32 793 Preventief gezondheidsbeleid

24 077 Drugbeleid

31 532 Voedingsbeleid

Nr. 503 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 november 2020

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg over leefstijlpreventie waarbij de volgende brieven aan de orde waren:

  • de brief van 22 juni 2020 inzake Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord (Kamerstuk 32 793, nr. 484);

  • de brief van 11 mei 2020 inzake Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl (Kamerstuk 32 793, nr. 479);

  • de brief van 17 maart 2020 inzake Antwoorden op vragen commissie over de integrale aanpak van lachgas (Kamerstuk 24 077, nr. 460);

  • de brief van 28 januari 2020 inzake Reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen» (Kamerstuk 32 793, nr. 472);

  • de brief van 18 december 2019 inzake Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen (Kamerstuk 31 532, nr. 236).

De vragen en opmerkingen zijn op 11 september 2020 aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Medische Zorg voorgelegd. Bij brief van 30 oktober 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Lodders

Adjunct-griffier van de commissie, Clemens

Inhoudsopgave

I.

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

II.

Reactie van de Staatssecretaris van VWS

32

I. VRAGEN EN OPMERKINGEN VANUIT DE FRACTIES

Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord, de Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl, het Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas, de Reactie op het verzoek van de commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen» en de Evaluatie en het vervolg van het Actieplan Etikettering van Levensmiddelen en zij hebben hierover nog een aantal vragen.

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord dat de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 effect hebben op de ontwikkeling van de lokale en regionale preventieakkoorden. Kan de Staatssecretaris aan genoemde leden aangeven in hoeveel gemeenten en regio’s nog geen lokaal respectievelijk regionaal preventieakkoord is gesloten (eventueel in een andere vorm, maar wel conform afspraken uit het landelijke preventieakkoord)? Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat de opkomst is van de online-bijeenkomsten die hij heeft georganiseerd om gemeenten kennis en ervaringen te laten uitwisselen rondom het sluiten en uitvoeren van lokale preventieakkoorden? Wat zijn de ervaringen van gemeenten met deze bijeenkomsten en in hoeverre worden de resultaten hiervan gevolgd door de Staatssecretaris?

De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord dat 8% van de acties rondom roken en 10% van de acties rondom problematisch alcoholgebruik in 2019 nog niet zijn gestart. Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties het betreft? Genoemde leden vragen ook hoe het kan dat voor sommige acties de status onbekend is.

De leden van de fractie van de VVD zijn benieuwd naar de uitkomsten van het aangekondigde gesprek dat de Staatssecretaris in de zomer heeft gehad met sporters en artsen die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl. Wat waren de resultaten van dit gesprek? In hoeverre heeft dit geleid tot vervolgacties? Wat kunnen genoemde leden daarvan verwachten?

Per 1 januari 2020 is stoppen-met-rokenzorg vrijgesteld van het eigen risico. Is bij de Staatssecretaris bekend hoeveel verzekerden gebruikmaken van eerstelijns stoppen-met-rokenzorg?

De leden van de VVD-fractie lezen dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een opstapproduct is naar tabak. Deze leden vragen in welke mate deze stelling met bewijzen kan worden onderbouwd. Over de zin «Trimbos concludeert dat de Nederlandse volksgezondheid het meest gebaat is bij ontmoediging van het gebruik van e-sigaretten en het beperken van het gebruik hiervan tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen» hebben genoemde leden de vraag op welke wijze de Staatssecretaris denkt onderscheid te kunnen maken tussen beginnende rokers, voor wie e-sigaretten een verlaagde drempel kunnen vormen om te gaan roken, en de rokers die het «echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen».

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een experiment wordt gestart met klinische behandeling van stoppen met roken. De resultaten van dit experiment zullen worden gebruikt om te beoordelen of en zo ja hoe deze gespecialiseerde zorg vanuit de basisverzekering moet worden vergoed. Deze leden vragen of en zo ja hoe het Zorginstituut betrokken is bij dit proces.

Een van de maatregelen tegen overgewicht is de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Uit de monitor van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat het aantal mensen dat gebruikmaakt van de GLI is gestegen van 1.400 in het jaar 2019 naar 7.000 in het jaar 2020, maar daarmee nog steeds bijzonder laag is. Heeft de Staatssecretaris hiervoor een verklaring?

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij erop inzet dat Nederlanders zoveel mogelijk eten volgens de Schijf van Vijf. Toch past driekwart van de kinderproducten in de Nederlandse supermarkten niet in deze Schijf van Vijf. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris om een reactie hierop

Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas

Over de reactie van het kabinet dat lachgas voor de wet niet kan worden beschouwd als geneesmiddel, omdat deze niet onder de reikwijdte hiervan valt (lachgas heeft immers geen geneeskrachtige werking) is de vraag van de leden van de VVD-fractie breder, namelijk of de verstrekking van lachgas aan consumenten wettelijk zou kunnen worden behandeld analoog aan geneesmiddelen. Te denken valt aan voorschriften ten aanzien van bijvoorbeeld toelating, voorlichting, bijsluiters, verkooppunten en toezicht hierop.

Ten aanzien van de strafbaarstelling van het gebruik van lachgas vragen de leden van de VVD-fractie of een combinatie van wettelijke voorschriften en decentrale ruimte is overwogen om recreatief gebruik van lachgas mogelijk te maken, maar tegelijk excessief gebruik en/of gebruik dat inbreuk maakt op de openbare orde tegen te gaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan een wettelijk verbod op gebruik van of het voorhanden hebben van lachgas in het verkeer, aangevuld met, waar lokaal gewenst geacht, verbod op gebruik in de openbare ruimte door middel van lokale verordeningen.

Gemeenten kunnen momenteel al door middel van Algemene Plaatselijke Verordeningen maatregelen nemen tegen het gebruik van lachgas. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre dat al gebeurt. Worden de effecten van dergelijke verordeningen gevolgd door de Staatssecretaris? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten? Zijn er al gevallen waarin gebruik van lachgas is vervolgd, omdat dit in strijd was met lokale verordeningen en heeft dit geleid tot veroordeling dan wel tot vrijspraak.

Actieplan Etikettering van Levensmiddelen

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ieder mens primair zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen gezondheid. Deze leden zouden zich zorgen maken als maatregelen aan mensen de suggestie geven dat hun gezondheid een verantwoordelijkheid is die de overheid van hen heeft overgenomen. Zij realiseren zich dat een gezonde levensstijl altijd maatwerk is, waarbij iedereen zijn eigen plan trekt en mensen met name baat hebben bij voorlichting en inzicht in de effecten van voedingsmiddelen op hun gezondheid. Leefstijlpreventie is daarmee een combinatie van enerzijds de persoonlijke wil en inspanning, en anderzijds inzicht in de effecten van voedingsmiddelen. Over de zin «Het voedselkeuzelogo is een voedingsclaim op het etiket waarmee de consument met één oogopslag de keuze voor een gezonder levensmiddel kan maken» vragen deze leden of dit niet een te sterke versimpeling is van de te maken keuze. Elk voedingsmiddel moet immers worden beoordeeld in samenhang met de individuele levensstijl, met de gebruikte hoeveelheid, de voedingswaarde, de ingrediënten en de energetische waarde (calorieën). Ook de reeds lang gehanteerde Schijf van Vijf van het Voedingscentrum is hierop gebaseerd. Hoe is de Minister voornemens dergelijke afwegingen tot uitdrukking te brengen in de etikettering?

De Staatssecretaris geeft aan dat de etikettering conform de Nutri-Score in overeenstemming dient te worden gebracht met de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Nutri-Score en Voedingscentrum informeren consumenten echter op een fundamenteel andere wijze. Waar de Nutri-Score is gebaseerd op de kenmerken van het product zelf, richt het Voedingscentrum zich op de plaats die het product heeft in het dieet van de consument. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook hoe de Staatssecretaris denkt beide met elkaar in overeenstemming te brengen. Heeft de Staatssecretaris op dit punt reeds concrete acties genomen sinds deze discrepantie in november 2019 ook door hemzelf werd geconstateerd?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister verwacht dat op Europees niveau de discussie over een voedsel-keuzelogo op de voorkant van verpakkingen in de komende jaren zal worden vervolgd. Deze leden vragen de Minister in hoeverre deze Europese discussie nog gevolgen kan hebben voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland. Daarnaast verwacht de Minister in 2020 een rapportage van de Europese Commissie over de mogelijkheid voor het vaststellen van voedingsprofielen. Wanneer kunnen de leden van de VVD-fractie deze rapportage verwachten?

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brieven inzake leefstijlpreventie en hebben daar nog enkele vragen en opmerkingen over.

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

De Staatssecretaris wil een gezonde leefstijl bevorderen. De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de Staatssecretaris vrij is om mensen daarover voor te lichten, de gevaren mag benoemen van hun keuze en de mensen die hulp willen, mag helpen. Deze leden vinden echter de keuzevrijheid van mensen zeer belangrijk. Volwassen mensen moeten vrij zijn om hun eigen keuze, ook als dat een ongezonde keuze is, te maken. Genoemde leden willen de Staatssecretaris meegeven dat zijn preventieakkoord het beeld van een maakbare gezondheid schetst. Mensen die een gezonde leefstijl hebben, worden namelijk ook ziek. Mensen die geen overgewicht hebben, krijgen ook COVID-19. De leden van de PVV-fractie zijn bang voor het eigen-schuld-dikke-bult-effect van zijn preventieakkoord.

De Staatssecretaris erkent dat er substantiële gezondheidswinst kan worden bereikt als rokers volledig overstappen op de e-sigaret. Waarom zet hij hier dan niet meer op in en welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om ervoor te zorgen dat rokers volledig overstappen?

Het Trimbos-instituut concludeert in de Nationale Drugsmonitor dat weinig rokers (3%) voordat ze gingen roken eerst een e-sigaret hadden gebruikt. Ook concludeert het Trimbos-instituut in zijn factsheet (over e-sigaretten in 2020) dat er meer onderzoek nodig is om te bepalen of de e-sigaret een opstap is naar roken. Op basis van welke onafhankelijke Nederlandse data kan de Staatssecretaris toch concluderen dat de e-sigaret een opstap is naar roken? De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) riep vorig jaar op tot een verbod op de e-sigaret na incidenten in de VS. Later werd bekend dat vrijwel alle Amerikaanse incidenten waren toe te schrijven aan het toevoegen van illegale substanties zoals THC en vitamine E acetaat. Is de Staatssecretaris bereid een onafhankelijke analyse te delen van het NVALT-onderzoek naar de aan e-sigaretten toegeschreven gezondheidsincidenten? Zo nee, waarom niet? De gecombineerde maatregelen waaronder het aangekondigde smaakjesverbod in e-sigaretten en de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten, in combinatie met het uitstalverbod en het reclameverbod, hebben impact op de e-sigarettensector, waaronder veel MKB-bedrijven.

Is de Staatssecretaris voornemens om een uitgebreide MKB-toets uit te voeren alvorens deze verstrekkende maatregel door te voeren? Heeft de Staatssecretaris alvorens het verbod op smaakjes in e-sigaretten anders dan tabak en de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten aan te kondigen, de e-sigarettensector (groothandels en winkeliers) en e-sigarettengebruikersorganisatie geconsulteerd? Zo nee, waarom niet? Wettelijk gezien mogen e-sigaretten niet worden verkocht aan mensen onder de 18 jaar. Is er door het Ministerie van VWS onderzoek uitgevoerd in hoeverre minderjarigen toch toegang krijgen tot het product? Deelt de Staatssecretaris de verwachting dat een verbod op smaakjes en de invoering van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten kan leiden tot een toename in de grensoverschrijdende verkoop van e-sigaretten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onderkent de Staatssecretaris dat een dergelijke ontwikkeling contraproductief is?

De Staatssecretaris stelt dat op grond van de nieuwste inzichten van het Trimbos-instituut – over onder andere schadelijkheid, aantrekkelijkheid voor jongeren en het voorzorgsprincipe ten aanzien van e-sigaretten – de aantrekkelijkheid voor jongeren verder dient te worden beperkt. Om deze reden stelt de Staatssecretaris dat alle smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken verboden moeten worden. Uit de meest recente (na publicatie van de factsheet) Trimbos-cijfers blijkt dat het aantal jongeren dat vorig jaar heeft geëxperimenteerd met een e-sigaret met maar liefst 9 procentpunten is teruggelopen ten opzichte van 2015 (van 34% in 2015 naar 25% in 2019). Ook blijkt van regelmatig gebruik onder jongeren geen sprake: slechts een op de tien jongeren die de e-sigaret gebruikt doen dit «bijna elke week of vaker». Onderschrijft de Staatssecretaris de conclusie dat het e-sigarettengebruik onder jongeren daalt? Zo ja, waarom neemt de Staatssecretaris dan toch het besluit om smaakjes voor e-sigaretten te verbieden? In recent onderzoek van het RIVM wordt benadrukt dat andere smaakjes dan tabak bijdragen aan het volledig overstappen op e-sigaretten: «The availability of different flavors was the most attractive characteristic of e-cigarettes. Dual users and exclusive vapers had most often used tobacco and menthol/mint flavors when they first started vaping. Compared to dual users, exclusive vapers currently used more fruit and sweet flavors than dual users.» Deelt de Staatssecretaris de mening dat een verbod op smaakjes in e-sigaretten (met uitzondering van tabakssmaak) ertoe kan leiden dat e-sigarettengebruikers zullen terugvallen op de traditionele sigaret? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt de Staatssecretaris dit een wenselijke ontwikkeling? In een recent gepubliceerde studie van de Journal of the American Medical Association (JAMA) «Associations of Flavored e-Cigarette Uptake With Subsequent Smoking Initiation and Cessation» wordt geconcludeerd dat volwassenen die begonnen met het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak, meer geneigd waren te stoppen met roken dan degenen die e-sigaretten gebruikten met tabakssmaken. Daarnaast werd geconcludeerd dat het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak niet geassocieerd werd met een toename van het aantal jeugdrokers, maar met een toename van de kans op stoppen met roken door volwassenen. Is de Staatssecretaris bekend met deze studie? Zo nee, is hij bereid om de resultaten uit bovengenoemde studie mee te nemen in zijn overweging alvorens over te gaan tot een verbod op smaakjes (met uitzondering van tabak) in e-sigaretten? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris de resultaten uit bovengenoemde studie niet meegenomen in zijn beleidsoverwegingen? Veel gezondheidsexperts, waaronder dr. Gera Nagelhout van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO Instituut), benadrukken dat juist (nontabak) smaakjes het makkelijker maken voor rokers die willen stoppen met roken om de smaak van tabak te «ontwennen» en dat een verbod op andere smaakjes dan tabak dus een slecht idee is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het negeren van deze breed gedragen conclusie ertoe kan leiden dat het traditionele roken in stand wordt gehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is hier geen rekening mee gehouden in het besluit om een verbod op smaakjes (anders dan tabak) aan te kondigen? Vreest de Staatssecretaris dat wanneer e-sigarettengebruikers zelf e-sigarettenvloeistoffen gaan vermengen met illegale substanties eenzelfde situatie kan ontstaan zoals in de VS, met alle gezondheidsrisico’s van dien? Zo ja, waarom is de Staatssecretaris dan voornemens om een verbod op alle smaakjes in e-sigaretten door te voeren? Zo nee, waarom niet? Hoe zal het wetgevingstraject omtrent het voorstel tot invoering van een smaakjesverbod eruitzien? Wordt het voorstel gereguleerd via een AMvB of als een ministeriële regeling?

Wordt het voorstel aangemeld bij de EU op basis van de EU TRIS-procedure? Zo ja, wanneer? Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming?

De Staatssecretaris geeft verder in zijn brief aan dat hij een Europees geharmoniseerde aanpak prefereert. Hoe ziet hij dit aangezien andere Europese landen de e-sigaret juist zien als een middel om te stoppen met roken?

Het is goed dat het roken van kruidenrookproducten nu eindelijk toegevoegd wordt aan de thematafel roken. Deze leden snappen werkelijk waar niet waarom dit niet eerder is gebeurd. Zij willen weten waarom dit niet veel eerder gebeurd is.

Het percentage volwassenen dat rookt is al jaren aan het dalen. Het is echter zo dat er een leeftijdscategorie buiten deze trend valt. Het zijn vooral jongeren in de leeftijdscategorie 20–24 jaar waarbij er geen sprake is van een daling. Hoe kan het dat, ondanks alle getroffen maatregelen vooral gericht op jongeren, deze groep rokers niet daalt?

Preventief gezondheidsbeleid

In het Nationaal Preventieakkoord staat dat de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten per 2022 zou worden overwogen. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom hij nu reeds over wil gaan tot het formeel vastleggen van 1 januari 2022 als inwerkingtredingsdatum voor gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten?

Welke informatie en/of welke overwegingen hebben de Staatssecretaris doen besluiten om standaardverpakkingen voor e-sigaretten daadwerkelijk in te voeren en niet langer te overwegen? Uit welke studie blijkt dat dit bewezen effectief is? Waarom refereert de Staatssecretaris enkel aan Israël waar het gaat om de invoering van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat in geen enkele EU-lidstaat reeds standaardverpakkingen voor e-sigaretten van kracht zijn geworden? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris besloten voor de Europese troepen uit te lopen?

Minimum Unit Pricing voor alcohol – Verkenning van effectiviteit, implementatieaspecten en scenario’s voor prijsbeleid in Nederland

De leden van de PVV-fractie willen de verwachte effecten van Minimum Unit Pricing (MUP) weten voor de gewone Nederlanders die in het weekend een drankje doen. Deze leden vrezen namelijk dat zij de dupe zullen worden van de maatregel en (wederom) in hun portemonnee zullen worden getroffen. Zorgt deze maatregel ervoor dat dit drankje (een biertje, een wijntje) duurder wordt? En zo ja, hoeveel? De Staatssecretaris geeft aan dat producten uit het goedkopere segment duurder worden; uit de bijlage blijkt dat alle biersoorten, ook de merkbieren, al bij een MUP van 0,35 duurder worden. Is een kratje bier met de invoering van MUP nog betaalbaar voor de gewone hardwerkende Nederlander? Is een kratje bier met de invoering van zowel de MUP als de beperking van de prijsactie nog wel betaalbaar voor de gewone hardwerkende Nederlander? Kan er na invoering van MUP nog wel een aanbieding plaatsvinden op een kratje bier? Acht de Staatssecretaris de invoering van MUP haalbaar in Nederland? Aan welke eenheidsprijs denkt de Staatssecretaris? Kan de Staatssecretaris een overzichtelijke tabel maken met de eenheidsprijs per land en in euro’s? Is de Staatssecretaris voornemens om de MUP, naast de maatregel om prijsacties met meer dan 25% korting niet langer toe te staan, in te voeren? Is de Staatssecretaris voornemens om een accijnsverhoging op alcoholhoudende drank op te leggen?

Rookverbod. Inspectieresultaten 2019

De leden van de PVV-fractie constateren voor het zoveelste jaar op rij dat het rookverbod wederom niet goed nageleefd wordt in de shishalounges. Wederom is het maatregelpercentage (40%) het hoogst bij de shishalounges. Wordt de maatregel «three strikes out» nog opgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel shishalounges hebben reeds drie maatregelen opgelegd gekregen?

Hoelang gaat het nog duren voordat ook het roken van kruidenmengsels zonder tabak onder het rookverbod gaat vallen? Maakt het nemen van monsters de inspecties niet onnodig ingewikkeld? Wat zijn de kosten om vast te stellen welk type product in de waterpijpen gerookt wordt?

Sport en alcohol onlosmakelijk verbonden?

Is de Staatssecretaris van mening dat als de maatschappelijke trend is om te matigen met het drinken van alcohol, dit niet vanzelf zal doorwerken in de sportkantine? Zo nee, waarom niet? Is de Staatssecretaris van mening dat interventies als sociale norm van standaard 0%, emerging norm, rolmodellen, beleidsmaatregelen en het stellen van disruptieve vragen nodig zijn?

Is de Staatssecretaris voornemens dit op te nemen in zijn beleid? Waarom laat de Staatssecretaris het niet over aan de inschatting van de medewerkers in de sportkantines om mensen te laten matigen? Moet dit apart worden vastgelegd in normering/regels of kunnen de algemene regels die gelden voor de horeca niet gewoon worden gevolgd?

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de diverse stukken met betrekking tot leefstijlpreventie. Deze leden hebben hier enkele vragen en opmerkingen bij.

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat een op de drie rokers overweegt te stoppen door COVID-19. De Staatssecretaris geeft aan hierop in te zetten. De leden van de CDA-fractie vragen hoe hij deze kans wil gaan verzilveren.

Het inperken van het aantal verkooppunten voor tabaksproducten is een effectieve maatregel. De leden van de CDA-fractie hebben eerder al aangekaart dat zij in ieder geval in steden een toename van supermarkten en avondwinkels zien en daarmee op dit gebied een toename van deze categorie verkooppunten. In juni gaf de Staatssecretaris aan in gesprek te zijn met supermarkten naar aanleiding van de motie van de leden Kuik en Dik-Faber.1 Deze leden vragen wat daar uitgekomen is. Welke concrete stappen wil men zetten, of is er geen wil wat te veranderen tenzij de politiek hen iets oplegt voor een gelijk speelveld?

De leden van de CDA-fractie willen zo snel mogelijk stappen zetten om het aantal verkooppunten van tabaksproducten te verminderen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat hier in deze kabinetsperiode nog stappen worden gezet? Waarom stuurt de Staatssecretaris het onderzoek over vermindering van het aantal tabaksverkooppunten pas na de zomer naar de Kamer en niet voor de zomer, zoals eerder aangekondigd?

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij graag alle smaakjes voor de e-sigaret wil verbieden, met uitzondering van de tabakssmaak. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de Kamer dit voorstel kan verwachten, zodat de Staatssecretaris deze maatregel nog binnen zijn termijn kan realiseren.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van het rookvrij maken van speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen. Wordt de doelstelling uit het Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen en speeltuinen geheel rookvrij zijn gehaald? Deze leden lezen immers dat eind 2019 nog slechts 41% van de kinderboerderijen en 50% van de speeltuinen geheel rookvrij waren.

Uit onderzoek van Unicef is gebleken dat 70% van de kinderproducten in supermarkten onverantwoord is.2 De meeste producten bevatten te veel suikers, energie of zout of te weinig vezels en passen hierdoor niet binnen de Schijf van Vijf, aldus Unicef. De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris is op dit onderzoek. Deze leden vragen waarom producten gepresenteerd en genoemd mogen worden als kinderproduct terwijl uit onderzoek blijkt dat het ongezond is. Aan welke voedingskundige criteria moeten producten nu voldoen om zich te mogen presenteren als kinderproducten? Is dat de Schijf van Vijf?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de resultaten zijn van het gesprek dat de Staatssecretaris zou hebben met de Reclamecodecommissie over reclame die gericht is op kinderen. Hoe staat het met de gesprekken over kindermarketing op sociale media?

In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels over berichten dat mensen met overgewicht meer risico lopen bij het coronavirus geeft de Staatssecretaris aan dat de maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk worden genomen geagendeerd zullen worden voor de volgende bespreking met partners van de tafel Overgewicht.3 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze bespreking plaats zal vinden en wanneer de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Daarnaast meldt de Staatssecretaris dat de supermarktbranche aangeeft te streven naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf van Vijf producten, en dat zij maatregelen zoals in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld hierbij kan inzetten om dit doel te bereiken. Genoemde leden vragen hoe de (tussen)doelen van de supermarkten worden gemonitord. Wordt er daadwerkelijk een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf van Vijf producten waargenomen? Zijn er gesprekken gevoerd met de supermarktbranche om de maatregelen uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen?

In dezelfde antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels geeft de Staatssecretaris aan dat hij in gesprek is geweest met een aantal wetenschappers over de relatie tussen leefstijlthema’s (waaronder voeding en beweging) en COVID-19. De Staatssecretaris heeft hen de oproep gedaan mee te denken over korte en lange termijn acties die zorgen voor het verbeteren van leefstijl in het algemeen. De leden van de CDA-fractie vragen welke bevindingen en mogelijkheden hieruit gevolgd zijn.

De Staatssecretaris schrijft dat de campagne over stoppen met roken door COVID-19 is uitgesteld. In zijn Kamerbrief van 13 juni 2019 (over voortgang uitvoering Nationaal Preventieakkoord) schrijft de Staatssecretaris dat in deze campagne ook rookvrij opgroeien wordt meegenomen.4 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze campagne alsnog gaat lopen. Wordt hierin nog steeds het tegengaan van roken in auto’s meegenomen, zoals beloofd door de Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over het preventieakkoord?

GGD GHOR verwijst naar het signalement van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) waaruit blijkt dat apps en wearables belangrijk zijn bij een modern preventiebeleid, maar dat zonder goede inbedding deze de gezondheidsverschillen kunnen vergroten.5 GGD GHOR pleit er daarom voor dat er meer geïnvesteerd moet worden in veilige en effectieve innovatie, en dat dit goed in het publieke stelsel belegd moet worden. De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris hierop is en of hij deze suggesties mee kan nemen voor het (toekomstige) preventiebeleid.

Alzheimer Nederland pleitte vorig jaar voor een brede Nationale Strategie Dementie, waarin onder andere een preventieprogramma opgenomen moet worden om de leefstijl van mensen te verbeteren, met als doel: uitstel of risicoreductie van dementie.6 Zij constateren nu dat de bestaande mogelijkheden om de hersengezondheid te verbeteren nog onvoldoende worden benut. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om een landelijk preventieprogramma op te zetten gericht op verbetering van de hersengezondheid. Ziet de Staatssecretaris daarnaast mogelijkheden om via landelijke en regionale campagnes bevordering van de hersengezondheid door middel van leefstijlpreventie onder de aandacht te brengen? Op welke manieren stimuleert de Staatssecretaris het gebruik van online tools voor zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering door risicogroepen voor dementie?

Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl

Afgelopen zomer heeft de Staatssecretaris het rapport volgend uit een onderzoek naar de invloed van de sportomgeving op normalisering van alcoholgebruik met de sportsector besproken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven welk vervolg hieraan wordt gegeven.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of bij voorlichtingscampagnes over alcohol gericht wordt op ouders, aangezien dat mogelijk een groter effect heeft dan alleen te richten op de jongere zelf.

Verslag van een schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas

De Staatssecretaris geeft aan dat veel campagnes zijn uitgesteld. Is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik verder doorgaat en een campagne richting jongeren juist nu nodig is? Welke goede redenen ziet de Staatssecretaris om een campagne over de schadelijke effecten nu wel in te zetten?

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het voorstel om lachgas op de opiumlijst te zetten naar de Kamer gestuurd zal worden.

Reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen»

Uit het literatuuronderzoek van het RIVM naar de effectiviteit van een verbod op prijsaanbiedingen op suikerhoudende dranken blijkt dat er indirecte aanwijzingen zijn dat deze maatregelen kunnen bijdragen aan het verlagen van de aankoop van suikerhoudende dranken. De Staatssecretaris geeft aan de uitkomsten van dit rapport binnenkort met het Diabetes Fonds en met de levensmiddelensector te gaan bespreken. De leden van de CDA-fractie vragen of dit gesprek al heeft plaatsgevonden en zo ja wat uit dit gesprek is gekomen.

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief van 3 september 2020 dat levensmiddelenproducenten zelf het aanbod hebben gedaan om de via frisdranken geconsumeerde suikers terug te dringen.7 Op basis van hun eigen cijfers liggen ze daarbij voor op schema, zo schrijft de Staatssecretaris. De leden van de CDA-fractie vragen wat de exacte doelstellingen voor 2019 en 2020 waren. Worden deze doelstellingen ook door een onafhankelijke partij gecontroleerd?

Klopt het dat dit niet door een onafhankelijk onderzoeksinstituut zoals het RIVM kan worden nagegaan, omdat zij van de frisdrankproducenten geen inzicht krijgen in de verkoopcijfers van calorierijke en -arme frisdranken?

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om naast het verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook concrete stappen te zetten om deze maatregel in te voeren.

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris bereid is om gecombineerde leefstijlinterventies voor een bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Klopt het dat het aantal patiënten dat de GLI via de huisarts ontvangt slechts is toegenomen van circa 1.400 in 2019 naar 7.000 in 2020? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning? Hoe bevordert de Staatssecretaris dat zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden? Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen?

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

Inleiding

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van onder andere de voortgangsbrief van het Nationaal Preventieakkoord. Hoewel deze leden de opvattingen van de Staatssecretaris over de uitvoering van de afspraken zoals vastgelegd in het Nationaal Preventieakkoord begrijpen, hebben zij nog enkele vragen. Vooropgesteld zijn genoemde leden van mening dat meer inzet op preventie noodzakelijk is wil men in Nederland iedereen de kans geven op een goede gezondheid en wil men de zorgkostenstijging remmen.

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

Preventie en corona

De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de noodzaak tot inzet op preventie, leefstijl en gezondheidsbevordering urgenter is dan ooit. Het coronavirus heeft laten zien dat mensen met leefstijlgerelateerde aandoeningen aanzienlijk meer kans hebben op een ernstig beloop van COVID-19. Deze leden vinden het begrijpelijk dat de maatregelen ter bestrijding van het virus de uitvoering van het Nationaal Preventieakkoord belemmeren, maar toch zien zij dat er tijdens deze pandemie ook kansen liggen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat het noodzaak is om juist nu vaart te maken met de uitvoering van het Nationaal Preventieakkoord. Zo ja, hoe gebruikt de Staatssecretaris deze pandemie om versneld de doelen te bereiken die in het Nationaal Preventieakkoord staan? Welke extra stappen worden er vanuit de rijksoverheid ondernomen? Welke elementen van het Britse voorbeeld in de strijd tegen obesitas neemt de Staatssecretaris over?8

De leden van de D66-fractie constateren dat de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus, zoals thuiswerken en verminderd gebruik van de horeca, effect hebben op onze leefstijl. Welke onderzoeken worden er nu gedaan naar de effecten van deze maatregelen op bijvoorbeeld voedingspatroon, roken of alcoholconsumptie? Welke kansen of juist uitdagingen liggen hier de komende periode en welk effect hebben de maatregelen op de doelen in het Nationaal Preventieakkoord? Hoe anticipeert de Staatssecretaris hierop?

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de infrastructuur en de positie van de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) een niet te missen rol spelen in preventie en de gezondheidsbevordering van Nederlanders. Deze leden bemerken dat de GGD’en niet genoemd worden in de voortgangsbrief van de Staatssecretaris. De GGD’en zijn tijdens deze pandemie veel tijd kwijt met het opschalen van de testcapaciteit en het bron- en contactonderzoek. Is dit van invloed op de capaciteit die er is bij de GGD’en voor gezondheidsbevordering? Zo ja, in welke mate? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de infrastructuur van de GGD’en gebruikt kan worden om gezondheidsbevordering verder te stimuleren, zeker als preventie een grotere rol krijgt in ons zorgstelsel? Zo ja, hebben de GGD’en ook daadwerkelijk een grotere rol gekregen na het starten van het preventieakkoord en is dit gepaard gegaan met extra financiële middelen voor de GGD’en?

De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris samen met de Minister voor Medische Zorg gesprekken voert met onder andere (ex-)sporters over het pamflet: «Bewegen is het nieuwe normaal». Is de Staatssecretaris bereid een aparte voortgangsbrief te sturen naar de Kamer over het verloop van deze gesprekken en de acties die hieruit voortkomen?

De leden van de D66-fractie willen daarnaast nog aandacht schenken aan preventie ten behoeve van de mentale gezondheid, zeker ten tijde van de coronacrisis. Tijdens het algemeen overleg van 8 juni meldde de Staatssecretaris dat hij in zijn visiestuk over de geestelijke gezondheidszorg in het najaar terugkomt op het onderwerp «preventie in de ggz».9 Neemt de Staatssecretaris in zijn visiestuk de recente signalen mee dat jongeren tijdens deze coronacrisis steeds somberder worden en dat juist daarom het mentaal weerbaar maken van Nederlanders van belang is?

Deelakkoord roken

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het enthousiasme waarmee trajecten binnen het Nationaal Preventieakkoord gestart zijn. Deze leden constateren wel dat er binnen de deelakkoorden nog veel stappen nodig zijn, te starten met het deelakkoord roken. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de belangrijkste redenen zijn voor ziekenhuizen om niet sneller rookvrij te worden dan de ambitie van 2025?

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de doelen ter realisatie van een rookvrije generatie in 2040. De Staatssecretaris gaf in zijn brief aan dat er gesprekken zijn gevoerd met supermarkten en tankstations over de mogelijkheden ter reductie van het aantal verkooppunten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de voortgang van deze gesprekken – samen met het onderzoek naar de vermindering van verkooppunten – met de Kamer wil delen. Klopt het dat bij het verbod op de verkoop op mentholsigaretten er een mogelijkheid is dit te omzeilen door menthol-cigarillo’s te verkopen? Vindt de Staatssecretaris het wenselijk om deze producten ook te verbieden omdat deze vergelijkbaar zijn met de mentholsigaretten? En zo ja, op welke termijn?

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er in televisieseries van Netflix nog wel sprake is van product placement van tabaksmerken ondanks dat er volgens de (Europese) wet een reclameverbod geldt voor tabaksproducten. Zo is in de Deense televisieserie «Rita» geregeld het sigarettenmerk Marlboro zichtbaar. Hoe is het mogelijk dat zulke reclame-uitingen nog wel worden gedaan? Houdt het Commissariaat voor de Media toezicht bij streamingsdiensten zoals Netflix? Zo ja, wordt er dan ook toezicht gehouden op het duidelijk vermelden van productplaatsing bij aanvang van een programma? Welke additionele maatregelen kan de Staatssecretaris nemen om deze reclame-uitingen aan te pakken?

Deelakkoord overgewicht

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gezonde kantine op school, op het werk en bij de sportvereniging aanzienlijk kan bijdragen omdat mensen een aanzienlijk deel van hun tijd hier doorbrengen. Deze leden merken op dat de transformatie naar gezonde kantines achterloopt op de gestelde ambities. Wat is de voornaamste reden voor cateraars om minder snel op te schalen naar een gezond aanbod in de kantine? Wat doet de Staatssecretaris om deze cateraars te wijzen op het feit dat een gezond aanbod financieel net zoveel opbrengt als een ongezond aanbod?10 Is inmiddels bekend hoeveel ziekenhuizen in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod hadden?

De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie van het Schoolfruit- en groenteprogramma 2019–2020 dat 99% van de scholen deelname als positief ervaart.11 Deze leden lezen dat deelname ervoor kan zorgen dat het programma gezond eten stimuleert. Genoemde leden constateren wel dat afgelopen jaar ongeveer 180 scholen zijn uitgeloot voor deelname. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de scholen die uitloten voor het schooljaar 2020–2021 tegemoet te komen? Kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische status eten over het algemeen minder groente en fruit. In hoeverre slaagt het programma erin om juist die kinderen te benaderen?

De leden van de D66-fractie zijn verheugd in de voortgangsbrief te lezen dat het Raamplan artsenopleiding 2020 meer aandacht schenkt aan de rol van leefstijl en preventie op gezondheid, kwaliteit van leven en het voorkomen van onnodige zorg. Kan de Staatssecretaris daarnaast in een overzicht weergeven of leefstijl – inclusief voeding – onderdeel is van de competenties die nodig zijn om af te studeren in de opleidingen fysiotherapie, hbo-verpleegkunde, mbo-verpleegkunde, mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde? De Staatssecretaris geeft – in zijn brief over preventie in het zorgstelsel12 – aan kansen te zien in de aanstelling van praktijkondersteuners huisarts (POH’ers) in de opleiding tot lifestylecoach. POH’ers hebben een breed netwerk en kunnen als gecombineerde leefstijlinterventie-aanbieders zeer effectief zijn. Wat zijn de mogelijkheden voor studenten aan de opleidingen mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde om af te studeren als leefstijlcoach? Deze leden constateren namelijk dat het potentieel van de GLI – met 3,5 miljoen Nederlanders – nog altijd het huidige aanbod – van 7.000 trajecten – overstijgt.

De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat kinderen in bepaalde mate nog steeds in aanraking komen met reclame van, volgens de Schijf van Vijf, ongezonde voedingsmiddelen. Sociale media spelen hier een aanzienlijke rol in omdat de reclamecode door sociale media kan worden omzeild. Wanneer is het aangekondigde verdiepend onderzoek hierover klaar? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover in gesprek en wanneer verwacht de Staatssecretaris met concrete maatregelen te komen?

De leden van de D66-fractie zien dat er belangrijke stappen worden gezet in productinformatie, zoals de Nutri-Score, en productverbetering. Deze leden vragen de Staatssecretaris wanneer hij een eerste conclusie kan geven van de internetconsultatie betreffende productverbetering naar aanleiding van de motie van de leden Dik-Faber en Diertens.13 Deze leden merken wel op dat aanbiedingen en de verleiding in de supermarkten nog een groot punt van aandacht zijn. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het onderzoek van Unicef «De verleiding naar (on)gezond» waarin onder andere wordt gesteld dat bij een kwart van de producten in de supermarkten kindermarketing wordt gebruikt?14 Is dit rapport aanleiding voor de Staatssecretaris om de doelen in het preventieakkoord bij te stellen of gerichtere maatregelen te nemen? Heeft de Staatssecretaris dit rapport besproken met de supermarkten en wordt daarbij ook gekeken naar de rol van volwassenen omdat nog altijd 80% van de aanbiedingen in supermarkten gericht zijn op ongezonde voeding?

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de stelling van de Staatssecretaris – in zijn brief van 3 september 202015 – dat een verhoging van de verbruiksbelasting op frisdrank onderdeel kan zijn van een integrale aanpak om het aantal gevallen van overgewicht te verminderen, dat er in het Verenigd Koninkrijk een mogelijk substitutie-effect naar gezondere alternatieven zichtbaar is en dat in datzelfde land duidelijk sprake is van suikerreductie ten gevolge van de belastingmaatregel. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom hij de afspraken in het Nationaal Preventieakkoord wil laten prevaleren boven het invoeren van de belastingmaatregel zoals die van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk? Het rapport van het RIVM stelt dat in de aanloopfase naar de invoering van de suikertaks, die twee jaar duurde, fabrikanten het totaal aantal toegevoegde suikers in de suikerhoudende dranken hebben verminderd met gemiddeld 28,2%-34%.16 Verwacht de Staatssecretaris dat de afspraken die zijn gemaakt met de frisdrankindustrie (FWS) – 30% reductie in 2025 – sneller of minder snel zullen leiden tot een suikerreductie in frisdranken dan het invoeren van een belastingmaatregel? Waar is deze verwachting op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris reflecteren op het artikel van Follow the Money waarin wordt gesteld dat de lobby van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) de reden was in 2018 om een verhoogde verbruiksbelasting op frisdrank niet in het Nationaal Preventieakkoord op te nemen?17

Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2016

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat sjoemelbrood en lokingrediënten misleidend zijn voor de consument en hebben hier de afgelopen jaren meermaals aandacht voor gevraagd. Het is immers belangrijk dat een consument kan zien wat een gezonde keuze is, zonder dat deze wordt misleid door een verpakking. Deze leden veronderstellen dat het tijd is dat met wetgeving duidelijkheid gegeven wordt aan consumenten, zodat heldere en eerlijke etikettering de norm wordt. Genoemde leden hebben nogmaals met interesse kennisgenomen van de brief van 18 december 2019. In deze brief lezen de leden van de D66-fractie dat in de afgelopen jaren de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) binnen enkele projecten misleidende etikettering heeft aangepakt. Kunnen de Minister en de Staatssecretaris bevestigen dat het tegengaan van misleiding op etiketten voldoende aandacht krijgt, om op structurele en korte termijn verbeteringen voor consumenten te realiseren? Deze leden lezen bovendien dat wordt onderzocht hoe het gebruik van zogenoemde «lok-ingrediënten» kan worden tegengegaan. Kan de Minister aangeven wat de status is van dit onderzoek en eventuele daaruit volgende acties? Hoe staat het met het onderzoek naar misleidende termen en afbeeldingen op de voorkant van verpakkingen? Wat is de status van de gerichte projecten met betrekking tot (misleidende) etikettering en voedings- en gezondheidsclaims?

Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de preventie van gehoorschade. Op dit moment vinden er nagenoeg geen grote evenementen plaats en zijn discotheken gesloten. Hiermee lijkt het thema van preventie van gehoorschade wellicht minder actueel, maar toch een enkele vraag. Het is spijtig dat de rapportage van VeiligheidNL meldt dat het niet mogelijk was om de voortgang in 2019 op het gebied van overschrijding van maximumgeluidsnormen te beoordelen. Toch vragen deze leden of de Staatssecretaris reeds resultaten heeft van het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen er in Nederland uit zou kunnen zien. Zo ja, kan de Staatssecretaris de resultaten de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer exact verwacht de Staatssecretaris deze resultaten?

Stand van zaken Preventie in het zorgstelsel en de gecombineerde leefstijl interventie bij overgewicht

De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris in zijn brief van 7 juli 2020 stelt dat het aantal GLI-deelnemers – ondanks het coronavirus – sterk gestegen is.18 Tijdens het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 hebben deze leden aandacht gevraagd voor de capaciteit van en doorverwijzingen naar de GLI.19 Het coronavirus heeft echter een grote impact op de leefstijl van mensen. Wat zijn de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van het aantal GLI-deelnemers na corona, en kunnen aanbieders voldoen aan deze mogelijke toename in vraag? Wat gaat de Staatssecretaris additioneel doen om wachttijden tegen te gaan?

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019 en de begeleidende brief van de Staatssecretaris. In de brief schrijft de Staatssecretaris dat, zelfs als de maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord allemaal uitgevoerd worden, de in het akkoord vastgestelde ambities waarschijnlijk niet gehaald gaan worden. Het gegeven dat de Staatssecretaris dit concludeert, slechts één jaar nadat het Nationaal Preventieakkoord is getekend en 20 jaar voor de deadline van de beoogde ambities, maakt evident dat de in het akkoord overeengekomen maatregelen tekortschieten.

Tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord door lobby invloeden

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord het resultaat zijn van de belangenbehartiging van onder andere de levensmiddelenindustrie en vertegenwoordigers van het grote bedrijfsleven. Genoemde leden wijzen op de journalistieke publicaties van Follow the Money waaruit blijkt dat de wetenschappelijk bewezen effectieve maatregel van een suikertaks op frisdrank uit het Nationaal Preventieakkoord is gehouden vanwege de lobby van het grote bedrijfsleven.20 Deze leden maken zich zorgen over de aanhoudende invloed van de (groot)industrie op implementatie van het Nationaal Preventieakkoord en eventuele aanvullende maatregelen. Hoe kijkt de Staatssecretaris zelf terug op de onderhandeling van het Nationaal Preventieakkoord en de rol van de levensmiddelenindustrie, de tabakslobby, horeca, VNO-NCW, MKB-Nederland en de supermarktbranche? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de GroenLinks-fractie dat het feit dat de ambities in het Nationaal Preventieakkoord waarschijnlijk niet gehaald gaan worden in 2040 grotendeels veroorzaakt is door lobby inspanningen van voornoemde industrieën en organisaties? In zijn brief geeft de Staatssecretaris aan de komende maanden het RIVM en experts te laten onderzoeken welke nu onderbelichte maatregelen genomen kunnen worden ter bijdrage aan de ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Genoemde leden delen de opvatting van de Staatssecretaris dat aanvullende maatregelen hard nodig zijn voor het bereiken van de ambities. Zou de Staatssecretaris al een toelichting kunnen geven of de maatregelen die overwogen zullen worden alleen maatregelen zijn die binnen de kaders van het Nationaal Preventieakkoord passen, of dat dit ook maatregelen zullen zijn die meer slagkracht hebben dan de maatregelen die reeds voorzien zijn in het Nationaal Preventieakkoord? Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris meer kan toelichten over het soort maatregelen dat overwogen zal worden.

Invloed van COVID-19

De Staatssecretaris geeft te kennen dat door COVID-19 verschillende acties uit het Nationaal Preventieakkoord en de ondertekening van sommige lokale en regionale preventieakkoorden zijn uitgesteld. Daarbij erkent de Staatssecretaris het gevaar dat het Nationaal Preventieakkoord naar de achtergrond verdwijnt. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in wanneer uitgestelde acties gestart zullen worden?

Deelakkoord roken

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen vernomen dat de Staatssecretaris maatregelen heeft genomen om het roken van tabak te ontmoedigen. Echter, recentelijk heeft Follow the Money aangetoond dat hoewel de tabakslobby officieel was uitgesloten van de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord, deze via VNO-NCW, MKB-Nederland, het Centraal Bureau Levensmiddelen en de VVD wel degelijk invloed heeft uitgeoefend en een aantal belangrijke maatregelen in dit deelakkoord heeft verzwakt of vertraagd.21 Erkent de Staatssecretaris dat de tabakslobby invloed heeft gehad op de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord? Kan de Staatssecretaris toelichten wat deze invloed is geweest? Genoemde leden willen ten sterkste benadrukken dat de verdere implementatie van de maatregelen in dit deelakkoord, alsmede de opstelling van eventuele aanvullende maatregelen, op elke manier gevrijwaard moeten zijn van de invloed van de tabakslobby. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij deze vrijwaring gaat bewerkstelligen? Verder zetten genoemde leden vraagtekens bij het voornemen van de Staatssecretaris om het verder verhogen van accijnzen op tabakssigaretten uit te stellen. Zo stelt de Staatssecretaris te wachten met verdere ophoging van de accijnzen op tabakssigaretten tot de evaluatie in maart 2021 opgeleverd is. Dit terwijl de Staatssecretaris ook stelt dat het verhogen van tabaksaccijnzen effectief is in het tegengaan van tabaksverslaving. Waarom besluit de Staatssecretaris de evaluatie af te wachten alvorens verdere tabaksaccijnzen door te voeren? Ook stelt de Staatssecretaris het logisch te vinden verbruiksbelasting te gaan heffen op vloeistoffen voor e-sigaretten, maar de beslissing over de daadwerkelijke invoering hiervan wel over te laten aan het volgende kabinet. Als de Staatssecretaris dit een logische stap vindt wat weerhoudt hem er dan van om deze verbruiksbelasting tijdens zijn ambtsperiode in te voeren? Tot slot vragen deze leden in hoeverre gebruikers van e-sigaretten deze gebruiken ter vervanging van de reguliere tabakssigaret.

Deelakkoord overgewicht

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bezorgdheid geconstateerd dat de maatregelen in dit deelakkoord niet sterk genoeg zijn en dat te veel wordt overgelaten aan de levensmiddelenindustrie en de supermarktbranche. Zo is de ambitie om voor 2025 het aantal calorieën in frisdrank met 30% verminderd te hebben afhankelijk van de «goodwill» van de frisdrankproducenten zelf, en wordt er zelfs voor de monitoring van deze maatregel volledig vertrouwd op cijfers van de Nederlandse vereniging voor Frisdranken, Waters en Sappen (FWS). Hoewel de FWS stelt het doel van de caloriereductie van 25% al in 2019 behaald te hebben, is onduidelijk hoe dit berekend is. Kan de Staatssecretaris inzicht verschaffen hoe de claim van FWS dat de caloriereductie in frisdranken al in 2019 met 25% gedaald was tot stand is gekomen? Acht de Staatssecretaris deze bewering betrouwbaar? Heeft de Staatssecretaris vertrouwen in de inspanningen van de frisdrankindustrie om zichzelf te reguleren en te monitoren, opdat er in 2025 een caloriereductie van 30% heeft plaatsgevonden? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat het onwenselijk is dat een significant deel van de maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord door de industrieën zelf gereguleerd en gemonitord wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen is de Staatssecretaris van plan te nemen om ervoor te zorgen dat alle maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord uitgevoerd en op een objectieve manier, vrij van lobby-belangen, geëvalueerd zullen worden? Genoemde leden willen verder het belang van de invoering van een suikertaks op frisdranken voor het tegengaan van overgewicht benadrukken. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van een recente publicatiereeks van Follow the Money, waarin wordt aangetoond hoe de frisdrankindustrie en de voedingsmiddelenindustrie de suikertaks uit het Nationaal Preventieakkoord gehouden hebben.22 Zo toont Follow the Money aan dat het Centraal Bureau Levensmiddelen de Staatssecretaris het volgende heeft laten weten: «Belastingmaatregelen en andere wettelijke interventies in het Akkoord of erna, kunnen een ontbindende werking hebben voor Akkoordpartijen».23 Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre dergelijke industriële belangen invloed hebben gehad op de afwezigheid van de suikertaks in het Nationaal Preventieakkoord? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat de suikertaks significant kan bijdragen aan het behalen van de ambities van het Deelakkoord overgewicht? Zo ja, ziet de Staatssecretaris mogelijkheden de suikertaks alsnog in te voeren? Zo nee, waarom deelt de Staatssecretaris deze opvatting niet? Naast het onderzoeken van de suikertaks, schrijft de Staatssecretaris ook het idee te onderzoeken van een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende producten en dit idee met de levensmiddelensector te gaan bespreken. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten hoe de concrete uitvoering van het verbod op suikerhoudende producten eruit kan gaan zien? Is de Staatssecretaris bereid deze maatregel te implementeren? De Staatssecretaris geeft te kennen stappen te verkennen om reclame gericht op kinderen over ongezonde producten te beperken. Genoemde leden vinden dit een belangrijk onderwerp. Een recent Unicef-rapport onderzocht 800 kinderproducten in Nederlandse supermarkten, en concludeerde dat slechts 25% hiervan voldoet aan de Schijf van Vijf.24 In de categorie kinderdranken voldoet slechts 7,5% aan de Schijf van Vijf. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten welke extra stappen er verkend worden om reclame gericht op kinderen over ongezonde producten te verminderen en reclame gericht op gezonde producten te vergroten? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover in gesprek? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de supermarktbranchelobby en de levensmiddelenindustrie effectieve maatregelen op dit gebied niet zullen tegenhouden?

Deelakkoord problematisch alcoholgebruik

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen waargenomen dat er verschillende acties zijn uitgevoerd om het bewustzijn omtrent alcoholgebruik te vergroten. Daarbij willen deze leden benadrukken dat ook de inzet van meer jeugdartsen, bijvoorbeeld op scholen, om jongeren bewust te maken van de gevaren van problematisch alcoholgebruik uitkomst kunnen bieden. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken hoe deze maatregel geïmplementeerd zou kunnen worden?

Leefstijlinterventies ernstige ziekten

Leefstijlinterventies kunnen ernstige ziekten remmen of zelfs genezen. Zo is het bijvoorbeeld bekend uit een studie van het Leids Universitair Medisch Centrum, TNO en VGZ dat regelmatig bewegen en gezond eten mogelijk 1,1 miljoen mensen in Nederland kan genezen van diabetes type 2.25 De leden van de GroenLinks-fractie vinden daarom dat dergelijke leefstijlinterventies toegepast moeten worden. Staat de Staatssecretaris ervoor open dergelijke leefstijlinterventies verder te verkennen en daar waar relevant te implementeren?

Verlaging leeftijd bevolkingsonderzoek darmkanker

Bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten vormt een belangrijk onderdeel van preventief gezondheidsbeleid. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de petitie van Actiegroep «Red 1.000 levens» met betrekking tot de verlaging van de leeftijd van bevolkingsonderzoek naar darmkanker, welke op 8 september 2020 is aangeboden aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.26 De petitie pleit ervoor om de leeftijd waarop bevolkingsonderzoek gedaan wordt naar darmkanker te verlagen van 55 naar 50 jaar, waarmee meer gevallen van darmkanker tijdig gediagnosticeerd kunnen worden en jaarlijks honderden levens gered kunnen worden. Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek stellen Europese richtlijnen dat het medisch aan te raden is om vanaf 50 jaar de bevolking te testen op darmonderzoek.27 Deze leden vragen waarom Nederland hiervan afwijkt. In een antwoord op een Kamervraag van het lid Hermans naar dit onderwerp heeft de Staatssecretaris aangegeven bij de integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek in 2021 te kijken naar het verlagen van de leeftijdsgrens.28 De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven te willen kijken of de voordelen «van geredde levens ook opwegen tegen de nadelen van overbodig vervolgonderzoek en behandeling». Aangezien er al overtuigend wetenschappelijk onderzoek is dat 50 jaar een medisch verstandige leeftijd is om te starten met testen op darmkanker, vragen deze leden of de Staatssecretaris kan toelichten waarom er gewacht moet worden op de integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek voordat de leeftijdsverlaging ingevoerd kan worden. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden deze maatregel nog tijdens de huidige kabinetsperiode te implementeren?

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verschillende stukken behorende bij het schriftelijk overleg. Deze leden hebben naar aanleiding hiervan de onderstaande opmerkingen en vragen.

Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019

Het Nationaal Preventieakkoord is inmiddels twee jaar oud. Het is goed om te zien dat op de drie thema’s (problematisch alcoholgebruik, roken en overgewicht) inmiddels verschillende acties lopen, in voorbereiding zijn of zelfs al zijn afgerond. Aangegeven wordt dat het niet voor alle doelstellingen en afspraken bekend is wanneer deze uitgevoerd worden, door wie en wat de opbrengst moet zijn. De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat doelstellingen en afspraken zo SMART mogelijk geformuleerd worden. Is het de bedoeling om dit alsnog op te pakken?

Verschillende activiteiten uit het Nationaal Preventieakkoord hebben door de coronacrisis vertraging opgelopen. Graag krijgen de leden van de SP-fractie hier een overzicht van. Daarnaast vragen genoemde leden of de coronacrisis nog tot nieuwe of bijgestuurde activiteiten of doelen uit het Nationaal Preventieakkoord heeft geleid. Dit met name aangezien onderliggende klachten, die mede samen kunnen hangen met de in het preventieakkoord benoemde thema’s, mogelijk invloed hebben gehad op de (ernst van de) besmettingen.

Bepaalde acties binnen alle drie de thema’s van het Nationaal Preventieakkoord zijn/waren specifiek gericht op mensen met een lagere sociaaleconomische status. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een specifieke toelichting op de voortgang van realisatie van de doelstellingen binnen deze specifieke doelgroep.

Als men iets van de coronacrisis heeft geleerd is het wel het belang van een goede GGD. De jarenlange bezuinigingen op de GGD hebben duidelijk hun tol geëist. De leden van de SP-fractie vragen om een nadere beschrijving van de plannen rondom de toekomst van de GGD’en.

Roken

Nog altijd sterven in Nederland ieder jaar meer dan 20.000 mensen aan de gevolgen van (mee)roken, waarvan het bij 10.000 mensen om longkanker gaat. Tegelijkertijd starten er iedere dag 75 kinderen met roken. Als zij blijven roken, is de kans meer dan 50% dat zij aan de gevolgen daarvan zullen komen te overlijden. Het Nationaal Preventieakkoord heeft als ambitie een rookvrije generatie in 2040 te bereiken. De leden van de SP-fractie steunen de doelstelling om te komen tot een rookvrije generatie dan ook volledig.

De leden van de SP-fractie lezen dat 21,7% van de volwassenen rookt, dat 8% van de jongeren de afgelopen maand rookte en 7,4% van de zwangere vrouwen op enig moment tijdens de zwangerschap rookte. Een daling voor alle drie de doelgroepen. Tegelijkertijd lezen deze leden dat het aantal jongvolwassen rokers de afgelopen vijf jaar niet gedaald is en dat 31 procent van de groep 20- tot 24-jarigen rookt. Dit terwijl het totaal aantal volwassen rokers wel daalde van 26 naar 22 procent.29 Waarom blijft de groep rokers in deze leeftijdscategorie onverminderd groot, zo vragen de leden van de SP-fractie. En hoe kan extra ingezet worden op het verlagen van dit percentage bij deze doelgroep?

Met betrekking tot een aantal doelstellingen uit het Nationaal Preventieakkoord hebben de leden van de SP-fractie nog wel hun twijfels of deze gerealiseerd worden als op deze weg doorgegaan wordt. Zo is het aantal rookvrije terreinen van kinderboerderijen in 2019 41% terwijl dit in 2020 100% moet zijn; is het aantal rookvrije speeltuinen in 2019 50% terwijl dat in 2020 100% moet zijn, en is het aantal rookvrije kinderopvanglocaties in 2019 75% terwijl dat in 2020 100% moet zijn. Genoemde leden begrijpen dat pas in een volgende voortgangsrapportage geconcludeerd kan worden of de doelstellingen gerealiseerd zijn. Wel vragen deze leden of er het voornemen is om wettelijke maatregelen te nemen indien de doelstellingen niet volgens plan worden gerealiseerd. Wat is in dat kader de reactie op het bericht dat een kwart van de gemeenten niets doet met een rookvrije omgeving voor kinderen?30 Aangegeven wordt in het artikel dat slechts één op de vijf gemeenten structureel uren en geld beschikbaar heeft voor de uitvoering van plannen om een rookvrije omgeving te maken. Wordt dit aantal herkend? En zo ja, is er het voornemen om dit percentage flink te verhogen? De leden van de SP-fractie vragen of er bereidheid bestaat om hiervoor extra budget beschikbaar te stellen.

De leden van de SP-fractie vinden het zeer positief dat stoppen-met-rokenzorg sinds begin 2020 onder de verzekerde zorg valt. Aangegeven wordt dat het nog niet duidelijk is hoeveel mensen hier sinds begin 2020 daadwerkelijk gebruik van hebben gemaakt. Wanneer zal dit wel bekend zijn? Daarnaast vragen genoemde leden naar het aanbod van een dergelijke ondersteuning. Is er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar om te voldoen aan de behoefte? De leden van de SP-fractie lezen dat ook niet in het kwaliteitsregister geregistreerde behandelaars een vergoeding krijgen voor het voeren van motiverende gesprekken, het geven van stopadvies of doorverwijzing. In hoeverre wordt dit wenselijk geacht, zo vragen deze leden. Is er zicht op de kwaliteit van de door hen geboden zorg en ondersteuning? Een daling van het aantal in het kwaliteitsregister opgenomen zorgverleners klinkt voor de leden van de SP-fractie als een onwenselijke ontwikkeling. Graag ontvangen zij dan ook een reactie op deze ontwikkeling.

Aangezien roken zeer schadelijk en zelfs dodelijk is, lijkt het de leden van de SP-fractie niet meer dan logisch dat er vol ingezet wordt op een rookvrije zorg. Het verbaast deze leden dan ook dat in de voortgangsrapportage aangegeven wordt dat vertegenwoordigers van alle zorgaanbieders zich (op 31 mei 2019) niet volgens planning hebben uitgesproken op dit thema. Kan aangegeven worden waarom dit niet is gebeurd en wat de ontwikkelingen op dit thema sindsdien zijn? Sommige doelstellingen, zoals de rookvrije ggz-instellingen of bedrijfsartsen die roken meenemen in hun contacten, behoeven nog een flinke inzet de komende jaren. Bij welke ontwikkeling zal besloten worden dat extra inzet nodig is?

Als het gaat om rookvrije bedrijven is het de doelstelling dat tenminste 10 van de top 100 grootste bedrijven in Nederland in 2020 op weg is naar een rookvrije generatie. Een streven dat in eerste instantie goed klinkt, maar aangezien al bij de start van het akkoord dit aantal gehaald was kan men zich afvragen hoe positief dit is of dat er wellicht sprake is van gebrek aan ambitie. Wat zijn de vervolgdoelen op dit onderwerp?

De leden van de SP-fractie vinden het een zeer positieve ontwikkeling dat inmiddels 16 van de 20 grootste institutionele beleggers in Nederland gestopt zijn met investeren in de tabaksindustrie. Genoemde leden hopen dan ook van harte dat dit er op korte termijn 20 van de 20 zijn. Per wanneer wordt dit gerealiseerd?

De leden van de SP-fractie vragen ook om een reactie op het artikel «VVD en tabakssector remmen rookakkoord».31 Klopt het dat de tabakslobby invloed had op de inhoud van het rookakkoord? Klopt het vervolgens dat door deze lobby de beoogde prijsverhoging van een pakje sigaretten gestaakt werd en/of dat «gemakswinkels» hun sigaretten niet langer uit het zicht moeten hebben? Indien dit correct is, wat zijn de gevolgen hiervan voor het (kunnen) behalen van de geformuleerde doelstellingen in het Nationaal Preventieakkoord? Klopt het verder dat de evaluatie van de tabaksaccijnsverhoging van april 2020 op het laatste moment in het preventieakkoord is beland door toedoen van de tabakslobby? Is het niet zo dat uit internationaal onderzoek echter al lang bekend is dat accijnsverhoging een van de meest effectieve middelen is om roken te ontmoedigen? Wat is dan ook precies de reden dat dit onderzoek in het preventieakkoord is opgenomen en de resultaten worden afgewacht? Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat brancheorganisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland, en supermarktbelangenbehartiger CBL herhaaldelijk aanklopten bij diverse ministeries en deze voorzagen van een zogenoemd «brievenbombardement». Klopt het daarbij dat dit vaker gebeurde in reactie op vertrouwelijke conceptversies van het akkoord, die zij officieel niet in handen hadden? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide reactie. Als er ook maar iets waar is van het bovenstaande, hoe verhoudt dat zich dan met de internationale afspraken uit de Framework Convention on Tobacco Control (FCTC), zo vragen de leden van de SP-fractie.Het lid Van Gerven heeft in januari Kamervragen gesteld over menthol-inlegkaarten, waarmee het verbod op menthol in sigaretten en shag kan worden omzeild.32 In de beantwoording van deze schriftelijke vragen werd aangegeven dat het voornemen was een inventarisatie uit te laten voeren naar de aard en omvang van dergelijke accessoires die de aantrekkelijkheid van roken kunnen vergroten. Wat is de stand van zaken op dit moment met betrekking tot deze inventarisatie? Worden hierin naast accessoires ook andere omzeilingstactieken van het mentholverbod meegenomen, zoals menthol-cigarillo’s?

Tevens heeft het lid Van Gerven schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het bericht «Goedkope sigaretten nog volop verkrijgbaar».33 In de beantwoording wordt aangegeven dat de prijs van cigarillo’s relatief veel lager ligt dan de prijs van sigaretten. Daarbij wordt aangegeven dat voor zowel sigaren als cigarillo’s een ad-valorem-accijns geldt van slechts 8% van de kleinhandelsprijs. Deze leden vragen of de mening wordt gedeeld dat dit tarief moet worden verhoogd om te voorkomen dat cigarillo’s vanwege de lage prijs een aantrekkelijk alternatief zijn voor sigaretten, onder andere voor jongeren.

Overgewicht

Voor het realiseren van de doelen op het thema overgewicht is de komende jaren nog een flinke inzet nodig, zo menen de leden van de SP-fractie. Aangezien er geen doelstellingen per thema zijn opgesteld en opgestelde doelen niet allemaal concreet en/of meetbaar zijn, is het volgens deze leden ingewikkeld de voortgang op de verschillende ambities/doelstellingen te kunnen meten. Genoemde leden vragen dan ook of een dergelijke concretisering nog in de planning zit, en zo nee waarom niet.

Het mag duidelijk zijn dat de leden van de SP-fractie op basis van ontwikkelingen in de afgelopen jaren weinig vertrouwen hebben in de afspraken die gemaakt zijn of worden met de industrie en levensmiddelenbedrijven om de levensmiddelen gezonder te maken. Genoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de evaluatie van de doelstellingen op dit terrein die voor de komende jaren zijn geformuleerd en naar de afspraken die tot en met eind 2020 binnen het Akkoord Verbetering Productsamenstelling worden gemaakt. Deze leden vragen waarom, op basis van de teleurstellende resultaten tot nu toe, er wederom voor een dergelijk akkoord gekozen wordt. Waarom wordt er niet gekozen voor een wettelijke of andere meer bindende aanpak? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen sprake meer is van vrijblijvendheid? De leden van de SP-fractie vragen in dat kader dan ook of er wettelijke maatregelen worden getroffen als blijkt dat doelstellingen niet of nauwelijks worden gerealiseerd of de doelstellingen in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling niet ver genoeg gaan. Het gaat hier immers om de gezondheid van vele Nederlanders. Wanneer gaan de afspraken in het akkoord ver genoeg, zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan tevens worden toegelicht wat de verwachte tijdslijn is, wat de specifieke doelen zijn qua concrete gezondheidswinst en welke maatregelen worden genomen als blijkt dat de levensmiddelenbedrijven de afspraken niet nakomen? De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap dat ten opzichte van het huidige Akkoord Verbetering Productsamenstelling zowel de scope van de nieuwe aanpak is verbreed naar meer voedingsmiddelengroepen en alle producten binnen een voedingsmiddelengroep, als dat voor de voedingsmiddelengroepen die een relevante bijdrage leveren aan de inname van bijvoorbeeld zout, verzadigd vet of suiker grenswaarden worden opgesteld, en dat er grenswaarden worden opgesteld waarmee productverbetering over de hele linie kan worden gestimuleerd, dus niet alleen maximumnormen zoals in het huidige akkoord. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een verslag van de voortgang hierop. Wel vragen genoemde leden waarom alternatieven, zoals het goedkoper maken van gezond eten, enkel gezien worden als perspectiefvol instrument op termijn, terwijl de gezondheid van Nederlanders op het spel staat. Wat zijn verder de plannen met betrekking tot het verbod van kortingsacties in de supermarkt op ongezonde producten? Worden er ook concrete stappen gezet om deze maatregel in te voeren?

De leden van de SP-fractie hebben al meerdere malen aandacht gevraagd voor het belang van het verlagen van de btw op groente en fruit om zo gezond eten makkelijker en breder toegankelijk te maken. Is het correct dat Duitsland recent de btw op deze producten heeft verlaagd? Zo ja, wat is hier de reactie op? Deze leden vragen of hun mening gedeeld wordt dat een dergelijke btw-verlaging van toegevoegde waarde kan zijn bij het behalen van de in het Nationaal Preventieakkoord geformuleerde doelstellingen in het kader van overgewicht. Zo ja, wordt deze btw-verlaging op korte termijn ingevoerd?

Als het gaat om de gecombineerde leefstijlinterventie kan geconcludeerd worden dat hier nog maar weinig gebruik van wordt gemaakt. De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het aantal deelnemers aan deze interventie substantieel vergroot zal worden. Daarnaast vragen genoemde leden hoe bevorderd wordt dat de zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden en of er de bereidheid is om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen. Is er de bereidheid om gecombineerde leefstijlinterventies voor een brede groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes?

Problematisch alcoholgebruik

De leden van de SP-fractie menen dat het een goede ontwikkeling is dat steeds meer scholen gebruikmaken van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Ter precisering vragen deze leden wat er precies bedoeld wordt met het feit dat respectievelijk 119 en 99 keer het aanbod is teruggetrokken (p. 40 van de voortgangsrapportage).

Als het gaat om de marketing van alcoholhoudende drank lezen de leden van de SP-fractie dat vier grote social media platforms zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame via hun platforms niet terecht te laten komen bij 18-. Een belangrijke stap. Wel vragen deze leden welke platforms dit betreft en of het plan bestaat bij andere platforms om zich hierbij aan te sluiten. Als het specifiek gaat om alcoholreclame op televisie en radio geldt dat deze niet is toegestaan van zes uur ’s morgens tot negen uur ‘s avonds, verder is er sprake van zelfregulering. Zijn er plannen om dit beleid aan te scherpen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Voor 2021 zullen verstrekkers van alcohol en de industrie komen met oplossingen om het bereik en de beïnvloeding van jongeren op de top vijf locaties van blootstelling naar redelijkheid te beperken. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar deze afspraken maar vragen wel wat er precies wordt bedoeld met «naar redelijkheid».

Met betrekking tot de handhaving op de leeftijdsgrenzen bij het verkopen van alcohol aan jongeren stellen de leden van de SP-fractie al jaren vragen bij de effectiviteit. De beschreven percentages bij verschillende sectoren over 2018 stemmen in ieder geval niet hoopvol. In 2020 en 2022 worden nieuwe onderzoeken uitgevoerd naar deze handhavingscijfers en deze leden hopen dat de resultaten verbetering zullen laten zien. Wel vragen zij welke specifieke acties er de komende tijd worden genomen om de nalevingspercentages flink te laten stijgen.

Uit onderzoek van het CBS blijkt dat er in totaal 43.200 verkooppunten van alcohol in Nederland zijn, waarvan 39.200 fysieke verkooppunten en 4.000 online verkooppunten. De leden van de SP-fractie menen dat de beschikbaarheid van verkooppunten beperkt moeten worden en zij hebben aangegeven het voorstel om blurring mogelijk te maken dan ook niet te steunen. Genoemde leden krijgen graag bevestigd dat een dergelijk voorstel om blurring mogelijk te maken niet past binnen de doelen zoals geformuleerd binnen het Nationaal Preventieakkoord.

De evaluatie van preventie in het zorgstelsel

De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting waarom er is gekozen voor een variatie van verschillende regelingen terwijl het RIVM de versnippering van regelingen en subsidies benoemt. Zou een heldere en eenduidige infrastructuur niet logischer zijn? Wat zijn hierin de leerervaringen rondom de aanpak van corona?

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris inzake de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord. De coronacrisis laat opnieuw het belang zien van een gezonde levensstijl. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat dit in de context van de coronapandemie extra urgent is? Wat wordt ondernomen om een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning te bevorderen?

De leden van de PvdA-fractie willen hun teleurstelling uiten over het gebrek aan ambitie als het gaat om de verlaging van het percentage mensen met overgewicht. Waarom wordt slechts de ambitie uitgesproken om het overgewicht terug te brengen naar 38 procent?

In de voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord is aangegeven dat de doelen uit het akkoord niet gehaald gaan worden, zelfs al alle afspraken uitgevoerd zullen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom niet voldoende maatregelen worden genomen om de doelen te halen? Vindt de Staatssecretaris ook dat er meer en ambitieuzere maatregelen nodig zijn om overgewicht tegen te gaan?

Genoemde leden vragen waarom de suikertaks niet wordt ingevoerd terwijl uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot een afname van de hoeveelheid suiker in frisdranken en een afname van de verkoop van frisdranken, significante gezondheidswinst en kostenbesparingen in de zorg.

In hoeverre is het niet invoeren van de suikertaks het gevolg van een lobby van de voedingsindustrie? Kan worden toegelicht welke rol de voedsellobby heeft gespeeld bij het uit het akkoord houden van de suikertaks? Welke afspraken met de voedingsindustrie uit het preventieakkoord staan effectief bewezen maatregelen in de weg? Zijn er andere effectief bewezen maatregelen niet opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord als gevolg van de lobby van de voedingsindustrie? Klopt het dat er door de industrie een «uitruilvoorstel» is gedaan waarbij de industrie toezegde zelf calorieën uit de markt te halen in ruil voor het niet invoeren van een verbruiksbelasting? Kan de Staatssecretaris zijn antwoord toelichten?

Welke aanvullende maatregelen ziet de Staatssecretaris om de verwachte stijging van het aantal mensen met overgewicht om te zetten in een daling? Uit de brief van de Staatssecretaris blijkt dat hij het RIVM opdracht heeft gegeven om in samenwerking met experts uit het veld te onderzoeken welke effectieve maatregelen die nu nog niet of onvoldoende in het Nationaal Preventieakkoord zijn opgenomen substantieel kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelen. Zal de suikertaks hierin worden meegenomen? In hoeverre zullen effectief bewezen maatregelen ook daadwerkelijk worden ingevoerd?

In de voortgangsbrief schrijft de Staatssecretaris dat volgens de eigen cijfers van de levensmiddelenproducenten zij op schema liggen bij het terugdringen van het aantal geconsumeerde suikers. Kan inzicht gegeven worden in deze cijfers? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de conclusie van het RIVM dat stelt dat slechts kleine stappen zijn gezet om de inname van suiker te verlagen?

De leden van de PvdA-fractie willen voorts hun zorgen uiten over het voedingspatroon van kinderen. Uit recent onderzoek van Unicef blijkt dat slechts 10 procent van het aanbod kinderproducten in de supermarkt past binnen de criteria van de Schijf van Vijf. Genoemde leden achten dit onwenselijk en zien graag producten speciaal bedoeld voor kinderen gezonder worden. Welke maatregelen worden genomen om dit te bewerkstelligen?

Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om het voor ouders gemakkelijker te maken om de juiste voedingskeuzes te maken voor hun kind? Hoe kunnen ouders beter worden geïnformeerd over de voedingswaarde van kinderproducten? Zal bij de invoering van de Nutri-Score in Nederland ook specifiek aandacht worden gegeven aan kinderproducten?

Het onderzoek laat bovendien zien dat kinderen nog altijd worden blootgesteld aan kindermarketing op verpakkingen. Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing?

De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom onderzoek nodig is naar effecten van prijsverhoging van sigaretten alvorens de prijs in 2023 zal worden verhoogd naar 10 euro, terwijl uit onderzoek al is gebleken dat verhoging van de tabaksaccijns een bewezen effectieve maatregel is bij het tegengaan van tabaksverslaving en daarmee gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Wat is het doel van de evaluatie naar mogelijke grenseffecten?

Welke rol heeft de tabakslobby gespeeld bij het opnemen van deze passage in het Nationaal Preventieakkoord?

En welke extra maatregelen gaat de Staatssecretaris nog nemen om de eigen doelstelling om te komen tot een rookvrije generatie te halen?

Genoemde leden maken zich ook zorgen over de impact van e-sigaretten op de gezondheid, en over de e-sigaret als een opstapproduct naar het roken van sigaretten. Kan worden toegelicht waarom niet wordt gekozen voor een verbruiksbelasting op e-sigaretten om consumptie te beperken?

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de verschillende brieven op het terrein van (leefstijl)preventie. Zij hebben hierbij een aantal opmerkingen en vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de stappen die gezet worden bij de uitwerking van het Nationaal Preventieakkoord. Tegelijkertijd is er nog veel nodig om de doelstellingen in 2040 te behalen. De COVID-19 uitbraak laat alleen nog maar meer zien hoe belangrijk preventie en het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid van mensen zijn. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat het daarom juist goed is om nu stappen te zetten? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat men moet kijken wat er ondanks de coronamaatregelen nog wel kan, simpelweg omdat een gezonde levensstijl alleen maar belangrijker geworden is?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel procent van de gemeenten een lokale aanpak op het gebied van preventie heeft. Is de Staatssecretaris tevreden met de inzet van gemeenten om te komen tot een dergelijke lokale aanpak of is hier nog meer actie nodig?

De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het toe dat er meer capaciteit vrij komt bij de NVWA voor handhaving. Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven wat de handhavingsregiesystematiek en het risicogericht toezicht precies inhouden waar het gaat om de handhaving van de maatregelen die zijn genomen in het kader van het Nationaal Preventieakkoord.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er zich veel wetsvoorstellen, besluiten en regelingen op het gebied van preventie in verschillende stadia van ontwikkeling bevinden. Kan de Staatssecretaris hiervan een actueel overzicht geven met daarbij de stand van zaken?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de uitkomst van zijn gesprek met artsen en sporters die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl. Is de Staatssecretaris voornemens, ook in het licht van de COVID-19 uitbraak, met aanvullende maatregelen te komen op het gebied van leefstijlpreventie? Is hij daarbij ook bereid om, in navolging van het Verenigd Koninkrijk, te kijken naar maatregelen om Nederlanders minder ongezond te laten eten?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om de gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s) voor een veel bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen op de GLI’s?

Roken

In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat alle schoolterreinen per 1 augustus rookvrij zouden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze doelstelling is gehaald? Zo nee, wat hebben scholen nodig om alsnog op korte termijn schoolpleinen rookvrij te maken? En kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het staat met het rookvrij maken van kinderdagverblijven, sportcomplexen en speeltuinen?

De Staatssecretaris heeft eerder beloofd voor de zomer het onderzoek over het beperken van het aantal tabaksverkooppunten naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris geeft nu aan dat het onderzoek na de zomer wordt verwacht. Kan de Staatssecretaris al meer inzicht geven in de belangrijkste conclusies van het onderzoek en voorgenomen vervolgstappen? En kan hij ook aangeven hoe zijn gesprekken met de supermarkten en tankstations over het stoppen met de verkoop van tabak zijn verlopen?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voorstelt smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken te verbieden. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij het hiervoor benodigde wetsvoorstel of concept-besluit aan de Kamer wil voorleggen?

Overgewicht

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat ruim 140 gemeenten een JOGG-aanpak (JOGG= Jongeren op Gezond Gewicht) hebben. Is de Staatssecretaris van plan om meer gemeenten te stimuleren tot een JOGG-aanpak? Is de huidige JOGG-aanpak in de ogen van de Staatssecretaris voldoende in staat om de problematiek van overgewicht – zeker ook bij jonge kinderen – aan te pakken, of is er meer nodig? Kan de Staatssecretaris zijn antwoord toelichten?

Uit onderzoek van Unicef blijkt dat nog geen 30% van de bijna 800 kinderproducten die binnen de Schijf van Vijf zouden kunnen vallen, daadwerkelijk voldoet aan de criteria. Bij bijvoorbeeld kindertoetjes voldoet geen enkel product, maar zelfs ook bij het schap met baby-, dreumes- en peuterproducten met alleen maar producten voor hele jonge kinderen, voldoet bijna 70% niet aan de criteria voor een gezond voedingspatroon voor deze leeftijdscategorie. Wat vindt de Staatssecretaris van deze cijfers, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Is hij bereid om met de levensmiddelenproducenten en supermarkten in gesprek te gaan om te zorgen dat meer baby- en kinderproducten ín de baby- en kinderschappen in de Schijf van Vijf gaan vallen?

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris nu geen aanvullende maatregelen wil nemen om gezonde voeding goedkoper te maken, waaronder bijvoorbeeld een trapsgewijze suikertaks. Kan de Staatssecretaris aangeven onder welke omstandigheden deze maatregelen wel een optie zouden kunnen zijn?

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een ambitieus nieuw systeem voor productverbetering komt, waarin alle productcategorieën worden meegenomen. In het voorstel voor een nieuw systeem voor productverbetering, zoals gedeeld bij de internetconsultatie hierover, staat geen hoofddoelstelling op inname (consumptie) per nutriënt. Gaat het nieuwe systeem voor productverbetering nog wel een hoofddoelstelling op inname (consumptie) bevatten op zout, verzadigd vet en energiedichtheid (verzadigd vet en suiker), zo vragen genoemde leden. Verder bevat het voorstel alleen een lange termijn doelstelling van 10 jaar. Waarom bevat het voorstel geen jaarlijkse onafhankelijke reductiedoelen voor zout, verzadigd vet en suiker in de belangrijkste productgroepen, zodat de voortgang beter kan worden gemonitord?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken van de ontwikkeling van een nieuw voedselkeuzelogo. In hoeverre gaat het lukken om het voedselkeuzelogo in lijn met de Schijf van Vijf te krijgen, aangezien de ontwikkeling ervan internationale afstemming vraagt, zo vragen deze leden. Is afstemming op de Schijf van Vijf een randvoorwaarde voor de Staatssecretaris?

Problematisch alcoholgebruik

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris aangeeft dat een minimumprijs voor één eenheid alcohol een effectieve maatregel is voor het Nederlandse alcoholbeleid om kwetsbare groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik. Zij vragen de Staatssecretaris wanneer hij een beleidsbeslissing over de invoering van een minimumprijs in Nederland verwacht.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat 57% van de minderjarigen toch alcohol drinkt en dat 97% van hen alcohol verkrijgt via sociale bronnen. De wijziging van de Drank- en Horecawet komt weliswaar met een bepaling om wederverstrekking strafbaar te stellen, maar ziet de Staatssecretaris ook mogelijkheden om vooruitlopend hierop aanvullende maatregelen te nemen die het alcoholgebruik onder minderjarigen tegengaan?

Lachgas

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van zaken van de maatregelen om recreatief gebruik van lachgas tegen te gaan. Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel lachgasverbod tegemoet zien? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat het nog steeds het streven is om het verbod op 1 januari 2021 in te laten gaan?

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

De leden van de PvdD-fractie vinden de stappen die de Staatssecretaris zet om mensen in Nederland gezond te houden of gezonder te maker veel te mager. Inzetten op het verbeteren van de basisgezondheid moet de prioriteit van de Staatssecretaris zijn. In plaats daarvan worden er wat pleisters geplakt, maar het probleem (een ongezonde samenleving) wordt niet aangepakt. In deze bijdrage vraagt deze leden de Staatssecretaris de stappen te zetten die nodig zijn.

Inleiding

De coronacrisis heeft blootgelegd wat de gevolgen zijn van jarenlang ontoereikend preventiebeleid door de Nederlandse overheid. Artsen zagen dat bijna een op de drie COVID-19-patiënten op de IC ernstig overgewicht had.34 Wie overgewicht heeft, loopt een groter risico op een ernstig ziekteverloop bij een besmetting met COVID-19, omdat overgewicht het immuunsysteem verzwakt. Bovendien kunnen mensen met overgewicht chronische ziekten ontwikkelen, zoals hart- en vaatziekten of diabetes type 2, wat kan leiden tot een verdere verzwakking van het immuunsysteem en een ontregelde stofwisseling. Voor nu en voor toekomstige virusuitbraken is inzetten op een betere basisgezondheid van de samenleving dus letterlijk van levensbelang.

Vergeleken met de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw is het aanbod van sterk bewerkte voedingsmiddelen flink gestegen, is de marketing voor ongezonde producten toegenomen, zijn de porties steeds groter geworden en zijn de prijzen van ongezonde producten gedaald.35 Inmiddels eet en drinkt een Nederlander gemiddeld 44 kilo suikers per jaar.36 Het aantal volwassenen met overgewicht is in de afgelopen decennia navenant gestegen, van 35% in 1990 naar 50% in 018.37 Het percentage volwassen Nederlanders met obesitas (ernstig overgewicht) is sinds 1990 meer dan verdubbeld.38 Er zijn in Nederland ruim 1,2 miljoen mensen met diabetes type 2.39

In tegenstelling tot wat de term «leefstijlpreventie» suggereert, zijn overgewicht, diabetes-2 en gerelateerde aandoeningen slechts gedeeltelijk te wijten aan individuele, vrije keuzes voor een ongezonde leefstijl. Een veel grotere rol speelt de abnormale voedselomgeving waarin wij leven, waarin bedrijven miljarden verdienen aan de verkoop van ongezonde producten. Zo heeft McDonalds in Nederland bijna 250 vestigingen en boekte in 2019 een omzet van bijna 900 miljoen euro.40 Supermarkten in Nederland stimuleren de verkoop van ongezonde producten met reclame en aanbiedingen.41 En terwijl mensen met overgewicht en diabetes door het coronavirus op de IC lagen, profiteerden de supermarkten het meest van de coronacrisis: het moederbedrijf van Albert Heijn zag zijn winst in het tweede kwartaal van 2020 door de coronacrisis verdubbelen (van 334 naar bijna 700 miljoen euro) en keerde zelfs 220 miljoen euro extra uit aan de aandeelhouders. De werknemers werden afgescheept met een cadeaubon van 25 euro.42

Gedragswetenschappers waarschuwen dat een aanpak die voornamelijk gericht is op het individu, door bijvoorbeeld voorlichting en dieetadvies, geen zoden aan de dijk zet als we de samenleving gezonder willen maken. De alom aanwezige ongezonde voedselomgeving waar mensen dagelijks mee geconfronteerd worden stimuleert namelijk het maken van ongezonde keuzes. Maatregelen die gericht zijn op de hele bevolking en de voedselomgeving leiden daarom tot de meeste gezondheidswinst.43 Zo heeft bijvoorbeeld de suikertaks zoals die is ingevoerd in het Verenigd Koninkrijk geleid tot een duidelijke suikerreductie, zo concludeert het RIVM.44 Wetenschappers wijzen ook op de mogelijkheden tot het opheffen van btw op gezonde voeding zoals groente en fruit, en het verminderen van reclame voor ongezonde producten.45

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

Hoewel het de grondwettelijke taak is van de overheid om de volksgezondheid te beschermen, doet het kabinet niets met de oproepen van wetenschappers om hard in te grijpen in de abnormale voedselomgeving. In plaats daarvan legt het kabinet bedrijven die miljarden verdienen aan ongezonde voeding geen strobreed in de weg en heeft het deze kabinetsperiode zelfs de btw op groente en fruit verhoogd. Door deze coalitie en dan met name de VVD worden structurele maatregelen om bedrijven te dwingen iets aan hun voedingsaanbod te doen van de hand gewezen. Het bedrijfsleven wint, de samenleving betaalt de prijs. De stijgende zorgkosten die gepaard gaan met «leefstijlgerelateerde» aandoeningen lopen in de miljarden. De belastingbetaler ziet dat terug in de alsmaar stijgende zorgpremie.

Daar bovenop blijkt dit kabinet keer op keer te zwichten voor de lobby van de voedingsindustrie. De voedingsindustrie wil niet zwaarder belast worden noch hun marketingstrategieën richten op gezonde voeding. Toch liet de Staatssecretaris toe dat zij mocht meepraten over het toekomstige preventiebeleid. Alsof je een dief vraagt zijn mening te geven over de hoogte van zijn straf. Erkent de Staatssecretaris dat het onverstandig is deelbelangen die regelrecht ingaan tegen het algemene belang van een gezonde samenleving letterlijk aan tafel te laten zitten en mee te laten beslissen over preventiebeleid?

Het resultaat – het preventieakkoord – wordt gekenmerkt door de totale afwezigheid van afdwingbare maatregelen vanuit de overheid richting bedrijven om hun producten en marketingstrategieën aan te passen. Effectieve wettelijke en fiscale maatregelen zoals een verbod op reclame voor ongezonde voeding en een suikertaks zijn uitgebleven. In plaats daarvan wordt ingezet op vrijwillig te behalen doelstellingen door de sector, op basis van hun eigen cijfers, zonder sanctieregime. Erkent de Staatssecretaris dat het proces gesaboteerd is door de voedingsindustrie, zoals blijkt uit de vrijgegeven interne stukken naar aanleiding van een Wob-procedure door Follow the Money?46

De leden van de PvdD-fractie zijn dan ook teleurgesteld, maar niet verbaasd, dat de Staatssecretaris in de voortgangsbrief schrijft dat «we de ambities met de afgesproken maatregelen waarschijnlijk niet gaan halen». De Staatssecretaris schrijft dat hij zich daarom blijft inzetten voor «aanvullende maatregelen». Genoemde leden constateren dat zijn eigen preventieakkoord, ironisch genoeg, de Staatssecretaris daarbij nu in de weg staat. Twee belangrijke partijen namens de voedingsindustrie, de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), hebben duidelijk gemaakt zich te zullen terugtrekken uit het akkoord indien de Staatssecretaris toch met wettelijke of fiscale maatregelen komt. Deze leden vinden de gang van zaken uiterst pijnlijk. Het toont aan hoe tandeloos een overheid is die haar beleid laat kapen door polderakkoorden. Erkent de Staatssecretaris dat dit gedrag van de industrie een vorm van chantage is? In dat licht, hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat aanvullende maatregelen die tot stand komen met medewerking van de voedingsindustrie dit keer wel ambitieus en effectief zullen zijn? Kortom, kan de Staatssecretaris uitleggen waarom hij kiest voor de slappe en niet verifieerbare maatregelen van de voedingsindustrie terwijl er een internationaal bewezen effectieve maatregel beschikbaar is, namelijk de suikertaks? Is de Staatssecretaris bereid om naast het verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook echt concrete stappen te zetten om deze maatregel in te voeren? Kortom, is de Staatssecretaris bereid om de voedsellobby haar plek aan tafel te ontzeggen en zelf met echt beleid te komen om de volksgezondheid te beschermen?

De leden van de PvdD-fractie willen graag specifiek aandacht vragen voor overgewicht en obesitas bij kinderen. Zij krijgen per jaar 51 kilo aan suiker binnen, dat is zeven kilo meer dan een volwassene.47 Anno 2018 heeft 13% van de jeugd overgewicht.48 Driekwart van de producten voor kinderen in supermarkten is ongezond, zo blijkt uit recent onderzoek van Unicef. Deze leden zijn met name geschrokken van het feit dat 70% van de producten in het babyschap ongezond is. Is de Staatssecretaris bereid om bij supermarkten aan te geven dat dit onacceptabel is, en ervoor te zorgen dat in het babyschap enkel gezonde producten liggen?

Bovendien blijken bedrijven en supermarkten niet terug te deinzen voor reclame voor deze producten specifiek gericht op kinderen. Volgens Unicef wordt bij een kwart van de producten kindermarketing gebruikt, bijvoorbeeld door een animatiefiguur of tekst met woorden als «baby» of «kids» op de verpakking te zetten.49 De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsbrief dat de afspraak in het preventieakkoord is dat het gebruik van kinderidolen op verpakkingen van ongezonde producten onacceptabel is. «Eind deze maand loopt de uitfaseringsperiode af en vanaf 1 juli staan er als het goed is geen kinderidolen meer op verpakkingen van ongezonde producten. Dit laat ik uiteraard monitoren» (p.10). Kan de Staatssecretaris aangeven of zijn monitoring inderdaad laat zien dat er per 1 juli geen kinderidolen meer op verpakkingen staan? Wat is de sanctie wanneer er toch een idool op een verpakking staat? Erkent de Staatssecretaris dat om kinderen echt te beschermen geen enkele vorm van kindermarketing zou moeten worden toegestaan op ongezonde producten? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat bij 25% van de door Unicef onderzochte producten sprake is van kindermarketing?

Ook willen de leden van de PvdD-fractie aandacht vragen voor het schrijnende gebrek aan aandacht voor de ongezonde leefomgeving in het preventiebeleid van deze Staatssecretaris. Natuur is waardevol in zichzelf maar speelt ook een niet te onderschatten rol bij de gezondheid van mensen. Het kabinet negeert die feiten; het werkt niet alleen aan een desastreuze afbraak van natuurgebieden, maar ook het groen in en om de stad komt door het kabinetsbeleid onder druk te staan. Die ontwikkeling is fnuikend voor de volksgezondheid. Keer op keer wijst onderzoek uit dat een groene leefomgeving – zonder ziekteverwekkende bioindustrie en gevaarlijk landbouwgif – cruciaal is en dat mensen veel gezonder zijn als zij in het dagelijks leven in contact komen met (stads)natuur. Vooral voor opgroeiende kinderen is dat van groot belang. Het is allang bekend dat een groene leefomgeving zorgt voor 15 procent minder overgewicht50, en toch ontbreken concrete afspraken op dit gebied in het preventieakkoord. Erkent de Staatssecretaris dat het gebrek aan concrete afspraken op het gebied van de (groene) leefomgeving in het preventieakkoord een grote omissie is? Is de Staatssecretaris bereid hier zo snel mogelijk wel concrete stappen op te zetten?

Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie

In maart 2020 heeft de Staatssecretaris de stuurgroep ondervoeding de opdracht gegeven om de komende drie jaar samen met betrokken organisaties het gebruik van expertise en bestaande instrumenten die ondervoeding tegengaan te bevorderen. Wat is de huidige stand van zaken? Er zou gemonitord worden aan het begin van de periode. Is dat al gebeurd?

De leden van de 50PLUS-fractie zijn erg geschrokken van de uitspraken in de media van een lid van het Outbreak Management Team (OMT) dat er thuiswonende ouderen waren tijdens de eerste coronagolf die zijn overleden aan ondervoeding. Krijgt de Staatssecretaris deze signalen ook? Welke stappen gaat hij samen met de Minister van VWS nemen om dat te voorkomen tijdens de eventuele tweede golf?

In het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 beloofde de Staatssecretaris dat hij in gesprek ging met de Minister van VWS en met de zorgverzekeraars over hoe de wijkverpleging meer ruimte kan krijgen voor preventie op bijvoorbeeld het vlak van overgewicht en valpreventie.51 Kan de Staatssecretaris aangeven of deze gesprekken al hebben plaatsgevonden en wat de resultaten zijn?

Naar aanleiding van het onderzoek van het RIVM naar een suikertaks concludeert de Staatssecretaris dat het invoeren van een vorm van belasting op suikerhoudende dranken als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse frisdranksector zou kunnen resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken. Wat gaat de Staatssecretaris met deze conclusie doen?

De leden van de 50PLUS-fractie zijn nog steeds van mening dat er nog te weinig aandacht is voor bewegen, vooral voor ouderen. Initiatieven zijn te gefragmenteerd en het ligt er maar net aan de gemeente of er voldoende aandacht wordt besteed aan bewegen. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om iets aan dit gefragmenteerde aanbod te doen?

Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met de aangenomen motie van het lid Sazias die vraagt om een klinische behandeling voor rokers te vergoeden vanuit de zorgverzekering.52 Is het experiment, dat samen wordt gedaan met zorgverzekeraars en het Wilhelminaziekenhuis in Assen, inmiddels al van start gegaan? Hoelang gaat het experiment duren? En hoe gaat de behandeling er precies uitzien? Hoeveel mensen kunnen de komende tijd gebruik gaan maken van deze behandeling?

In januari was in de media te lezen dat het Wilhelminaziekenhuis, toen nog op eigen kosten, een kliniek ging openen om rokers met een zware verslaving klinisch te behandelen. Wat zijn de ervaringen van dat ziekenhuis tot nu toe?

Tot slot. Tabaksfabrikanten stoppen allerlei giftige stoffen in sigaretten om deze nog verslavender te maken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de toevoeging van deze giftige stoffen niet verboden kan worden? Volgens berichten in de media vlak voor de presentatie van het preventieakkoord komen er maatregelen ten aanzien van het terugbrengen van het aantal rokers. Klopt dat?

II. REACTIE VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VWS

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord dat de maatregelen ter bestrijding van COVID-19 effect hebben op de ontwikkeling van de lokale en regionale preventieakkoorden. Kan de Staatssecretaris aan genoemde leden aangeven in hoeveel gemeenten en regio’s nog geen lokaal respectievelijk regionaal preventieakkoord is gesloten (eventueel in een andere vorm, maar wel conform afspraken uit het landelijke preventieakkoord)?

Vanwege de coronamaatregelen heeft de ontwikkeling van lokale en regionale preventieakkoorden in een aantal gemeenten/regio’s een vertraging van enkele maanden opgelopen. Inmiddels hebben de meeste gemeenten en regio’s de activiteiten weer herpakt. Tot op heden hebben 57 gemeenten een lokaal/regionaal preventieakkoord ondertekend. Dat betekent dat 298 van de 355 gemeenten nog geen lokaal of regionaal preventieakkoord hebben gesloten. Van deze 298 gemeenten zien we echter dat een groot aantal gemeenten (186) tot op heden op een andere manier dan met een preventieakkoord invulling geeft aan de preventieaanpak. Ook hebben 87 gemeenten inmiddels een aanvraag voor ondersteuningsbudget ingediend bij het ondersteuningsteam van de VNG om te komen tot een lokaal of regionaal preventieakkoord. Nog eens 34 gemeenten zijn zich momenteel aan het oriënteren op een lokaal of regionaal preventieakkoord. Het ondersteuningsteam van de VNG gaat met deze gemeenten actief het gesprek aan. Het nieuws dat het Ministerie van VWS per 2021 extra middelen beschikbaar stelt voor de uitvoering van de lokale/regionale preventieakkoorden is positief ontvangen door de gemeenten. De verwachting is dat het uitvoeringsbudget als een vliegwiel zal dienen en een grote groep gemeenten verder stimuleert om aan de slag te gaan met een preventieakkoord. Op de website van de VNG53 is een kaart te vinden waarop de huidige situatie in Nederland wordt weergegeven rondom de lokale en regionale preventieakkoorden.

Kan de Staatssecretaris daarnaast aangeven wat de opkomst is van de online-bijeenkomsten die hij heeft georganiseerd om gemeenten kennis en ervaringen te laten uitwisselen rondom het sluiten en uitvoeren van lokale preventieakkoorden? Wat zijn de ervaringen van gemeenten met deze bijeenkomsten en in hoeverre worden de resultaten hiervan gevolgd door de Staatssecretaris?

Per bijeenkomst worden maximaal drie gemeenten/regio’s uitgenodigd om ervaringen, best practices en lessons learned onderling en met het Ministerie van VWS, de VNG en Alles is Gezondheid54 uit te wisselen. Als Staatssecretaris sluit ik met veel plezier bij deze bijeenkomsten aan. Voor het zomerreces hebben de eerste drie online uitwisselingsbijeenkomsten plaatsgevonden. De eerste bijeenkomst richtte zich op de gemeenten/regio’s die reeds een preventieakkoord gesloten hebben of op de korte termijn gaan sluiten (gasten: gemeente Rotterdam, gemeente Hillegom en de provincie Fryslân). Bij de tweede bijeenkomst lag de focus op de regio’s/steden die zich actief inzetten op de thema’s uit het Nationaal Preventieakkoord, maar er bewust voor kiezen om geen preventieakkoord te sluiten (gasten: gemeente Utrecht, gemeente Leiden en de GGD Gooi- en Vechtstreek). In de derde bijeenkomst stonden gemeenten en een regio centraal die de verbinding op lokaal/regionaal niveau duidelijk leggen tussen het preventie- en het sportakkoord (gasten: gemeente Venray, gemeente Borger-Odoorn en de Achterhoek). We ontvangen veel positieve reacties van de gemeenten op deze bijeenkomsten. De gemeenten ervaren het als waardevol om de lokale/regionale ervaringen uit te wisselen. Voorbeelden uit de praktijk, bijvoorbeeld over de inhoudelijke thema’s, de aanpak, monitoring en de samenwerking met partners, leveren de gemeenten/regio’s veel nieuwe inzichten op. Deze inzichten kunnen zij vervolgens weer vertalen naar de preventieaanpak in hun regio of gemeente.

Na iedere 3 à 4 bijeenkomsten blikken we terug en vatten we de belangrijkste conclusies en lessons learned van de gemeenten samen. Deze bevindingen en de verslagen van de bijeenkomsten worden gedeeld op de websites van de VNG en Alles is Gezondheid. Op basis hiervan wordt ook de inhoud van de volgende bijeenkomsten bepaald. Waardevolle gespreksonderwerpen die uit de eerste bijeenkomsten naar voren zijn gekomen, zijn onder meer: de monitoring en kwantificering van de lokale doelstellingen, het creëren en stimuleren van een gezonde voedselomgeving en het aanbrengen van focus in de lokale/regionale preventieaanpak. De volgende online bijeenkomsten staan alweer gepland in november, december en januari. Hierbij gaan we in op de inhoudelijke thema’s van het Nationaal Preventieakkoord (verdiepingsslag op alcohol, roken en overgewicht met gemeenten die zich vanuit het lokaal/regionaal preventieakkoord actief inzetten op één specifiek thema) en op drie GIDS-gemeenten die vanuit het preventieakkoord de focus leggen op de aanpak van achterliggende problematiek bij groepen met een gezondheidsachterstand. Voor deze bijeenkomsten worden naast wethouders en gemeentelijk vertegenwoordigers ook samenwerkingspartners uitgenodigd, met aandacht voor de lokale publiek private samenwerking. Ook de doelgroep/gebruikersgroep zelf wordt voor deze bijeenkomsten uitgenodigd (zoals plattelandsjongeren, de consumentenbond, ouderen, etc.).

De leden van de VVD-fractie lezen in de Voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord dat 8% van de acties rondom roken en 10% van de acties rondom problematisch alcoholgebruik in 2019 nog niet zijn gestart. Kan de Staatssecretaris aangeven welke acties het betreft? Genoemde leden vragen ook hoe het kan dat voor sommige acties de status onbekend is.

Informatie over welke acties nog niet zijn gestart zijn is te vinden in de bijlagen van de voortgangsrapportage55. Om enkele voorbeelden binnen het thema problematisch alcoholgebruik te noemen: in 2019 zijn er nog geen acties ondernomen om de GGD-monitor Jeugd en het digitale dossier Jeugdgezondheidszorg meer te benutten voor landelijke monitoring. Ook was eind 2019 het onderzoek naar wetgeving als middel om te voorkomen dat alcohol-marketing op social media jongeren bereikt nog niet uitgevoerd. Dat van sommige acties de status «onbekend» is heeft te maken met het volgende. Voor enkele afspraken was onduidelijk wanneer de actie plaats zou vinden, door welke partij het uitgevoerd zou worden of wat de concrete uitkomst was. Ik ben met de betreffende partijen en het RIVM, dat de monitoring van de voortgang uitvoert, in gesprek om de afspraken concreter te formuleren, zodat de acties beter gemonitord kunnen worden.

De leden van de fractie van de VVD zijn benieuwd naar de uitkomsten van het aangekondigde gesprek dat de Staatssecretaris in de zomer heeft gehad met sporters en artsen die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl.

Wat waren de resultaten van dit gesprek? In hoeverre heeft dit geleid tot vervolgacties? Wat kunnen genoemde leden daarvan verwachten?

Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor het belang van een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben tot waardevolle input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen en vervolgacties zijn onder meer:

  • Deze pandemie heeft het belang van preventie nogmaals aangekaart en acties op leefstijlpreventie moeten daarom versneld worden. Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak, maar voor het versterken van preventie in het algemeen. Ook na de uitbraak van COVID-19.

  • Er is meer aandacht gewenst voor gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand en de rol van de huisarts hierin. Wil je daadwerkelijk een trendbreuk realiseren, dan is een combinatieaanpak van verschillende interventies van belang.

  • Het vraagstuk rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt. Startpunt is het in kaart brengen van het bewegen in het dagelijks leven van verschillende groepen. Vervolgens zijn initiatieven vanuit verschillende sectoren nodig om impact te genereren. Kansrijke initiatieven/ideeën worden samengebracht in een routekaart om bewegen het nieuwe normaal te laten worden.

Per 1 januari 2020 is stoppen-met-rokenzorg vrijgesteld van het eigen risico. Is bij de Staatssecretaris bekend hoeveel verzekerden gebruikmaken van eerstelijns stoppen-met-rokenzorg?

Uit onderzoek van Vektis aan de hand van het aantal stoppen met roken-declaraties blijkt dat het aantal eerstelijnsgebruikers in de eerste vijf maanden van 2020 sterk is toegenomen ten opzichte van het aantal gebruikers in 2019. In de eerste 5 maanden van 2020 deden 2,5 keer zo veel mensen een poging om te stoppen met roken met hulp van de huisarts, dan in de eerste 5 maanden van het jaar ervoor. In januari 2020 was het aantal mensen dat met hulp van de huisarts wilde stoppen zelfs ruim 3 keer zo hoog als in januari 2019. De voorlopige cijfers over de periode januari t/m mei 2020 geven aan dat het in totaal om bijna 20 duizend mensen gaat. Ter vergelijking: in heel 2019 waren er iets meer dan 18 duizend mensen die hulp zochten bij het stoppen met roken.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er aanwijzingen zijn dat de e-sigaret een opstapproduct is naar tabak. Deze leden vragen in welke mate deze stelling met bewijzen kan worden onderbouwd.

Het Trimbos-instituut heeft deze conclusie56 getrokken op basis van een analyse van het beschikbare wetenschappelijke onderzoek op dit onderwerp.

Over de zin «Trimbos concludeert dat de Nederlandse volksgezondheid het meest gebaat is bij ontmoediging van het gebruik van e-sigaretten en het beperken van het gebruik hiervan tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen» hebben genoemde leden de vraag op welke wijze de Staatssecretaris denkt onderscheid te kunnen maken tussen beginnende rokers, voor wie e-sigaretten een verlaagde drempel kunnen vormen om te gaan roken, en de rokers die het «echt niet lukt om te stoppen met bewezen effectieve hulpmiddelen».

Dit onderscheid wordt gemaakt doordat er verschillende maatregelen worden genomen om het gebruik onder met name jongeren te ontmoedigen, zoals het invoeren van neutrale verpakkingen en het verbod op zoete smaken. Ondanks deze maatregelen blijft het product beschikbaar voor mensen die de e-sigaret als laatste redmiddel willen gebruiken om te stoppen met roken. Daarnaast is er voor fabrikanten, indien zij van mening zijn dat hun product een effectief middel is voor het stoppen met roken, de mogelijkheid een aanvraag te doen het product te laten registreren als geneesmiddel als bedoeld in de Geneesmiddelenwet, of als medisch hulpmiddel als bedoeld in de Wet op de medische hulpmiddelen. Op e-sigaretten die een geneesmiddel of medisch hulpmiddel zijn is de Tabaks- en rookwarenwet niet van toepassing.

De leden van de VVD-fractie lezen dat er een experiment wordt gestart met klinische behandeling van stoppen met roken. De resultaten van dit experiment zullen worden gebruikt om te beoordelen of en zo ja hoe deze gespecialiseerde zorg vanuit de basisverzekering moet worden vergoed. Deze leden vragen of en zo ja hoe het Zorginstituut betrokken is bij dit proces.

Het zorginstituut is actief betrokken bij de ontwikkelingen rond het thema stoppen met roken zorg. Het Zorginstituut is onder andere bij dit dossier betrokken in verband met het in december 2019 verschenen rapport «Zorgtraject van mensen met COPD». Dit rapport is onderdeel van het Zinnige Zorg-traject voor ziekten van het ademhalingsstelsel. Het rapport biedt een grondige analyse van hoe de zorg voor mensen met COPD beter kan, en presenteert verschillende verbeteracties. De voorgestelde adviezen worden in het experiment meegenomen om de kwaliteit van zorg bij COPD-patiënten te verbeteren. Daarnaast geeft het instituut adviezen over de inrichting van de infrastructuur en de bekostiging en financiering van de stoppen met roken-zorg. Op verzoek van het Ministerie van VWS heeft het Zorginstituut informatie gedeeld over de precieze aard van de aanspraak en financiering van de stoppen met roken-zorg: die staat open voor alle aanbieders die in professionele zin gerechtigd zijn om stoppen met roken-zorg te geven. In de praktijk wordt stoppen met roken-zorg hoofdzakelijk ingekocht in de eerste lijn. Hierdoor is de misvatting ontstaan dat dit de enige zorg is die verzekerd kan worden via de basisverzekering.

Een van de maatregelen tegen overgewicht is de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Uit de monitor van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) blijkt dat het aantal mensen dat gebruikmaakt van de GLI is gestegen van 1.400 in het jaar 2019 naar 7.000 in het jaar 2020, maar daarmee nog steeds bijzonder laag is. Heeft de Staatssecretaris hiervoor een verklaring?

Het klopt dat er op 30 april 2020 7072 deelnemers voor de GLI waren. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. De laatst gepubliceerde factsheet hierover geeft de cijfers tot en met 30 april 2020 weer, en de aantallen voor 2020 zullen dus nog stijgen. De aantallen laten ook zien dat we er nog lang niet zijn. De GLI is een nieuwe vorm van zorg in de Zorgverzekeringswet, en heeft daardoor een aanlooptijd. Maar samen met het veld doe ik er alles aan om van de GLI een succes te maken. We werken hard om alle knelpunten, zoals problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen, op te lossen.

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij erop inzet dat Nederlanders zoveel mogelijk eten volgens de Schijf van Vijf. Toch past driekwart van de kinderproducten in de Nederlandse supermarkten niet in deze Schijf van Vijf. De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris om een reactie hierop.

De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder: eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf bevat voornamelijk onbewerkte producten, zoals groente, fruit, volkoren producten etc. Dit zijn geen specifieke kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij nog gaan zetten om consumenten te verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan.

Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.

Verslag van het schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas

Over de reactie van het kabinet dat lachgas voor de wet niet kan worden beschouwd als geneesmiddel, omdat deze niet onder de reikwijdte hiervan valt (lachgas heeft immers geen geneeskrachtige werking) is de vraag van de leden van de VVD-fractie breder, namelijk of de verstrekking van lachgas aan consumenten wettelijk zou kunnen worden behandeld analoog aan geneesmiddelen. Te denken valt aan voorschriften ten aanzien van bijvoorbeeld toelating, voorlichting, bijsluiters, verkooppunten en toezicht hierop.

Het is niet zo dat lachgas geen geneeskundige werking heeft, dit heeft het in juridische zin slechts wanneer het als geneesmiddel wordt gebruikt. Het gegeven dat lachgas een psychoactieve werking heeft is op zichzelf onvoldoende om lachgas altijd in alle gevallen als geneesmiddel in de zin van de Geneesmiddelenwet te beschouwen en daarmee kan dus een aanbod beperkende maatregel niet op grond van de Geneesmiddelenwet worden genomen.

Om verschillende redenen is het niet mogelijk dan wel onwenselijk om voorschriften te verbinden aan de toelating, voorlichting, bijsluiters en verkooppunten van de verstrekking van lachgas aan consumenten en toezicht hierop in te voeren. Het kabinet heeft de gebruikelijke route gevolgd door het Coördinatiepunt Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) om een risicobeoordeling te vragen wanneer een nieuwe drug op de markt verschijnt. De Commissie Risicobeoordeling voert de risicobeoordeling uit en stelt aanbevelingen op en kan beleidssuggesties doen. Zoals ik bij de aankondiging van de voorgenomen maatregel heb toegelicht vormt het rapport van het CAM de grondslag om lachgas op lijst II bij de Opiumwet te plaatsen.57

De Commissie Risicobeoordeling adviseert aanbod-beperkende maatregelen te nemen en wijst niet op het bestendigen van lachgas als roesmiddel. Integendeel, de Commissie Risicobeoordeling geeft aan dat «de verkoop aan particulieren en daarmee het gebruik van cilinders voor recreatief lachgasgebruik in het geheel niet zou moeten worden toegestaan.»58 Voorts blijkt ook uit het CAM rapport dat het niet eenvoudig is om een veilige bovengrens van gebruik vast te stellen.59 Een aanpak waarbij voorschriften vergelijkbaar aan de Geneesmiddelenwet worden toegepast, veronderstelt dat lachgas als roesmiddel veilig kan worden gebruikt. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegelicht, is het evident dat hoe meer en hoe vaker een gebruiker lachgas als recreatieve drug gebruikt hoe groter de kans is dat serieuze risico’s intreden.60 Tegelijkertijd blijkt nu dat ook beperkt gebruik al tot aanzienlijke schade kan leiden en stelt de Commissie Risicobeoordeling dat een veilige grens niet eenvoudig aan te geven is. Het is mijn verantwoordelijkheid om de gezondheid van mensen te beschermen. Met het oog op alles wat ik nu van lachgas weet, sta ik niet in voor een veilige grens, juist omdat deze ook volgens de Commissie Risicobeoordeling niet zomaar opgesteld kan worden.61 Tot slot bieden de voorgestelde voorschriften ook geen redelijk alternatief voor het consumentgebruik van lachgas als voedingsadditief. Het kabinet streeft een evenwichtige en doeltreffende maatregel na waarbij eventuele lastenverzwaring voor de eigenlijke en oorspronkelijke sectoren van lachgas zo veel mogelijk worden beperkt. Een regulerend systeem van consumentgebruik van lachgas voor eigenlijke doeleinden zou volgens het kabinet tot een onevenredige lastenverzwaring leiden.62

Ten aanzien van de strafbaarstelling van het gebruik van lachgas vragen de leden van de VVD-fractie of een combinatie van wettelijke voorschriften en decentrale ruimte is overwogen om recreatief gebruik van lachgas mogelijk te maken, maar tegelijk excessief gebruik en/of gebruik dat inbreuk maakt op de openbare orde tegen te gaan. Te denken valt bijvoorbeeld aan een wettelijk verbod op gebruik van of het voorhanden hebben van lachgas in het verkeer, aangevuld met, waar lokaal gewenst geacht, verbod op gebruik in de openbare ruimte door middel van lokale verordeningen.

Een aanpak op basis van strafbaarstelling van gebruik is niet overwogen. Het gebruik van drugs op grond van de Opiumwet is niet strafbaar. Zoals eerder in de beantwoording van Kamervragen aan uw Kamer toegelicht is de Opiumwet primair gericht op bescherming van de volksgezondheid. Het gebruik van drugs is daarom bewust buiten de werkingssfeer van de Opiumwet gelaten om te voorkomen dat door strafbaarstelling mensen geen hulp zouden zoeken als zij als gevolg van hun drugsgebruik in de problemen komen. Dit uitgangspunt geldt voor alle middelen die op één van de lijsten bij de Opiumwet staan, waaronder in de toekomst ook lachgas, en is een uitgangspunt dat ik in alle gevallen wil handhaven. Ook is een aanpak op basis van een onderscheid tussen toegestaan recreatief gebruik en verboden excessief gebruik niet overwogen. Een dergelijk onderscheid is namelijk niet zomaar vast te stellen. Uit het CAM rapport blijkt dat het niet eenvoudig is een veilige bovengrens van gebruik vast te stellen en dat zelfs beperkt gebruik al tot risico’s kan lijden.63 Los daarvan acht ik een dergelijk onderscheid ook niet handhaafbaar.

Gemeenten kunnen momenteel al door middel van Algemene Plaatselijke Verordeningen maatregelen nemen tegen het gebruik van lachgas. De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre dat al gebeurt. Worden de effecten van dergelijke verordeningen gevolgd door de Staatssecretaris? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten? Zijn er al gevallen waarin gebruik van lachgas is vervolgd, omdat dit in strijd was met lokale verordeningen en heeft dit geleid tot veroordeling dan wel tot vrijspraak.

Er bestaan geen cijfers over het aantal gemeenten dat in de Algemene Plaatselijke Verordening maatregelen treft tegen het gebruik van lachgas noch over gevallen waarin gebruik van lachgas is vervolgd en of dit heeft geleid tot veroordeling dan wel vrijspraak. Ik ben er van op de hoogte dat ten minste 20 unieke gemeenten de APV gebruiken om lachgas problematiek tegen te gaan. Dit gebeurt op grond van verschillende bepalingen, waaronder ook nieuwe bepalingen die specifiek op lachgas zien. Het is aannemelijk dat dit aantal in werkelijkheid hoger ligt, omdat delen van de ervaren lachgasproblematiek ook op basis van bestaande, generieke, APV-bepalingen kan worden aangepakt, zoals bepalingen die overlast tegengaan. In 2019 werd bij ruim 19.000 incidenten lachgas aangetroffen. Het betrof voornamelijk incidenten in het verkeer en meldingen van overlast.

De effecten van dergelijke verordeningen worden door de rijksoverheid niet structureel gevolgd. Wel is er nauw contact met verschillende gemeenten en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Laatstgenoemde steunt de voorgestelde integrale aanpak zo blijkt uit een recente ledenbrief over lachgas.64 Ook vragen sommige gemeenten met een lokale aanpak van lachgas op basis van de APV om een landelijk verbod, omdat de APV geen sluitend kader biedt, zoals voor handhaving in winkels of in het verkeer.

Actieplan Etikettering van Levensmiddelen

De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat ieder mens primair zelf verantwoordelijk is voor zijn eigen gezondheid. Deze leden zouden zich zorgen maken als maatregelen aan mensen de suggestie geven dat hun gezondheid een verantwoordelijkheid is die de overheid van hen heeft overgenomen. Zij realiseren zich dat een gezonde levensstijl altijd maatwerk is, waarbij iedereen zijn eigen plan trekt en mensen met name baat hebben bij voorlichting en inzicht in de effecten van voedingsmiddelen op hun gezondheid. Leefstijlpreventie is daarmee een combinatie van enerzijds de persoonlijke wil en inspanning, en anderzijds inzicht in de effecten van voedingsmiddelen. Over de zin «Het voedselkeuzelogo is een voedingsclaim op het etiket waarmee de consument met één oogopslag de keuze voor een gezonder levensmiddel kan maken» vragen deze leden of dit niet een te sterke versimpeling is van de te maken keuze. Elk voedingsmiddel moet immers worden beoordeeld in samenhang met de individuele levensstijl, met de gebruikte hoeveelheid, de voedingswaarde, de ingrediënten en de energetische waarde (calorieën). Ook de reeds lang gehanteerde Schijf van Vijf van het Voedingscentrum is hierop gebaseerd. Hoe is de Minister voornemens dergelijke afwegingen tot uitdrukking te brengen in de etikettering?

Op het etiket van een levensmiddel moeten de energetische waarde, voedingswaarde en ingrediënten verplicht worden vermeld. Hiermee kan de consument in principe de exacte samenstelling en voedingswaarde raadplegen en op basis hiervan haar eigen keuzes maken. Het is voor veel consumenten echter lastig de informatie op het etiket goed te interpreteren en hier hun keuze op te baseren. Met het in te voeren Nutri-Score willen we consumenten helpen op een makkelijke manier, in één oogopslag, een gezondere keuze te maken. Nutri-Score kan in principe op alle producten in het winkelschap staan, ook op producten die niet in de Schijf van Vijf passen. Een voedselkeuzelogo is een van de hulpmiddelen om de gezonde keuze makkelijker te maken op productniveau. De Schijf van Vijf informeert consumenten over een gezonder en duurzamer voedingspatroon.

De Staatssecretaris geeft aan dat de etikettering conform de Nutri-Score in overeenstemming dient te worden gebracht met de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Nutri-Score en Voedingscentrum informeren consumenten echter op een fundamenteel andere wijze. Waar de Nutri-Score is gebaseerd op de kenmerken van het product zelf, richt het Voedingscentrum zich op de plaats die het product heeft in het dieet van de consument. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook hoe de Staatssecretaris denkt beide met elkaar in overeenstemming te brengen. Heeft de Staatssecretaris op dit punt reeds concrete acties genomen sinds deze discrepantie in november 2019 ook door hemzelf werd geconstateerd?

Informatie op het etiket via Nutri-Score en voorlichting aan consumenten over de Schijf van Vijf zijn inderdaad verschillende instrumenten. Ze hebben echter hetzelfde doel, namelijk consumenten helpen gezondere voedingskeuzes te maken. Nutri-Score biedt informatie over betere keuzes op producten in het gehele winkelschap, terwijl de Schijf van Vijf adviezen geeft over een gezond voedingspatroon (de combinatie van alles wat je eet en drinkt).

Het is van belang dat de consument niet in verwarring wordt gebracht over de Schijf van Vijf door de informatie van Nutri-Score. Dit betekent dat zoveel mogelijk moet worden voorkomen dat producten via Nutri-Score worden aangeprezen als een zeer goede keuze (groen, A), terwijl dit product op grond van de Schijf van Vijf niet wordt aanbevolen. Aan de andere kant moeten ook de producten uit de Schijf van Vijf binnen Nutri-Score niet als een zeer slechte keuze (donkeroranje, E) worden aangeprezen. Ik heb met de andere landen afgesproken dat de berekening die ten grondslag ligt aan Nutri-Score geëvalueerd wordt. Met de deelnemende landen tref ik momenteel voorbereidingen voor deze evaluatie door onafhankelijke wetenschappers uit de betreffende landen. Deze wetenschappers krijgen de opdracht om te kijken naar de voedingsrichtlijnen van de deelnemende landen en te streven naar synergie tussen deze voedingsrichtlijnen en de criteria voor de berekening achter Nutri-Score. Op het moment dat Nutri-Score formeel geïntroduceerd wordt in Nederland, zal ik ook aandacht besteden aan hoe Nutri-Score zich verhoudt tot de Schijf van Vijf.

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister verwacht dat op Europees niveau de discussie over een voedsel-keuzelogo op de voorkant van verpakkingen in de komende jaren zal worden vervolgd. Deze leden vragen de Minister in hoeverre deze Europese discussie nog gevolgen kan hebben voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland. Daarnaast verwacht de Minister in 2020 een rapportage van de Europese Commissie over de mogelijkheid voor het vaststellen van voedingsprofielen. Wanneer kunnen de leden van de VVD-fractie deze rapportage verwachten?

Op 28 november 2019 heb ik gekozen voor Nutri-Score. Hierbij heb ik aangegeven dat allereerst de achterliggende criteria moeten worden aangepast, zodat het logo beter aansluit bij de voedingsrichtlijnen. In de Europese Farm to Fork strategie heeft de Europese Commissie aangekondigd dat er uiterlijk eind 2022 een voorstel voor een verplicht Europees geharmoniseerd voedselkeuzelogo komt. Deze discussie heeft op dit moment geen gevolgen voor het invoeren van Nutri-Score in Nederland. In Nederland worden de voorbereidingen getroffen om het voeren van Nutri-Score na de evaluatie van het logo, vanaf medio 2021, mogelijk te kunnen maken.

De Europese Commissie heeft op 20 mei 2020 een rapportage uitgebracht over voedingsprofielen.65 In de Farm to Fork strategie is door de Europese Commissie aangekondigd dat ze in 2022 voedingsprofielen wil vaststellen om het aanprijzen van producten met hoge zout, suikers, en ongezonde vetten aan banden te leggen. De genoemde rapportage zal hiervoor als input dienen.

Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

De Staatssecretaris erkent dat er substantiële gezondheidswinst kan worden bereikt als rokers volledig overstappen op de e-sigaret. Waarom zet hij hier dan niet meer op in en welke stappen gaat de Staatssecretaris zetten om ervoor te zorgen dat rokers volledig overstappen?

De grootste gezondheidswinst wordt behaald als rokers volledig stoppen met roken, en in dat proces niet op een vervangend schadelijk product overstappen zoals de e-sigaret. Daarom is het beleid van het kabinet gericht op het stimuleren van rokers om te stoppen met roken. Dit sluit goed aan bij de wens van 80% van de rokers die zegt te willen stoppen met roken. Met het Nationaal Preventieakkoord wordt ingezet op het vergroten van het aantal effectieve stoppogingen. Voor het stoppen met roken zijn verschillende bewezen effectieve en veilige methoden beschikbaar. Over e-sigaretten bestaat zorg, onder andere over de gezondheidsschade op langere termijn, het risico op terugval in tabaksgebruik, het ondermijnen van de stopwens, de aantrekkelijkheid voor consumenten die geen tabaksproducten of aanverwante producten gebruiken en of deze producten werkelijk kunnen bijdragen aan een netto-daling van het aantal rokers. Dit is de reden waarom het gebruik van de e-sigaret wordt beperkt tot de groep rokers die het echt niet lukt om te stoppen met de bewezen effectieve hulpmiddelen.

Het Trimbos-instituut concludeert in de Nationale Drugsmonitor dat weinig rokers (3%) voordat ze gingen roken eerst een e-sigaret hadden gebruikt. Ook concludeert het Trimbos-instituut in zijn factsheet (over e-sigaretten in 2020) dat er meer onderzoek nodig is om te bepalen of de e-sigaret een opstap is naar roken. Op basis van welke onafhankelijke Nederlandse data kan de Staatssecretaris toch concluderen dat de e-sigaret een opstap is naar roken?

Het Trimbos-Instituut stelt in de factsheet elektronische sigaretten dat het aannemelijk is dat het gebruik van e-sigaretten een opstap kan zijn voor jongeren om te gaan roken. Op dit moment is er nog geen onderzoek onder Nederlandse jongeren uitgevoerd naar dit onderwerp. Er is wel internationaal onderzoek waar het Trimbos-instituut deze conclusie op baseert en er is geen reden om aan te nemen dat Nederlandse jongeren anders zijn dan buitenlandse jongeren.

De Nederlandse Vereniging van Artsen voor Longziekten en Tuberculose (NVALT) riep vorig jaar op tot een verbod op de e-sigaret na incidenten in de VS. Later werd bekend dat vrijwel alle Amerikaanse incidenten waren toe te schrijven aan het toevoegen van illegale substanties zoals THC en vitamine E acetaat. Is de Staatssecretaris bereid een onafhankelijke analyse te delen van het NVALT-onderzoek naar de aan e-sigaretten toegeschreven gezondheidsincidenten? Zo nee, waarom niet?

De NVALT heeft vorig jaar een uitvraag gedaan onder longartsen of zij patiënten hebben gezien met klachten na e-sigaretgebruik. In deze uitvraag zijn ernstige longklachten gemeld na gebruik van e-sigaretten, zoals verergering van al bestaande longziekten, maar geen klachten die te linken zijn aan de problematiek in de Verenigde Staten. Ik zie geen noodzaak om een verdere analyse van de opbrengst van de uitvraag onder de longartsen uit te laten voeren.

De gecombineerde maatregelen waaronder het aangekondigde smaakjesverbod in e-sigaretten en de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten, in combinatie met het uitstalverbod en het reclameverbod, hebben impact op de e-sigarettensector, waaronder veel MKB-bedrijven. Is de Staatssecretaris voornemens om een uitgebreide MKB-toets uit te voeren alvorens deze verstrekkende maatregel door te voeren? Heeft de Staatssecretaris alvorens het verbod op smaakjes in e-sigaretten anders dan tabak en de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten aan te kondigen, de e-sigarettensector (groothandels en winkeliers) en e-sigarettengebruikersorganisatie geconsulteerd? Zo nee, waarom niet?

Wettelijke maatregelen die impact hebben op de e-sigarettensector, worden steeds in samenspraak met het Ministerie van EZK ontworpen. Daarnaast worden de regeldrukgevolgen voor alle partijen in de toelichting van alle regelgeving in kaart gebracht. Het adviescollege toetsing Regeldruk toetst vervolgens de voorgenomen wet- en regelgeving op de regeldrukeffecten. Wanneer de concept- wetgeving op internet wordt gepubliceerd is het voor iedereen, dus ook voor deze MKB-ondernemers, mogelijk om te reageren op de nieuwe regels en te bepalen of deze werkbaar zijn. In die fase kan de concept-regelgeving zonodig worden aangepast.

Wettelijk gezien mogen e-sigaretten niet worden verkocht aan mensen onder de 18 jaar. Is er door het Ministerie van VWS onderzoek uitgevoerd in hoeverre minderjarigen toch toegang krijgen tot het product?

Uit de Monitor Kopen tabak door jongeren- Metingen in 2016 en 2018, die ik eerder aan uw Kamer heb gestuurd blijkt dat minderjarigen toegang hebben tot e-sigaretten.66 In de monitor kwam naar voren dat in 2018 2% van de 14/15-jarigen en de 16/17-jarigen op dat moment een e-sigaret gebruikte. Van de ondervraagde jongeren gaf 1% aan in het afgelopen jaar e-sigaretten te hebben gekocht of geprobeerd dat te doen. Zij kochten deze producten met name bij speciaalzaken en via internet. Dit jaar wordt de monitor opnieuw uitgevoerd. Ik verwacht deze in het voorjaar van 2021 aan uw Kamer te sturen.

Deelt de Staatssecretaris de verwachting dat een verbod op smaakjes en de invoering van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten kan leiden tot een toename in de grensoverschrijdende verkoop van e-sigaretten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, onderkent de Staatssecretaris dat een dergelijke ontwikkeling contraproductief is?

Bij het invoeren van wettelijke maatregelen bestaat het risico dat de grensoverschrijdende verkoop toeneemt. Dit is onder andere de reden waarom ik voorstander ben van een geharmoniseerde Europese aanpak om het gebruik van de e-sigaret te ontmoedigen. Toch ben ik van mening dat de impact van deze aangekondigde maatregelen nog steeds zeer groot zal zijn, omdat al het aanbod in Nederlandse (web)winkels in de toekomst aan deze wetgeving zal moeten voldoen.

De Staatssecretaris stelt dat op grond van de nieuwste inzichten van het Trimbos-instituut – over onder andere schadelijkheid, aantrekkelijkheid voor jongeren en het voorzorgsprincipe ten aanzien van e-sigaretten – de aantrekkelijkheid voor jongeren verder dient te worden beperkt. Om deze reden stelt de Staatssecretaris dat alle smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken verboden moeten worden. Uit de meest recente (na publicatie van de factsheet) Trimbos-cijfers blijkt dat het aantal jongeren dat vorig jaar heeft geëxperimenteerd met een e-sigaret met maar liefst 9 procentpunten is teruggelopen ten opzichte van 2015 (van 34% in 2015 naar 25% in 2019). Ook blijkt van regelmatig gebruik onder jongeren geen sprake: slechts een op de tien jongeren die de e-sigaret gebruikt doen dit «bijna elke week of vaker». Onderschrijft de Staatssecretaris de conclusie dat het e-sigarettengebruik onder jongeren daalt? Zo ja, waarom neemt de Staatssecretaris dan toch het besluit om smaakjes voor e-sigaretten te verbieden?

Ik ben blij dat het gebruik van de e-sigaret onder jongeren is gedaald. Toch maak ik mij grote zorgen om het grote aantal jongeren dat het schadelijke product gebruikt en op deze manier mogelijk afhankelijk wordt van nicotine. In het streven naar een rookvrije generatie is geen plek voor de e-sigaret en daarom vind ik het belangrijk het gebruik van de e-sigaret verder te ontmoedigen.

In recent onderzoek van het RIVM wordt benadrukt dat andere smaakjes dan tabak bijdragen aan het volledig overstappen op e-sigaretten: «The availability of different flavors was the most attractive characteristic of e-cigarettes. Dual users and exclusive vapers had most often used tobacco and menthol/mint flavors when they first started vaping. Compared to dual users, exclusive vapers currently used more fruit and sweet flavors than dual users.» Deelt de Staatssecretaris de mening dat een verbod op smaakjes in e-sigaretten (met uitzondering van tabakssmaak) ertoe kan leiden dat e-sigarettengebruikers zullen terugvallen op de traditionele sigaret? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt de Staatssecretaris dit een wenselijke ontwikkeling?

In een recent gepubliceerde studie van de Journal of the American Medical Association (JAMA) «Associations of Flavored e-Cigarette Uptake With Subsequent Smoking Initiation and Cessation» wordt geconcludeerd dat volwassenen die begonnen met het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak, meer geneigd waren te stoppen met roken dan degenen die e-sigaretten gebruikten met tabakssmaken. Daarnaast werd geconcludeerd dat het dampen van e-sigaretten zonder tabakssmaak niet geassocieerd werd met een toename van het aantal jeugdrokers, maar met een toename van de kans op stoppen met roken door volwassenen. Is de Staatssecretaris bekend met deze studie? Zo nee, is hij bereid om de resultaten uit bovengenoemde studie mee te nemen in zijn overweging alvorens over te gaan tot een verbod op smaakjes (met uitzondering van tabak) in e-sigaretten? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris de resultaten uit bovengenoemde studie niet meegenomen in zijn beleidsoverwegingen? Veel gezondheidsexperts, waaronder dr. Gera Nagelhout van het Instituut voor Onderzoek naar Leefwijzen & Verslaving (IVO Instituut), benadrukken dat juist (nontabak) smaakjes het makkelijker maken voor rokers die willen stoppen met roken om de smaak van tabak te «ontwennen» en dat een verbod op andere smaakjes dan tabak dus een slecht idee is. Deelt de Staatssecretaris de mening dat het negeren van deze breed gedragen conclusie ertoe kan leiden dat het traditionele roken in stand wordt gehouden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is hier geen rekening mee gehouden in het besluit om een verbod op smaakjes (anders dan tabak) aan te kondigen?

Ik ben bekend met beide bovengenoemde studies. Het Trimbos-instituut concludeert in de factsheet elektronische sigaretten die ik eerder aan uw Kamer heb gezonden dat vooral voor jongeren smaakstoffen de aantrekkelijkheid van een e-sigaret vergroten. Het Trimbos-instituut concludeert tevens op basis van het beschikbare wetenschappelijke onderzoek dat een verbod op smaakjes mogelijk ook volwassenen die willen stoppen met roken ervan kan weerhouden om de e-sigaret als hulpmiddel te gebruiken. In Nederland was in 2019 van de regelmatige e-sigaret gebruikers ongeveer 62%67 een roker. Dit waren duale gebruikers die naast e-sigaretten ook tabakssigaretten gebruikten. De afgelopen jaren heeft de beschikbaarheid van een breed assortiment smaken dus niet in grote mate geleid tot een (volledige) overstap naar de e-sigaret. Het kabinet is van mening dat het in het kader van het beschermen van de volksgezondheid, en met name die van jongeren, noodzakelijk is om aanvullende maatregelen te nemen. In navolging van het verbod op smaken in tabakssigaretten is gekozen de aantrekkelijke smaken voor vloeistoffen voor de e-sigaret te verbieden. Het beschermen van jongeren tegen de schadelijke effecten van de e-sigaret weegt in de ogen van het kabinet en de andere ondertekenaars van het preventieakkoord zwaarder dan de aantrekkelijkheid van het product als stoppen met roken middel.

Vreest de Staatssecretaris dat wanneer e-sigarettengebruikers zelf e-sigarettenvloeistoffen gaan vermengen met illegale substanties eenzelfde situatie kan ontstaan zoals in de VS, met alle gezondheidsrisico’s van dien? Zo ja, waarom is de Staatssecretaris dan voornemens om een verbod op alle smaakjes in e-sigaretten door te voeren? Zo nee, waarom niet?

Het zelfstandig mengen van illegale substanties is zeer onverstandig omdat het tot schadelijkere damp kan leiden dan bij reguliere vloeistoffen. De gezondheidsproblematiek in de Verenigde Staten sterkt mij in de visie dat verdere ontmoediging van de e-sigaret nodig is.

Hoe zal het wetgevingstraject omtrent het voorstel tot invoering van een smaakjesverbod eruitzien? Wordt het voorstel gereguleerd via een AMvB of als een ministeriële regeling? Wordt het voorstel aangemeld bij de EU op basis van de EU TRIS-procedure? Zo ja, wanneer? Op welke wijze wordt de Kamer betrokken bij de besluitvorming?

Het reguleren van smaken voor vloeistoffen voor de e-sigaret zal door middel van zowel een AMvB als een ministeriële regeling vorm krijgen in de Tabaks-en rookwarenregelgeving. Beide concepten zullen worden genotificeerd bij de Europese Commissie, gelijktijdig aan of nadat de AMvB aan uw Kamer is gestuurd in het kader van de voorhangprocedure.

De Staatssecretaris geeft verder in zijn brief aan dat hij een Europees geharmoniseerde aanpak prefereert. Hoe ziet hij dit aangezien andere Europese landen de e-sigaret juist zien als een middel om te stoppen met roken?

Er zijn meerdere landen binnen de Europese Unie die maatregelen hebben genomen om het gebruik van de e-sigaret te ontmoedigen. Zo is de e-sigaret in verschillende landen onder het rookverbod geplaatst en hebben bijvoorbeeld Finland en Hongarije al een smaakjesverbod voor vloeistoffen ingevoerd. Alleen in het Verenigd Koninkrijk wordt de e-sigaret door de nationale gezondheidsdienst actief gestimuleerd als stoppen met roken middel. Met het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie zie ik kansen voor een geharmoniseerde aanpak om de e-sigaret te ontmoedigen.

Het is goed dat het roken van kruidenrookproducten nu eindelijk toegevoegd wordt aan de thematafel roken. Deze leden snappen werkelijk waar niet waarom dit niet eerder is gebeurd. Zij willen weten waarom dit niet veel eerder gebeurd is.

Het roken van kruidenrookproducten is reeds eerder onderwerp van gesprek geweest bij de thematafel roken. Dit heeft er echter niet geresulteerd in een maatregel in het Nationaal Preventieakkoord in aanvulling op reeds genomen wettelijke maatregelen zoals een leeftijdsgrens, reclameverbod en gezondheidswaarschuwingen. Aan de thematafel roken werd en wordt vooral prioriteit gegeven aan het verminderen van het aantal tabaksverkooppunten, structurele substantiële accijnsverhogingen, gelijktrekken van de regels voor e-sigaretten met die voor traditionele sigaretten, ruimere inzet op campagnes en communicatie en hulp bij stoppen met roken.

Het percentage volwassenen dat rookt is al jaren aan het dalen. Het is echter zo dat er een leeftijdscategorie buiten deze trend valt. Het zijn vooral jongeren in de leeftijdscategorie 20–24 jaar waarbij er geen sprake is van een daling. Hoe kan het dat, ondanks alle getroffen maatregelen vooral gericht op jongeren, deze groep rokers niet daalt?

Ik vind het zorgwekkend dat de hoogste prevalentie van rokers in de groep jongvolwassenen zit. We hebben de afgelopen jaren niet specifiek op deze groep ingezet. Ik heb, in het kader van het Nationaal Preventieakkoord, financiering toegekend aan de afdeling Publieksinformatie van het Trimbos om een apart informatie aanbod voor jongeren te gaan creëren. Zij hebben daarvoor afgelopen maanden onderzoek gedaan onder 1.000 jongeren om te inventariseren wat zij belangrijk vinden bij het stoppen met roken. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat jongvolwassenen andere wensen hebben dan de «oudere» volwassenen. Het onderzoek laat bijvoorbeeld zien dat jongvolwassenen niet op zoek zijn naar professionele begeleiding van een coach of medicijnen, maar bij voorkeur een app gebruiken met functionaliteiten en een look and feel die goed past bij hun behoeften, en voorziet in de mogelijkheid van sociale steun bij het stoppen met roken, zonder de sociale druk van vrienden die door blijven roken. Deze app wordt een aanpassing van de bestaande Nederlandse app Stopstone. Ook zal ik een speciale ingang laten maken op de website ikstopnu.nl voor jongvolwassenen, met op hen toegespitste informatie. Deze producten zullen uiterlijk eind 2021 worden opgeleverd. Daarnaast verwacht ik dat de ontwikkelingen in de maatschappij, zoals bijvoorbeeld rookvrije sport, er ook bij jongvolwassenen aan zullen bijdragen dat roken steeds minder als normaal wordt gezien.

Preventief gezondheidsbeleid

In het Nationaal Preventieakkoord staat dat de invoering van standaardverpakkingen voor e-sigaretten per 2022 zou worden overwogen. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom hij nu reeds over wil gaan tot het formeel vastleggen van 1 januari 2022 als inwerkingtredingsdatum voor gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten? Welke informatie en/of welke overwegingen hebben de Staatssecretaris doen besluiten om standaardverpakkingen voor e-sigaretten daadwerkelijk in te voeren en niet langer te overwegen? Uit welke studie blijkt dat dit bewezen effectief is?

Om samenhang en consistentie van het tabaksontmoedigingsbeleid te bevorderen, is het belangrijk dat standaardverpakkingen niet alleen voor sigaretten en shagtabak gaan gelden.

Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord, acht het kabinet het noodzakelijk dat ook verpakkingen van sigaren en elektronische dampwaar fors minder aantrekkelijk worden gemaakt. Verpakkingen van sigaren en elektronische dampwaar kunnen immers zeer aantrekkelijk zijn of worden gemaakt, met name voor jongeren. Hierdoor blijft het gebruik van deze producten door jongeren aantrekkelijk of kan het gebruik zelfs toenemen. De effectiviteit van gestandaardiseerde verpakkingen voor sigaretten is de afgelopen jaren regelmatig onderzocht en uit deze onderzoeken kan worden geconcludeerd dat standaardverpakkingen het bewustzijn van de schadelijkheid van roken vergroten.68

Waarom refereert de Staatssecretaris enkel aan Israël waar het gaat om de invoering van gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten? Kan de Staatssecretaris bevestigen dat in geen enkele EU-lidstaat reeds standaardverpakkingen voor e-sigaretten van kracht zijn geworden? Zo ja, waarom heeft de Staatssecretaris besloten voor de Europese troepen uit te lopen?

Voor zover bekend is Israël op dit moment het enige land dat gestandaardiseerde verpakkingen voor e-sigaretten heeft voorgeschreven. Er zijn geen andere EU-lidstaten die deze maatregel al hebben ingevoerd. Voor de onderbouwing voor het invoeren van neutrale verpakkingen verwijs ik u naar het antwoord op de voorgaande vraag.

Minimum Unit Pricing voor alcohol – Verkenning van effectiviteit, implementatieaspecten en scenario’s voor prijsbeleid in Nederland

De leden van de PVV-fractie willen de verwachte effecten van Minimum Unit Pricing (MUP) weten voor de gewone Nederlanders die in het weekend een drankje doen. Deze leden vrezen namelijk dat zij de dupe zullen worden van de maatregel en (wederom) in hun portemonnee zullen worden getroffen. Zorgt deze maatregel ervoor dat dit drankje (een biertje, een wijntje) duurder wordt? En zo ja, hoeveel?

MUP zal ervoor zorgen dat de prijs van de goedkoopste alcoholhoudende dranken stijgt. Deze goedkoopste alcoholhoudende drank is momenteel vaak goedkoper dan frisdrank en water in fles.

De groep consumenten die deze producten koopt zal hierdoor minder alcohol kunnen kopen voor hetzelfde bedrag. Wat de precieze effecten zijn op de prijs van een alcoholisch drankje hangt van de gehanteerde minimumprijs per eenheid alcohol af. Het RIVM maakt momenteel bij de doorrekening van invoering van MUP in Nederland de effecten van verschillende minimumprijzen inzichtelijk. Hiermee kan de keuze voor het al of niet invoeren van MUP en de minimumprijs in Nederland worden onderbouwd.

De Staatssecretaris geeft aan dat producten uit het goedkopere segment duurder worden; uit de bijlage blijkt dat alle biersoorten, ook de merkbieren, al bij een MUP van 0,35 duurder worden. Is een kratje bier met de invoering van MUP nog betaalbaar voor de gewone hardwerkende Nederlander? Is een kratje bier met de invoering van zowel de MUP als de beperking van de prijsactie nog wel betaalbaar voor de gewone hardwerkende Nederlander? Kan er na invoering van MUP nog wel een aanbieding plaatsvinden op een kratje bier?

Zowel met de invoering van MUP als met de beperking van de prijsacties tot maximaal 25 procent blijft een kratje bier betaalbaar voor iedere hardwerkende Nederlander. Wel is het zo dat de alcoholconsument, bij gelijkblijvende uitgaven aan alcohol, minder kan kopen bij invoering van MUP. Een aanbieding op een kratje bier blijft mogelijk, als daarmee de prijs van het kratje bier niet onder de minimumprijs per eenheid alcohol komt en er niet meer dan 25 procent korting wordt gegeven op de reguliere prijs.

Acht de Staatssecretaris de invoering van MUP haalbaar in Nederland?

Het onderzoek van het RIVM laat zien dat het alcoholgebruik van overmatige, zware en problematische drinkers door MUP afneemt. Ik vind deze eerste onderzoeksresultaten veelbelovend. MUP is binnen het alcoholbeleid een effectieve maatregel om kwetsbare groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik. Dit najaar wordt het rapport van het RIVM aangevuld met een doorrekening van invoering van MUP in Nederland, een stakeholdersanalyse en de meest recente empirische gegevens uit Schotland, waar MUP is ingevoerd sinds 2018. Ondertussen maak ik een overzicht van de stappen die nodig zijn om MUP in Nederland in te voeren. Hiermee beoog ik tot een goede basis te komen voor een toekomstige beleidsbeslissing over de vraag of een invoering van MUP in Nederland haalbaar is.

Aan welke eenheidsprijs denkt de Staatssecretaris? Kan de Staatssecretaris een overzichtelijke tabel maken met de eenheidsprijs per land en in euro’s?

Het RIVM zal bij de doorrekening van invoering van MUP in Nederland ook de effecten van verschillende minimumprijzen per eenheid inzichtelijk maken om zo de keuze voor een eventuele minimumprijs in Nederland te onderbouwen. Het is daarmee nog te vroeg om een bepaalde minimumprijs te noemen. Hieronder treft u een overzicht aan van de momenteel gehanteerde minimumprijs per land en in euro’s.

Land

Type alcohol

MUP origineel

MUP 2019 euro

Eenheid1

Schotland

alle

0,50 pence

0,57

Standaardeenheid (= 8 gram pure alcohol)

Canada2

bier

 

0,69

Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)

 

wijn

 

0,57

Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)

 

gedestilleerd

 

0,89

Standaardeenheid (= 13,6 gram pure alcohol)

Wales

alle

0,50 pence

0,57

Standaardeenheid (= 8 gram pure alcohol)

Australië

alle

1,30 dollar

0,72

Standaardeenheid (= 10 gram pure alcohol)

Kirgizië

wodka

90 som

1,47

0,5 liter

Oezbekistan

wijn

9600 sum

0,91

liter

 

wodka3

23200 sum

2,2

liter

 

cognac

34600 sum

3,28

liter

Rusland

wodka

205 roebel

2,99

0,5 liter

Wit-Rusland

gedestilleerd

4,4 roebel

2,2

0,5 liter

X Noot
1

Waar standaardeenheid staat, wordt MUP gehanteerd. In de andere gevallen wordt uitgegaan van een minimale prijs per hoeveelheid van een bepaalde drank.

X Noot
2

Canada hanteert geen nationaal beleid wat betreft MUP. Elke provincie heeft hiervoor zijn eigen beleid. De weergegeven minimumprijzen worden gehanteerd in meerdere Canadese provincies.

X Noot
3

Wodka en andere sterke alcoholhoudende dranken.

Is de Staatssecretaris voornemens om de MUP, naast de maatregel om prijsacties met meer dan 25% korting niet langer toe te staan, in te voeren?

Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op de eerder door u gestelde vraag over de haalbaarheid van MUP in Nederland.

Is de Staatssecretaris voornemens om een accijnsverhoging op alcoholhoudende drank op te leggen?

Het RIVM rekent momenteel de meest realistische scenario’s voor aanscherping van het alcoholprijsbeleid in de Nederlandse situatie door: een MUP voor alle alcoholhoudende drank, een accijnsverhoging op alcohol en een combinatie van zowel MUP als een accijnsverhoging. Daarbij worden de kosten en baten van deze drie scenario’s tegen elkaar afgezet. Ik verwacht de resultaten dit najaar. Ik wacht eerst deze resultaten af, alvorens ik een standpunt inneem over mogelijke toekomstige maatregelen, (zoals de vraag of een accijnsverhoging op alcohol wenselijk is).

Rookverbod. Inspectieresultaten 2019

De leden van de PVV-fractie constateren voor het zoveelste jaar op rij dat het rookverbod wederom niet goed nageleefd wordt in de shishalounges. Wederom is het maatregelpercentage (40%) het hoogst bij de shishalounges. Wordt de maatregel «three strikes out» nog opgelegd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoeveel shishalounges hebben reeds drie maatregelen opgelegd gekregen?

De «three strikes out maatregel» kan op dit moment alleen worden ingezet bij een overtreding van de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van tabak. Indien bij een ondernemer drie maal in twaalf maanden een overtreding wordt geconstateerd, kan de verkoop van tabak worden stilgelegd. Voor de sanctionering bij overtreding van het rookverbod is de maatregel niet geschikt omdat er in de regelgeving geen onderscheid gemaakt kan worden naar de locatie. Het rookverbod geldt niet alleen voor horeca, maar onder andere ook voor openbare gebouwen en ziekenhuizen. De sluiting van deze organisaties in verband met een overtreding van het rookverbod is disproportioneel en onwenselijk.

Hoelang gaat het nog duren voordat ook het roken van kruidenmengsels zonder tabak onder het rookverbod gaat vallen?

Voor kruiden-rookproducten zijn reeds meerdere wettelijke maatregelen genomen zoals een leeftijdsgrens van 18 jaar, een reclameverbod en gezondheidswaarschuwingen op verpakkingen. Ik blijf het gebruik van kruidenrookproducten volgen. Aanvullende maatregelen, zoals de uitbreiding van het rookverbod, kunnen overwogen worden als er signalen zijn uit de praktijk of de handhaving of wanneer de populariteit en gebruiksfrequentie onder met name jongeren blijkt toe te nemen.

Maakt het nemen van monsters de inspecties niet onnodig ingewikkeld? Wat zijn de kosten om vast te stellen welk type product in de waterpijpen gerookt wordt?

Het nemen van monsters van het gerookte product in waterpijpen maakt de inspectie complexer en dit kost meer tijd. Om vast te stellen of het rookverbod wordt overtreden, moet worden aangetoond dat het gerookte product tabak bevat en niet enkel bestaat uit kruidenrookproducten of andere producten zonder tabak. Dit gebeurt via laboratoriumonderzoek. Naast dat de inspectie meer tijd kost, zijn er aan het monsteronderzoek laboratoriumkosten verbonden. Deze laboratoriumkosten zijn ca. 100 euro per onderzocht monster.

Sport en alcohol onlosmakelijk verbonden?

Is de Staatssecretaris van mening dat als de maatschappelijke trend is om te matigen met het drinken van alcohol, dit niet vanzelf zal doorwerken in de sportkantine? Zo nee, waarom niet?

De maatschappelijke trend is mede het gevolg van de aandacht en initiatieven van vele maatschappelijke organisaties over de risico’s van alcoholgebruik en de concrete mogelijkheden om problematisch gebruik terug te dringen.

Daarom heb ik in het Nationaal Preventieakkoord afspraken gemaakt met de sportsector over de aanpak van problematisch alcoholgebruik. De sportsector is begonnen aan de uitvoering met inzet van verschillende interventies. Die sluiten goed aan op de aanbevelingen van het onderzoek.

Is de Staatssecretaris van mening dat interventies als sociale norm van standaard 0%, emerging norm, rolmodellen, beleidsmaatregelen en het stellen van disruptieve vragen nodig zijn?

Is de Staatssecretaris voornemens dit op te nemen in zijn beleid?

Uit het rapport van Tabula Rasa blijkt dat alcoholgebruik in de sportkantine voor een groot deel gewoontegedrag is. De voorgestelde interventierichtingen ondersteunen het tot stand komen van een andere sociale norm. Dit rapport is onderdeel van het Nationaal Preventieakkoord, waarin ik samen met de sportsector doelstellingen heb geformuleerd en acties heb opgenomen die inmiddels zijn opgepakt.

Waarom laat de Staatssecretaris het niet over aan de inschatting van de medewerkers in de sportkantines om mensen te laten matigen? Moet dit apart worden vastgelegd in normering/regels of kunnen de algemene regels die gelden voor de horeca niet gewoon worden gevolgd?

De Drank- en Horecawet geldt ook in de sportkantine. Daarnaast zet ik in het kader van het Nationaal Preventieakkoord samen met de sportsector in op het tegengaan van problematisch alcoholgebruik. We gaan voor een gezonde sportomgeving waar meedrinken niet de norm is. De richtlijnen «Verantwoord alcoholbeleid in de sport» die NOC*NSF met vele partners heeft opgesteld, geven richting aan het beleid dat de sportsector hierin voorstaat.

Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

Uit onderzoek van het Trimbos-instituut blijkt dat een op de drie rokers overweegt te stoppen door COVID-19. De Staatssecretaris geeft aan hierop in te zetten. De leden van de CDA-fractie vragen hoe hij deze kans wil gaan verzilveren.

Ik zie COVID-19 als een belangrijke wake-up call voor rokers, omdat er voldoende aanwijzingen zijn dat roken een risicofactor is voor een ernstiger beloop en overlijden aan deze ziekte, en rokers waarschijnlijk ook meer risico lopen om besmet te raken. Tegelijkertijd moeten we niet onderschatten dat voor veel mensen deze situatie veel stress oplevert, bijvoorbeeld omdat zij bang zijn voor besmetting of de economische gevolgen aan den lijve ondervinden. En zoals bekend: door stress kunnen rokers juist meer gaan roken, en vallen gestopte rokers sneller weer terug. Daarom is het belangrijk om de urgentie van stoppen met roken te benadrukken, zonder dat rokers daardoor nog meer stress krijgen. Voor het algemeen publiek is daarvoor toegankelijke informatie beschikbaar via de link: https://www.ikstopnu.nl/roken-en-corona/. Uit onderzoek van het Trimbos blijkt verder dat rokers dit jaar extra gemotiveerd zijn om mee te doen aan Stoptober, vanwege COVID-19. Aansluitend aan Stoptober zal de overheidscampagne PUUR van start gaan, die zowel bedoeld is om het bewustzijn over de schadelijkheid van roken en meeroken te vergroten, als om rokers aan te zetten om te stoppen met roken. Vanuit het Nationaal Preventieakkoord zijn ook vele initiatieven ingezet die de stoppen-met-rokenzorg toegankelijker gaan maken. Daaronder vallen verbeteringen aan de website ikstopnu.nl, het rookvrij maken van de zorg, verbetering van het Kwaliteitsregister waarin gekwalificeerde rookstopcoaches zijn opgenomen, scholing voor zorgverleners hoe het gesprek over roken te starten en het ontwikkelen van lokale zorgpaden in een aantal proefregio’s waarin heldere afspraken worden vastgelegd over de rol en taken van betrokken zorgprofessionals. Al deze initiatieven dragen juist nu bij aan het beschikbaar maken van goede rookstophulp voor rokers die willen stoppen vanwege COVID-19.

Het inperken van het aantal verkooppunten voor tabaksproducten is een effectieve maatregel. De leden van de CDA-fractie hebben eerder al aangekaart dat zij in ieder geval in steden een toename van supermarkten en avondwinkels zien en daarmee op dit gebied een toename van deze categorie verkooppunten. In juni gaf de Staatssecretaris aan in gesprek te zijn met supermarkten naar aanleiding van de motie van de leden Kuik en Dik-Faber.69 Deze leden vragen wat daar uitgekomen is. Welke concrete stappen wil men zetten, of is er geen wil wat te veranderen tenzij de politiek hen iets oplegt voor een gelijk speelveld?

Inmiddels is het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak afgerond en heb ik meerdere gesprekken gevoerd met supermarkten. Dit najaar bied ik uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin ik u ook informeer over mijn gesprekken met de supermarkten.

De leden van de CDA-fractie willen zo snel mogelijk stappen zetten om het aantal verkooppunten van tabaksproducten te verminderen. Hoe gaat de Staatssecretaris ervoor zorgen dat hier in deze kabinetsperiode nog stappen worden gezet? Waarom stuurt de Staatssecretaris het onderzoek over vermindering van het aantal tabaksverkooppunten pas na de zomer naar de Kamer en niet voor de zomer, zoals eerder aangekondigd?

Het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak heeft enige vertraging ondervonden. De buitenlandse (gezondheids)experts die voor het onderzoek geïnterviewd zouden worden moesten prioriteit geven aan bestrijding van het COVID-19 virus in hun land, waardoor oplevering van het rapport voor de zomer niet meer mogelijk bleek. Inmiddels is dit onderzoek afgerond. Dit najaar bied ik uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan.

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief dat hij graag alle smaakjes voor de e-sigaret wil verbieden, met uitzondering van de tabakssmaak. De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de Kamer dit voorstel kan verwachten, zodat de Staatssecretaris deze maatregel nog binnen zijn termijn kan realiseren.

Op dit moment wordt de concept-amvb opgesteld. Gestreefd wordt het voorstel in januari aanstaande naar uw Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure.

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken van het rookvrij maken van speeltuinen, kinderboerderijen en sportterreinen. Wordt de doelstelling uit het Nationaal Preventieakkoord dat in 2020 alle kinderboerderijen en speeltuinen geheel rookvrij zijn gehaald? Deze leden lezen immers dat eind 2019 nog slechts 41% van de kinderboerderijen en 50% van de speeltuinen geheel rookvrij waren.

Het aantal rookvrije kinderboerderijen op dit moment is 233. In totaal zijn er 400 kinderboerderijen in Nederland. De gevolgen van COVID-19 hebben impact gehad op de ingezette koers om alle kinderboerderijen in 2020 rookvrij te maken. Voor de komende maanden heeft KinderboerderijenActief, aanjager voor rookvrije kinderboerderijen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, nog diverse acties gepland om de kinderboerderijen te ondersteunen om rookvrij te worden. De verwachting is dat alle kinderboerderijen in het eerste kwartaal van 2021 rookvrij zijn. COVID-19 heeft ook voor de speeltuinen de nodige gevolgen gehad. Meer dan 50% van de speeltuinen is op dit moment rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat 100% van de speeltuinen rookvrij is, te behalen. De verwachting is dat alle speeltuinen in de zomer van 2021 rookvrij zijn.

Uit onderzoek van Unicef is gebleken dat 70% van de kinderproducten in supermarkten onverantwoord is.70 De meeste producten bevatten te veel suikers, energie of zout of te weinig vezels en passen hierdoor niet binnen de Schijf van Vijf, aldus Unicef. De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris is op dit onderzoek.

De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder: eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf bevat voornamelijk onbewerkte producten, zoals groente, fruit, volkoren producten etc. Dit zijn geen specifieke kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij nog gaan zetten om consumenten te

verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan. Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien.

Deze leden vragen waarom producten gepresenteerd en genoemd mogen worden als kinderproduct terwijl uit onderzoek blijkt dat het ongezond is. Aan welke voedingskundige criteria moeten producten nu voldoen om zich te mogen presenteren als kinderproducten? Is dat de Schijf van Vijf?

In de regelgeving wordt binnen de categorie «babyvoeding» onderscheid gemaakt tussen enerzijds «bewerkte levensmiddelen op basis van granen» en anderzijds «babyvoeding». Voor deze producten gelden gedetailleerde eisen wat betreft samenstelling, maximaal toegelaten restanten van gewasbeschermingsmiddelen en etikettering. De samenstellingseisen hebben betrekking op het graangehalte, eiwitten, koolhydraten, vetten, mineralen en vitaminen. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.

Er bestaat geen wettelijke categorie «kinderproducten», dus hier zijn geen voedingskundige criteria aan gesteld. Aan de afspraken die de industrie gemaakt heeft over het beperken van kindermarketing hebben zij wel voedingskundige criteria gesteld. Deze criteria zijn op dit moment niet volledig in lijn met de Schijf van Vijf. Hierover blijf ik in gesprek met betrokken partijen.

De leden van de CDA-fractie vragen wat de resultaten zijn van het gesprek dat de Staatssecretaris zou hebben met de Reclamecodecommissie over reclame die gericht is op kinderen. Hoe staat het met de gesprekken over kindermarketing op sociale media?

Over de regels rond kindermarketing en de aanscherping van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen ben ik afzonderlijk in gesprek geweest met stichting Reclamecode, Federatie Nederlandse Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop Kindermarketing. Op dit moment is er sprake van zelfregulering en bepaalt FNLI, als eigenaar van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen, welke regels opgenomen worden in de reclamecode. Ik heb aangegeven dat ik de huidige reclamecode graag aangescherpt zie zodat er alleen nog kindermarketing ingezet mag worden op Schijf van Vijf producten. FNLI heeft aangegeven dat daar op dit moment geen draagvlak voor is, onder andere door de internationale markt waarin de voedingsmiddelen van hun achterban verkocht worden. -Ik houd de huidige reclamecode onder de loep en bekijk samen met bijvoorbeeld de Alliantie Stop Kindermarketing aan welke knoppen we nog meer kunnen draaien om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing voor ongezonde producten. Om het zelfregulerende systeem goed te laten werken moet de industrie ook meebewegen, anders moeten we kijken naar alternatieven zoals wetgeving. In de voortgangsbrief van juni jl. over het Nationaal Preventieakkoord heb ik de Kamer geïnformeerd nader onderzoek te laten uitvoeren naar het gebruik en het effect van kindermarketing op sociale media. Dit onderzoek wordt het eerste kwartaal van 2021 verwacht.

In antwoord op schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels over berichten dat mensen met overgewicht meer risico lopen bij het coronavirus geeft de Staatssecretaris aan dat de maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk worden genomen geagendeerd zullen worden voor de volgende bespreking met partners van de tafel Overgewicht.71 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze bespreking plaats zal vinden en wanneer de Kamer hierover geïnformeerd zal worden. Daarnaast meldt de Staatssecretaris dat de supermarktbranche aangeeft te streven naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf van Vijf producten, en dat zij maatregelen zoals in het Verenigd Koninkrijk voorgesteld hierbij kan inzetten om dit doel te bereiken. Genoemde leden vragen hoe de (tussen)doelen van de supermarkten worden gemonitord. Wordt er daadwerkelijk een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf van Vijf producten waargenomen? Zijn er gesprekken gevoerd met de supermarktbranche om de maatregelen uit het Verenigd Koninkrijk over te nemen?

De volgende overgewichttafel staat gepland voor medio november. Ik zal u voor het AO preventie dat gepland staat op 3 december informeren over de uitkomsten.

Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat over de voortgang jaarlijks door de betrokken partijen gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt op basis van deze informatie een voortgangsrapportage. Supermarkten rapporteren over hun inzet en niet over de daadwerkelijke consumptiegroei. Of deze consumptiegroei al plaatsvindt, blijkt dus niet uit deze gegevens. Zoals ik heb toegezegd in mijn brief van 22 juni 202072, verken ik wat een goede manier kan zijn om een beter beeld te krijgen van de veranderingen in het aanbod van Schijf van Vijf producten, zowel in supermarkten als in het brede «out of home» segment.

Ik heb de supermarktbranche nog niet specifiek over de maatregelen in het Verenigd Koninkrijk (VK) gesproken. Ik verwacht dat ze medio november aan het gesprek aan de overgewichttafel zullen deelnemen. Over het voedselkeuzelogo, wat in het VK ook een van de maatregelen is, spreek ik hen overigens regelmatig.

In dezelfde antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Kuik, Van den Berg en Von Martels geeft de Staatssecretaris aan dat hij in gesprek is geweest met een aantal wetenschappers over de relatie tussen leefstijlthema’s (waaronder voeding en beweging) en COVID-19. De Staatssecretaris heeft hen de oproep gedaan mee te denken over korte en lange termijn acties die zorgen voor het verbeteren van leefstijl in het algemeen. De leden van de CDA-fractie vragen welke bevindingen en mogelijkheden hieruit gevolgd zijn.

Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor het belang van een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben tot waardevolle input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen en vervolgacties zijn onder meer:

  • Deze pandemie heeft het belang van preventie nogmaals aangekaart en acties op leefstijlpreventie moeten daarom versneld worden. Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak, maar voor het versterken van preventie in het algemeen. Ook na de uitbraak van COVID-19.

  • Er is meer aandacht gewenst voor gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand en de rol van de huisarts hierin. Wil je daadwerkelijk een trendbreuk realiseren, dan is een combinatieaanpak van verschillende interventies van belang.

  • Het vraagstuk rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt. Hiervoor hebben we deze zomer een interdepartementale werkgroep opgericht waar SZW, OCW, BZK en IenW naast VWS aan deelnemen. Daar is ook de sportsector en de wetenschap in vertegenwoordigd. De werkgroep verkent welke huidige beleidsmaatregelen per levensfase nu al inzetten op meer bewegen door de dag. Voorbeelden hiervan zijn landelijke programma’s als Gezonde Kinderopvang, Gezonde School maar ook de buurtsportcoachregeling, Ruimte voor Lopen vanuit BZK of Vitaal Werken vanuit SZW. Vandaaruit wil de werkgroep met de sectoren, waaronder ook werkgevers, gemeenten en bijvoorbeeld de zorg, een routekaart ontwikkelen om te kijken welke initiatieven er voor gaan zorgen dat de ambitie van 75% NL in 2040 aan de beweegrichtlijn uit het preventieakkoord ook daadwerkelijk gehaald wordt en welke stappen of beleidsmaatregelen daar nog meer voor nodig zijn.

De Staatssecretaris schrijft dat de campagne over stoppen met roken door COVID-19 is uitgesteld. In zijn Kamerbrief van 13 juni 2019 (over voortgang uitvoering Nationaal Preventieakkoord) schrijft de Staatssecretaris dat in deze campagne ook rookvrij opgroeien wordt meegenomen.73 De leden van de CDA-fractie vragen wanneer deze campagne alsnog gaat lopen. Wordt hierin nog steeds het tegengaan van roken in auto’s meegenomen, zoals beloofd door de Staatssecretaris tijdens het plenaire debat over het preventieakkoord?

Op 29 oktober startte de stoppen met roken campagne. Deze campagne richt zich in eerste instantie op de groep rokers die gemotiveerd is om (ooit) te stoppen met roken. Tijdens het plenaire debat over het preventieakkoord op 3 september 2019 heb ik toegezegd het tegengaan van roken in de auto te overwegen als onderwerp voor deze landelijke campagne en het aan uw Kamer te melden als daarvan wordt afgeweken. Omdat het gaat om een nieuwe campagne is het belangrijk om eerst het nieuwe concept breed neer te zetten. Het doel is om de campagne daarna verder door te ontwikkelen en met deelcampagnes specifieke doelgroepen te bereiken. Een van de doelgroepen die we hierbij omschreven hebben is: (jonge) ouders. In de uitwerking van deze deelcampagne is er mogelijk ook aandacht voor het onderwerp roken in de auto.

GGD GHOR verwijst naar het signalement van het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) waaruit blijkt dat apps en wearables belangrijk zijn bij een modern preventiebeleid, maar dat zonder goede inbedding deze de gezondheidsverschillen kunnen vergroten.74 GGD GHOR pleit er daarom voor dat er meer geïnvesteerd moet worden in veilige en effectieve innovatie, en dat dit goed in het publieke stelsel belegd moet worden. De leden van de CDA-fractie vragen wat de reactie van de Staatssecretaris hierop is en of hij deze suggesties mee kan nemen voor het (toekomstige) preventiebeleid.

Ik ondersteun de inhoud van het signalement van het CEG. Apps en wearables zijn zeker in deze tijden van toegevoegde waarde in het kader van gezondheidsbevordering en het stimuleren van en werken aan een gezonde leefstijl. We vinden het belangrijk dat de inzet van deze digitale middelen bijdraagt aan het verminderen van de gezondheidsachterstanden. We zijn ons daarbij bewust van de uitdagingen en valkuilen, zoals ook beschreven in het signalement. Net als het CEG vind ik het belangrijk dat de inzet van eHealth zorgvuldig en effectief gebeurt. En dat betekent vaak maatwerk, omdat de behoefte van persoon tot persoon kan verschillen, en ook nog door de tijd heen kan veranderen. De inzet is daarom bij uitstek gericht op het betrekken van de burger zelf. Alleen dan kan de implementatie van potentievolle eHealth (waaronder apps en wearables) een succes worden.

Alzheimer Nederland pleitte vorig jaar voor een brede Nationale Strategie Dementie, waarin onder andere een preventieprogramma opgenomen moet worden om de leefstijl van mensen te verbeteren, met als doel: uitstel of risicoreductie van dementie.75 Zij constateren nu dat de bestaande mogelijkheden om de hersengezondheid te verbeteren nog onvoldoende worden benut. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om een landelijk preventieprogramma op te zetten gericht op verbetering van de hersengezondheid. Ziet de Staatssecretaris daarnaast mogelijkheden om via landelijke en regionale campagnes bevordering van de hersengezondheid door middel van leefstijlpreventie onder de aandacht te brengen?

Op maandag 21 september jl. is de Nationale Dementiestrategie aan uw Kamer gestuurd. Onderdeel van deze strategie is risicoreductie van dementie. Dat doen we door in een nieuw onderzoeksprogramma onder meer in te zetten op risicoreductie door meer kennis van de invloed van leefstijlfactoren. Ook wordt onderzoek gedaan naar mogelijkheden om op andere manieren dementie te voorkomen of in een vroeg stadium, voordat er klinische symptomen zijn, te behandelen. Verder zal met gerichte activiteiten de kennis over de mogelijkheden om het risico op dementie te verminderen en waarover een brede wetenschappelijke consensus is, worden verspreid onder het algemeen publiek. Er wordt begonnen bij risicogroepen, zoals mensen met diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten. Hierbij werken we samen met onder meer gezondheidsfondsen, zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij brede leefstijlcampagnes.

Op welke manieren stimuleert de Staatssecretaris het gebruik van online tools voor zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering door risicogroepen voor dementie?

We stimuleren het gebruik van online tools door bekendheid te geven aan toepassingen via Zorgvannu. In de Nationale Dementiestrategie die uw Kamer onlangs heeft ontvangen76 is aangekondigd dat de kennis over de mogelijkheden om het risico op dementie te verminderen, waarover een brede wetenschappelijke consensus is, wordt verspreid onder het algemeen publiek. Hiermee wordt begonnen bij risicogroepen, zoals mensen met diabetes, overgewicht en hart- en vaatziekten en zal worden samengewerkt met onder meer gezondheidsfondsen, zorgprofessionals, zorgverzekeraars en gemeenten. Het stimuleren van al bestaande online tools voor zelfmanagement op het gebied van leefstijlverbetering kan hier onderdeel van zijn.

Ook wordt in samenwerking met diverse partijen, waaronder het Nationaal eHealth Living Lab (NeLL), GGZ Nederland, MIND, GGD GHOR Nederland en de Patiëntenfederatie Nederland, toegewerkt naar een Nederlands toetsingskader voor gezondheidsapps. Via een landelijke bibliotheek kunnen de positief beoordeelde apps beschikbaar gesteld worden. Ook betrouwbare platforms zoals het RIVM, thuisarts.nl, de GGZ appwegwijzer en de GGD appstore kunnen hier gebruik van maken en de apps op hun website plaatsen. Hiermee vergroten we de vindbaarheid van positief beoordeelde gezondheidsapps.

Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl

Afgelopen zomer heeft de Staatssecretaris het rapport volgend uit een onderzoek naar de invloed van de sportomgeving op normalisering van alcoholgebruik met de sportsector besproken. De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven welk vervolg hieraan wordt gegeven.

Het rapport van Tabula Rasa is onderdeel van het Nationaal Preventieakkoord, waarin ik samen met de sportsector doelstellingen heb geformuleerd en acties heb opgenomen die inmiddels zijn opgepakt. De interventierichtingen die in het rapport worden voorgesteld, ondersteunen het werken aan een gezonde sportomgeving. Uit mijn gesprekken met de sportsector weet ik dat het rapport goed is ontvangen. De resultaten van het onderzoek bevestigen het nut en de inhoud van de Richtlijnen Alcohol en Sport. De sportsector heeft de aanbevelingen uit het rapport gecommuniceerd en deze worden waar mogelijk toegepast bij de interventies die de sportsector heeft ingezet. Zo is het onderzoek bijvoorbeeld voorgelegd aan de docenten die de inspiratiesessies geven en aan de clubcoaches van Team:Fit van JOGG die clubs persoonlijk begeleiden. Zij halen tips uit het rapport voor de begeleiding. In het rapport wordt ook gesproken over het doorbreken van de sociale norm. Dat wordt getest in de negen modelkantines, waar standaard 0.0% bier geschonken gaat worden en bier met alcohol op verzoek.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven of bij voorlichtingscampagnes over alcohol gericht wordt op ouders, aangezien dat mogelijk een groter effect heeft dan alleen te richten op de jongere zelf.

Ik deel dit inzicht van de CDA-fractie. De meerjarige NIX18 normcampagne richt zich daarom ook primair op ouders. Eind 2020 gaat de brede campagne van het Ministerie van VWS van start. De focus van deze campagne ligt op het beïnvloeden van de algemeen geldende sociale norm omtrent alcoholgebruik, gericht op het brede publiek en daarmee zowel op ouders als op jongeren.

Verslag van een schriftelijk overleg over de integrale aanpak van lachgas

De Staatssecretaris geeft aan dat veel campagnes zijn uitgesteld. Is de Staatssecretaris het met de leden van de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik verder doorgaat en een campagne richting jongeren juist nu nodig is? Welke goede redenen ziet de Staatssecretaris om een campagne over de schadelijke effecten nu wel in te zetten?

Ik ben het absoluut met de CDA-fractie eens dat de schade rondom lachgasgebruik doorgaat en dat goede voorlichting en preventie van wezenlijk belang is. Er is veel inzet om het huidige preventie en voorlichtingsmateriaal te herzien om de risicoperceptie dat lachgas een onschuldig middel is bij te stellen. Ook zet de Minister van Infrastructuur en Waterstaat in op een campagne over lachgas en verkeersveiligheid en verwacht ik dit najaar de resultaten van een onderzoek naar lachgasgebruik onder jongeren met een niet-westerse migratieachtergrond. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van de huidige inzet op dit belangrijke thema. Het is ongebruikelijk om voor drugs, en dus ook voor lachgas, een brede voorlichtingscampagne in te zetten omdat hiermee mogelijk risicovol en schadelijk gedrag rechtstreeks onder de aandacht van een te brede doelgroep wordt gebracht en dit risicovol gedrag tot gevolg kan hebben. Van de 17 tot 18-jarige jongeren heeft immers ongeveer 3 op de 4 nog nooit lachgas gebruikt.77 Met andere woorden, de kans bestaat dat een brede inzet gebruik in de hand werkt. Hoewel ik het belang van voorlichting en preventie onderschrijf, kies ik hierdoor voor gerichte communicatie inzet op specifieke groepen in plaats van een brede publiekscampagne. Dit lijkt op dit moment de meest effectieve opzet van voorlichting en preventie met betrekking tot lachgas. De campagne die op dit moment door Team Alert wordt uitgewerkt past in deze benadering.

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer het voorstel om lachgas op de opiumlijst te zetten naar de Kamer gestuurd zal worden.

Ik streef ernaar het ontwerpbesluit dit najaar bij uw Kamer in voorhang te brengen.

Reactie op verzoek commissie om een reactie op de petitie van het Diabetes Fonds over «Schrap kortingen op suikerbommen»

Uit het literatuuronderzoek van het RIVM naar de effectiviteit van een verbod op prijsaanbiedingen op suikerhoudende dranken blijkt dat er indirecte aanwijzingen zijn dat deze maatregelen kunnen bijdragen aan het verlagen van de aankoop van suikerhoudende dranken. De Staatssecretaris geeft aan de uitkomsten van dit rapport binnenkort met het Diabetes Fonds en met de levensmiddelensector te gaan bespreken. De leden van de CDA-fractie vragen of dit gesprek al heeft plaatsgevonden en zo ja wat uit dit gesprek is gekomen.

Het Diabetesfonds heeft aangegeven voorstander te zijn van een verbod op aanbiedingen op suikerhoudende dranken en sluit zich aan bij de aanbevelingen voor vervolgonderzoek die het RIVM doet in het rapport. Uit de gesprekken met CBL en FNLI concludeer ik dat voor hen duidelijk is dat aanbiedingen effectief zijn en dat ze een verbod op aanbiedingen beschouwen als verstoren van de markt. De hoeveelheid verleiding voor ongezond eten en drinken is enorm. Deze hoeveelheid terugdringen zie ik, naast het makkelijker maken van de gezonde keuze, als belangrijk onderdeel van de aanpak om overgewicht terug te dringen. In dit licht ga ik de mogelijkheid van maatregelen op het gebied van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken of andere ongezonde producten verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik zal een bijeenkomst met experts organiseren. Mijn doel hierbij is te verkennen wat voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.

De Staatssecretaris schrijft in zijn brief van 3 september 2020 dat levensmiddelenproducenten zelf het aanbod hebben gedaan om de via frisdranken geconsumeerde suikers terug te dringen.78 Op basis van hun eigen cijfers liggen ze daarbij voor op schema, zo schrijft de Staatssecretaris. De leden van de CDA-fractie vragen wat de exacte doelstellingen voor 2019 en 2020 waren. Worden deze doelstellingen ook door een onafhankelijke partij gecontroleerd? Klopt het dat dit niet door een onafhankelijk onderzoeksinstituut zoals het RIVM kan worden nagegaan, omdat zij van de frisdrankproducenten geen inzicht krijgen in de verkoopcijfers van calorierijke en -arme frisdranken?

Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat jaarlijks door de betrokken partijen over de voortgang gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt op basis van deze informatie een voortgangsrapportage.

De levensmiddelenproducenten hebben als doel gesteld om de via frisdranken geconsumeerde suikers terug te dringen met 25% in 2020 en met 30% in 2025 (ten opzichte van 2012). Deze doelstellingen worden niet door een onafhankelijke partij gecontroleerd, ze staan in het akkoord. De frisdrankbranche heeft met het RIVM de methode van monitoring besproken. Zij delen hun verkoopcijfers inderdaad niet met het RIVM. Ik kan me voorstellen dat het gevoelig ligt bij commerciële partijen om verkoopinformatie te delen. Het is niet eenvoudig, zo niet onhaalbaar om exact dezelfde gegevens via aankoop van verkoopgegevens van supermarkten en horeca te verkrijgen. Frisdrankbranche FWS, representant van de zogenoemde A-merken, rapporteert over het totale op de Nederlandse markt verkochte volume via alle verkoopkanalen. Hun cijfers omvatten alle locaties, naast supermarkt ook horeca, scholen, sportkantines etcetera. Het totale beeld vergaren, toegespitst op de A-merken, is voor een onafhankelijk onderzoeksinstituut niet haalbaar.

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om naast het verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook concrete stappen te zetten om deze maatregel in te voeren.

De hoeveelheid verleiding voor ongezond eten en drinken is enorm. Deze hoeveelheid terugdringen zie ik, naast het makkelijker maken van de gezonde keuze, als belangrijk onderdeel van de aanpak om overgewicht te verminderen. In dit licht ga ik de mogelijkheid van maatregelen op het gebied van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken of andere ongezonde producten verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik zal een bijeenkomst organiseren met experts. Mijn doel hierbij is te verkennen wat voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris bereid is om gecombineerde leefstijlinterventies voor een bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Klopt het dat het aantal patiënten dat de GLI via de huisarts ontvangt slechts is toegenomen van circa 1.400 in 2019 naar 7.000 in 2020? Hoe gaat de Staatssecretaris zorgen voor een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning? Hoe bevordert de Staatssecretaris dat zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden? Is de Staatssecretaris bereid om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen?

Het klopt dat er op 30 april 2020 7072 deelnemers aan de GLI waren, maar 2020 is nog niet voorbij. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. De laatste gepubliceerde factsheet hierover geeft de cijfers tot en met 30 april 2020 weer, en de aantallen voor 2020 zullen dus zeker nog verder nog stijgen. Samen met alle betrokken veldpartijen werk ik aan het oplossen van knelpunten in de verdere implementatie van de GLI, om het aantal deelnemers verder te vergroten. Denk aan het oplossen van problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen. Zo is het Ministerie van VWS een communicatietraject gestart om te achterhalen wat er nodig is om patiënten en huisartsen effectiever over de GLI te informeren. Tevens gaat het Ministerie van VWS samen met veldpartijen verkennen of het haalbaar is dat POH’ers – met benodigde opleidingen tot leefstijlcoach – de GLI gaan aanbieden. Dit zou het GLI-aanbod enorm kunnen vergroten. POH’ers zien bovendien veel mensen met overgewicht, dus ik zie hier een enorme kans.

Met het programma «Preventie in het zorgstelsel» blijf ik me inzetten voor een betere verankering in het zorgstelsel van preventie voor risicogroepen, waarbij samenwerking tussen het sociale en curatieve domein nodig is. De focus ligt hierbij op de interventiegerichte aanpak (om in navolging van de GLI meer (leefstijl)interventies verder te brengen), versnelling van de GLI implementatie, het verbeteren van de samenwerking tussen gemeenten en verzekeraars en onderzoek naar leefstijlgeneeskunde.

Vragen en opmerkingen van de D66-fractie

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

Preventie en corona

De leden van de D66-fractie delen de mening van de Staatssecretaris dat de noodzaak tot inzet op preventie, leefstijl en gezondheidsbevordering urgenter is dan ooit. Het coronavirus heeft laten zien dat mensen met leefstijlgerelateerde aandoeningen aanzienlijk meer kans hebben op een ernstig beloop van COVID-19. Deze leden vinden het begrijpelijk dat de maatregelen ter bestrijding van het virus de uitvoering van het Nationaal Preventieakkoord belemmeren, maar toch zien zij dat er tijdens deze pandemie ook kansen liggen. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de mening deelt dat het noodzaak is om juist nu vaart te maken met de uitvoering van het Nationaal Preventieakkoord. Zo ja, hoe gebruikt de Staatssecretaris deze pandemie om versneld de doelen te bereiken die in het Nationaal Preventieakkoord staan? Welke extra stappen worden er vanuit de rijksoverheid ondernomen? Welke elementen van het Britse voorbeeld in de strijd tegen obesitas neemt de Staatssecretaris over?79

Ik onderschrijf, met vele anderen, dat de coronacrisis de urgentie van leefstijlpreventie heeft vergroot en het belang van het Nationaal Preventieakkoord nog maar eens heeft onderstreept. Ik zet erop in dat we hard blijven inzetten op de acties en maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord. Met de mogelijke vertraging als gevolg van de coronamaatregelen is dat al een ambitieuze opgave voor alle partijen die aan het akkoord verbonden zijn. Naar aanleiding van de oproep van o.a. wetenschappers en medici voor het belang van een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie tussen het coronavirus en leefstijlpreventie. De gesprekken hebben tot waardevolle input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Zoals ik u in de brief bij de voortgangsrapportage heb gemeld, wil ik me extra inzetten op het verbod op smaakjes voor e-sigaretten, kindermarketing op sociale media en krijgen programma’s als JOGG en Gezonde School middelen om zich te blijven inzetten. Onder de vlag van de publiekscampagne «Alleen samen» van de rijksoverheid, formuleren we leefstijladviezen die via onze social media-kanalen en de partners van het Nationaal Preventieakkoord worden verspreid.

De Britse aanpak in de strijd tegen obesitas volg ik met interesse. Het verminderen van de hoeveelheid kortingsacties en reclame voor ongezond eten en drinken is daar een onderdeel van. In dit licht ga ik de mogelijkheid van maatregelen op het gebied van aanbiedingen en reclame op suikerhoudende dranken of andere ongezonde producten verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik begin met het organiseren van een bijeenkomst met experts. Mijn doel hierbij is te verkennen welke maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.

De leden van de D66-fractie constateren dat de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus, zoals thuiswerken en verminderd gebruik van de horeca, effect hebben op onze leefstijl. Welke onderzoeken worden er nu gedaan naar de effecten van deze maatregelen op bijvoorbeeld voedingspatroon, roken of alcoholconsumptie? Welke kansen of juist uitdagingen liggen hier de komende periode en welk effect hebben de maatregelen op de doelen in het Nationaal Preventieakkoord? Hoe anticipeert de Staatssecretaris hierop?

Er wordt heel veel onderzoek gedaan naar de effecten van corona op leefstijl en mentaal welbevinden. Het Trimbos-instituut brengt wekelijks een overzicht uit van de lopende monitors. Ook zelf voert het Trimbos-instituut met regelmaat onderzoek uit om de ontwikkelingen in middelengebruik te volgen, onder meer onder uitgaanders en studenten. Ook partijen als JOGG hebben geïnventariseerd wat de mogelijke impact is van coronamaatregelen op kinderen en jongeren.

Het CBS voert in samenwerking met het RIVM de zogenaamde Leefstijlmonitor uit onder personen van 18 jaar en ouder. Eind augustus zijn de resultaten gepubliceerd over de eerste twee kwartalen van 2020. Het instituut constateert nog geen opvallende veranderingen in leefstijl in het tweede kwartaal 2020. Het percentage overmatige drinkers lag in het tweede kwartaal van 2020 lager dan een jaar eerder. Dat gold echter ook al voor het cijfer over het eerste kwartaal van 2020. Het percentage dagelijks rokende volwassen was in het tweede kwartaal van 2020 lager dan een jaar eerder. Voor overgewicht, dat samenhangt met leefstijlfactoren als voeding en bewegen, is geen verandering te zien. Dit neemt niet weg dat er op dit moment ook andere meer tegengestelde signalen zijn die uit andere monitors komen. Eind dit jaar brengt het RIVM een corona-inclusieve Volksgezondheid Toekomst Verkenning (c-VTV) uit. Hierin worden de toekomstige ontwikkelingen van volksgezondheid en zorg verkent, waarbij de gevolgen van (het mogelijk verloop van) de coronapandemie meegenomen worden. Hierin wordt ook ingegaan op de ontwikkelingen op het terrein van roken en overgewicht.

De coronamaatregelen hebben er wel toe geleid dat sommige acties en maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord vertraging hebben opgelopen. Er is echter geen sprake van dat acties en maatregelen niet uitgevoerd zullen worden. Ik heb daarbij juist gemerkt dat de coronacrisis de partijen extra motiveert om te blijven werken aan een gezonde leefstijl en de ambities van het Nationaal Preventieakkoord.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat de infrastructuur en de positie van de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’en) een niet te missen rol spelen in preventie en de gezondheidsbevordering van Nederlanders. Deze leden bemerken dat de GGD’en niet genoemd worden in de voortgangsbrief van de Staatssecretaris. De GGD’en zijn tijdens deze pandemie veel tijd kwijt met het opschalen van de testcapaciteit en het bron- en contactonderzoek. Is dit van invloed op de capaciteit die er is bij de GGD’en voor gezondheidsbevordering? Zo ja, in welke mate? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat de infrastructuur van de GGD’en gebruikt kan worden om gezondheidsbevordering verder te stimuleren, zeker als preventie een grotere rol krijgt in ons zorgstelsel? Zo ja, hebben de GGD’en ook daadwerkelijk een grotere rol gekregen na het starten van het preventieakkoord en is dit gepaard gegaan met extra financiële middelen voor de GGD’en?

In het afgelopen half jaar hebben de activiteiten die nodig waren in verband met de coronacrisis noodgedwongen veel capaciteit gevraagd van de GGD’en. Mede op basis van de opgedane ervaringen zal het kabinet in overleg gaan met gemeenten en GGD’en over de toekomstige organisatie van de GGD. Wat betreft de rol van de GGD op preventie en gezondheidsbevordering: het thema preventie en gezondheid is één van de aandachtsgebieden in de nog te publiceren discussienota van het kabinet over de contouren voor de zorg voor de toekomst. Het inzetten van de infrastructuur van de GGD-en om gezondheidsbevordering verder te stimuleren, is een mogelijke optie om preventie een grotere rol te geven in het gemeentelijk domein en het zorgstelsel. Bij de uitvoering van maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord hebben de GGD’en al een grotere rol gekregen. Voor het thema roken heeft de GGD GHOR financiële middelen gekregen om gemeenten te ondersteunen bij het komen tot rookvrije omgevingen. GGD’en dienen hiervoor een aanvraag in bij de GGD GHOR en bieden deze ondersteuning aan gemeenten uit de regio. Inmiddels hebben 22 van 25 GGD’en een aanvraag ingediend voor het ondersteuningstraject. Bij het thema overgewicht zijn er extra middelen uitgekeerd ten behoeve van intensivering van het programma Gezonde School. Via dit programma wordt er een bijdrage geleverd aan de doelstelling van het Nationaal Preventieakkoord om gezondheidsbescherming en een gezonde leefstijl van kinderen en jongeren op scholen in het PO, VO en MBO te bevorderen.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd om te lezen dat de Staatssecretaris samen met de Minister voor Medische Zorg gesprekken voert met onder andere (ex-)sporters over het pamflet: «Bewegen is het nieuwe normaal». Is de Staatssecretaris bereid een aparte voortgangsbrief te sturen naar de Kamer over het verloop van deze gesprekken en de acties die hieruit voortkomen?

Samen met Minister van Ark stuur ik uw Kamer binnenkort mede namens mijn collega’s van SZW, BZK, IenW en OCW een brief over het pamflet Bewegen is het Nieuwe Normaal.

De leden van de D66-fractie willen daarnaast nog aandacht schenken aan preventie ten behoeve van de mentale gezondheid, zeker ten tijde van de coronacrisis. Tijdens het algemeen overleg van 8 juni meldde de Staatssecretaris dat hij in zijn visiestuk over de geestelijke gezondheidszorg in het najaar terugkomt op het onderwerp «preventie in de ggz».80 Neemt de Staatssecretaris in zijn visiestuk de recente signalen mee dat jongeren tijdens deze coronacrisis steeds somberder worden en dat juist daarom het mentaal weerbaar maken van Nederlanders van belang is?

Het mentaal fit blijven gedurende de coronacrisis is van cruciaal belang, dat geldt voor de samenleving als geheel en voor de jongeren in het bijzonder. Ik zal uiteraard uitgebreid aandacht besteden aan «preventie» in mijn visie op het zorglandschap in de ggz. Vooruitlopend op deze visie en passend bij de coronamaatregelen van dat moment, heb ik met het oog op het bewaken van de mentale fitheid en weerbaarheid van onze samenleving een aantal maatregelen getroffen. Ik ben in reactie op de motie Segers hierop uitgebreid ingegaan in de brief van 4 juni 202081.

Deelakkoord roken

De leden van de D66-fractie zijn verheugd met het enthousiasme waarmee trajecten binnen het Nationaal Preventieakkoord gestart zijn. Deze leden constateren wel dat er binnen de deelakkoorden nog veel stappen nodig zijn, te starten met het deelakkoord roken. Kan de Staatssecretaris toelichten wat de belangrijkste redenen zijn voor ziekenhuizen om niet sneller rookvrij te worden dan de ambitie van 2025?

In het Preventieakkoord hebben partijen en zo dus ook ziekenhuizen aangegeven wat zij zelf kunnen bijdragen aan het behalen van een rookvrije generatie. Ziekenhuizen hebben hierbij hun eigen doelstelling bepaald. Een ziekenhuis rookvrij maken is meer dan alleen bordje rookvrij plaatsen op de terreinen. Het gaat hierbij om het creëren van een rookvrije werk- en behandelcultuur. Ik verwijs u naar de website www.rookvrijezorg.com om hierover meer te weten te komen.

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang van de doelen ter realisatie van een rookvrije generatie in 2040. De Staatssecretaris gaf in zijn brief aan dat er gesprekken zijn gevoerd met supermarkten en tankstations over de mogelijkheden ter reductie van het aantal verkooppunten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris de voortgang van deze gesprekken – samen met het onderzoek naar de vermindering van verkooppunten – met de Kamer wil delen.

Inmiddels zijn het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak en de gesprekken over de verkoop van tabak met supermarkten en tankstations afgerond. Dit najaar bied ik Uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin ik u ook informeer over mijn gesprekken met de supermarkten.

De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat er in televisieseries van Netflix nog wel sprake is van product placement van tabaksmerken ondanks dat er volgens de (Europese) wet een reclameverbod geldt voor tabaksproducten. Zo is in de Deense televisieserie «Rita» geregeld het sigarettenmerk Marlboro zichtbaar. Hoe is het mogelijk dat zulke reclame-uitingen nog wel worden gedaan? Houdt het Commissariaat voor de Media toezicht bij streamingsdiensten zoals Netflix? Zo ja, wordt er dan ook toezicht gehouden op het duidelijk vermelden van productplaatsing bij aanvang van een programma? Welke additionele maatregelen kan de Staatssecretaris nemen om deze reclame-uitingen aan te pakken?

Voor tabaksproducten is iedere vorm van reclame of sponsoring verboden. Dit vloeit voort uit artikel 5 van de Tabaks- en rookwarenwet. Onder de reikwijdte van dit verbod valt ook productplaatsing van tabaksproducten (lid 2 van het zelfde artikel). Het Commissariaat voor de media houdt hierop geen toezicht. De NVWA houdt toezicht, maar kan alleen optreden als er duidelijk sprake is van reclame of sponsoring zoals gedefinieerd in de Tabaks- en rookwaren wet en daarnaast alleen als de overtreding vanuit en/of specifiek gericht is op Nederland. Het zichtbaar zijn van een pakje sigaretten op televisie, is niet per se in strijd met het reclameverbod uit de Tabaks- en rookwarenwet. De toezichthouder moet daarvoor bijvoorbeeld aantonen dat het afbeelden een handeling in de economische sfeer was met als doel de verkoop van het tabaksproduct te bevorderen. In gevallen waarbij de beoogde reclame niet in Nederland is geïnitieerd, zoals bij deze Deense serie, kan de NVWA dit onderzoek niet eigenstandig uitvoeren maar is de NVWA afhankelijk van de Deense autoriteit, omdat de serie daar is geproduceerd. Het is niet mogelijk op voorhand dergelijke series te verbieden. Er zal altijd onderzoek uitgevoerd moeten worden om een overtreding van het reclameverbod vast te stellen.

Deelakkoord overgewicht

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat een gezonde kantine op school, op het werk en bij de sportvereniging aanzienlijk kan bijdragen omdat mensen een aanzienlijk deel van hun tijd hier doorbrengen. Deze leden merken op dat de transformatie naar gezonde kantines achterloopt op de gestelde ambities. Wat is de voornaamste reden voor cateraars om minder snel op te schalen naar een gezond aanbod in de kantine? Wat doet de Staatssecretaris om deze cateraars te wijzen op het feit dat een gezond aanbod financieel net zoveel opbrengt als een ongezond aanbod?82 Is inmiddels bekend hoeveel ziekenhuizen in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod hadden?

De voornaamste reden dat cateraars momenteel minder snel opschalen naar gezond aanbod dan gepland is de COVID-19 pandemie. Veel cateraars verkeren in financieel zwaar weer en functioneren op lage bezetting dit jaar. Dit is van invloed op de prioriteit tot het halen van een zilveren of gouden kantineschaal. Het Voedingscentrum en JOGG stimuleren kantines over te gaan op een gezonder aanbod en zij wijzen de cateraars altijd op de (financiële) kansen die dit biedt.

Betrouwbare cijfers rondom het totale voedingsaanbod – patiënt, medewerker en bezoeker- voor het aantal ziekenhuizen dat in 2018 en 2019 een gezond voedingsaanbod hadden ontbreken. Wel is bekend dat in de periode 2017–2019 in elk geval 15 ziekenhuizen het voedingsconcept voor patiënten hebben vernieuwd. Steeds meer ziekenhuizen gaan bovendien aan de slag gaan met het realiseren van een gezond voedingsaanbod voor patiënten, medewerkers en bezoekers. Dit gebeurt vanuit het Nationaal Preventieakkoord door de Alliantie Voeding in de Zorg door middel van visieontwikkeling, pilots, kennis delen en ziekenhuis brede implementatie van nieuwe concepten. Het doel is gezond voedingsaanbod duurzaam te verankeren in ziekenhuizen, dat vergt een lange adem.

De leden van de D66-fractie lezen in de evaluatie van het Schoolfruit- en groenteprogramma 2019–2020 dat 99% van de scholen deelname als positief ervaart.83 Deze leden lezen dat deelname ervoor kan zorgen dat het programma gezond eten stimuleert. Genoemde leden constateren wel dat afgelopen jaar ongeveer 180 scholen zijn uitgeloot voor deelname. Welke mogelijkheden ziet de Staatssecretaris om de scholen die uitloten voor het schooljaar 2020–2021 tegemoet te komen? Kinderen van ouders met een lage sociaaleconomische status eten over het algemeen minder groente en fruit. In hoeverre slaagt het programma erin om juist die kinderen te benaderen?

Voor het schooljaar 2020–2021 is er geen over-inschrijving van het mogelijke aantal deelnemende scholen, dus doet deze situatie zich dit schooljaar niet voor. De financiering van het Schoolfruit- en groenteprogramma komt overigens vanuit de EU en niet vanuit het Ministerie van VWS. De scholen die zich inschrijven voor deelname aan het programma bevinden zich ook in de gebieden waar ouders van kinderen wonen die te maken hebben met een lage sociaaleconomische status. Het programma richt zich overigens op alle kinderen van een deelnemende school.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd in de voortgangsbrief te lezen dat het Raamplan artsenopleiding 2020 meer aandacht schenkt aan de rol van leefstijl en preventie op gezondheid, kwaliteit van leven en het voorkomen van onnodige zorg. Kan de Staatssecretaris daarnaast in een overzicht weergeven of leefstijl – inclusief voeding – onderdeel is van de competenties die nodig zijn om af te studeren in de opleidingen fysiotherapie, hbo-verpleegkunde, mbo-verpleegkunde, mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde? De Staatssecretaris geeft – in zijn brief over preventie in het zorgstelsel84 – aan kansen te zien in de aanstelling van praktijkondersteuners huisarts (POH’ers) in de opleiding tot lifestylecoach. POH’ers hebben een breed netwerk en kunnen als gecombineerde leefstijlinterventie-aanbieders zeer effectief zijn. Wat zijn de mogelijkheden voor studenten aan de opleidingen mbo-sport en bewegen en hbo-sportkunde om af te studeren als leefstijlcoach? Deze leden constateren namelijk dat het potentieel van de GLI – met 3,5 miljoen Nederlanders – nog altijd het huidige aanbod – van 7.000 trajecten – overstijgt.

Voor MBO opleidingen worden er landelijke kwalificatiedossiers vastgesteld door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. Voor HBO opleidingen worden landelijke opleidingsprofielen opgesteld door de Vereniging Hogescholen. De kwalificatiedossiers en opleidingsprofielen worden door beroepsgroepen zelf opgesteld (met betrokkenheid van werkgevers en onderwijsinstellingen). In het profiel van HBO fysiotherapie staat leefstijl genoemd en voor MBO en HBO verpleegkunde en MBO sport & bewegen staat leefstijl – inclusief voeding- genoemd. Als leefstijl niet is opgenomen in het profiel/dossier, wil dat nog niet zeggen dat het niet terug komt in de opleiding. Opleidingen hebben ruimte om een eigen invulling te geven. Zo zijn er bijvoorbeeld opleidingen HBO sportkunde die zich specifiek richten op leefstijl. Voor de MBO en HBO opleidingen verpleegkunde (en de opleidingen geneeskunde) wordt er vanuit het preventieakkoord gewerkt aan een impuls voor onderwijsontwikkeling op het gebied van gezonde leefstijl.

Leefstijlcoaches, diëtisten en fysio- en/of oefentherapeuten kunnen de gecombineerde leefstijlinterventie geven. De aanbieder moet minimaal voldoen aan de competenties van de hbo-leefstijlcoach. Als een zorgverlener de gecombineerde leefstijlinterventie wil aanbieden, dan dient diegene in het register van de Beroepsvereniging Leefstijlcoaches Nederland (BLCN) te staan of de aantekening leefstijlcoach halen via een paramedisch register (NVD, KNGF of VvOCM). Op de website van de BLCN85 is een overzicht te vinden van welk opleidingen geaccrediteerd zijn, en hoe je er voor kan zorgen dat je in hun register wordt opgenomen.

De leden van de D66-fractie zijn het met de Staatssecretaris eens dat kinderen in bepaalde mate nog steeds in aanraking komen met reclame van, volgens de Schijf van Vijf, ongezonde voedingsmiddelen. Sociale media spelen hier een aanzienlijke rol in omdat de reclamecode door sociale media kan worden omzeild. Wanneer is het aangekondigde verdiepend onderzoek hierover klaar? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover in gesprek en wanneer verwacht de Staatssecretaris met concrete maatregelen te komen?

Het onderzoek naar kindermarketing op sociale media wordt het eerste kwartaal van 2021 verwacht. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt bepaald in hoeverre er extra stappen genomen worden om kinderen online beter te kunnen beschermen.

Over de regels rond kindermarketing en de aanscherping van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen ben ik afzonderlijk in gesprek geweest met de Reclamecode commissie, Federatie Nederlandse Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop Kindermarketing. FNLI is eigenaar van de code en hen heb ik aangegeven de code graag aangescherpt te zien zodat deze meer in lijn is met de Schijf van Vijf. Op dit moment blijkt daarvoor onvoldoende draagvlak. Ik blijf met bovengenoemde partijen in gesprek.

De leden van de D66-fractie zien dat er belangrijke stappen worden gezet in productinformatie, zoals de Nutri-Score, en productverbetering. Deze leden vragen de Staatssecretaris wanneer hij een eerste conclusie kan geven van de internetconsultatie betreffende productverbetering naar aanleiding van de motie van de leden Dik-Faber en Diertens.86 Deze leden merken wel op dat aanbiedingen en de verleiding in de supermarkten nog een groot punt van aandacht zijn. Wat is de reactie van de Staatssecretaris op het onderzoek van Unicef «De verleiding naar (on)gezond» waarin onder andere wordt gesteld dat bij een kwart van de producten in de supermarkten kindermarketing wordt gebruikt?87 Is dit rapport aanleiding voor de Staatssecretaris om de doelen in het preventieakkoord bij te stellen of gerichtere maatregelen te nemen? Heeft de Staatssecretaris dit rapport besproken met de supermarkten en wordt daarbij ook gekeken naar de rol van volwassenen omdat nog altijd 80% van de aanbiedingen in supermarkten gericht zijn op ongezonde voeding?

Ik stuur de Tweede Kamer in oktober het verslag van de internetconsulatie over de nieuwe aanpak voor productverbetering. Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten.

In het Nationaal Preventieakkoord heeft de supermarktbranche aangegeven te streven naar een jaarlijkse consumptiegroei van Schijf van Vijf producten. Supermarkten zullen consumenten hiertoe verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf passen. Meer aanbiedingen voor Schijf van Vijf producten (en minder voor ongezonde producten) kan eraan bijdragen dit doel te bereiken. Ruim een jaar geleden was het percentage ongezonde aanbiedingen 80%. Op 13 oktober 2020 is opnieuw een rapport uitgekomen waaruit blijkt dat hierin nog geen verbetering is te zien88. Ik ga hierover in gesprek met de supermarkten.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de stelling van de Staatssecretaris – in zijn brief van 3 september 202089 – dat een verhoging van de verbruiksbelasting op frisdrank onderdeel kan zijn van een integrale aanpak om het aantal gevallen van overgewicht te verminderen, dat er in het Verenigd Koninkrijk een mogelijk substitutie-effect naar gezondere alternatieven zichtbaar is en dat in datzelfde land duidelijk sprake is van suikerreductie ten gevolge van de belastingmaatregel. Kan de Staatssecretaris nader uitleggen waarom hij de afspraken in het Nationaal Preventieakkoord wil laten prevaleren boven het invoeren van de belastingmaatregel zoals die van toepassing is in het Verenigd Koninkrijk?

Ik kies op dit moment niet voor een belastingmaatregel rond suikerhoudende dranken omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken heb gemaakt over suikerreductie, zoals ik u in mijn brief van 3 september jongstleden90 heb aangegeven.

Het rapport van het RIVM stelt dat in de aanloopfase naar de invoering van de suikertaks, die twee jaar duurde, fabrikanten het totaal aantal toegevoegde suikers in de suikerhoudende dranken hebben verminderd met gemiddeld 28,2%-34%.91 Verwacht de Staatssecretaris dat de afspraken die zijn gemaakt met de frisdrankindustrie (FWS) – 30% reductie in 2025 – sneller of minder snel zullen leiden tot een suikerreductie in frisdranken dan het invoeren van een belastingmaatregel? Waar is deze verwachting op gebaseerd? Kan de Staatssecretaris reflecteren op het artikel van Follow the Money waarin wordt gesteld dat de lobby van het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) de reden was in 2018 om een verhoogde verbruiksbelasting op frisdrank niet in het Nationaal Preventieakkoord op te nemen?92

In de hierboven genoemde brief concludeer ik op basis van het RIVM-onderzoek en het rapport Gezondheidsgerelateerde belastingen dat het invoeren van een vorm van belasting op suikerhoudende dranken als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse frisdranksector zou kunnen resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken bij bepaalde groepen. Ook zou het invoeren van een belasting suikerreductie in frisdranken en verschuiving in consumptie van meer naar minder suikerhoudende varianten kunnen versnellen.

Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële) ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar hebben alle ondertekenaars van het Nationaal Preventieakkoord mee ingestemd.

Evaluatie en vervolg van Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2016

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat sjoemelbrood en lokingrediënten misleidend zijn voor de consument en hebben hier de afgelopen jaren meermaals aandacht voor gevraagd. Het is immers belangrijk dat een consument kan zien wat een gezonde keuze is, zonder dat deze wordt misleid door een verpakking. Deze leden veronderstellen dat het tijd is dat met wetgeving duidelijkheid gegeven wordt aan consumenten, zodat heldere en eerlijke etikettering de norm wordt. Genoemde leden hebben nogmaals met interesse kennisgenomen van de brief van 18 december 2019. In deze brief lezen de leden van de D66-fractie dat in de afgelopen jaren de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) binnen enkele projecten misleidende etikettering heeft aangepakt. Kunnen de Minister en de Staatssecretaris bevestigen dat het tegengaan van misleiding op etiketten voldoende aandacht krijgt, om op structurele en korte termijn verbeteringen voor consumenten te realiseren? Deze leden lezen bovendien dat wordt onderzocht hoe het gebruik van zogenoemde «lok-ingrediënten» kan worden tegengegaan. Kan de Minister aangeven wat de status is van dit onderzoek en eventuele daaruit volgende acties? Hoe staat het met het onderzoek naar misleidende termen en afbeeldingen op de voorkant van verpakkingen? Wat is de status van de gerichte projecten met betrekking tot (misleidende) etikettering en voedings- en gezondheidsclaims?

In het Actieplan Etikettering van Levensmiddelen 2020 staan een aantal (nieuwe) acties in vervolg op het Actieplan van 2016. In dit Actieplan 2020 is onder andere aandacht voor het voorkomen van misleidende etikettering met inzet op aanvullende wetgeving, voorlichting en handhaving. De verwachting is dat met deze acties op termijn een aantal structurele verbeteringen worden gerealiseerd en de consument door de informatie op het etiket niet op het verkeerde been wordt gezet.

In het Actieplan 2020 staat ook onderzoek aangekondigd naar de vraag of aanvullende regelgeving of beleidskaders kunnen helpen om nader te duiden wat als correcte, eerlijke etikettering wordt gezien. Voor het nemen van de juiste maatregelen is een beter begrip nodig van wat als zogenoemde «lokingrediënten» worden gezien en hoe bepaalde afbeeldingen op de voorkant van het etiket en termen als ambachtelijk en natuurlijk op verpakkingen van levensmiddelen worden ervaren. Daarom is afgelopen september een onderzoek gestart met als doel helder te krijgen welke vormen van misleidende etikettering gesignaleerd worden door deskundigen en door consumenten. De resultaten van dit onderzoek zullen gebruikt worden om nadere regulering of beleidskaders op te stellen. Oplevering van de resultaten verwacht ik najaar 2021. Een eerste nadere regulering is inmiddels tot stand gekomen met de aanpassing van het Warenwetbesluit Meel en Brood dat per 1 juli van dit jaar van kracht is (met een overgangstermijn van 2 jaar)93. Met dit besluit is nu exact geregeld wanneer een brood meergranen mag worden genoemd en is vermelding van witbrood, bruinbrood en volkoren op betreffende broden verplicht. Hiermee wordt het voor de consument duidelijk welk type brood hij koopt.

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voert al enige jaren op projectmatige basis onderzoek uit naar etikettering en het gebruik van voedings- en gezondheidsclaims. De NVWA zet deze projectmatige aanpak voort. In 2020 wordt bijvoorbeeld onderzoek uitgevoerd naar het gebruik van gezondheidsclaims over glucosamine in supplementen en is onderzoek gedaan naar gebruik van gezondheidsclaims in relatie tot COVID-19. Publicatie van deze onderzoeken staat gepland voor begin 2021.

Toezeggingen en onderzoeksresultaten thema’s preventie en gezonde leefstijl

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de preventie van gehoorschade. Op dit moment vinden er nagenoeg geen grote evenementen plaats en zijn discotheken gesloten. Hiermee lijkt het thema van preventie van gehoorschade wellicht minder actueel, maar toch een enkele vraag. Het is spijtig dat de rapportage van VeiligheidNL meldt dat het niet mogelijk was om de voortgang in 2019 op het gebied van overschrijding van maximumgeluidsnormen te beoordelen. Toch vragen deze leden of de Staatssecretaris reeds resultaten heeft van het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen er in Nederland uit zou kunnen zien. Zo ja, kan de Staatssecretaris de resultaten de Kamer doen toekomen? Zo nee, wanneer exact verwacht de Staatssecretaris deze resultaten?

Het onderzoek dat zich richt op de vraag hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen er in Nederland uit zou kunnen zien is in volle gang, maar nog niet afgerond. De resultaten worden eind dit jaar met de Kamer gedeeld.

Stand van zaken Preventie in het zorgstelsel en de gecombineerde leefstijl interventie bij overgewicht

De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de Staatssecretaris in zijn brief van 7 juli 2020 stelt dat het aantal GLI-deelnemers – ondanks het coronavirus – sterk gestegen is.94 Tijdens het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 hebben deze leden aandacht gevraagd voor de capaciteit van en doorverwijzingen naar de GLI.95 Het coronavirus heeft echter een grote impact op de leefstijl van mensen. Wat zijn de verwachtingen van de Staatssecretaris ten aanzien van het aantal GLI-deelnemers na corona, en kunnen aanbieders voldoen aan deze mogelijke toename in vraag? Wat gaat de Staatssecretaris additioneel doen om wachttijden tegen te gaan?

Het aantal deelnemers zal naar verwachting blijven stijgen nu de implementatie van de GLI steeds meer op gang komt, hoewel de stijging in verband met Covid-19 waarschijnlijk minder snel zal gaan. Op dit moment zijn er nog geen signalen dat de vraag naar de GLI het aanbod overstijgt en er zijn dus ook geen signalen over wachttijden. Desalniettemin zetten we wel in op het vergroten van het aanbod. Dat doen we door knelpunten weg te nemen, en te verkennen of ook andere beroepsgroepen (zoals bijvoorbeeld POH’ers) de GLI zouden kunnen aanbieden. Daarnaast gaat de NZa met zorgverzekeraars in gesprek over welke inspanning van hen wordt verwacht bij het creëren van extra zorgaanbod om aan de gestelde norm van één GLI-aanbieder per gemeente te kunnen voldoen.

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

Tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord door lobby invloeden

De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat de tekortkomingen in het Nationaal Preventieakkoord het resultaat zijn van de belangenbehartiging van onder andere de levensmiddelenindustrie en vertegenwoordigers van het grote bedrijfsleven. Genoemde leden wijzen op de journalistieke publicaties van Follow the Money waaruit blijkt dat de wetenschappelijk bewezen effectieve maatregel van een suikertaks op frisdrank uit het Nationaal Preventieakkoord is gehouden vanwege de lobby van het grote bedrijfsleven.96 Deze leden maken zich zorgen over de aanhoudende invloed van de (groot)industrie op implementatie van het Nationaal Preventieakkoord en eventuele aanvullende maatregelen. Hoe kijkt de Staatssecretaris zelf terug op de onderhandeling van het Nationaal Preventieakkoord en de rol van de levensmiddelenindustrie, de tabakslobby, horeca, VNO-NCW, MKB-Nederland en de supermarktbranche? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van de leden van de GroenLinks-fractie dat het feit dat de ambities in het Nationaal Preventieakkoord waarschijnlijk niet gehaald gaan worden in 2040 grotendeels veroorzaakt is door lobby inspanningen van voornoemde industrieën en organisaties?

Nee, die mening deel ik niet. De strijd tegen roken, overgewicht en problematisch alcoholgebruik is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele maatregelen en vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet één maatregel die ons eenvoudig naar de gestelde ambitie leidt. Om die inhoudelijke reden hecht ik er nog steeds aan om – als het even kan – zoveel mogelijk samen als partners in het preventieakkoord op te blijven trekken.

Voor wat betreft roken ligt dat anders en zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord helemaal geen partijen uitgenodigd die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie. Over de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen van dit verdragsartikel heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een brief aan uw Kamer gestuurd. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie plaatsvindt. Onder de tabaksindustrie worden ook verstaan organisaties en personen indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland, het Centraal Bureau Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen en hebben het deelakkoord roken ook niet ondertekend.

In zijn brief geeft de Staatssecretaris aan de komende maanden het RIVM en experts te laten onderzoeken welke nu onderbelichte maatregelen genomen kunnen worden ter bijdrage aan de ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Genoemde leden delen de opvatting van de Staatssecretaris dat aanvullende maatregelen hard nodig zijn voor het bereiken van de ambities. Zou de Staatssecretaris al een toelichting kunnen geven of de maatregelen die overwogen zullen worden alleen maatregelen zijn die binnen de kaders van het Nationaal Preventieakkoord passen, of dat dit ook maatregelen zullen zijn die meer slagkracht hebben dan de maatregelen die reeds voorzien zijn in het Nationaal Preventieakkoord? Verder vragen deze leden of de Staatssecretaris meer kan toelichten over het soort maatregelen dat overwogen zal worden.

Het RIVM is gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities in 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord. Het kan daarbij gaan om een intensivering van maatregelen die nu al in het akkoord zijn opgenomen, maar ook om nieuwe maatregelen. Het RIVM zal de komende maanden het onderzoek uitvoeren op basis van literatuuronderzoek en overleg met diverse experts. Het is nu nog te vroeg om toe te lichten over welke soort maatregelen het zal gaan. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.

Invloed van COVID-19

De Staatssecretaris geeft te kennen dat door COVID-19 verschillende acties uit het Nationaal Preventieakkoord en de ondertekening van sommige lokale en regionale preventieakkoorden zijn uitgesteld. Daarbij erkent de Staatssecretaris het gevaar dat het Nationaal Preventieakkoord naar de achtergrond verdwijnt. Kan de Staatssecretaris inzicht geven in wanneer uitgestelde acties gestart zullen worden?

Uit een inventarisatie onder de partijen van het Nationaal Preventieakkoord komt het beeld naar voren dat veel acties die gepland stonden om afgerond te worden in de eerste helft van dit jaar opschuiven naar het najaar. Enkele acties moeten echter langer uitgesteld worden zoals de Studentenmonitor. Hiervan wordt de uitvoering verschoven naar het najaar van 2021, in verband met conflicterende vergelijkbare activiteiten in dit najaar. De insteek is dat opgelopen vertraging door de coronacrisis goed onderbouwd dient te zijn. We zetten ons bovendien in om zo min mogelijk vertraging op te lopen.

Wat betreft de ondertekening van de lokale en regionale preventieakkoorden: de meeste gemeenten en regio’s hebben de activiteiten weer herpakt en zijn aan de slag met de voorbereidingen op het ondertekenmoment van de preventieakkoorden, waaronder de provincie Fryslân (ondertekening eind dit jaar). Ook zijn er inmiddels nieuwe preventieakkoorden ondertekend, waaronder het leefstijlakkoord van de gemeente Hillegom. Op de website www.vng.nl/lokalepreventieakkoorden is een kaart te vinden waarop de huidige situatie in Nederland wordt weergegeven rondom de lokale en regionale preventieakkoorden.

Deelakkoord roken

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen vernomen dat de Staatssecretaris maatregelen heeft genomen om het roken van tabak te ontmoedigen. Echter, recentelijk heeft Follow the Money aangetoond dat hoewel de tabakslobby officieel was uitgesloten van de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord, deze via VNO-NCW, MKB-Nederland, het Centraal Bureau Levensmiddelen en de VVD wel degelijk invloed heeft uitgeoefend en een aantal belangrijke maatregelen in dit deelakkoord heeft verzwakt of vertraagd.97 Erkent de Staatssecretaris dat de tabakslobby invloed heeft gehad op de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord? Kan de Staatssecretaris toelichten wat deze invloed is geweest? Genoemde leden willen ten sterkste benadrukken dat de verdere implementatie van de maatregelen in dit deelakkoord, alsmede de opstelling van eventuele aanvullende maatregelen, op elke manier gevrijwaard moeten zijn van de invloed van de tabakslobby. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe hij deze vrijwaring gaat bewerkstelligen?

Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie. Over de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen van dit verdragsartikel heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een brief aan uw Kamer gestuurd98. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie plaatsvindt over het tabaksontmoedigingsbeleid. Onder de tabaksindustrie worden ook verstaan organisaties en personen indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland, het Centraal Bureau Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen en hebben het deelakkoord roken ook niet ondertekend.

Gedurende de onderhandelingen zijn de coalitiepartijen op de hoogte gehouden van de voortgang en ik vind het belangrijk dat het Preventieakkoord de steun heeft van de coalitie. Ik kan verder niet ingaan op de wijze waarop besluitvorming in uw Kamer kan worden gevrijwaard van invloed van de tabaksindustrie en uitvoering wordt gegeven aan artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging, omdat dit aan uw Kamer is.

Verder zetten genoemde leden vraagtekens bij het voornemen van de Staatssecretaris om het verder verhogen van accijnzen op tabakssigaretten uit te stellen. Zo stelt de Staatssecretaris te wachten met verdere ophoging van de accijnzen op tabakssigaretten tot de evaluatie in maart 2021 opgeleverd is. Dit terwijl de Staatssecretaris ook stelt dat het verhogen van tabaksaccijnzen effectief is in het tegengaan van tabaksverslaving. Waarom besluit de Staatssecretaris de evaluatie af te wachten alvorens verdere tabaksaccijnzen door te voeren?

In het Nationaal Preventieakkoord is opgenomen dat het kabinet een evaluatie zal uitvoeren alvorens de prijs verder te verhogen tot 10 euro in 2023, omdat grenseffecten de effectiviteit van en het draagvlak voor de maatregel kunnen ondermijnen. Er is inderdaad in internationaal onderzoek vastgesteld dat een doorlopend stapsgewijze accijnsverhoging een bewezen effectieve maatregel is. Gemiddeld genomen leidt 10% prijsverhoging in ontwikkelde landen tot 4% minder consumptie. In Nederland zelf is dit onderzoek niet eerder gedaan. Het doel van het onderzoek is te bezien welke gedragsveranderingen optreden als gevolg van de accijnsverhoging van april 2020. Het gaat hierbij om zowel veranderingen in het rookgedrag (stoppen, minderen of overstappen) als om mogelijk aankoop gedrag in het buitenland (grenseffecten) in kaart te brengen. Ook zal het onderzoek meer inzicht geven in de hoogte van de prijs welke nodig is voordat grote groepen Nederlandse rokers uiteindelijk zullen stoppen. Dit is conform de afspraak uit het Nationaal Preventieakkoord.

Ook stelt de Staatssecretaris het logisch te vinden verbruiksbelasting te gaan heffen op vloeistoffen voor e-sigaretten, maar de beslissing over de daadwerkelijke invoering hiervan wel over te laten aan het volgende kabinet. Als de Staatssecretaris dit een logische stap vindt wat weerhoudt hem er dan van om deze verbruiksbelasting tijdens zijn ambtsperiode in te voeren?

In februari van dit jaar heeft de Europese Commissie de evaluatie van de Richtlijn 2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (richtlijn tabaksaccijns) naar buiten gebracht. Uit de evaluatie is onder meer naar voren gekomen dat er onvoldoende rekening is gehouden met nieuwe producten en hoe met deze producten fiscaal om te gaan. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Europese Raad op 1 juni 2020 raadsconclusies aangenomen. Uit deze conclusies volgt dat bij de aanstaande herziening van de richtlijn tabaksaccijns nieuwe producten als e-sigaretten meegenomen moeten worden in het voorstel van de Europese Commissie. Dit voorstel wordt verwacht in 2021. Een Europees geharmoniseerde aanpak draagt bij aan de ontmoediging van dergelijke producten. De Nederlandse inzet bij het verdere herzieningstraject zal dan ook gericht zijn op opname van de e-sigaretten onder de richtlijn tabaksaccijns met als doel accijnsheffing op e-sigaretten.

Aangezien e-sigaretten nu (nog) geen accijnsgoederen zijn, kunnen lidstaten ervoor kiezen om deze producten te belasten met een eigen, nationale verbruiksbelasting. Het inrichten van een systeem voor een nieuwe nationale verbruiksbelasting zal een aantal jaar in beslag nemen. Zodra e-sigaretten wel als accijnsgoed gelden op basis van de richtlijn tabaksaccijns, zou deze nieuwe nationale verbruiksbelasting weer vervangen moeten worden door een accijns.

Het heeft daarom de voorkeur van het kabinet om in te zetten op de aanpassing van de Europese richtlijn tabaksaccijns, zodat een accijnsheffing op e-sigaretten in een keer goed en volledig wordt ingevoerd, samen met de rest van de lidstaten.

Tot slot vragen deze leden in hoeverre gebruikers van e-sigaretten deze gebruiken ter vervanging van de reguliere tabakssigaret.

Het Trimbos-instituut stelt dat de gebruikers van een e-sigaret voornamelijk volwassenen zijn die roken, gerookt hebben en/of willen stoppen en jongeren zijn. Als rokers van tabakssigaretten volledig overstappen op het dampen van de e-sigaret levert dit hen gezondheidswinst op. In Nederland was in 2018 echter 72% van de e-sigaret gebruikers (nog) niet volledig overgestapt. Dit waren duale gebruikers die naast e-sigaretten ook tabakssigaretten gebruikten.

Deelakkoord overgewicht

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met bezorgdheid geconstateerd dat de maatregelen in dit deelakkoord niet sterk genoeg zijn en dat te veel wordt overgelaten aan de levensmiddelenindustrie en de supermarktbranche. Zo is de ambitie om voor 2025 het aantal calorieën in frisdrank met 30% verminderd te hebben afhankelijk van de «goodwill» van de frisdrankproducenten zelf, en wordt er zelfs voor de monitoring van deze maatregel volledig vertrouwd op cijfers van de Nederlandse vereniging voor Frisdranken, Waters en Sappen (FWS). Hoewel de FWS stelt het doel van de caloriereductie van 25% al in 2019 behaald te hebben, is onduidelijk hoe dit berekend is. Kan de Staatssecretaris inzicht verschaffen hoe de claim van FWS dat de caloriereductie in frisdranken al in 2019 met 25% gedaald was tot stand is gekomen? Acht de Staatssecretaris deze bewering betrouwbaar? Heeft de Staatssecretaris vertrouwen in de inspanningen van de frisdrankindustrie om zichzelf te reguleren en te monitoren, opdat er in 2025 een caloriereductie van 30% heeft plaatsgevonden?

FWS licht op haar website de cijfers van de caloriereductie in haar sector toe99. Ik heb geen reden aan de cijfers te twijfelen. De cijfers zijn in lijn met de trend die blijkt uit andere berichten op basis van verkoopgegevens over verandering in suikerconsumptie via frisdranken100. Voor alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord geldt dat jaarlijks door de betrokken partijen over de voortgang gerapporteerd wordt aan het RIVM. Het RIVM maakt op basis van deze informatie een voortgangsrapportage.

Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat het onwenselijk is dat een significant deel van de maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord door de industrieën zelf gereguleerd en gemonitord wordt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen is de Staatssecretaris van plan te nemen om ervoor te zorgen dat alle maatregelen in het Nationaal Preventieakkoord uitgevoerd en op een objectieve manier, vrij van lobby-belangen, geëvalueerd zullen worden?

Deze opvatting deel ik niet. We sluiten een akkoord met 70 partijen met verschillende belangen, ik heb geen aanleiding te denken dat partijen geen eerlijke inzage geven in de voortgang van de afgesproken acties.

Genoemde leden willen verder het belang van de invoering van een suikertaks op frisdranken voor het tegengaan van overgewicht benadrukken. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van een recente publicatiereeks van Follow the Money, waarin wordt aangetoond hoe de frisdrankindustrie en de voedingsmiddelenindustrie de suikertaks uit het Nationaal Preventieakkoord gehouden hebben.101 Zo toont Follow the Money aan dat het Centraal Bureau Levensmiddelen de Staatssecretaris het volgende heeft laten weten: «Belastingmaatregelen en andere wettelijke interventies in het Akkoord of erna, kunnen een ontbindende werking hebben voor Akkoordpartijen».102 Kan de Staatssecretaris toelichten in hoeverre dergelijke industriële belangen invloed hebben gehad op de afwezigheid van de suikertaks in het Nationaal Preventieakkoord? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat de suikertaks significant kan bijdragen aan het behalen van de ambities van het Deelakkoord overgewicht? Zo ja, ziet de Staatssecretaris mogelijkheden de suikertaks alsnog in te voeren? Zo nee, waarom deelt de Staatssecretaris deze opvatting niet?

Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële) ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar hebben alle ondertekenaars van het preventieakkoord mee ingestemd.

De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele maatregelen en vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet een maatregel die ons eenvoudig naar de gestelde ambitie leidt. Niettemin zie ik een suikertaks als perspectiefrijk instrument zoals ik in mijn brief van 3 september103 heb geschreven. Indien besloten wordt een suikertaks in te voeren, dan zal de praktische uitvoerbaarheid nader in kaart moeten worden gebracht.

Naast het onderzoeken van de suikertaks, schrijft de Staatssecretaris ook het idee te onderzoeken van een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende producten en dit idee met de levensmiddelensector te gaan bespreken. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten hoe de concrete uitvoering van het verbod op suikerhoudende producten eruit kan gaan zien? Is de Staatssecretaris bereid deze maatregel te implementeren?

Een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende producten (of ongezonde producten in bredere zin) is in allerlei vormen denkbaar. Voordat sprake kan zijn van implementatie wil ik eerst meer informatie over welke vorm van zo’n verbod het meest effectief en haalbaar zou zijn. Hiervoor ga ik een bijeenkomst met experts organiseren.

De Staatssecretaris geeft te kennen stappen te verkennen om reclame gericht op kinderen over ongezonde producten te beperken. Genoemde leden vinden dit een belangrijk onderwerp. Een recent Unicef-rapport onderzocht 800 kinderproducten in Nederlandse supermarkten, en concludeerde dat slechts 25% hiervan voldoet aan de Schijf van Vijf.104 In de categorie kinderdranken voldoet slechts 7,5% aan de Schijf van Vijf. Zou de Staatssecretaris kunnen toelichten welke extra stappen er verkend worden om reclame gericht op kinderen over ongezonde producten te verminderen en reclame gericht op gezonde producten te vergroten? Met welke partijen is de Staatssecretaris hierover in gesprek? Hoe zorgt de Staatssecretaris ervoor dat de supermarktbranchelobby en de levensmiddelenindustrie effectieve maatregelen op dit gebied niet zullen tegenhouden?

Ik ben afzonderlijk in gesprek geweest met de Reclamecode Commissie, Federatie Nederlandse Levensmiddelen industrie (FNLI), de supermarktenbranche (CBL) en de Alliantie Stop Kindermarketing over de mogelijkheden omtrent het aanscherpen van de regels rond kindermarketing. Op dit moment is er sprake van zelfregulering en bepaalt FNLI als eigenaar van de Reclamecode voor Voedingsmiddelen welke regels opgenomen worden in de reclamecode. Ik heb aangegeven dat ik de huidige reclamecode graag aangescherpt zie, zodat er alleen nog kindermarketing ingezet mag worden op Schijf van Vijf producten. FNLI heeft aangegeven dat daar op dit moment geen draagvlak voor is, onder andere door de internationale markt waarin de voedingsmiddelen van hun achterban verkocht worden. Ik houd de huidige reclamecode onder de loep en bekijk samen met bijvoorbeeld Alliantie Stop Kindermarketing aan welke knoppen we nog meer kunnen draaien om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing voor ongezonde producten. Om het zelfregulerende systeem goed te laten werken moet de industrie ook meebewegen, anders moeten we kijken naar alternatieven zoals wetgeving. Voor het Nationaal Preventieakkoord zijn afspraken gemaakt aan tafels waar ook de supermarkten- en levensmiddelenbranche zaten. Ook over eventuele aanvullende maatregelen zal ik met deze partijen in gesprek gaan.

Deelakkoord problematisch alcoholgebruik

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met genoegen waargenomen dat er verschillende acties zijn uitgevoerd om het bewustzijn omtrent alcoholgebruik te vergroten. Daarbij willen deze leden benadrukken dat ook de inzet van meer jeugdartsen, bijvoorbeeld op scholen, om jongeren bewust te maken van de gevaren van problematisch alcoholgebruik uitkomst kunnen bieden. Is de Staatssecretaris bereid te onderzoeken hoe deze maatregel geïmplementeerd zou kunnen worden?

De meerderheid van de scholen in het voortgezet onderwijs biedt al voorlichting aan om het bewustzijn over alcohol te vergroten en alcoholgebruik tegen te gaan, doorgaans als onderdeel van een bredere interventie gericht op een gezonde leefstijl. Het programma Gezonde School is een goed voorbeeld, evenals interventies vanuit het programma Helder op School (dat onderdeel uitmaakt van de Gezonde School), of zoals Frisse Start en Take it Personal. Wat betreft de inzet van jeugdartsen: zij zien de individuele leerlingen van klas 2 en 4 en schenken in dat contact eveneens aandacht aan gezonde leefstijl. Dit tweede contactmoment, op 15/16 jarige leeftijd, is enkele jaren geleden binnen de jeugdgezondheidszorg ingevoerd om meer aandacht te geven aan leefstijl, waaronder alcoholgebruik. Daarnaast bieden de gezamenlijke GGD-en jongeren tussen de 13 en 23 jaar via de website https://www.jouwggd.nl/ informatie over allerlei gezondheids- en leefstijlthema’s inclusief alcoholgebruik. Ik vind dat er al met al voldoende diverse instrumenten worden ingezet om jongeren voor te lichten over de risico’s van alcoholgebruik en zie geen reden om een uitbreiding van de inzet van jeugdartsen op dit punt te onderzoeken.

Leefstijlinterventies ernstige ziekten

Leefstijlinterventies kunnen ernstige ziekten remmen of zelfs genezen. Zo is het bijvoorbeeld bekend uit een studie van het Leids Universitair Medisch Centrum, TNO en VGZ dat regelmatig bewegen en gezond eten mogelijk 1,1 miljoen mensen in Nederland kan genezen van diabetes type 2.105 De leden van de GroenLinks-fractie vinden daarom dat dergelijke leefstijlinterventies toegepast moeten worden. Staat de Staatssecretaris ervoor open dergelijke leefstijlinterventies verder te verkennen en daar waar relevant te implementeren?

Ik erken het belang van leefstijlinterventies. De gecombineerde leefstijlinterventie (GLI) is daar een heel goed voorbeeld van. Als mensen door een gezondere leefstijl niet ziek worden, beter met hun ziekte omgaan, of zelfs deels kunnen genezen, is dat van grote meerwaarde voor hun kwaliteit van leven en participatie in de samenleving. Als we naast de GLI de toepassing van leefstijlinterventies willen uitbreiden, dan is er mijns inziens eerst meer onderzoek nodig naar de effectiviteit van leefstijladvies en -interventies als onderdeel van de behandeling of na verwijzing vanuit het curatieve domein. Hierover is voor de meeste (chronische) aandoeningen nog weinig bekend. Daarom heb ik € 5 miljoen beschikbaar gesteld voor onderzoek op dit terrein, waarmee 9 consortia in september zijn gestart met hun onderzoek. Het uit te voeren klinisch onderzoek moet bijdragen aan beter inzicht in welke leefstijlinterventies kunnen worden ingezet bij welke (chronische) ziekten en aandoeningen, en bij welke patiënten – en onder welke voorwaarden – leefstijlgeneeskunde succesvol kan zijn. Voor het succes van de subsidieoproep vind ik het belangrijk om de projecten aan elkaar te verbinden en te zorgen dat kennis en resultaten tussen de projecten worden gedeeld. ZonMw heeft hierin een centrale rol en stimuleert en faciliteert de projecten hierin, en acteert als zodanig als een platform voor onderling leren tussen onderzoekers naar leefstijlgeneeskunde.

Uiteraard sta ik, als de uitkomsten van de onderzoeken positief zijn, ervoor open om deze interventies verder te verkennen en te implementeren.

Verlaging leeftijd bevolkingsonderzoek darmkanker

Bevolkingsonderzoek naar ernstige ziekten vormt een belangrijk onderdeel van preventief gezondheidsbeleid. De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de petitie van Actiegroep «Red 1.000 levens» met betrekking tot de verlaging van de leeftijd van bevolkingsonderzoek naar darmkanker, welke op 8 september 2020 is aangeboden aan de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.106 De petitie pleit ervoor om de leeftijd waarop bevolkingsonderzoek gedaan wordt naar darmkanker te verlagen van 55 naar 50 jaar, waarmee meer gevallen van darmkanker tijdig gediagnosticeerd kunnen worden en jaarlijks honderden levens gered kunnen worden. Gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek stellen Europese richtlijnen dat het medisch aan te raden is om vanaf 50 jaar de bevolking te testen op darmonderzoek.107 Deze leden vragen waarom Nederland hiervan afwijkt. In een antwoord op een Kamervraag van het lid Hermans naar dit onderwerp heeft de Staatssecretaris aangegeven bij de integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek in 2021 te kijken naar het verlagen van de leeftijdsgrens.108 De Staatssecretaris heeft daarbij aangegeven te willen kijken of de voordelen «van geredde levens ook opwegen tegen de nadelen van overbodig vervolgonderzoek en behandeling». Aangezien er al overtuigend wetenschappelijk onderzoek is dat 50 jaar een medisch verstandige leeftijd is om te starten met testen op darmkanker, vragen deze leden of de Staatssecretaris kan toelichten waarom er gewacht moet worden op de integrale evaluatie naar darmkankeronderzoek voordat de leeftijdsverlaging ingevoerd kan worden. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden deze maatregel nog tijdens de huidige kabinetsperiode te implementeren?

De leeftijdsgrenzen van 55–75 jaar voor deelname aan de screeningstest, zoals die nu in het bevolkingsonderzoek darmkanker gehanteerd worden, zijn vastgesteld op basis van het advies van de Gezondheidsraad uit 2009. Nederland loopt hiermee niet uit de pas met de Europese richtlijnen uit 2010 (geüpdated in 2012), waar in de petitie naar verwezen wordt. Deze richtlijnen geven voor de in Nederland gebruikte test aan, dat de te screenen bevolkingsgroep in ieder geval personen tussen 60 en 64 jaar moet bevatten. De richtlijn geeft aan dat van daaruit de leeftijdsbegrenzing naar onder of naar boven kan worden uitgebreid, «rekening houdend met de balans tussen risico en nut en de beschikbare middelen».

Een verlaging naar 50 jaar betekent uitbreiding van het programma met een groep van meer dan 1,2 miljoen personen. De benodigde organisatorische inspanningen zijn niet binnen een korte termijn te realiseren. De huidige COVID problematiek is daarbij een extra belemmerende factor. Daarbij wil ik een mogelijke keuze voor een dergelijke majeure operatie kunnen nemen op basis van zorgvuldige afwegingen die het totaal van effectiviteit en de doelmatigheid van het programma betreffen. In de voorgenomen evaluatie, waarmee de Gezondheidsraad in 2021 aan de slag gaat, zullen daartoe ook andere relevante aspecten worden betrokken – zoals de huidige test, de gehanteerde waarde vanaf wanneer een uitslag afwijkend wordt genoemd en de mogelijkheden voor een indeling in meer specifieke risicogroepen van de huidige totaalgroep – en in samenhang met elkaar worden bekeken. De bevindingen kunnen worden gebaseerd op gegevens van vier rondes van deelname, die in 2021 beschikbaar komen. De uitkomsten van de evaluatie en eventuele adviezen over het aanpassen van het huidige uitnodigingsbeleid kunnen gelijktijdig worden bezien.

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

Voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord 2019

Het Nationaal Preventieakkoord is inmiddels twee jaar oud. Het is goed om te zien dat op de drie thema’s (problematisch alcoholgebruik, roken en overgewicht) inmiddels verschillende acties lopen, in voorbereiding zijn of zelfs al zijn afgerond. Aangegeven wordt dat het niet voor alle doelstellingen en afspraken bekend is wanneer deze uitgevoerd worden, door wie en wat de opbrengst moet zijn. De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat doelstellingen en afspraken zo SMART mogelijk geformuleerd worden. Is het de bedoeling om dit alsnog op te pakken?

In de voortgangsrapportage van het RIVM staat dat een gedeelte van de doelstellingen en afspraken vrijblijvend is geformuleerd en dat de aangeleverde informatie over de voortgang van de afspraken daarmee niet altijd kwantitatief of concreet is. Het Ministerie van VWS bekijkt met het RIVM en de partijen welke afspraken meer SMART geformuleerd kunnen worden. Veel partijen hebben sowieso aangegeven in 2020 een kwantitatieve uitvraag naar informatie op te zetten. Daarmee is de verwachting dat de rapportage over 2020 meer kwantitatieve voortgangsinformatie bevat.

Verschillende activiteiten uit het Nationaal Preventieakkoord hebben door de coronacrisis vertraging opgelopen. Graag krijgen de leden van de SP-fractie hier een overzicht van. Daarnaast vragen genoemde leden of de coronacrisis nog tot nieuwe of bijgestuurde activiteiten of doelen uit het Nationaal Preventieakkoord heeft geleid. Dit met name aangezien onderliggende klachten, die mede samen kunnen hangen met de in het preventieakkoord benoemde thema’s, mogelijk invloed hebben gehad op de (ernst van de) besmettingen.

Op dit moment beschik ik niet over een volledig actueel beeld van de acties die vertraagd zijn. De coronamaatregelen hebben ertoe geleid dat sommige acties en maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord vertraging hebben opgelopen. Onderzoeken naar bijvoorbeeld de naleving van de leeftijdsgrens bij de verkoop van alcohol en tabak zijn immers beperkt uit te voeren als de horeca dicht is. Campagnes zijn uitgesteld. Er is echter geen sprake van dat acties en maatregelen niet uitgevoerd zullen worden. Ik heb daarbij gemerkt dat de coronacrisis de partijen juist extra motiveert om te werken aan een gezonde leefstijl en de ambities van het Nationaal Preventieakkoord. Leefstijl kan immers van invloed zijn op de ernst van de besmetting en op het herstel. De voortgangsrapportage van het RIVM over 2020 zal inzichtelijk maken welke acties door corona zijn vertraagd. De rapportage is voorzien voor juni 2021.

Bepaalde acties binnen alle drie de thema’s van het Nationaal Preventieakkoord zijn/waren specifiek gericht op mensen met een lagere sociaaleconomische status. Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een specifieke toelichting op de voortgang van realisatie van de doelstellingen binnen deze specifieke doelgroep.

In de Voortgangsrapportage over 2019 staat dat de helft van de afspraken die gericht zijn op roken en mensen met een lagere sociaaleconomische status, in uitvoering is. Voor de acties op problematisch alcoholgebruik en overgewicht onder mensen met een lagere sociaaleconomische status, geldt dat ze allemaal in uitvoering zijn.

Als men iets van de coronacrisis heeft geleerd is het wel het belang van een goede GGD. De jarenlange bezuinigingen op de GGD hebben duidelijk hun tol geëist. De leden van de SP-fractie vragen om een nadere beschrijving van de plannen rondom de toekomst van de GGD’en.

Over de reguliere financiering van GGD’en maken gemeenten goede afspraken met hun GGD. Ten tijde van het Stimuleringsprogramma Betrouwbare Publieke Gezondheid is door AEF onderzoek gedaan naar taken, mensen en middelen van de GGD’en met als titel «GGD’en in beeld». Ik heb uw Kamer op 12 september 2017 dit onderzoek toegestuurd109. Uit dit onderzoek blijkt onder andere dat alle GGD’en de taken uit de Wet publieke gezondheid (Wpg) goed kunnen uitvoeren. Ook blijkt uit dat onderzoek dat zij goed ingericht zijn op veranderende omstandigheden en innovatie. Mede op basis van de ervaringen met COVID-19 zal het kabinet in overleg gaan met gemeenten en GGD’en over de toekomstige organisatie van de GGD. Op dit moment is dat nog niet opgenomen in plannen. Ik zal uw Kamer hier tezijnertijd over informeren.

Roken

De leden van de SP-fractie lezen dat 21,7% van de volwassenen rookt, dat 8% van de jongeren de afgelopen maand rookte en 7,4% van de zwangere vrouwen op enig moment tijdens de zwangerschap rookte. Een daling voor alle drie de doelgroepen. Tegelijkertijd lezen deze leden dat het aantal jongvolwassen rokers de afgelopen vijf jaar niet gedaald is en dat 31 procent van de groep 20- tot 24-jarigen rookt. Dit terwijl het totaal aantal volwassen rokers wel daalde van 26 naar 22 procent.110 Waarom blijft de groep rokers in deze leeftijdscategorie onverminderd groot, zo vragen de leden van de SP-fractie. En hoe kan extra ingezet worden op het verlagen van dit percentage bij deze doelgroep?

Ik vind het zorgwekkend dat de hoogste prevalentie van rokers zit in de groep jongvolwassenen. We hebben de afgelopen jaren niet specifiek op deze groep ingezet. Ik heb, in het kader van het Nationaal Preventieakkoord, financiering toegekend aan de afdeling Publieksinformatie van het Trimbos om een apart informatieaanbod voor jongeren te gaan creëren. Zij hebben daarvoor afgelopen maanden onderzoek gedaan onder 1.000 jongeren om te inventariseren wat zij belangrijk vinden bij stoppen met roken. Uit de onderzoeksresultaten komt naar voren dat jongvolwassenen andere wensen hebben dan de «oudere» volwassenen. Ook laten de resultaten zien dat jongvolwassenen niet op zoek zijn naar professionele begeleiding van een coach of medicijnen, maar bij voorkeur een app gebruiken met functionaliteiten en een look and feel die goed past bij hun behoeften, en voorziet in de mogelijkheid van sociale steun bij het stoppen met roken, zonder de sociale druk van vrienden die door blijven roken. Deze app wordt een aanpassing van de bestaande Nederlandse app Stopstone. Ook zal ik een speciale ingang laten maken op de website ikstopnu.nl voor jongvolwassenen, met op hen toegespitste informatie. Deze producten zullen uiterlijk eind 2021 worden opgeleverd. Daarnaast verwacht ik dat de ontwikkelingen in de maatschappij, zoals rookvrije sport, ook bij jongvolwassenen er aan zullen bijdragen dat roken steeds minder als normaal wordt gezien.

Met betrekking tot een aantal doelstellingen uit het Nationaal Preventieakkoord hebben de leden van de SP-fractie nog wel hun twijfels of deze gerealiseerd worden als op deze weg doorgegaan wordt. Zo is het aantal rookvrije terreinen van kinderboerderijen in 2019 41% terwijl dit in 2020 100% moet zijn; is het aantal rookvrije speeltuinen in 2019 50% terwijl dat in 2020 100% moet zijn, en is het aantal rookvrije kinderopvanglocaties in 2019 75% terwijl dat in 2020 100% moet zijn. Genoemde leden begrijpen dat pas in een volgende voortgangsrapportage geconcludeerd kan worden of de doelstellingen gerealiseerd zijn. Wel vragen deze leden of er het voornemen is om wettelijke maatregelen te nemen indien de doelstellingen niet volgens plan worden gerealiseerd.

De kracht van de Rookvrije Generatie is de positieve insteek en het daarmee verbonden brede maatschappelijke draagvlak. Ik zie dat maatschappelijke organisaties erin slagen om samen met de steun van lokale vrijwilligers speel-, sport- en recreatieterreinen rookvrij te maken. Dit jaar werd de hele samenleving geraakt door de gevolgen van COVID-19. De maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden, hebben grote impact gehad op heel veel partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Preventieakkoord. Ook op de voortgang van de doelstellingen met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen. Kinderboerderijen, speeltuinen en sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen na te denken over het herinrichten van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog de nodige stappen te zetten richting een rookvrije omgeving voor kinderen. Ik wil deze partijen de ruimte geven om via deze weg de doelstellingen te behalen. Ik heb er vertrouwen in dat dit, met enige vertraging, zal lukken.

Wat is in dat kader de reactie op het bericht dat een kwart van de gemeenten niets doet met een rookvrije omgeving voor kinderen?111 Aangegeven wordt in het artikel dat slechts één op de vijf gemeenten structureel uren en geld beschikbaar heeft voor de uitvoering van plannen om een rookvrije omgeving te maken. Wordt dit aantal herkend? En zo ja, is er het voornemen om dit percentage flink te verhogen? De leden van de SP-fractie vragen of er bereidheid bestaat om hiervoor extra budget beschikbaar te stellen.

Uit recent onderzoek in opdracht van de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij blijkt dat inmiddels 200 gemeenten zich in zetten om te voorkomen dat kinderen beginnen met roken112. Dit aantal is in vergelijking met 2019 verdubbeld, toen waren namelijk maar 100 gemeenten actief op weg naar een rookvrije generatie. Momenteel bieden de VNG en GGD GHOR ondersteuning aan gemeenten die hiermee aan de slag willen. Binnen dit ondersteuningstraject ontvangen reeds 22 van 25 GGD’en budget om gemeenten uit hun regio te ondersteunen. Tot en met eind 2021 lopen er subsidies om deze gemeenten te ondersteunen.

De leden van de SP-fractie vinden het zeer positief dat stoppen-met-rokenzorg sinds begin 2020 onder de verzekerde zorg valt. Aangegeven wordt dat het nog niet duidelijk is hoeveel mensen hier sinds begin 2020 daadwerkelijk gebruik van hebben gemaakt. Wanneer zal dit wel bekend zijn? Daarnaast vragen genoemde leden naar het aanbod van een dergelijke ondersteuning. Is er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar om te voldoen aan de behoefte?

Voor 2020 geldt dat er nog geen declaraties zijn verwerkt voor patiënten in de ketenzorg. Uit voorlopige cijfers van Vektis over de eerste helft van 2020 kan worden geconcludeerd dat het aantal eerstelijnsgebruikers met 22% is gestegen ten opzichte van 2019. Als deze trend zich doorzet, zal het aantal eerstelijns gebruikers tegen eind 2020 toenemen tot 234.832. In 2019 bedroeg het totale aantal gebruikers 191.949.

Op de vraag of er voldoende kwalitatief goede ondersteuning beschikbaar is, is het moeilijk om bij gebrek aan kwaliteitsindicatoren een objectief antwoord te geven. Hiertoe werkt het Ministerie van VWS samen met het Nivel, Trimbos, Zorginstituut en Zorgverzekeraars aan de ontwikkeling van kwaliteitsindicatoren om de kwaliteit van zorg te kunnen bewaken, beheersen en verbeteren.

De leden van de SP-fractie lezen dat ook niet in het kwaliteitsregister geregistreerde behandelaars een vergoeding krijgen voor het voeren van motiverende gesprekken, het geven van stopadvies of doorverwijzing. In hoeverre wordt dit wenselijk geacht, zo vragen deze leden. Is er zicht op de kwaliteit van de door hen geboden zorg en ondersteuning? Een daling van het aantal in het kwaliteitsregister opgenomen zorgverleners klinkt voor de leden van de SP-fractie als een onwenselijke ontwikkeling. Graag ontvangen zij dan ook een reactie op deze ontwikkeling.

De zorgverzekeraars bepalen wie zij contracteren en welke zorg zij vergoeden. Zolang de zorgverzekeraars ook aanbieders vergoeden die niet in het Kwaliteitsregister zijn opgenomen, wordt het voor stoppen met roken coaches minder aantrekkelijk om zich te laten registreren in dit register. Ik vind dit geen goede ontwikkeling. Daarom wordt er vanuit mijn ministerie onderhandeld met de zorgverzekeraars over het vergoeden van de stoppen-met-roken zorg. Bij deze onderhandelingen zitten ook de NZa, het Zorginstituut Nederland, het Partnership Stoppen met Roken en het Trimbos-instituut aan tafel. Begin 2021 hoop ik u hierover te informeren.

Aangezien roken zeer schadelijk en zelfs dodelijk is, lijkt het de leden van de SP-fractie niet meer dan logisch dat er vol ingezet wordt op een rookvrije zorg. Het verbaast deze leden dan ook dat in de voortgangsrapportage aangegeven wordt dat vertegenwoordigers van alle zorgaanbieders zich (op 31 mei 2019) niet volgens planning hebben uitgesproken op dit thema. Kan aangegeven worden waarom dit niet is gebeurd en wat de ontwikkelingen op dit thema sindsdien zijn? Sommige doelstellingen, zoals de rookvrije ggz-instellingen of bedrijfsartsen die roken meenemen in hun contacten, behoeven nog een flinke inzet de komende jaren. Bij welke ontwikkeling zal besloten worden dat extra inzet nodig is?

De doelstelling was dat vertegenwoordigers van alle zorgaanbieders op 31 mei 2019 (op Wereld Niet Roken Dag) de ambitie zouden uitspreken om in 2030 rookvrij te zijn. Dit zou plaatsvinden tijdens het congres «Maak de zorg rookvrij» dat op Wereld Niet Roken Dag 2019 zou worden georganiseerd. Het congres heeft niet plaatsgevonden, omdat de betrokken partijen prioriteit hebben gelegd bij het rookvrij maken van de eigen achterban en er geen andere partijen bereid waren een dergelijk congres te organiseren. Inmiddels wordt gewerkt aan andere manieren om zorgkoepels en koepels van professionals te betrekken bij het rookvrij maken van de zorg. In november van dit jaar zal een digitale bijeenkomst plaatsvinden. In de ggz is inmiddels de 50ste instelling rookvrij en daarnaast zijn alle organisaties onder de Nederlandse ggz (voorheen GGZ Nederland) actief op dit thema. De zorg rookvrij maken betekent echter meer dan een bordje op het terrein en gaat over het realiseren van een rookvrije werk- en behandelcultuur. Zoals in de voortgangsbrief beschreven zorgt COVID-19 ervoor dat partijen in de zorg er acuut een belangrijke prioriteit bij hebben gekregen. Ondanks dat het een moeilijke tijd is, werken betrokken partijen aan het halen van de ambities uit het akkoord en heb ik geen signalen ontvangen van de tabakstafel dat er geen voortgang zou zijn.

De bedrijfsartsen werken op dit moment aan de ontwikkeling en het uitrollen van een toolkit voor bedrijfsartsen met materiaal gericht op het vergroten van de duurzame inzetbaarheid van werkenden door stoppen met roken. Aan dit project zal een extra impuls gegeven worden door het uit te breiden met een extra project dat zich specifiek richt op de dubbele belasting van de gezondheid bij mensen met een lage sociaal economische positie door roken en werkomstandigheden. Het doel hiervan is om meer bewustzijn te creëren bij (praktijkondersteuner) huisartsen en (praktijkondersteuner) bedrijfsartsen, zodat het aantal rokers terug gedrongen kan worden.

Als het gaat om rookvrije bedrijven is het de doelstelling dat tenminste 10 van de top 100 grootste bedrijven in Nederland in 2020 op weg is naar een rookvrije generatie. Een streven dat in eerste instantie goed klinkt, maar aangezien al bij de start van het akkoord dit aantal gehaald was kan men zich afvragen hoe positief dit is of dat er wellicht sprake is van gebrek aan ambitie. Wat zijn de vervolgdoelen op dit onderwerp?

Bij het formuleren van de doelstellingen voor het deelakkoord Roken op het gebied van de rookvrije organisaties, was de Alliantie Nederland Rookvrij (nu de Gezondheidsfondsen voor Rookvrij) op de hoogte van twee bedrijven die zich continu op meerdere fronten inzetten voor de Rookvrije Generatie. De doelstelling om 10 bedrijven uit de top 100 hier ook voor te activeren klonk daarom zeer ambitieus. Al heel snel nadat de doelstelling zo in het Nationaal Preventieakkoord was opgenomen, werd het doel van 10 actieve bedrijven al behaald. Partijen gaan ook na het behalen van de doelstelling door met het activeren van bedrijven om zich in te zetten voor een Rookvrije Generatie. Zo is de NS in 2020 gestopt met de verkoop van tabak en maakt ProRail alle perrons rookvrij.

De leden van de SP-fractie vinden het een zeer positieve ontwikkeling dat inmiddels 16 van de 20 grootste institutionele beleggers in Nederland gestopt zijn met investeren in de tabaksindustrie. Genoemde leden hopen dan ook van harte dat dit er op korte termijn 20 van de 20 zijn. Per wanneer wordt dit gerealiseerd?

Het stoppen met investeren in de tabaksindustrie is een onderwerp dat onverminderd de aandacht heeft. Er lopen gesprekken met institutionele beleggers, maar omdat deze processen tijd kosten is niet precies aan te geven op welke termijn een volgende belegger zal aangeven te zijn gestopt met beleggen in de tabaksindustrie. De hoop is dat voor eind volgend jaar één of twee beleggers uit de groep van de 20 grootste institutionele beleggers in Nederland deze stap ook zullen zetten.

De leden van de SP-fractie vragen ook om een reactie op het artikel «VVD en tabakssector remmen rookakkoord».113 Klopt het dat de tabakslobby invloed had op de inhoud van het rookakkoord? Klopt het vervolgens dat door deze lobby de beoogde prijsverhoging van een pakje sigaretten gestaakt werd en/of dat «gemakswinkels» hun sigaretten niet langer uit het zicht moeten hebben? Indien dit correct is, wat zijn de gevolgen hiervan voor het (kunnen) behalen van de geformuleerde doelstellingen in het Nationaal Preventieakkoord? Klopt het verder dat de evaluatie van de tabaksaccijnsverhoging van april 2020 op het laatste moment in het preventieakkoord is beland door toedoen van de tabakslobby? Is het niet zo dat uit internationaal onderzoek echter al lang bekend is dat accijnsverhoging een van de meest effectieve middelen is om roken te ontmoedigen? Wat is dan ook precies de reden dat dit onderzoek in het preventieakkoord is opgenomen en de resultaten worden afgewacht? Hoe kijkt de Staatssecretaris hier tegenaan? Daarnaast vragen deze leden of het klopt dat brancheorganisaties als VNO-NCW, MKB-Nederland, en supermarktbelangenbehartiger CBL herhaaldelijk aanklopten bij diverse ministeries en deze voorzagen van een zogenoemd «brievenbombardement». Klopt het daarbij dat dit vaker gebeurde in reactie op vertrouwelijke conceptversies van het akkoord, die zij officieel niet in handen hadden? Graag ontvangen deze leden een uitgebreide reactie. Als er ook maar iets waar is van het bovenstaande, hoe verhoudt dat zich dan met de internationale afspraken uit de Framework Convention on Tobacco Control (FCTC), zo vragen de leden van de SP-fractie.

Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksontmoedigingsbeleid zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Dit artikel bepaalt dat overheden bij vaststelling en uitvoering van hun beleid zich niet laten beïnvloeden door de commerciële en andere gevestigde belangen van de tabaksindustrie. Over de wijze waarop de Nederlandse overheid uitvoering wordt gegeven aan de verplichtingen van dit verdragsartikel heeft mijn voorganger Staatssecretaris Martin van Rijn een brief aan uw Kamer gestuurd114. Uitgangspunt van de Nederlandse overheid is dat er geen contact met de tabaksindustrie plaatsvindt over het tabaksontmoedigingsbeleid. Onder de tabaksindustrie worden ook verstaan organisaties en personen indien en voor zover zij de tabaksindustrie vertegenwoordigen of als lobbyist voor de tabaksindustrie optreden. Partijen als VNO-NCW, MKB-Nederland, het Centraal Bureau Levensmiddelen hebben niet aan de onderhandelingen deelgenomen en hebben het deelakkoord roken ook niet ondertekend. Er zijn brieven verstuurd door niet-deelnemende partijen over voorgenomen maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord die onder artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging vallen. Verzoeken om de voorgenomen maatregelen aan te passen heb ik niet in overweging genomen en de brieven zijn gepubliceerd op de website van de rijksoverheid115. Gedurende de besprekingen over het Nationaal Preventieakkoord zijn er inderdaad publicaties geweest over de inzet van partijen. Verschillende brieven refereren aan deze publicaties.

Zoals afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord, is per 1 april 2020 een accijnsverhoging doorgevoerd waardoor een pakje sigaretten een euro duurder is geworden. Het doel is dat de prijs door accijnsverhogingen verder verhoogd wordt naar 10 euro in 2023. Tijdens de laatste besprekingen van het concept van het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat voordat de accijns verder wordt verhoogd er een evaluatie zal plaatsvinden. Doel van deze evaluatie is het onderzoeken van mogelijke grenseffecten van de verhoging per 1 april 2020. Aan deze besprekingen namen geen partijen deel die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Verhoging van tabaksaccijns is inderdaad een bewezen effectieve maatregel bij het tegengaan van tabaksverslaving en de daarmee gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Met betrekking tot besprekingen over het uitstalverbod zijn uiteindelijk twee categorieën tabaksspeciaalzaken uitgezonderd, namelijk speciaalzaken die alleen rookwaren, rookaccessoires, loten en dagbladen verkopen en ook bestaande kleine zaken met meer dan 75% omzet uit tabaksproducten. Ook bij deze besprekingen zijn geen partijen betrokken geweest die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging roept lidstaten op om uiteenlopende tabaksontmoedigingsmaatregelen in te voeren zoals bijvoorbeeld accijnsverhogingen, reclamebeperkende maatregelen en uitgebreide rookverboden. De maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord betekenen een significante versterking van het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid op deze punten. De totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord is tevens in lijn met artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging aangezien de tabaksindustrie en partijen die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen zijn uitgesloten van deelname.

Het lid Van Gerven heeft in januari Kamervragen gesteld over menthol-inlegkaarten, waarmee het verbod op menthol in sigaretten en shag kan worden omzeild.116 In de beantwoording van deze schriftelijke vragen werd aangegeven dat het voornemen was een inventarisatie uit te laten voeren naar de aard en omvang van dergelijke accessoires die de aantrekkelijkheid van roken kunnen vergroten. Wat is de stand van zaken op dit moment met betrekking tot deze inventarisatie? Worden hierin naast accessoires ook andere omzeilingstactieken van het mentholverbod meegenomen, zoals menthol-cigarillo’s?

Deze inventarisatie is opgeleverd door het RIVM. U kunt binnenkort het rapport met mijn reactie verwachten.

Tevens heeft het lid Van Gerven schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het bericht «Goedkope sigaretten nog volop verkrijgbaar».117 In de beantwoording wordt aangegeven dat de prijs van cigarillo’s relatief veel lager ligt dan de prijs van sigaretten. Daarbij wordt aangegeven dat voor zowel sigaren als cigarillo’s een ad-valorem-accijns geldt van slechts 8% van de kleinhandelsprijs. Deze leden vragen of de mening wordt gedeeld dat dit tarief moet worden verhoogd om te voorkomen dat cigarillo’s vanwege de lage prijs een aantrekkelijk alternatief zijn voor sigaretten, onder andere voor jongeren.

In de Nederlandse accijnswetgeving wordt een onderscheid gemaakt tussen sigaretten, sigaren en rooktabak. Dit onderscheid volgt uit de Europese richtlijn 2011/64/EU van de Raad van 21 juni 2011 betreffende de structuur en tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (richtlijn tabaksaccijns). Het zijn producten die zich door hun eigenschappen en hun gebruiksdoeleinden onderscheiden van elkaar. Indien aan de vereisten is voldaan, kwalificeert een cigarillo als een sigaar. Voor sigaren gelden bijvoorbeeld speciale eisen ten aanzien van het dekblad. Het Nederlandse accijnstarief op sigaren is met ingang van 1 januari 2020 een ad-valorem-accijns van 8% van de kleinhandelsprijs. Hiermee voldoet het tarief aan de minimumaccijns zoals voorgeschreven in de richtlijn tabaksaccijns: ten minste 5% van de kleinhandelsprijs, inclusief alle belastingen, of 12 euro pr 1.000 stuks of per kilogram.

In het regeerakkoord is bepaald dat de opbrengst van de tabaksaccijns in de jaren 2018 tot en met 2021 taakstellend wordt verhoogd. De accijns van sigaren bedroeg in Nederland lange tijd 5% van de kleinhandelsprijs. De accijns van sigaren wordt als gevolg van het regeerakkoord voor de jaren 2018 tot en met 2021 jaarlijks verhoogd met 1%-punt. Per 1 januari 2021 zal het accijnstarief op sigaren daarmee stijgen naar 9% van de kleinhandelsprijs.

Er is niet zoveel bekend over het gebruik van cigarillo’s in ons land en daarom heb ik onderzoek laten uitzetten naar het gebruik van deze producten onder Nederlanders vanaf 13 jaar. Begin volgend jaar zal het resultaat van dit onderzoek worden opgeleverd. Afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek kan bezien worden of aanvullende maatregelen ten aanzien van cigarillo’s wenselijk zijn.

Overgewicht

Voor het realiseren van de doelen op het thema overgewicht is de komende jaren nog een flinke inzet nodig, zo menen de leden van de SP-fractie. Aangezien er geen doelstellingen per thema zijn opgesteld en opgestelde doelen niet allemaal concreet en/of meetbaar zijn, is het volgens deze leden ingewikkeld de voortgang op de verschillende ambities/doelstellingen te kunnen meten. Genoemde leden vragen dan ook of een dergelijke concretisering nog in de planning zit, en zo nee waarom niet.

Het Ministerie van VWS bekijkt momenteel samen met het RIVM hoe de voortgang van de afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord beter kwantificeerbaar gemaakt kunnen worden. Hiervoor wordt bekeken welke afspraken uit het akkoord concreter geformuleerd kunnen worden. Een aantal ondertekenaars van het akkoord heeft al aangegeven in 2020 een kwantitatieve uitvraag naar informatie op te zetten. Daarmee is de verwachting dat de volgende voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord meer kwantitatieve informatie bevat.

Het mag duidelijk zijn dat de leden van de SP-fractie op basis van ontwikkelingen in de afgelopen jaren weinig vertrouwen hebben in de afspraken die gemaakt zijn of worden met de industrie en levensmiddelenbedrijven om de levensmiddelen gezonder te maken. Genoemde leden zijn dan ook erg benieuwd naar de evaluatie van de doelstellingen op dit terrein die voor de komende jaren zijn geformuleerd en naar de afspraken die tot en met eind 2020 binnen het Akkoord Verbetering Productsamenstelling worden gemaakt. Deze leden vragen waarom, op basis van de teleurstellende resultaten tot nu toe, er wederom voor een dergelijk akkoord gekozen wordt. Waarom wordt er niet gekozen voor een wettelijke of andere meer bindende aanpak? Hoe wordt ervoor gezorgd dat er geen sprake meer is van vrijblijvendheid?

Het RIVM voert een monitor uit waarin de tot en met 31 december 2020 bereikte productverbetering wordt beoordeeld. Daarnaast wordt een impactanalyse uitgevoerd van alle gemaakte afspraken uit de gehele looptijd van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling (AVP, 2014–2020). U wordt daarover in het voorjaar van 2021 geïnformeerd. Er worden in dit akkoord (AVP) nog tot eind 2020 nieuwe afspraken gemaakt over verbetering van productgroepen. De realisatiedatum (het moment waarop de producten van deelnemers daadwerkelijk aan het afgesproken maximum gehalte moeten voldoen) van een tiental afspraken ligt na 2020 tot medio 2023. De voortgang van de aanvullende afspraken die in het Nationaal Preventieakkoord zijn gemaakt om de suikerinname via frisdranken, zuivelproducten en koek, snoep, chocolade en tussendoortjes terug te dringen, kunt u jaarlijks lezen in voortgangsrapportage Nationaal Preventieakkoord van het RIVM.

Bij de opzet van het nieuwe systeem voor productverbetering heb ik de regie genomen voor het opstellen van een set criteria, het uitwerken van prikkels om bedrijven te stimuleren productverbetering door te voeren, het stellen van realistische en ambitieuze doelstellingen en de opzet van de monitoring hiervan. Ik informeer u binnenkort over de uitkomsten van een internetconsultatie die ik hierover heb gehouden.

Een wettelijke aanpak op nationaal niveau acht ik niet realistisch. De levensmiddelenmarkt heeft een sterk internationaal karakter. Eventuele wettelijke normen voor producten gelden niet voor producten die in andere Europese landen worden geproduceerd. Hierdoor kunnen buitenlandse producten met mogelijk hogere gehalten aan zout, verzadigd vet en suiker in het Nederlandse schap blijven staan. Dit biedt geen gelijk speelveld voor het bedrijfsleven en kan bovendien de gezondheidsdoelstellingen van productverbetering teniet doen. Eventuele wettelijke afspraken moeten wat mij betreft daarom op Europees niveau worden gemaakt. In het kader van de Europese Farm-to-Fork strategie zal ook gesproken over productverbetering en het vaststellen van maximum gehalten. Ik zal mij inzetten voor een ambitieuze gezamenlijke aanpak in de EU.

De leden van de SP-fractie vragen in dat kader dan ook of er wettelijke maatregelen worden getroffen als blijkt dat doelstellingen niet of nauwelijks worden gerealiseerd of de doelstellingen in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling niet ver genoeg gaan. Het gaat hier immers om de gezondheid van vele Nederlanders. Wanneer gaan de afspraken in het akkoord ver genoeg, zo vragen de leden van de SP-fractie. Kan tevens worden toegelicht wat de verwachte tijdslijn is, wat de specifieke doelen zijn qua concrete gezondheidswinst en welke maatregelen worden genomen als blijkt dat de levensmiddelenbedrijven de afspraken niet nakomen?

Zoals ik al aangaf moeten eventuele wettelijke afspraken wat mij betreft op Europees niveau worden gemaakt. U refereert terecht aan het belang van de gezondheid van Nederlanders. Hiervoor is het belangrijk dat Nederlanders gezonder gaan eten, zoveel mogelijk volgens de Schijf van Vijf. Daar ligt de grootste gezondheidswinst. We moeten echter constateren dat Nederlanders nog veel voedingsmiddelen eten die niet in de Schijf staan, met teveel zout, suiker en/of verzadigd vet. Daarom zetten we ook in op productverbetering. Tot op heden via het Akkoord Verbetering Productsamenstelling en straks via een nieuw systeem om de samenstelling te verbeteren van bewerkte producten met toegevoegd zout, toegevoegd suiker of verzadigd vet. U kunt op de website van het Akkoord118 lezen welke afspraken gemaakt zijn met welke tijdslijn. Aan afspraken rond productverbetering kun je niet zomaar gezondheidswinst koppelen. Die hangt af van het gehele voedingspatroon consumenten, niet van individuele producten.

De leden van de SP-fractie vinden het een goede stap dat ten opzichte van het huidige Akkoord Verbetering Productsamenstelling zowel de scope van de nieuwe aanpak is verbreed naar meer voedingsmiddelengroepen en alle producten binnen een voedingsmiddelengroep, als dat voor de voedingsmiddelengroepen die een relevante bijdrage leveren aan de inname van bijvoorbeeld zout, verzadigd vet of suiker grenswaarden worden opgesteld, en dat er grenswaarden worden opgesteld waarmee productverbetering over de hele linie kan worden gestimuleerd, dus niet alleen maximumnormen zoals in het huidige akkoord. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar een verslag van de voortgang hierop. Wel vragen genoemde leden waarom alternatieven, zoals het goedkoper maken van gezond eten, enkel gezien worden als perspectiefvol instrument op termijn, terwijl de gezondheid van Nederlanders op het spel staat. Wat zijn verder de plannen met betrekking tot het verbod van kortingsacties in de supermarkt op ongezonde producten? Worden er ook concrete stappen gezet om deze maatregel in te voeren?

Ik informeer de Tweede Kamer dit najaar over de voortgang van de nieuwe aanpak voor productverbetering. De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben vele maatregelen en vele partijen nodig. Er is niet een maatregel die eenvoudig de gestelde ambitie realiseert. Daarom heb ik in het Nationaal Preventieakkoord een omvangrijke set aan maatregelen en doelen afgesproken. Als het er naar uitziet dat doelen niet zullen worden bereikt, dan komen andere maatregelen (zoals prijsmaatregelen) nadrukkelijker in beeld. Om voorbereid te zijn op het eventueel nemen van aanvullende maatregelen, heb ik het RIVM gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel zouden kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities voor 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.

Daarnaast geef ik opvolging aan het RIVM rapport over het effect van een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende dranken119. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik zal een bijeenkomst met experts organiseren om te verkennen wat voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.

De leden van de SP-fractie hebben al meerdere malen aandacht gevraagd voor het belang van het verlagen van de btw op groente en fruit om zo gezond eten makkelijker en breder toegankelijk te maken. Is het correct dat Duitsland recent de btw op deze producten heeft verlaagd? Zo ja, wat is hier de reactie op? Deze leden vragen of hun mening gedeeld wordt dat een dergelijke btw-verlaging van toegevoegde waarde kan zijn bij het behalen van de in het Nationaal Preventieakkoord geformuleerde doelstellingen in het kader van overgewicht. Zo ja, wordt deze btw-verlaging op korte termijn ingevoerd?

Duitsland heeft haar btw-tarieven inderdaad tijdelijk verlaagd, van 1 juli 2020 tot 31 december 2020. Voor mijn reactie hierop verwijs ik u naar de beantwoording van vragen hierover die Staatssecretaris Vijlbrief mede namens mij aan de Kamer heeft gestuurd120. In Duitsland zijn alle goederen en diensten belast tegen het verlaagde btw-tarief, waaronder groente, fruit en andere voedingsmiddelen, nu belast tegen 5% (in plaats van 7%). Van een dergelijke beperkte tariefverlaging zijn geen significante gedragseffecten te verwachten en daarmee ook geen effecten op het behalen van de overgewichtdoelstellingen van het Nationaal Preventieakkoord.

Als het gaat om de gecombineerde leefstijlinterventie kan geconcludeerd worden dat hier nog maar weinig gebruik van wordt gemaakt. De leden van de SP-fractie vragen op welke wijze het aantal deelnemers aan deze interventie substantieel vergroot zal worden. Daarnaast vragen genoemde leden hoe bevorderd wordt dat de zorgverzekeraars en huisartsen actief meer patiënten leefstijlondersteuning gaan bieden en of er de bereidheid is om te verkennen welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om de inzet van leefstijlpreventie te bevorderen. Is er de bereidheid om gecombineerde leefstijlinterventies voor een brede groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes?

Samen met alle betrokken veldpartijen werk ik aan het oplossen van knelpunten bij de implementatie van de gecombineerde leefstijlinterventie (GLI). Denk aan problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen. Zo is het Ministerie van VWS een communicatietraject gestart om te achterhalen wat er nodig is qua communicatie om patiënten en huisartsen effectiever over de GLI te informeren. Tevens gaat het Ministerie van VWS samen met veldpartijen verkennen of het haalbaar is dat praktijkondersteuners huisartsen (POH’ers)- met benodigde opleidingen tot leefstijlcoach – de GLI gaan aanbieden. Dit zou het GLI-aanbod enorm kunnen vergroten. POH’ers zien bovendien veel mensen met overgewicht, dus ik zie hier een enorme kans. Tot slot organiseert het Ministerie van VWS in het najaar opnieuw een GLI-symposium waar goede voorbeelden kunnen worden uitgewisseld. De GLI voor mensen met overgewicht kan ook worden ingezet voor mensen die naast overgewicht diabetes type 2 hebben of een verhoogd risico hierop. Sterker nog, de GLI is op dit moment de enige bewezen (kosten)effectieve leefstijlinterventie voor mensen met diabetes. Zorgverzekeraars vergoeden deze interventie vanuit de Zorgverzekeringswet. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. Op 30 april 2020 waren er 7072 deelnemers aan de GLI. De aantallen voor 2020 zullen dus zeker nog verder nog stijgen.

Problematisch alcoholgebruik

De leden van de SP-fractie menen dat het een goede ontwikkeling is dat steeds meer scholen gebruikmaken van het ondersteuningsaanbod Gezonde School. Ter precisering vragen deze leden wat er precies bedoeld wordt met het feit dat respectievelijk 119 en 99 keer het aanbod is teruggetrokken (p. 40 van de voortgangsrapportage).

Een terugtrekking is altijd een actie van de school zelf. Scholen kunnen zich in maart inschrijven voor het ondersteuningsaanbod van de Gezonde School. De toekenning volgt binnen een maand. Voor de start van het volgend schooljaar is dan tijd voor het inplannen van taakuren van de Gezonde School-coördinator en de planning van lessen. Soms komt daar iets tussen, lukt het niet om de planning rond te krijgen, verschuift de prioriteit van de school in het schooljaar of zijn er andere factoren waardoor een school besluit om zich terug te trekken van het ondersteuningsaanbod.

Als het gaat om de marketing van alcoholhoudende drank lezen de leden van de SP-fractie dat vier grote social media platforms zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame via hun platforms niet terecht te laten komen bij 18-. Een belangrijke stap. Wel vragen deze leden welke platforms dit betreft en of het plan bestaat bij andere platforms om zich hierbij aan te sluiten. Als het specifiek gaat om alcoholreclame op televisie en radio geldt dat deze niet is toegestaan van zes uur ’s morgens tot negen uur ‘s avonds, verder is er sprake van zelfregulering. Zijn er plannen om dit beleid aan te scherpen, zo vragen de leden van de SP-fractie.

De vier social media platforms die zich hebben gecommitteerd om alcoholreclame niet bij 18- te laten terecht komen, zijn: Google (YouTube), Snapchat, Facebook (Facebook en Instagram) en Twitter. Mij zijn geen initiatieven van andere platforms bekend om zich hierbij aan te sluiten.

Er zijn op dit moment geen plannen om de huidige regels over alcoholreclame op radio en televisie en de huidige zelfregulering aan te scherpen. Wel loopt nu een evaluatieonderzoek naar de Reclamecode Alcoholhoudende dranken, uitgevoerd op verzoek van het Ministerie van VWS en Stiva (Stichting Verantwoord Alcoholgebruik). De resultaten daarvan verwacht ik aan het einde van het jaar. Tot slot bereid ik een onderzoek voor om na te gaan in hoeverre wetgeving een effectief instrument is om te voorkomen dat alcoholmarketing op social media jongeren bereikt. Daarbij wordt meegenomen in hoeverre wetgeving op dit terrein handhaafbaar is.

Voor 2021 zullen verstrekkers van alcohol en de industrie komen met oplossingen om het bereik en de beïnvloeding van jongeren op de top vijf locaties van blootstelling naar redelijkheid te beperken. De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar deze afspraken maar vragen wel wat er precies wordt bedoeld met «naar redelijkheid».

Eind oktober verwacht ik het eindrapport van het onderzoek naar het bereik en beïnvloeding van jongeren op de top vijf locaties. In het preventieakkoord is afgesproken dat verstrekkers vervolgens maatregelen treffen om jongeren te beschermen. Met «naar redelijkheid» bedoelen partijen dat zij streven naar een evenwichtige balans tussen de resultaten van het onderzoek en de acties die partijen zullen initiëren. Ik heb er het vertrouwen in dat verstrekkers hun verantwoordelijkheid hierin nemen en ga met relevante partijen in gesprek over de uitkomsten.

Met betrekking tot de handhaving op de leeftijdsgrenzen bij het verkopen van alcohol aan jongeren stellen de leden van de SP-fractie al jaren vragen bij de effectiviteit. De beschreven percentages bij verschillende sectoren over 2018 stemmen in ieder geval niet hoopvol. In 2020 en 2022 worden nieuwe onderzoeken uitgevoerd naar deze handhavingscijfers en deze leden hopen dat de resultaten verbetering zullen laten zien. Wel vragen zij welke specifieke acties er de komende tijd worden genomen om de nalevingspercentages flink te laten stijgen.

Om de handhaving en naleving van de leeftijdsgrens te verhogen schaak ik op verschillende borden. Op het gebied van wetgeving treedt in 2021 naar verwachting de nieuwe Alcoholwet in werking die het doorgeven van alcoholhoudende drank door volwassenen aan minderjarigen in de openbare ruimte strafbaar stelt. Op het gebied van naleving worden regels gesteld aan de online verkoop van alcohol (verkoop op afstand) en wordt het in het kader van toezicht mogelijk om 16- en 17-jarige testkopers in te zetten. Ik ga deze maatregelen met gerichte communicatiemiddelen vervolgens bekendmaken, ook onder jongeren.

Ook vanuit het Nationaal Preventieakkoord wordt hieraan gewerkt. Begin dit jaar zijn de e-learnings voor de verschillende branches (horeca, slijters, sportverenigingen en studentenverengingen) ter verbetering van de naleving gelanceerd. Eind september dit jaar hadden al meer dan 17.000 barmedewerkers van alle branches de e-learning met positief resultaat afgerond, waarvan meer dan 10.000 in de sportsector en meer dan 5.000 vanuit studentenverenigingen. Daarnaast is in januari ook de Handreiking DHW gelanceerd. De handreiking is opgesteld in opdracht van het Ministerie van VWS en de VNG en via de website121 gratis en laagdrempelig toegankelijk. Tussen eind januari 2020 en eind september 2020 hebben meer dan 2700 unieke bezoekers de website bekeken. Dit najaar wordt een start gemaakt met de pilots waarin een tiental gemeenten met de Handreiking gaan werken. Tot slot blijf ik met NIX18 inzetten op NIXzonderID om verstrekkers te ondersteunen bij de naleving van de leeftijdsgrens van 18 jaar.

Uit onderzoek van het CBS blijkt dat er in totaal 43.200 verkooppunten van alcohol in Nederland zijn, waarvan 39.200 fysieke verkooppunten en 4.000 online verkooppunten. De leden van de SP-fractie menen dat de beschikbaarheid van verkooppunten beperkt moeten worden en zij hebben aangegeven het voorstel om blurring mogelijk te maken dan ook niet te steunen. Genoemde leden krijgen graag bevestigd dat een dergelijk voorstel om blurring mogelijk te maken niet past binnen de doelen zoals geformuleerd binnen het Nationaal Preventieakkoord.

Blurring is volgens de Drank- en Horecawet verboden. Daarom is hierover niets afgesproken in het Nationaal Preventieakkoord. Het mogelijk maken van blurring draagt bij aan uitbreiding van het aantal verkooppunten en de normalisering van alcoholgebruik in onze samenleving en past daarmee niet binnen de doelen van het Nationaal Preventieakkoord.

De evaluatie van preventie in het zorgstelsel

De leden van de SP-fractie vragen een nadere toelichting waarom er is gekozen voor een variatie van verschillende regelingen terwijl het RIVM de versnippering van regelingen en subsidies benoemt. Zou een heldere en eenduidige infrastructuur niet logischer zijn? Wat zijn hierin de leerervaringen rondom de aanpak van corona?

De variatie van regelingen is ontstaan omdat op verschillende momenten vanuit een verschillende beleidscontext regelingen en subsidies zijn opgezet. In de praktijk zien we dat de doelstellingen van de regelingen veelal in elkaars verlengde liggen en elkaar goed aanvullen. De lokale en regionale initiatieven weten dit vaak goed met elkaar te verbinden waardoor sterke samenwerkingsverbanden tot stand komen die zich op een creatieve manier op preventie richten. Daarbij geldt dat elke regeling een specifiek doel of functie heeft en dat het dan ook goed kan zijn om ruimte te hebben voor focus op een bepaald thema of bepaalde aanpak.

Voor wat betreft de leerervaringen rondom de aanpak van COVID-19 wil ik u laten weten dat het kabinet daar nog geen conclusies over getrokken heeft. In verschillende brieven (onder andere van 7 mei, 15 juni en 1 september 2020) heb ik u geïnformeerd dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid is verzocht een evaluatie uit te voeren. Als er in deze evaluatie conclusies worden getrokken die we kunnen betrekken op de regelingen en subsidies op het gebied van preventie, dan gebruiken we die daarvoor uiteraard. In mijn brief van 15 juni 2020 heb ik aangegeven dat het kabinet nu nog geen conclusies wil trekken op het gebied van het algemeen functioneren van het zorgstelsel122.

Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven van de Staatssecretaris inzake de voortgang van het Nationaal Preventieakkoord.

De coronacrisis laat opnieuw het belang zien van een gezonde levensstijl. Is de Staatssecretaris het ermee eens dat dit in de context van de coronapandemie extra urgent is? Wat wordt ondernomen om een substantiële vergroting van het aantal deelnemers aan leefstijlondersteuning te bevorderen?

Ik onderschrijf, met vele anderen, de gedachte dat de coronacrisis de urgentie van leefstijlpreventie heeft vergroot en ik streef dan ook na dat we ondanks de maatregelen om het coronavirus te bestrijden, hard blijven inzetten op de acties en maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord.

De leden van de PvdA-fractie willen hun teleurstelling uiten over het gebrek aan ambitie als het gaat om de verlaging van het percentage mensen met overgewicht. Waarom wordt slechts de ambitie uitgesproken om het overgewicht terug te brengen naar 38 procent?

Het percentage volwassenen met overgewicht stijgt ieder jaar (in 2019 50%) en de voorspelling is dat we in 2040 een percentage van 62% bereiken. We roeien dus tegen de stroom in. In 2040 terugbrengen naar 38% is in mijn ogen enorm ambitieus.

In de voortgangsrapportage van het Nationaal Preventieakkoord is aangegeven dat de doelen uit het akkoord niet gehaald gaan worden, zelfs al alle afspraken uitgevoerd zullen worden. Kan de Staatssecretaris toelichten waarom niet voldoende maatregelen worden genomen om de doelen te halen? Vindt de Staatssecretaris ook dat er meer en ambitieuzere maatregelen nodig zijn om overgewicht tegen te gaan?

Bij de lancering van dit akkoord liet de quickscan van het RIVM al zien dat we de gestelde ambities voor 2040 met deze afspraken vermoedelijk nog niet gaan halen, maar dat dit akkoord wel zorgt dat er winst wordt geboekt en een belangrijke stap wordt gezet op weg naar het gewenste doel. Om de ambities op overgewicht in 2040 te halen is inderdaad meer nodig. Daarbij is het continu zoeken naar effectieve maatregelen waar ook draagvlak voor is in de samenleving. Om voorbereid te zijn op het eventueel nemen van aanvullende maatregelen, heb ik het RIVM gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel zouden kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities voor 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.

Genoemde leden vragen waarom de suikertaks niet wordt ingevoerd terwijl uit onderzoek van het RIVM blijkt dat de invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot een afname van de hoeveelheid suiker in frisdranken en een afname van de verkoop van frisdranken, significante gezondheidswinst en kostenbesparingen in de zorg.

Dat invoering van een suikertaks op korte termijn leidt tot significante gezondheidswinst en kostenbesparing in de zorg, is niet genoemd in het RIVM rapport dat u aanhaalt. Afhankelijk van de gekozen vorm van een suikertaks (verschillende tarieven voor verschillende treden van suikergehalten, hoogte van de belasting etc.), kan deze wel effect hebben op de hoeveelheid suiker in frisdranken en de verkoop van suikerhoudende frisdranken. Dit kan reden zijn om een suikertaks in Nederland in te voeren. Ik noem dit ook niet voor niets een perspectiefrijk instrument. Ik kies op dit moment niet voor deze maatregel omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken heb gemaakt over suikerreductie, zoals ik u in mijn brief van 3 september jongstleden123 heb aangegeven.

In hoeverre is het niet invoeren van de suikertaks het gevolg van een lobby van de voedingsindustrie? Kan worden toegelicht welke rol de voedsellobby heeft gespeeld bij het uit het akkoord houden van de suikertaks? Welke afspraken met de voedingsindustrie uit het preventieakkoord staan effectief bewezen maatregelen in de weg? Zijn er andere effectief bewezen maatregelen niet opgenomen in het Nationaal Preventieakkoord als gevolg van de lobby van de voedingsindustrie? Klopt het dat er door de industrie een «uitruilvoorstel» is gedaan waarbij de industrie toezegde zelf calorieën uit de markt te halen in ruil voor het niet invoeren van een verbruiksbelasting? Kan de Staatssecretaris zijn antwoord toelichten?

Bij de totstandkoming van het Nationaal Preventieakkoord heb ik met alle (potentiële) ondertekenaars gesproken om samen tot een gedragen akkoord te komen. Alle partijen konden maatregelen en acties voorstellen. Het akkoord is uiteindelijk gesloten over een pakket aan maatregelen waar de gezamenlijke ondertekenaars achter stonden. Een van de mogelijke maatregelen die op tafel lag was een aanpassing van de reeds bestaande verbruiksbelasting op niet alcoholische dranken. De voedselindustrie heeft in het proces van totstandkoming van het akkoord aangegeven geen voorstander te zijn van de aanpassing van deze belasting. De frisdrankindustrie heeft voorgesteld de via frisdranken geconsumeerde calorieën met 30% te reduceren in 2025 (ten opzichte van 2012). Daar hebben alle ondertekenaars van het preventieakkoord mee ingestemd.

In het akkoord hebben we afspraken gemaakt over wat we wel doen, niet over wat we niet doen. Welke maatregelen tot herbezinning op deelname zullen leiden bij de huidige akkoordpartners kan ik niet volledig overzien. We weten met zijn allen dat er nog meer dan het huidige pakket nodig is om de ambities voor 2040 te halen. Ik kijk graag wat we met de akkoordpartijen kunnen bereiken. Mocht dat niet genoeg blijken, dan moeten we extra stappen zetten.

Welke aanvullende maatregelen ziet de Staatssecretaris om de verwachte stijging van het aantal mensen met overgewicht om te zetten in een daling? Uit de brief van de Staatssecretaris blijkt dat hij het RIVM opdracht heeft gegeven om in samenwerking met experts uit het veld te onderzoeken welke effectieve maatregelen die nu nog niet of onvoldoende in het Nationaal Preventieakkoord zijn opgenomen substantieel kunnen bijdragen aan het bereiken van de doelen. Zal de suikertaks hierin worden meegenomen? In hoeverre zullen effectief bewezen maatregelen ook daadwerkelijk worden ingevoerd?

Het RIVM is gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities in 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord. Het kan daarbij gaan om een intensivering van maatregelen die nu al in het akkoord zijn opgenomen, maar ook om nieuwe maatregelen. Het RIVM zal de komende maanden het onderzoek uitvoeren op basis van literatuuronderzoek en overleg met diverse experts. Ik laat het aan de onderzoekers en experts om alle relevante maatregelen hierin mee te nemen. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021. Of maatregelen daadwerkelijk worden ingevoerd zal naast de effectiviteit, uiteraard ook afhangen van het draagvlak. Het RIVM heeft overigens recent een onderzoek naar een suikertaks gepubliceerd, zie mijn brief hierover van 3 september jl.124.

In de voortgangsbrief schrijft de Staatssecretaris dat volgens de eigen cijfers van de levensmiddelenproducenten zij op schema liggen bij het terugdringen van het aantal geconsumeerde suikers. Kan inzicht gegeven worden in deze cijfers? Hoe verhouden deze cijfers zich tot de conclusie van het RIVM dat stelt dat slechts kleine stappen zijn gezet om de inname van suiker te verlagen?

In de voortgangsbrief over het Nationaal Preventieakkoord haal ik de cijfers aan van de frisdrankindustrie (FWS). De 25% caloriereductie in frisdranken die zij voor 2020 toegezegd hadden, rapporteren ze al in 2019 te hebben behaald (per volume, ten opzichte van 2012)125. Voor (uiterlijk) 2025 is 30% reductie afgesproken. Dit betreft een van de in het preventieakkoord opgenomen aanvullende afspraken van de industrie om suikerinname via frisdranken, zuivelproducten en koek, snoep, chocolade en tussendoortjes sterk terug te dringen.

Deze nieuwe afspraken zijn nog niet meegenomen in de impactanalyse in het kader van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling die het RIVM medio 2019 heeft uitgevoerd. Op basis van deze analyse concludeert het RIVM inderdaad dat tot op dat moment kleine stappen gezet zijn om de dagelijkse inname van suiker te verlagen. Naast bovengenoemde aanvullende afspraken zijn in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling in 2020 ook afspraken gemaakt over suikerreductie in fruitconserven (compote en appelmoes) en ijs.

De leden van de PvdA-fractie willen voorts hun zorgen uiten over het voedingspatroon van kinderen. Uit recent onderzoek van Unicef blijkt dat slechts 10 procent van het aanbod kinderproducten in de supermarkt past binnen de criteria van de Schijf van Vijf. Genoemde leden achten dit onwenselijk en zien graag producten speciaal bedoeld voor kinderen gezonder worden. Welke maatregelen worden genomen om dit te bewerkstelligen?

Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten, ook met het oog op het voorkomen van misleiding van de consument.

Ik zet mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.

Verbetering van de samenstelling van overige producten komt aan bod in het Akkoord Verbetering Productsamenstelling, dat zal worden opgevolgd door een nieuw systeem voor productverbetering. Kinderen consumeren 27% van hun dagelijkse energie via suikers (van nature aanwezige en toegevoegde). Van de consumptie van toegevoegde suikers komt bijna 70% uit de productgroepen frisdrank, zuivel en koek/gebak/snoep/chocola. Juist voor deze productgroepen zijn met het preventieakkoord aanvullende afspraken gemaakt.

Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om het voor ouders gemakkelijker te maken om de juiste voedingskeuzes te maken voor hun kind? Hoe kunnen ouders beter worden geïnformeerd over de voedingswaarde van kinderproducten? Zal bij de invoering van de Nutri-Score in Nederland ook specifiek aandacht worden gegeven aan kinderproducten?

De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder: eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. Daarnaast staat op het etiket van alle voedingsmiddelen de voedingswaarde vermeld. Hier kan je bijvoorbeeld lezen hoeveel suikers of zout in het product zit. Nutri-Score helpt de consument om de gezondere keuze in één oogopslag te herkennen. De Nutri-Score criteria zijn toe te passen op alle productgroepen, dus ook op «babyvoeding» en producten die veel door kinderen gegeten worden. Er bestaat geen wettelijke categorie «kinderproducten» zoals deze in het onderzoek van Unicef zijn onderscheiden.

Het onderzoek laat bovendien zien dat kinderen nog altijd worden blootgesteld aan kindermarketing op verpakkingen. Welke aanvullende maatregelen zullen worden genomen om kinderen beter te beschermen tegen kindermarketing?

In het Nationaal Preventieakkoord heb ik samen met de Federatie Nederlandse Levensmiddelen industrie (FNLI) en de supermarktenbranche (CBL) afspraken gemaakt over kindermarketing op verpakkingen. Naast deze afspraken worden er op dit moment geen extra maatregelen genomen tegen kindermarketing op verpakkingen. Leden van de FNLI hebben zich gecommitteerd om na 1 juli geen kinderidolen meer te gebruiken op verpakkingen van voedingsmiddelen en met CBL is de afspraak gemaakt om geen kinderfiguurtjes meer te gebruiken op verpakkingen van hun huismerken. De naleving van deze afspraken laat ik monitoren.

De leden van de PvdA-fractie vragen of kan worden toegelicht waarom onderzoek nodig is naar effecten van prijsverhoging van sigaretten alvorens de prijs in 2023 zal worden verhoogd naar 10 euro, terwijl uit onderzoek al is gebleken dat verhoging van de tabaksaccijns een bewezen effectieve maatregel is bij het tegengaan van tabaksverslaving en daarmee gepaard gaande ernstige gezondheidsschade. Wat is het doel van de evaluatie naar mogelijke grenseffecten?

Welke rol heeft de tabakslobby gespeeld bij het opnemen van deze passage in het Nationaal Preventieakkoord?

Inderdaad is in internationaal onderzoek vastgesteld dat een doorlopend stapsgewijze accijnsverhoging een bewezen effectieve maatregel is. Gemiddeld genomen leidt 10% prijsverhoging in ontwikkelde landen tot 4% minder consumptie. In Nederland zelf is dit onderzoek niet eerder gedaan. Het doel van het onderzoek is te bezien welke gedragsverandering optreden als gevolg van de accijnsverhoging. Hat gaat hierbij om zowel veranderingen van het rookgedrag (stoppen of minderen, overstappen) als op aankoop gedrag in het buitenland (grenseffecten) in kaart te brengen. Ook zal het onderzoek meer inzicht geven welke prijsverhoging nodig is om te zorgen dat grote groepen Nederlandse rokers uiteindelijk zullen stoppen.

Om te voorkomen dat de tabaksindustrie invloed kan uitoefenen op het tabaksbeleid zijn er bij de onderhandelingen van het Nationaal Preventieakkoord geen partijen uitgenodigd die belangen van de tabaksindustrie vertegenwoordigen. Dit is een uitvloeisel van artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging. Gedurende de onderhandelingen zijn de coalitiepartijen op de hoogte gehouden van de voortgang en ik vind het belangrijk dat het Preventieakkoord de steun heeft van de coalitie. Ik kan verder niet ingaan op de wijze waarop besluitvorming in uw Kamer kan worden gevrijwaard van invloed van de tabaksindustrie en uitvoering wordt gegeven aan artikel 5, derde lid, van het WHO-Kaderverdrag inzake tabaksontmoediging omdat dit aan uw Kamer is.

En welke extra maatregelen gaat de Staatssecretaris nog nemen om de eigen doelstelling om te komen tot een rookvrije generatie te halen?

Op dit moment ben ik in gesprek met de supermarkten en tankstations over het stoppen met de verkoop van tabak, conform de moties van de leden Kuik (CDA) en Dik-Faber (CU 126 127en de motie van het lid Van Gerven (SP)128. Ik zal dit najaar de resultaten van mijn gesprekken en het onderzoek naar de mogelijkheden voor het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak met u delen en daarbij duidelijkheid geven over het proces en het moment waarop een verdere vermindering van verkooppunten zal worden gerealiseerd. Verder ben ik van mening dat een rookvrije generatie ook een e-sigaretvrije generatie moet zijn. Op grond van nieuw onderzoek van Trimbos ben ik tot de conclusie gekomen dat de aantrekkelijkheid van de e-sigaret voor jongeren verder dient te worden beperkt. Om deze reden worden alle smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken verboden. Tabakssmaken worden uitgezonderd om rokers die als uiterste stoppoging met behulp van e-sigaretten willen stoppen met roken niet te ontmoedigen. Ook bereid ik tevens een wijziging van de Tabaks- en rookwarenwet voor waarmee regels worden gesteld aan verhittingsapparaten voor het verhitten van tabak. De overheid zet in op een rook- en tabaksvrije omgeving om te voorkomen dat jongeren beginnen met roken. Dit betekent ook dat kinderen niet in aanraking komen met verhitte tabak.

Genoemde leden maken zich ook zorgen over de impact van e-sigaretten op de gezondheid, en over de e-sigaret als een opstapproduct naar het roken van sigaretten. Kan worden toegelicht waarom niet wordt gekozen voor een verbruiksbelasting op e-sigaretten om consumptie te beperken?

In februari van dit jaar heeft de Europese Commissie de evaluatie van de Richtlijn 2011/64/EU betreffende de structuur en de tarieven van de accijns op tabaksfabrikaten (richtlijn tabaksaccijns) naar buiten gebracht. Uit de evaluatie is onder meer naar voren gekomen dat er onvoldoende rekening is gehouden met nieuwe producten en hoe met deze producten fiscaal om te gaan. Naar aanleiding van de evaluatie heeft de Europese Raad raadsconclusies aangenomen. Uit deze conclusies volgt dat bij de aanstaande herziening van de richtlijn tabaksaccijns nieuwe producten als e-sigaretten meegenomen moeten worden in het voorstel van de Europese Commissie. Een Europees geharmoniseerde aanpak draagt bij aan de ontmoediging van dergelijke producten. De Nederlandse inzet bij het verdere herzieningstraject zal dan ook gericht zijn op opname van de e-sigaretten onder de richtlijn tabaksaccijns met als doel accijnsheffing op e-sigaretten.

Aangezien e-sigaretten nu (nog) geen accijnsgoederen zijn, kunnen lidstaten ervoor kiezen om deze producten te belasten met een eigen, nationale verbruiksbelasting. Het inrichten van een systeem voor een nieuwe nationale verbruiksbelasting zal een aantal jaar in beslag nemen. Zodra e-sigaretten wel als accijnsgoed gelden op basis van de richtlijn tabaksaccijns, zou deze nieuwe nationale verbruiksbelasting weer vervangen moeten worden door een accijns.

Het heeft daarom de voorkeur van het kabinet om in te zetten op de aanpassing van de Europese richtlijn tabaksaccijns zodat een accijnsheffing op e-sigaretten in een keer goed en volledig wordt ingevoerd, samen met de rest van de lidstaten. De Europese route voorkomt ondermijning van een nationale verbruiksbelasting door bewust op zoek te gaan naar mismatches met andere lidstaten. Ook voorkomt het dat de uitvoering, burgers en bedrijfsleven in korte tijd met twee ingrijpende wijzigingen te maken krijgen, te weten eerst de inrichting van een nationale verbruiksbelasting en daarna een accijns op basis van de richtlijn tabaksaccijns.

Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd met de stappen die gezet worden bij de uitwerking van het Nationaal Preventieakkoord. Tegelijkertijd is er nog veel nodig om de doelstellingen in 2040 te behalen. De COVID-19 uitbraak laat alleen nog maar meer zien hoe belangrijk preventie en het vergroten van de veerkracht en weerbaarheid van mensen zijn. Is de Staatssecretaris het met genoemde leden eens dat het daarom juist goed is om nu stappen te zetten? Is de Staatssecretaris het met deze leden eens dat men moet kijken wat er ondanks de coronamaatregelen nog wel kan, simpelweg omdat een gezonde levensstijl alleen maar belangrijker geworden is?

Ik onderschrijf, met vele anderen, de gedachte dat de coronacrisis de urgentie van leefstijlpreventie heeft vergroot en ik zet erop in dat we ondanks de maatregelen om corona te bestrijden, waar het kan, hard blijven inzetten op de acties uit het Nationaal Preventieakkoord.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoeveel procent van de gemeenten een lokale aanpak op het gebied van preventie heeft. Is de Staatssecretaris tevreden met de inzet van gemeenten om te komen tot een dergelijke lokale aanpak of is hier nog meer actie nodig?

Op dit moment heeft 16% van de gemeenten een regionaal of lokaal preventieakkoord gesloten. Daarbij zien we ook een groot aantal gemeenten (186) die op een andere manier (dan met een preventieakkoord) invulling geven aan de preventieaanpak, conform de afspraken uit het landelijke preventieakkoord. Ik ben erg blij te zien dat zoveel gemeenten zich actief inzetten op preventie en de ambities uit het Nationaal Preventieakkoord. De cijfers laten ook zien dat we er nog niet zijn. Niet voor niets stellen we per 2021 extra middelen voor de gemeenten beschikbaar. Dit uitvoeringsbudget dient tevens als stimulans om gemeenten te bewegen om tot een lokaal of regionaal preventieakkoord te komen. Nu vrijwel alle gemeenten een eigen sportakkoord hebben gesloten, ontstaat er bij gemeenten meer ruimte om aandacht te besteden aan een bredere benadering gericht op een gezondere leefstijl. Sommige gemeenten kiezen ervoor om hun sportakkoord uit te bouwen tot een breed sport- en preventieakkoord. Anderen kiezen voor een apart preventieakkoord en bouwen verder voort op het netwerk dat zij vanuit het sportakkoord al opgebouwd hebben. Het ondersteuningsteam van de VNG stimuleert gemeenten actief om aan de slag te gaan met een preventieakkoord. Hierbij worden de kennis en ervaring van de VSG met betrekking tot de totstandkoming van de sportakkoorden benut.

De leden van de ChristenUnie-fractie juichen het toe dat er meer capaciteit vrij komt bij de NVWA voor handhaving. Deze leden vragen de Staatssecretaris om aan te geven wat de handhavingsregiesystematiek en het risicogericht toezicht precies inhouden waar het gaat om de handhaving van de maatregelen die zijn genomen in het kader van het Nationaal Preventieakkoord.

De NVWA zal toezicht gaan houden op de nieuwe en aangepaste wetgeving voortvloeiend uit het Preventieakkoord. De NVWA gaat het toezicht vormgeven met behulp van de handhavingsregiemethode. Hierbij wordt nagegaan waar de risico’s (bijvoorbeeld de risico’s op niet naleven van wet- en regelgeving) het grootst zijn en worden passende (toezicht- en handhavings)instrumenten ontwikkeld en ingezet om de naleving te verhogen. Voorbeelden van in te zetten instrumenten zijn controles, sancties, maar ook communicatie.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er zich veel wetsvoorstellen, besluiten en regelingen op het gebied van preventie in verschillende stadia van ontwikkeling bevinden. Kan de Staatssecretaris hiervan een actueel overzicht geven met daarbij de stand van zaken?

Hieronder is een tabel opgenomen waarin een actueel overzicht wordt gegeven van alle wettelijke maatregelen op het gebied van alcohol en tabak met daarbij in de laatste kolom de stand van zaken.

Wettelijke maatregel

Wet, amvb of regeling

Stand van zaken

Alcohol

   

Wetsvoorstel wijziging van de Drank- en Horecawet met onder andere verbod prijsacties, regels voor verkoop op afstand en verbod wederverstrekking (35 337)

wet

Behandeling Tweede Kamer gepland in het wetgevingsoverleg op 16 november 2020.

Alcoholbesluit

amvb

Internetconsultatie afgerond

Alcoholregeling

regeling

Internetconsultatie afgerond

Tabak

Uitstalverbod

amvb en regeling

In werking per 1-7-2020 voor supermarkten en 1-1-2021 voor andere verkooppunten

Neutrale verpakkingen sigaret en shagtabak

amvb en regeling

In werking per 1-10-2020

Rookvrije schoolterreinen

amvb

In werking per 1-8-2020

Uitbreiding van het rookverbod met o.a. de e-sigaret

wet

In werking per 1-7-2020

Implementatie van Europese regels om illegale handel in tabaksproducten tegen te gaan

wet en regeling

In werking per 23-1-2020

Wet tot goedkeuring en uitvoering van het protocol tot uitbanning van illegale handel in tabaksproducten

wet en regeling

In werking per 1-10-2020 en 1-1-2021

Accijnsverhoging tabak; Belastingplan 2020

wet

Ingegaan per 1-4-2020

Aanscherping reclameverbod

wet en regeling

wet: Nader verslag Tweede Kamer vastgesteld

Regeling: Gereed voor internetconsultatie (stemming Tweede Kamer over wetsvoorstel afwachten)

Neutrale sigaret en elektronisch verhittingsapparaat:

wet, amvb en regeling

Wet: Advisering door de Afdeling advisering van de Raad van State

amvb: internetconsultatie afgerond

Regeling: Aangeboden aan de NVWA voor de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

Neutrale verpakking sigaar en e-sigaret:

amvb en regeling

amvb: Internetconsultatie afgerond

Regeling: In voorbereiding

Afschaffen rookruimtes

amvb

Voorhang Tweede en Eerste Kamer

Reguleren smaken e-sigaret:

amvb en regeling

amvb: Aangeboden aan de NVWA voor de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

regeling: In voorbereiding

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de uitkomst van zijn gesprek met artsen en sporters die betrokken waren bij de oproep voor een gezonde leefstijl. Is de Staatssecretaris voornemens, ook in het licht van de COVID-19 uitbraak, met aanvullende maatregelen te komen op het gebied van leefstijlpreventie? Is hij daarbij ook bereid om, in navolging van het Verenigd Koninkrijk, te kijken naar maatregelen om Nederlanders minder ongezond te laten eten?

Naar aanleiding van de oproep van onder andere wetenschappers en medici voor een gezonde leefstijl zijn drie sessies met deskundigen georganiseerd over de relatie tussen het coronavirus en leefstijl. De gesprekken hebben tot waardevolle input geleid waar we graag met het veld verder op voortbouwen. Belangrijke bevindingen en vervolgacties zijn onder meer dat deze pandemie het belang van preventie nogmaals heeft onderstreept en dat dit vraagt om versnelling van acties ter bevordering van een gezonde leefstijl. Deskundigen pleiten niet voor een aparte corona-leefstijl-aanpak, maar voor het versterken van preventie in het algemeen. Ook na COVID-19. Ook is meer aandacht gewenst voor gecombineerde leefstijlinterventies die ook geschikt zijn voor mensen met een gezondheidsachterstand en de rol van de huisarts hierin. Willen we daadwerkelijk een trendbreuk realiseren, dan is een combinatieaanpak van verschillende interventies van belang. Het vraagstuk rondom het stimuleren van meer bewegen moet integraal worden aangepakt. Startpunt is het in kaart brengen van het bewegen in het dagelijks leven door verschillende groepen. Vervolgens zijn initiatieven vanuit verschillende sectoren nodig om impact te genereren. Kansrijke initiatieven en ideeën worden samengebracht in een routekaart om bewegen het nieuwe normaal te laten worden.

De maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk zijn voorgesteld volg ik met grote interesse. Ik verwacht binnenkort bijvoorbeeld de uitkomsten van hun publieke consultatie rond aanbiedingen. De lijst met maatregelen die in het Verenigd Koninkrijk zijn voorgesteld wordt besproken bij de eerstvolgende Nationaal Preventieakkoord tafel overgewicht. Over de uitkomsten hiervan zal ik u voor het AO preventie van 3 december informeren. Een aantal van de maatregelen in het Verenigd Koninkrijk hebben betrekking op aanbiedingen. Als opvolging van het onderzoek dat ik het RIVM eerder dit jaar heb laten uitvoeren129, ga ik mogelijke maatregelen op dit terrein verder verkennen. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Ik begin met het organiseren van een bijeenkomst met experts om te verkennen wat voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de Staatssecretaris bereid is om de gecombineerde leefstijlinterventies (GLI’s) voor een veel bredere groep Nederlanders beschikbaar en toegankelijk te maken in de strijd tegen overgewicht, obesitas, prediabetes en diabetes. Wat is ervoor nodig om te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen op de GLI’s?

De GLI voor mensen met overgewicht kan ook worden ingezet voor mensen die naast overgewicht diabetes type 2 hebben of een verhoogd risico hierop. Sterker nog, de GLI is op dit moment de enige bewezen (kosten)effectieve leefstijlinterventie voor mensen met diabetes. Om er voor te zorgen dat meer mensen een beroep kunnen doen op de GLI, werk ik samen met alle betrokken veldpartijen aan het oplossen van knelpunten bij de implementatie van de GLI. Denk aan problemen met contracteren, declareren, accreditatie-eisen, de hoogte van het tarief, het beschikbare GLI-aanbod en onbekendheid bij patiënten en huisartsen. Het RIVM monitort het aantal deelnemers van de GLI en rapporteert hierover. Op 30 april 2020 waren er 7072 deelnemers aan de GLI. De aantallen voor 2020 zullen dus zeker nog verder nog stijgen.

Roken

In het Nationaal Preventieakkoord is afgesproken dat alle schoolterreinen per 1 augustus rookvrij zouden zijn. Kan de Staatssecretaris aangeven of deze doelstelling is gehaald? Zo nee, wat hebben scholen nodig om alsnog op korte termijn schoolpleinen rookvrij te maken? En kan de Staatssecretaris ook aangeven hoe het staat met het rookvrij maken van kinderdagverblijven, sportcomplexen en speeltuinen?

Het Mulier instituut meet jaarlijks hoeveel schoolterreinen rookvrij zijn. In november wordt een nieuwe meting uitgevoerd. De resultaten van deze meting worden in januari 2021 verwacht en zullen aantonen of de doelstelling is gehaald. We verwachten dat de afgelopen maanden al vele onderwijsinstellingen de stap hebben gezet naar een rookvrij terrein. Om ook de rest op weg te helpen naar een rookvrij onderwijsterrein, hebben wij eind augustus de Edsons130 geïntroduceerd. De Edsons vormen een team dat onderwijsinstellingen ondersteunt met behulp van een factsheet over hoe je rookvrij wordt, inspirerende voorbeelden van andere onderwijsinstellingen, tips en een driedelige animatieserie. Diverse partijen zijn volop bezig met het rookvrij maken van kindomgevingen. Dit jaar werd de hele samenleving geraakt door de gevolgen van COVID-19. De maatregelen die zijn genomen om COVID-19 te bestrijden, hebben grote impact gehad op heel veel partijen die betrokken zijn bij het Nationaal Preventieakkoord. Ook op de voortgang van de doelstellingen met betrekking tot de rookvrije kindomgevingen. Kinderboerderijen, speeltuinen en sportverenigingen sloten de deuren en werden gedwongen na te denken over het herinrichten van de terreinen. Desondanks zijn de betrokken veldpartijen volop gemotiveerd om alsnog de nodige stappen te zetten richting een rookvrije omgeving voor kinderen. Eind 2019 bleek uit onderzoek van het Trimbos instituut dat veruit de meeste kinderdagverblijven, 86%, een geheel rookvrij buitenterrein hebben. Wat betreft de speeltuinen zijn momenteel meer dan 50% speeltuinen rookvrij. De NUSO, branchevereniging voor speeltuinen en ondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord, zet zich in om de doelstelling dat 100% van de speeltuinen te behalen. De verwachting is dat alle speeltuinen in 2021 rookvrij zijn. Tot slot blijkt uit onderzoek van het Mulier instituut blijkt dat 17% van sportverenigingen met een eigen kantine rookvrij zijn. Dat zijn ongeveer 2300 sportverengingen131. De sportbonden zijn medeondertekenaar van het Nationaal Preventieakkoord en zetten zich in om bovengenoemde doelstelling te behalen. Eind dit jaar zal er een enquête worden uitgezet door de sportbonden bij de sportverenigingen inzake rookvrij beleid. De resultaten van de enquête zullen meer inzicht bieden in de huidige stand van zaken en eventuele knelpunten.

De Staatssecretaris heeft eerder beloofd voor de zomer het onderzoek over het beperken van het aantal tabaksverkooppunten naar de Kamer te sturen. De Staatssecretaris geeft nu aan dat het onderzoek na de zomer wordt verwacht. Kan de Staatssecretaris al meer inzicht geven in de belangrijkste conclusies van het onderzoek en voorgenomen vervolgstappen? En kan hij ook aangeven hoe zijn gesprekken met de supermarkten en tankstations over het stoppen met de verkoop van tabak zijn verlopen?

Het onderzoek naar het verminderen van het aantal verkooppunten van tabak heeft enige vertraging ondervonden. De buitenlandse (gezondheids)experts die voor het onderzoek geïnterviewd zouden worden moesten prioriteit geven aan bestrijding van het COVID-19 virus in hun respectievelijke landen, waardoor oplevering van het rapport voor de zomer niet meer mogelijk bleek. Inmiddels is dit onderzoek afgerond. Dit najaar bied ik Uw Kamer het rapport met mijn beleidsreactie aan, waarin ik u ook informeer over mijn gesprekken met de supermarkten en tankstations.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris voorstelt smaakjes van e-sigaretten behalve tabakssmaken te verbieden. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer hij het hiervoor benodigde wetsvoorstel of concept-besluit aan de Kamer wil voorleggen?

Op dit moment wordt de concept-amvb opgesteld. Gestreefd wordt het voorstel binnen een zo kort mogelijke termijn naar uw Kamer te sturen in het kader van de voorhangprocedure. Ik verwacht dat dat in januari zal zijn.

Overgewicht

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat ruim 140 gemeenten een JOGG-aanpak (JOGG= Jongeren op Gezond Gewicht) hebben. Is de Staatssecretaris van plan om meer gemeenten te stimuleren tot een JOGG-aanpak? Is de huidige JOGG-aanpak in de ogen van de Staatssecretaris voldoende in staat om de problematiek van overgewicht – zeker ook bij jonge kinderen – aan te pakken, of is er meer nodig? Kan de Staatssecretaris zijn antwoord toelichten?

Inmiddels zijn 147 gemeenten officieel JOGG-gemeenten en samen met JOGG streef ik er naar meer gemeenten te simuleren met de JOGG-aanpak aan de slag te gaan. De JOGG-aanpak is een belangrijk onderdeel van onze strategie om overgewicht bij kinderen en jongeren tegen te gaan. Onderzoek van het RIVM naar de invloed van de JOGG-aanpak op overgewicht bij kinderen laat zien dat er in 30 JOGG-gemeenten een daling te zien is van het BMI. In buurten waar de JOGG-aanpak al vier jaar bestaat, ligt het gemeten percentage kinderen en jongeren met overgewicht 9 procent lager dan in buurten zonder die aanpak. De problematiek van overgewicht is enorm complex. Naast de JOGG-aanpak is er meer nodig om dit probleem op te lossen. Daarom zetten we daarnaast ook in op o.a. beweegvriendelijkere (speel-) omgevingen, het beperken van reclame gericht op kinderen en op programma’s zoals Gezonde School.

Uit onderzoek van Unicef blijkt dat nog geen 30% van de bijna 800 kinderproducten die binnen de Schijf van Vijf zouden kunnen vallen, daadwerkelijk voldoet aan de criteria. Bij bijvoorbeeld kindertoetjes voldoet geen enkel product, maar zelfs ook bij het schap met baby-, dreumes- en peuterproducten met alleen maar producten voor hele jonge kinderen, voldoet bijna 70% niet aan de criteria voor een gezond voedingspatroon voor deze leeftijdscategorie. Wat vindt de Staatssecretaris van deze cijfers, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Is hij bereid om met de levensmiddelenproducenten en supermarkten in gesprek te gaan om te zorgen dat meer baby- en kinderproducten ín de baby- en kinderschappen in de Schijf van Vijf gaan vallen?

Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. De aanbeveling voor kleine kinderen (en alle consumenten) vanaf 1 jaar is helder: eet zoveel mogelijk gezond en gevarieerd volgens de Schijf van Vijf. Deze adviezen worden door het Voedingscentrum en consultatiebureaus verspreid. De Schijf van Vijf bevat voornamelijk onbewerkte producten, zoals groente, fruit, volkoren producten etc. Dit zijn geen specifieke kinderproducten. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten om consumenten te verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan.

Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.

De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de Staatssecretaris nu geen aanvullende maatregelen wil nemen om gezonde voeding goedkoper te maken, waaronder bijvoorbeeld een trapsgewijze suikertaks. Kan de Staatssecretaris aangeven onder welke omstandigheden deze maatregelen wel een optie zouden kunnen zijn?

Ik ben tevreden met de voortgang op de afspraken uit het Nationaal Preventieakkoord en betrokkenheid van alle partijen. Tegelijk ben ik me ervan bewust dat we de ambities met de afgesproken maatregelen waarschijnlijk niet halen, ook al voeren we alle afspraken in het Nationaal Preventieakkoord uit. Het akkoord zorgt wel dat er winst wordt geboekt en dat een belangrijke stap wordt gezet op weg naar het gewenste doel. Leefstijlverandering vraagt een lange adem en blijvend commitment van alle betrokken partijen. Ik blijf mij inzetten voor aanvullende maatregelen waar ook draagvlak voor is in de samenleving. Om voorbereid te zijn op het eventueel nemen van aanvullende maatregelen, heb ik het RIVM gevraagd een overzicht op te stellen van effectieve maatregelen die substantieel zouden kunnen bijdragen aan het behalen van de ambities voor 2040 uit het Nationaal Preventieakkoord. Ik verwacht de uitkomsten in het voorjaar van 2021.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het belangrijk dat er een ambitieus nieuw systeem voor productverbetering komt, waarin alle productcategorieën worden meegenomen. In het voorstel voor een nieuw systeem voor productverbetering, zoals gedeeld bij de internetconsultatie hierover, staat geen hoofddoelstelling op inname (consumptie) per nutriënt. Gaat het nieuwe systeem voor productverbetering nog wel een hoofddoelstelling op inname (consumptie) bevatten op zout, verzadigd vet en energiedichtheid (verzadigd vet en suiker), zo vragen genoemde leden. Verder bevat het voorstel alleen een lange termijn doelstelling van 10 jaar. Waarom bevat het voorstel geen jaarlijkse onafhankelijke reductiedoelen voor zout, verzadigd vet en suiker in de belangrijkste productgroepen, zodat de voortgang beter kan worden gemonitord?

Het nieuwe systeem voor productverbetering is bedoeld om de samenstelling van producten stap voor stap te verbeteren. Het nieuwe systeem moet bedrijven stimuleren hierop ambitieus te blijven inzetten. Bedrijven kunnen productverbetering niet sturen op innamedoelen. Daarom worden (voorlopig) doelen opgesteld die gericht zijn op de samenstelling van producten. Er zal, net als bij het huidige Akkoord Verbetering Productsamenstelling, wel regelmatig een impactanalyse worden uitgevoerd om na te gaan welk effect de gerealiseerde productverbetering heeft op de inname.

Er worden doelen gesteld voor een termijn van 10 jaar, zodat bedrijven zelf of per sector een tussentijdse planning met bijbehorende doelen kunnen maken. Het gaat in de nieuwe aanpak om alle productcategorieën in de volle breedte, niet alleen om de producten met hoge gehalten aan zout, suiker of verzadigd vet. Veel bedrijven hebben een breed portfolio aan producten. Het is voor veel bedrijven daarom een forse inspanning om productverbetering door te voeren, denk aan aanpassing van de receptuur, technologisch onderzoek, smaaktesten, aanpassing etiketten, etc. Ik deel met u de behoefte om tussentijds zicht te hebben op de voortgang. Ik zal daarom periodiek een monitor van de voortgang uitvoeren en publiceren.

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de stand van zaken van de ontwikkeling van een nieuw voedselkeuzelogo. In hoeverre gaat het lukken om het voedselkeuzelogo in lijn met de Schijf van Vijf te krijgen, aangezien de ontwikkeling ervan internationale afstemming vraagt, zo vragen deze leden. Is afstemming op de Schijf van Vijf een randvoorwaarde voor de Staatssecretaris?

Op 28 november 2019 heb ik u geïnformeerd over mijn keuze voor Nutri-Score, maar wel met de kanttekening dat de achterliggende berekening van Nutri-Score zodanig wordt aangepast dat door het logo bij de Nederlandse consumenten zo min mogelijk verwarring kan ontstaan over wat de gezonde(re) keuze is. De berekening die achter het logo zit, zal worden geëvalueerd met een internationaal comité van onafhankelijke wetenschappers uit de deelnemende landen. In deze evaluatie wordt gekeken naar de voedingsrichtlijnen van de deelnemende landen. Bij de evaluatie zal worden gestreefd naar synergie met de voedingsrichtlijnen van alle deelnemende landen. De Schijf van Vijf is afgeleid van de Nederlandse voedingsrichtlijnen en wordt dus betrokken in de evaluatie van het logo. De evaluatie is op dit moment nog niet gestart, maar in overleg met de deelnemende landen wordt dit nu voorbereid. Ik verwacht dat het wetenschappelijk comité voor het einde van dit jaar kan starten met de evaluatie.

Problematisch alcoholgebruik

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn verheugd dat de Staatssecretaris aangeeft dat een minimumprijs voor één eenheid alcohol een effectieve maatregel is voor het Nederlandse alcoholbeleid om kwetsbare groepen te beschermen tegen problematisch alcoholgebruik. Zij vragen de Staatssecretaris wanneer hij een beleidsbeslissing over de invoering van een minimumprijs in Nederland verwacht.

Dit najaar wordt het rapport van het RIVM aangevuld met een doorrekening van invoering van MUP in Nederland, een stakeholdersanalyse en de meest recente empirische gegevens uit Schotland, waar MUP is ingevoerd in 2018. Ondertussen maak ik een overzicht van de stappen die nodig zijn om MUP in Nederland in te voeren. Hiermee beoog ik tot een goede basis te komen voor een toekomstige beleidsbeslissing over invoering van MUP in Nederland. Deze beleidsbeslissing verwacht ik niet meer tijdens deze kabinetsperiode en laat ik over aan een volgend kabinet.

De leden van de ChristenUnie-fractie vinden het zorgelijk dat 57% van de minderjarigen toch alcohol drinkt en dat 97% van hen alcohol verkrijgt via sociale bronnen. De wijziging van de Drank- en Horecawet komt weliswaar met een bepaling om wederverstrekking strafbaar te stellen, maar ziet de Staatssecretaris ook mogelijkheden om vooruitlopend hierop aanvullende maatregelen te nemen die het alcoholgebruik onder minderjarigen tegengaan?

Met het Nationaal Preventieakkoord heeft het Ministerie van VWS middelen geïnvesteerd in de (door)ontwikkeling van interventies gericht op het thema alcohol die in de interventiedatabase van Centrum Gezond Leven (CGL) staan beschreven. De nadruk ligt hierbij op selectieve en geïndiceerde alcoholpreventie. Daarnaast subsidieert het Ministerie van VWS ook het programma Helder op School van het Trimbos-instituut. Dit programma biedt interventies aan op scholen met aandacht voor alcoholpreventie, zoals Frisse start, Samen Fris en In Charge. Bijna 2.000 scholen registreerde zich in het schooljaar 2018–2019 voor het programma Helder op School bij een regiocontactpersoon, maar in de praktijk worden meer scholen bereikt. Tot slot blijf ik met NIX18 inzetten op NIXzonderID om verstrekkers te ondersteunen bij de naleving van de leeftijdsgrens van 18 jaar.

Lachgas

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris naar de stand van zaken van de maatregelen om recreatief gebruik van lachgas tegen te gaan. Wanneer kan de Kamer het wetsvoorstel lachgasverbod tegemoet zien? Kan de Staatssecretaris toezeggen dat het nog steeds het streven is om het verbod op 1 januari 2021 in te laten gaan?

Zoals ik in beantwoording van de mondelinge vraag van lid Kuik (CDA) tijdens het vragenuur op 30 juni jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 89, item 4) heb toegelicht streef ik ernaar het ontwerpbesluit dit najaar bij uw Kamer in voorhang te brengen en het verbod in de eerste helft van 2021 in werking te laten treden. Inwerkingtreding op 1 januari 2021 is praktisch onuitvoerbaar gebleken.

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

Voortgangsbrief Nationaal Preventieakkoord

Daar bovenop blijkt dit kabinet keer op keer te zwichten voor de lobby van de voedingsindustrie. De voedingsindustrie wil niet zwaarder belast worden noch hun marketingstrategieën richten op gezonde voeding. Toch liet de Staatssecretaris toe dat zij mocht meepraten over het toekomstige preventiebeleid. Alsof je een dief vraagt zijn mening te geven over de hoogte van zijn straf. Erkent de Staatssecretaris dat het onverstandig is deelbelangen die regelrecht ingaan tegen het algemene belang van een gezonde samenleving letterlijk aan tafel te laten zitten en mee te laten beslissen over preventiebeleid?

De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben dan ook vele maatregelen en vele partijen nodig in deze strijd. Er is niet een maatregel die eenvoudig de gestelde ambitie realiseert. Om die inhoudelijke reden hecht ik er nog steeds aan om zoveel mogelijk samen als partners van het Nationaal Preventieakkoord op te blijven trekken. De voedingsindustrie levert zowel gezonde als ongezonde producten. Toename van de afzet van gezonde producten is wel in lijn met het algemene belang.

Het resultaat – het preventieakkoord – wordt gekenmerkt door de totale afwezigheid van afdwingbare maatregelen vanuit de overheid richting bedrijven om hun producten en marketingstrategieën aan te passen. Effectieve wettelijke en fiscale maatregelen zoals een verbod op reclame voor ongezonde voeding en een suikertaks zijn uitgebleven. In plaats daarvan wordt ingezet op vrijwillig te behalen doelstellingen door de sector, op basis van hun eigen cijfers, zonder sanctieregime. Erkent de Staatssecretaris dat het proces gesaboteerd is door de voedingsindustrie, zoals blijkt uit de vrijgegeven interne stukken naar aanleiding van een Wob-procedure door Follow the Money?132

Nee, ik erken niet dat het Nationaal Preventieakkoord proces is gesaboteerd door de voedingsindustrie. De industrie heeft haar belangen behartigd en afspraken gemaakt over onder meer reductie van suikerinname via frisdrank en medewerking aan de introductie van een nieuw voedselkeuzelogo en systeem voor productverbetering.

De leden van de PvdD-fractie zijn dan ook teleurgesteld, maar niet verbaasd, dat de Staatssecretaris in de voortgangsbrief schrijft dat «we de ambities met de afgesproken maatregelen waarschijnlijk niet gaan halen». De Staatssecretaris schrijft dat hij zich daarom blijft inzetten voor «aanvullende maatregelen». Genoemde leden constateren dat zijn eigen preventieakkoord, ironisch genoeg, de Staatssecretaris daarbij nu in de weg staat. Twee belangrijke partijen namens de voedingsindustrie, de Federatie Nederlandse Levensmiddelen Industrie (FNLI) en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL), hebben duidelijk gemaakt zich te zullen terugtrekken uit het akkoord indien de Staatssecretaris toch met wettelijke of fiscale maatregelen komt. Deze leden vinden de gang van zaken uiterst pijnlijk. Het toont aan hoe tandeloos een overheid is die haar beleid laat kapen door polderakkoorden. Erkent de Staatssecretaris dat dit gedrag van de industrie een vorm van chantage is? In dat licht, hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat aanvullende maatregelen die tot stand komen met medewerking van de voedingsindustrie dit keer wel ambitieus en effectief zullen zijn? Kortom, kan de Staatssecretaris uitleggen waarom hij kiest voor de slappe en niet verifieerbare maatregelen van de voedingsindustrie terwijl er een internationaal bewezen effectieve maatregel beschikbaar is, namelijk de suikertaks? Is de Staatssecretaris bereid om naast het verdere onderzoek naar de effecten van kortingsacties in de supermarkt ook echt concrete stappen te zetten om deze maatregel in te voeren? Kortom, is de Staatssecretaris bereid om de voedsellobby haar plek aan tafel te ontzeggen en zelf met echt beleid te komen om de volksgezondheid te beschermen?

Het Nationaal Preventieakkoord hebben we met 70 partijen gesloten. Elk van deze partijen heeft haar redenen en randvoorwaarden voor deelname. Deze benoemen vind ik geen vorm van chantage. De strijd tegen overgewicht is heel complex en omvangrijk. We hebben vele maatregelen en vele partijen nodig. Ik kijk graag wat we met de akkoordpartijen kunnen bereiken. Mocht dat niet genoeg blijken, dan moeten we extra stappen zetten. Fiscale maatregelen zijn wat mij betreft dan niet uitgesloten.

U vraagt ook naar de opvolging van het RIVM rapport over het effect van een verbod op aanbiedingen voor suikerhoudende dranken133. Maatregelen op dit terrein zijn in allerlei vormen denkbaar (aanbiedingen, positionering in de winkel). Effecten van individuele maatregelen zijn nog weinig onderzocht. Ik begin daarom met het organiseren van een bijeenkomst met experts om te verkennen wat voor maatregel of combinatie van maatregelen het meest effectief lijkt.

De leden van de PvdD-fractie willen graag specifiek aandacht vragen voor overgewicht en obesitas bij kinderen. Zij krijgen per jaar 51 kilo aan suiker binnen, dat is zeven kilo meer dan een volwassene.134 Anno 2018 heeft 13% van de jeugd overgewicht.135 Driekwart van de producten voor kinderen in supermarkten is ongezond, zo blijkt uit recent onderzoek van Unicef. Deze leden zijn met name geschrokken van het feit dat 70% van de producten in het babyschap ongezond is. Is de Staatssecretaris bereid om bij supermarkten aan te geven dat dit onacceptabel is, en ervoor te zorgen dat in het babyschap enkel gezonde producten liggen?

Ik ben geschrokken van het beeld dat blijkt uit het Unicef onderzoek. Ik ga met de supermarkten bespreken welke stappen zij hier nog in kunnen zetten om consumenten te verleiden meer producten te kopen die in de Schijf van Vijf staan.

Vanuit de wetgeving bezien is er een categorie «babyvoeding» die bedoeld is voor kinderen tot 3 jaar. Momenteel wordt de Europese regelgeving over babyvoeding herzien. Ik zet mij ervoor in om de samenstellingseisen in de Europese regelgeving voor babyvoeding in lijn te brengen met de voedingsaanbevelingen voor kleine kinderen. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze producten voldoende vezels en andere belangrijke voedingsstoffen bevatten en dat er geen suiker en zout aan wordt toegevoegd. Onderdeel van deze regelgeving zijn ook eisen rondom etikettering, aanprijzing en voorkomen van misleiding.

Bovendien blijken bedrijven en supermarkten niet terug te deinzen voor reclame voor deze producten specifiek gericht op kinderen. Volgens Unicef wordt bij een kwart van de producten kindermarketing gebruikt, bijvoorbeeld door een animatiefiguur of tekst met woorden als «baby» of «kids» op de verpakking te zetten.136 De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsbrief dat de afspraak in het preventieakkoord is dat het gebruik van kinderidolen op verpakkingen van ongezonde producten onacceptabel is. «Eind deze maand loopt de uitfaseringsperiode af en vanaf 1 juli staan er als het goed is geen kinderidolen meer op verpakkingen van ongezonde producten. Dit laat ik uiteraard monitoren» (p.10). Kan de Staatssecretaris aangeven of zijn monitoring inderdaad laat zien dat er per 1 juli geen kinderidolen meer op verpakkingen staan? Wat is de sanctie wanneer er toch een idool op een verpakking staat? Erkent de Staatssecretaris dat om kinderen echt te beschermen geen enkele vorm van kindermarketing zou moeten worden toegestaan op ongezonde producten? Wat vindt de Staatssecretaris ervan dat bij 25% van de door Unicef onderzochte producten sprake is van kindermarketing?

De monitor Kindermarketing 2020 loopt en de resultaten verwacht ik begin 2021. In de monitor wordt expliciet gekeken naar de uitfaseringsfase van de kinderidolen. Er wordt ingezoomd op de aanwezigheid van kinderidolen voor 1 juli en daarnaast, belangrijker nog, wordt bekeken wat de situatie vanaf 1 juli is. Ik kan daar op dit moment nog niks over zeggen.

Wanneer er toch een kinderidool op een verpakking staat, kan hierover een klacht worden ingediend bij de Stichting Reclamecode. Uitspraken over klachten worden openbaar gemaakt. Wanneer een overtreder de reclame niet binnen de opgelegde tijd aanpast, wordt deze op de openbare non-compliance-lijst gezet en in het ergste geval wordt de klacht afgehandeld door de ACM. Uiteraard zie ik idealiter helemaal geen kinderreclame op ongezonde producten. Ik moedig supermarkten en fabrikanten daarom aan alleen nog in te zetten op reclame van producten uit de Schijf van Vijf. Ik betreur het dat er bij een aanzienlijk deel van de producten uit de supermarkt nog steeds een vorm van kindermarketing te zien is.

Ook willen de leden van de PvdD-fractie aandacht vragen voor het schrijnende gebrek aan aandacht voor de ongezonde leefomgeving in het preventiebeleid van deze Staatssecretaris. Natuur is waardevol in zichzelf maar speelt ook een niet te onderschatten rol bij de gezondheid van mensen. Het kabinet negeert die feiten; het werkt niet alleen aan een desastreuze afbraak van natuurgebieden, maar ook het groen in en om de stad komt door het kabinetsbeleid onder druk te staan. Die ontwikkeling is fnuikend voor de volksgezondheid. Keer op keer wijst onderzoek uit dat een groene leefomgeving – zonder ziekteverwekkende bioindustrie en gevaarlijk landbouwgif – cruciaal is en dat mensen veel gezonder zijn als zij in het dagelijks leven in contact komen met (stads)natuur. Vooral voor opgroeiende kinderen is dat van groot belang. Het is allang bekend dat een groene leefomgeving zorgt voor 15 procent minder overgewicht137, en toch ontbreken concrete afspraken op dit gebied in het preventieakkoord. Erkent de Staatssecretaris dat het gebrek aan concrete afspraken op het gebied van de (groene) leefomgeving in het preventieakkoord een grote omissie is? Is de Staatssecretaris bereid hier zo snel mogelijk wel concrete stappen op te zetten?

Ik ben met het u eens dat groen belangrijk is voor gezondheid. Uit Europees onderzoek blijkt dat wonen aan groen gerelateerd is aan bijvoorbeeld minder vroegtijdige sterfte, minder hartvaatziekten, minder mentale gezondheidsproblemen, minder overgewicht en een verbetering van cognitief functioneren bij kinderen. De bewijslast rond mentale gezondheid en herstel van stress, concentratie en aandacht is het sterkst. Ook kan groen fungeren als buffer tegen luchtverontreiniging, geluid en UV blootstelling. Voor een goede gezondheid is het daarom van belang dat te blijven investeren in groen. De Minister van LNV heeft op 5 september 2019 een brief gestuurd die ingaat op de wijze waarop natuur meer aandacht kan krijgen in steden138. RIVM heeft de Groene Batenplanner ontwikkeld die de aarde van groen en blauw in de stad in beeld brengt (inclusief gezondheid). Het Ministerie van VWS spant zich via die weg in dat natuur en gezondheid wordt meegenomen in de stedelijke planning. Ook in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) die 11 september 2020 aan uw Kamer is verzonden139 is het belang van groen benadrukt. Mede in het kader van het Programma Gezonde Leefomgeving dat wordt vermeld in de uitvoeringsagenda van de NOVI en op dit moment vanuit het Ministerie van VWS wordt ingevuld, zal ik bezien op welke onderdelen extra inzet nodig is in het kader van een gezonde leefomgeving en hoe de samenwerking met de andere departementen daarop wellicht meer verstevigd kan worden.

Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie

In maart 2020 heeft de Staatssecretaris de stuurgroep ondervoeding de opdracht gegeven om de komende drie jaar samen met betrokken organisaties het gebruik van expertise en bestaande instrumenten die ondervoeding tegengaan te bevorderen. Wat is de huidige stand van zaken? Er zou gemonitord worden aan het begin van de periode. Is dat al gebeurd?

Ik heb de Stuurgroep Ondervoeding op 1 augustus jl. de opdracht »borging aanpak ondervoeding» gegeven. Aan het begin en het einde van deze driejarige opdracht wordt gemonitord in welke mate gebruik wordt gemaakt van de bestaande instrumenten en expertise op het gebied van ondervoeding door het zorgdomein, het sociale en publieke domein. De Stuurgroep Ondervoeding werkt momenteel aan de nulmeting. De verwachting is dat de verzameling van de informatie in december 2020 gereed is. Ik zal u over de uitkomst van deze nulmeting informeren.

De leden van de 50PLUS-fractie zijn erg geschrokken van de uitspraken in de media van een lid van het Outbreak Management Team (OMT) dat er thuiswonende ouderen waren tijdens de eerste coronagolf die zijn overleden aan ondervoeding. Krijgt de Staatssecretaris deze signalen ook? Welke stappen gaat hij samen met de Minister van VWS nemen om dat te voorkomen tijdens de eventuele tweede golf?

Ja, ik ben bekend met deze signalen. De Stuurgroep Ondervoeding heeft met subsidie van het Ministerie van VWS de website www.goedgevoedouderworden.nl ontwikkeld. Op deze website staat onder andere informatie over het belang van goed eten in corona-tijd om ondervoeding te voorkomen. Deze website is de laatste maanden meer bezocht. Met het oog op de tweede golf heeft de Minister van VWS een quarantainegids ontwikkeld met afspraken met gemeenten en het Rode Kruis om hulp en ondersteuning te bieden aan mensen die er zelf of met hun netwerk niet uitkomen op het moment dat ze in quarantaine gaan. Deze hulp en ondersteuning is te vinden via de website van de rijksoverheid140 te vinden. In de gids wordt ook aandacht besteed aan boodschappen en eten.

In het algemeen overleg over leefstijlpreventie van 12 december 2019 beloofde de Staatssecretaris dat hij in gesprek ging met de Minister van VWS en met de zorgverzekeraars over hoe de wijkverpleging meer ruimte kan krijgen voor preventie op bijvoorbeeld het vlak van overgewicht en valpreventie.141 Kan de Staatssecretaris aangeven of deze gesprekken al hebben plaatsgevonden en wat de resultaten zijn?

In de brief van 14 mei 2019 (Kamerstukken 23 235 en 29 689, nr. 181) heeft de Minister van VWS zijn toekomstvisie voor de wijkverpleging gepresenteerd. In deze visie wordt integrale zorg verleend door aanspreekbare en herkenbare teams wijkverpleging. Zorgprofessionals (van één of meerdere zorgaanbieders) die wijkverpleging en wijkzorg verlenen, werken samen als één team in de wijk. Deze werkwijze heeft tot doel om de wijkverpleging lokaal meer te verankeren waardoor de wijkverpleging voor zowel cliënten als andere (zorg)professionals (zoals huisartsen, transferverpleegkundigen en het sociaal wijkteam) makkelijker vindbaar is.

Met deze nieuwe werkwijze wordt tevens beoogd om meer ruimte te creëren voor de preventieve taken van de wijkverpleegkundige zodat zij deze in goede samenspraak met de andere professionals in de wijk kan vormgeven. Over dit onderwerp (en vele andere onderwerpen) is en blijft het Ministerie van VWS in overleg met alle betrokken partijen. Belangrijk aandachtspunt hierbij blijft wel dat er sprake is van arbeidsmarktproblemen en er op veel plekken sprake is van schaarse capaciteit.

Specifiek voor valpreventie bij ouderen is een analyse uitgevoerd naar knelpunten die een brede implementatie in Nederland in de weg staan. In de analyse is ook met bijna veertig stakeholders en/of professionals uit het relevante werkveld gesproken, waaronder meerdere vertegenwoordigers van wijkverpleging als wijkverpleegkundigen zelf. Samen met het werkveld is in een stakeholdersbijeenkomst (28 september 2020) de opbrengst gedeeld en gezamenlijk gebrainstormd over mogelijke oplossingsrichtingen. Op deelonderwerpen zal de komende maanden in kleine groepen verder gedacht en gewerkt worden aan gesuggereerde oplossingsrichtingen. Hierbij is de wijkverpleging betrokken.

Naar aanleiding van het onderzoek van het RIVM naar een suikertaks concludeert de Staatssecretaris dat het invoeren van een vorm van belasting op suikerhoudende dranken als aanvullend effect op de huidige inzet van de Nederlandse frisdranksector zou kunnen resulteren in verminderde suikerinname via frisdranken. Wat gaat de Staatssecretaris met deze conclusie doen?

Het RIVM geeft aan dat een suikertaks een van de mogelijke maatregelen is om overgewicht tegen te gaan. Het goedkoper maken van het gezonde alternatief en duurder maken van minder gezonde producten via een trapsgewijze suikertaks zie ik op termijn als een perspectiefvol instrument om de consument te helpen kiezen voor gezondere alternatieven. Het zou de inspanningen van de sector goed aan kunnen vullen. Ik kies op dit moment niet voor deze maatregel omdat ik in het Nationaal Preventieakkoord andere afspraken heb gemaakt over suikerreductie.

De leden van de 50PLUS-fractie zijn nog steeds van mening dat er nog te weinig aandacht is voor bewegen, vooral voor ouderen. Initiatieven zijn te gefragmenteerd en het ligt er maar net aan de gemeente of er voldoende aandacht wordt besteed aan bewegen. Ziet de Staatssecretaris mogelijkheden om iets aan dit gefragmenteerde aanbod te doen?

De inrichting van het lokale sport- en beweegaanbod is een taak van gemeenten. Via Kenniscentrum Sport worden lokale best practises gedeeld, zodat gemeenten van elkaar kunnen leren. Met lokale Sport- en Preventieakkoorden wordt er binnen de gemeenten samen met relevante partijen ingezet op meer sporten en bewegen. Hierbij is ook aandacht voor kwetsbare doelgroepen, zoals ouderen.

Het is goed om te lezen dat de Staatssecretaris aan de slag gaat met de aangenomen motie van het lid Sazias die vraagt om een klinische behandeling voor rokers te vergoeden vanuit de zorgverzekering.142 Is het experiment, dat samen wordt gedaan met zorgverzekeraars en het Wilhelminaziekenhuis in Assen, inmiddels al van start gegaan? Hoelang gaat het experiment duren? En hoe gaat de behandeling er precies uitzien? Hoeveel mensen kunnen de komende tijd gebruik gaan maken van deze behandeling?

Het experiment bevindt zich nog in de voorbereidingsfase. De daadwerkelijke start zal waarschijnlijk in januari 2021 plaatsvinden. In dit vierjarige experiment, uitgevoerd door Verslavingszorg Noord Nederland in samenwerking met het UMCG, RUG, zorgverzekeraar Menzis en verschillende ziekenhuizen in Noord-Nederland, wordt gewerkt aan het opzetten van een zorgmodel dat in het hele land kan worden overgenomen en geïmplementeerd bij bestaande verslavingszorginstellingen.

Binnen dit experiment worden verschillende vormen van kennis opgedaan:

  • 1. kennis over de vorm en manieren waarop de verwijzing naar de verslavingszorg kan worden verbeterd;

  • 2. kennis over wat werkt en niet werkt bij het opzetten van verslavingszorg voor zwaar verslaafde rokers;

  • 3. kennis over welke behandeling bij welk patiënt minder en meest effectief is.

De implementatie van verslavingszorg voor de zwaar verslaafde roker zal worden gemonitord en geëvalueerd aan de hand van het RE-AIM-model143 (Reach, Effectiveness, Adoption, Implementation, Maintenance; Glasgow et al., 1999; Glasgow et al., 2018). Het RE-AIM model is een model dat is ontwikkeld om publieke gezondheidsinterventies te evalueren. Op basis van deze kennis wordt inzicht verkregen of de behandeling wordt uitgevoerd zoals bedoeld, hoeveel tijd en welke kosten hiermee gepaard gaan en wat de ervaringen van zowel zorgverleners als patiënten zijn.

In januari was in de media te lezen dat het Wilhelminaziekenhuis, toen nog op eigen kosten, een kliniek ging openen om rokers met een zware verslaving klinisch te behandelen. Wat zijn de ervaringen van dat ziekenhuis tot nu toe?

In januari 2020 is Verslavingszorg Noord Nederland samen met het Wilhelmina Ziekenhuis in Assen een Polikliniek Verslavingsgeneeskunde gestart voor de groep zwaar verslaafde rokers, die met behulp van de reguliere stoppen-met-roken coaching niet in staat zijn gebleken te stoppen met roken. Inmiddels zijn we driekwart jaar verder en hebben deze organisaties veel ervaring opgedaan met het behandelen van deze groep rokers vanuit het ziekenhuis. Ondanks dat de coronacrisis van grote invloed is geweest op deze pilot kan voorzichtig geconcludeerd worden dat dit een zeer verslaafde, complexe en veelal ernstig zieke patiëntencategorie is en dat het deze patiënten desondanks lukt om grip te krijgen op hun verslaving om zo het gevaar ervan te verminderen en de kwaliteit van leven te verbeteren. Alle patiënten worden ambulant behandeld. Enkele patiënten lijken een indicatie te kunnen krijgen voor opname in een verslavingskliniek maar vanwege allerlei redenen zijn er nog geen patiënten daadwerkelijk opgenomen. Op dit moment worden de voorbereidingen getroffen voor een NZa innovatietraject, waarbij gedurende drie tot vijf jaar deze zorg, inclusief klinische opname, zal worden uitgevoerd en worden onderzocht. De (tussen) resultaten daarvan zullen breed worden gedeeld, zodat zo snel mogelijk deze vorm van zorg in het gehele land kan worden uitgevoerd.

Tot slot. Tabaksfabrikanten stoppen allerlei giftige stoffen in sigaretten om deze nog verslavender te maken. Kan de Staatssecretaris aangeven waarom de toevoeging van deze giftige stoffen niet verboden kan worden? Volgens berichten in de media vlak voor de presentatie van het preventieakkoord komen er maatregelen ten aanzien van het terugbrengen van het aantal rokers. Klopt dat?

Tabaksrook bevat naast nicotine ruim 6.000 andere stoffen. Veel van deze stoffen zijn schadelijk voor de gezondheid en kunnen leiden tot het ontstaan van chronische longaandoeningen (zoals COPD), kanker en hart- en vaatziekten. Een niet-schadelijke sigaret bestaat niet. De Europese wetgeving stelt regels aan ingrediënten en emissies van tabaksproducten. Deze regels zijn overgenomen in onze nationale Tabaks- en rookwarenwet. Zo gelden er maxima voor de emissies van de schadelijke stoffen nicotine, teer en koolmonoxide. Ook zijn kenmerkende smaken verboden voor sigaretten en shag waardoor onder andere geen mentholsigaretten meer verkocht mogen worden. Door dit soort aroma’s te verbieden worden sigaretten en shag minder aantrekkelijk voor jongeren. Dit draagt bij aan het bereiken van een rookvrije generatie, samen met de maatregelen uit het Nationaal Preventieakkoord zoals een uitstalverbod, neutrale verpakkingen, rookvrije schoolterreinen en accijnsverhoging.


X Noot
1

Kamerstuk 35 321, nr. 11

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3828

X Noot
4

Kamerstuk 32 793, nr. 391

X Noot
7

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
8

Tackling obesity: empowering adults and children to live healthier lives – 27 juli 2020 (https://www.gov.uk/government/publications/tackling-obesity-government-strategy/tackling-obesity-empowering-adults-and-children-to-live-healthier-lives)

X Noot
9

Kamerstukken 25 424, 29 325 en 32 793, nr. 547

X Noot
10

De Gezonde Kantine – Voedingscentrum – Gezond geld verdienen https://kantine.voedingscentrum.nl/nl/inspiratie-/gezond-geld-verdienen.aspx

X Noot
11

Resultaten evaluatie van Schoolfruit- en groenteprogramma 2019–2020 – Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (https://www.euschoolfruit.nl/nl/schoolfruit/show/Resultaten-evaluatie-EU-Schoolfruit-2019–2020.htm)

X Noot
12

Kamerstuk 32 793, nr. 486

X Noot
13

Kamerstuk 32 793, nr. 417

X Noot
14

Unicef september 2020 «De verleiding naar (on)gezond» (https://www.unicef.nl/files/UNI_Onderzoeksrapport_Deverleidingnaarongezond.pdf)

X Noot
15

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
16

Bijlage bij Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
17

FTM, 9 juli 2020 – De mysterieuze verdwijning van de suikertaks uit het preventieakkoord – (https://www.ftm.nl/artikelen/suikertaks-verdwijnt-uit-preventieakkoord)

X Noot
18

Kamerstuk 32 793, nr. 486

X Noot
19

Kamerstuk 32 793, nr. 474

X Noot
28

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1563

X Noot
32

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1841

X Noot
33

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3888

X Noot
35

Position Paper: Voedselconsumptie vanuit gedragsperspectief. Dr. Maartje Poelman, Dr. Carlijn Kamphuis en Prof. Frank van Lenthe, Universiteit Utrecht (https://gof.sites.uu.nl/wp-content/uploads/sites/186/2018/04/Voedsel_-Duurzame-en-gezonde-keuzes-voor-consumptie.pdf)

X Noot
43

Position Paper: Voedselconsumptie vanuit gedragsperspectief. Dr. Maartje Poelman, Dr. Carlijn Kamphuis en Prof. Frank van Lenthe, Universiteit Utrecht (https://gof.sites.uu.nl/wp-content/uploads/sites/186/2018/04/Voedsel_-Duurzame-en-gezonde-keuzes-voor-consumptie.pdf)

X Noot
44

Kamerstuk 32 793, nr. 492, brief van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport d.d. 3 september 2020: «Rapport RIVM onderzoek suikertaks»

X Noot
45

Position Paper: Voedselconsumptie vanuit gedragsperspectief. Dr. Maartje Poelman, Dr. Carlijn Kamphuis en Prof. Frank van Lenthe, Universiteit Utrecht (https://gof.sites.uu.nl/wp-content/uploads/sites/186/2018/04/Voedsel_-Duurzame-en-gezonde-keuzes-voor-consumptie.pdf)

X Noot
51

Kamerstuk 32 793, nr. 474

X Noot
52

Kamerstuk 32 793, nr. 416

X Noot
54

De online uitwisselingsbijeenkomsten worden georganiseerd in samenwerking met de VNG en Alles is Gezondheid.

X Noot
55

Te vinden via de hyperlinks in de pdf van het rapport, bijvoorbeeld die van problematisch alcoholgebruik: https://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/2020–0104-bijlage-C-voortgang-probl-alcohol.pdf

X Noot
56

Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging, Trimbos-instituut. Factsheet Elektronische sigaretten, 2020.

X Noot
57

Kamerstuk 24 077, nr. 452.

X Noot
58

CAM, Risicobeoordeling lachgas (2019), p. 25

X Noot
59

CAM, Risicobeoordeling lachgas (2019), p. 6, 26.

X Noot
60

Kamerstuk 24 077, nr. 460.

X Noot
61

Kamerstuk 24 077, nr. 460.

X Noot
62

Kamerstuk 24 077, nr. 460.

X Noot
63

CAM, Risicobeoordeling lachgas (2019), pp. 6, 26.

X Noot
64

VNG, Ledenbrief Lachgas (14 mei 2020) TRE/U2020002 93/Lbr.20/015.

X Noot
66

Breuer & Intraval (in opdracht van de NVWA). Monitor Kopen tabak door jongeren – Metingen 2016 en 2018. Bijlage bij Kamerstuk 32 011, nr. 68

X Noot
67

Gezondheidsenquête/Leefstijlmonitor, CBS i.s.m. RIVM en Trimbos-instituut, 2019.

X Noot
68

Nationaal Expertisecentrum Tabaksontmoediging. Factsheet Generieke Tabaksverpakkingen (plain packaging) – update 2019.

X Noot
69

Kamerstuk 35 321, nr. 11

X Noot
71

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3828

X Noot
72

Kamerstuk 32 793, nr. 484

X Noot
73

Kamerstuk 32 793, nr. 391

X Noot
76

Kamerstuk 25 424, nr. 553

X Noot
77

Trimbos-instituut, Jongeren en Riskant Gedrag (2019), p. 174 (tabel 6.47).

X Noot
78

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
79

Tackling obesity: empowering adults and children to live healthier lives – 27 juli 2020 (https://www.gov.uk/government/publications/tackling-obesity-government-strategy/tackling-obesity-empowering-adults-and-children-to-live-healthier-lives)

X Noot
80

Kamerstukken 25 424, 29 325 en 32 793, nr. 547

X Noot
81

Kamerstukken 25 424 en 25 295.

X Noot
82

De Gezonde Kantine – Voedingscentrum – Gezond geld verdienen https://kantine.voedingscentrum.nl/nl/inspiratie-/gezond-geld-verdienen.aspx

X Noot
83

Resultaten evaluatie van Schoolfruit- en groenteprogramma 2019–2020 – Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (https://www.euschoolfruit.nl/nl/schoolfruit/show/Resultaten-evaluatie-EU-Schoolfruit-2019–2020.htm)

X Noot
84

Kamerstuk 32 793, nr. 486

X Noot
86

Kamerstuk 32 793, nr. 417

X Noot
87

Unicef september 2020 «De verleiding naar (on)gezond» (https://www.unicef.nl/files/UNI_Onderzoeksrapport_Deverleidingnaarongezond.pdf)

X Noot
89

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
90

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
91

Bijlage bij Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
92

FTM, 9 juli 2020 – De mysterieuze verdwijning van de suikertaks uit het preventieakkoord – (https://www.ftm.nl/artikelen/suikertaks-verdwijnt-uit-preventieakkoord)

X Noot
94

Kamerstuk 32 793, nr. 486

X Noot
95

Kamerstuk 32 793, nr. 474

X Noot
98

Kamerstuk 32 011, nr. 47

X Noot
103

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
108

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1563

X Noot
109

Kamerstukken 32 793 en 32 620, nr. 277

X Noot
112

Locatiemonitor gemeenten, 2020, uitgevoerd door I&O Research, in opdracht van Gezondheidsfondsen voor Rookvrij, beschikbaar via https://www.ioresearch.nl/actueel/driekwart-gemeenten-betrokken-bij-realiseren-rookvrije-omgeving/

X Noot
114

Kamerstuk 32 011, nr. 47

X Noot
115

Website «Duidelijkheid over contact met de tabaksindustrie, beschikbaar via: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/roken/transparant-over-contact-tabaksindustrie

X Noot
116

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1841

X Noot
117

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3888

X Noot
120

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 3554

X Noot
122

Kamerstuk 25 295, nr. 422

X Noot
123

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
124

Kamerstuk 32 793, nr. 492

X Noot
126

Kamerstuk 32 793, nr. 427

X Noot
127

Kamerstuk 35 321, nr. 11

X Noot
128

Kamerstuk 24 077, nr. 454

X Noot
129

Kamerstuk 32 793, nr. 484

X Noot
138

Kamerstuk 35 000 XIV, nr. 100

X Noot
139

Kamerstuk 34 682, nr. 53

X Noot
141

Kamerstuk 32 793, nr. 474

X Noot
142

Kamerstuk 32 793, nr. 416

X Noot
143

Reach, Effectiveness, Adoption, Implementation, Maintenance; Glasgow et al., 1999; Glasgow et al., 2018.

Naar boven