36 410 XIV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2024

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2024

Bij de begrotingsbehandeling van mijn ministerie heeft uw Kamer de motie Flach c.s. (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 71) aangenomen over de monitoring en beoordeling van natuur. In deze brief laat ik weten hoe ik uitvoering wil geven aan deze motie.

De motie verzoekt om op korte termijn afspraken te maken met provincies en terreinbeherende organisaties over volledige, adequate en eenduidige monitoring en beoordeling van de ontwikkeling van de natuurkwaliteit en het onderliggende ecosysteem ten opzichte van de referentiedatum, en de Kamer hierover te informeren voor het commissiedebat Stikstof, NPLG en natuur, dat gepland staat voor 17 april 2024.

De motie stelt dat monitoring en beoordeling van natuurkwaliteit van cruciaal belang zijn voor effectief beheer en beleid en houdbare vergunningverlening. Deze boodschap onderschrijf ik van harte. Natuurdata zijn de onderbouwing van goed natuurbeleid. Hierdoor weten Rijk, provincies en terreinbeherende organisaties aan welke knoppen gedraaid moet worden om de natuurkwaliteit te verbeteren. Ook zijn natuurgegevens de onmisbare basis onder tal van (wettelijke) rapportageverplichtingen, zoals de rapportages aan de EU in het kader van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn (VHR), de rapportage in het kader van het VN-biodiversiteitsverdrag, de rapportages in het kader van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering, de rode lijsten, de jaarlijkse Voortgangsrapportage Natuur van Rijk en provincies en de tweejaarlijkse Balans voor de Leefomgeving van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Ook voor het vlottrekken van de vergunningverlening voor onder andere woningbouw en de energietransitie zijn natuurgegevens van essentieel belang. Hoe meer er bekend is over de staat van de natuur, hoe minder vaak het voorzorgsbeginsel zal moeten worden toegepast.

Nederland kent een stevig stelsel van natuurmonitoring, waar ik trots op ben. Hierbij is een centrale rol weggelegd voor de vele duizenden vrijwilligers die de monitoringswerkzaamheden met grote betrokkenheid en deskundigheid verrichten. De gegevens worden veelal verzameld via de meetnetten van het Netwerk Ecologische Monitoring (NEM), waarbij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de kwaliteit bewaakt. De monitoringsgegevens worden onder meer opgeslagen in de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF). Daarnaast is voor de monitoring en beoordeling van natuurkwaliteit in natuurgebieden door Rijk, provincies en beheerders een aanpak afgesproken. De uitvoering hiervan is gekoppeld aan het Subsidiestelsel Natuur en Landschap van de provincies. Voor Natura 2000-gebieden is in beheerplannen zo nodig gebiedsspecifiek een aanvullende monitoringsaanpak beschreven.

Dankzij deze solide basis van natuurmonitoring is er veel informatie beschikbaar. Voldoende om te concluderen met welke soorten, soortgroepen of natuurtypen het goed gaat, en met welke niet. Zo is helder dat het niet goed gaat met een deel van de Nederlandse natuur en dat de situatie, onder meer in stikstofgevoelige Natura-2000 gebieden, verbeterd moet worden. Zoals de Ecologische Autoriteit ook aangeeft, is de ernst van de natuurproblematiek ondubbelzinnig duidelijk1. Dit blijkt uit de door de Ecologische Autoriteit getoetste natuurdoelanalyses, maar ook uit het Compendium voor de Leefomgeving2, de jaarlijkse Voortgangsrapportage Natuur3 en de tweejaarlijkse Balans voor de Leefomgeving4.

Er is echter een toegenomen maatschappelijke en politieke vraag naar natuurgegevens, met name uniforme natuurgegevens op individueel gebiedsniveau. Samen met andere ketenpartijen sta ik daarom voor de opgave om enerzijds de bestaande solide basis van natuurmonitoring te behouden en anderzijds het stelsel van natuurmonitoring uit te breiden en versterken. De Ecologische Autoriteit onderkent het belang van deze versterking. Dit blijkt ook uit haar recente rapport «Doen wat moet én kan»5 dat een tussentijdse analyse van de door de provincies opgestelde natuurdoelanalyses bevat. Ook de rapportages die zijn opgesteld in het kader van het Programma stikstofreductie en natuurverbetering (Psn), waarover ik uw Kamer recent heb geïnformeerd, onderstrepen het belang van versterking en uniformering van de huidige monitoring zodat goed gerapporteerd kan worden over de voortgang en effectiviteit van natuurmaatregelen. (Kamerstuk 35 334, nrs. 291 en 213).

Bij de decentralisatie van het natuurbeleid in 2011 is afgesproken dat Rijk en provincies een «eenvoudige» monitoringssystematiek ontwikkelingen die niet verder gaat dan internationale verplichtingen. In het Natuurpact (2013) zijn bredere afspraken gemaakt over het meten van de voortgang bij de gemaakte afspraken tussen Rijk en provincies. Kern van de natuurmonitoring die de provincies vervolgens hebben ontwikkeld bestaat uit het meten van de voortgang van het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000. Voor gebiedsmonitoring (waarvoor geen uitgebreide internationale verplichting bestaat) is via het provinciale Subsidiestelsel Natuur en Landschap met name ingezet op doelmatigheid en verantwoording van beheersubsidies.6

Deze huidige monitoring blijkt inmiddels onvoldoende toegesneden op de behoeftes die na de decentralisatie zijn ontstaan, bijvoorbeeld voor toestemmingverlening en het evalueren van doelbereik voor specifieke soorten en habitattypen in specifieke gebieden. Hiervoor is een verdere verbetering van de natuurmonitoring nodig.

Verbeterprogramma VHR-Monitoring

Er wordt momenteel binnen de beschikbare middelen al hard gewerkt aan versterking van het huidige monitoringssysteem. In 2023 is het Verbeterprogramma VHR-monitoring (hierna Verbeterprogramma) van start gegaan. Samen met provincies, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat/Rijkswaterstaat, het Ministerie van Defensie, BIJ12, terreinbeherende organisaties en soortenorganisaties werk ik aan de uitvoering van dit meerjarige programma dat loopt van 2023 tot en met 2030. Het programma heeft tot doel te komen tot uitvoerigere en meer uniforme monitoring van natuur en de beoordeling van de natuurkwaliteit voor de implementatie van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Hiervoor werk ik samen met bovengenoemde partijen aan onder andere standaarden, beoordelingsmethodieken en uitvoeringsafspraken.

Een deel van de door u in de motie opgesomde aandachtspunten vallen binnen de reikwijdte van het Verbeterprogramma. Zo wordt bijvoorbeeld gewerkt aan uniforme beoordelingskaders voor de beoordeling van habitattypekwaliteit en leefgebieden van Vogel- en Habitatrichtlijnsoorten. Voordat de uniforme systematiek overal in gebruik kan worden genomen, zal de systematiek eerst getoetst en aangescherpt moeten worden in een aantal pilotgebieden. Ook richt het Verbeterprogramma zich op de verbetering van de monitoring en beoordeling van (abiotische) omgevingscondities. Daarnaast wordt uitgewerkt hoe informatie over geplande en uitgevoerde natuurmaatregelen eenduidig en centraal kan worden geregistreerd, zodat deze informatie in de toekomst bruikbaar is voor onder andere rapportages over de effectiviteit van genomen maatregelen.

Naast het opleveren van standaarden en methodieken stelt het Verbeterprogramma ook een uitbreiding van de daadwerkelijke monitoring in het veld voor. Door alle bij het Verbeterprogramma VHR-Monitoring betrokken partijen is een «business case» opgesteld, waarin een inschatting is gemaakt van de verwachte meerkosten. Om in heel Nederland natuurmaatregelen, omgevingscondities en systeemherstel en VHR-doelbereik systematisch en uniform in beeld te brengen voor zowel N2000-gebieden als daarbuiten (het bredere Natuurnetwerk Nederland (NNN), het hele cultuurlandschap, en de grote wateren) is in de business case geschat dat de benodigde investeringen uitkomen op een jaarlijks bedrag oplopend tot € 49 miljoen in 2027 en verder. Ik zie op dit moment geen ruimte in mijn begroting om voor alle beoogde ambities van het Verbeterprogramma geld vrij te maken. Het is aan een volgend kabinet te herprioriteren dan wel additionele middelen beschikbaar te stellen. Ik heb daarom uw motie het advies «oordeel Kamer» gegeven, met dien verstande dat ik uitvoering kan geven aan het gedeelte van de motie waarvoor reeds financiële middelen beschikbaar zijn.

Opvolging aanbevelingen Ecologische Autoriteit over Natuurdoelanalyses

Alle voortouwnemers (provincies en de Ministeries van Infrastructuur en Waterstaat en Defensie) stellen natuurdoelanalyses op waarin zij per stikstofgevoelig Natura 2000-gebied laten zien of de natuurdoelen met de huidige maatregelen worden gehaald, of dat er meer nodig is voor natuurherstel. Inmiddels heeft de Ecologische Autoriteit meer dan 70 van de 132 natuurdoelanalyses getoetst en van adviezen voorzien, waaronder ook adviezen over monitoring. De natuurdoelanalyses zijn onderdeel van een iteratief en cyclisch proces waarbij deze analyses steeds verder verbeterd worden. Ik ben met de voortouwnemers en het Interprovinciaal Overleg (IPO) in gesprek over het verwerken van de adviezen van de Ecologische Autoriteit, dit mede in het licht van de volgende cyclus natuurdoelanalyses. Bij het maken van afspraken over het vervolgproces rond natuurdoelanalyses, zal ik ook verbeteringen die nodig zijn op het gebied van monitoring en beoordeling betrekken. Concreet zal ik onderzoeken of dit vorm kan krijgen in de verbetering van de handreiking voor het opstellen van de natuurdoelanalyses, zodat er een meer uniforme beoordeling van natuurkwaliteit tot stand komt.

Rond de zomer zal ik uw Kamer informeren over de stand van zaken van bovenstaand proces, alsmede over de stand van zaken binnen het Verbeterprogramma.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven