X Noot
23

Kamerstuk 29 684, nr. 210

X Noot
24

Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 71

X Noot
25

Kamerstuk 36 410 XIV nr. 95

Naar boven