33 576 Natuurbeleid

Nr. 376 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 mei 2024

Hierbij geef ik uw Kamer mijn appreciatie van het advies dat de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) heeft opgesteld over het samenleven met de wolf. Tevens informeer ik u in deze brief over mijn voornemen omtrent het voorstel van de Europese Commissie (EC) over het verlagen van de beschermde status van de wolf onder het Verdrag van Bern, zoals toegezegd in het debat over de Milieuraad op 14 maart jl. (toezegging nummer 6334).

Advies RDA

Op mijn verzoek heeft de RDA een maatschappelijke dialoog over de wolf vormgegeven. Hierbij stuur ik u als bijlage het verslag van de RDA over deze maatschappelijke dialoog. Het verslag is ook te vinden op de website van de RDA.1 Ik waardeer de inspanning van de RDA om de grote diversiteit aan visies en meningen gehoord te laten worden en bij elkaar te brengen. Uit de dialoog komt naar voren dat de terugkeer van wolven leidt tot dilemma’s en belangenconflicten. Ook wordt duidelijk dat er polarisatie is, maar dat geen van de betrokkenen deze polarisatie wil. Mensen willen zich veilig kunnen uitspreken en niet meteen in een hokje (voor of tegen de wolf) worden geduwd.

Aanvullend heb ik de RDA verzocht om op basis van de uitkomsten van de maatschappelijke dialoog advies te geven over hoe we in Nederland kunnen samenleven met de wolf en wat daarvoor nodig is. Dit advies is als bijlage bijgevoegd en eveneens te vinden op de website van de RDA.2

De RDA beveelt aan een landelijke uitvoeringsagenda voor wolven en samenleving op te stellen met daarin drie elementen, waar ik hierna op inga. Allereerst wordt geadviseerd om een landelijke lange termijnvisie op te stellen over de ruimte voor wolven in Nederland. De visie moet antwoord geven op de vraag welke ruimte primair bestemd is voor wilde dieren en natuur en benoemt ook keuzes in situaties waarin dierhouderij en wolven niet samengaan.

Een tweede element van het advies betreft aandacht voor de sociale dimensie, waaronder het beperken van de kans op aanvallen van wolven op vee en op mens-wolf interacties door betere bescherming van gehouden dieren. De RDA adviseert om oog te hebben en houden voor de verscheidenheid aan belevingswerelden, dilemma’s en emoties. De overheid kan, om een minimaal gevoel van veiligheid te borgen, mensen inzicht geven in handelingsperspectieven. Direct, ruimhartig en grootschalig investeren in de implementatie van wolfwerende maatregelen is volgens de RDA nodig; de inspanningen voor bescherming van schapen en ander vee dienen te worden ondersteund en versterkt. De RDA vindt tevens dat preventie op termijn minder vrijblijvend moet worden, door in wolvenleefgebieden schadevergoeding te koppelen aan bepaalde voorwaarden.

Een stevige basis met informatie, kennis en onderzoek is het derde element van het advies. De RDA adviseert het instellen van een kenniscentrum, een meldpunt en een informatiepunt. Het is volgens de RDA belangrijk dat wettelijke verplichtingen en het doel van internationale afspraken over wolven en hun bescherming bekend zijn bij alle bestuurslagen. Handleidingen voor de constructie, plaatsing en schaal van wolfwerende afrasteringen zijn belangrijk voor de verdere ontwikkeling van oplossingen die effectief zijn en andere diersoorten zo min mogelijk belemmeren. De RDA pleit voor meer onderzoek en daarbij nadrukkelijk voor het betrekken van kennis en inzichten vanuit sociale wetenschappen en interdisciplinair onderzoek.

Het advies is gebalanceerd en houdt op een goede manier rekening met de gevoelens, meningen en visies in onze samenleving. Ik zet mij daarom in om zo goed mogelijk invulling te geven aan hetgeen de RDA voorstelt.

Omdat het wolvenbeleid voor een belangrijk deel een provinciale bevoegdheid betreft, ga ik in gesprek met de provincies over de centrale regie in het ruimtelijk beleid. Een inrichting van de ruimte waar er zowel een veilige plek is voor gehouden dieren als voldoende natuurlijke ruimte voor de wolf, vormt voor mij het uitgangspunt. Hierbij zie ik ruimte voor gebieden waar de wolf met rust gelaten kan worden en waar voldoende aanbod van natuurlijk voedsel is voor de wolf. En ik zie gebieden waar mensen en vee samenleven waar, door een goede bescherming van vee, wolven veel minder makkelijk aan voedsel kunnen komen en zich daardoor in die gebieden minder thuis zullen gaan voelen. Wanneer wolven minder vaak in die gebieden komen, zullen er mogelijk ook minder confrontaties zijn tussen wolven en mensen. Het veroorzaken van schade aan vee hangt immers samen met een goede staat van de natuur waarin voldoende natuurlijke prooidieren voor wolven beschikbaar zijn.

Door het goed beschermen van gehouden dieren kan schade worden voorkomen. Preventiemaatregelen die dierhouders kunnen treffen staan beschreven in het interprovinciaal wolvenplan. Om duidelijkheid te verschaffen over de minimale maatregelen die door dierhouders genomen moeten worden, werkt de Minister van LNV samen met de NVWA, provincies en stakeholders aan het nader invullen van de wettelijke norm uit artikel 1.6 Besluit houders van dieren. Ik zie in Vlaanderen goede voorbeelden van het samenleven met de wolf. Daar daalt nu al voor het tweede jaar op rij het aantal door wolven doodgebeten dieren. In het kader van het Noordwest-Europees Wolvenplan heb ik dan ook contact gezocht met het Agentschap voor Natuur en Bos in Vlaanderen om van hun ervaring te leren. De Vlaamse situatie laat zien dat het laagdrempelig aanbieden en stimuleren van het gebruik van wolfwerende rasters nodig is voor een betere bescherming van vee.3 Ook dit onderwerp zal ik verder bespreken met provincies vanwege hun cruciale rol in het faciliteren van de bescherming van vee tegen wolvenaanvallen.

De aanwezigheid van de wolf roept angst op bij burgers en dierhouders en zorgt voor verdeeldheid in het land, en binnen gemeenschappen. Die angst neem ik heel serieus en ik wil helpen om deze te verminderen. Daarbij besef ik dat de beleefde angst nooit volledig zal kunnen worden weggenomen. Wel kunnen een luisterend oor en adequate informatievoorziening helpen. Voor het verbeteren van de informatie over samenleven met de wolf onderzoek ik samen met provincies en stakeholders de mogelijkheden van het Landelijk Informatiepunt Wolf (LIW). Het LIW moet een belangrijke rol gaan spelen bij het bieden van voorlichting die kan helpen om te gaan met de angsten. Ik onderzoek tevens of het LIW kan worden uitgebreid met een meldpunt en/of kenniscentrum.

Voorstel Europese Commissie

De EC heeft op 20 december jl. een voorstel gepubliceerd om de beschermde status van de wolf onder het Verdrag van Bern te verlagen van «strikt beschermd» naar «beschermd».4 Het doel hiervan is volgens de EC, om meer ruimte en flexibiliteit te creëren in beheermaatregelen ten aanzien van de wolf, terwijl er onverminderd wordt gestreefd naar het bereiken en behouden van een gunstige Staat van Instandhouding (SvI) voor de soort. In de onderbouwing van het voorstel verwijst de EC naar de toename van confrontaties tussen wolven en veehouders en de sociaaleconomische druk die dit oplevert in lokale gemeenschappen. Er zal op een nog nader te bepalen moment in de Raad van Ministers worden gestemd over het voorstel. Ik ben voornemens namens Nederland voor het voorstel te stemmen. Het verlagen van de beschermde status kan Nederland op termijn de mogelijkheid bieden om zelf te bepalen in hoeverre wolven beschermd worden in ons land. Desgewenst kan alsnog een verdergaande bescherming worden vastgelegd in nationale wetgeving.

Sinds de terugkeer van de wolf in Nederland is er veel te doen rond de aanwezigheid van deze soort in onze natuur. Veel mensen zijn enthousiast over de terugkeer van de wolf en tegelijkertijd veroorzaken wolven schade en leeft bij veel mensen ook angst voor de wolf. In 2023 heb ik de dilemma’s geschetst waarmee ik te maken heb in het beleid rond de wolf en ook de kaders vanuit de Europese regelgeving (Kamerstuk 36 200 XIV, nr. 120).

In voorgaande appreciatie van het advies van de RDA ben ik ingegaan op de centrale regie in het ruimtelijk beleid, op het belang van wolfwerende maatregelen voor het voorkomen van schade aan vee en op het instellen van een informatiepunt. Aanpassing van de beschermde status van wolven biedt nog steeds voldoende mogelijkheden om invulling te geven aan al deze aspecten van het RDA-advies en biedt extra flexibiliteit om de benodigde maatregelen te nemen. Door voor het voorstel te stemmen houd ik rekening met de beleving van diegenen die het hardst worden getroffen door wolvenaanvallen.

Ook bij het eventueel aanpassen van de beschermde status van de wolf zal de verplichting voor Nederland om te werken aan een gunstige SvI blijven bestaan. Het steunen van het voorstel brengt geen verandering in deze opgave. Onlangs heeft de Advocaat-Generaal van het Europees Hof aangegeven dat een ongunstige SvI van de wolvenpopulatie niet gecompenseerd kan worden door een gunstige SvI uitgaande van de grotere regio.5 Dit betekent, als het Europees Hof de Advocaat-Generaal volgt, dat de samenwerking met Duitsland, Denemarken, België, Luxemburg en Frankrijk in het Noordwest Europees wolvenplan, Nederland niet zal kunnen ontslaan van het streven naar het bereiken van een gunstige SvI van wolven op eigen grondgebied.

Om te komen tot een positie heb ik de afgelopen maanden zowel de provincies als de stakeholders die deelnemen aan het Landelijk Overleg Wolf geraadpleegd. Daarnaast hebben diverse stakeholders mij uit eigen beweging benaderd. Tevens heb ik in overleggen en bilaterale contacten navraag gedaan naar de posities van andere lidstaten. Met de Vlaamse collega’s heb ik de hiervoor beschreven positieve ervaringen besproken, waarmee het aantal door wolven doodgebeten dieren al twee jaar op rij afneemt. Mijn inventarisatie heeft laten zien dat men het in de Nederlandse samenleving, en ook in Europa, belangrijk vindt om samen te leven met de wolf. Er bestaan echter verschillende visies over de invulling hiervan. Dit kwam ook duidelijk naar voren uit het draagvlakonderzoek naar de wolf in Nederland (Kamerstuk 33 576, nr. 373). Ik hecht aan het op een goede manier samenleven met de wolf.

Vervolgproces

Het Verdrag van Bern is een internationaal verdrag met als doel het behoud van wilde plant- en diersoorten. Het verdrag is op Europees niveau uitgewerkt in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. In december 2024 vindt de jaarlijkse Standing Committee vergadering van het Verdrag van Bern plaats. Wanneer een gekwalificeerde meerderheid in de Europese Raad van Ministers het voorstel van de EC steunt, zal het worden ingebracht in de Bern Standing Committee vergadering en daar worden behandeld.

Een eventuele wijziging van de beschermde status onder het Verdrag van Bern heeft niet onmiddellijk gevolgen voor de juridische bescherming van de wolf in Nederland. Daarvoor is aanpassing van EU- en nationale wetgeving nodig. Totdat EU- en nationale wetgeving zijn aangepast, blijft de wolf strikt beschermd overeenkomstig het huidige beschermingsregime van Habitatrichtlijn Bijlage IV en het huidige regime onder de Omgevingswet. Wanneer de wijziging van de beschermde status onder het Verdrag van Bern van kracht wordt, zal de EC naar verwachting een voorstel opstellen voor het overeenkomstig wijzigen van de Habitatrichtlijn. Concreet zal het dan gaan om een verplaatsing van de wolf van Bijlage IV naar Bijlage V bij de Habitatrichtlijn. Hierover zullen lidstaten zich opnieuw kunnen uitspreken.

De wolf staat ook op Bijlage II van de Habitatrichtlijn, die (op een bepaald moment) verplicht tot het aanwijzen van Natura 2000-gebieden voor deze soort. De EC heeft geen intentie uitgesproken om de Bijlage II status van de wolf aan te passen.

Op dit moment is nog geen zicht op een datum voor stemming in een Europese Raad van Ministers. Wanneer een datum bekend wordt, zal ik uw Kamer hierover informeren. Naar verwachting zal er, afhankelijk van besluitvorming in het kader van het Verdrag van Bern, in de toekomst ook besluitvorming plaats kunnen vinden over de bescherming van de wolf in de Habitatrichtlijn en in de Nederlandse wet- en regelgeving.

Graag ga ik met uw Kamer in gesprek over de positie van Nederland met betrekking tot het voorstel van de EC en over de vervolgstappen naar aanleiding van het advies van de RDA.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven