32 793 Preventief gezondheidsbeleid

Nr. 545 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 11 februari 2021

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft op 1 februari 2021 overleg gevoerd met de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, over:

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 april 2020 inzake reactie op de petitie van de Aortastichting met betrekking tot AAA-screening (Kamerstuk 32 793, nr. 476);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 april 2020 inzake wijzigingen in de reguliere programma's van neonatale screening en vaccinatie (Kamerstukken 32 793 en 25 295, nr. 478);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 12 juni 2020 inzake publieksvoorlichting bevolkingsonderzoek borstkanker (Kamerstuk 32 793, nr. 483);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 1 juli 2020 inzake onderzoek Jeugd en Riskant Gedrag 2019 (Kamerstuk 35 300 XVI, nr. 166);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 8 juli 2020 inzake preventie longkanker (Kamerstuk 32 793, nr. 489);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 juni 2020 inzake Vaccinatiegraadrapport 2019 en Voortgang «Verder met vaccineren» (Kamerstuk 32 793, nr. 485);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 7 juli 2020 inzake stand van zaken Preventie in het zorgstelsel en de gecombineerde leefstijlinterventie bij overgewicht (Kamerstuk 32 793, nr. 486);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 september 2020 inzake rapport RIVM onderzoek suikertaks (Kamerstuk 32 793, nr. 492);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 september 2020 inzake beantwoording vragen commissie over de Landelijke Nota Gezondheidsbeleid (LNG) 2020–2024 (Kamerstuk 32 793, nr. 481) (Kamerstuk 32 793, nr. 493);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 25 mei 2020 inzake Landelijke Nota Gezondheidsbeleid (LNG) 2020–2024 (Kamerstuk 32 793, nr. 481);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 september 2020 inzake reactie op verzoek commissie over een afschrift van het antwoord op de brief van Transgender Netwerk Nederland (TNN) over de deelname van transgender personen aan bevolkingsonderzoeken (Kamerstuk 32 793, nr. 495);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 oktober 2020 inzake bevolkingsonderzoeken op Caribisch Nederland (Kamerstuk 32 793, nr. 498);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 oktober 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over onder andere de voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 503);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 december 2019 inzake evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2016 (Kamerstuk 31 532, nr. 236);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 28 januari 2020 inzake reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen» (Kamerstuk 32 793, nr. 472);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 11 mei 2020 inzake toezeggingen en onderzoeksresultaten thema's preventie en gezonde leefstijl (Kamerstuk 32 793, nr. 479);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 22 juni 2020 inzake voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 484);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 oktober 2020 inzake prioritering binnen doelgroep Nationaal Programma Grieppreventie (Kamerstuk 32 793, nr. 501);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 2 november 2020 inzake reactie op verzoek commissie inzake petitie «Burgerinitiatief verlagen leeftijd bevolkingsonderzoek darmkanker naar 50 jaar», namens actiegroep «Red 1.000 levens» (Kamerstuk 32 793, nr. 505);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 5 november 2020 inzake rapport Gezonde Schoollunch (Kamerstuk 32 793, nr. 506);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 november 2020 inzake ontwikkeling nieuwe aanpak productverbetering en voedselkeuzelogo Nutri-Score (Kamerstukken 32 793 en 31 532, nr. 507);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 13 november 2020 inzake onderzoek alcoholmarketing (Kamerstuk 27 565, nr. 176);

  • de brief van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat d.d. 20 november 2020 inzake kabinetsreactie Gezondheidsraad advies 5G en gezondheid (Kamerstuk 27 561, nr. 51);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 20 november 2020 inzake verminderen van het aantal verkooppunten van tabaks- en aanverwante producten (Kamerstukken 32 011 en 32 793, nr. 79);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 november 2020 inzake ontwikkelingen in de bevolkingsonderzoeken kanker (Kamerstuk 32 793, nr. 508);

  • de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 27 november 2020 inzake Digitale Corona-inclusieve Volksgezondheid Toekomst Verkenning (Kamerstuk 25 295, nr. 764);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 30 november 2020 inzake stand van zaken Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 510);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 december 2020 inzake deelname Rijksvaccinatieprogramma ten tijde van COVID-19, HPV-vaccinatie, Lareb en Waterpokken (Kamerstukken 32 793 en 25 295, nr. 511);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 december 2020 inzake onderzoeken middelengebruik mbo-hbo-studenten, houding ouders en jaarcijfers alcohol bij SEH's (Kamerstuk 32 793, nr. 514);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 december 2020 inzake informatie over een aantal tabaksgerelateerde onderwerpen (Kamerstuk 32 011, nr. 80);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 december 2020 inzake preventie gehoorschade door versterkte muziek (Kamerstuk 32 793, nr. 513);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 december 2020 inzake preventie en gezonde leefstijl (Kamerstuk 25 295, nr. 840);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 17 december 2020 inzake voortgang PrEP-verstrekking (Kamerstuk 29 477, nr. 688);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 3 december 2019 inzake THC-monitor 2018–2019 en drie cannabisrapporten (Kamerstuk 24 077, nr. 451);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 december 2019 inzake afschrift brief aan PGMCG over thuisteelt cannabis voor medische doeleinden (2019D52628);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 18 december 2019 inzake afschrift van het antwoord op de brief van gemeente Zwartewaterland over problematiek medicinale cannabis (2019D52748);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 4 maart 2020 inzake jaarbericht 2019 van de Nationale Drug Monitor (NDM) (Kamerstuk 24 077, nr. 461);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 17 maart 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over de integrale aanpak van lachgas (Kamerstuk 24 077, nr. 452) (Kamerstuk 24 077, nr. 460);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 9 december 2019 inzake integrale aanpak lachgas (Kamerstuk 24 077, nr. 452);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 15 april 2020 inzake antwoorden op vragen commissie over de voortgangsbrief drugspreventie (Kamerstuk 24 077, nr. 462);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 16 december 2019 inzake voortgangsbrief drugspreventie (Kamerstuk 24 077, nr. 456);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 26 oktober 2020 inzake lachgas voorlichting en preventie (Kamerstuk 24 077, nr. 465);

  • de brief van de Minister voor Medische Zorg en Sport d.d. 13 november 2020 inzake THC-monitor 2019–2020 (Kamerstuk 24 077, nr. 466);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 18 december 2020 inzake voortgang drugspreventie (Kamerstuk 24 077, nr. 468);

  • de brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 29 januari 2021 inzake rookverbodinspecties NVWA (Kamerstuk 32 011, nr. 81).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Lodders

De griffier van de commissie, Esmeijer

Voorzitter: Laan-Geselschap

Griffier: Heller

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Bolkestein, Diertens, Dik-Faber, Van Esch, Van Gerven, Jansen, Kuik, Kuiken, Laan-Geselschap, Renkema en Sazias,

en de heer Blokhuis, Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

Aanvang 13.30 uur.

De voorzitter:

Collega's, het is 13.30 uur, dus ik wil maar strak beginnen. We hebben een volle agenda voor vanmiddag. We zijn bij elkaar voor het notaoverleg van de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport met het onderwerp Preventie (medische, leefstijl- en infectiepreventie) / verslavingszorg / drugsbeleid. Het is nogal een volle agenda, wat ik al zei, met veel invalshoeken. Dat hebben we ook de afgelopen dagen kunnen zien aan alle mails die daarover binnen zijn gekomen.

Er zijn tot nu toe acht partijen aanwezig. Ik verwelkom namens het CDA collega Kuik, namens de SP de heer Van Gerven, namens de VVD de heer Bolkestein, namens de PVV de heer Jansen, namens de Partij van de Arbeid mevrouw Kuiken, namens de Partij voor de Dieren mevrouw Van Esch, namens D66 mevrouw Diertens en namens GroenLinks de heer Van Ojik. Op de tweede rang, maar daarom zeker niet minder van belang...

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, een kleine correctie op mijn achternaam. Hoewel ik veel respect heb voor mijn collega Van Ojik, ben ik hem niet.

De voorzitter:

Ik heb zo'n respect voor u, meneer Renkema, dat ik Van Ojik op u projecteer. Dat is namelijk ook een van de mensen van een andere partij die mijn respect heeft verdiend de afgelopen jaren.

En dan namens 50PLUS mevrouw Sazias. We hebben een opplussing van de spreektijd gehad naar zes minuten per fractie. Daar wil ik me strak aan houden. Ik ben nogal van de tijd. Omdat er zo veel partijen zijn en zo veel spreektijd, is het voorstel: twee interrupties in tweeën. Mocht het nou echt anders lopen, dan kunnen we er altijd nog een verandering in aanbrengen. Maar dat zou wat mij betreft de insteek zijn voor de vergadering van vanmiddag. Zijn daar nog vragen over? Ik kondig aan dat namens de ChristenUnie mevrouw Dik-Faber is aangeschoven, welkom. Zijn er vragen van de collega's? Anders gaan wij van start vanmiddag met het CDA. Ik kijk ook nog even naar de griffier, is daar nog iets aan toe te voegen? Nee.

Het CDA, gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Er staat inderdaad een behoorlijk aantal punten op de agenda. Ik begin met kanker. Een op de drie mensen in Nederland krijgt te maken met kanker. Iedereen die het zelf of in zijn omgeving heeft meegemaakt, weet dat het om meer gaat dan alleen het bestrijden van zieke cellen. Het raakt ook je school, je werk, de mensen die van je houden, je zelfvertrouwen. Laura Maaskant heeft indruk op mij gemaakt. Zij zei heel duidelijk: ik wil als Laura gezien worden, niet als ongeneeslijk ziek mens. Melissa zei het onlangs ook zo mooi bij Jinek: ik bén niet mijn kanker; ik ben Melissa. Precies dat, het kijken naar de hele mens, kan beter. Ook vanuit Europa is er een strategie tegen kanker. Ook het KWF pleit al langer voor een nationale aanpak, een strijdplan. Het CDA vindt het belangrijk dat we een stip op de horizon zetten en ambitie hebben in de bestrijding van kanker. De overheid heeft nu natuurlijk al een rol in onderdelen van het bestrijden van kanker, maar we willen dat de overheid de regie pakt om samen met de wetenschap, de zorg en het maatschappelijk middenveld te komen tot een veelzijdig plan dat recht doet aan het maatschappelijk probleem dat kanker is voor onze samenleving. Dat moet gaan van preventie tot nazorg en ook over de emotionele kant van de patiënt en de familie. De overheid zou hier wat het CDA betreft een regierol in moeten nemen en met een nationaal actieplan voor kankerbestrijding moeten komen.

Voorzitter. Ik ga door naar het volgende onderwerp: leefstijlpreventie. Dat gaat niet alleen over gezonder leven. Dat gaat ook over kansen krijgen en volop mee kunnen doen. We zien een kloof tussen mensen met een lagere sociaal-economische status en een hoge ses. In sommige wijken in Rotterdam heeft een op de vier kinderen overgewicht. Dit vergt een brede aanpak. Bij kinderen die overgewicht hebben, is het hele gezin deel van de oplossing. We zien dat gemeenten daar hun steentje aan bij willen dragen. Wij vinden ook dat gemeenten moeten kunnen ingrijpen om bijvoorbeeld makkelijk grote fastfoodketens te weren en een maximum te stellen aan het aantal fastfoodzaken per gebied. Want die vrije blije liberale markt heeft ervoor gezorgd dat grote Amerikaanse fastfoodketens over de rug van de gezondheid van vaak de allerarmsten geld verdienen.

De voorzitter:

Mevrouw Kuik, u heeft een interruptie van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik ben wat nieuwer in dit domein, maar ik zoek meteen bondgenoten. Dat doe ik maar even naar aanleiding van dit pleidooi. De gezondheidsverschillen blijven onverminderd groot. Dat roepen wij eigenlijk al jaren, maar het komt niet tot concrete acties. Nu pleiten gezondheidseconomen als Jochen Mierau om tot collectieve gezondheidsdoelen te komen, net zoals we dat nu hebben gedaan met de klimaatdoelen en het Klimaatakkoord.

De voorzitter:

Graag kort.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mijn vraag is eigenlijk of het CDA daarvoor voelt.

Mevrouw Kuik (CDA):

Het is natuurlijk maar net hoe je het noemt, wat de woorden zijn. Leefstijlpreventie gaat natuurlijk over het zetten van stippen op de horizon. Wij vinden het belangrijk dat de gemeentes die daarin stappen willen zetten, daarvoor de tools hebben. Ik vraag me af of dat nu mogelijk is. We horen van de gemeente Rotterdam: we willen wat doen aan de balans in onze stad, want we zien veel te veel fastfoodketens en daar kunnen we weinig aan doen. Ik vraag de Staatssecretaris welke wettelijke middelen er zijn en wat we zouden moeten toevoegen om daar meer grip op te krijgen. Want nu is het een vrije en blije liberale markt, maar dit gaat wel ten koste van de gezondheid van mensen.

De voorzitter:

Mevrouw Kuiken, uw tweede vraag.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik zal er in mijn eigen inbreng nader op ingaan, maar ik denk dat we de gezondheidsdoelen nu gewoon wettelijk moeten verankeren, zoals we ook doen met de klimaatdoelen en het Klimaatakkoord. Want anders blijft het vrijheid troef. Ik zit al wat langer in dit huis en ik kan me Agnes Wolbert nog herinneren, een oud-Kamerlid dat hier vol vuur over sprak. Dat geldt natuurlijk ook voor de heer Van Gerven van de SP. Ik denk dat het tijd is voor meer wettelijke verankering en actie.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Mevrouw Kuik mag er van mij ook nog wel op antwoorden, hoor.

De voorzitter:

U mag er zeker nog op antwoorden. Sorry, mijn interpretatie was... Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank, voorzitter. Ik denk dat wij daarover ook niet van mening verschillen. Ik denk dat een heleboel collega's in deze commissie met ons delen dat we stippen op de horizon moeten zetten om de verschillen tussen de lagere sociaal-economische groep en de hogere sociaal-economische groep te overbruggen, want die kloof is gewoon nog veel te groot. Dat zal met preventie moeten, maar het is veel breder. Het gaat ook over schuldenproblematiek. Je moet naar het veel bredere plaatje kijken als je die kloof wilt overbruggen. Daar moeten we zeker doelen op zetten, dus ik denk dat we gewoon op één lijn zitten.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik ben blij om te horen dat ook het CDA vindt dat gemeentes de mogelijkheid moeten krijgen om fastfoodketens te weren. De Partij voor de Dieren heeft dat al in verschillende gemeentes geprobeerd, maar daar kregen we helaas weinig steun. Het is fijn dat dat landelijk wel zo is. Vorige week kwam in Nieuwsuur een wetenschapper van de UvA aan het woord. Hij gaf aan dat het vrij makkelijk is om dit te doen, namelijk door een wijziging van de Warenwet. Ik ben benieuwd of u het met de Partij voor de Dieren eens bent dat een wijziging van de Warenwet iets is wat we vrij makkelijk aan de Staatssecretaris kunnen vragen, zodat we deze gemeentes daar heel snel mee kunnen helpen.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik ben er ook trots op dat Sven de Langen, wethouder van het CDA in Rotterdam, dit zo op de kaart zet. Het is hem menens, want dit gaat over de rug van de allerarmsten. Grote ketens verdienen daaraan. Wij kijken welke wettelijke mogelijkheden er al zijn en wat er nog nodig is als dat onvoldoende kan, want we horen van de gemeentes dat de instrumenten die ze hebben, onvoldoende zijn om mee te werken. Dus ja, deze vraag speel ik graag door aan de Staatssecretaris, want wij vinden die ook interessant. Zou de Warenwet een oplossing kunnen zijn om gemeenten meer instrumenten in handen te geven om balans in een stad aan te kunnen brengen?

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, uw tweede vraag.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik ben het daarmee eens, maar we weten al dat dat kan. Daar zijn al onderzoeken naar gedaan en er is al aangegeven welke wijzigingen er nodig zijn. Dus laten we als Kamer niet weer gaan onderzoeken hoe de gemeentes dit kunnen gaan doen, want dan gaan we weer vertraging aanbrengen in het systeem, terwijl wetenschappers al hebben aangegeven dat er opties zijn. Ik hoop dat het CDA het met de Partij voor de Dieren eens is dat we geen seconde langer kunnen wachten. We doen nu een oproep aan de gemeentes, dus laten we als Tweede Kamer niet weer een onderzoek uit gaan voeren naar de mogelijkheden, maar de mogelijkheden die er zijn gewoon grijpen. Ik hoop van harte dat ik daarin steun krijg van het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Daar is geen verschil van mening over. We moeten de gemeenten nu de instrumenten in handen geven om hierop te kunnen handelen. Ik vraag de Staatssecretaris vooral of we iets over het hoofd hebben gezien waardoor het nu al kan. Zo niet, dan moeten we kijken wat we moeten doen, want de gemeenten moeten aan de slag kunnen.

De voorzitter:

U kunt verder met uw betoog.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dan kom ik bij het kopje tabak. In de afgelopen jaren zijn er grote stappen gezet richting een rookvrije generatie. Ik ben blij dat het aantal verkooppunten van tabak in supermarkten dankzij de motie-Kuik/Dik-Faber in de komende tijd drastisch naar beneden gaat, tot 2024. Dat is een belangrijke stap. Ik vraag de Staatssecretaris wel hoe hij dit voorbereidt, zodat het daadwerkelijk in 2024 stopt. Is er al sprake van afbouw? De Staatssecretaris heeft een nulmeting gedaan. Op welke manier houdt hij in de gaten hoeveel verkooppunten er verdwijnen dan wel erbij komen? Hoe wordt ook voorkomen dat er bedrijfjes bij komen via subbedrijfjes van supermarkten? Ik denk daarbij ook even aan de slijterijen. Ik wil graag dat de Staatssecretaris dit in de gaten houdt, want we zijn verder van huis als de supermarken van een kleine dependance een tabakspeciaalzaak gaan maken.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil nog even terugkomen op het vorige punt. Ongezonde omstandigheden maken ongezonde mensen. En een ongezond aanbod leidt ook tot ongezond gedrag. Mevrouw Kuik hield ook een betoog over de sociaal-economische gezondheidsverschillen. Zou het, omdat we in de praktijk zien dat het niet goed gaat, niet een goed idee zijn om de kindermarketing op ongezonde producten te verbieden?

Mevrouw Kuik (CDA):

Ja. Bij mijn weten gaat dat ook gebeuren, of ik moet iets hebben gemist. Als ik iets heb gemist, dan sta ik daar helemaal achter. Zeker. Volgens mij moet je kindermarketing vooral inzetten op gezonde producten, bijvoorbeeld broccoli.

De heer Van Gerven (SP):

Nou, dan zullen we daartoe een motie indienen, want dat is interessant. Er is geen verbod op marketing van ongezonde producten. Maar dat biedt hoop, zeker nu het kabinet zich in een demissionaire status bevindt. 82% of driekwart van het aanbod is ongezond, met name als we zien wat supermarkten aanbieden voor kinderen. Maar goed, ik ben blij dat ook het CDA vindt dat er een verbod moet zijn op kindermarketing van ongezonde producten. Dan heeft de Staatssecretaris toch nog werk omhanden. Dat gunnen wij hem graag.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik hoor dat het verbod er nog niet is, maar dat de Staatssecretaris daar wel hard mee aan de slag was, dus ik hoor graag wat de stand van zaken daarvan was. Wat ik al zei: zet die kindermarketing vooral in voor gezonde producten, zoals fruit en groente.

Voorzitter. Afsluitend nog over de tabakspunten. Kan de Staatssecretaris ons ook een update geven van het experiment waarbij mensen met een ernstige rookverslaving klinische hulp krijgen? Begrijp ik goed dat de effecten hiervan nu niet worden onderzocht? Dus dat de pilot wel loopt, maar dat de effecten niet worden onderzocht? Dat zou volgens mij onhandig zijn, want we willen graag weten wat de uitkomsten zijn.

Voorzitter. Er is iets goed mis met onze samenleving als een op de vijf vrouwen tussen de 18...

De voorzitter:

Excuus. Voordat u naar uw volgende punt gaat, heeft u nog een interruptie van meneer Renkema.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ja, nog even over tabak, want u ging al door naar het volgende punt. Het klopt dat er grote stappen worden gezet, ook richting 2024. Maar nou geldt voor tankstations en ook zogenaamde gemakszaken dat die nog tot 2030 verkooppunt kunnen zijn in het huidige beleid. Wat vindt het CDA daarvan? Het duurt nog een paar jaar tot 2024, dus zou het niet zo moeten zijn dat dan ook die tankstations en andere plekken daaronder gaan vallen? Zouden we het dus niet in de tijd naar voren moeten halen?

Mevrouw Kuik (CDA):

Het is natuurlijk van belang dat we het aantal verkooppunten drastisch naar beneden brengen. Het grootste aandeel wordt gevormd door de supermarkten. De supermarkten zijn natuurlijk ook de zaken waar levensmiddelen worden verkocht. Als je het CDA vraagt waar onze prioriteit ligt: wij hebben ervoor gekozen om vol in te zetten op die supermarkten. Ja, de tankstations hadden wij ook in een motie staan, maar we hebben afspraken gemaakt in de tijdlijn en de tankstations zijn verder in de tijdlijn gezet. Die supermarkten beslaan zo'n 40% van het aantal verkooppunten, dus daar maken we gewoon een hele grote klapper mee. We wonen niet allemaal in de stad, dus bij die gemakszaken vinden wij het belangrijk om ook goed te kijken naar de regiogebieden en hoe het daar verdeeld is. Want je wilt ook voorkomen dat als gemakszaken niet meer mogen, er dan allemaal extra zaakjes oppoppen. Dus ik vind dat wel een belangrijk punt. In de brief van de Staatssecretaris staat ook dat er wel goed over wordt nagedacht wat voor effecten dat dan heeft. In een plattelandsgebied kan net de Primera het punt zijn waar mensen tabak halen. Als we die sluiten, wat gebeurt er dan? Komen er dan allemaal speciaalzaken voor terug? Dat willen wij goed uitgezocht hebben. Het is wel belangrijk om dat helder te hebben voordat je verdere stappen zet.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik moet eerlijk zeggen dat ik het voorbeeld van de Primera wel wat ongelukkig vind, want dat is nou net een keten die helemaal draait om tabak en die eigenlijk voor een belangrijk deel is ontwikkeld door de tabaksindustrie. Dan kun je wel zeggen «het is een gemakszaak», maar het is gewoon een tabakszaak. Ik vind het argument van de regio wat dat betreft ook helemaal niet sterk; alsof iedereen in Nederland op loopafstand van een supermarkt woont. Dat is niet het geval. Ik begrijp niet dat het CDA zegt: nou ja, daar zijn indertijd afspraken over gemaakt. In de brief van het kabinet schrijft de Staatssecretaris zelf dat als we van 2030 naar 2024 zouden gaan, die beleidsoptie mogelijk 210.000 mensen van het roken afhoudt en mogelijk tot 100.000 sterfgevallen kan voorkomen. Waarom kiest het CDA dan toch voor zo'n milde aanpak ten aanzien van de gemakszaken en de tankstations? Dat begrijp ik werkelijk niet.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik stoor me hier ook wel weer een beetje aan. We hebben hier echt gigantische stappen gezet. Samen met mevrouw Dik-Faber hebben wij de stap gezet om het aantal verkooppunten te halveren. Het is dus een beetje flauw hoe dat wordt weggezet. Dan het punt van de regio. Volgens mij denkt de heer Renkema vooral aan de stad, waar veel meer aanbod van tabak is. Het liefst hebben wij zo min mogelijk aanbod en willen wij zo snel mogelijk naar een rookvrije generatie – laat dat helder zijn – maar er zullen altijd mensen zijn die roken, verslaafd zijn en dat blijven doen. Ik vind dat je dan wel oog moet hebben voor de regio en dat je dan ook moet kijken naar de vraag hoe dat verdeeld is. Het hoeft geen grote hoeveelheid te zijn, maar ik vind wel dat je erover moet nadenken, want als er in plaats daarvan allemaal speciaalzaken bij komen, waaronder dependances van supermarkten, dan zijn we verder van huis dan met het doel dat wij nu stellen. Ik vind het dus wel belangrijk om dat van tevoren afgekaart te hebben.

De voorzitter:

De heer Renkema voor zijn tweede interruptie.

De heer Renkema (GroenLinks):

Mijn derde reactie in dit geval. Volgens mij moeten we af van het roken, dus die ambitie delen we. Ik denk dat de oplossing echt gelegen is in een vergunningenstelsel. Ik deel de zorg van mevrouw Kuik dat dat er niet toe moet leiden dat we straks in elke supermarkt een soort gespecialiseerde aparte winkel hebben waar dan weer tabak wordt gekocht. Wat ik alleen niet begrijp, is het gemak waarmee wordt gezegd: voor 2024 doen we dat wel voor de supermarkten, maar de rest laten we nog even tot 2030. Dat zijn zes heel kostbare jaren. Wij constateren dat het CDA dat minder belangrijk vindt.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dat is klinkklare onzin. Wij denken daar serieus over na. We hebben niet voor niets die stap gezet naar de supermarkten. Ook richting een nieuw coalitieakkoord zullen wij als CDA kijken hoe wij extra stappen kunnen zetten richting die rookvrije generatie.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, ik ga door met mijn betoog. Mijn volgende punt gaat over seksueel overschrijdend gedrag. Dit is misschien wel een beetje een noodkreet, want ik denk dat er iets goed mis is met onze samenleving als een op de vijf vrouwen tussen 18 jaar en 24 jaar te maken heeft met fysiek seksueel geweld. Het gaat om basisprincipes in onze samenleving, waarbij er steeds nieuwe vormen van contact en nieuwe invloeden op het gebied van seksualiteit zijn. Als we die niet onderhouden en niet bij de tijd houden, dan komt dat niet vanzelf goed. Het is goed dat er een campagne is – dat is de campagne #TotHier – maar dit vergt meer dan een campagne. Er moet structureel aandacht voor zijn en dat begint bij preventie. Ik vraag de Staatssecretaris om samen met zijn collega's van OCW en JenV de handen ineen te slaan om te kijken hoe we kwetsbaarheden verminderen, de weerbaarheid verhogen en daders aanpakken en corrigeren. In een tijd waarin social media worden ingezet door mensen die kwaad willen, zou je eigenlijk ook willen dat de overheid en hulpverleners meer gebruikmaken van diezelfde middelen om in contact te komen met die jongeren om hen te beschermen.

Voorzitter. Tot slot drugs. Ik heb hier staan: jemig, wat duurt het lang voordat we lachgas op lijst II van de Opiumwet zien. In deze tijd is zelfs de lachgasverkoper van Amsterdam – hij noemde zichzelf «de Koning» – tot inkeer gekomen en noemt hij het een gevaarlijke drug. Ik hoor ook jongeren zeggen: als het nou zo slecht is, dan was het toch allang verboden? Hoe staat hier nou mee?

Voorzitter. Ik rond af.

De voorzitter:

Dit was uw spreektijd. Uw zes minuten zijn voorbij.

Mevrouw Kuik (CDA):

Oké. Dank.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van Gerven, gaat uw gang.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Voorkomen is beter dan genezen. Het is een waarheid voor iedereen, maar hoe is de praktijk? Hoe gaat het met preventie in Nederland, in het neoliberale land van Rutte? Filosoof René ten Bos verwoordde het onlangs zeer treffend: «Heb je gezondheidsproblemen, dan moet je vooral naar jezelf kijken. Ieder mens is zijn eigen ondernemer. Gezondheidsproblematiek is dus een soort faillissement van het individu, dus allemaal eigen verantwoordelijkheid.» Maar wat heeft deze politiek ons gebracht? De gezondheidsverschillen tussen rijk en arm nemen eerder toe dan af. De publieke sector, die zo cruciaal is voor preventie, is uitgekleed. De coronacrisis laat zien dat de arme mensen het hardst worden getroffen. «Als we ons maar gedragen, komt alles goed» roept Rutte, maar daarmee verdoezelt hij het falen van de overheid bij de aanpak van corona. Voor het laatst voor de verkiezingen gaan we met deze Staatssecretaris in debat. Laat ik hem vragen terug te blikken op het preventiebeleid van de afgelopen jaren. Is hij tevreden? Had de overheid niet veel meer kunnen en moeten doen en, zo ja, wat dan? Wat wil hij nog doen in de tijd die hem nu nog gegeven is? Tenminste, als Staatssecretaris; ik wil het niet te dramatisch maken! Waar staat hij in het politieke discours als het gaat om de mantra van de eigen verantwoordelijkheid? Het Preventieakkoord is toch het paradepaard van deze Staatssecretaris. Ik loop enkele zaken daaruit langs.

Allereerst gezond eten en gezond gewicht. We moeten toe naar een gezond eetpatroon met de Schijf van Vijf als leidraad. Waarom is niet het uitgangspunt gehanteerd om het aanbod gezond te maken als je wil dat mensen gezond eten? De supermarkten moeten consumenten verleiden tot het kopen van gezonde producten uit de Schijf van Vijf. Maar wat is de praktijk? In bijna elke supermarkt worden ongezonde impulsaankopen gestimuleerd door deze bij de kassa aan te bieden. 82% van de folderaanbiedingen gaat over ongezonde producten. Kindermarketing van ongezonde producten gaat gewoon door. De levensmiddelenindustrie geeft aan dat er bij haar achterban geen draagvlak is voor de aanscherping van de reclamecode. Dan is toch mijn vraag aan de Staatssecretaris of we niet moeten overgaan tot harde wetgeving.

Ook wijs ik op het terrein van de samenstelling van producten. Het harde frituurvet en het harde vet met veel transvetten kosten 1.000 doden per jaar ten opzichte van wanneer we vet zouden gebruiken zonder transvetten, zonder harding. De Wereldgezondheidsorganisatie pleit ook voor een verbod daarop. Wij soebatten daar al jarenlang over, net als over de hoeveelheden suiker, zout en vet in producten. Waarom stellen we geen harde normen, zo vraag ik de Staatssecretaris, aan hoeveel er in een product mag zitten. Waarom stellen we gezondheid niet boven de markt en winstbejag?

Als we een inschatting maken van de effecten van het Preventieakkoord, is er veel scepsis over de resultaten als het gaat om gezonde voeding en problematisch alcoholgebruik. De producten en verkopers zaten namelijk ook aan tafel. De preventieve doeleinden die werden geformuleerd, werden dus gefrustreerd door financiële belangen. Want welk belang heeft Heineken nu bij het verkopen van minder bier? De indruk bestaat dat de tabaksparagraaf toch relatief wat scherper was dan die op de andere tafels. Dat had zeker ook te maken met het feit dat de tabaksindustrie niet aan tafel zat. Vindt de Staatssecretaris dit ook? Zouden we bij nieuwe preventieakkoorden of vervolgtafels niet moeten afspreken dat financieel belanghebbenden daar geweerd worden?

De tabaksindustrie is dodelijk en kent eigenlijk geen scrupules. In deze tijd zegt de directeur van de brancheorganisatie van de Nederlandse tabaksindustrie: mensen roken niet omdat de industrie er is, maar omdat mensen graag roken. Ook zegt hij, in deze tijd, in 2021, dat het verslavingsprobleem erg wordt overdreven. Het doel is een rookvrije generatie in 2040, maar hoe gaan we die bereiken als de verkooppunten van tabak in tankstations pas in 2030 worden aangepakt? Waarom niet doorpakken en de verkoop van tabak beperken tot tabakspeciaalzaken, en een vergunningstelsel invoeren, een maatregel waarvan verwacht mag worden dat hij effectief is?

Ik kom terug op de coronacrisis. Corona heeft een ernstiger beloop bij dikke mensen en mensen die bijvoorbeeld COPD hebben door het roken. We zien dat de GGD onvoldoende in staat is om alles te doen wat nodig is. De afgelopen twintig jaar is de GGD uitgebeend, onopvallend en sluipenderwijs, maar met grote gevolgen. De koepel voor artsen Maatschappij en Gezondheid, waarvan er velen bij de GGD werken, heeft becijferd dat we in Nederland in 2000 1.200 artsen Maatschappij en Gezondheid hadden. Nu is dat met 40% gedaald tot 700.

De voorzitter:

U heeft een interruptie, meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Oké, dan stop ik even.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Ik wil even terugkomen op het vorige punt over roken, sigaretten en verkooppunten. Daar wordt veel over gesproken, en ook over het aanbod van gezonde producten. Daar heeft de heer Van Gerven het ook over. Maar ik ben benieuwd wat Van Gerven vindt van het feit dat wij het goedvinden dat in sigaretten zelf benzeen, formaldehyde en arsenicum zit. Is de heer Van Gerven het met 50PLUS eens dat juist die stoffen verboden zouden moeten worden in sigaretten?

De heer Van Gerven (SP):

Ja, zeker. Ik weet niet of er arsenicum in mag zitten; volgens mij is het niet de bedoeling dat dat in sigaretten zit. Alle giftige stoffen uit sigaretten weren zal niet meevallen, want het is een verbrandingsproces, dus je krijgt van alles binnen. Maar hoe minder erin zit, hoe beter. Wij zijn met name groot voorstander van het terugdringen van het nicotinegehalte in sigaretten, want als je dat drastisch verlaagt, verminder je ook de kans op verslaving.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Precies; dat is namelijk juist het punt. Tabak alleen zou veel minder verslavend zijn als er geen stoffen bij gestopt worden die de verslaving juist ernstiger maken. Er zit arsenicum in, polonium, DDT, echt de meest verschrikkelijke stoffen. Als mensen nou graag willen roken en we alleen tabak in die sigaretten stoppen, dan zou de verslaving vermoedelijk al een heel eind teruglopen.

De heer Van Gerven (SP):

Dat is een constatering. Die deel ik.

De voorzitter:

Dan heeft u vervolgens nog een interruptie, van mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik dacht: ik pak toch even mijn kans nu mijn buurvrouw ook vragen heeft gesteld over tabak. Ik heb ook nog een vraag. De heer Van Gerven en ik zitten allebei al een tijdje in de Kamer. Ik kan me nog herinneren dat de SP tegen het rookverbod in de horeca was. Dat vonden ze geen goed idee. Ik hoor de heer Van Gerven vandaag een pleidooi houden om het aantal verkooppunten te beperken. Ik vraag me af: waar staat de SP nu precies? Het was tot nu toe een vrij wankelmoedig beleid. Gaan we nu wel steun krijgen van de SP voor het verminderen van het aantal verkooppunten en voor het verhogen van de accijnzen op tabak?

De heer Van Gerven (SP):

In 1996 was het de SP die het eerste voorstel deed om alleen maar tabak te verkopen in tabakspeciaalzaken. Mevrouw Dik-Faber heeft het over ons voorstel van ruim tien jaar geleden, denk ik, om het toe te staan in kleine cafés die moeilijk in staat waren om ruimtes te creëren om te mogen roken. Daar was toen discussie over. Inmiddels is de situatie natuurlijk drastisch gewijzigd. Dat geldt ook voor het besef bij de bevolking en de sfeer. Wij zijn daar dus geen voorstander van. Wij zijn voor een aanpak waarbij tabak alleen wordt verkocht in tabakspeciaalzaken. Ik hoop dat ook de ChristenUnie die steunt. Dat zou een aanmerkelijke aanscherping betekenen ten opzichte van de huidige voorstellen die het kabinet doet.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij hoeft de SP zich niet zo veel zorgen te maken over de ChristenUnie. Het is goed om te horen dat de SP-fractie nu ook ondubbelzinnig achter een nieuw tabaksbeleid staat, namelijk het aanzienlijk beperken van het aantal verkooppunten tot tabakspeciaalzaken. Ik heb nog niks gehoord over de accijnzen. Gaan die bij de SP ook omhoog? We weten uit andere landen namelijk dat het verhogen van de accijns ook enorm helpt.

De heer Van Gerven (SP):

Wij hebben de voorstellen voor accijnsverhogingen die het kabinet heeft gedaan gesteund. Aanvankelijk zouden die meer omhoog gaan, maar dat is weer teruggeschroefd onder invloed van de VVD, die we als zodanig ook kennen. Maar het was de SP die een aantal jaren geleden ook een voorstel heeft gedaan om de tabaksaccijnzen te verhogen en om de opbrengst daarvan in te zetten in een preventiefonds. Wij zouden het een heel goed idee vinden als dat weer zou gebeuren.

De voorzitter:

Ik denk dat u uw betoog kunt vervolgen.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Ik was gebleven bij de artsen Maatschappij en Gezondheid. Ik wou de Staatssecretaris vragen hoe hij dat beoordeelt. We hebben dus van die artsengroep 40% minder artsen in Nederland, terwijl er 40% meer huisartsen en specialisten zijn. Zouden we dus eigenlijk niet meer artsen moeten opleiden en de vervolgopleiding van de artsen Maatschappij en Gezondheid gelijk moeten trekken met de opleiding tot medisch specialist en huisarts?

En dan afrondend, voorzitter. Is de Staatssecretaris er voorstander van om een preventiefonds in het leven te roepen, vergelijkbaar met het Deltafonds en het Deltaplan, dat is gefinancierd uit algemene middelen en bijvoorbeeld ook wordt gevoed met tabaks- en alcoholaccijnzen? Dan kunnen we namelijk langdurig preventieve activiteiten waarborgen en betalen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Keurig binnen de tijd. Ik geef graag het woord aan de heer Bolkestein van de VVD.

De heer Bolkestein (VVD):

Voorzitter, dank u wel. Gezondheid is het belangrijkste dat we hebben, misschien wel het allerbelangrijkste. Het is de basis waarop we ons kunnen ontwikkelen tot mens. Alles wat we nastreven is eigenlijk gebouwd op een goede, in ieder geval lichamelijke en ook geestelijke, gezondheid. Dus alles wat we willen als politieke partij, als VVD, maar ik denk elke partij, en alle idealen die we hebben, beginnen eigenlijk bij die basis van een mens. Daarom heeft die ook alle aandacht.

Gezondheid kan natuurlijk gewoon het gevolg zijn van pech of geluk hebben. Er is een heleboel wat we niet kunnen uitsluiten en wat we als samenleving niet naar ons toe kunnen trekken. We kunnen niet alles regelen. Maar er zijn toch ook heel veel dingen waar we wel iets aan kunnen doen. Daar gaat dit debat natuurlijk over: over wat we wél kunnen doen. Dan is de vraag natuurlijk «wat?», maar de vraag is ook wel «wie?». Dan zie ik eigenlijk drie partijen. Kijken we naar de mensen zelf, kijken we naar de samenleving, naar het bedrijfsleven, of kijken we naar de overheid? Wat ons betreft moet er altijd een balans zijn tussen die drie: wijzelf, de maatschappij en de overheid. Dan geldt toch een beetje dat hoe dichterbij de gezondheid komt, hoe persoonlijker het is. Het individu is zelf degene die 's ochtends op de weegschaal staat en naar zichzelf kijkt. Het individu is zelf degene die besluit om iets te eten of niet te eten en iets te drinken of niet te drinken. De overheid kán helemaal niet zo ver in het leven van mensen ingrijpen. De vraag is natuurlijk ook of je dat moet willen. De overheid gaat niet voor ons fietsen, wandelen, tennissen of voetballen. Wat de overheid kan doen, is ons daarin stimuleren, ons helpen om dat te doen en belemmeringen wegnemen. Een voorbeeld daarvan zijn de gecombineerde leefstijlinterventies. In die programma's nemen mensen zelf het initiatief om naar een hulpverlener toe te gaan en te zeggen dat ze hulp nodig hebben: ik wil zelf mijn leven veranderen. Op dat moment moet alles klaarstaan bij de overheid om mensen te helpen.

Mevrouw Diertens (D66):

Over de gecombineerde leefstijlinterventie hebben we het al eerder gehad. Er zijn natuurlijk hulpverleners die via de POH of de huisarts een dergelijk programma kunnen bieden, maar dat programma is nog niet helemaal toegankelijk voor kinderen, begreep ik. Ook is het aanbod vanuit sportscholen er nog niet helemaal. Doelt u daar ook op als u vraagt of die interventies meer gefaciliteerd kunnen worden?

De heer Bolkestein (VVD):

Het was een vrij algemeen betoog tot nu toe, maar als u meteen de diepte in wil gaan: ja, dat nemen we daar zeker in mee.

We hebben geen aantekeningen gedeeld volgens mij, maar mijn volgende punt was wel de integratie die er moet zijn van sport in ons leven. Sport is niet iets wat op een sportveld of op een sportschool ergens ver weg gebeurt. De winst valt te behalen op het moment dat we zaken weten te delen. Dan delen we bijvoorbeeld de kinderdagopvang met een sportlocatie. Of we laten iemand van een sportschool, die ons helpt om fit te blijven, meteen ook iets vertellen over ons eten. Integratie van al die dingen is belangrijk en de overheid kan daarbij helpen. Met name voor kinderen geldt daarbij dat financiële problemen van ouders nooit gevolgen mogen hebben voor de vraag of kinderen sporten of niet.

Iedereen heeft het graag over kinderen, maar laten we de ouderen vooral niet vergeten. Ook bij ouderen kunnen er financiële problemen spelen, maar met name voor ouderen is sport een binding, en dat moet ook zo blijven.

Ik wil nu iets zeggen over de taken voor de overheid. Behalve dat die overheid mensen op deze punten moet helpen, zijn er ook taken die alleen de overheid kan oppakken. Dat zit met name in de hoek van de medische preventie. Bevolkingsonderzoeken bijvoorbeeld besparen individuen veel leed en de maatschappij veel geld. Dat zijn dingen die individuen niet kunnen; dat is een hele harde taak voor de overheid. Daarom is het ook goed om daarop te letten. Nederland is goed in bevolkingsonderzoeken, maar het zou mooi zijn als we capaciteitsproblemen, zoals we die nu zien bij het borstkankeronderzoek en bij de invoering van de dertienwekenscan, vóór zijn, zodat die dingen sneller gaan.

Tot slot wil ik toch iets zeggen over het bedrijfsleven en de branche zelf. Ik heb net gehoord dat andere sprekers direct naar wetgeving neigen. Het probleem dat de VVD daarbij heeft, is dat wetgeving heel vaak niet kan. De overheid kan niet alles tot in het detail regelen, dus exact wat wij eten, hoe het gefabriceerd wordt en hoe het in het schap ligt. We krijgen dan een samenleving die eigenlijk niet denkbaar en ook niet wenselijk is.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van GroenLinks.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik heb een tijdje naar de heer Bolkestein geluisterd en wat we hier horen is eigenlijk een klassiek VVD-verhaal.

De heer Bolkestein (VVD):

Dank u wel.

De heer Renkema (GroenLinks):

Het is ook uiterst teleurstellend als je dat afzet tegen de crisis waar we in zitten, want de VVD zegt dat preventie vooral een eigen verantwoordelijkheid is. Je moet vooral zelf gaan fietsen en zelf gaan sporten. De overheid kan daar eigenlijk niet zo veel aan doen. Die gaat niet voor je fietsen. Dat klopt natuurlijk. Maar als hij zegt dat de overheid eigenlijk niet veel meer kan doen dan nog eens een keer een screening in een bevolkingsonderzoek, dan zit hij er volgens mij toch volledig naast. Want we weten uit onderzoek dat de voedselindustrie oppermachtig is in het beïnvloeden van de keuzes van mensen. Als ik lees dat de tabaksindustrie de supermarkten...

De voorzitter:

Het is een interruptie, meneer Renkema, geen betoog.

De heer Renkema (GroenLinks):

Dat weet ik. Mijn vraag komt, hoor. Als ik lees dat de tabaksindustrie de supermarkten betaalt om producten op ooghoogte te leggen – dat heeft de heer Bolkestein ook kunnen lezen; dat is allemaal uitgezocht door Follow the Money – dan kan het toch niet zo zijn dat de VVD zegt dat dit gewoon keuzes zijn die mensen zelf, individueel, maken? Dan is de rol van de industrie problematisch. Nu komt mijn vraag. Zou de heer Bolkestein eens kunnen reflecteren op de rol van de voedselindustrie als het gaat over de gezondheid in Nederland?

De voorzitter:

Dat was ook uw vierde vraag, dus die was iets langer.

De heer Bolkestein (VVD):

Dan hebben we het wel over twee heel andere dingen. Tabak ligt in supermarkten uit het zicht. Die ligt dus zeker niet op ooghoogte. U hebt het over vergoedingen die de tabaksindustrie betaalt aan middenstanders. Ik zou er niet voor willen pleiten dat die vergoedingen verdwijnen. Ik denk dat middenstanders dat geld hard nodig hebben. Dat moet niet in de zak van de tabaksindustrie blijven. We moeten dat niet proberen te voorkomen. Dat mag best ten goede komen aan de middenstanders die daar hard voor werken.

Ik had het over de verantwoordelijkheid die een branche neemt. Dan hebben we het over de afspraken die de afgelopen vijf jaar zijn gemaakt en de convenanten die nog uit de tijd van Edith Schippers stammen, waarmee er grote stappen zijn gemaakt. Ja, er is zout uit eten gehaald. Er is suiker uit eten gehaald en vet uit eten gehaald. De tijd van het idee dat een smaakpanel alleen kijkt naar wat mensen het lekkerst vinden en dat dat dan ook in het schap wordt gelegd, is allang voorbij. Het is niet waar dat de branche geen verantwoordelijkheid neemt. De branche doet dat wel en de overheid moet proberen om de relatie met die branche goed te houden, want als de overheid alles wil gaan regelen, gaat ze letterlijk zelf in de keuken staan om alle koekjes te bakken die we in Nederland eten. Dat kan gewoon niet. Dat is gewoon niet denkbaar. Daar zou ik dus tegen pleiten.

De voorzitter:

U geeft ruimte aan de heer Van Gerven. Meneer Van Gerven, gaat uw gang. Dit is de derde.

De heer Van Gerven (SP):

Ja, ik mag nog. Ik kom even terug op het vorige punt van de screening. Het is goed om te constateren dat de overheid een belangrijke taak heeft in de bevolkingsonderzoeken. Nu is er veel discussie over de CT-screening bij longkanker. De Staatssecretaris heeft gezegd dat we verder onderzoek doen, terwijl er toch aanwijzingen zijn dat het bij longkanker tot een reductie van 26% zou leiden, als je de CT-screening toe zou passen op bepaalde groepen. Het gaat dus om eerder opsporen en minder sterfte. Hoe kijkt de VVD daartegen aan? Zou het toch niet zinnig zijn om die CT-screening in te voeren?

De heer Bolkestein (VVD):

U overvraagt mij een klein beetje. U ben zelf arts, zo begrijp ik. Ik kan nu niet meteen reageren op de vraag of dit wel of niet zinvol is. Ik heb alleen gezegd dat dit een taak van de overheid is. Als die reductie daar mogelijk is, moet dit zeker worden onderzocht en ingevoerd. Ik wilde afronden.

De voorzitter:

Meneer Van Gerven heeft nog een vraag, zijn vierde.

De heer Van Gerven (SP):

Dan wil ik de vraag toch maar even doorgeleiden naar de Staatssecretaris. Zijn er toch geen mogelijkheden voor CT-screening bij longkanker? Ik geloof dat dat NELSON-onderzoek heet. Dan weet de Staatssecretaris vast wel waar ik het over heb.

De voorzitter:

Dat was uw vierde interruptie. Meneer Bolkestein.

De heer Bolkestein (VVD):

Ik ga een beetje afronden. Ik voel wel mee met opmerkingen en vragen zoals: waarom moet je in de supermarkt bij de kassa nog een keer al die rolletjes snoep zien? Waarom moet je, als je benzine gaat afrekenen, nou eerst een lange weg afleggen door de winkel en dan bij het afrekenen ook nog gevraagd worden of je nog een rolletje ROLO wil? Daar begrijp ik ook niet veel van. Ik zeg niet dat het allemaal prima is op deze manier. Ik zeg dat de overheid die dingen niet allemaal zelf kan gaan regelen, maar dat zij wel degelijk de taak heeft om met de branche in gesprek te zijn en te blijven. Je raakt niet in gesprek met de branche door meteen met wetgeving te komen. Wetgeving overweeg je op het moment dat je er echt niet meer uit komt in de vorm van een convenant of met het maken van afspraken. Dat is mijn punt.

Het laatste punt dat ik zou willen noemen, is dat we niet moeten vergeten dat we met name bij misbruik, niet bij gebruik, moeten kijken naar de achtergronden van mensen. De onderzoeken die we kregen in voorbereiding op dit debat laten duidelijk zien dat er bij misbruik – te veel vet, te veel eten, te veel roken, te veel drinken – eigenlijk altijd sprake is van een achtergrond van problemen met wonen, werk of schulden. Als overheid moeten we vooral bekijken hoe we die achtergrondproblemen kunnen wegnemen bij mensen, zodat ze voor zichzelf kunnen zorgen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan wij door naar de PVV. Nee, we hebben nog een interruptie van mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Excuses dat ik zo achter u zit, maar dat kon even niet anders. Ik wil even ingaan op het verbeteren van de productsamenstelling. Ik heb naar het betoog van de heer Bolkestein geluisterd, waarin hij aangaf dat de levensmiddelenindustrie heus wel stappen zet. Ik heb in vorige debatten ook gezegd dat er stappen worden gezet, maar het zijn wel muizenstapjes. Ze zijn te klein. Er is een wetenschappelijke commissie geweest en die heeft dat ook zo beoordeeld. Die heeft gewoon gezegd: ze werken wel heel erg hard, maar er gebeurt gewoon te weinig. Nu wordt er een convenant gesloten met de levensmiddelenindustrie. Is de VVD er dan ook voorstander van dat we die doelen echt gaan aanscherpen, zodat we echt wat gaan doen aan de gezondheid van mensen en overgewicht, zeker obesitas, in ons land gaan verminderen?

De heer Bolkestein (VVD):

De slag is niet in één dag te slaan. Het is niet dat het één convenant is dat net is gesloten. Het is een beweging die al jarenlang bezig is. De overheid moet die relatie goed houden en er druk op houden. Natuurlijk moet de overheid de druk erop houden dat die doelen worden gesteld; uiteraard.

De voorzitter:

Mevrouw Dik-Faber, uw vierde interruptie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Het is mooi dat de overheid de druk erop moet houden en dat dit inderdaad een proces van jaren is, maar als ik terugkijk naar de afgelopen jaren, wás het ook gewoon een proces van jaren. Maar er is gewoon echt te weinig gebeurd. Er zijn in dit land kinderen met obesitas. Die kinderen eten hun leeftijd in kilo's aan snoep. Ik hoop dat ik het goed zeg, maar ik zal de cijfers voor u opzoeken. Het is schandalig hoe ongezond mensen zich voeden.

De voorzitter:

Dit is wel een interruptie, mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Zeker, voorzitter! De heer Bolkestein zegt dat het een proces van jaren is en dat we in gesprek moeten blijven, maar vindt hij niet dat het nu een keer klaar is en dat het tijd is om echt scherpere, afrekenbare doelen te stellen en de levensmiddelenindustrie daar echt aan te houden?

De heer Bolkestein (VVD):

Ja, ik vind dat er afrekenbare doelen moeten zijn. Maar we moeten niet doen alsof dit een doel is dat we op een gegeven moment bereikt hebben. We zijn veel beter dan vijf jaar geleden. Hopelijk zijn we over vijf jaar veel beter dan nu. We kunnen niet zeggen: dit is het doel en vanaf dan is alles goed. Zo werkt het niet. Er is een constante dialoog en een constante verbetering. Zo zie ik het.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn geen interrupties meer op de heer Bolkestein. Dan gaan we door naar de heer Jansen van de PVV. Gaat u gang.

De heer Jansen (PVV):

Dank u wel, voorzitter. De coronacrisis laat ons het belang zien van een goede gezondheid en een goede weerstand. Dat dit onderwerp leeft, blijkt ook uit het aantal e-mails dat wij voorafgaand aan dit debat ontvingen. Om het grote publiek te bereiken zijn er een aantal publiekscampagnes gestart, die zich richten op bewegen, voeding, roken en alcoholgebruik. Ik ken de PUUR-campagne, gericht op het stoppen met roken, maar van campagnes gericht op de andere onderwerpen heb ik niks meegekregen. Wat ik wel heb meegekregen is een campagne met een oneliner als «door binnen te blijven, houden we corona buiten». Maar van noodgedwongen thuiszitten knapt geen mens op. Waarom is de campagne erop gericht om zo veel mogelijk binnen te blijven, terwijl naar buiten gaan juist gezond is en buiten afspreken dus veel beter is dan binnen? Graag een reactie.

Voorzitter. De uitzichtloze coronamaatregelen leiden tot stress, te veel eten, meer alcoholgebruik, te weinig bewegen en een verstoorde nachtrust. Veel kinderen zitten de hele dag binnen naar schermen te turen. Welke oplossing ziet de Staatssecretaris voor deze coronaleefstijlproblematiek? Uit steeds meer onderzoeken blijkt dat het dagelijks slikken van vitamine D kan zorgen voor een milder verloop en beter herstel. Natuurlijk is het geen wondermiddel, maar als het van invloed is, waarom wordt er dan niet ingezet op het gebruik onder het mom «baat het niet dan schaadt het niet»?

Voorzitter. Ik ontving ook veel e-mails van verontruste ex-rokers die zijn overgestapt op de e-sigaret. Deze mensen ervaren dagelijks gezondheidswinst, maar ze maken zich grote zorgen over het verdwijnen van de smaakjes die zij gebruiken. Ik heb zojuist een petitie, ondertekend door zo'n 19.000 ongeruste gebruikers van e-sigaretten, in ontvangst genomen, die ik graag aan de Staatssecretaris wil overhandigen. Ik hoop dat hij deze reacties zal gaan lezen en mee zal nemen in zijn verdere overwegingen. Want het zou zonde zijn als het verbieden van smaakjes ervoor zorgt dat veel van deze mensen terugvallen in hun oude gewoonte en weer tabak zullen gaan roken.

De voorzitter:

U heeft een interruptie van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Misschien nog even voor de helderheid. Is de PVV ook van mening dat we moeten streven naar die rookvrije generatie? En ziet de PVV dan ook dat die smaakjes van e-sigaretten vooral bedoeld zijn om jongeren aan het roken te krijgen, en dus tegen die ambitie van de rookvrije generatie ingaan?

De heer Jansen (PVV):

Een rookvrije generatie, ja, daar zijn wij ook voorstander van. Alleen, wij zijn niet zo van het dwingende karakter dat ik zie bij een aantal andere partijen, met name aan de linkerkant en misschien ook het CDA. Wat betreft de smaakjes: net bij het aanbieden van de petitie waren een aantal mensen aanwezig die geen jongvolwassenen, maar echt al ruim boven de dertig waren. Een aantal waren zelf eigenaar van een verkooppunt en een aantal waren gebruikers van de e-sigaret. Deze mensen geven aan dat zij die smaakjes lekker vinden en dat ze daarom zijn overgestapt, niet omdat zij jong zijn en het willen uitproberen. Het zijn gewoon volwassenen die jarenlang hebben gerookt en hartstikke blij zijn dat ze nu de kans krijgen om op een minder schadelijke variant over te stappen. Het grote voordeel van de e-sigaret is dat je ook kunt doseren. Mensen die op een gegeven moment van roken overstappen naar de e-sigaret, kunnen langzaamaan de dosis nicotine verlagen tot een niveau dat zij prettig vinden. Wie weet stoppen ze er in de toekomst wel helemaal mee. Het geeft ze een kans om in stappen te minderen.

Mevrouw Kuik (CDA):

Smaakjes als popcorn, mojito, suikerspin, bosbessen: ziet de heer Jansen niet ook in dat die juist bedoeld zijn om jongeren te lokken? En dat dit juist iets is om te zorgen dat die jongeren beginnen met roken? Met die rookvrije generatie hebben wij juist afgesproken dat we verleidingstactieken van de tabaksindustrie zullen dwarsbomen.

De heer Jansen (PVV):

Ik ken een heleboel volwassenen die ook houden van suikerspinnen en al dat soort smaakjes. Met popcorn is ook niets mis. Doe het alleen met mate. Ga niet iedere dag een zak opentrekken. Maar als je bij wijze van spreken één keer in de maand een keer trek erin hebt, dan neem je een paar handjes popcorn. Dat is toch prima? Daar is toch niks mis mee? U doet net alsof alleen kinderen degenen zijn die hier uiteindelijk op kicken en dat is niet zo. Ook volwassenen vinden die smaakjes lekker. Anders was het gebruik en de vraag ernaar niet zo groot.

De voorzitter:

U kunt volgens mij uw betoog vervolgen.

De heer Jansen (PVV):

Ik moest de plek weer even terugzoeken, voorzitter. Bovendien erkent de Staatssecretaris zelf ook dat er gezondheidswinst te behalen valt als rokers overstappen op de e-sigaret. Maar toch stelt hij het gebruik hiervan gelijk aan het veel schadelijkere, traditionele tabaksroken. Ook het RIVM erkent dat smaakjes in de e-sigaret rokers helpen om volledig over te stappen. Waarom dan toch halsstarrig volhouden dat het roken van een e-sigaret een opstapje is naar het roken van tabak?

Voorzitter. Door de lockdown hebben gespecialiseerde e-sigaretwinkels hun deuren moeten sluiten. Heeft de regering zicht op hoeveel ex-rokers hierdoor zijn teruggevallen op het schadelijke tabak roken? Het terugdringen van het aantal verkooppunten van tabak beperkt zich alleen tot de supermarkten en heeft grote gevolgen voor onder andere de supermarkten in de kleinere dorpen. Worden de belangen van deze buurtsupers zorgvuldig meegewogen in het onderzoek naar de vermindering van het aantal verkooppunten, evenals natuurlijk de belangen van de inwoners van deze kleine dorpen?

Voorzitter. Tijdens de eerste coronagolf lagen de bevolkingsonderzoeken stil. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze nu wel gewoon doorgaan en op welke schaal? Wat als uit zo'n onderzoek blijkt dat er iets niet goed is? Is er wel direct een adequate vervolgbehandeling nu de reguliere zorg wederom grotendeels is afgeschaald?

Voorzitter. De brief waarin de Staatssecretaris ingaat op een eerdere vraag van de PVV over het opzetten van een nationaal programma kankerbestrijding is ronduit teleurstellend. Verwijzen naar de achterstanden die door corona zijn opgelopen ten aanzien van oncologische zorg en vervolgens constateren dat een nationaal plan geen meerwaarde heeft, is wat ons betreft broddelwerk. Natuurlijk moeten de achterstanden prioriteit hebben en alle aandacht krijgen. Dat staat helemaal los van onze vraag. Wij hebben gepleit voor meer onderzoek en verdieping naar de oorzaken van de hoge prevalentie aan kanker in ons land, met name longkanker. Collega Agema heeft meerdere keren gevraagd waarom het in 2010 gestopte Nationaal Programma Kankerbestrijding geen vervolg kan krijgen. Er liggen nu namelijk al twee rapporten waaruit blijkt dat we er qua kankerprevalentie helaas niet zo goed voor staan in Nederland.

Verwijzen naar het rookgedrag van vrouwen als oorzaak van onze hoge score op het gebied van longkanker is wel heel rigide. Dat roken longkanker veroorzaakt, weten we allang. Maar ook niet-rokers krijgen longkanker. Ik begrijp dus werkelijk niet dat de Staatssecretaris geen verdieping wil van het onderzoek naar alle mogelijke oorzaken van kanker. Ik noem nu longkanker, maar hetzelfde geldt natuurlijk voor huidkanker, borstkanker of darmkanker. Kan de Staatssecretaris nog eens verduidelijken waarom hij geen landelijk, samenhangend plan van aanpak wil om kanker te voorkomen en te bestrijden? Mogelijk kan een motie hem op andere gedachten brengen.

Voorzitter. Dan de shishalounges. Enkele maanden geleden heeft de PVV nog een amendement ingediend over uitbreiding van het rookverbod naar shishalounges. De Staatssecretaris ontraadde deze. De meerderheid van de Kamer stemde tegen. Nu blijkt dat de Staatssecretaris plotseling wel wil optreden tegen de shishalounges. Komen er soms weer verkiezingen aan? Is hier sprake van het betere jatwerk van een terecht zorgpunt van de PVV? Graag een reactie.

Als afsluiter. Het belang van een goede gezondheid moge duidelijk zijn, maar we moeten niet doordraaien in de maatregelen. We kunnen alles wat niet gezond is, ontmoedigen, onbetaalbaar maken of verbieden, maar maatregelen werken alleen als mensen het nut ervan inzien om iets te doen of om er juist mee te stoppen. Dan zijn al die maatregelen misschien niet eens nodig. Het is aan de overheid om voorlichting te geven en waar nodig te ondersteunen. Maar keuzevrijheid is wat ons betreft een belangrijk goed. Bovendien is en blijft gezondheid niet maakbaar.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft een interruptie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Mijn interruptie past misschien perfect bij het laatste stukje van de bijdrage van de PVV. Ik ben toch zo benieuwd ... De PVV zegt pleitbezorger te zijn van zo min mogelijk coronapatiënten en pleit ervoor om zo veel mogelijk reguliere zorg door te laten gaan. Collega's Wilders en Agema doen dat regelmatig. Veel mensen die op de ic liggen en corona hebben, zijn mensen met bijvoorbeeld overgewicht of hart- en vaatziekten. Dat is gewoon bewezen. Precies die groep zou je heel goed kunnen aanpakken door juist op preventie te gaan zitten, door te proberen om die mensen überhaupt geen overgewicht te laten hebben. Dan verbaast het me zo dat de PVV bij preventie eigenlijk niet thuis geeft, ondanks het feit dat het een heel goede methode is ...

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik ben nu mijn vraag aan het formuleren. Het is een heel goede methode om heel goed te voorkomen dat nog meer mensen met corona op de intensive care terechtkomen. Dus ik snap dat verschil binnen de PVV niet. Ik ben benieuwd of u mij dat kan uitleggen.

De heer Jansen (PVV):

Zoals ik ook in mijn een-na-laatste zin zei: de overheid is er voor voorlichting en voor ondersteuning waar dat nodig is. Preventie is prima als je dat op vrijblijvende basis doet. Als je mensen gaat dwingen om een bepaalde richting te kiezen of om bepaalde producten wel of niet te nemen, bereik je vaak het tegenovergestelde effect. Je ziet dat mensen op vrijwillige basis veel langer vasthouden aan bijvoorbeeld stoppen met drinken. Dat zag je ook weer in januari, met mensen die vrijwillig zijn gestopt en dat zo lang mogelijk proberen vol te houden. Maar als je gaat dwingen, als je alleen maar de prijs gaat verhogen en op die manier gaat ontmoedigen, zullen mensen of doorgaan met het gebruik van het product dat ze prettig vinden, ondanks de hogere prijs, of zoeken naar alternatieven die misschien nog slechter zijn. En dat willen we juist niet bereiken. Nogmaals, wat ons betreft: vrijblijvend en mensen adviseren. Dat is de beste optie.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dan kan ik het PVV-coronabeleid ook niet meer zo serieus nemen, zo kan ik u in dat opzicht aangeven. Je kunt juist ook heel veel doen om bepaalde producten goedkoper te maken, groenten en fruit bijvoorbeeld. U zegt dat u vindt dat mensen betere keuzes moeten hebben. De motie waarin wordt verzocht de btw op groenten en fruit te verlagen, heb ik hier nog liggen. Nou, dan hoop ik van harte dat de PVV die dan wel steunt, want dat leidt tot prijsverlagingen.

De voorzitter:

Is dat uw vraag?

Mevrouw Van Esch (PvdD):

In dat opzicht ben ik daar wel nieuwsgierig naar. Volgens mij hoef ik niet per se nog een vraag te stellen. Ik hoop echt dat de PVV haar mening wat betreft preventie en de aanpak van corona gaat wijzigen, want volgens mij komen we er anders echt niet en daarop zit ook de PVV, denk ik, helemaal niet te wachten.

De heer Jansen (PVV):

Ik wil toch graag reageren.

De voorzitter:

Ja, u staat volledig in uw recht. Gaat uw gang. Wel via de microfoon alstublieft.

De heer Jansen (PVV):

Ik hoop dat u de PVV wel serieus neemt in het coronadossier. Want laten we heel wel wezen: wij waren een van de partijen die als allereerste, ruim een jaar geleden, waarschuwden voor wat eraan zat te komen. Op dat moment stak nog een heel grote meerderheid in de Kamer de kop in het zand, evenals Minister Bruins namens het kabinet. Achteraf hadden wij helaas wel gelijk. Dat willen we niet, want het liefst hadden wij gezien dat corona er helemaal niet was geweest, maar het is wel de situatie. De punten die heer Wilders en mevrouw Agema al maandenlang inbrengen, betreffen allemaal zaken die iedere keer, keer op keer, helaas wel plaatsvinden. Als de meerderheid van de Kamer nou eerder en beter had geluisterd, dan hadden we het aantal slachtoffers misschien kunnen beperken en dan hadden we het aantal maatregelen misschien kunnen inperken, waaronder bijvoorbeeld die verderfelijke avondklok waar niemand beter van wordt.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik wil graag een vraag stellen over de e-sigaret en de shishalounge. Als ik het goed begrijp – u kunt het corrigeren als het fout is – zegt u dat de e-sigaret vooral moet doorgaan, maar dat we de shishalounges moeten verbieden. Dat lijkt mij redelijk inconsistent gedrag. Kunt u mij misschien uitleggen waarom u wel voor het een bent, maar tegen het ander?

De heer Jansen (PVV):

Ik ben zelf geen gebruiker, maar naar ik heb begrepen, is het heel vaak de gewoonte dat mensen in een shishalounge de waterpijp met elkaar delen. Ze zitten daar dus niet alleen; ze zitten daar met een hele grote groep bij elkaar. Dat is nou een van de dingen die wij willen aanpakken. Dat was ook de insteek van het amendement. Volgens mij was de heer Van Gerven van de SP toen mede-indiener van dat amendement. Dat was de insteek. Daarom zeggen wij: pak dat daar nou aan.

Mevrouw Diertens (D66):

In coronatijd is het misschien geen goede vraag of opmerking, maar juist het samenzijn met verschillende mensen maakt mensen sociaal gezien, denk ik, gewoon heel gezellig en beter. Ik snap de redenatie niet zo goed. Waarom zou je verschil maken tussen het roken van een shisha, een waterpijp, waarbij je rook met een smaakje inhaleert, en het roken van een e-sigaret? Ik kan me voorstellen dat mensen die dingen ook doorgeven bij het roken van een e-sigaret. Waarop wilt u hierbij gaan controleren? Waar wilt u nou werkelijk op sturen?

De heer Jansen (PVV):

Nu snap ik mijn collega, mevrouw Diertens, niet meer zo goed, want blijkbaar promoot zij nu dat we vooral met z'n allen de waterpijp moeten gaan roken. Dat lijkt mij een heel slecht voorstel, want dat is volgens mij slecht voor de mens. Maar goed, misschien ben ik wel verkeerd geïnformeerd. En ja, wij maken dat onderscheid wel. Voor rokers die dat willen, is de e-sigaret namelijk ook een stap op weg naar minderen en uiteindelijk stoppen. Dat is hoe wij de e-sigaret zien, met smaakjes. En dat is niet geval met een waterpijp, want daarbij kun je helemaal niet minderen. Je doet dat met z'n allen in die ruimte of je doet het niet, maar je kunt daar geen regelaar op zetten waardoor het gehalte lager wordt. Dat werkt gewoon niet. Maar dat werkt wel bij de e-sigaret, en dat is nou echt het essentiële verschil. Ik heb de petitie die ik aan de Staatssecretaris wil aanbieden hier trouwens in tweevoud. Ik zou u willen adviseren om die ook eens te lezen, want daarin staan wel degelijk een aantal zaken die van belang zijn. Het is echt niet zo dat de gebruikers van de e-sigaret zeggen dat ze helemaal buiten schot willen blijven. Zij staan ook open voor mogelijkheden, maar dan wel graag in overleg. Tot nu toe is er niet eens een gesprek geweest tussen deze Staatssecretaris en de belangenverengingen. Geen enkel gesprek. Daarom doen ze het op deze manier, via een petitie.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Diertens, voor uw laatste opmerking.

Mevrouw Diertens (D66):

Dan blijf ik toch nieuwsgierig naar het precieze effect: welke schade wordt nu veroorzaakt door het gebruik van de waterpijp in een shishalounge? Heeft u daarover ook een wetenschappelijk onderzoek of petities?

De heer Jansen (PVV):

Volgens mij ben ik daar al eerder op ingegaan, zowel in afgelopen vergaderingen als nu net. Ik wil het nog wel een keer vertellen, hoor. Zendtijd voor politieke partijen vind ik prima.

De voorzitter:

Daar krijgen we allemaal betaald voor, maar dat doen we niet. Dank u wel daarvoor. Dan gaan we door naar mevrouw Kuiken van de Partij van de Arbeid.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

O, ik dacht dat er eerst nog wat andere woordvoerders waren.

Dank u wel, voorzitter. Ik mag graag een tompoes eten. Alleen al als ik denk aan een tompoes – je weet wel: dat roze laagje en die suiker – word ik al blij in m'n hoofd. Ik denk dat dat voor heel veel mensen geldt. Eten en zoetigheid zijn net zo verslavend als drugs. Net zoals heel veel mensen, worstel ik ook al jarenlang met jojoën tussen de 70 kilo en 90 kilo. Dat kan een groot verschil maken op de gezondheid in een mensenleven. In dat opzicht is het dus zo ontzettend belangrijk dat de overheid volle kracht inzet op gezondheid en op overgewichtpreventie, vanuit het idee van een gezonde levensstijl. Een kilootje meer of minder hoeft niet erg te zijn, maar dat is het wel als dat nadelige gevolgen heeft, zoals diabetes, last van de knieën, ademhalingsproblemen waardoor je niet meer lekker kunt sporten, en alles wat daarbij komt kijken.

Voorzitter. Dit is niet nieuw. We weten dit. We weten op basis van wetenschappelijk onderzoek van de afgelopen decennia hoe belangrijk het is, dat het niet vanzelf gaat en dat het bovendien ook nog zo is dat het qua gezondheid, levensstijl en preventie nogal verschilt uit wat voor sociale klasse je komt. Er kan gewoon zeven jaar leeftijdsverschil zijn als je in een armere buurt woont of in een rijkere buurt. Dat is ook de reden dat mijn partij pleit voor zaken zoals een suikertaks, 0% btw als het gaat om groente en fruit, maatregelen die een gezonde levensstijl omarmen. Iemand zei op Facebook al: waarom niet gratis sporten voor alle jongeren tot 18 jaar? Ik denk dat dat echt kan helpen. Sommige mensen noemen dat betutteling, maar we vinden het ook niet meer betuttelend om een autoriem of een kinderstoeltje in de auto te hebben. Dat zijn zaken die we in de jaren zeventig nog heel ongewoon vonden. Ik denk dus dat het ook tijd is om in ons moderne leven die knop om te gaan zetten, maar dat gaat niet vanzelf.

Ik noemde Agnes Wolbert al. Ik denk dat wij samen als collega's zijn gestart. Dat is nu een aantal jaren geleden – ik hou een beetje in het midden hoelang geleden dat is. Maar zoals ik al zei, deed Agnes Wolbert toen al datzelfde pleidooi. Maar er verandert weinig. Ik weet dat we van convenant naar convenant gaan en dat we van goede bedoelingen naar goede bedoelingen gaan, maar ik zou eigenlijk veel hardere maatregelen willen nemen. Die schuwen we ook niet als het gaat over tabak, dus waarom zouden we die dan wel schuwen als het gaat over een gezonde levensstijl en over zaken die gewoon ongewenst zijn en belemmerend voor die gezonde levensstijl? Heel veel landen om ons heen hebben ons daar al in gevolgd. Kijk bijvoorbeeld naar de suikertaks. Die is er inmiddels in 43 landen, en misschien is die teller inmiddels wel gestegen. Ik zou dus ook nu het pleidooi willen doen richting de Staatssecretaris om echt met hardere maatregelen te komen als het gaat om preventie.

Ook de coronacrisis heeft ons weer laten zien hoe belangrijk dat is. Corona discrimineert niet, maar we zien wel een grote populatie van mannen met een zekere buikomvang die daarvan slachtoffer dreigen te worden. Hoeveel winst hadden we niet kunnen bereiken als we deze mannen en deze vrouwen eerder hadden bereikt en hun geholpen hadden om tot een gezondere leefstijl te komen? Dat is niet makkelijk, want zoals ik al zei: suiker en ongezond eten worden niet voor niets ook wel junkfood genoemd. Het kan immers net zo verslavend werken. Maar bij roken kun je ooit eens beslissen wel of niet te roken, terwijl je alle dagen moet eten. Je moet alle dagen naar de supermarkt, je moet alle dagen koken, je moet van begin tot einde van de dag gezonde keuzes maken. Dat is dus helemaal niet zo eenvoudig. Mijn eerste oproep is dus: kom echt tot een stevig pakket van preventiemaatregelen, waarvoor ik nu een aantal voorbeelden heb genoemd.

Voorzitter. Mijn tweede pleidooi is dat de vrijblijvendheid eraf moet. Ik zei het al heel even in mijn vraag richting mevrouw Kuik: is het niet tijd om gezondheidsdoelen gewoon wettelijk te verankeren, net zoals we dat bij de klimaatdoelen doen? Niet voor niets zei NZa-voorzitter Marian Kaljouw al in Zorgvisie dat de collectieve gezondheidsdoelen alleen gehaald kunnen worden als onafhankelijke instanties doorzettingsmacht krijgen, als die wettelijk worden verankerd, om zo echt een doorbraak te forceren. Nu is het te vrijblijvend, vooral ook omdat we het nooit aan een getal willen ophangen. Wat dingen kosten, weten we. Maar wat dingen opleveren, wordt vaak moeilijker gezien. We hebben berekend dat op het moment dat we meer investeren in preventie, dat wel 8 miljard per jaar kan opleveren. Ik denk dat die getallen nog weleens vele malen hoger kunnen zijn als we de coronacrisis erbij optellen. Maar zolang we die kosten en baten niet tegen elkaar afwegen, blijft het een discussiepunt. Op het moment dat je het wettelijk verankert, heb je in ieder geval een stok achter de deur om het gewoon te realiseren. Dus graag een reactie van de Staatssecretaris.

Voorzitter. Mijn derde punt betreft borstkanker. We zijn al een heel eind op dat punt gekomen, maar een punt blijft nog staan. Dat gaat met name over de lekkende of gescheurde implantaten. Dan is er geen verdere reden tot onderzoek. Ik zie de Staatssecretaris knikken, dus hij weet al wat ik wil gaan vragen. Ik wil graag dat dat in de toekomst anders gaat, dat er wel onderzoek plaatsvindt. Ik hoor hierop graag een reactie van de Staatssecretaris.

Voorzitter. Dat brengt mij tot mijn laatste punt.

De voorzitter:

U hebt nog vijftien seconden.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Preventie! Zowel als het gaat om het tegengaan van seksueel geweld als om geestelijk welzijn, de coronacrisis heeft ook laten zien dat het zo ontzettend belangrijk is om daarin te investeren. Ik hoor graag een reactie van de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik zie verder geen interrupties. Dan gaan we door naar mevrouw Van Esch namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Vorige week stemde de Kamer voor onze motie om de Staatssecretaris van Volksgezondheid alle ruimte te geven om een effectief preventiebeleid te ontwikkelen en om de basisgezondheid in Nederland te verbeteren. Wat ons betreft, is dat een echte doorbraak, want nu is er eindelijk een meerderheid in de Kamer die echt vooruit wil op het gebied van preventie. We weten allemaal dat in de afgelopen kabinetsperiode effectieve maatregelen die deze Staatssecretaris had willen doorvoeren, zijn tegengehouden. Maar nu kan deze Staatssecretaris dus ondanks zijn demissionaire status – nog even dan – op volle kracht vooruit met dit preventiebeleid.

Dat is wat ons betreft echt fantastisch, want we hebben geen tijd te verliezen. De helft van de volwassen Nederlanders is te zwaar en deze mensen lijden vaak ook nog aan gerelateerde aandoeningen zoals diabetes type 2 en hart- en vaatziekten. En die mensen zijn bovenal extra kwetsbaar voor corona. Op de ic liggen bovengemiddeld veel mensen met overgewicht. Er zijn alweer meer dan een miljoen mensen met diabetes type 2, en dat komt niet zomaar uit de lucht vallen. We weten allemaal hoe makkelijk het is om aan ongezond voedsel te komen en hoe moeilijk het is om het te weerstaan. Maar de wetenschap zegt het al jaren. De aanpak waarbij individuele keuzevrijheid centraal staat, werkt niet. Dus pak nou die ongezonde leef- en voedselomgeving aan!

Voorzitter. Wat de Partij voor de Dieren betreft, is strengere wetgeving nu dus echt niet anders dan noodzakelijk. Bedrijven die ongezonde producten verkopen, hebben op dit moment zo goed als vrij spel. Het overgrote gedeelte van de producten en aanbiedingen van supermarkten zijn op dit moment gewoon ongezond. Driekwart van de producten voor kinderen zijn ongezond. Driekwart van de producten! Het aantal fastfoodrestaurants in Nederland is in de afgelopen jaren fors gegroeid. In Utrecht is het aanbod zelfs verdubbeld. Ondertussen maken deze bedrijven recordwinsten tijdens de coronacrisis terwijl er mensen met overgewicht op de ic liggen.

Het wordt natuurlijk hoog tijd dat die bedrijven verantwoordelijkheid gaan nemen en dat ze ook verantwoordelijk worden gehouden, want mensen hebben recht op een gezonde omgeving. Ik wil daarom een aantal voorstellen doen. Een aantal daarvan zullen mensen waarschijnlijk niet vreemd in de oren klinken, want die hebben wij al vaker gedaan. Bij dezen gaan wij dus nog een poging doen. Hoewel deze Staatssecretaris altijd al heel welwillend was, heeft hij nu echt het mandaat van de Kamer gekregen om een stevig preventiebeleid te voeren. Ik ben dus heel benieuwd hoever we dit keer gaan komen. Dat moet dit keer wel gaan lukken. Hopelijk gaat dat gebeuren.

Ik noem allereerst de spoedwetswijziging waarmee gemeenten in staat worden gesteld fastfoodrestaurants en snackbars te weren. Ik noemde die wijziging net al even in een interruptiedebat met het CDA. De wethouders in de vier grote steden gaven het al aan en met de coronacrisis is de noodzaak echt enorm urgent geworden. Zodra die steunpakketten aflopen en de economische crisis in volle hevigheid toeslaat, vrezen wij ook dat veel winkeliers en horecaondernemers het niet redden en dat daar fastfoodrestaurants voor in de plaats zullen komen. Door de Universiteit van Amsterdam is al onderzoek uitgevoerd. Zij hebben aangegeven dat het snel geregeld kan worden en de wetswijziging er gewoon kan zijn, bijvoorbeeld door aanpassing van de Warenwet. Ik ben benieuwd hoe de Staatssecretaris daartegen aankijkt. Is hij bereid om te kijken hoe snel we de Warenwet kunnen aanpassen om dit zo snel mogelijk voor gemeentes mogelijk te maken?

Ten tweede kan het natuurlijk niet zo zijn dat het budget voor preventie vanaf volgend jaar omlaaggaat. Daardoor komen cruciale programma's om diabetes type 2 te voorkomen en de hulp om te stoppen met roken in het gedrang. De Partij voor de Dieren vindt echt dat dat niet kan. Dit zou vanaf 2022 zijn. Wij hopen dan ook dat we dit kunnen voorkomen en hebben daar alvast een motie voor achter de hand. We hopen dat dit kan veranderen.

Ten derde stel ik voor om een cruciale fout van het kabinet op de valreep te herstellen. Dat is de cruciale fout om de btw op groenten en fruit te verhogen. Wij vinden dat de btw op in ieder geval groenten en fruit omlaag moet. Dat zou prima kunnen en wij vinden echt dat dit het moment is om daarvoor te gaan.

Ten vierde stel ik voor om de suikertaks in te voeren en suiker zwaarder te belasten. We weten dat de belasting op suiker in het Verenigd Koninkrijk er echt voor heeft gezorgd dat er minder suiker wordt toegevoegd aan bijvoorbeeld frisdrank. Er is al een aangehouden motie van de Partij voor de Dieren op dit punt. Ik overweeg op dit moment om haar in stemming te brengen, om nu echt werk te gaan maken van de suikertaks in Nederland.

Voorzitter. Voordat ik afsluit, heb ik nog twee korte vragen. In het najaar is er een motie aangenomen van mij en collega Van Meenen van D66 om scenario's uit te werken voor een gefaseerde landelijke implementatie van de gezonde schoollunch. Ik ben benieuwd hoe het daarmee staat. Kunnen we ervan uitgaan dat er straks een uitgewerkt plan op de formatietafel ligt? Dat zou wat ons betreft heel fijn zijn. De motie vroeg daar ook om en ik ben benieuwd wat de status is.

Dan mijn laatste vraag. Vorig jaar bleek uit het rapport van UNICEF dat 70% van de producten in het babyschap in de supermarkt ongezond is. 70% van de voeding die mensen aan baby's geven en die ze kopen in de supermarkt, is ongezond. Ik moet dit af en toe nog steeds tot mij laten doordringen. Ouders weten niet eens dat hun baby te veel suiker binnenkrijgt. Ik ben benieuwd wat de Staatssecretaris op dit moment doet om de supermarkten daarin tot verandering te dwingen, zou ik willen zeggen, want hier moeten we echt zo snel mogelijk vanaf.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even rond; er zijn geen interrupties. Dan ga ik door naar D66. Mevrouw Diertens, gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. Wat hebben we een turbulent jaar achter de rug, een jaar waarin we vechten voor onze gezondheid, met goede zorg, maar eigenlijk vooral met preventie. Het bestrijden van corona is preventie in optima forma, van handen wassen tot vaccineren. Waarom? Omdat we ernstige gezondheidsklachten en druk op de zorg hiermee kunnen voorkomen. Preventie is ook actueler dan ooit. Het leeft, er is urgentie. Veel mensen zijn ermee bezig en in bijna alle verkiezingsprogramma's komt het voor. Bij het kabinet mis ik alleen het urgentiebesef dat preventie veel breder is dan corona. Slechts bij één persconferentie is het expliciet aangekaart, maar dat was vooral omdat er in die week net een manifest was overhandigd aan het kabinet. Waarom is er zo weinig aandacht voor? Ik lees wel dat er allerlei sessies zijn geweest met wetenschappers, maar wat gaat er nu dan veranderen?

Dat urgentiebesef is wat mij betreft ook nodig voor onze mentale gezondheid, want tijdens deze lockdown is het voor veel mensen des te zwaarder geworden. Ook hier kunnen preventie en leefstijl helpen. Ik hoor en lees veel positieve verhalen over hoe leefstijlgeneeskunde werkt in de psychiatrie, als behandeling maar ook om ziekten te voorkomen. Is de Staatssecretaris reeds in overleg met veldpartijen in de psychiatrie over dit onderwerp?

Voorzitter. Preventie is actueel en dat komt doordat preventiezorg wegvalt. Dan wordt meteen zichtbaar hoe belangrijk dat is, zoals bevolkingsonderzoeken. De Staatssecretaris zei alles op alles te zetten om de schaarse capaciteit optimaal te benutten. Is dit ook gebeurd of blijven achterstanden oplopen? Ik wil hierbij inzoomen op de preventie van zorg bij huidkanker. Bij de ergste vorm van huidkanker, het melanoom, zijn er volgens het RIVM 1.600 tot 2.800 gezonde levensjaren verloren gegaan door het uitvallen van zorg. Onderzoek toont aan dat al met minimale voorlichting en gerichte preventie levens en kosten kunnen worden bespaard. Is de Staatssecretaris bereid een voorstel te doen om preventie van huidkanker vorm te geven en hierover in gesprek te gaan met het Integraal Kankercentrum Nederland?

De voorzitter:

U heeft een interruptie van de heer Jansen.

De heer Jansen (PVV):

Mijn vraag aan mevrouw Diertens namens D66 is: bent u voorstander van het opnieuw invoeren van het Nationaal Programma Kankerbestrijding, zoals we dat tot 2010 hadden?

Mevrouw Diertens (D66):

Ja, ik begrijp dat er veel samenhang is tussen de verschillende vormen van preventie op het gebied van kanker. Mevrouw Kuik zei het al. Ook ik vind het belangrijk dat er een integrale opzet komt voor de manier waarop we met deze ziekte omgaan en voor de gebieden waarop we kunnen inzetten. Per, oneerbiedig gezegd, kankersoort kan er een diverse aanpak zijn. Maar ik denk dat er ook een gemene deler is die dit op de agenda moet zetten.

De heer Jansen (PVV):

Dank voor uw antwoord, maar dan blijft de vraag: vindt u dat dat moet worden vormgegeven in een nationaal programma, zoals dat er was tot 2010? Dat werkte tot die tijd, maar helaas is indertijd het besluit genomen om ermee te stoppen. Zou het niet goed zijn om dat te heroverwegen?

Mevrouw Diertens (D66):

Ik ben ook heel benieuwd wat onze Staatssecretaris hierop gaat antwoorden. Mevrouw Kuik en u hebben er vragen over gesteld. Het is indertijd om redenen afgeschaft. Ik denk dat het goed is om te kijken hoe dat weer kan worden ingevoerd.

De voorzitter:

U kunt met uw betoog verdergaan.

Mevrouw Diertens (D66):

Is de Staatssecretaris bereid om een voorstel te doen ... Pardon, dit heb ik al gezegd. Dit zijn kansen die we niet mogen laten liggen.

Voorzitter. Dan iets over vaccineren. Ik constateer dat de focus nu erg ligt op corona. Dat is terecht, maar tegelijkertijd moeten we rekening houden met andere dreigingen. Dat kunnen lokale uitdagingen zijn, zoals HPV en het rotavirus, maar ook dreigende pandemieën als ebola en zika. Het rotavirus is al vaker besproken. Een aantal Europese landen vaccineren al standaard alle kinderen tegen het rotavirus. Hoe kan het dat we bij corona wel zo eensgezind zijn, terwijl er bij het rotavirus zo veel verschillen bestaan? Wanneer komt de Gezondheidsraad met een advies? Twee jaar geleden diende ik het met het CDA een motie in om te vragen naar de rol van apothekers bij vaccineren. Ik lees momenteel alleen dat men in gesprek is, maar wat is de status hiervan? Wat wilt u precies?

Ten aanzien van virussen met een meer wereldwijde dreiging vraag ik de Staatssecretaris of we gaandeweg deze crisis ook meteen aan het evalueren zijn. Zijn we al in kaart aan het brengen hoe we ons beter kunnen voorbereiden op nieuwe pandemieën, door te kijken naar voorraden, organisatie en wetenschappelijk onderzoek? Het is verstandig er nu over na te denken, want we zien dat het onderzoek naar andere virussen nagenoeg stilstaat door corona.

Graag zeg ik nog iets over preventie die wat minder zichtbaar, maar net zo belangrijk is: de leefomgeving. Het streven moet zijn om een leefomgeving te hebben die stimuleert om gezonde keuzes te maken, bijvoorbeeld doordat je er veilig kan fietsen. Maar het kan ook gaan om voeding. Het pleidooi van de wethouders van de grote steden begrijp ik. Je wil niet dat alle voedselaanbod in je stad bestaat uit fastfoodketens. Zij vragen instrumenten om hier beter op te kunnen sturen, want dit vraagt wel uitzoekwerk. Wat is de beste en de eerlijkste oplossing?

Over de supermarkten het volgende. Het is een plek waar we vaak komen, zeker nu. In het Preventieakkoord is afgesproken dat supermarkten consumenten gaan verleiden om meer producten binnen de Schijf van Vijf te kopen, maar geen enkele supermarkt heeft duidelijke doelstellingen. En maar liefst 82% van de aanbiedingen in de folders – het is al gezegd – is juist ongezond. Is de Staatssecretaris al in gesprek geweest met de branche? Is hij het met mij eens dat het minste dat wij kunnen vragen duidelijke doelstellingen zijn? En dat was toch ook het hele doel van het Preventieakkoord?

Voorzitter, ten slotte. Het is goed dat het Preventieakkoord er deze kabinetsperiode is gekomen en dat het onderwerp zo hoog op de agenda staat. Dat doet mij heel erg goed. Ik zie het als een aftrap naar meer. Met mijn initiatiefnota over een gezonde leefstijl, waarin ik pleit voor gezond beleid, meer beweging, gezonde voeding en een gezonde leefomgeving heb ik de koers geschetst voor de volgende stappen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk rond en ik zie dat er verder geen opmerkingen zijn. Dan gaan we naar GroenLinks, naar de heer Renkema. Gaat uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de collega-Kamerleden in deze commissie voor de uitbreiding van de spreektijd. Dat was volgens mij ook wel nodig gezien de vele stukken op de agenda.

Eerst een wat algemener punt. In 2018 – het is al gememoreerd – presenteerde het nu demissionaire kabinet het Preventieakkoord. Dat gebeurde met de nodige trots. Heel veel organisaties hebben meegetekend en er werd dan ook gezegd dat er een groot draagvlak was. Maar preventie is cruciaal en dat blijkt ook wel in deze pandemie. Ik denk dat het kabinet op een aantal punten toch heeft gefaald om een echt substantiële verandering te bewerkstelligen. De reden waarom ik dat zeg, is dat het RIVM bij de presentatie van het Preventieakkoord al aangaf dat de doelen niet gehaald zouden worden. Met een mooi woord heette dat de «ex-ante-evaluatie». Maar dat betekent eigenlijk dat op voorhand werd gezegd: de doelstellingen zijn goed, maar de middelen schieten tekort. Toen zei de Staatssecretaris: ik kom nog met aanvullende maatregelen als dat echt het geval blijkt te zijn. Die heb ik nog steeds niet gezien! Mijn vraag aan de Staatssecretaris is dan ook: wanneer krijgen we die extra maatregelen?

Dan een aantal meer specifieke punten en allereerst bevolkingsonderzoek. Op dit moment zijn er circa 2.500 minder borstkankerdiagnoses dan verwacht mocht worden. Minder diagnoses, maar ik vrees niet minder nieuwe gevallen. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om nu de screeningscapaciteit laag is zelfonderzoek te promoten? En wat is het perspectief op de langere termijn? Ook wil ik graag weten hoe hij kijkt naar het aanbieden van een MRI-scan aan vrouwen met dicht borstklierweefsel om ook bij hen vroegtijdige opsporing mogelijk te maken.

Dan wil ik ook graag weten of hij een verlaging van de leeftijdsgrens bij het onderzoek naar darmkanker wil overwegen. Ik vind het jammer om te lezen dat hij op dit moment die urgentie niet voelt. Ik zou daar graag meer over willen horen.

Ook vraag ik me af hoe de Staatssecretaris staat tegenover het introduceren van een landelijk bevolkingsonderzoek naar longkanker. De SP vroeg er ook al naar.

In de brief aan de Kamer geeft de Staatssecretaris aan dat de vaccinatiegraad voor het eerst in vijf jaar licht is gestegen. Dat is een heel positieve ontwikkeling. Toch is bijvoorbeeld een vaccinatiegraad van 64% bij het HPV-vaccin laag. Ik zie dat de Staatssecretaris inzet op het tegengaan van desinformatie en het verlenen van goede informatie, maar wat zijn de doelen in termen van vaccinatiegraad voor deze inzet en op welke termijn kunnen die worden behaald?

In 2018 suggereerde ik de introductie van een vaccinatiepaspoort. Nu, met de huidige GGD-campagne, lijkt het vastleggen van de precieze vaccinatie die iemand krijgt, essentieel. Is er bij de Staatssecretaris op dit punt sprake van voortschrijdend inzicht?

Wij staan positief tegenover de intentie van de Staatssecretaris om het aantal verkooppunten van tabak drastisch te verminderen. Ik vraag me wel af waarom het verbieden van tabaksverkoop in bijvoorbeeld tankstations pas na 2030 op de agenda staat. Daar hebben we zonet ook naar gevraagd in het debat met het CDA. Waarom moet het nog zo lang duren? Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om in de wetgeving die hij nu ontwikkelt voor de verkoop van tabak op internet en in de supermarkten alvast ruimte te creëren om later ook tankstations en gemakszaken, lees «tabakszaken», te kunnen reguleren? Ook is er op dit moment in Nederland geen vergunning nodig om tabak te mogen verkopen. Als er zoals nu wordt voorgesteld een verbod wordt ingevoerd voor supermarketen om tabak te verkopen, verplaatst de markt zich dan niet? Hoe gaat de Staatssecretaris de controle op het aantal verkooppunten behouden? Zou hij een vergunningstelsel willen overwegen?

Voorzitter. Al meer partijen hebben naar de suikertaks gevraagd. Mijn fractie heeft de Staatssecretaris al meerdere malen gewezen op het wetenschappelijk bewezen belang van zo'n suikertaks. Er zijn berichten verschenen over de invloed van de levensmiddelenindustrie en het dwarsbomen daarvan ten tijde van het sluiten van het Preventieakkoord. Uit onderzoek van het RIVM blijkt dat het instellen van een suikertaks ervoor zorgt dat de verkoop van die belaste frisdranken drastisch afneemt. We zien dat dit in heel veel andere landen werkt en waarom gaat de Staatssecretaris dan toch verder met zijn toch vrijblijvende gesprekken met de levensmiddelenindustrie? In dat verband maak ik me ook zorgen over het Akkoord Verbetering Productsamenstelling. De ChristenUnie vroeg er in een ander debat met de VVD ook al naar. Het RIVM constateert dat na zes jaar dat Akkoord Verbetering Productsamenstelling eigenlijk maar minimaal – dat zijn de woorden va het RIVM – heeft bijgedragen aan verbetering van de productsamenstelling. En toch kiest de Staatssecretaris ervoor om weer in gesprek te gaan over een nieuw akkoord met meer zelfsturing, maar waarom geen bindende afspraken voor fabrikanten op productverbetering?

De heer Bolkestein (VVD):

Ik hoor veel citaten uit RIVM-rapporten, die ik toch anders heb gelezen. Zo daalt het gebruik van suiker in Nederland al tien jaar. Dat daalt heel rap. Ziet u dat niet als een positieve uitwerking van het huidige beleid? Of denkt u dat dat toeval is? Hoe kunt u dat dan plaatsen?

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik ontken zeker niet dat producenten langzaam maar zeker wat minder suiker toevoegen aan producten. Het duurt alleen veel te lang. Uit het onderzoek van het RIVM naar de suikertaks blijkt dat de verkoop van suikerhoudende producten snel daalt op het moment dat daar een prijsprikkel in zit. Dat blijkt ook in Groot-Brittannië het geval te zijn. Daar heeft de levensmiddelenindustrie de overheid zelfs verzocht om met een suikertaks te komen. Dan zie je dat juist de groepen die daar het meest gevoelig voor zijn, steeds minder suiker gaan gebruiken. Prachtig als er in de levensmiddelenindustrie ambities worden uitgesproken en als dat ook leidt tot maatregelen, maar ze zijn te langzaam en ze komen te laat.

De voorzitter:

Volgens mij kunt u uw betoog voortzetten. Geen vervolgvraag, begrijp ik? Of toch wel?

De heer Bolkestein (VVD):

Toch wel. Mijn vraag was net ook al wanneer het snel genoeg is en wat concrete doelen willen. Dit is een bewegend target. We hebben niet een bepaald moment ... Als ik u vraag op welk moment het goed is met de hoeveelheid suiker, dan gaat u hopelijk aangeven dat zo'n moment niet kan worden gevonden. Mijn vraag is dan wel op welke basis wij nu kunnen zeggen dat het niet snel genoeg gaat. Als de huidige samenwerking tussen branche en overheid wel degelijk resulteert in een vermindering van suiker, op basis waarvan zeggen wij dan dat het niet goed is en dat het sneller kan? Die lijn van de hoeveelheid suiker die wij gebruiken, gaat heel steil naar beneden.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ja, maar er gaat ook een lijn steil omhoog, namelijk het aantal mensen met overgewicht. Het is geen bewegend target. Het is een middel. Wij moeten ons richten op de doelen. Daarvoor zitten wij hier in de Tweede Kamer en daarvoor hebben we een kabinet. Dat moet zeggen: wij willen af van het aantal mensen met overgewicht, wij willen af van het aantal mensen dat rookt; die aantallen moeten naar beneden. Als je die doelen stelt, en dat is in het Preventieakkoord gebeurd, dan is het werkelijk te bizar voor woorden dat het wetenschappelijk instituut dat je daarvoor hebt en dat een advies geeft, het RIVM, op voorhand zegt: de maatregelen die dit kabinet in het Preventieakkoord tegen overgewicht neemt, gaan dit doel niet halen. Dat wisten we toen we dit drie jaar geleden gepresenteerd kregen. Vandaar dat ik de discussie over de middelen een afglijden vind. We moeten terug naar de doelen en dan blijkt dat zo'n suikertaks het doel sneller dichterbij haalt, en dat zou ik heel graag willen.

De voorzitter:

Gaat u door met uw betoog.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik heb nog twee punten. Mijn collega van de Partij voor de Dieren zei ook al even dat er een rapport ligt van het RIVM met als titel Gezonder op de basisschool: schoollunches en meer bewegen. Ik wil graag nog wat meer toelichting van de Staatssecretaris daarop. Wat vindt hij daarvan en wat gaat hij daarmee doen? Ik heb er in het verleden ook moties over ingediend hoe het gaat als je via een schoollunch een aantal doelen kunt bereiken, niet alleen gezondheid, maar nog veel meer doelen. Tijdens de begroting – het is al even genoemd door mevrouw Van Esch – is een breed gesteunde motie ingediend door de Partij voor de Dieren en D66 over het uitwerken van een aantal scenario's voor hoe je zo'n schoollunchprogramma in Nederland zou kunnen uitrollen. Hoever is het kabinet daarmee en lukt het om bij de nieuwe formatie een aantal scenario's op tafel te hebben liggen, zodat er snel kan worden gehandeld?

Tot slot waarschuwen gedragswetenschappers ervoor dat de huidige coronacrisis het drugsgebruik onder jongeren sterk bevordert. Heeft de Staatssecretaris hier op dit moment zicht op? Als dat niet het geval is: zou hij bereid zijn om het effect van de coronapandemie op het drugsgebruik onder Nederlandse jongeren in kaart te brengen en daarover nog een reactie naar de Kamer te sturen?

Dat was het. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U heeft nog een interruptie van mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Het is interessant dat de heer Renkema eindigt met het aanpakken van drugs of in ieder geval: hij ziet iets waar hij wat van vindt. Ziet de heer Renkema ook het gevaar dat we, als we straks weer naar een festival mogen en het weer mag, weer terugschieten in het oude normaal, waarin een pilletje op festivals normaal is? Is de heer Renkema het met mij eens dat we dat zouden moeten voorkomen?

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik weet niet wat het oude of het nieuwe normaal is als het gaat over drugsgebruik. Ik denk dat we hier ook niet zitten om een debat te voeren over drugsbeleid. We hebben het hier wel over gezondheid. Dat is volgens mij echt een ander debat, dat we ook voeren met een andere bewindspersoon. Wij staan vaak tegenover elkaar als het gaat over hoe jongeren omgaan met drugs, maar volgens mij delen we dat de gezondheid van jongeren altijd voorop moet staan. De maatregelen die je moet nemen om te voorkomen dat er excessen ontstaan, daar kijken wij verschillend naar. Bij het CDA neigen die maatregelen er eerder toe, het vooral te verbieden, terwijl ze bij ons veel meer op het vlak van preventie en voorlichting liggen. Mijn vraag aan de Staatssecretaris betreft de huidige coronapandemie. Heel veel jongeren zitten nu thuis, maar dat wil niet zeggen dat ze daar geen drugs gebruiken. We hebben ook een aantal voorbeelden in de media gezien van jonge kinderen die daarmee experimenteren. Mijn vraag aan de Staatssecretaris is wat op dit moment, in die coronapandemie, de situatie is. Wat weten we daarvan? Dat gaat niet zozeer over de situatie ná corona, laten we daar nog niet op vooruitlopen.

De voorzitter:

Laatste punt van mevrouw Kuik. Gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Maar daar hebben we het natuurlijk bij preventie wel over, bijvoorbeeld het voorkomen van drugsgebruik. De heer Renkema kan zeggen dat we daarover van mening verschillen, maar preventie gaat niet alleen over voorlichten, maar ook over het voorkomen van gezondheidsschade. Drugs zijn een breder probleem dan alleen de gezondheid van jongeren. Het gaat ook om de jongeren die worden geronseld door drugscriminelen, dus datgene wat de gebruiker mede mogelijk maakt.

De voorzitter:

Is dat uw vraag?

Mevrouw Kuik (CDA):

Mijn vraag is deze. We zien dat in de festivalbranche veel wordt gebruikt. Ziet de heer Renkema ook niet een kans om aan de Staatssecretaris te vragen om, als straks die branche weer opengaat, iets te doen aan preventie en het grote drugsgebruik op festivals te voorkomen en terug te dringen?

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik zie het verband niet met mijn vraag. Dat wil ik nog één keer toelichten. Wij vinden drugsgebruik onder jongeren, of het nou gaat over ecstasy, wiet of andere pillen die geslikt worden, een probleem als het leidt tot gezondheidsschade. Op het moment dat we zeggen «dat moeten we beïnvloeden», dan kiest het CDA – daar hebben we de afgelopen jaren verschillende keren nadrukkelijk met elkaar van mening over verschild – voor het uitleggen van preventie als een soort juridische maatregel om ervoor te zorgen dat je geen pillen meer kunt gebruiken als je naar een festival gaat. Dat is dus eigenlijk controle bij de poort. Wij kiezen ervoor om te zeggen: laten we heel goed kijken wat wel of niet mogelijk is en zorg ervoor dat jongeren weten welke risico's ze nemen. Dat zal er eerder toe leiden dat je bijvoorbeeld drugs laat testen dan dat je probeert ze uit onze samenleving te krijgen, want de war on drugs, waar het CDA de laatste jaren zo op hamert, heeft de afgelopen decennia alleen maar geleid tot meer schade en meer criminaliteit dan legalisering.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Bolkestein.

De heer Bolkestein (VVD):

Sorry voor de volgorde, maar ik moet even terug naar de suikertaks, want ik wil niet dat in de lucht blijft hangen dat de VVD obesitas geen probleem vindt. Dat vindt de VVD wel. De automatische conclusie «het suikergebruik moet minder» is intuïtief heel begrijpelijk, maar het RIVM-rapport, dat ik even gauw gegoogeld heb, zegt toch echt heel duidelijk: «Het is niet duidelijk in hoeverre deze veranderingen in de verkoop het directe gevolg zijn van de belasting.» Het RIVM-rapport laat dus juist zien dat er geen conclusies kunnen worden getrokken over de effectiviteit van de suikertaks. Misschien is het beter om het dan even goed te citeren.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik heb dat rapport ook gelezen en ik vind dat het RIVM op dit punt eigenlijk heel erg sterk het verband legt tussen causaliteit van een maatregel en gewichtsafname. Maar zij constateren wel dat er minder wordt verkocht. Zij zeggen: je kunt niet uitsluiten dat diezelfde mensen ook andere maatregelen nemen, bijvoorbeeld – daar begon de heer Bolkestein mee – dat ze meer zijn gaan fietsen. Dat kan. De causaliteit tussen suikertaks en gewichtsafname wordt dus niet aangetoond volgens het RIVM, maar wel een afname van het aantal producten dat mensen kopen waar suiker in zit. We hebben hetzelfde rapport gelezen, neem ik aan.

De heer Bolkestein (VVD):

Ik lees het net voor, ja.

De voorzitter:

Meneer Bolkestein, dank u wel. Meneer Renkema, was dat uw inbreng? Dan gaan wij door naar 50PLUS. Mevrouw Sazias, gaat uw gang.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Dank u wel, voorzitter. De roep om preventie wordt steeds groter en breder vanuit alle vakgebieden. Maar het lukt slecht, want ons gezondheidssysteem is daar helemaal niet op ingericht. Het uitgangspunt is medicalisering wanneer er al iets mis is. Door de coronacrisis krijgt het belang van een goede leefstijl steeds meer aandacht. Maar een terugkomend probleem blijven de regionale verschillen op het gebied van aandacht voor een gezonde leefstijl. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat die regionale verschillen worden verkleind?

Dan over diabetes type 2. Er zijn al heel veel aanwijzingen waaruit blijkt dat mensen met diabetes type 2 met een betere en actievere leefstijl van hun medicijnen af kunnen komen. De bestaande GLI's, gecombineerde leefstijlinterventies, zijn preventief en gericht op overgewicht en gewichtsverlies, maar niet op het omkeren van diabetes type 2. Wij vragen de Staatssecretaris om te kijken of hij binnen het Preventieakkoord specifieke programma's juist voor die omkering van diabetes type 2 zou kunnen organiseren.

Overigens moet het niet alleen gaan over obesitas, maar ook over ondervoeding. 50PLUS vraagt daar steeds aandacht voor. Ondervoeding, vooral bij ouderen, is minstens ook een groot probleem. Daarvan zijn de ziektekosten en de gevolgen niet onaanzienlijk.

Structurele financiering van preventie is ook een probleem. Die is er niet. Dat helpt niet om goed door te kunnen pakken. Financiering moet geregeld worden over de schotten heen. Hoe denkt de Staatssecretaris dit te gaan organiseren?

Voorzitter. Een aantal collega's hebben het al gehad over de fastfoodketens en de gezonde leefomgeving. Kijk nou zelf als je hier de Kamer verlaat; het is nog een karwei om hier in de buurt echt iets gezonds te kopen. Nu blijkt dat gemeenten weinig kunnen doen om die fastfoodketens te weren en dat zij een beroep doen op het Rijk om daar regels voor te vinden. Een aantal collega's hebben daar al aandacht voor gevraagd. Of dat nou via de Warenwet of de Omgevingswet moet, ik hoor graag van de Staatssecretaris hoe hij daar samen met de Minister van Binnenlandse Zaken mee aan de slag gaat.

Een ander onderwerp waar ik nog niks over gehoord heb, is valpreventie. Dat is een belangrijk onderwerp voor 50PLUS. Het aantal valincidenten nam in 2019 toe. Er werden in 2019 maar liefst 109.000 65-plussers op de spoedeisende hulp behandeld na een valongeval. Bijna 80.000 van hen liepen door hun val zelfs ernstig letsel op. De verwachting is dat dit in 2020 verder zal toenemen, zeker nu de cursussen voor valpreventie door corona stil zijn komen te liggen. Hoe gaat de Staatssecretaris hier extra aandacht voor vragen?

Voorzitter. Alzheimer Nederland en de Hersenstichting doen een dringend beroep op ons om aandacht te besteden aan hersengezondheid om zo dementie, depressie en beroertes te voorkomen. 50PLUS kan zich hier helemaal in vinden en heeft het al eerder aan de orde gesteld. Minister De Jonge heeft toegezegd zich hierover te buigen. Heeft hij daar inmiddels al over gesproken met de Staatssecretaris? Is de Staatssecretaris bereid om het verbeteren van de hersengezondheid expliciet mee te nemen bij de maatregelen van het Nationaal Preventieakkoord, om zo het risico op hersenaandoeningen te verkleinen?

Dan heb ik nog een vraag over het bevolkingsonderzoek naar darmkanker. Dat wordt nu gedaan bij mensen van 55 tot 75 jaar, maar dikkedarmkanker komt steeds vaker bij jongere mensen voor. Zou de Staatssecretaris een mogelijk lagere ondergrens voor deelname willen overwegen, in elk geval voor mensen die een erfelijke aanleg hebben?

Dan wil ik me dringend en van harte aansluiten bij de oproep van de heer Renkema voor een MRI voor dicht borstweefsel. Daar zijn heel vaak problemen mee. Heel veel vrouwen hebben daar last van. Tumoren kunnen dan niet worden gezien, dus ik sluit me daar zeer bij aan.

Dan heeft 50PLUS ook nog een aantal vragen over de vaccinaties. Wat is de stand van zaken wat betreft de motie die vraagt om maximaal in te zetten op het binnen korte termijn beschikbaar maken van het gordelroosvaccin voor mensen boven de 60 jaar? Zijn de vaccins inmiddels beschikbaar of nog steeds niet? Kan de Staatssecretaris toelichten hoe dat komt? En hoe gaat het met het inenten van de ouderengroepen met het pneumokokkenvaccin? De 60- tot 80-jarigen zouden van oud naar jong worden uitgenodigd. Hoever zijn de huisartsen inmiddels?

Voorzitter. Veel mensen hebben hier ook gesproken over tabak en e-sigaretten. Mentholsigaretten worden verboden. De e-sigaret willen ook heel veel mensen verboden hebben. Ik herhaal nu mijn vraag aan de Staatssecretaris: waarom vinden wij het goed dat er producten worden verkocht waar arsenicum in zit, ammoniak, die de luchtwegen verwijdt zodat er extra diep geïnstalleerd kan worden, polonium, dat het extra verslavend maakt, en benzeen? Dat is zeer kankerverwekkend en mag in Nederland niet meer gebruikt worden voor industriële doeleinden, zoals het maken van inkten, rubber of verfafbijtmiddelen, maar we mogen het nog wel gewoon roken! Waarom staan wij toe dat die stoffen in sigaretten zitten? Sigaretten is tabak, toch? Doe er tabak in en verder niks.

Dat is het slot van mijn bijdrage, voorzitter. Ik ben benieuwd naar de beantwoording.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk even rond. Ik zie geen interrupties. Dan gaan we als laatste spreker naar mevrouw Dik-Faber van de ChristenUnie.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Ik laat hier ook even de klok meelopen.

Voorzitter. Dat veel mensen met overgewicht zwaarder getroffen worden door corona laat zien dat preventie belangrijk is en eindelijk voeren we daar vandaag een debat over. De noodzaak van preventie is nog nooit zo groot en zichtbaar geweest. Het zorgstelsel moet veranderen. Het gaat niet om ziekenzorg, zoals nu, maar om gezondheidszorg. We moeten van ziekte en zorgverlening naar preventie en een gezonde leefomgeving. Het zou goed zijn als preventie wordt georganiseerd over de schotten van de zorg heen, zoals bij de zorg gericht op het stoppen met roken, zodat zorgprofessionals en patiënten hier op alle niveaus mee aan de slag kunnen gaan.

Dank aan de Staatssecretaris voor wat hij in gang heeft gezet met de leefstijlcampagne. Wanneer start deze? Door corona zal extra inzet op leefstijlpreventie in de komende tijd niet overbodig zijn. Wij moedigen de Staatssecretaris dan ook aan om ook in demissionaire staat door te gaan met het voorkomen van gezondheidsschade en het inzetten op de preventieagenda.

Voorzitter. Gezonde voeding is een van de eerste onderwerpen die ik wil bespreken. Het is goed om te lezen dat de Nutri-Score een eind gevorderd is. Staan de seinen ook internationaal nog op groen, zodat de score medio 2021 ook echt ingevoerd kan worden in ons land?

Ik ben wat minder optimistisch over het voedselaanbod. We kopen 70% van onze voeding in de supermarkt. Daarmee hebben supermarkten een enorme invloed op wat we kopen. Meer dan 80% van de aanbiedingen in supermarktfolders is voor ongezonde voeding. Ik zou dat graag andersom zien: 80% reclame voor gezonde voeding uit de Schijf van Vijf. Binnen supermarkten staan nog veel te veel ongezonde producten op prominente plaatsen. Spreekt de Staatssecretaris de supermarkten, als partner van het Preventieakkoord, ook aan op hun verantwoordelijkheid? En wat zijn de resultaten?

Ik zei het al in mijn interruptiedebatje richting de VVD: het Akkoord Verbetering Productsamenstelling is failliet. Er komt gelukkig een nieuw systeem voor productverbetering met bindende afspraken voor de levensmiddelenindustrie. De Staatssecretaris gaat kijken of de doelen scherper kunnen naar aanleiding van de consultatie, maar de doelen moeten scherper. Kiezen we voor de industrie of voor de volksgezondheid? Ik heb het nog even opgezocht, speciaal voor de heer Bolkestein. Kinderen eten hun lichaamsgewicht aan suiker. Om nog preciezer te zijn: het RIVM zegt dat kinderen tussen de 4 en 8 jaar 31 kilo suiker per jaar eten. Dat zijn gegevens van twee jaar geleden. Dat moet anders; daar zal iedereen het hopelijk over eens zijn.

Dan het straatbeeld. De oproep van de vijf wethouders is mij uit het hart gegrepen. Ze constateren een voedselomgeving die steeds ongezonder wordt en ook nog eens de ongelijkheden vergroot. De gemeenten hebben nu te weinig instrumenten om daar iets aan te doen. Ik kan mij aansluiten bij alle vragen die zijn gesteld hierover. Er is een wettelijk kader nodig: de Omgevingswet of de Warenwet. Kan de Staatssecretaris een toezegging doen?

Dan de gecombineerde leefstijlinterventie. Ik noem Keer Diabetes2 Om. Dat is vaak het gevolg van overgewicht. Met de GLI Keer Diabetes2 Om wordt intensief gewerkt aan een gezondere levensstijl die het overgewicht flink laat afnemen en diabetes type 2 in remissie brengt. Het gaat om een curatieve interventie, dus dat betekent ook intensievere en langere begeleiding. Dat verdient zich ook terug. Vandaar ons pleidooi om hiervoor een aparte prestatie te maken, met een toereikende vergoeding.

In het algemeen viel mij op dat gecombineerde leefstijlinterventie nog weinig wordt voorgeschreven door huisartsen. Dat is jammer, want daarmee missen we veel kansen. Hoe kan de Staatssecretaris de gemeenten hierin stimuleren? En hoe zorgen we ervoor dat artsen dit zorgaanbod vaker zullen aanreiken?

Dan tabak. De Staatssecretaris heeft veel gedaan om een rookvrije generatie dichterbij te brengen. Het verminderen van verkooppunten is essentieel om dat doel te bereiken. Met het verbieden van de verkoop in supermarkten wordt al een belangrijke slag geslagen. We hopen dat de Staatssecretaris ook het wetgevingstraject snel gaat starten. Hoe wil hij voorkomen dat er een verschuiving van de verkoop plaatsvindt door een stijging van het aantal gemaks- en tabakszaken?

De evaluatie van de accijnsverhoging op sigaretten is bijna gereed. Kan de Staatssecretaris toezeggen dat als de resultaten bevredigend zijn, hij alles in het werk stelt om de prijsverhoging die in het Preventieakkoord is afgesproken, ook te realiseren?

De ChristenUnie zou verder graag zien dat als de horeca weer opengaat – we hopen dat natuurlijk allemaal van harte – iedereen kan genieten op het terras en dat de terrassen rookvrij zijn. Is de Staatssecretaris bereid om wetgeving voor te bereiden, zodat de nieuwe coalitie hier snel meters mee kan maken?

Dan het onderwerp drugs. Een belangrijk onderdeel van preventie is het terugdringen van het gebruik. Op het gebied van alcohol en tabak heeft de Staatssecretaris grote stappen gezet. Wat de ChristenUnie betreft gaan we dat ook doen op het gebied van drugsgebruik. Ziet de Staatssecretaris ruimte om de aanpak van het Preventieakkoord ook te gebruiken om met scholen, de verslavingszorg, burgemeesters en gemeenten tot een preventieakkoord te komen voor het terugdringen van drugsgebruik, in elk geval onder jonge mensen?

Er ligt een voorstel om lachgas toe te voegen aan lijst II van de Opiumwet. Het streven is dat het lachgasbesluit in de tweede helft van 2021 in werking treedt. Dat moet het dan ook echt wel zijn. Liever eerder dan later.

Tot slot in mijn laatste minuut nog één heel belangrijk onderwerp, de mentale druk, de ggz. Ik merk dat dit juist ook in coronatijd meer aandacht nodig heeft. 840.000 jongvolwassenen hebben te maken met een psychische aandoening en er is een groot pleidooi voor meer weerbaarheid. Ik snap dat, maar het probleem is volgens mij niet het gebrek aan weerbaarheid maar de snelheid en de intensiteit van onze samenleving. Wellicht herinnert de Staatssecretaris zich het rubberbootje van psychiater Dirk de Wachter, waarmee hij achter de speedboot van onze samenleving aansnelt. Het zal moeilijk zijn om die dynamiek in onze samenleving te veranderen, dus misschien moeten we ook om die reden wel iets doen aan die weerbaarheid. Daarom mijn vraag: vindt de Staatssecretaris het een goed idee om een preventieprogramma mentale gezondheid op te stellen?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er zijn verder geen interrupties. Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Wij gaan over twintig minuten over op de beantwoording in eerste termijn van het kabinet.

De vergadering wordt van 15.15 uur tot 15.37 uur geschorst.

De voorzitter:

Collega's, het is twee minuten na het afgesproken tijdstip. Volgens mij zit iedereen weer op z'n plek. We beginnen met de eerste termijn van het kabinet en daarvoor geef ik graag het woord aan de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter, hartelijk dank. Ik begin met een algemene inleiding. Ik spreek mijn dank uit aan de Kamerleden, waarbij volgens mij zonder uitzondering het belang van preventie, gezonde leefstijl, gezondheidsbevordering of welke term wij daar dan ook aan willen koppelen, is benadrukt. Fijn dat dat zo breed gesteund wordt. Over het pakket aan maatregelen dat je daaraan koppelt, verschillen wij soms misschien van mening, maar ik hoor wel heel veel geluiden dezelfde kant op, en dat stemt mij heel vrolijk.

In het algemeen kan ik zeggen dat juist in coronatijd mensen heel veel aan een gezonde leefstijl hebben, en daardoor meer weerstand opbouwen. Mensen met een gezonde leefstijl hebben minder kans op een ernstig ziekteverloop bij infecties zoals corona. Mevrouw Kuik heeft daar volgens mij ook expliciet op gewezen. Daar ga ik zo nog wat nader op in, maar ik wil in dit verband nog een andere autoriteit citeren, Liesbeth van Rossum van de Erasmus Universiteit, die samen met anderen vorig jaar meerdere malen, ook eind vorig jaar nog, het kabinet en in het bijzonder ondergetekende heeft benaderd met het verzoek om daar meer aandacht aan te gaan besteden. Zij zeggen dat je juist in coronatijd het belang van een gezonde leefstijl moet onderstrepen, omdat je daarmee zo veel persoonlijke ellende en drama's kunt voorkomen; het is gewoon heel goed voor de hele samenleving als mensen meer weerstand hebben, ook waar het om de ziektelast gaat.

Wij werken nu ook samen aan een leefstijlcampagne. Ik weet niet of u rond de kerst de campagne «Je hoeft geen rendier te zijn. Word gewoon een wandeldier...» heeft gezien. Die campagne moet een vervolg krijgen. Dat was de aftrap van de campagne over leefstijl. Met het Nationaal Preventieakkoord hebben we wat mij betreft een beweging ingezet die eraan moet bijdragen dat we op drie belangrijke thema's – problematisch alcoholgebruik, overgewicht en roken – forse stappen zetten in de richting van een gezonder Nederland.

Tegelijkertijd, zo zeg ik in alle openheid, zijn we er niet met de huidige inzet. Dat heb ik meerdere malen gezegd, bij de verschillende preventiedebatten. Dat was al van begin af aan duidelijk. We hebben grote ambities op die drie thema's, en het RIVM heeft aan het begin al gezegd: bij roken kom je heel dicht in de buurt, maar bij die andere twee moeten er echt nog een paar stappen extra worden gezet. Daar heb ik nooit geheimzinnig over gedaan, sterker nog: dat rapport is openbaar. Daar wordt ook door sommige Kamerleden van harte uit geciteerd. Uit een extra verkenning van het RIVM blijkt niet alleen dat we nog extra stappen moeten zetten, maar ook dat ten tijde van corona overgewicht toeneemt en mensen vaker een sigaret pakken. Je ziet ook een andere beweging, maar dat betreft een minderheid: er zijn mensen die juist stoppen met roken omdat ze zien dat corona een longgerelateerde ziekte, een longinfectie is. Maar meer mensen grijpen naar extra sigaretten, overgewicht neemt toe, mensen zitten inderdaad te netflixen. Helaas nemen ook de gezondheidsverschillen toe. Ook blijkt dat mensen te weinig bewegen, terwijl dat nou juist zo belangrijk is voor onze fysieke en mentale gezondheid. Het RIVM inventariseert op dit moment welke extra stappen we nog kunnen zetten boven op wat we in het Preventieakkoord hebben afgesproken over die belangrijke thema's. We hopen die inventarisatie van het RIVM in maart te krijgen. Ik hoop dan ook naar de Kamer te komen met concrete, daaraan gekoppelde voorstellen voor wat er dan extra nodig is. Ik hoop daar dan uiteraard ook draagvlak voor te krijgen in het parlement.

Voorzitter. Er is veel bereikt, maar er zijn meer maatregelen nodig om de gezondheid van mensen te beschermen, vooral van kwetsbare mensen. Er moet ook een omslag van «alle aandacht voor ziekte» naar «alle aandacht voor preventie en gezondheidsbevordering» komen. Samen met de Ministers op VWS, Minister De Jonge en Minister van Ark, hebben wij eind vorig jaar, in aanloop naar wat wij steeds de «contourennota» noemen, een discussienota het licht doen zien. De consultatieronde is net gisteren afgelopen. Er zijn inmiddels veel reacties binnen. Ik kreeg vanmorgen nog een hele mooie notitie van de GGD, die volop meedenkt en op hoofdlijnen dezelfde rigoureuze keuzes maakt als wij in deze discussienota, ook op het gebied van preventie. Ik wil onderstrepen dat preventie wel een hele prominente plaats heeft in de discussienota die wij hebben gepubliceerd. Dat was in de versie 1.0 veel minder het geval, maar preventie heeft een steeds prominentere plaats gekregen. Ik ben heel blij met bepaalde uitgangspunten die erin staan, zoals het uitgangspunt dat we de vrijblijvendheid voorbij zijn en dat de financiering veel steviger moet.

Los daarvan merk ik bij veel van onze partners bij de thematafels van het Preventieakkoord veel enthousiasme om door te gaan. Ik merk ook dat velen de ambitie hebben om grotere stappen te zetten. Dat krijgt voor een deel ook zijn weerslag in de discussienota waarover ik het net had.

Wij krijgen daarbij ook steun uit verdachte en onverdachte hoek. Laat ik zeggen: vooral uit onverdachte hoek. Wanda de Kanter stort zich vol op gezondheidsbevordering. Zij heeft daar zelfs haar werk als longarts in belangrijke mate voor opzijgezet. Zij zegt terecht, en dat wil ik hier wel graag quoten, dat in de zorg het verdienmodel te veel is gericht op ziekte, in plaats van op het voorkomen van ziekte, preventie. Dat is wat mij betreft ook een mooie aanloop naar een volgend kabinet. Dan is er Michel van Schaik, die is verbonden aan een van de grootste banken van Nederland, die stelt dat niet alleen de zorg zich met preventie moet bezighouden, maar dat het ook gaat om een gezonde leefomgeving. Dat is een hele brede benadering, maar er moet dus veel meer aandacht zijn voor preventie in het algemeen.

Voorzitter. Het Nationaal Preventieakkoord levert een belangrijke bijdrage en heeft een mooie beweging in gang gezet, maar ik hoop ook dat het nieuwe kabinet dat stokje voortvarend overneemt en extra stappen gaat zetten. Dat brengt mij bij de vraag van de heer Van Gerven ...

De voorzitter:

Excuus dat ik u interrumpeer, maar heeft u blokjes? Dan kunnen wij daar een beetje op anticiperen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Heel goed! Ik heb nu nog een algemeen blokje preventie, over het belang van preventie en de financiering. Dat is een algemeen blokje. Daarna heb ik nog zes andere blokjes. Ik heb wel iets meer dan acht minuten, hè?

De voorzitter:

U heeft er zes, net als de rest.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar ik dien geen moties in, voorzitter, dus ...

De voorzitter:

Sorry dat ik u onderbreek, maar voor de collega's zeg ik nog even dat zij twee interrupties in tweeën hebben tijdens de eerste termijn van de Staatssecretaris. De Staatssecretaris vraag ik om zo meteen nog even de blokjes te benoemen, zodat iedereen daarop kan anticiperen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat ga ik nu gelijk doen. Ik ga zo eerst nog even iets algemeens zeggen over preventie, maar de blokjes zijn daarna als volgt. Het eerste blokje gaat over overgewicht, waar gezonde voeding bij hoort, het tweede blokje gaat over tabak, het derde over drugs, het vierde over de bevolkingsonderzoeken, het vijfde over vaccinaties en het zesde is het blokje overig, waarvoor het mapje best wel dun is. Dat geeft weer moed.

Voorzitter. Nog even over preventie in het algemeen. De heer Van Gerven vroeg mij om een bespiegeling te geven aan de hand van de vraag: ben je nou tevreden met waar je staat, of had je meer willen bereiken? Het was ook een beetje een retorische vraag, want hij gaf zelf voor een deel het antwoord dat we echt veel meer hadden kunnen bereiken. Dat ga ik ook niet ontkennen; natuurlijk hadden we meer kunnen doen. Tegelijkertijd ben ik oprecht trots op en blij met wat we hebben bereikt met het Preventieakkoord. Het belangrijkste vind ik dat er een grote beweging in gang is gezet die volgens mij ook niet meer te stoppen is. Het maatschappelijk veld is heel breed bezig met het inzetten op preventie. Heel veel acties zijn daaraan gekoppeld. Alle betrokkenen, de meer dan 70 ondertekenaars, zijn volop bezig om stappen te zetten. Zij verdienen wat mij betreft allemaal een compliment. Ik deel het beeld van de heer Van Gerven dat we er natuurlijk nog niet zijn. Dat zei ik net al. Zoals ik net ook al aangaf, is het RIVM bezig met een scan van wat we nog meer kunnen doen. Dat is in opdracht van mij. Ik verwacht het advies van het RIVM in maart. Ik zie ernaar uit om daar dan gelijk weer over in gesprek te gaan met de Kamer en om op basis van dat RIVM-advies te kijken wat we nog meer kunnen doen.

De voorzitter:

U heeft daarop al direct een reactie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik heb een hele korte, feitelijke vraag: wanneer in maart? Is dat voor 17 maart? Of kunt u dat niet aangeven? Dat vind ik namelijk wel...

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik weet geen datum. Ik heb zelf helemaal geen agenda om dat voor of na de verkiezingen te doen, eerlijk gezegd. Laten we veiligheidshalve zeggen: de tweede helft van maart. Dat kan dan zelfs nog voor de verkiezingen zijn, maar ik denk na de verkiezingen. Als mevrouw Van Esch er nog voor de verkiezingen over wil praten, dan wil ik wel kijken of het verhaal er voor de verkiezingen is, maar ik zou er zelf ook nog wel een duiding aan willen koppelen, en daar moeten we ook wel even voor nemen. Het lijkt me dus sowieso haast ondoenlijk om dat gesprek nog voor de verkiezingen met de Kamer te voeren. Maar ik ben op elke datum beschikbaar om met u te debatteren en een gesprek te voeren over preventie, zoals u weet.

Voorzitter. Ik noemde eventjes het Preventieakkoord en wat we daarin bereikt hebben. Los daarvan zijn er ook nog wel andere sporen die het vermelden waard zijn, ook in reflectie op de vraag van de heer Van Gerven. Ik noem de gecombineerde leefstijlinterventie. Ik ben er blij mee dat er in de zorgverzekering nu een basis is om daaraan deel te nemen. Dat is best een mijlpaal. Er zijn nog meer interventies die we daar ook onder willen brengen, zeg ik even in de richting van mevrouw Sazias, zoals valpreventie. Ik kom straks nog specifiek op haar vraag daarover. Toevallig heeft het Zorginstituut vandaag haar addendum... Nee, het is «het Zorginstituut», dus het is «zijn». Het heeft zijn addendum voor de aanpak van overgewicht bij kinderen openbaargemaakt. De GLI is namelijk alleen voor volwassenen, zoals u weet. Dat brengt het uitrollen en onder de werking van de Zorgverzekeringswet brengen van de aanpak van overgewicht bij kinderen weer een stap dichterbij. Dat betekent dat de GLI straks ook voor kinderen beschikbaar komt. Daar zijn we een stap dichterbij.

Ik heb er ook een breed onderzoeksprogramma naar mogelijkheden van leefstijlgeneeskunde opgezet bij ZonMw. Ik stimuleer de samenwerking tussen belangrijke financiers. Niet alleen gemeentes zijn een belangrijke financier van preventie, maar zeker ook de verzekeraars. In de discussienota Zorg voor de Toekomst, die het kabinet heeft gestuurd en waar ik het net over had, heb ik nog een aantal mogelijke versterkingen op het gebied van preventie en consultatie aangebracht. Waar het gaat om het wegnemen van vrijblijvendheid moet u denken aan het versterken van de wettelijke grondslag voor gemeenten om wat te doen aan preventie.

Mevrouw Diertens vroeg: er zijn sessies geweest met allerlei wetenschappers en specialisten, maar wat gaat er nu veranderen? Dat wij de urgentie in het vizier hebben, mag duidelijk zijn, want wij hebben zelf het initiatief genomen om al die mensen bij elkaar te roepen. Naast het Preventieakkoord, waar ik het over had, willen we in de notitie Zorg voor de Toekomst de vrijblijvendheid uit het systeem halen. Dat betekent het in de wetgeving, bijvoorbeeld de Wet publieke gezondheid, opnemen van een verplichting voor gemeenten om, één, op thema's en voor bepaalde doelgroepen in te zetten op preventie, en twee, de financiering beter te regelen voor de taken die ze daarbij krijgen. Dat is mede een vrucht van de gesprekken die we hebben met specialisten op dit terrein.

Daarmee beantwoord ik wat mij betreft ook de vraag van mevrouw Kuiken op dit punt. Zij koppelde daar ook nog wel aan dat je eigenlijk gezondheidsdoelen moet formuleren. Wat mij betreft zouden in de Wet publieke gezondheid inderdaad thema's moeten worden benoemd waar gemeenten op moeten acteren. Dan kun je denken aan thema's die nu in het Preventieakkoord staan, maar waar nu geen enkele verplichting aan gekoppeld is. Dat zou je kunnen uitbreiden met andere thema's en doelgroepen. Ik kan me dan voorstellen dat je daar doelstellingen aan koppelt. Ik zou er wel voor willen waken dat we dat heel gedetailleerd inrichten, zodat gemeenten helemaal geen bewegingsruimte meer hebben om er zelf invulling aan te geven. Zo ver zou ik dus niet willen gaan, maar ik kan me voorstellen dat je doelen koppelt aan de thema's die we in de wetgeving met elkaar formuleren. Ik denk dat mevrouw Kuiken in het debat dat daarover gaat zeker op dit punt een inbreng zal hebben.

De voorzitter:

U heeft ook gelijk een interruptie van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Mijn vraag is even: richt dat zich dan alleen op de gemeenten? Want er liggen natuurlijk ook landelijke doelen die je vorm zal moeten geven. En zo ja, is de Staatssecretaris dan ook bereid om ons per brief inzichtelijk te maken, voor zover dat nog niet beschikbaar was, hoe je in ieder geval die gemeentelijke doelen, maar misschien ook landelijke doelen vorm zou kunnen geven? Dan kan ik daar even mijn tandjes in zetten ter voorbereiding.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar wij hebben natuurlijk het Preventieakkoord, waar de doelen inzitten voor die drie belangrijke thema's, waar ik het al een aantal keer over heb gehad. Die gaan wij de komende maanden niet aanscherpen of bijstellen. Ik denk wel dat de vraag van mevrouw Kuiken wat verder reikt, namelijk of er thema's zijn toe te voegen, bijvoorbeeld mentale gezondheid of drugs, en of je daar dan niet ook doelen aan moet koppelen. Dat lijkt me dan logisch, als je dat op die andere thema's ook doet. Landelijke doelen? Ja. Lokaal vind ik wel primair een lokale bevoegdheid. Ze hebben autonomie. Ze zijn wel gehouden aan de landelijke doelen, maar daarbinnen kunnen ze wel differentiëren. Ik denk dat bijvoorbeeld in de ene gemeente het thema alcohol veel prominenter in beeld is dan in de andere gemeente. Net zo goed geldt omgekeerd dat het thema drugs bij de ene gemeente meer in het vizier is dan bij de andere. Ik zou wel hechten aan lokaal maatwerk op dat punt.

Voorzitter. Waar het gaat om de financiering ...

De voorzitter:

U hebt nog een vraag van mevrouw Kuiken. Ga uw gang.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Ik geloof niet dat we het oneens zijn over wat we willen bereiken, maar als je alleen maar kijkt naar de gemeenten, is het dan niet te gemakkelijk? Want ook preventie ligt natuurlijk voor een deel op ons eigen bord. Daar zoek ik natuurlijk ook gewoon die doelen in. Zou je dat ook niet wettelijk moeten borgen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik vind het een ingewikkelde vraag of je alle doelen in de wet moet borgen, maar ik snap de vraag nu beter en natuurlijk is het antwoord daarop ja. Als we kijken naar de doelen uit het Preventieakkoord die we met elkaar hebben geformuleerd – kijk naar roken: een rookvrije generatie, nul jongeren aan het roken – dan moet je daarvoor nogal wat uit de kast halen. Ik denk dat de belangrijkste stappen in dat kader wel door de rijksoverheid gezet worden, bijvoorbeeld in het verhogen van de prijs van tabak of de beschikbaarheid bij supermarkten, om maar wat te noemen. Dus ja, dat is een opgave van alle overheden, maar sterker nog: ik vind het een opgave van de hele samenleving. Daarom hecht ik er ook zeer aan als bijvoorbeeld het bedrijfsleven nu ook zijn vinger opsteekt en zegt: kunnen wij ook wat doen in het kader van Vitaal Bedrijf? De term is in de eerste termijn niet gevallen, maar het is heel mooi dat ook het bedrijfsleven zegt dat ze er iets in moeten doen. De banken – ik noemde net Michel van Schaik – moeten daar ook aandacht aan geven. En een hele belangrijke die ik nog niet heb genoemd zijn de zorgverzekeraars als belangrijke financier van het zorgstelsel. Er zijn er een paar die echt staan te popelen. Sterker nog, er zijn zorgverzekeraars die al stappen zetten in de richting van meer preventie, niet alleen voor individuen, maar zelfs voor groepen. It takes society to make the world healthier, zeg maar. Volgens mij zijn er veel spelers aan bod, alleen om nou te zeggen dat we voor elke speler een doelstelling moeten koppelen aan de wet? Als mevrouw Kuiken het in die detailvorming zoekt, dan zou ik zeggen: nee. Dat vind ik te specifiek. Ik zou meer overhuivende, brede doelen willen formuleren.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan een interruptie van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik vroeg me iets af. De Staatssecretaris meldde dat GLI prominenter aanwezig is, dat er overleg is met zorgverzekeraars en dat daar ook valpreventie bij in komt en al dat soort zaken. Maar ik heb dit ook in het sportdebat gevraagd en ik vraag het ook in dit preventiedebat: in hoeverre worden sportscholen nu ook betrokken bij het aanbieden van GLI-preventiemethoden? Dat gebeurt namelijk in Arnhem al heel goed binnen een sportschool, ook met ondersteuning van een zorgverzekeraar. In hoeverre is daar ook geïntegreerd beleid op?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat vind ik een goede vraag, omdat GLI goeddeels is afgehecht in de Zorgverzekeringswet omdat de behandelaars, de huisartsen en de eerste lijn mensen kunnen begeleiden, maar het beweegdeel bij de gemeenten zit. Dat is wel spannend, want als een gemeente daar niet in investeert, heb je nog geen goede match. Wij zijn voortdurend bezig om te kijken hoe we GLI kunnen vervolmaken en beter kunnen uitrollen. Voor de corona-uitbraak zag je bij GLI een enorm stijgende lijn. Sinds corona is het wel blijven groeien, maar minder. Het is mede blijven groeien dankzij de brede aandacht die ervoor is. Wij organiseren namelijk oplopen – dat kan tegenwoordig helaas alleen maar virtueel – waarbij ook gemeenten en wethouders en zelfs ook provincies aanhaken om te kijken hoe zij hun aandeel kunnen pakken. Alles onder de Zorgverzekeringswet brengen, zou kunnen – we willen daar serieus naar kijken – maar vooralsnog willen we de verantwoordelijkheid voor het beweegdeel behandelen in de Zorgverzekeringswet bij gemeenten laten. Volgens mij is het ook vooral een cultuurverandering, en ik ben blij met de enorme groei die we gehad hebben. Het is nu een zaak van het goed bekendmaken en zorgen dat huisartsen goed kunnen doorverwijzen naar beweegprogramma's. En dat ligt wel primair op het bordje van gemeenten. Daar zou ik vooralsnog wel op blijven inzetten.

De voorzitter:

Een tweede doorvraag van mevrouw Diertens. Gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

Die versnippering leidt er ook toe, zo heb ik mij laten vertellen, dat bijvoorbeeld een Bas van de Goor Foundation, die bezig is met hele goede dingen zoals wandelmeetings, niet in aanmerking komt voor een bijdrage om dit te stimuleren, terwijl een organisatie die dat vanuit de overheid doet, wel in aanmerking komt. Hij wordt dus niet ondersteund bij zo'n goededoelenloop, die hij dus organiseert, en bij het actief onderzoek dat hij doet met universiteiten en met andere belangrijke partners. Als je het zo versnippert, ligt daar een gemiste kans. Er zijn initiatieven. Laten we die bundelen en ook proberen om het financieel eerlijk te verdelen in een eerlijk speelveld.

Staatssecretaris Blokhuis:

Laat het duidelijk zijn: ik heb een heel goede band met Bas van de Goor, al was het alleen maar omdat hij uit de leukste gemeente van Nederland komt en nog heel goed kan volleyballen ook. De diabeteschallenge waar mevrouw Diertens het over heeft, is inderdaad vooral gericht op bewegen. Dan kom je wel bij het punt dat dat vooral bij de gemeenten ligt. Ik wil mevrouw Diertens wel beloven dat ik wil kijken of er haakjes zijn om dat op een andere manier te financieren, maar ik ga geen overspannen verwachtingen daarbij wekken, omdat het uitgangspunt wel steeds is het volgende is. Bewegen: gemeente. Behandelen: zorgverzekering. Ik wil hierop terugkomen, want ik hecht eraan dat de aanpak van Bas van de Goor die bewezen effectief is, een vlucht krijgt en dat die niet het best bewaarde geheim van de Veluwe blijft.

Voorzitter, mag ik verdergaan? Ik heb nog twee korte punten bij de inleiding over preventie algemeen. De heer Van Gerven vroeg of ik bereid ben om een preventiefonds in te richten. Dat heeft alles te maken met het financieren van preventie. Heel in het algemeen kan ik zeggen dat ik denk dat het niet de vraag is of er extra geld naar preventie moet in de volgende kabinetsperiode, maar hoe en hoeveel. Ik weet niet of dat een preventiefonds moet zijn. Dat is voor mij geen uitgemaakte zaak. Het is wel een van de te verkennen varianten die we ook in beeld brengen. We willen die in beeld hebben. Een preventiefonds wordt dus in beeld gebracht, maar daarnaast bijvoorbeeld ook een brede doeluitkering die naar gemeenten gaat of de reguliere route naar het Gemeentefonds. Misschien zijn er nog wel meer varianten, bijvoorbeeld subsidies. We kijken naar de verschillende instrumenten die mogelijk zijn. Volgens mij hebben de heer Van Gerven en ik één belang, namelijk dat er geld naar preventie gaat. De route waarlangs is een afgeleide vraag. Ik hoorde hem vragen om een preventiefonds. Hij zei dat dat mooi zou kunnen, omdat je dat bijvoorbeeld kunt voeden vanuit de tabaksaccijnzen en dan heb je een soort doelheffing. Je kunt ook wel zeggen dat de accijnzen daarmee haast een soort aflaat worden, zo van: als de tabaksindustrie maar accijnzen betaalt, mag ze veel van die rotzooi verkopen en dan gaan wij ervoor zorgen dat daar goede programma's op worden gezet. Ik zou dat liever willen scheiden, maar ik gooi een preventiefonds niet bij voorbaat weg.

Wij doen het volgende. We hebben AEF gevraagd om verschillende opties van financieringsvormen in beeld te brengen. Dat wordt dit voorjaar gepresenteerd. Dat geef ik dan mee als huiswerk aan een volgend kabinet of als een dringend advies. Maar de verschillende varianten komen in beeld. Volgens mij bedienen we de heer Van Gerven daar optimaal mee.

De voorzitter:

De heer Van Gerven heeft een interruptie daarop. Gaat uw gang.

De heer Van Gerven (SP):

Ik heb geloof ik in mijn betoog de vergelijking gemaakt met het Deltafonds en het Deltaplan. Dat is geloof ik in de orde van 1 miljard. Dat geld kun je dan gebruiken voor drinkwatervoorziening, dijken enzovoorts. Daarop kun je langjarig een plan maken. Het aantrekkelijke daarvan is dat dat geld gewoon gegarandeerd is. Dat komt uit de algemene middelen. Ik denk dat dit bij het preventiefonds ook wel van belang is, omdat we heel veel discussies zien over waar het geld vandaan moet komen. Moet dat van de verzekeraars, van de gemeenten of van die of die komen? Daarom zeggen wij: doe nou zo'n preventiefonds uit de algemene middelen, bijvoorbeeld, waarbij je natuurlijk ook de tabaks- en alcoholaccijnzen kunt bedenken, want die vloeien ook naar de algemene middelen. Maar dan heb je in ieder geval langjarig een groot budget, waarmee je allerlei goede preventieve activiteiten langjarig door kan laten gaan. Dat stel ik dan ook voor.

De voorzitter:

Dat zei u ook in uw eerste termijn, maar wat is uw vraag.

De heer Van Gerven (SP):

Jazeker. Mijn vraag gaat dus over die financieringsvormen. Laat de Staatssecretaris die uitzoeken en is hij daar ook een voorstander van?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik hoop dat AEF meeluistert naar dit debat en anders zullen we hun dit deel van het stenogram wel doorsturen. Wat mij betreft gaat AEF dit type vraagstukken in beeld brengen bij de vraag welke financieringsvorm optimaal is. Volgens mij hebben we hetzelfde belang en willen we ook allebei de beste financieringsvorm. Dat kan misschien uitmonden in een fonds, maar misschien zijn er ook andere routes. Als er maar goed geld naar de preventie gaat.

De voorzitter:

Meneer Van Gerven, doorvragend.

De heer Van Gerven (SP):

Het probleem is dat preventie geld kost, maar dat je de opbrengst niet weet. Zorgverzekeraars staan daarom niet te trappelen of misschien mogen ze ook niet. Als je naar de letter van de Zorgverzekeringswet kijkt, zijn er ook weer allerlei beren op de weg. Dat geldt ook voor gemeentes enzovoorts. Onderkent de Staatssecretaris die problematiek? Vindt hij ook dat we naar een financiering moeten waarbij de langetermijneffecten vooropstaan en niet de eventuele kortetermijnwinsten?

Staatssecretaris Blokhuis:

Het antwoord is volmondig ja. Volgens mij zijn de heer Van Gerven en ik het daar volstrekt over eens. Wat dat betreft hebben we aan de SP een goede bondgenoot in dit gevecht.

De laatste vraag bij dit punt was ook van de heer Van Gerven. Als je het Nationaal Preventieakkoord een vervolg geeft – laten we met z'n allen hopen dat het dat krijgt, althans het type aanpak – moet je dan de partijen met financiële belangen overboord kieperen? Ik zeg het even in mijn eigen woorden. Ik vind dat een vraag die een volgend kabinet moet beantwoorden. Daarbij moeten ze wat mij betreft zwaar laten meewegen welke vervolgstappen we kunnen zetten met of zonder die partijen. Ik heb de vraag goed gehoord. Ik denk dat dit een vraag is voor een volgend kabinet, dat dit naar eer en geweten moet invullen.

Dan wil ik verdergaan met het thema overgewicht, als eerste inhoudelijke thema.

De voorzitter:

De heer Renkema heeft nog een interruptie.

De heer Renkema (GroenLinks):

Op basis van de laatste twee, drie zinnen die de Staatssecretaris uitsprak, heb ik nog wel een vraag. Beluister ik hem goed dat hij zegt: als we naar de toekomst kijken en nieuw beleid maken, als het gaat om doelen, maar zeker ook om de middelen, zou het goed zijn om aan tafel te gaan zitten met de levensmiddelenindustrie en anderen, maar zou het ook goed zijn om daarnaast een scenario te ontwikkelen waarin je dat niet doet, omdat dat je misschien verder helpt in het bereiken van je doelen? Beluister ik hem zo goed? Wil hij die twee dingen naast elkaar doen? Daarbij wil ik ook de vraag stellen hoe hij terugkijkt op het proces dat hij zelf in 2018 heeft doorlopen en waarover de afgelopen tijd publicaties zijn verschenen.

Staatssecretaris Blokhuis:

De heer Van Gerven vroeg mij te reflecteren en nu vraagt de heer Renkema het ook. Specifiek op dit punt is dat natuurlijk best wel ingewikkeld balanceren geweest. Dat geef ik ronduit toe. Tegelijkertijd heb ik ook mijn zegeningen geteld; ik zeg het even in de tale Kanaäns. Ik heb gezien dat de levensmiddelenindustrie, de supermarkten, de slijterijen en brouwers ook hun bijdrage willen leveren, bijvoorbeeld door 0,0% te promoten of door in te zetten op een vergroting van het aandeel caloriearme frisdranken. Dat heeft ook een plek gekregen in het Preventieakkoord. Ik vind het wel heel mooi dat dit bereikt is, dus dat in Nederland – ik kom straks terug op de suikertaks – het veld, in dit geval de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie, zegt dat ze weten dat frisdranken de hofleverancier zijn van suikers die mensen consumeren en toezeggen dat ze die gaan reduceren met 25% in 2020 en 30% in 2025. En ze liggen voor op schema; dat heb ik al meermaals gezegd in debatten met de Kamer. Daarmee zijn we er natuurlijk niet en er zijn ook andere voedingsonderdelen waar suiker in zit, en niet zo'n beetje ook, maar dit vind ik wel heel mooie stappen die gezet zijn. Ik durf zelfs de stelling aan dat we met deze stappen mét de industrie tot meer suikerreductie komen dan landen die wel een suikertaks hebben. Die stelling durf ik hier wel neer te leggen. Ben ik vies van een suikertaks? Laat ik die maar gelijk even inkoppen dan. Ik heb heel duidelijk tegen de Kamer gezegd dat ik dat een perspectiefrijk instrument vind. Ik denk ook dat we in de aanloop naar een volgende kabinetsperiode die vraag onder ogen moeten zien.

Dan specifiek inzoomend op de vraag van de heer Renkema of je een scenario met of zonder de industrie maakt: ik zou het liefst het gesprek aangaan met de industrie. Als ze zeggen «no way, dat maken we niet mee», dan kijk je de tafel rond en stel je de vraag of we zonder of met verdergaan en wat we willen bereiken. Dat is een politieke vraag, maar ook een brede maatschappelijke vraag. Wat wil je met z'n allen bereiken? Het belooft een spannende tijd te worden in die zin. Je zou heel veel zin krijgen om er met je neus vooraan bij te zitten.

Voorzitter. Er zijn veel fracties die vragen hebben gesteld over btw en suiker. Mevrouw Van Esch en mevrouw Kuik spraken erover, maar ook anderen. De btw op groente en fruit verlagen of een suikertaks invoeren? Ik zou daar heel veel over kunnen zeggen en ik zou heel mooie beschouwingen kunnen geven over de btw, maar bij de btw is het wel even spannend, want we zitten nog in een Europese context. Sterker nog, we zitten niet in een nexit, dus we zitten gewoon in een Europese context die ons bindt. We kunnen niet zomaar de btw naar nul verlagen. Wij kunnen maar binnen bepaalde marges wat doen. Wij zijn links en rechts gebonden om binnen de Europese context te opereren. Een suikertaks biedt wel veel meer mogelijkheden. Dat doen ons omringende landen onbekommerd. Van beide instrumenten zou ik willen zeggen: laten we daar alsjeblieft niet keihard nee tegen zeggen, maar laten we die als serieus huiswerk meegeven aan een volgend kabinet. Ik heb daar niet voor niks van gezegd dat het een perspectiefrijk instrument is. Dat zou ik niet zeggen als ik het zou wegwimpelen en zeggen: alsjeblieft, ik hoop niet dat een volgend kabinet ermee aan de gang gaat.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

De Partij voor de Dieren pleit bijvoorbeeld voor het verlagen van de btw op groente en fruit. Het liefst natuurlijk naar nul, maar ook wij weten dat de Europese regelgeving zeer complex is op dit punt. Wat ik wel zou willen meegeven, en daar ben ik toch wel benieuwd naar, is het volgende. Vorige week is er een motie aangenomen waarin aangegeven wordt dat u als Staatssecretaris door kan gaan met het preventiebeleid. Er is een meerderheid die zich achter die motie heeft geschaard. Dan zou het toch juist heel mooi zijn om in ieder geval op dit soort punten niet te wachten tot er een nieuw kabinet is, ook aansluitend bij uw eigen pleidooi dat we eigenlijk geen tijd te verliezen hebben, zeker met de coronacrisis waar we nu in zitten. Ik ben wel benieuwd naar uw mening, want voor er een nieuw kabinet is, voor die formatie is afgerond en voor we bezig zijn, zijn we minimaal een half jaar tot driekwart jaar verder. Ik zou het echt heel erg zonde vinden om niet de mogelijkheden die er nu al zijn tot uitwerking te zien komen, het liefst in uw handen. Dus ik ben toch benieuwd: wat kunnen we nog?

Staatssecretaris Blokhuis:

Om te beginnen dank ik mevrouw Van Esch voor haar vertrouwen in mij en voor het feit dat zij denkt: dan is het in goede handen. Dat is één. Maar twee: er zijn een paar kaders waar we binnen vallen. Ik heb met meer dan 70 organisaties dat Preventieakkoord getekend en ik vind wel: een man een man, een woord een woord. Ik heb met die organisaties ingezet op waar we nu staan en de maatregelen vormgegeven zoals we die met elkaar hebben geformuleerd. Ik vind het wel ingewikkeld om bijvoorbeeld buiten bestaande partners om te zeggen: wij gaan de suikertaks invoeren. Daar waar we met heel veel pijn en moeite de balans hebben gevonden die we nu hebben, vind ik het ingewikkeld om daar buiten te gaan springen. Niettemin heb ik wel gezegd: ik vind dat perspectiefrijke instrumenten en zou me kunnen voorstellen dat een volgend kabinet opnieuw dat gesprek aangaat met dezelfde partners. Dat vind ik een andere setting dan dat ik, bijna onbehoorlijk besturend, zeg: weet je wat, jongens, we hebben afspraken maar ik ga er dwars doorheen fietsen. Wij voeren die gesprekken aan de tafels van het Preventieakkoord. Er zijn nu drie thematafels. Daar wordt dit type gesprek gevoerd. Daar heb ik ook bij aangehaakt, maar ik vind wel dat ik gehouden ben aan de afspraken die we daar hebben gemaakt. Dat is een.

Twee is dat ik aan het RIVM gevraagd heb om met een extra set te nemen maatregelen te komen. Ik sluit niet uit dat daar ook prijsmaatregelen bij zitten. Dat zou mij de vrijmoedigheid kunnen geven om naar de Kamer terug te komen en te zeggen: ik krijg dit advies en ik wil daar met u het gesprek over aangaan om te kijken wat we allemaal in gang kunnen zetten deze periode. Als laatste wil ik het volgende aan mevrouw Van Esch meegeven. Als de Kamer in deze samenstelling – of ook zelfs in de volgende, als ik daar demissionair nog verder aan het stuur zit – vindt dat er met het nieuwe RIVM-rapport in de hand voldoende aanleiding is om extra stappen te zetten, zal ik als Staatssecretaris tot de laatste snik blijven strijden voor een gezond Nederland.

De voorzitter:

Daar blijft het bij. Oké, prima. Staatssecretaris, ik vraag u ook naar de klok te kijken, want het is interessante materie, maar we hebben ook nog een interruptie van de heer Jansen. Gaat uw gang.

De heer Jansen (PVV):

Toch een korte vraag dan, in één termijn. Het kabinet is demissionair. Volgens mij is het dan raar als wij extra stappen gaan zetten, want volgens mij is dat op dat moment staatsrechtelijk niet helemaal juist. Kan de Staatssecretaris daar misschien even op ingaan?

Staatssecretaris Blokhuis:

Het is op zich staatsrechtelijk niet onjuist, tenzij ik iets doe wat de Kamer niet wil. We gaan waarschijnlijk na de verkiezingen ook weer een nieuw moment krijgen waarop thema's weer controversieel worden verklaard, als er onderhandelaars aan het werk gaan om een nieuw akkoord in elkaar te zetten. Maar als de Tweede Kamer het kabinet groen licht geeft om stappen te zetten – zo simpel zit staatsrecht ook in elkaar – en er bij het kabinet ook ambitie is, wat natuurlijk een belangrijke randvoorwaarde is, dan zou het toch wel heel vreemd zijn als we juist in deze periode waarin we zien hoe belangrijk het is dat mensen weerstand hebben, zeggen: weet je wat, we gaan het komend halfjaar niks doen. De randvoorwaarde die de heer Jansen formuleert, is volstrekt vanzelfsprekend. Als de Kamer geen groen licht geeft, dan weet ik wie de baas is in Nederland.

Voorzitter. Ik wil naar de gezonde schoollunches. Daar hebben verschillende woordvoerders vragen over gesteld. Ik zal proberen de antwoorden wat korter te maken, voorzitter. Heel kort over gezonde schoollunches: er zijn verschillende scenario's in beeld, bijvoorbeeld om alleen te focussen op, even plat gezegd, scholen met een lage SES, mensen met een praktische opleiding en een lager inkomen. Gaan we inzetten op de wijken waarin dat vooral dominant is? Of gaan we het heel breed doen? Gaan we alleen inzetten op bewegen, of ook op gezonde lunches? Die scenario's hebben we al aardig scherp. Die willen we ook meegeven aan een nieuw kabinet, want dat was een concrete vraag van partijen. Ik wil de Kamer op korte termijn informeren over hoe de vlag erbij hangt en welke scenario's wij voor ogen hebben. Dat is misschien ook weer een leuke uitnodiging voor een verder gesprek daarover.

De voorzitter:

Dat roept gelijk een interruptie op van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Ik probeer de dingen wat scherper te hebben. «Op de korte termijn» vind ik lastig in te schatten, aangezien we nog anderhalve week Kamerwerk hebben. Is «korte termijn» dan nog voor het verkiezingsreces, of wordt dat in het verkiezingsreces? Wat is korte termijn?

Staatssecretaris Blokhuis:

Het gaat allemaal echt best snel. Wij zijn op heel veel borden tegelijk aan het schaken als het gaat om gezond eten. We komen in maart met een advies. Dat is echt primair gericht op het nieuwe kabinet: deze scenario's zijn denkbaar. Het duurste scenario kost echt heel veel nullen. Ik kan me ook voorstellen dat de Kamer er in de samenstelling van dat moment over wil spreken.

De voorzitter:

Even voor de helderheid en de kijkers thuis: u zegt nu voor de tweede keer dat een Kamer erover wil spreken, maar het verkiezingsreces is gewoon tot 30 maart. «Een Kamer die erover spreekt»: dat is dus heel bijzonder in een verkiezingsreces.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik denk eerlijk gezegd dat de Kamer hiervoor niet terugkomt van reces. Maar ik mag hopen dat de Kamer na de verkiezingen op een gegeven moment weer gaat functioneren. Over die situatie heb ik het.

De voorzitter:

Er is nog een interruptie van mevrouw Sazias. Gaat uw gang.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Ik wil de Staatssecretaris toch dringend vragen om vooral integraal te denken en niet alleen te denken aan een gezonde lunch, los van bijvoorbeeld bewegen. Want als je een beetje creatief bent, ga je misschien met de klas lopen naar de schooltuin die een eind verderop is. Daar kweek je zelf gezonde dingen, die je vervolgens eet. Dus probeer vooral integraal te denken en de dingen te combineren.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik ben het heel erg eens met mevrouw Sazias. Maar overigens gaat het in die programma's voor een gezonde schoollunch niet alleen maar om dat boterhammetje dat ze tussen de middag eten en zelf klaarmaken. Het gaat juist over de combinatie met bewegen. Dat is bij alle programma's van Onno van Schayck het uitgangspunt. Hij is hier de geestelijke vader van, met de universiteit van Maastricht, die van Wageningen en het RIVM. Ik ben het er helemaal mee eens.

Voorzitter. Door leden van verschillende fracties – mevrouw Van Esch, de heer Van Gerven, mevrouw Kuik – zijn vragen gesteld over de gezonde leefomgeving. Ook is gevraagd naar de fastfoodketens die oprukken – wat doen we daar nou toch aan? – en naar de indringende brief en de voorzet van gemeenten om daar werk van te maken. De suggestie is om bijvoorbeeld de Warenwet of de Omgevingswet aan te passen of anderszins. Nou, dat advies is net binnen. Het is een goed onderbouwd verhaal met daarin een paar oplossingsrichtingen, waaronder de wetten die ik net noemde. Dat moeten we bestuderen. Daar willen we wel zo snel mogelijk een reactie op hebben, maar die is er niet van de ene op de andere dag. Ik beloof de Kamer dat wij daar met een reactie op komen. Wij willen zo snel mogelijk serieus bekijken hoe we gemeenten een fatsoenlijk instrumentarium kunnen geven om daar wat tegen te doen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Esch, uw derde interruptie. Dat geldt ook voor mevrouw Kuik.

Staatssecretaris Blokhuis:

Misschien voordat u het vraagt: wij willen die in mei naar de Kamer sturen. Volgens mij is er dan wel al een Kamer die functioneert.

De voorzitter:

U heeft blijkbaar een glazen bol. Mevrouw Kuik, gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

Het is mooi dat de Staatssecretaris dit oppakt. Ik ben wel benieuwd: ligt er dan ook wetgeving voor, zodat we dat instrument ook daadwerkelijk aan de gemeenten kunnen geven?

Staatssecretaris Blokhuis:

Nee. Eerst wordt verkend welk instrumentarium zich het beste leent om hieraan handvatten te geven. Maar wij zijn binnen twee maanden, of binnen drie maanden vanaf nu, nog niet zover dat we ook al een wetsvoorstel met daarbij een memorie van toelichting hebben. Ik weet ook niet hoe complex dat is. Eerlijk gezegd, lijkt het mij niet heel simpel, anders hadden we dat, denk ik, allang gedaan. Maar dan ligt vooral de keuze voor via welke wettelijke route je dat doet. Ik ga ervan uit dat de Kamer dan ook van het kabinet vraagt dat het gas geeft. We kunnen dat doorontwikkelen terwijl we de brief naar de Kamer sturen.

De voorzitter:

Er wordt niet doorgevraagd. Dan nog een interruptie van mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

In mijn bijdrage heb ik specifiek op dit punt aangegeven dat het misschien wel al snel voelt, maar dat het wat ons betreft juist nog sneller zou moeten. Dat komt vooral door de coronacrisis waar we nu in zitten. Je zou het niet willen, maar helaas bestaat het risico dat straks, als de coronamaatregelen worden afgebouwd, horecaondernemingen en winkels noodgedwongen gesloten worden en dat fastfoodketens zich daar in no time in gaan vestigen. Ik vrees dat we in mei misschien al bijna te laat zijn. Ik heb het gevoel dat we dan achter de feiten aanlopen, en dat zou ik echt zonde vinden. We merken dat in deze coronacrisis plotseling toch heel snel van allerlei spoedwetgeving en van alles en nog wat kan worden gerealiseerd. Ik zou hierop wel willen aandringen en erop willen wijzen dat dit echt een coronagerelateerde wijziging zou kunnen zijn die echt bijdraagt. Dus nogmaals de opdracht: kan het niet toch sneller?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik hoor die wens. Ik deel zelfs de wens dat we zo snel mogelijk moeten kijken wat we kunnen doen, maar ik denk dat we aan valseverwachtingenmanagement doen als ik zeg dat we dat tussen nu en een paar maanden even gaan regelen. Ik hoor wel de uitdrukkelijke wens van mevrouw Van Esch. Ik zie hoe breed dit bij gemeenten leeft en ik kan me voorstellen dat dit breder wordt gedeeld. Ik heb dus geen aansporing nodig om zo snel mogelijk meters te maken, maar het vraagt om zorgvuldigheid en we gaan niet sneller ten koste daarvan.

Voorzitter. Ik wil ingaan op de thematiek rond productverbetering. Mevrouw Dik-Faber en andere woordvoerders hebben daar vragen over gesteld: is dat niet te vrijblijvend? Volgens mij constateert mevrouw Dik-Faber wel terecht dat we naar een nieuw regime gaan, waarbij de overheid de regie pakt, wat echt nieuw is ten opzichte van de huidige aanpak, en waarbij de overheid op de belangrijke thema's – vetten, oliën, suiker, zout – in gesprek is met de voedselproducenten. Meneer Van Gerven stelt bijvoorbeeld de vraag of je op dat punt niet gewoon wetgeving moet overwegen. Nou, op één onderdeel, namelijk transvetzuren, is er al wetgeving. Daarvoor is er al wetgeving dankzij Europa; er zijn Europese afspraken. Wij moeten ons ook realiseren dat het bij deze thematiek om een internationaal speelveld gaat. We kunnen in Nederland bijvoorbeeld wel heel strikte eisen stellen op het gebied van zout, suiker en vetten, maar we moeten ons realiseren dat een heel groot deel van de producten gewoon uit het buitenland komt en dat die landen echt niet gebonden zijn aan die wetgeving. Dat is dus wel een beperkende factor. Een troostvolle gedachte daarbij is wel dat dit thema in Europa hoog op de agenda staat. We hebben de Farm to Fork-strategy van de Europese Commissie. Daarbij is het zeker de bedoeling om de productsamenstelling te verbeteren. Dat is, zeg maar, de brede aanpak. De aanpak die wij nu voor ogen hebben en waarover de levensmiddelenindustrie met ons in gesprek is, of wij met hen, gaat over een opvolging van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling. Daarbij neemt de overheid de regie. Deze nieuwe aanpak heeft een bredere focus, richt zich op meer productgroepen en heeft ambitieuzere doelen dan de huidige aanpak. Ik denk dus dat we eigenlijk op twee sporen bezig zijn. Het Europese spoor zal langer duren. Dat is jammer. Qua kortetermijnspoor: ambitieuzere doelen, overheid aan zet, met een bredere focus. Overigens willen wij daarbij zo veel mogelijk aanhaken bij de Schijf van Vijf. Dat verbaast de producenten ook niet.

Voorzitter. Dan het punt van mevrouw Van Esch over aanbiedingen voor kinderen. Die zijn ongezond. Ook andere woordvoerders hebben daar aandacht voor gevraagd. Bedrijven moeten verantwoordelijkheid nemen voor het weren van ongezond eten. Daar ben ik het heel erg mee eens: bedrijven moeten hun verantwoordelijkheid nemen. Dat sluit volgens mij ook aan bij het betoog van de heer Bolkestein: schoenmaker, blijf bij je leest. Als we het dus hebben over gezonde productie, moeten we eerst naar de producent kijken. Idealiter zie ik dat er alleen maar reclame wordt gemaakt voor Schijf van Vijf-producten. Daar zijn we niet. We hebben in de huidige regels over kindermarketing wel een aanscherping gedaan. Voor mevrouw Kuik zeg ik eventjes dat die aanscherping eruit bestond dat die licensed characters niet meer mogen: de Donald Ducks en de Spongebobs en zo mogen niet meer op ongezonde producten staan. Dat heeft de sector zelf bepaald. Dat maakt deel uit van het Preventieakkoord. Maar dat wil niet zeggen dat ze ongezonde producten niet meer mogen promoten. Dat klinkt een beetje als een spagaat, maar zo zit de werkelijkheid wel in elkaar. Er zijn winkels die het goede voorbeeld geven. Ik zou eigenlijk alle winkels willen uitnodigen dat te doen. Het zal wel weggepiept worden, maar de Aldi geeft hierin het goede voorbeeld. Zij koppelen kidsmarketing aan gezonde producten.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Er is niets mis met de Aldi, hoor!

Staatssecretaris Blokhuis:

Nee, maar volgens mij moeten bewindspersonen af en toe opletten met welke merken ze noemen. Er is een winkelketen met een Duitse achtergrond die begint met een A en eindigt op L-D-I, die daarin het goede voorbeeld geeft. Die wil ik wat dat betreft een pluim op de hoed zetten.

Voorzitter. De heer Jansen heeft gevraagd naar vitamine D. Althans, hij zei: baat het niet, schaadt het ook niet, en misschien kun je mensen daartoe stimuleren. Het is zo dat wetenschappelijke adviescommissies voor voeding binnen en buiten Europa concluderen dat onvoldoende is aangetoond dat vitamine D werkelijk een belangrijk wapen is, bijvoorbeeld tegen corona, en het risico op infecties vermindert. Maar de studies die zijn gedaan, zijn vaak wel «observationele studies», zoals we die noemen. Daarbij kan oorzaak en gevolg niet goed worden aangetoond. Wij willen mensen dus ook geen schijnzekerheid bieden en zeggen: neem flink vitamine D, want dan krijg je geen corona. Op die eendimensionale manier willen we dat niet doen. Op dit moment zijn er wel vitamine D-suppletieadviezen voor bepaalde bevolkingsgroepen: vrouwen vanaf 50 jaar, mannen vanaf 70 jaar, kleine kinderen, mensen die weinig buiten komen. Het zou goed zijn als dat suppletieadvies meer gevolgd wordt. Het is gewoon een breed advies. Dat zeg ik in reactie op de vraag van de heer Jansen.

Mevrouw Van Esch zegt: 70% van het babyschap is ongezond, dus wat doe je om dat tegen te gaan? Dat klinkt best wel schokkend, maar het is zo dat het babyschap veel bewerkte producten bevat. Daarvan moeten kleine kinderen, net als andere consumenten, niet te veel consumeren. Dat weten we. Ook voor onze kleine kinderen geldt dat het het beste is om de Schijf van Vijf te volgen. Momenteel wordt in Europees verband de Europese regelgeving rondom babyvoeding herzien – ook weer een troostvolle gedachte. Nederland draagt daar ook een steentje aan bij. Wij zetten ons in voor striktere samenstellingseisen om deze regelgeving in lijn te brengen met voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dat is de route die wij daarbij vooral willen bewandelen, om deze zogezegde onbalans de andere kant op te klappen. Ik zie het liefst dat het 0% is, maar in plaats van 70%-30% ook liever 30%-70%.

De heer Jansen stelt nog de boeiende vraag: het lijkt wel alsof er een spagaat zit in de overheidsaanbevelingen, want jullie zeggen aan de ene kant dat mensen zo veel mogelijk binnen moeten blijven, terwijl aan de andere kant de Staatssecretaris van Volksgezondheid mensen oproept om te gaan wandelen. Ja, het is allebei. We vragen mensen binnen te blijven als het niet nodig is om jezelf te vervoeren en er het risico is van verspreiding van het virus. Aan de andere kant zeggen we ook: ga naar buiten om te wandelen en pak dat half uur bewegen per dag. Dat hoeft op zich niet strijdig te zijn met elkaar. Kijk, als je zegt dat het bewegen er vooral uit moet bestaan dat we met z'n allen in een hele kleine supermarkt gaan ronddwalen, dan is dat niet het advies. Ga naar buiten. Gelukkig is er in Nederland nog voldoende ruimte om met z'n allen gewoon gezond te wandelen. Beperk daarnaast wel het aantal bewegingen. We stimuleren ook thuiswerken et cetera. Dat is geen tegenstelling.

Voorzitter. De heer Renkema vraagt: als de doelen niet worden gehaald, komen er aanvullende maatregelen. Wanneer krijgen we die maatregelen? Ik zie de vraag nu, maar het antwoord daarop heb ik al gegeven: als het RIVM in maart met dat aanvullend advies komt, gaan we dat gesprek vervolgen.

Er ligt nog een vraag van mevrouw Diertens over gezonde voeding. Die vraag is in lijn met de vraag van mevrouw Van Esch. Ze zegt: 82% van de aanbiedingen betreft ongezonde artikelen. Dat is zo. Dat wordt geconstateerd door Questionmark in de Superlijst. Ik ben naar aanleiding daarvan in gesprek gegaan met de supermarkten. Ik heb gezegd: jongens, kunnen we daarin niet met z'n allen goede bewegingen maken? Ik voel mee met de heer Bolkestein, die zegt: het zou toch wel heel mooi zijn als supermarkten dan zelf hun verantwoordelijkheid pakken in plaats van dat we alles in wetgeving omzetten. Dat gesprek voeren we. Ik blijf dat gesprek voeren, maar met gesprekken verander je soms ook niet helemaal de wereld. Dus ik zou ook niet willen uitsluiten dat je daar tot striktere regels moet komen. Heel simpel: we hebben een displayban voor sigaretten. Je kunt ook regels stellen rond waar je dingen positioneert in de winkel, maar dat gaat wel heel ver. Ik zou dat niet willen uitsluiten, maar ik zou wel eerst de weg van het elkaar overtuigen willen bewandelen.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Het is heel mooi om dat te horen. U spreekt over Aldi, en dat is natuurlijk een mooi voorbeeld. Ik ben op werkbezoek geweest bij enkele franchiseondernemers van de Jumbo en Albert Heijn. Sommige franchiseondernemers zijn heel actief bezig om die verandering in gang te zetten. Ik zou u toch ook willen vragen om mee te nemen dat er binnen hun eigen gremia eigenlijk al mooie voorbeelden zijn die uitgebreid zouden kunnen worden. Er is draagvlak, ook onder de ondernemers zelf. Dus wat gaan we daaraan doen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Nog een paar minuten verder en we hebben alle ketens gehad! Maar ik vind het wel goed dat we in dit debat de mooie voorbeelden noemen. Wat mij betreft, is dat ook heel erg stimulerend. Als je tegen een ondernemer zegt dat er goede voorbeelden zijn, dat men die voorbeelden over kan nemen en erover in gesprek kan gaan, dan wil zo iemand op een gegeven moment niet die achterblijver zijn. Dan wil iemand erbij horen. Dat is ook het karakter van de gesprekken die we althans op dit punt voeren. De gesprekken over tabak hebben echt een andere toon. Laten voorlopers het goede voorbeeld geven en anderen zeggen: die boot willen we eigenlijk niet missen.

Voorzitter. Ik doe mevrouw Sazias te kort als ik het niet heb over ondervoeding en ouderen. Daar heeft zij een vraag over gesteld. Zij heeft er helemaal gelijk in dat de ziektekosten niet onaanzienlijk zijn. Het is ook een complex probleem. We hebben daar wel aandacht voor. Ondervoeding, zeker bij kwetsbare ouderen, is een belangrijk probleem, zeker in coronatijd. De Stuurgroep Ondervoeding heeft op 1 augustus vorig jaar van VWS de opdracht «borging aanpak ondervoeding» gekregen. Daar wordt op dit moment aan gewerkt met de betrokken beroepsorganisaties. Ondervoeding moet tijdig opgemerkt en aangepakt worden. Wij proberen die cultuur dus breder te borgen.

Voorzitter. Daarmee ben ik klaar met het onderdeel voeding.

De voorzitter:

Ware het niet dat mevrouw Sazias en mevrouw Dik-Faber daar nog vragen over hebben.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

We hebben een motie ingediend waarin wij hebben gevraagd om de thuiszorg in te schakelen bij het probleem van ondervoeding. Een schoon huis is natuurlijk van belang, maar even samen wat eten is minstens zo belangrijk. Die motie is ruimschoots aangenomen, ik geloof zelfs met algemene stemmen. Ik wil van de Staatssecretaris horen hoe het daarmee staat. Ik weet dat het een beetje op het bord van de heer De Jonge ligt, maar misschien kan de Staatssecretaris toch wat meer verduidelijking geven.

Staatssecretaris Blokhuis:

Een mooie beeldspraak: «ondervoeding ligt op het bord». Volgens mij zit dit aspect bij die «borging aanpak ondervoeding». Daarin wordt meegenomen dat mensen die bij ouderen thuiskomen, zoals de thuiszorg, hier aandacht voor hebben. Ik wil dat nog even checken en ik wil daar zo mogelijk in tweede termijn op terugkomen. Als dat niet mogelijk is, kom ik daar, ook in overleg met collega De Jonge, schriftelijk op terug.

De voorzitter:

Dat is afdoende. Dan gaan we naar mevrouw Dik-Faber.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik zit nog even te kauwen op het antwoord van de Staatssecretaris. Natuurlijk zit Nederland in een open markt en is het heel erg lastig om afspraken te maken met fabrikanten over productsamenstelling en over wat er in het schap staat. Want ja, als onze eigen potjes niet smakelijk genoeg zijn, worden ze niet verkocht, en dan haalt de supermarkt het wel weer uit het buitenland. Ik snap dat het lastig is. Toch vind ik het ook wel wat te gemakkelijk om te zeggen: we wachten op Europese afspraken. Dat duurt te lang. Ik zie nu dat ouders ervan uitgaan dat wat in de supermarkt verkocht wordt, goed is voor hun kinderen. Mensen kopen producten in de supermarkt omdat ze denken: de NVWA ziet erop toe; dit is goed voor mij. Dat is niet altijd zo. Ik vind dat de overheid hier best een stap naar voren mag zetten om de gezondheid van mensen beter te beschermen. Wat kunnen we binnen Nederland toch doen, vooruitlopend op Europese besluitvorming?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik heb net proberen aan te geven dat wij twee sporen hebben. Het Europese spoor zal langer duren, maar is veelbelovend: de Farm to Fork strategy. Aan de andere kant doen we in Nederland ook wel wat. Dat heb ik ook al meermalen aan de Kamer gemeld. Er komt een vervolg op het Akkoord Verbetering Productsamenstelling, waarbij de overheid de regie neemt. Dat is anders dan bij het huidige akkoord. Daar wordt bijvoorbeeld gekeken naar de productgroepen die voor 3% of meer bijdragen aan zoutconsumptie, suikerconsumptie en vet. Er wordt dus echt heel gericht gekeken. Ik heb daar verschillende presentaties van gezien, waar de producenten plat gezegd ook best een beetje zenuwachtig van worden. Dat is in dit geval dan misschien een goed teken. Misschien is het het beste als ik beloof de Kamer te informeren over dit specifieke punt zodra er meer over bekend is. Dan weet mevrouw Dik mij wel te vinden als zij vindt dat die inzet te beperkt of te weinig ambitieus is. Nogmaals, er zijn dus twee sporen. Ik voeg daar nog één ding aan toe over die ouders die de supermarkt binnenkomen en zeggen: hoe weet ik nou waar het gezonde product staat? Het woord is in het debat niet gevallen, maar ik hoop dat het voedselkeuzelogo Nutri-Score daar ook een bijdrage aan levert. Consumenten kunnen dan zien dat als iets groen scoort, dat in die productgroep de verantwoorde keus lijkt. Er zijn dus verschillende sporen waarlangs we de gezonde keuze makkelijker proberen te maken. Mooier kan ik het niet maken.

De voorzitter:

Wilt u daar nog op doorvragen?

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb zelf Nutri-Score nog even genoemd en had de Staatssecretaris gevraagd of dat inderdaad medio dit jaar ingaat, omdat ik vermoed dat dat consumenten inderdaad handelingsperspectief geeft. Verder wil ik de Staatssecretaris eigenlijk alleen maar verder aanmoedigen. De levensmiddelenindustrie wordt zenuwachtig. Nou, het kan mij niet zenuwachtig genoeg zijn. Geef ze maar pilletjes tegen de stress. Het gaat hier gewoon om volksgezondheid. Er zijn echt nog hele grote stappen te zetten. Nogmaals, ik neem straks afscheid van deze Kamer. Ik heb hier achtenhalf jaar gezeten en obesitas en overgewicht zijn niet afgenomen. Het is niet afgenomen. Ik weet niet in hoeverre het is toegenomen, maar de urgentie is groter dan ooit.

De voorzitter:

Dank u. De geestelijke gezondheid van sommige mensen is blijkbaar minder dan die van anderen. Staatssecretaris, gaat uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het advies om pilletjes te geven neem ik niet over, want we willen ook in de geestelijke gezondheidszorg demedicaliseren. Maar er zijn wel meer mogelijkheden om stress tegen te gaan, bijvoorbeeld bewegen. Voor het overige denk ik dat het juist een van de verdiensten van mevrouw Dik-Faber is dat overgewicht terugdringen een van de ambities uit het Preventieakkoord is. Dat is een majeure opgave. In 2040 overgewicht hebben teruggedrongen met – uit mijn hoofd – 12% ten opzichte van nu, dat is echt een hele forse opgave en daar zullen we heel veel voor van stal moeten halen, waaronder inderdaad productverbetering.

De voorzitter:

Ik zie op dit moment verder geen interrupties.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter, zal ik dan naar de tabak gaan?

De voorzitter:

Ja, graag.

Staatssecretaris Blokhuis:

Er is een aantal vragen gesteld, onder anderen door mevrouw Kuik, over de verkooppunten. Zij juicht toe dat we bij de supermarkt zo snel stappen zetten. Dat juich ik zelf ook heel erg toe. Dat is een enorme beweging. Zij vraagt hoe je dat voorbereidt, ook de vervolgstappen voor de andere sectoren. De ambitie om tot een rookvrije generatie te komen kan alleen bereikt worden als we ook het aantal verkooppunten terugdringen. Dat is ook door het RIVM aangetoond. In november 2020 heb ik het plan van aanpak gestuurd om de verkooppunten terug te dringen. Voor de supermarkt is dat vanaf 2024. Ik verwacht dat dat verbod gelijk een groot positief effect gaat hebben, want het is met vlag en wimpel het grootste verkooppunt in omzet en er komen, anders dan bij andere verkooppunten, veel kinderen. Mevrouw Kuik zei dat al. De wetgeving is in voorbereiding. De wetgeving zal bekrachtigd worden door een volgend kabinet, mag ik hopen, en door de Kamer, want die moet er natuurlijk ook wat over zeggen. Maar als we het hebben over de andere verkooppunten, dan wijs ik erop dat na 2030 de verkoop van tabak verder gefaseerd wordt afgebouwd bij de verkooppunten tabaksstations, pardon tankstations en tabaks- en gemakszaken. Je hoopt eigenlijk dat er op een gegeven moment nergens meer tabak is, maar voor het eindpunt in 2040 is de veronderstelling dat er dan nog 5% van de bevolking rookt en dat tabak alleen nog in heel specialistische tabakszaken wordt verkocht. Dit jaar laat ik onderzoeken hoe die eindfase na 2030 vorm kan krijgen. We zetten dus aan de ene kant wetgeving in gang, terwijl we aan de andere kant kijken hoe we bij die andere verkoopstations kunnen komen tot een afbouw. We zullen de economische impact, die onder meer door de heer Bolkestein is genoemd, in beeld brengen. Daarnaast gaan we dan in op de regionale spreiding van speciaalzaken en überhaupt de verkrijgbaarheid van het product. Dat onderzoek is in voorbereiding. U ontvangt het, gekoppeld aan een reactie van mij, in mei 2021. Dat is de volgende toezegging alweer. Het wordt een druk voorjaar.

Voorzitter. Een belangrijke vraag die daaraan gekoppeld is, is hoe je voorkomt dat er een beweging komt van supermarkten naar kleine subzaakjes die als paddenstoelen uit de grond schieten. Dat is, denk ik, een reële vrees, want het bloed kruipt soms waar het niet gaan kan. Kijk, als een supermarkt in een heel afgelegen plaats stopt en er is verder geen aanbod, dan is de veronderstelling dat er een verschuiving plaatsvindt, dat de markt zijn werk doet en dat er een tabaksspeciaalzaak voor in de plaats komt, althans voor het verkooppunt in de supermarkt. We willen niet dat op elke plek waar nu een supermarkt is, daarnaast een klein verkooppuntje van tabak ontstaat. We gaan de vinger aan de pols houden. We zullen de ontwikkelingen monitoren. We zullen verwachte verschuivingen in de markt in de gaten houden, want we willen voorkomen dat per saldo het aantal verkooppunten toeneemt. Dan zijn we namelijk in de aap gelogeerd. Wij verkennen daarom de komende tijd nut en noodzaak van invoering van een registratiesysteem – dat zou daarin kunnen helpen – en monitoring, waarom de leden Kuik en Dik-Faber hebben gevraagd in hun motie. Ik zal de Kamer er medio 2021 over informeren.

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Renkema.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik had op dit punt ook gevraagd naar een vergunningenstelsel. Juist met een vergunningenstelsel kun je zicht houden op wie verkoper is van tabak. Dat is een wat zwaarder instrument dan het alleen laten registreren. Nu moeten we steeds onderzoek doen naar het aantal verkooppunten. Dat zou je ook kunnen reguleren.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. Daar heeft de heer Renkema helemaal gelijk in. In de aanloop naar deze besluitvorming hebben we gezegd: het is het een of het ander, óf een verbod, wat we nu in de supermarkten doen, óf vergunningen. De heer Renkema zegt: je kunt ook allebei doen. Dat vraagt wel enorm veel tijd. Elke vergunning vraagt handelingen en brengt regeldruk met zich mee. Er is nog een wat principieel punt, dat misschien niet zwaar weegt. Ik kies er niet voor, maar als je een vergunning geeft, heeft dat ook iets van «de overheid staat het toe». Het is een legaal product, maar om er nog een vergunning bij te geven met «nou, je hebt onze zegen» vind ik nog wel een principieel drempeltje. Wat mij betreft kijken we de komende tijd hoe je het beste kunt registreren. Dat maakt ook deel uit van het onderzoek. Misschien blijkt daar wel uit dat een vergunningsstelsel het makkelijkst is om te registreren. Maar misschien kan het ook via een andere route zonder daarbij via een vergunning een soort brevet van goedkeuring te geven.

De voorzitter:

Geen interrupties meer, dus u kunt verder met uw betoog.

Staatssecretaris Blokhuis:

De heer Jansen heeft een punt gemaakt van de e-sigaretten. Wij hebben dat gesprek in de trant van «e-sigaretten zijn toch zo goed» bij elk preventiedebat. Ik heb nooit ontkend dat e-sigaretten minder schadelijk zijn dan gewone sigaretten. Daar zijn wij bondgenoten in. Sterker nog, wij zijn ook bondgenoten in het feit dat mensen die willen afkicken van hun rookverslaving, dat getrapt doen via het instrument e-sigaret. Daar heb ik mij steeds een voorstander van betoond. Maar om nu te zeggen «die e-sigaret is echt fantastisch om ernaast te hebben en het is prima als mensen die gebruiken», vind ik niet goed. Uit onderzoek is gebleken dat de e-sigaret ook schadelijke elementen bevat, zeker als daar nicotine aan gekoppeld wordt. Ik heb een- en andermaal gezegd: ik wil de e-sigaret over één kam scheren met de gewone sigaret. Daar is volgens mij ook een hele, hele grote meerderheid voor in de Kamer. Maar als mensen via die route willen afkicken, hebben ze brede steun van diezelfde Kamer.

Die smaakjes... Volgens mij kan ik het niet mooier formuleren dan mevrouw Kuiken. Die smaakjes, dat is echt... Ik ben bij het RIVM geweest en je slaat steil achterover als je daar ziet hoeveel smaakjes er zijn. Die zijn echt niet gericht op die paar vrolijke 30-plussers die hier op het plein staan. Die zijn echt gericht op jonge mensen en als je wilt streven naar een rookvrije generatie, dan moet je ook daar serieuze stappen zetten. Hoe eerder die smaakjes bij e-sigaretten de wereld uit zijn, hoe liever het mij is.

De heer Jansen (PVV):

Wat ik een beetje jammer vind, is dat de Staatssecretaris... Ik snap zijn redenatie, maar hij sluit gewoon zijn ogen voor een hele grote groep voormalige rokers die de e-sigaret gebruikt. Daar zitten heel veel mensen bij die die smaakjes gewoon prettiger vinden dan geen smaak. Kijk, we zijn het inderdaad met elkaar eens dat de e-sigaret ook slechte bestanddelen bevat. Absoluut! Dat ben ik ook met u eens. Ik zeg ook niet: vrijheid, blijheid, dat moet je allemaal doen. Ik zeg alleen dat er heel veel mensen zijn die het wel degelijk gebruiken op weg naar minderen en uiteindelijk misschien wel stoppen. En dat mis ik gewoon. Op het moment dat wij de smaakjes gaan verbieden, gooi je de deur eigenlijk rigoureus dicht en loop je het risico dat die mensen weer terugvallen in hun oude gewoonte, een gewoonte die nog slechter is.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij wordt het nu een beetje een herhaling van zetten. Ik verzet mij niet tegen die verstokte rokers die zeggen: wij hebben gelukkig nu de weg gevonden naar de e-sigaret, want dat is voor ons een way-out van het roken. Daarover zijn we het niet oneens. Wat ik alleen wel ingewikkeld vind, is dat het in de benadering van de heer Jansen een product blijft dat voor veel meer mensen beschikbaar blijft. Ik vind het daarbij zelf een risico dat uit onderzoek blijkt dat heel veel mensen die de e-sigaret roken, daarnaast ook nog gewoon roken. In die zin vind ik het gerechtvaardigd dat we ook op de risico's van de e-sigaret wijzen en ondertussen mensen ondersteunen die het gebruiken als een instrument om af te kicken. Volgens mij kan ik er niet meer over zeggen.

De heer Jansen (PVV):

Wij verschillen daarover van mening en dat zullen we blijkbaar blijven doen. Nogmaals, in mijn optiek sluit de Staatssecretaris zijn ogen voor de positieve kant van het verhaal «de e-sigaret». Wat ik hoor en lees in de petitie, die de Staatssecretaris ook heeft gekregen, is dat de Staatssecretaris heel veel mensen ontmoedigt om de e-sigaret te gebruiken door de smaakjes rigoureus te verbieden, zonder überhaupt het gesprek te zijn aangegaan. Ik wil u overigens nogmaals vriendelijk verzoeken om überhaupt eens contact te zoeken met de belangenverenigingen die daarin genoemd worden. Nogmaals, ik vind het jammer, maar het is helaas niet anders.

De voorzitter:

Wilt u daar nog op reageren, Staatssecretaris? Zo niet, dan kunt u door met uw betoog.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat was volgens mij geen vraag, maar ik ontmoedig mensen om de e-sigaret te gebruiken, behalve die mensen die het gebruiken als tussenstap om af te kicken. Maar volgens mij is het de derde keer dat ik dit zeg.

Voorzitter. Ik dacht dat mevrouw Kuik vroeg hoe het zit met mensen met een extreme verslaving die intramuraal behandeld moeten worden. De pilot, waarmee Verslavingszorg Noord Nederland onder leiding van de heer Van de Graaf start, is een heel mooi initiatief, maar het is een pilot die nog in de kinderschoenen staat. Volgens mij moet die formeel zelfs nog van start gaan. Het punt dat mevrouw Kuik maakt, is natuurlijk wel volkomen terecht: als je daarmee start, moet je wel de effecten daarvan in beeld brengen. Wat mij betreft is dat vanzelfsprekend. Een klinische behandeling is een duur traject en dan zou het wel heel vreemd zijn als we daarvan de effecten niet in beeld brengen. We willen juist aantonen dat het effect heeft om daar meer draagvlak voor te regelen. Ik zeg graag toe dat we die effecten in beeld gaan brengen.

Voorzitter. Mevrouw Dik-Faber heeft gevraagd hoe het zit met die terrassen. Zou je dat niet verder willen ontmoedigen of zelfs verbieden? Het is begrijpelijk dat er een roep is om ook terrassen rookvrij te maken, maar ik vind het wel een beetje een naar pleidooi in deze tijd. De horeca-uitbaters hebben het namelijk al zo moeilijk. Dat laat onverlet dat het tegelijkertijd een begrijpelijk pleidooi is. Ze weten overigens ook dat dit leeft. De Koninklijke Horeca Nederland heeft tegen mij gezegd: wij willen onze achterban stimuleren om het te doen. Er zijn ook al uitbaters van horecagelegenheden die het uit zichzelf hebben gedaan of hun terras hebben gesplitst in een rookvrij en een niet-rookvrij deel. Ik ben wel bereid om in antwoord op de vraag van mevrouw Dik-Faber te kijken op welke manier we terrassen rookvrij kunnen maken. Dat is een heel breed antwoord, maar die beweging wil ik wel in gang zetten, zonder nu te zeggen dat ik wetgeving in gang ga zetten om het te verbieden. Ik ben dus graag bereid om te verkennen hoe we terrassen rookvrij kunnen maken.

Voorzitter. De heer Jansen heeft een vraag gesteld over shishalounges. Dat is mijn laatste vraag bij tabak, maar hij hoort eigenlijk niet bij tabak, want als de shishalounges helemaal conform de wet handelen, komt daar geen tabak meer in voor, want dat mag niet meer bij horecagelegenheden. De heer Jansen vroeg: waarom doe je het nu wel? Is dat voortschrijdend inzicht? Ja, het is misschien wel voortschrijdend inzicht, maar dat voortschrijdend inzicht is wel gekoppeld aan een nieuw feit. Eerder heb ik aangegeven dat ook aan kruidenrookproducten wel degelijk gezondheidsrisico's zitten en dat ik het gebruik daarvan wil blijven volgen, zodat aanvullende maatregelen overwogen kunnen worden als er signalen zijn die daartoe aanleiding geven.

Die signalen komen nu en dat is voor mij een nieuw feit. De NVWA heeft namelijk gezegd: wij hebben scherpe arboregelgeving en het is voor onze mensen eigenlijk niet meer verantwoord om bijvoorbeeld langdurige handhavingsonderzoeken te doen bij de shishalounges. Ze worden daar blootgesteld aan te veel schadelijke stoffen. We kunnen een rijtje noemen dat vergelijkbaar is met het rijtje dat mevrouw Sazias noemt bij de sigaret. Ook bij de shishalounges zijn er schadelijke stoffen. De NVWA zegt: wij vinden het zo erg dat wij onze handhavingsbezoeken korter doen en voor een deel buiten. Dan zeggen we tegen de uitbater: kom maar naar buiten; we gaan daar verder praten. Tegelijkertijd zitten daar mensen binnen die de hele tijd in die dampen zitten. Ik wil op basis van dat nieuwe feit – want het is echt een nieuw feit waar de NVWA ons mee confronteert – alle varianten in beeld brengen, tot aan een rookverbod bij shishalounges toe. Als dat laatste gebeurt, is volgens mij de heer Jansen de eerste die zijn vlag gaat uithangen.

O, ik dacht dat hij ...

De voorzitter:

Nee, u kunt gewoon door.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik wil hem vooral nergens toe uitdagen.

De voorzitter:

Nee, hij is blij volgens mij. Hij mocht de vlag uithangen, toch?

De heer Jansen (PVV):

Ik wil nog een interruptie achter de hand houden, voorzitter.

De voorzitter:

Ja, dat dacht ik al. De Staatssecretaris vervolgt.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter. Drugs. De heer Renkema heeft gezegd: drugsgebruik onder jongeren is sterk gestegen. Kan de Staatssecretaris daarop reageren en ook op wat de coronacrisis heeft gedaan voor het drugsgebruik? Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor thuiszittende jongeren? Wij hebben een aantal expertsessies georganiseerd de afgelopen tijd, met mensen die daar echt goed zicht op hebben en die in de branche heel actief zijn, om ze te kunnen vragen wat er gebeurt. Mevrouw Kuik zei in een interruptie: de festivals zijn weg en daarmee is bijvoorbeeld het xtc-gebruik ingezakt, maar andere vormen van drugs zoals cannabis, cocaïne, lsd, paddo's en ketamine, maar ook 3-MMC nemen toe. Dat is heel zorgwekkend, vind ik.

Niet voor niets hebben de Minister van Justitie en Veiligheid en ik het initiatief genomen om die nieuwe psychoactieve stoffen onder één noemer te brengen, zodat ze makkelijker verboden kunnen worden. Er bestaat voor verschillende middelen wel een verschil tussen de periode van de lockdown en de fase van versoepelingen. Wat er gebeurt is dus een nogal fluctuerend beeld. Wij willen bepaalde middelen harder terugdringen en gewoon op de lijst van verboden artikelen zetten. Wij willen ook scherper in beeld krijgen wat er nu aan de hand is, want zij zien nogal een fluctuatie. Bijvoorbeeld de festivaldrugs zijn weg, maar andere nemen toe. Wij kunnen daar nog niet altijd de vinger achter krijgen. Er wordt op dit moment een rapportage gemaakt van dat gebruik en ik verwacht dat rapport begin maart aan uw Kamer te verzenden. Volgens mij komt die ook op de lijst van toezeggingen. Er wordt dus op dit moment bekeken hoe het zit en het is het Trimbos-instituut dat dat in beeld brengt.

Mevrouw Dik-Faber en mevrouw Kuik hebben in omgekeerde volgorde vragen gesteld over lachgas. Hoe zit het daar nu mee? Daar ben je toch al mee bezig? De regelgeving staat helemaal in de steigers. Daar zijn we klaar voor. Wat complex is, is dat er dan ook gehandhaafd moet worden. Daar zijn we nu volop over in gesprek en dat ligt vooral op het bordje van de Minister van Justitie en Veiligheid. Hoe zit het met de handhavingscapaciteit en de daarmee gepaard gaande middelen? Dat gesprek voeren we nu. Dat leidt wel tot enige vertraging. Ik zou het liever gisteren dan vandaag op lijst II zetten, maar op dit specifieke punt voeren we gesprekken en zodra die tot een resultaat leiden, is uw Kamer de eerste die dat hoort. Van de urgentie hiervan hoeft niemand mij te overtuigen. Het zit alleen nog vast op dit punt.

Voorzitter. Dit waren de drugs alweer.

Ik heb nog drie blokken te gaan. Ik begin met de bevolkingsonderzoeken. De heer Bolkestein en mevrouw Diertens hebben aandacht gevraagd voor de capaciteit bij de bevolkingsonderzoeken. Dat is een zorgpunt, een punt van aandacht, bijvoorbeeld alleen al de interval in de borstkankeronderzoeken, waarover ik de Kamer heb geïnformeerd. Daar hebben we echt heel veel aandacht voor. Dat was ook een prominent punt bij de begrotingsbehandeling begin december. Op grond van een motie ben ik er ook aan gehouden om de Kamer voor 1 maart te informeren over wat er kan bij het borstkankeronderzoek. Dat is niet een nieuwe toezegging, maar iets waar ik aan gehouden ben. Voor 1 maart moet er dus een brief van mijn kant naar de Kamer komen met wat wij doen om de capaciteitsproblemen tegen te gaan. Voor alle bevolkingsonderzoeken geldt dat de arbeidsmarktproblematiek een springend punt is. Dat geldt in de hele zorg, maar ook hier. In het kader van de grote campagne Ik Zorg wordt er heel specifiek ingezoomd op mensen die hieraan een bijdrage kunnen leveren. Dat is in het algemeen de beantwoording op het punt van de capaciteit.

De heer Jansen en de heer Bolkestein vroegen of het vervolgonderzoek wel op orde is. Vanaf het begin van de zomer vorig jaar worden mensen weer uitgenodigd voor de drie bevolkingsonderzoeken. Dan moet er ook een vervolg zijn. Het wegwerken van de achterstanden gaat in een rap tempo. Alles is erop gericht om de bevolkingsonderzoeken te laten doorlopen. Bij het vervolgonderzoek is de capaciteit op dit moment toereikend. Bij borstkankeronderzoek is het vervolgonderzoek wel toereikend, alleen is de screening aan de voorkant door corona beperkt, omdat je daar met fysieke beperkingen zit. Maar we hebben er alle aandacht voor om dat zo veel mogelijk op te schalen en zo veel mogelijk op peil te houden.

Voorzitter. Dan de brede vraag die is gesteld door mevrouw Kuik en ook door de heer Jansen over de regierol die de rijksoverheid moet pakken in het onderzoek naar kanker. Volgens mij hebben verschillende andere woordvoerders daar ook vragen over gesteld. Er zou een nationaal actieplan tegen kanker moeten komen. Heel in het algemeen zou ik daarover het volgende willen zeggen. Er gebeurt in Nederland natuurlijk heel veel in het onderzoek naar het tegengaan van kanker en naar de genezingsmogelijkheden; mondiaal zitten we echt in de top. In de brief van 8 juli, die ik mede namens de Minister voor Medische Zorg en Sport aan de Tweede Kamer heb gestuurd over de preventie van longkanker, waar ook verschillende woordvoerders specifiek naar hebben gevraagd, ben ik ingegaan op een nationaal actieplan tegen kanker, dus de algemene vraag. Ik heb in de reactie gezegd dat wij veel hebben gedaan om kanker tegen te gaan: er zijn de drie bevolkingsonderzoeken naar baarmoederhals-, borst- en darmkanker waar we het net over hadden, erkenning van expertisecentra voor zeldzame vormen van kanker, en subsidies voor het Integraal Kankercentrum Nederland en voor regionale oncologische netwerken. Ik wil hardop de vraag stellen: wat voegt een nationaal kankerplan ... Wat een gek woord is dat. Ik zou zeggen: wat voegt een nationaal actieplan tegen kanker toe aan wat we allemaal al doen? Als de Kamer zegt «we willen meer de synergie zien van alles waar we mee bezig zijn», dan wil ik dat graag toezeggen. Maar een apart actieplan tegen kanker voegt volgens mij niet veel toe aan wat we nu al doen. Dat is volgens mij een heleboel drukte organiseren die niet nodig is.

De voorzitter:

Ik zie twee interrupties, van mevrouw Kuik en mevrouw Sazias. Mevrouw Kuik, gaat uw gang.

Mevrouw Kuik (CDA):

KWF heeft dit niet voor niets voorgesteld, omdat het op een aantal punten toch de regie van de overheid mist. Dat is denk ik een heel belangrijk punt, maar dat geldt ook voor het punt waar ik mee begon: kanker gaat over meer dan alleen het bestrijden van de ziekte zelf. Het gaat ook over de hele mens erachter. Daar zou volgens mij veel meer aan kunnen gebeuren. Het zou helpen als er zo'n nationaal actieplan is, waarin de krachten worden samengebundeld en stippen op de horizon worden gezet.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, wat ik in mijn antwoord alleen niet noemde – ik moest een beetje opschieten, en terecht – is dat bijvoorbeeld het hele Nationaal Preventieakkoord doorspekt is van de strijd tegen kanker. Er zijn bijvoorbeeld 20.000 doden ten gevolge van roken: daar zitten ook mensen bij met hart- en vaatziekten en andere ernstige ziekten, maar een heel groot deel daarvan is door kanker. Voor overgewicht en ook voor alcohol geldt hetzelfde. Er zijn mensen die omvallen vanwege kanker ten gevolge van verkeerd gebruik van middelen. Dat brede beeld wordt natuurlijk met zo'n Nationaal Preventieakkoord, maar ook op andere domeinen ingezet. Artsen, niet alleen de huisarts maar ook de specialistische hulpverlening, kijken veel breder en durven ook veel meer vragen te stellen aan hun patiënten, dus volgens mij wordt dat meegenomen. Ik zou liever in een heel korte notitie in beeld brengen waar we mee bezig zijn om die synergie te laten zien in plaats van met elkaar een nationaal actieprogramma tegen kanker in het leven te roepen. Ik wil dat niet krampachtig tegengaan, maar laten we alsjeblieft de energie goed inzetten.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Ik wil mevrouw Kuik graag hierin ondersteunen. Ik denk dat zij met een actieprogramma niet alleen bedoelt hoe je de preventie vorm kunt geven, maar ook hoe je met de ziekte omgaat. Ze knikt, dus ik ga ervan uit dat ze het ermee eens is. Een belangrijk onderdeel daarvan is bijvoorbeeld hoe werkgevers omgaan met mensen die kanker hebben of kanker hebben gehad. Ik denk dat mevrouw Kuik dat ook bedoelt met dat nationale actieprogramma. Ik hoor de Staatssecretaris zeggen dat hij niet goed weet wat een nieuw actieplan nog kan toevoegen. Wat vindt hij dat er bijvoorbeeld zou moeten gebeuren in de omgeving van IJmuiden, waar Tata Steel zit en waar 25% meer longkanker voorkomt? Is dat geen punt waar toch echt nodig wat aan moet gebeuren?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat laatste is sowieso een terechte vraag. Volgens mij gaan we dit gesprek verkeerd voeren als ik mij heel hard verzet tegen een nationaal actieplan tegen kanker. Ik zou willen voorstellen dat wij vanuit VWS in beeld brengen wat er gedaan wordt en hoe de samenhang is en dat de Kamer op basis van zo'n notitie de conclusie trekt «dat moet je breder trekken, maak er een nationaal actieprogramma van» of dat de Kamer zegt «daar gebeurt veel en wij hebben geen idee of daar nog wat aan kan worden toegevoegd door een nationaal actieprogramma». Dat is mijn suggestie.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Als het gaat om het aantal longkankergevallen in de omgeving van IJmuiden, zou ik toch liever zien dat u daar in elk geval wel wat meer haast achter zet. Dan kunnen we daarnaast rustig praten over een ander actieprogramma.

De voorzitter:

De Staatssecretaris nog hierop en meneer Bolkestein ook nog.

Staatssecretaris Blokhuis:

Als er vermoedens bestaan dat er ten gevolge van een bepaalde activiteit op een bepaalde plek meer kanker voorkomt, dan ben ik het heel erg met mevrouw Sazias eens dat je daarop moet inzoomen. Ik heb even niet paraat hoe het hier precies mee zit. Dus óf ik kom er in de tweede termijn op terug óf ik wil er schriftelijk op terugkomen.

De voorzitter:

De interrupties van mevrouw Sazias zijn op, dus ze kan hier niet op reageren. Maar als ze knikt of niet knikt, denk ik dat het oké is om daar later schriftelijk op terug te komen. Daar is ze mee akkoord. Meneer Bolkestein.

De heer Bolkestein (VVD):

Ik kan me voorstellen dat de term «nationaal actieplan» de Staatssecretaris een beetje tegenstaat, omdat daar een soort suggestie in zit dat er nog niks gebeurt en dat er actie moet worden ondernomen. Dat zou niet mijn suggestie zijn, maar ik zou wel het initiatief willen steunen en naar de inhoud willen kijken, of je het woord «actieplan» nou fijn vindt of niet. Als de Staatssecretaris het zou opvatten als een oproep om met de verschillende partijen uit het veld wat vaker bij elkaar te zitten en er een container voor te geven, een soort framework voor te geven...

Staatssecretaris Blokhuis:

Ik luister. Ik probeer als man met twee oren te luisteren, maar dat gaat natuurlijk hopeloos mis. Maar ik heb wel gehoord wat de heer Bolkestein vraagt.

De heer Bolkestein (VVD):

U begrijpt de strekking wel: om meer met de partijen, zoals het KWF, om tafel te gaan zitten en meer in samenspraak met een antwoord aan ons te komen. Volgens mij hoeft u het woord «actieplan» dan niet op te vatten als iets wat u nog helemaal niet doet en wat nog helemaal niet gebeurt.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij overstijgt die vraag ook mijn portefeuille. Ik ben van preventie, leefstijl en gezondheidsbevordering. Bijvoorbeeld hoe je omgaat met mensen die al lijden aan de ziekte en de hele curatieve zorg, dat ligt meer op het bordje van Minister van Ark. Ik zou deze vraag dus sowieso met haar willen bespreken. Zullen we bij dit punt afspreken dat we hier kort op terugkomen met een schriftelijke reactie, tenzij de Kamer nu met een motie komt? Dat weet ik niet, maar ook bij zo'n motie zou ik met hetzelfde voorstel komen. Laten we kort schriftelijk reageren, want ik denk dat zelfs de tweede termijn nu te snel is om daar breed op in te gaan. Ik ben heel welwillend; het is superurgent. Ik wil alleen voorkomen dat we iets heel groots op onze nek halen, terwijl dat misschien niet per se nodig is in het licht van wat we allemaal al hebben.

De heer Bolkestein (VVD):

Volgens mij slaat de Staatssecretaris de spijker op de kop. Als het de portefeuilles hier overstijgt, dan overstijgt het natuurlijk in zekere zin ook de samenwerking tussen de verschillende partijen in Nederland. Als ik een klein beetje kan begrijpen wat mevrouw Kuik bedoelt met de motie, wordt er volgens mij juist toe opgeroepen om boven de portefeuilles en boven de ministeries uit te stijgen en alle partijen samen aan tafel te hebben. Nogmaals, dat moet u niet zien als een actieplan omdat er nu niks gebeurt. Het gaat veel meer om de coördinatie. Ik kijk dan ook een beetje naar rechts; ik geloof dat mevrouw Kuik knikt.

De voorzitter:

Daar is nu een toezegging op gedaan om dat, schriftelijk in ieder geval, in beeld te brengen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja.

De voorzitter:

Dat zijn veel toezeggingen, Staatssecretaris. Dat heb ik al genoteerd. Maar goed, dat vindt u fijn. We gaan door met uw betoog op dit onderdeel.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter, even een reactie op uw laatste opmerking: een aantal dingen die ik heb toegezegd, zaten al in de pijplijn. Dus dat is niet iets wat ik ter plekke verzin. Maar dit is echt een nieuwe toezegging die de Kamer afdwingt.

Voorzitter. Ik ga nog in op een paar losse punten over het bevolkingsonderzoek of daaraan gerelateerd. Over de vorm van kanker: mevrouw Diertens had een aantal vragen over huidkanker en wat er op dat punt precies gebeurt. Ter preventie van huidkanker is in 2019 het Zonkrachtactieplan (ZAP) opgesteld door het RIVM in opdracht van ons ministerie. Sindsdien werkt het RIVM met maatschappelijke partners samen om huidkanker te voorkomen, waaronder met het IKNL, waar mevrouw Diertens ook aan refereerde. De samenwerking waar zij naar vraagt, vindt dus al volop plaats. Ik weet eerlijk gezegd niet wat de stand van zaken is. Maar als antwoord op de vraag om daar aandacht aan te geven: dat heeft al sinds 2019 vorm gekregen.

Dan de vraag van de heer Renkema naar het darmkankeronderzoek.

De voorzitter:

U heeft toch nog één interruptie van mevrouw Diertens. Even kijken. Dat kan nog inderdaad. Ja, gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

Nog maar één?

De voorzitter:

Ja, u heeft er nog één.

Mevrouw Diertens (D66):

Dan sla ik ’m over.

De voorzitter:

Dan slaat u ’m over. Oké. Dan houden we die nog tegoed. Sorry, Staatssecretaris, gaat uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het darmkankeronderzoek naar 50 jaar verlagen, dat was het verzoek van de heer Renkema. In de evaluatie van het bevolkingsonderzoek darmkanker dat de Gezondheidsraad dit jaar gaat starten, wil ik die vraag graag meenemen. Volgens mij heeft hij er al eerder aandacht voor gevraagd. Dat heb ik toen een beetje afgehouden. Maar ik wil het graag meenemen in de evaluatie van de Gezondheidsraad. Die evaluatie kan pas later beginnen omdat er data nodig zijn van meerdere rondes die al gelopen hebben. Het bevolkingsonderzoek loopt pas volledig sinds 2019. Maar ik neem de vraag zeer serieus. Ik wil die graag betrekken bij de evaluatie van de Gezondheidsraad.

Dan de vraag van mevrouw Kuiken, die even weg is, over lekkende borstimplantaten. Daar heb ik het met haar collega, mevrouw Ploumen, al diverse keren over gehad. Die lekkende implantaten zijn niet goed te zien op een mammogram. Daarom blijft het belangrijk dat vrouwen die implantaten hebben, die laten controleren door een cosmetisch chirurg. Dat is eigenlijk de koninklijke route. Nevenbevindingen worden in de regel niet doorgegeven aan vrouwen, omdat dat leidt tot overbodig onderzoek en behandeling. Zo heb ik dat eerder ook beantwoord en dat blijf ik ook consistent zeggen: vrouwen worden actief geïnformeerd dat die nevenbevindingen niet altijd actief worden doorgegeven. Alleen als er echt iets heel urgents is, wordt dat natuurlijk ook bij dat onderzoek gemeld.

Voorzitter. Dit is wel grappig: op mijn briefje staat «vraag van de heer Renkema van de fractie van de ChristenUnie». Welkom! Toch nog een verrassende climax aan het einde van mijn eerste termijn! De heer Renkema van GroenLinks, voor de Handelingen, vraagt naar een langere termijn van het bevolkingsonderzoek. Van de bevolkingsonderzoeken naar borstkanker en darmkanker vinden de evaluaties plaats, zoals ik net al zei. Daaruit kunnen ook aanbevelingen komen voor verbetering van die bevolkingsonderzoeken. Het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker is recent vernieuwd. De komende tijd proberen we de inzet van de zelfafnametest te verbeteren. Dat is een belangrijk nieuw element. Als nieuwe soorten onderzoek nodig zijn – want ik denk dat dat ook achter de vraag zit – blijven wij er natuurlijk steeds alert op of dat opportuun is, zoals die screening naar longkanker. Daar heeft de heer Van Gerven naar gevraagd. Volgens mij heeft hij ook verwezen naar die Nelsonstudie, maar dat weet ik niet zeker. Die studie is veelbelovend, maar leent zich niet voor uitrol naar een breed, landelijk bevolkingsonderzoek. De gedachte daarachter is dat we bevolkingsonderzoeken die we hebben, kunnen rubriceren naar bijvoorbeeld leeftijd, vanaf je 50ste, 55ste, of naar een bepaalde objectief aan te wijzen groep. Bij longkanker is het heel ingewikkeld om bij voorbaat al de groep af te bakenen en te zeggen: dat onderzoek is voor deze groep. Dus om te zeggen dat we een breed bevolkingsonderzoek naar longkanker in het leven gaan roepen: nee. Ik heb al eerder de Kamer per brief aangegeven dat vooral wordt ingezet op het ontmoedigen van roken, als belangrijkste oorzaak. Daar zoeken we vooral onze kracht om mensen die dat risico lopen, van dat gevaar te vrijwaren.

De voorzitter:

De laatste interruptie van de heer Renkema. Gaat uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):

Nog een algemene vraag over bevolkingsonderzoeken. Daar wordt heel verschillend over gedacht, ook in de medische wereld. Enerzijds spoor je mogelijk mensen op die ziek zijn, maar je creëert ook onrust bij mensen bij wie de uitslag achteraf toch beter blijkt te zijn. Bovendien zijn er kosten mee gemoeid, dus het is ook de vraag wat je wel en niet doet. Dat onderzoek naar longkanker is inderdaad niet gedaan op een heel brede leeftijdsgroep maar juist op rokers, of op mensen die zijn gestopt met roken maar wel lang hebben gerookt. De meeste mensen die roken en longkanker krijgen, horen die diagnose in fase vier van de ziekte. Dat betekent dat ze niet zo veel kans meer hebben om die ziekte te overleven. Ik heb er nog even naar gekeken; de stichting Longkanker Nederland pleit er heel nadrukkelijk voor om dit wel te doen. Juist als je mensen wilt motiveren te stoppen, kan een oproep tot een onderzoek – ik weet dat dat zelfselectie is – mensen aanzetten om te zeggen: ik wil onderzocht worden, maar ik wil ook de stap zetten naar stoppen met roken. In die zin zit er ook een preventieve kant aan.

Staatssecretaris Blokhuis:

Zelfopgave is in de systematiek van bevolkingsonderzoeken die wij kennen nu juist een drempel. Dat maakt het ingewikkeld. Dan zouden wij echt naar een nieuwe systematiek moeten. Daar kiezen wij nu niet voor bij VWS. Dat is één. Deze opmerking moet niet verkeerd uitgelegd worden, maar stel je voor dat een roker een longonderzoek wil ondergaan en dat uit dat onderzoek zou blijken dat hij schone longen heeft, dan is dat niet de beste prikkel waardoor hij zegt: nou, dan kan ik wel stoppen. Hij zal eerder zeggen: ik hoor bij dat sterke geslacht dat er niks van ondervindt; jongens, huppakee! Volgens mij kan dat zelfs dat verkeerde effect hebben. Maar met alle respect, longonderzoek kan mensen wel degelijk voor heel veel ellende behoeden. Daar ben ik het gelijk mee eens. Ik heb volgens mij voldoende aangegeven waarom wij, gelet op de systematiek, daar nu niet voor kiezen.

De voorzitter:

Dan nog een interruptie van meneer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik wil nog even doorgaan op die Nelsonstudie. Ongeveer 700 tot 800 screenings op borstkanker kunnen 1 sterftegeval voorkomen. Bij die Nelsonstudie is dat 1 op 500. Dus 500 CT-screenings zouden 1 geval van sterfte voorkomen. In die zin is het effectiever. Er wordt bijvoorbeeld voorgesteld om de groep 60- tot 80-jarigen te nemen met 40 pakjesjaren. Dan heb je een heel afgeperkte groep. Ik zou niet weten waarom dat strijdig zou zijn met de bedoelingen van onze bevolkingsonderzoeken, ook gelet op de criteria van Wilson en Jungner op basis waarvan je bevolkingsonderzoek zou kunnen doen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Volgens mij pleit de heer Van Gerven er niet voor om een heel leeftijdscohort uit te nodigen maar om dat specifieker te doen. Wat ik juist probeerde aan te geven in de richting van de heer Renkema maar ook in de richting van de heer Van Gerven, die de vraag had gesteld, is: het past in ieder geval niet in de huidige systematiek, waarin je mensen op basis van leeftijd of andere objectieve kenmerken kunt uitnodigen. Dat is een heel andere benadering dan wanneer mensen zichzelf moeten opgeven. Ik zeg niet dat dat onderzoek slecht is en dat we dat nooit moeten willen. Op dit moment kiest het kabinet daar nog niet voor, juist omdat je moet afgaan op zelfopgave.

Voorzitter. Ik heb nog één vraag. Sorry dat het zo door elkaar heen loopt; dat gaat zo in de hectiek van het moment. Dit is mijn laatste antwoord op vragen die gesteld zijn over bevolkingsonderzoeken door de heer Renkema en mevrouw Sazias van 50PLUS. Hoe zit het met het MRI-onderzoek voor vrouwen met dicht borstweefsel? Ik heb de Kamer daarover geïnformeerd. De Gezondheidsraad zegt: je moet eigenlijk niet focussen op dat MRI-onderzoek; er is een nieuw type onderzoek, CEM-onderzoek, dat kansrijk lijkt te zijn. Dat weten we niet zeker. De conclusie die ik daaraan heb verbonden, is dat het niet wijs zou zijn om nu alles in te zetten op het MRI-onderzoek en dat CEM-onderzoek maar voor kennis aan te nemen. Er zijn wetenschappers die zeggen: dat CEM-onderzoek is zeer perspectiefrijk; onderzoek dat ook. Ik bewandel nu beide sporen. MRI houden we in beeld, maar daarnaast willen we nadrukkelijk in beeld hebben hoe effectief dat CEM-onderzoek is. Ik heb de Kamer geïnformeerd over wat wij nu doen. Wij bewandelen beide sporen en nemen bij beide sporen de hoogst mogelijke spoed in acht. Ik wil zo snel mogelijk weten welk van beide sporen het meest effectief is. Volgens mij is dat ook het meest wijs. Want als we nu kiezen voor MRI terwijl er mensen zijn die zeggen dat we voor CEM moeten kiezen, dan zouden we daarmee het advies van de Gezondheidsraad trotseren en dat wil ik niet.

Voorzitter. Ik ben bij het hoofdstukje vaccinaties.

De voorzitter:

Mevrouw Sazias, u bent helaas door uw interrupties heen. Ik weet dus niet wat u...

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Ik wilde even iets vragen. Ik weet niet of ik het gemist heb, maar ik had ook nog gevraagd om het bevolkingsonderzoek voor darmkanker eventueel wat te vervroegen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, daar ben ik op ingegaan in de richting van de heer Renkema: naar 50 jaar. Ik heb gezegd dat ik dat bij de evaluatie wil laten meenemen.

De voorzitter:

Dan de vaccinaties.

Staatssecretaris Blokhuis:

In de eerste plaats is er een vraag van mevrouw Diertens over de universele rotavirusvaccinatie. Daar heeft Nederland even een pas op de plaats gemaakt. Er zijn Europese landen die dit ingevoerd hebben en er zijn ook Europese landen die dit niet doen; laten we dat ook niet vergeten. De landen die daartoe het besluit hebben genomen, hadden wel vaak een hogere incidentie van het rotavirus dan Nederland, want in Nederland loopt het sinds 2014 gelukkig terug. Het is een nare ziekte. In 2018 is op basis van het advies van de Gezondheidsraad besloten om rotavirusvaccins in te zetten voor kinderen uit risicogroepen; heel risicogestuurd dus. Later is wel het inzicht doorgebroken dat dat ook niet het meest effectief is en hebben wij opnieuw advies gevraagd aan de Gezondheidsraad over wat nu het beste is. Het is niet: van uitstel komt afstel. We willen echt het allerbeste en daarom hebben we opnieuw advies gevraagd. Op dit punt staan we nu. Er is dus een nieuwe adviesaanvraag gedaan aan de Gezondheidsraad. Dat advies wordt in de loop van dit jaar afgegeven. Dat is geen toezegging, maar gewoon een feit dat gebeurt.

Mevrouw Diertens vraagt ook wat de stand van zaken is ten aanzien van haar motie over de rol van apothekers bij vaccinatie. Die werd als kansrijk gezien. Sterker nog, ik begrijp van collega De Jonge dat apothekers waar nodig bijspringen bij de covidvaccinatie. Dat is eigenlijk al een deel van het honoreren van de motie van mevrouw Diertens. Daarnaast gebeurt er meer. Vanuit VWS voeren we gesprekken met apothekers over hun rol bij vaccinatie in het algemeen. In dat kader zetten apothekers zich momenteel ook in om de informatieverstrekking rond vaccineren te verbeteren. Informatievoorziening is ook een rol van de apothekers. Ik ben ook in gesprek met apothekers en huisartsen in samenwerking met het Netwerk Patiënteninformatie over de voorlichting rond de COVID-19-vaccinatie en de verbetering daarvan. Dat is in lijn met vorige punt, specifiek over COVID-19. Dat is eigenlijk het punt waar mevrouw Diertens het met name over heeft: kunnen zij niet breder ingezet worden, ook bij het actief zetten van de spuiten? Wij wachten de uitkomst af van de verkenning van het vaccinatiestelsel voor een bredere inzet van apothekers, ook in die zin. Die verkenning verwachten we binnen enkele maanden. Daarin wordt de rol van de apothekers ook meegenomen. Dat zal ook wel weer een toezegging zijn: binnen enkele maanden informatie richting Kamer over de inzet en de rol van apothekers in het kader van vaccineren. Misschien leest u het in de krant.

Het vaccinatiepaspoort van de heer Renkema kwam nog langs, voorzitter.

De voorzitter:

Er is een interruptie van mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Misschien even naar aanleiding hiervan en misschien is dat in deze commissie al uitgebreid besproken: als je mensen serieus wilt nemen, ook hun twijfels over vaccineren, denk ik dat het volgende in ieder geval belangrijk is. Mensen die absoluut niet willen, overtuig je niet. Maar vooral bij de mensen die twijfelen, moet je het niet hebben over «een prikje», «paardenvlees» of andere bagatelliserende dingen. Ik denk dat de echte twijfelaars echt overtuigd kunnen worden met goed onderbouwde informatie. Dat wilde ik graag nog even meegeven.

Staatssecretaris Blokhuis:

Helemaal mee eens. Volgens mij stel je dan de goeie prioriteiten.

De voorzitter:

Het paspoort.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het paspoort. De heer Renkema vraagt of we het vaccinatiepaspoort niet toch kunnen centraliseren. Die vraag is des te urgenter in het kader van corona, als ik de heer Renkema goed begrijp. De Minister van VWS werkt momenteel samen met het RIVM aan de realisatie van een burgerportaal. Dat burgerportaal geeft Nederlanders via DigiD toegang tot hun eigen vaccinatiegegevens. Volgens mij is dat hiermee in lijn. Ik heb het destijds misschien iets anders verwoord. Het is eigenlijk een heel modern vehikel, want het is een digitaal vaccinatiepaspoort. Mensen kunnen gewoon via de digitale route, via DigiD, zelf hun eigen vaccinatiegegevens inzien. Ik weet niet of je daar vervolgens een print van kunt maken om anderen te overtuigen of om het te laten zien. De eerste versie van dit portaal is in het voorjaar van dit jaar gereed. Dat is geen toezegging, maar gewoon een feit.

Sorry, wat zei u? Privacy?

De voorzitter:

Graag via de microfoon! Want dit zijn de saillante opmerkingen. Even kijken; gaat u door?

Staatssecretaris Blokhuis:

Er is nog een vraag gesteld door mevrouw Diertens: de vaccinatiegraad ligt soms nog een beetje laag; wat zijn de doelstellingen? Dat ging volgens mij met name over HPV. Ik weet niet of we daar een antwoord op hebben. Nee, die vraag was van de heer Renkema, dus niet van de fractie van D66 maar van de fractie van GroenLinks. In het algemeen kunnen we wat betreft de vaccinatiegraad van de kindervaccinaties in het Rijksvaccinatieprogramma constateren dat we op de goede weg lijken te zijn, omdat de vaccinatiegraad weer toeneemt. Zelfs vorig jaar, in het coronajaar, is er ontzettend veel werk verzet in de jeugdgezondheidszorg. Een dikke pluim daarvoor. Nagenoeg alle vaccinaties die gepland waren, konden ingezet worden. We blijven streven naar 95%, omdat dat volgens de WHO een hele goede dekking lijkt te garanderen.

Ik zit even te zoeken of ik het antwoord heb op de vraag over HPV. Die zit hier niet in, denk ik. Daar moet ik in de tweede termijn op terugkomen. Overigens kan ik daar in het algemeen wel iets over zeggen in de richting van mevrouw Diertens, dus misschien hoef ik er dan in de tweede termijn niet per se op terug te komen. De vaccinatiegraad voor HPV is met reuzensprongen toegenomen. Die is echt met tientallen procenten gegroeid in de afgelopen jaren. Men moet wennen aan het idee dat dat al op die leeftijd wordt gegeven. Overigens gaan we het vervroegen naar 9 jaar en worden ook jongens toegevoegd aan de doelgroep. Maar als je ziet waar we vandaan komen... We verstrekken die gegevens ook aan de Kamer. De groei is fors.

Ik weet niet of we bij HPV streven naar 95%. Ik kijk even naar mijn ondersteuning. Mikken we bij HPV ook op een vaccinatiegraad van 95%? Volgens mij niet per se. Het werkt natuurlijk ook anders; dat is het antwoord. Bij het RVP-programma, bijvoorbeeld voor kinkhoest en rodehond, geldt groepsbescherming, maar bij HPV gaat het om individuele bescherming. Dat is het antwoord.

De heer Renkema (GroenLinks):

We streven dus naar 100%?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, want hoe meer mensen gevaccineerd zijn, hoe meer individuen beschermd zijn. We streven dus naar 100%, omdat we ervan overtuigd zijn dat het een goede maatregel is. Maar het is echt van een andere orde dan groepsbescherming, die geldt bij andere onderdelen van het RVP.

Mevrouw Diertens vroeg: zijn we nu een beetje aan het evalueren? Hoe hangt de vlag er nu bij? En kunnen we ons voorbereiden op nieuwe pandemieën? Ik denk eerlijk gezegd dat het belang van die vraag de orde van deze vergadering overstijgt. De vraag hoe je je gaat voorbereiden op pandemieën is zo breed dat die haast om een apart debat zou vragen. Ik denk in ieder geval dat de coronapandemie heeft aangetoond dat het van groot belang is dat we een goede infectieziektebestrijding hebben. Als zich in Verweggistan, ergens in de wereld, een bepaald risico aandient, moeten we niet denken dat dat hier niet komt, want corona heeft aangetoond dat het in een paar sprongen hier zit. Meer in het algemeen geldt dat wij sessies hebben over de lessons learned. Er komt een heel boekwerk over de lessons learned van corona. Een van die lessons learned betreft hoe we omgaan met het voorbereiden op pandemieën.

Er was nog een vraag van mevrouw Sazias over het pneumokokkenvaccin: liggen we een beetje op schema en hoe gaat dat? Mevrouw Sazias weet als geen ander dat de benadering is omgekieperd. We zijn eerst met de meest kwetsbare doelgroep begonnen, de oudste mensen die hiervoor in aanmerking komen. In de afgelopen winter zijn alle 73- tot 79-jarigen opgeroepen om dat vaccin te halen. De opkomst was goed. De campagne is ook goed verlopen, dus we gaan de cohorten verlagen. We gaan naar lagere leeftijden. In het komend najaar, als de eerste groep is afgerond, worden de mensen uit het cohort van 69 jaar tot 73 jaar uitgenodigd. Mevrouw Sazias maakt daar nog lang geen deel van uit.

Ik heb nog één mapje: overig. Het zijn maar een paar vragen. De eerste gaat over seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daar heeft mevrouw Kuik een vraag over gesteld. We zijn bekend met de #TotHier-campagne van Rutgers. In antwoord op schriftelijke vragen van de heer Wörsdörfer van de VVD heb ik aangegeven dat er op korte termijn een brief komt over de interdepartementale aanpak en preventie van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dat is niet alleen iets van VWS, maar ook van de andere betrokken departementen. In de brief die met de beantwoording van die vraag is toegezegd, geef ik ook een overzicht van de interdepartementale inzet, met aandacht voor het voorkomen van slachtoffer- en daderschap, het versterken van tijdige signalering en het stoppen en duurzaam oplossen van seksueel geweld. Het is een superbelangrijk onderwerp. Loverboyellende heeft ermee te maken. Ik heb vorige week een oploop gehad onder leiding van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, mevrouw Broekers-Knol, over mensenhandel. Dat is een hieraan gerelateerd punt. Er is echt effort, ook van de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Sociale Zaken, Justitie en Veiligheid, en natuurlijk van VWS.

Voorzitter. Mevrouw Diertens heeft gevraagd hoe leefstijlpreventie en psychiatrie aan elkaar worden gekoppeld. Daar is naar mijn waarneming steeds meer oog voor. Er zijn in de ggz steeds meer behandelaren, psychologen en psychiaters die het belang zien van leefstijl. Het is belangrijk dat de aanpak effectief is, om succesvol in te zetten bij mensen met een psychische aandoening. Met het oog daarop is vorig jaar door ZonMw een subsidieronde leefstijlgeneeskunde opengesteld. Dat is eigenlijk bedoeld om iets waarvan u en ik er waarschijnlijk van overtuigd zijn dat het een meerwaarde heeft, een nog veel betere basis te geven. Er moet overtuigend worden aangetoond dat leefstijlgeneeskunde een bestaansrecht en een toegevoegde waarde heeft. Er zijn negen projecten gehonoreerd bij ZonMw, waarvan er drie specifiek gericht zijn op mensen met een psychische aandoening. Dat heeft dus volop aandacht. Ik hoop dat dit eraan bijdraagt dat ook in de ggz aandacht voor leefstijl een vlucht gaat nemen, maar dat kan wat mij betreft vooral gebeuren na ommekomst van het onderzoek van ZonMw.

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb...

De voorzitter:

Uw laatste vraag, mevrouw Diertens. Gaat uw gang.

Mevrouw Diertens (D66):

Ja, voorzitter, mijn laatste vraag. Die had ik ook bewaard, want ik heb het thematijdschrift gelezen waarin ook de Staatssecretaris werd geïnterviewd. Daarin zijn een aantal uitkomsten van onderzoeken kenbaar gemaakt. Ik maak me er toch wel zorgen over of preventie qua publiek beleid, campagnes en al dat soort dingen wel aankomt bij de doelgroep waarover we het hier hebben. Ik zou het dus toch wel fijn vinden om daar nog meer over te weten te komen. Het is namelijk nog jong binnen de psychiatrie. «Bewegen» is er al wat langer. Maar ik begreep dat het er op andere terreinen, dus qua integrale aanpak, nog wel aan schort.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat is ook zo. Zoals ik net ook zei, ben ik bij een congres geweest. Dat was al in 2019, denk ik, maar daar waren heel veel enthousiaste behandelaren uit de ggz, waarin de cultuur van aandacht voor leefstijl echt doordringt. Denk aan stoppen met roken, wat op zich eigenlijk weer een psychische klacht is, want het is een soort verslaving. Maar denk ook aan bewegen, gezond eten en gewicht. Dat zie je wel breed doordringen, ook wel in het kader van het Nationaal Preventieakkoord. Ook de ggz-instellingen zeggen bijvoorbeeld: wij willen rookvrij worden, en dat geldt dus ook voor onze patiënten. Dat is een hele beweging. Daar committeert de ggz zich aan. Dus volgens mij leeft het breed. Voeg dat bij de drie onderzoeken in het kader van de ZonMw-studies, en dan denk ik dat het volop op de agenda staat. We zouden altijd met z'n allen harder willen, maar we kunnen soms niet harder lopen dan we doen.

Ik heb de allerlaatste vraag, voorzitter, en dat werd wel tijd ook, denk ik. Die vraag is van mevrouw Sazias, over valpreventie: hoe gaat de Staatssecretaris daar extra aandacht voor vragen? Dat is een van de vier kansrijke projecten die net als GLI onder de werking van de Zorgverzekeringswet kunnen vallen. Als dat gebeurt, heb je echt een brede vlucht, want dan is er ook een betaaltitel om daar aandacht aan te besteden. We moeten daar nog wel een paar stappen voor zetten. Het Zorginstituut werkt op dit moment aan de vraag of en in hoeverre valpreventieactiviteiten zich lenen voor financiering uit de Zorgverzekeringswet. Ik verken ook de verantwoordelijkheden die gemeenten hebben rond valpreventie. Veel gemeenten investeren in het kader van de Wmo al, bijvoorbeeld in het wegnemen van drempels of in «Halt! U valt»-projecten. Aanvullend wordt op dit moment met het werkveld in werksessies gesproken over wat er nog meer nodig is. Ik hoorde de voorzitter net volgens mij zeggen dat tegenwoordig ook de techniek ons niet in de steek laat: er zijn zelfs airbags om de gevolgen van een val te minimaliseren. Ook die aandacht is er dus. Er zijn dus verschillende sporen. Het heeft volop aandacht bij het Ministerie van VWS.

Voorzitter, ik wilde het daarbij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Ik kijk rond. Mevrouw Sazias zat al aan haar maximale aantal interrupties.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Het is een vergeten vraag.

De voorzitter:

Een vergeten vraag. Ik kijk naar de heer Van Gerven. Valt het in dezelfde categorie of heeft u een interruptie?

De heer Van Gerven (SP):

Ik weet niet of de vraag over de opleiding van artsen Maatschappij en Gezondheid beantwoord is.

De voorzitter:

Dat ging over de opleiding. Dat antwoord heb ik inderdaad niet gehoord. Ik kijk ook even naar mevrouw Sazias. Wat was uw openstaande vraag? Dan ronden we dat bij dezen af.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Ik had graag een reactie van de Staatssecretaris gehad over die giftige stoffen die we overal uithalen, maar wel toestaan in sigaretten.

De voorzitter:

Daar heeft de Staatssecretaris volgens mij indirect wel antwoord op gegeven. Ik kijk even naar de Staatssecretaris wat hij met de tweede vraag wil doen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Op de eerste vraag van de heer Van Gerven is het antwoord mij aangeleverd, maar ik heb dat niet hier. Tenminste, ik denk dat ik het heb kwijtgemaakt; laat ik eerlijk zijn. Maar de vraag nemen we zeer serieus. Ik hoop dat de heer Van Gerven mij toestaat dat ik die in de tweede termijn beantwoord, want daar gaan we een antwoord op geven. Dat is één.

De giftige stoffen die voorkomen in sigaretten, zijn ons bekend. Dat verklaart ook mijn enthousiasme om me er in Europees verband voor in te zetten om wat te doen aan de hoeveelheden nicotine, teer en CO, maar ook aan de specifieke giftige stoffen. Mevrouw Sazias kent de hele kist aan vergif die in sigaretten zit. Ik geloof zelfs dat er rattengif in sigaretten zit. Wij kunnen dat als Nederland – dat is in het kader van Europese regelgeving zo geregeld – niet unilateraal zelf uitfaseren. Daar moeten we het over hebben. Maar woensdag bijvoorbeeld wordt het Europese cancer fighting plan gelanceerd door de commissaris voor Gezondheid, mevrouw Kyriakides. Daar zit ook het rookverhaal volop in, mede dankzij de fanatieke inzet van Nederland op dit punt. Dan gaat het bijvoorbeeld over de hoeveelheden gif die zijn toegestaan in sigaretten.

De voorzitter:

Dank aan de Minister voor de beantwoording van alle gestelde vragen. Staatssecretaris, excuus.; ik had u al opgewaardeerd en dat wordt weer niet gewaardeerd. Dat is nou jammer. Dank voor de eerste termijn vanuit het kabinet. Dan gaan we door naar de tweede termijn vanuit de Kamer. U heeft een spreektijd van twee minuten maximaal, waarbinnen u ook moties kunt indienen als u die heeft. Gezien de tijd vraag ik u om terughoudend te zijn en elkaar niet te interrumperen in die twee minuten. Dan kunnen we namelijk ook nog de waardering van het kabinet horen en vervolgens gerustgesteld richting huis gaan. Om 21.00 uur gaat er namelijk een avondklok in. Ik geef graag het woord aan het CDA, mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Dank voorzitter. Ik ga er uptempo doorheen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een op de drie mensen in Nederland ooit kanker krijgt;

overwegende dat leven met en na kanker meer is dan alleen overleven;

overwegende dat de Europese Unie op korte termijn met een actieplan tegen kanker komt;

verzoekt de regering samen met onder andere KWF Kankerbestrijding een gezamenlijk nationaal actieplan kanker op te stellen waarbij uitgegaan wordt van een gezamenlijke verantwoordelijkheid en in ieder geval onderzoek naar nieuwe behandelingen geïntensiveerd wordt, maar ook aandacht gegeven wordt aan preventie, laagdrempelige toegang tot kennis en nazorg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik, Bolkestein, Diertens en Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 517 (32 793).

Mevrouw Kuik (CDA):

Dan de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal vestigingen van fastfoodketens de afgelopen jaren toeneemt;

constaterende dat uit onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat gemeenten geen juridische instrumenten hebben om tegen nieuwe vestigingen van fastfoodketens op te treden;

overwegende dat gemeenten aangeven wettelijke instrumenten te willen krijgen om nieuwe vestigingen van fastfoodketens te kunnen weren en een gezonde voedselomgeving te stimuleren;

verzoekt de regering in kaart te brengen welke wettelijke en niet-wettelijke instrumenten gemeenten nodig hebben om vestigingen van fastfoodketens te kunnen weren en de Kamer uiterlijk eind 2021 een wetsvoorstel met dit doel toe te zenden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 518 (32 793).

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, tot slot.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er iets goed mis is met de samenleving als meer dan een op de vijf vrouwen en een op de achttien mannen tussen de 18 en 24 jaar te maken hebben met fysiek seksueel geweld;

overwegende dat basiswaarden omtrent seksualiteit moeten worden onderhouden omdat die onderhevig zijn aan nieuwe vormen van contact en nieuwe invloeden via de digitale weg, waardoor het normenkader en het stellen van grenzen kunnen vervagen;

verzoekt de regering een normenkader met professionals te ontwikkelen met betrekking tot seksualiteit en grensoverschrijdend gedrag en deze in het onderwijs te borgen;

verzoekt de regering tevens een aanpak van seksueel overschrijdend gedrag uit te werken met als doel de kwetsbaarheden te verminderen, de weerbaarheid te verhogen en daders aan te pakken en te corrigeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuik en Kuiken. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 519 (32 793).

Meneer Renkema, een punt van orde?

De heer Renkema (GroenLinks):

Nee, ik heb een vraag over de motie. Dat kan toch?

De voorzitter:

Dat kan, maar laten we er alstublieft terughoudend in zijn. Anders komen we niet aan de tijd.

De heer Renkema (GroenLinks):

De vraag is even wat mevrouw Kuik bedoelt met het woord «normenkader».

Mevrouw Kuik (CDA):

Dat gaat over het gesprek bij burgerschap: waar geef je je grenzen aan? We merken dat professionals dat lastig vinden. Ze willen niet hun eigen normen opleggen. Maar het is wel fijn om een normenkader te hebben om dat gesprek aan te gaan, omdat er allerlei nieuwe vormen zijn van bijvoorbeeld social media, digitaal en internet. Jongeren komen behoorlijk wat tegen. Ik denk dat we samen met professionals moeten kijken hoe we de verlegenheid voor dat gesprek sowieso kunnen wegnemen en hoe we jongeren kunnen helpen met het aangeven van grenzen en het bepalen van grenzen voor henzelf.

De voorzitter:

Helder antwoord. De SP, meneer Van Gerven, gaat uw gang.

De heer Van Gerven (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb vier moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voorkomen van ziekte beter is dan genezen;

overwegende dat artsen Maatschappij en Gezondheid (M+G) hiervoor een belangrijke bijdrage leveren door als medisch expert (nieuwe) gezondheidsproblemen en risico's te signaleren, effectieve preventie te onderzoeken en in te voeren en te adviseren voor beleid ter zake;

constaterende dat het aantal artsen M+G de afgelopen twintig jaar met 40% is gedaald van 1.200 naar 700 artsen, terwijl in dezelfde tijd het aantal huisartsen en medisch specialisten in de curatieve sector met 40% of meer is gegroeid;

constaterende dat er een groot tekort is aan artsen M+G en de bekostiging van vervolgopleidingen in de sociale geneeskunde door de overheid tot dusver zeer beperkt is gebleven;

verzoekt de regering de sociaalgeneeskundige vervolgopleiding tot arts M+G qua financiering gelijk te trekken met de opleidingen tot medisch specialist en huisarts,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 520 (32 793).

Dat was al één minuut.

De heer Van Gerven (SP):

De volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat bij twee thematafels van het Preventieakkoord, namelijk problematisch alcoholgebruik en overgewicht, de industrie met haar commerciële belangen aan tafel zat en daarmee een negatieve invloed had op de uiteindelijk geformuleerde preventieve doelstellingen;

verzoekt de regering bij een verdere uitwerking van het Preventieakkoord, net zoals nu al is gebeurd met de tabaksindustrie, de industrie niet te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 521 (32 793).

De heer Van Gerven (SP):

De derde motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat gezondheidspreventie het meeste effect heeft als het langdurig en structureel wordt ingezet;

verzoekt de regering een preventiefonds in het leven te roepen ter financiering van preventieve activiteiten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 522 (32 793).

De heer Van Gerven (SP):

En de laatste.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de resultaten van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling betreffende de gehaltes zout, verzadigd vet en calorieën (suiker en vet), inclusief de later gemaakte extra afspraken, tot op heden nog zeer beperkt zijn, wat onder andere blijkt uit de impactanalyse van het RIVM;

van mening dat het ongewenst is dat de ontwikkelingen op het gebied van productverbetering zo langzaam gaan;

verzoekt de regering te komen met een wettelijke normering op het gebied van productsamenstelling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gerven en Hijink. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 523 (32 793).

De heer Van Gerven (SP):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan gaan wij naar de VVD, de heer Bolkestein.

De heer Bolkestein (VVD):

Dank u wel. Geen moties van de VVD. Ik ga één ding herhalen en meegeven waar veel vragen over kwamen: in hoeverre moet de overheid op de stoel gaan zitten van alle fabrikanten? Moet de overheid nou werkelijk de Albert Heijn – daar komt weer een naam – gaan inrichten en het vloerplan gaan opstellen? Moet de overheid in de keuken van de koekjesfabriek gaan staan? Ik hoop dat de Staatssecretaris er nog eens goed over nadenkt of dát wel de werkelijkheid is die wij kunnen gaan creëren. Aan de andere kant zie ik een wereld waarin de branche best wel wat verantwoordelijkheid mag pakken, want die heeft men daadwerkelijk.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Jansen van de PVV.

De heer Jansen (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat inmiddels uit twee recente onderzoeken, «Lung Cancer in Europe» en «State of Health EU», blijkt dat Nederland hoog scoort als het gaat om longkanker;

overwegende dat wij tot 2010 een Nationaal Programma Kankerbestrijding hadden maar dat dit geen vervolg heeft gekregen;

van mening dat de oorzaak van de hoge prevalentie van en sterfte aan long-, darm- en borstkanker in Nederland onderzocht moet worden;

verzoekt de regering weer een Nationaal Programma Kankerbestrijding in te stellen teneinde de kankerbestrijding in alle opzichten te optimaliseren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Jansen en Agema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 524 (32 793).

De heer Jansen (PVV):

Voorzitter. Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de e-sigaret een middel is om te stoppen met het roken van tabakssigaretten;

verzoekt de regering de maatregel om de smaakjes voor e-sigaretten te verbieden, te heroverwegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Jansen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 525 (32 793).

Dank u wel ...

De heer Jansen (PVV):

Daarmee ben ik inderdaad aan het einde van mijn bijdrage, voorzitter.

De voorzitter:

Geweldig, dank u wel voor deze toevoeging. Een terechte conclusie. Mevrouw Kuiken.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. We lagen nog niet helemaal op hetzelfde bordje als het gaat over gezondheidsdoelen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat collectieve gezondheidsdoelen volgens gezondheidseconoom Mierau en volgens de voorzitter van de NZa alleen gehaald kunnen worden wanneer onafhankelijke overheidsinstanties doorzettingsmacht hebben;

verzoekt de regering de Kamer een voorstel te zenden hoe collectieve gezondheidsdoelen wettelijk kunnen worden verankerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 526 (32 793).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Dan de volgende motie over het bevolkingsonderzoek borstkanker.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat jaarlijks rond 6.500 vrouwen door het bevolkingsonderzoek ontdekken dat ze borstkanker hebben;

overwegende dat in de voorlichting nog steeds staat dat een lekkend of gescheurd implantaat geen reden is voor verder onderzoek;

verzoekt de regering de publieksinformatie bij borstkankerscreening aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kuiken en Renkema. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 527 (32 793).

Mevrouw Kuiken (PvdA):

U heeft mijn naam niet voor niets gezien onder een aantal andere moties.

Dank u wel. Ik ga de vergadering verlaten, maar ik ga de beraadslagingen teruglezen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we over naar de Partij voor de Dieren. Mevrouw Van Esch.

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u, voorzitter. Ik wil een motie indienen die zeer lijkt op de motie van mevrouw Kuik naar aanleiding van de fastfoodrestaurants. Ons dictum is net iets anders, dus ik dien de motie toch in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het aantal fastfoodrestaurants en snackbars in Nederland sterk is toegenomen de afgelopen jaren;

constaterende dat volgens de wetenschap de voedselomgeving een belangrijke oorzaak is van toenemend overgewicht in de samenleving;

constaterende de brandbrief van wethouders van de vier grote steden en de gemeente Ede, waarin naar aanleiding van onderzoek van de Universiteit van Amsterdam wordt opgeroepen tot een wetswijziging om gemeenten de mogelijkheid te geven fastfoodrestaurants en snackbars, met name in de buurt van scholen, te weren;

verzoekt de regering een dergelijke wetswijziging zo spoedig mogelijk naar de Kamer te sturen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Kuiken, Renkema en Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 528 (32 793).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat wetenschappers en medici aantonen dat een gezonde leefstijl bijdraagt aan een goede weerstand en daarmee aan het verlagen van het risico op een ernstig ziekteverloop bij virussen zoals corona;

constaterende dat de WHO uitspreekt dat dit het moment is om te investeren in leefstijlpreventie;

constaterende dat de financiële middelen voor leefstijlpreventie dit jaar en de komende jaren juist afnemen en dat hierdoor bijvoorbeeld programma's tegen overgewicht en diabetes, hulp voor stoppen met roken en andere interventies aflopen;

overwegende dat dit het slechtst mogelijke moment is om een stap terug te doen als het gaat om leefstijlpreventie;

verzoekt de regering op korte termijn met een voorstel te komen, inclusief de financiële middelen, om het preventiebeleid de komende jaren op niveau te houden en waar nodig aan te vullen in de strijd tegen corona,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Kuiken, Sazias en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 529 (32 793).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat toegang tot gezond en duurzaam voedsel van groot belang is;

verzoekt de regering de btw op groente en fruit te verlagen naar het laagst mogelijke niveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Esch, Kuiken, Renkema, Van Gerven en Sazias.

Zij krijgt nr. 530 (32 793).

Mevrouw Van Esch (PvdD):

Dank u wel. Daarmee wou ik afronden, maar ik wil nog zeggen dat ik nog een aangehouden motie over de suikertaks heb. Ik heb in de beantwoording van de Staatssecretaris volgens mij al gehoord wat hij met die motie gaan doen. Ik zal deze motie dus waarschijnlijk wel in stemming brengen, maar ik zeg ter informatie dat dit dus een aangehouden motie is waarop volgens mij al eerder een kabinetsreactie is gegeven.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan D66, aan mevrouw Diertens.

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel, voorzitter. Dank voor de beantwoording van de vragen. Ter ondersteuning daarvan heb ik twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat huidkanker de meest voorkomende vorm van kanker is in Nederland en dat het aantal nieuwe gevallen toeneemt;

constaterende dat deze vorm van kanker sterk gerelateerd is aan uv-straling;

overwegende dat veel gevallen met voorlichting kunnen worden voorkomen en dat samen met screening dit de kwaliteit van leven bevordert en kosten bespaart;

verzoekt de regering om samen met de Stuurgroep Huidkankerzorg Nederland een voorstel te doen voor een effectieve voorlichtingscampagne;

verzoekt de regering de Gezondheidsraad om advies te vragen op welke wijze screening (kosten)effectief kan plaatsvinden, bijvoorbeeld door een bevolkingsonderzoek, specifieke doelgroepen te screenen of laesiespecifiek te screenen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Kuiken, Renkema, Van Esch, Sazias, Kuik, Dik-Faber en Bolkestein.

Zij krijgt nr. 531 (32 793).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de kans op diabetes, obesitas en hart- en vaatziekten 1,4 tot 2 maal zo groot is bij mensen met een psychiatrische aandoening;

constaterende dat factoren die samenhangen met een psychiatrische aandoening of behandeling, zoals bijwerkingen van medicatie en stress, leefstijlverandering belemmeren;

constaterende dat deze doelgroep minder goed bereikt wordt door voorlichtingscampagnes en dat bij leefstijlinterventie maatwerk noodzakelijk is;

overwegende dat leefstijlpsychiatrie, door onder andere te concentreren op beweging, voeding en slaap, het psychosociaal en cognitief functioneren kan verbeteren en dit kan leiden tot verminderd medicatiegebruik;

verzoekt de regering samen met het werkveld te onderzoeken hoe het potentieel van leefstijlpsychiatrie beter benut kan worden en hoe de betreffende doelgroep beter bereikt kan worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Diertens, Bolkestein, Kuiken, Renkema, Van Esch, Sazias, Kuik en Dik-Faber.

Zij krijgt nr. 532 (32 793).

Mevrouw Diertens (D66):

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we naar GroenLinks. Meneer Renkema, gaat uw gang.

De heer Renkema (GroenLinks):

Dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen. Ik wilde nog even checken of ik nou de toezegging heb gehoord dat in de verkenning van de mogelijkheden van een registratieplicht voor verkooppunten van tabak ook naar de eventuele meerwaarde van een vergunningenstelsel wordt gekeken, maar dat hoor ik straks.

Verder ben ik blij met de stappen die worden gezet naar een burgerportaal waar iedereen kan zien hoe hij eigenlijk überhaupt is gevaccineerd. Ik heb daar vaak aandacht voor gevraagd. Een jaar geleden hadden we met een aantal partijen volgens mij ook een motie over een persoonlijke gezondheidsomgeving. Die lijkt er nu te komen. Ik heb het al vaker gezegd: we hebben dit voor onze huisdieren nog vaak beter geregeld dan voor onze kinderen, jongeren of ouderen. Zoek op dit moment maar eens uit wat je eigen vaccinatiegeschiedenis is. Dat is ontzettend ingewikkeld.

Ik heb twee korte moties. Ik had er meer, maar door de toezeggingen van de Staatssecretaris heb ik er ook een paar aan de kant gelegd. De eerste motie gaat over borstkanker.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat vrouwen met zeer dicht borstweefsel meer kans lopen om borstkanker te krijgen;

overwegende dat het nog een paar jaar zal duren voordat een mammografie met contrastvloeistof ingezet kan worden;

verzoekt de regering vroege opsporing van borstkanker mogelijk te maken voor vrouwen die dit willen door middel van een MRI,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Renkema, Kuiken en Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 533 (32 793).

De heer Renkema (GroenLinks):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Staatssecretaris aangeeft dat het beperken van de verkoop van tabak tot tabaksspeciaalzaken 210.000 mensen van het roken af zou houden en mogelijk meer dan 100.000 sterfgevallen kan voorkomen;

overwegende dat het de ambitie is om in 2040 een rookvrije generatie te realiseren;

overwegende dat er momenteel onderzoek wordt gedaan naar het afbouwen van tabaksverkoop bij tankstations en gemakszaken na 2030;

verzoekt de regering te onderzoeken en scenario's aan de Kamer aan te leveren waarin zo mogelijk al vóór 2030 de verkoop van tabak in tankstations en gemakszaken is afgebouwd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Renkema en Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 534 (32 793).

Mevrouw Diertens (D66):

Ik heb een foutje gemaakt en wil vragen of de heer Bolkestein nog toegevoegd kan worden aan de motie over huidkanker.

De voorzitter:

Ik kijk naar de collega's en denk dat dat geen probleem is. Wij zullen die naam toevoegen aan die motie. Was dat uw eerste of uw tweede motie?

Mevrouw Diertens (D66):

Het was mijn eerste.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de administratie. Het is allemaal onder controle, dank u wel. Dan gaan wij door naar 50PLUS. Mevrouw Sazias, gaat uw gang.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel. Het is wel duidelijk dat er nog heel wat stappen gezet moeten worden als het gaat om preventie. Ook duidelijk is dat deze Staatssecretaris vooral een integrale blik moet hebben en met zijn collega's moet overleggen. Over het actieplan kanker, over kanker in de breedte en over kanker en werk moet hij gaan praten met de Minister van Sociale Zaken. Ik heb het aantal longkankergevallen in IJmuiden en omgeving nog even opgezocht. Het is zelfs 51% meer. Ik zei 25%, maar het is dus echt fors meer. Daarover moet de Staatssecretaris gaan praten met de Minister van EZ. Met de Minister van BZK moet hij praten over het veranderen van de Warenwet of de Omgevingswet als het gaat om de inrichting van de openbare ruimte met fastfoodketens.

Voorzitter. Ik heb heel veel moties meegetekend, van harte. Eén motie heb ik toch nog zelf gemaakt. Die is nog ietsje breder dan die van mevrouw Van Esch, maar zij heeft ook medeondertekend.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de helft van de mensen in Nederland te zwaar is en dit aantal alleen maar dreigt toe te nemen;

overwegende dat uit een onderzoek van de Universiteit van Amsterdam blijkt dat een gezonde voedselomgeving bijdraagt aan de aanpak van overgewicht;

overwegende dat gemeenten onvoldoende instrumenten hebben om de voedselomgeving in een stad te reguleren, doordat het vaak ontbreekt aan een wettelijke basis om bijvoorbeeld een fastfoodrestaurant tegen te houden;

verzoekt de regering in samenspraak met gemeenten te bezien hoe wettelijk verankerd kan worden dat gemeenten meer instrumenten krijgen om te zorgen voor een gezonde voedselomgeving,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sazias en Van Esch. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 535 (32 793).

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Voorzitter, dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan komen we ten slotte bij de ChristenUnie. Mevrouw Dik-Faber, gaat uw gang.

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter, dank u wel. Dank aan de Staatssecretaris voor de beantwoording van de vragen en alle toezeggingen. In het bijzonder ook dank voor de enorme inzet waarmee hij het dossier preventie altijd weer behartigt.

Voorzitter. Ik heb een aantal moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat supermarkten deelnemen aan het Nationaal Preventieakkoord;

constaterende dat supermarkten tot op heden circa 80% van hun reclames wijden aan ongezonde producten;

verzoekt de regering supermarkten aan te spreken op hun verantwoordelijkheid en afspraken met hen te maken dat 80% van de reclames van supermarkten is voor producten uit de Schijf van Vijf, en de Kamer hierover zo spoedig mogelijk te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Sazias. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 536 (32 793).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het Nationaal Preventieakkoord afspraken zijn gemaakt over het verhogen van de prijs van een pakje sigaretten in 2020, 2022 en 2023;

overwegende dat het kabinet een evaluatie doet naar grenseffecten van deze maatregel en dat deze binnenkort zal worden opgeleverd;

overwegende dat de coronapandemie nog maar eens bewijst dat preventieve maatregelen zoals een accijnsverhoging op tabak noodzakelijk zijn, en dat meerdere landen om ons heen de accijnzen op tabak ook hebben verhoogd;

verzoekt de regering om na ommekomst van het onderzoek alles in het werk te stellen de afgesproken verhoging van de tabaksaccijns mee te kunnen nemen in het Belastingplan 2022,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 537 (32 793).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Dan nog een motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat 840.000 jongvolwassenen te maken hebben met een psychische aandoening;

overwegende dat dit niet komt door een gebrek aan weerbaarheid, maar door de snelheid en intensiteit van onze samenleving, en dat het moeilijk is om deze dynamiek in de samenleving te veranderen;

verzoekt de regering de mogelijkheden en contouren van een nationaal preventieakkoord mentale gezondheid te verkennen en de Kamer hierover medio 2021 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Dik-Faber en Diertens. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 538 (32 793).

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Mijn laatste motie dien ik niet in, omdat ik ervan uitga dat de Staatssecretaris de consultatieronde als het gaat om productverbetering en productsamenstelling serieus neemt en de doelstellingen ook echt heel erg hoog gaat leggen, in het belang van onze volksgezondheid.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Met deze mooie woorden sluiten wij de tweede termijn van de Kamer af. Gezien het grote aantal moties krijgt de Staatssecretaris tien minuten de tijd om alles even van een oordeel en een appreciatie te voorzien.

De vergadering wordt van 17.44 uur tot 17.55 uur geschorst.

De voorzitter:

Collega's, we kunnen overgaan tot de appreciatie van het kabinet van de door u ingediende moties, alle 22. Ik geef graag het woord aan de Staatssecretaris. Gaat uw gang.

Staatssecretaris Blokhuis:

Voorzitter, hartelijk dank. Als het kabinet een motie prima vindt, zeg ik alleen «oordeel Kamer». Dat geldt voor de motie op stuk nr. 517 van mevrouw Kuik c.s.: oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 518 krijgt ook oordeel Kamer, maar wel met een opmerking. Helemaal sympathiek, maar er staat «uiterlijk eind 2021». Ik ben intrinsiek heel gemotiveerd om daar zo snel mogelijk werk van te maken, maar pin ons hier niet op vast. Mag ik het lezen als: «te streven om zo snel mogelijk»? Dat staat ook in het dictum van een andere motie, volgens mij van mevrouw Van Esch. Als ik het mag lezen als «zo snel mogelijk», dan is de intrinsieke motivatie er. Oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 519 krijgt oordeel Kamer, want ze is ondersteuning van beleid.

De motie op stuk nr. 520 is spannender. Ik snap de intentie, maar ze is een beetje prematuur. We zijn nog in overleg met de sector; de gesprekken lopen nog. De motie beweegt zich voor een deel ook niet op mijn dossier. Dat is op zich geen reden om er geen oordeel over te hebben, maar ik zou haar willen ontraden omdat wij haar prematuur vinden. Er lopen nog gesprekken over. Als die stuklopen vind ik het tijd om aan de bel te trekken. De motie op stuk nr. 520 wordt ontraden.

De voorzitter:

Een korte reactie van de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

De Staatssecretaris is eigenlijk niet ingegaan op mijn pleidooi, want dat had hij gemist in de eerste termijn. Zou hij dat nog willen toelichten bij deze motie? Om die te ontraden terwijl er nog niks over besproken is, lijkt me wat prematuur.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan is het sowieso de wereld op z'n kop. De heer Van Gerven dient eerst een motie in, ik ontraad die en dan zegt hij: maar dan wil ik eerst even het antwoord op mijn vraag in eerste termijn. Ik wil graag daarop ingaan, als dat mag. Volgens mij hebben we nog tijd, als ik het goed heb.

De voorzitter:

Als u het kort kunt doen.

Staatssecretaris Blokhuis:

De opleidingen die de Koepel voor artsen Maatschappij + Gezondheid verzorgt op het terrein van het cluster sociale geneeskunde en artsen die deze opleiding volgen, heten artsen Maatschappij en Gezondheid. Dat is geen nieuws voor de heer Van Gerven. Dat zijn in ieder geval artsen die bij een GGD werken. Er zijn ook artsen die bijvoorbeeld voor een zorgverzekeraar of het Ministerie van Defensie werken. Het is een heel breed spectrum. VWS is in overleg met de koepel – daaraan refereerde ik bij de appreciatie van de motie – over de vormgeving en financiering van de hele breedte van de opleiding en hoe alle betreffende werkgevers hierbij betrokken kunnen worden. Wie verantwoordelijk is voor welk deel van de opleiding voor alle artsen Maatschappij en Gezondheid, die dus breed uitwaaieren, is afhankelijk van het uitstroomprofiel. Ik ben verantwoordelijk voor die artsen die voor een gemeente werken op grond van de Wet publieke gezondheid. Dat zijn jeugdartsen, tbc-artsen, artsen infectieziektebestrijding en medisch milieukundigen. Andere bewindspersonen zijn voor andere artsen verantwoordelijk. De angel van mijn verhaal zit in het feit dat we die gesprekken voeren en dat we al die werkgevers niet over één kam moeten gaan scheren. Mijn oordeel blijft: ontraden.

De voorzitter:

De laatste opmerking van de heer Van Gerven. We gaan dit niet bij alle moties zo doen.

De heer Van Gerven (SP):

De regering, het kabinet, de ministeries kunnen die opleiding organiseren, los van waar de artsen later gaan werken. Dat wil ik even opmerken. Ik zou de motie wel kunnen of willen aanhouden. Ik snap wel dat er overleg is, ook met de collega's. Zou de Staatssecretaris een tijdstip kunnen aangeven wanneer hij denkt dat de uitkomst er is van het overleg dat hij heeft en wanneer we een brief daarover zouden mogen ontvangen?

Staatssecretaris Blokhuis:

Nog een brief? Ik zie het bezwaar op zich niet. U krijgt wel veel brieven, als ik het lijstje met toezeggingen zie. Ik wil het verzoek wel honoreren, maar duidelijk is dat de appreciatie van deze motie «ontraden» blijft. Als de uitkomst er is, geven we dat aan.

De heer Van Gerven (SP):

En de termijn?

Staatssecretaris Blokhuis:

Dat komt in dezelfde brief. Of wil de heer Van Gerven eerst de termijn weten en daarna ook de uitkomst van het gesprek, dus vraagt hij twee dingen aan mij?

De heer Van Gerven (SP):

Nee, nee...

De voorzitter:

Meneer Van Gerven, alstublieft, even concreet: trekt u de motie in of houdt u haar aan?

De heer Van Gerven (SP):

Ik was heel concreet. Ik vroeg aan de Staatssecretaris of hij een brief wil sturen en of hij een termijn kan noemen wanneer de uitkomst van dat overleg er is. Want het zou ook kunnen zijn dat het verzoek van de koepel wordt gehonoreerd, als je in overleg bent.

Staatssecretaris Blokhuis:

Maar dan is het toch een kwestie van vertrouwen. Als ik toezeg dat ik de uitkomst van het overleg deel, dan moet dat toch voldoende zijn. Ik weet niet wat...

De heer Van Gerven (SP):

Nee, maar...

De voorzitter:

Meneer Van Gerven, dit is het antwoord van de Staatssecretaris.

De heer Van Gerven (SP):

Ik vraag: wanneer kunnen we die brief...

De voorzitter:

We gaan dit niet bij alle moties doen. De Staatssecretaris heeft de brief al toegezegd, en daar zit ook een termijn bij.

De heer Van Gerven (SP):

Wanneer kunnen we de brief verwachten op dat punt? Dat vragen we altijd.

Staatssecretaris Blokhuis:

Die vraag snap ik en het antwoord is: medio 2021. Dat is een beetje rekbaar, maar niet zó rekbaar.

De heer Van Gerven (SP):

Helder. Dan houd ik de motie aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Gerven stel ik voor zijn motie (32 793, nr. 520) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Blokhuis:

De motie op stuk nr. 521 van de heren Van Gerven en Hijink vraagt om de producenten die aanschuiven bij het Preventieakkoord, niet zijnde de tabaksindustrie, niet te betrekken. In het licht van mijn antwoord in de eerste termijn is het logisch dat ik die ontraad. Misschien dat het er ooit een keer van komt, maar zeker nu niet. Laten we ze alsjeblieft een kans geven.

De zesde motie is de motie op stuk nr. 522. Daarin wordt de regering opgeroepen om een preventiefonds in het leven te roepen. Dat is volstrekt in de lijn met de eerste termijn. Maar ik ben volstrekt in lijn met mijn eerste termijn en zeg dat ik het prematuur vind om alleen daarop te focussen, want ik wil juist verschillende opties hebben. Dus ontraden, die zesde motie.

De zevende motie, die van de heren Van Gerven en Hijink, op stuk nr. 523, verzoekt de regering te komen met een wettelijke normering op het gebied van productsamenstelling. Nou, daar zitten een paar onmogelijkheden in. De EU kan dat wettelijk normeren; dat kan Nederland niet alleen doen. En we zijn al een pad in met de sector, dat ik in het kader van behoorlijk bestuur ook wil volgen. Dus in dat licht bezien: ontraden, deze motie.

Voorzitter. De heer Bolkestein heeft geen motie ingediend, maar wel een vraag gesteld; tenminste, hij heeft mij gevraagd om er nog eventjes kort op te reflecteren dat de overheid niet op de stoel moet gaan zitten van de koekjesbakker, supermarkten et cetera. Dat is wel zo, maar ik denk dat er in het parlement ook wel breed draagvlak is voor het af en toe interveniëren door de overheid, waar die sectoren aantoonbaar dingen beter kunnen doen, en dat niet doen. Heel simpel: de sigarettenverkoop. Als wij niet interveniëren, dan blijven ze dat misschien tot in de eeuwigheid doen. En dat willen we niet, dus daar stellen we paal en perk aan. Dan halen we dat gewoon uit de schappen als ze dat zelf niet doen, of, zoals nu, met een kastje ervoor met een displayban. Dat is een wettelijke regeling, dus er zijn wel degelijk voorbeelden van waar de overheid intervenieert, volgens mij zelfs met steun van de VVD op dat moment. Dit was een hele korte reflectie van mijn kant. Maar ik ben het met u eens: we moeten altijd wel heel goed kijken naar wie aan zet is en wie verantwoordelijk is.

Nu de achtste motie, die van de heer Jansen op stuk nr. 524, die vraagt om een Nationaal Programma Kankerbestrijding. Dat is volgens mij in lijn met de motie van mevrouw Kuik en daarvan heb ik gezegd... Dan moet ik consequent zijn. Volgens mij heb ik die oordeel Kamer gegeven. De vraag bij deze motie is alleen de derde overweging: «van mening, dat de oorzaak van de hoge prevalentie van en sterfte aan long-, darm- en borstkanker in Nederland onderzocht moet worden». Dat veronderstelt dat dat niet gebeurd is, en ik vraag me dat toch werkelijk af. Dus ik heb daar echt nog een hele grote reserve. Ik kan me voorstellen dat een eerder verzoek om met zo'n onderzoek met een brede aanpak te komen, voldoende moet zijn. Het is niet mijn rol, maar ik zou de indieners van de verschillende moties op het idee willen brengen om te kijken of er dingen in elkaar geschoven kunnen worden.

De heer Jansen (PVV):

Daar wil ik wel over in conclaaf met mijn collega. De vraag is wel aan de Staatssecretaris: als ik die derde «van mening» laat vervallen, krijgt ze dan wel oordeel Kamer? Dan lijkt het mij dat we tot elkaar gaan komen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, want dan zitten er in de overweging geen controversiële punten, en dan lijkt het dictum verdacht veel op dat van die andere motie. Ja, oordeel Kamer als de derde overweging geschrapt wordt.

De voorzitter:

En die zien we dan in gewijzigde vorm tegemoet?

De heer Jansen (PVV):

Ik ga even in overleg en dan krijgt u haar in gewijzigde vorm te zien deze week.

De voorzitter:

Dank u wel.

Staatssecretaris Blokhuis:

Nou, graag meneer Jansen. Snel zakengedaan.

Ik ben inmiddels bij de negende motie, die op stuk nr. 525. Ik denk dat we elkaar daar minder snel bij kunnen vinden, in het licht van mijn eerste termijn. Die achtste was toch over dat Nationaal Programma Kankerbestrijding? Ik ben dus inmiddels bij de negende. Die ga ik ontraden. Ze gaat over e-sigaretten, en daar heb ik heel veel woorden over gewisseld.

De heer Jansen (PVV):

Mag ik een hele korte vraag stellen, voorzitter?

De voorzitter:

Ik denk dat alle argumenten al gewisseld zijn.

De heer Jansen (PVV):

Dat weet ik, maar de vraag is of de Staatssecretaris wel gaat kijken naar de petitie die ik heb aangeboden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, die ligt hier, en ik ben er nu naar aan het kijken.

De heer Jansen (PVV):

Met alle respect: het is een inhoudelijk verhaal. Er staan ook onderzoeken in aangehaald, zowel internationaal als nationaal. Met alle respect, als u dat naast zich neerlegt, dan zegt u gewoon tegen 19.000 mensen: zoek het maar uit.

De voorzitter:

Even via de voorzitter. Ik denk dat de overeenkomst is dat dit wordt meegenomen, toch?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, ik zeg graag toe dat we het serieus bekijken.

De voorzitter:

Gaat uw gang, Staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan de tiende motie, de motie op stuk nr. 526 van mevrouw Kuiken en de heer Renkema. In het dictum staat: «hoe collectieve gezondheidsdoelen wettelijk kunnen worden verankerd». Ik zou haar eigenlijk zo willen lezen: of we dat willen en hoe we dat dan doen. De intentie is volstrekt helder, maar ik zou haar wel iets ruimer willen lezen, dus dat we ook kijken óf we dat wettelijk willen doen. En daar maken we zeer serieus werk van. Als die zo ruim gelezen mag worden – ik kijk naar de mede-indiener – dan is het oordeel Kamer.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik overleg daar even over met de eerste indiener; dat vind ik wel zo netjes.

De voorzitter:

Dus op dit moment is het oordeel?

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, als de motie alleen het hoe aangeeft, dan spreken we nu al met elkaar af dat we in het recht, de wetgeving, de gezondheidsdoelen gaan vastleggen, en dat vind ik wel echt een stap te ver. Ik wil daar zeer serieus naar kijken, maar ik zou aan het onderzoek ook de vraag willen koppelen of dat opportuun is.

De voorzitter:

Maar dan nog mijn vraag...

De heer Renkema (GroenLinks):

Ja?

Staatssecretaris Blokhuis:

Met alleen het hoe zou ik haar op dit moment willen ontraden. En een dringend verzoek: als ze mag worden gelezen als «of en hoe», dan is het oordeel Kamer.

De voorzitter:

Meneer Renkema?

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik kan vast wel zeggen dat er een aangepaste motie komt. De precieze formulering wil ik toch wel even met mevrouw Kuiken overleggen.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja.

De voorzitter:

Die aangepaste motie zien we tegemoet, maar de voorliggende motie krijgt het oordeel ontraden.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja. En als er een aangepaste komt die anders is dan wat ik nu voorstel, dan is het wel handig als het kabinet ernaar kijkt zonder een appreciatie eraan te koppelen.

De heer Renkema (GroenLinks):

Komt goed.

Staatssecretaris Blokhuis:

Dan de elfde motie, de motie op stuk nr. 527 over publieksinformatie, een hele sympathieke motie van mevrouw Kuiken en de heer Renkema. Alleen, die gaat ervan uit dat het nog niet is aangepast, en ik heb in mijn eerste termijn geprobeerd te zeggen dat het al is aangepast. Dus deze motie is zeer sympathiek, maar echt overbodig en daarmee ontraden.

De twaalfde motie, die op stuk nr. 528, komt heel dicht in de buurt van de eerste motie. Die motie van mevrouw Van Esch c.s. zou ik graag oordeel Kamer geven. Misschien is daar ook wat in elkaar te schuiven.

Voorzitter. De dertiende motie, die op stuk nr. 529, is mij uit het hart gegrepen, zo zeg ik even ronduit. Alleen zit er wel één adder onder het gras, want ik zit niet alleen in het kabinet. Dus uiteraard moet ik kijken of ik überhaupt langs Financiën kom met dit idee, maar ik ga mij daar sterk voor maken. Dat zeg ik graag toe, maar dus met de disclaimer erop dat dit ook op de zegen van Financiën moet kunnen rekenen en daarmee van het kabinet. Maar in dat licht bezien: oordeel Kamer.

De veertiende motie over btw op groente en fruit, die op stuk nr. 530, wil ik ontraden. Ik snap wel wat er gezegd wordt. Ik heb gezegd dat ik wil dat er serieus naar zulk soort elementen wordt gekeken. Dus het is geen onwil, maar het feit is wel dat er op dit moment voor groente en fruit niet een apart btw-regime geldt, en het is heel moeilijk om die alleen uit te zonderen. En dat is nog een kunst apart, want dan zullen we zien dat er ineens overal groente en fruit in zit volgens de producenten. En wat ook nog even spannend is: ik zou dit verhaal in een bredere context willen zetten, en bijvoorbeeld ook kijken hoe je dingen wilt financieren, of je dan de btw op andere dingen wilt verhogen. Die dekking zit er niet in, dus in dat licht bezien: ontraden. Wel sympathiek, maar ga het alsjeblieft ook wat breder bekijken. Dus ontraden, die veertiende.

De vijftiende, die op stuk nr. 531: oordeel Kamer.

Nummer zestien, die op stuk nr. 532: oordeel Kamer.

Nummer zeventien, die op stuk nr. 533 van de heer Renkema, gaat volgens mij over de MRI-scan. Die vraagt in de motie om de MRI beschikbaar te stellen voor vrouwen met zeer dicht borstweefsel. Ik heb juist aangegeven dat ik niet uitsluit dat dat het zeker wordt, maar dat door de Gezondheidsraad een alternatief wordt voorgedragen dat we ook zeer serieus bestuderen. En alleen op dat ene paard wedden is niet in lijn met het Gezondheidsraadsadvies, dus die zeventiende motie wil ik ontraden.

De achttiende motie, die op stuk nr. 534.

De voorzitter:

Sorry, even een reactie van de heer Renkema.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ja. Het gaat me even over de volgtijdelijkheid. De Staatssecretaris zegt: er zijn twee mogelijkheden, en ik wil ze allebei onderzoeken. De strekking van deze motie is eigenlijk om, totdat die eerste methode er nog niet is, namelijk zo'n mammografie met contrastvloeistof, MRI, die wel gewoon mogelijk is, mogelijk te maken. Dat is eigenlijk de strekking. Dus het gaat om de volgtijdelijkheid.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ja, maar dat is een misverstand. Ik snap nu de wens. Alleen, die MRI-scan bestaat wel, maar voordat die echt geïmplementeerd kan worden, zijn er heel veel stappen nodig, en dat vraagt ook tijd. Dus er is een verkeerde veronderstelling, en het zou weleens kunnen dat dat CEM-onderzoek bijna parallel of vlak daarna beschikbaar komt. Dus het is een misverstand om te veronderstellen dat die MRI er nu al is en dat we die dan uit de markt zouden halen. Dus beide lopen. Geen onwil. Ik wil op beide gasgeven, zogezegd, maar ik wil ze ook allebei in de lucht houden en niet door het aannemen van de motie de indruk wekken dat we het CEM-onderzoek als alternatief daarnaast gaan introduceren. En als de heer Renkema zegt «ik wil juist die MRI ook mogelijk blijven maken»... Op die koers zit ik ook: MRI of CEM, een van beide. Want wij gunnen de betreffende vrouwen dat er zo snel mogelijk een heel adequaat instrument beschikbaar is om hen te beschermen tegen een mogelijk ernstige ziekte.

Voorzitter. Dit is me nog nooit overkomen. Ik heb die hele motie niet, maar ik weet dat de achttiende motie van de heer Renkema, de motie op stuk nr. 534, gaat over het versnellen van het onderzoeken naar het aantal verkooppunten. Volgens mij is dat onderzoek er al vrij snel, maar ik wil het zo snel mogelijk doen. En hoe sneller we hierin stappen kunnen zetten, hoe liever. In dat licht bezien: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ja, meneer Renkema?

De heer Renkema (GroenLinks):

Het gaat niet over de snelheid, maar over het scenario om nog voor 2030...

De voorzitter:

Maar hij zegt «oordeel Kamer», dus ik weet niet wat u nog meer wil.

De heer Renkema (GroenLinks):

Ik wil hier geen misverstanden de wereld in gaan helpen.

Staatssecretaris Blokhuis:

O, nee, ik snap het. Ik zie het nu. Het is ook omdat ik een motie even niet had en er een oordeel over gaf. Ik zie het hier staan. Maar wat mij betreft blijft de appreciatie: oordeel Kamer.

De voorzitter:

Nou, bijzonder. De negentiende motie?

Staatssecretaris Blokhuis:

De negentiende, die op stuk nr. 535 van mevrouw Sazias, is ook oordeel Kamer.

Nummer twintig, die op stuk nr. 536, van mevrouw Dik-Faber en mevrouw Sazias: oordeel Kamer.

Hetzelfde geldt voor die op stuk nr. 537: oordeel Kamer.

En de 22ste motie, op stuk nr. 538, van mevrouw Dik-Faber en mevrouw Diertens: oordeel Kamer.

Daarmee heb ik alle moties gehad. Alleen de heer Renkema ben ik nog een antwoord schuldig op het punt van registratie. En het antwoord daarop is bevestigend.

De voorzitter:

Dank, Staatssecretaris, en de ondersteuning hier ter plekke, maar ook die aan de achterkant. Ik ga even een rondje maken, want mevrouw Sazias heeft nog een punt van orde.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Ik zou in de tweede termijn nog even antwoord krijgen over het enorm hoge aantal longkankergevallen in IJmuiden en omgeving, en de urgentie om daar iets aan te doen.

De voorzitter:

Ik kijk naar de Staatssecretaris.

Staatssecretaris Blokhuis:

Het is niet mijn specialiteit, maar wat ik hier in de gauwigheid zie, is het onderzoek dat de GGD en het RIVM hebben gedaan. De GGD heeft de kankerincidentie berekend in de periode 2004–2018, het RIVM in 2009. En inderdaad, met hogere percentages, maar zowel GGD als RIVM geven aan dat oorzakelijke verbanden moeilijk te leggen zijn naar Tata Steel alleen. Het RIVM benadrukt dat het na blootstelling aan kankerverwekkende stoffen vele jaren duurt voordat longkanker zich manifesteert. De provincie Noord-Holland is bevoegd gezag als het gaat om de vergunningverlening voor de activiteiten van Tata Steel. Onderdeel van die vergunningverlening zijn de milieunormen, onder andere ten behoeve van de bescherming van de gezondheid van omwonenden. En de provincie Noord-Holland, dat dus het bevoegd gezag is en hier dus als eerste in charge is, werkt hard aan de verbetering van de leefomgeving van de omwonenden. Binnen het Schone Lucht Akkoord, dat wordt uitgevoerd door mijn collega van IenW, werkt het Rijk verder samen met provincies, gemeenten en stakeholders aan de permanente verbetering van de luchtkwaliteit, om gezondheidswinst voor iedereen in Nederland te realiseren. Het gaat niet alleen om deze specifieke locatie. De provincie Noord-Holland en de IJmondgemeenten zijn partners in het Schone Lucht Akkoord, en dat SLA bevat een groot aantal maatregelen om emissies van luchtvaart en stoffen in diverse sectoren, waaronder de industrie, terug te dringen. Dus Noord-Holland is als eerste in charge. Dat zit er vol op, en het zijn partners in het programma, waarvan het Ministerie van IenW de trekker is.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik kijk naar mevrouw Sazias. Ik denk ook dat dit een problematiek is die misschien op dit moment het NO, waar wij nu over gaan, enigszins te buiten gaat, maar dat u hiermee wel de urgentie van uw vraag heeft kunnen benadrukken.

Mevrouw Sazias (50PLUS):

Zeker, voorzitter, maar als het hier om preventie gaat, dan hoort dit daar echt wel bij. Nou, ik ben blij dat de provincie zich daar in elk geval wel over buigt, maar het feit dat het RIVM zegt dat het waarschijnlijk geen oorzakelijk gevolg is, vind ik echt een ongelofelijke conclusie.

Staatssecretaris Blokhuis:

Ze hebben gezegd dat ze dat oorzakelijke verband niet hebben kunnen aantonen.

De voorzitter:

Ja. Maar dit debat is in ieder geval voor de tweede termijn van dit notaoverleg enigszins te groot en te belangrijk om hier op die manier te voeren.

Ik kijk naar de collega's. Er zijn twaalf toezeggingen gedaan. Wilt u dat ik ze allemaal voorlees? Het voorstel is om deze week al de verslaglegging van dit overleg naar u te doen toekomen, zodat we voordat we stemmen volgende week weten wat er is gedaan. U kunt dan ook in die mail de toezeggingen teruglezen.

Is dat oké wat u betreft? Ja? Dank u wel. Uiteraard krijgt het ministerie het ook. Alles is transparant tegenwoordig, dus zelfs het ministerie mag meekijken. Niet te geloven!

Nogmaals dank aan alle ondersteuning, aan de Staatssecretaris en aan de collega's voor dit interessante debat over iets wat het leven van zo veel mensen beïnvloedt. Ik sluit hierbij de beraadslaging en zie u morgen terug bij de hoofdelijke stemming. Dank u wel.

Sluiting 18.15 uur.

Naar boven