31 753 Rechtsbijstand

24 587 Justitiële inrichtingen

29 279 Rechtsstaat en rechtsorde

Nr. 196 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 12 mei 2020

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd over:

  • de brief Tweede voortgangsrapportage stelselherziening van het programma rechtsbijstand (Kamerstuk 31 753, nr. 190),

  • de brief Externe validatie aannames bij doorrekening contourenbrief (Kamerstuk 31 753, nr. 194),

  • de brief Maatregelen aanpak coronavirus in justitiële inrichtingen (Kamerstukken 24 587 en 25 295, nr. 763),

  • de brief Vervolgmaatregelen aanpak coronavirus (Kamerstukken 35 300 VI en 25 295, nr. 14),

  • de brief Stand van zaken coronamaatregelen tenuitvoerlegging straffen en maatregelen (Kamerstukken 24 587 en 25 295, nr. 765),

  • de brief Reactie op verzoek commissie over het bericht dat in het NRC verscheen op 13 januari 2020 getiteld «Achmea werd voorgetrokken bij omstreden proef met rechtshulp» (Kamerstuk 31 753, nr. 193),

  • de brief Financiële maatregelen Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) ten behoeve van de continuïteit van forensische zorg (Kamerstukken 33 628 en 25 295, nr. 74),

  • de brief Stand van zaken coronamaatregelen Rechtspraak en Openbaar Ministerie (Kamerstukken 29 279 en 25 295, nr. 581),

  • de brief Reactie op verzoek commissie over de brief van de actiegroep registertolken en -vertalers over coronamaatregelen (Kamerstuk 29 936, nr. 48),

  • de brief Afschrift brief aan NOvA inzake extra steunmaatregelen voor sociaal advocatuur (Kamerstukken 31 753 en 25 295, nr. 195) en

  • de brief Reactie op verzoek commissie over de situaties voor medewerkers en justitiabelen die zijn ontstaan als gevolg van de coronacrisis (Kamerstukken 24 587 en 25 295, nr. 767).

De vragen en opmerkingen zijn op 17 april 2020 aan de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 7 mei 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Meenen

Adjunct-griffier van de commissie, Schoor

Inhoudsopgave

1.

Algemeen

3

2.

Gesubsidieerde rechtsbijstand

4

3.

Afschrift brief aan NOvA inzake extra steunmaatregelen voor sociaal advocatuur (Kamerstukken 31 753 en 25 295, nr. 195)

29

4.

Reactie op verzoek commissie over de brief van de actiegroep registertolken en -vertalers over coronamaatregelen (Kamerstukken 31 753 en 25 295, nr. 195)

34

5.

Corona gerelateerde maatregelen in het gevangeniswezen

36

 

5.1.

Maatregelen aanpak coronavirus in justitiële inrichtingen (Kamerstukken 24 587 en 252 95, nr. 763) en Stand van zaken coronamaatregelen tenuitvoerlegging straffen en maatregelen (Kamerstukken 24 587 en 25 295, nr. 765)

36

 

5.2

Overig

39

6.

Corona gerelateerde maatregelen in de Rechtspraak

55

 

6.1

Stand van zaken coronamaatregelen Rechtspraak en Openbaar Ministerie (Kamerstukken 29 279 en 25 295, nr. 581)

55

 

6.2

Overig

56

1 Algemeen

INBRENG VANUIT DE FRACTIES

De leden van de VVD-fractie danken u voor uw inzet om de verschillende brieven met betrekking tot gesubsidieerde rechtsbijstand en corona gerelateerde maatregelen in het gevangeniswezen en de Rechtspraak naar de Kamer te sturen. Wel hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken geagendeerd voor het schriftelijk overleg over gesubsidieerde rechtsbijstand en corona gerelateerde maatregelen in het gevangeniswezen en de Rechtspraak. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de toegezonden Kamerbrieven. Zij zullen enkele vragen stellen over de gevolgen van het coronavirus voor de sociale advocatuur en de stelselherziening rechtsbijstand. Daarna zullen zij enkele vragen stellen over de coronamaatregelen in het gevangeniswezen en de gevolgen voor tolken- en vertalers. Voorts hebben zij een vraag over het voornemen van de Rechtspraak om meer zaken te gaan behandelen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de agenda voor het schriftelijke overleg. Daarover hebben zij verschillende vragen en opmerkingen. Zij zullen eerst uitgebreid ingaan op de voorgenomen stelselherziening gesubsidieerde rechtsbijstand. Vervolgens zullen zij de pilot met Achmea en het Juridisch Loket behandelen. Als laatste zullen zij uitgebreid ingaan op de gevolgen van de coronacrisis voor de Rechtspraak, sociaal advocatuur, tolken en vertalers en het gevangeniswezen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken die op de agenda van dit schriftelijk overleg staan. Zij hebben enkele vragen.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brieven waarin maatregelen zijn aangekondigd voor de advocatuur, de justitiële inrichtingen, de Rechtspraak, openbaar ministerie (OM), en de tolken en vertalers in verband met de uitbraak van het coronavirus. De genoemde leden hebben behoefte aan het stellen van een aantal vragen naar aanleiding van deze brieven en signalen die zij hebben ontvangen vanuit de betreffende sectoren uit de maatschappij.

De leden van de SGP-fractie hebben enkele vragen.

BEANTWOORDING

De beantwoording wordt per onderdeel gedaan conform de indeling van de VSO vragen.

2 Gesubsidieerde rechtsbijstand

INBRENG VANUIT DE FRACTIES

De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor Rechtsbescherming voor de update over de stand van zaken met betrekking tot het initiatief van BrandMR. Vanuit de praktijk zijn er echter signalen dat de Nederlandse Orde van Advocaten (hierna: NOvA) geen contact heeft opgenomen met zowel BrandMR als de Autoriteit Consument & Markt over de aanpassing van artikel 5.11 uit de Verordening op de advocatuur (hierna: VODA). Tevens lijkt het verzoek van BrandMR om hun advocaten in te zetten voor een gratis Corona-hulplijn te zijn afgewezen. Dat staat wat de aan het woord zijnde leden betreft op gespannen voet met het toegankelijker maken van het recht. Kunt u hierop ingaan? Kunt u nogmaals in contact treden met de NOvA? Wat voornoemde leden betreft is een snelle aanpassing van de regels van de VODA van belang voor innovatie in de advocatuur. Deelt u deze inschatting?

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de tweede voortgangsrapportage betreffende de looptijd van het programma rechtsbijstand. Zij vragen allereerst of u van mening bent dat uw programma vertraging oploopt door de coronacrisis. Kunnen de pilots doorgang vinden? Welke invloed heeft de extra druk op de sociaaladvocatuur door deze crisis op de stelselherziening?

Deze leden benadrukken, zoals zij eerder hebben gedaan, dat zij de tijdelijke aanvullende vergoeding voor de jaren 2020 en 2021 voor sociaaladvocaten verwelkomen. Maar daarmee is het structurele probleem niet opgelost. Een mogelijk verhoogde vergoeding zal, indien de plannen de gewenste resultaten behalen, nog niet direct na deze overbruggingsperiode waarvoor de tijdelijke aanvullende vergoeding is bedoeld, op het gewenste niveau zijn. Hoe kijkt u hier tegenaan? Hoe heeft de instroom van het aantal zaken zich ontwikkeld, sinds u gestart bent met uw programma?

Intussen blijkt uit onderzoek van Significant dat een aantal belangrijke eerdere aannames ongunstiger uitvallen. De kosten van de rechtshulppakketten zijn bijvoorbeeld hoger dan geschat en daarnaast wordt verwacht dat een verschuiving naar deze rechtshulppakketten in mindere mate zal optreden dan gedacht. In de voortgangsrapportage staat dat u zich nu gaat bezinnen en u schrijft dat de opgave tot modernisering binnen de budgettaire kaders «groot» zal zijn. De aan het woord zijnde leden vinden deze bezinning op zijn plaats. Het is van groot belang dat mensen met een kleine portemonnee de weg naar de rechter kunnen blijven vinden mocht dat nodig zijn, en er ruimte komt voor een hogere vergoeding voor sociaaladvocaten. Zij wachten de midtermreview, die in de zomer van 2020 volgt, af.

Verder merken de leden van de D66-fractie op dat Significant aanbeveelt om specifiek op een aantal terreinen pilots te starten om daarmee data te verzamelen of de aanpak effect kan sorteren. Een voorbeeld is de inzet van «andere» professionals binnen de rechtshulppakketten, niet zijnde advocaten (bestuursrecht, familierecht). Bent u dit van plan?

Voornoemde leden hebben kennisgenomen van de doelgroepenanalyse ten behoeve van de versterking van de eerste lijn. Zij lezen hierin bijvoorbeeld dat niet- tot zeer beperkt zelfredzamen niet zelfstandig de weg naar hulp weet te vinden, en zij «in feite behoefte hebben aan hulpverlening die hén vindt, in plaats van andersom. Zij zijn vooral geholpen met een proactieve hulpverlening en het vroeg signaleren van problemen om escalatie (juridisering) te voorkomen.» Dat zijn belangrijke conclusies. In de voortgangsrapportage wordt er niet verder op ingegaan hoe u deze conclusies nu gebruikt. Kunt u dit toelichten?

Ook lezen deze leden dat het de ambitie is om voor mensen met een juridisch probleem in het hele land eenzelfde aanbod en kwaliteit van dienstverlening te kunnen garanderen. Er is een eerste ontwerp van een laagdrempelige voorziening voor rechtshulp. Wanneer wordt gestart met het daadwerkelijk implementeren daarvan? Zijn er inmiddels «koplopersgemeenten» geselecteerd om te starten met de pilots tot laagdrempelige toegang? Kan dit, ondanks het coronavirus, doorgang vinden? Hoe ver is het plan van aanpak gevorderd dat moet leiden tot betere online informatie en een nationale online omgeving? Kunt u de Kamer over dit plan informeren? Staat dit plan los van de verbetering van de site van het Juridisch Loket? Deze leden kunnen zich voorstellen dat tijdens de coronacrisis online dienstverlening bijvoorbeeld via chat of videobellen zeer nuttig kan zijn. Is dit mogelijk? Zo nee, wanneer wordt dit mogelijk?

Verder hebben de leden van de D66-fractie een aantal vragen over het minder juridiseren van de relatie tussen burger en overheid, de tweede hoofdmaatregel van het programma rechtsbijstand. Hiertoe wordt het Besluit proceskosten bestuursrecht gewijzigd en wordt een «aanjager» aangesteld. Ook wordt het procedeergedrag van de overheid in kaart gebracht. De lijst met bestuursorganen die vaak partij zijn als de rechtzoekende met een toevoeging procedeert wordt aangevoerd door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Raad voor de Kinderbescherming, twee taakorganisaties binnen het Ministerie van J&V. Als gevolg hiervan voert de secretaris-generaal van het Ministerie van J&V een gesprek met deze organisaties. Heeft dit gesprek inmiddels plaatsgevonden? Verwacht u dat zo’n gesprek veel effect zal sorteren? Bent u bereid hier verdere maatregelen te nemen? Wanneer verwacht u het Besluit Proceskosten aan de Kamer te sturen?

Verder schrijft u hierover dat u eraan hecht om op te merken dat bestuursorganen «zich vaak al veel moeite getroosten om het aantal juridische procedures te reduceren.» Wat bedoelt u hiermee? Verwacht u niet veel resultaat meer van deze tweede hoofdmaatregel van uw programma? Deze leden zijn ook benieuwd naar de stand van de uitvoering van de motie van het lid Groothuizen c.s. (Kamerstuk 31 753, nr. 170) om per verantwoordelijk departement de gevolgen van beleidskeuzes in nieuwe of te wijzigen regelgeving voor de financieringsbehoefte van het stelsel vanaf 2002 te evalueren en de Kamer hierover te informeren. Wanneer kan de Kamer de uitvoering van deze motie verwachten?

De leden van de D66-fractie merken op dat het lid Groothuizen in het algemeen overleg van 7 november 2019 over gesubsidieerde rechtsbijstand, in het kader van de overheid als veroorzaker van onnodige procedures, heeft gevraagd of er niet ook in het strafrecht winst te behalen valt in het verminderen van onnodige procedures. De Minister voor Rechtsbescherming zegde toe hier «serieus naar te gaan kijken» en er in zijn voortgangsrapportage op terug te komen. Hetzelfde geldt voor de toezegging over het werken met controlegroepen bij de pilots. Voornoemde leden kunnen dit echter niet terugvinden in de brief. Kunt u hierover alsnog de Kamer informeren?

De leden van de D66-fractie lezen verder dat, ter verbetering van de kwaliteit in de tweede lijn, er sinds 1 januari 2020 10 miljoen euro beschikbaar is om 10 tot 30 pilots uit te voeren om ervaring op te doen met nieuwe manieren van werken in de tweede lijn. Hoeveel partijen hebben zich met een voorstel gemeld? Wanneer zullen de eerste pilots van start gaan?

Daarnaast willen deze leden graag weten wat u van plan bent te doen om de instroom van nieuwe sociaal advocaten te verhogen. Tijdens voornoemd algemeen overleg stelde u dat de geringe aanwas van jonge mensen die zich melden voor een opleiding tot sociaal advocaat u zorgen baarde. In de huidige omstandigheden wordt dit probleem des te meer prangend. U zou in gesprek gaan met de NOvA. Wat is de uitkomst hiervan?

De leden van de D66-fractie lezen dat u bezig bent met de uitvoering van het voornemen om de eigen bijdrage door de overheid te laten innen. Deze leden zijn benieuwd naar de stand van zaken. Kunt u aangeven wanneer u verwacht dat dit daadwerkelijk gaat gebeuren?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe u terugkijkt op de gang van zaken van het experiment om verzekeraars voortaan in te schakelen bij gesubsidieerde rechtsbijstand? Onderschrijft u de conclusie dat de feiten zijn aangepast, zodat niet hoefde te worden aanbesteed en dat verzekeraar Achmea in ieder geval niet als enige uitvoerende partij in aanmerking had mogen komen voor de uitvoering van deze proef? Deelt u de mening dat de Kamer preciezer en uitgebreider geïnformeerd en betrokken had moeten worden bij de vormgeving van dit experiment?

De aan het woord zijnde leden benadrukken het grote belang van snelle duidelijkheid over de voorgenomen stelselherziening. Dit klemt met de huidige coronacrisis eens te meer. Kunt u aangeven wanneer u de gewenste duidelijkheid kan geven? Bent u bereid om, in navolging van één van de aanbevelingen van de Commissie Van der Meer, een periodieke herijking/evaluatie van het vergoedingensysteem conform het voorstel van de Commissie Van der Meer, in te voeren?

Daarnaast vragen deze leden naar structurelere oplossingen in de stelselherziening, zoals bijvoorbeeld verandering van het puntensysteem. Voornoemde leden vonden en vinden het essentieel dat niet alleen gekeken wordt naar kostenbesparingen, maar ook waar grote knelpunten zitten die niet op te lossen zijn met efficiencywinst.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen voorts naar de voortgang van de uitvoering van de toezegging dat u er bij andere Ministers op aan zou dringen dat in toekomstige wetsvoorstellen duidelijk gemaakt zou worden wat de verwachte impact op de Rechtspraak en advocatuur zou zijn, bijvoorbeeld door het gebruik van wettelijke open normen in de rechtsgang.

Voorts vragen deze leden naar het terugdringen van procedures door de overheden zelf. Is bijvoorbeeld een afname waar te nemen in de zaken waarvoor de landsadvocaat wordt ingezet en in de gevallen waarin de IND hoger beroep instelt?

De leden van de SP-fractie zijn sinds het bekendmaken van de stelselherziening rechtsbijstand kritisch geweest op verschillende onderdelen van dat stelsel. Ook nu het in het nieuwste onderzoek een «modernisering» wordt genoemd in plaats van een «stelselherziening». Deze leden hebben vanaf het begin gepleit voor het opsplitsen van de plannen. Hieronder gaan zij dan ook in op de verschillende onderdelen die individueel behandeld zouden kunnen en moeten worden. De opvatting van de aan het woord zijnde leden om de onderdelen op te splitsen is door de recente Doorrekening modernisering stelsel rechtsbijstand alleen nog maar versterkt.

Om maar te beginnen met het versterken van de triage. Werk bijvoorbeeld de nulde- en eerstelijns juridische hulp goed uit. Bijvoorbeeld in Huizen van het Recht, een initiatief van de SP. De doorrekening die u recent naar de Kamer stuurde, illustreert dat een sterke nulde- en eerstelijn zelfs maar in zeer beperkte mate kan leiden tot afname in de tweedelijns hulp. Door een laagdrempelige eerstelijnshulp kan de instroom zelfs toenemen waardoor ook de tweedelijns hulp een hogere instroom ervaart. Dat is natuurlijk precies wat deze leden hopen te bereiken met de Huizen van het Recht. Te veel mensen zoeken nu geen juridisch hulp omdat ze dat niet kunnen betalen of hun rechten niet begrijpen.

Wat betekent dit voor uw plannen? Uw aanname in uw contourenbrief dat er 10% minder verzoeken zijn tot tweedelijns hulp is ontkracht. Alleen binnen het bestuursrecht kan het aantal flink afnemen, zo blijkt nu. Daarmee komt de algemene doelstelling om het stelsel 30% efficiënter te laten werken in gevaar en daarmee dus ook de vergoedingen aan sociaal advocaten. Hoe ziet u dit? Graag een uitgebreide reactie.

Daarnaast nog een aanvullende vraag over de nuldelijns hulp, de informatievoorziening. Hoe wordt daarbij rekening gehouden met analfabeten en digibeten? De voortgangsrapportage creëert juist onduidelijkheid over deze groep. Voor deze groepen zijn fysieke loketten noodzakelijk. Kunnen deze leden verwachten dat er in de toekomst meer Huizen van het Recht of locaties van het Juridisch Loket komen? De voortgangsrapportage is daarover hoopvol.

Het tweede onderdeel van de stelselwijziging waar u de steun van de leden van de SP-fractie heeft is het terugdringen van het aantal bestuurszaken. Deze leden roepen al jaren richting de overheid en het bestuur: pak eens wat vaker de telefoon en ga bij burgers of bedrijven langs. De noodzaak tot goede communicatie en vertrouwen in de burger is namelijk meervoudig aangetoond. Een recente casus in de gemeente Enschede legde bijvoorbeeld het procedeergedrag van de overheid open en bloot. Een ambtenaar liet een sociaal rechercheur extra onderzoek doen naar een burger om het onderzoek rendabel te maken. Dit is optimum-marktdenken en verwerpelijk gedrag. Hierover zijn schriftelijke vragen gesteld ( 2020Z04238) en deze leden kijken uit naar de beantwoording daarvan.

Ook de rijksoverheid maakt zich hier schuldig aan onnodig procedeergedrag. Vorig jaar nog vroegen deze leden aandacht voor de toename van de inzet van de landsadvocaat. Deze moest onder andere ingezet worden tegen burgers in Groningen die hun rechten opeisten. En tot op vandaag de dag gaat de beerput rondom de belastingtoeslagen steeds verder open. Er is een zogenaamd «bonnenquotum» gekomen vanuit de top. Ambtenaren moesten daarbij bepaalde targets halen wat betreft het aantal fraudes dat ze blootlegden. Of er daadwerkelijk sprake was van fraude was schijnbaar van secundair belang.

Het ouderwets communiceren met burgers wordt helaas nu pas uitgevonden onder de noemer «Passend Contact met de Overheid». Dit had al die tijd de standaard wijze van handelen moeten zijn. Hoe zinvol is een programma als «Passend Contact met de Overheid», terwijl bovenstaande voorbeelden de huidige cultuur weergeven? Zou een cultuurverandering binnen het ambtenarenapparaat niet veel zinvoller en effectiever zijn? Bent u bereid te onderzoeken welke bezuinigingen er zouden optreden als de overheid minder zou procederen?

Op dit moment dreigt u vooral met het hanteren van een proceskostenvergoeding. Daarmee wordt gekozen voor een financiële prikkel om het aantal bestuurszaken terug te brengen. Maar de doorrekening trekt deze conclusies in twijfel. Hoe waardeert u de uitkomsten van het onderzoek? Welke conclusies verbindt u daaraan? Bent u bereid om een verkennend onderzoek naar andere alternatieven te laten doen om het aantal bestuurszaken terug te dringen, zoals een cultuurverandering? Welke gevolgen heeft deze doorrekening op het wetsvoorstel wat reeds in consultatie is geweest? Graag een uitgebreide reactie op dit punt.

Het derde onderdeel van de stelselherziening betreft de eigen bijdrage. De leden van de SP-fractie merken op dat de eigen bijdrage in de stelselherzieningen drie uitdagingen kent. Zo zou 10% van de eigen bijdrage niet te innen zijn bij rechtsbijstandsbehoeftigden. Op dit moment wordt dit vaak nog kwijtgescholden door de sociaal advocaten op basis van solidariteit.

Ten tweede blijkt uit de doorrekening dat 20% tot 30% van de eigen bijdragen door een deurwaarder ingevorderd zal moeten worden. Daarmee zouden mensen die al in de juridische problemen zitten, in nog een juridische procedure gestort worden. Onwenselijk vanuit het standpunt van deze leden. Hoe ziet u dit? Acht u het wenselijk om deze 20% tot 30% van de rechtsbijstandsbehoeftigden in een incassozaak te storten? Verwacht u dat deze mensen die de eigen bijdrage al niet kunnen betalen dan niet nog verder in de schulden worden gestort? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet?

Een derde uitdaging blijkt de elasticiteit van de eigen bijdrage. De doorrekening becijferde dat als de griffierechten met 10% worden verhoogd het aantal aanvragen voor rechtsbijstand in deze zaken met 3,6% zal dalen. Kan worden gesteld dat het andersom ook het geval is? Bent u bereid om deze cijfers als aanleiding te nemen om de eigen bijdrage voor gesubsidieerde rechtsbijstand juist generiek te verlagen om zo de toegang tot het recht laagdrempeliger te maken? Of in ieder geval af te zien van een verhoging? Graag een uitgebreide reactie.

De aan het woord zijnde leden zijn het met de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) eens dat het weliswaar mogelijk is dat de inning van de eigen bijdrage door de overheid efficiencywinst voor advocaten oplevert, maar om de advocaten meer te laten verdienen over de ruggen van de rechtzoekenden door de toegang tot het recht te beperken, is natuurlijk niet de manier om het doel te bewerkstelligen dat advocaten een redelijke vergoeding krijgen. Als bijzondere bijstand niet meer mogelijk is, betekent dit dan dat een rechtzoekende met een inkomen op het niveau van het sociaal minimum straks de keuze heeft: of een maand lang geen boodschappen kunnen doen, of rechtsbijstand? Dat kan toch onmogelijk de bedoeling zijn?

Het laatste aspect van de stelselherziening, en wat de leden van de SP-fractie betreft het meest omstreden, zijn de rechtshulppakketten. De leden zien dat maatwerk over boord wordt gegooid in ruil voor marktwerking en concurrentie. Deelt u de mening dat afgelopen jaren de marktwerking in de jeugdzorg, de thuiszorg en bij de deurwaarders juist heeft aangetoond dat er eerder sprake zal zijn van marktfalen? Waarom hoopt u dan toch dat het voor de rechtsbijstand wel zal werken en waarop is die hoop gebaseerd? De doorberekening is op dit punt in de ogen van voornoemde leden toch wel zeer kritisch.

In augustus 2019 werden de rechtshulppakketten al eens nader bekeken. Toen al bleek dat er risico’s zitten aan de marktwerking, ongeacht het gekozen scenario. Schaalvergroting zal namelijk leiden tot de volgende risico’s. Schaalvergroting zal de kwaliteit van de rechtshulp juist onder druk zetten, in tegenstelling tot wat in de contourenbrief werd aangekondigd. Deze druk zou specifiek kunnen gaan leiden tot uitholling van de sociaal advocatuur. Daarnaast leidt het tot een grote afstand tussen de afnemers en de aanbieders van rechtshulppakketten. Waar rechtsbijstandsbehoeftigden nu persoonlijk en kleinschalig worden begeleid, lopen zij straks het risico te verdwalen bij grote rechtsbijstandsverleners. Ook de vrije advocatenkeuze is niet gewaarborgd. Concurrentie zal nauwelijks optreden als afnemers de verschillen tussen advocaten op kwaliteit niet kunnen zien en juist de continuïteit van expertise komt in gevaar. De kritiek was toen al niet mis, maar heeft met deze doorrekening aan kracht gewonnen.

Op de bovenstaande bestaande kritieken op de rechtshulppakketten komt nu aanvullende kritiek. Want simpel gezegd bent u van plan om een deel van het werk van sociaal advocaten door paralegals te laten doen tegen een goedkoper tarief zodat u de overige sociaal advocaten die nog wel nodig zijn wel voldoende kan betalen. Wat de leden van de SP-fractie betreft zet deze doorrekening hier definitief een punt achter. In deze doorrekening is kritisch bekeken welke beroepen anders dan advocaten in aanmerking komen voor het bieden van kwalitatieve rechtsbijstand. Er werd uitgekomen bij fiscalisten, orthopedagogen en juristen die geen advocaat zijn. Veel van die beroepsbeoefenaars zijn net als advocaten wetenschappelijk opgeleid. In de verschillende rechtsgebieden blijven de rechtshulpverleners dus hoogopgeleid en hun salariskosten zullen dan vergelijkbaar zijn met die van sociaal advocaten. Het werk van sociaal advocaten naar paralegals sturen tegen een lager salaris blijkt nauwelijks mogelijk of in ieder geval onvoldoende om 30% te bezuinigen op rechtsbijstand. U heeft daarmee het werk van sociaal advocaten verschrikkelijk onderschat en deze analyse toont maar weer eens aan hoe erg de sociaal advocaten een hogere beloning verdienen. De aan het woord zijnde leden pleiten daar al jaren voor. Zij merken wel op dat de doorrekening, waarop bovenstaande uitkomsten zijn gebaseerd, op basis van een extreem kleine onderzoeksgroep (N <10) is geënt.

Desondanks zijn de leden van de SP-fractie erg benieuwd naar uw reactie op de uitkomsten. Na een waarschuwende quickscan van de rechtshulppakketten en een vernietigende doorrekening kunnen de plannen nu onmogelijk in zijn originele vorm worden voortgezet. Hoe ziet u dit? Hoe waardeert u nu het werk van sociaal advocaten? Staat u nog altijd positief tegenover de gedachte van marktwerking in de gesubsidieerde rechtsbijstand? Hoe schat u nu de gevolgen in voor de kwaliteit van de rechtsbijstand? Hoe gaat u de uitholling van de sociaal advocatuur voorkomen? Hoe gaat u juist de vrije advocatenkeuze waarborgen? Hoe ziet u de concurrentie op kwaliteit voor u? Hoe denkt u dat deze verschillen richting de afnemers gecommuniceerd kunnen worden? Vreest u ook dat de concurrentie juist op de prijs zal plaatsvinden met negatieve gevolgen voor de kwaliteit? Welke gevolgen gaan de rechtshulppakketten nu eigenlijk hebben voor de expertise van rechtsbijstandsverleners, neemt die toe of af? Nu blijkt dat het werk van sociaal advocaten niet door andere beroepen kan worden gedaan tegen lagere salarissen, bent u nu alsnog bereid om de vergoedingen voor sociaal advocaten te verhogen?

In het verlengde daarvan hebben de leden van de SP-fractie ook nog de volgende vragen over de sociaal advocatuur. In reactie op de brief van de Vereniging Advocatenbelangen (VA) schrijft u (Aanhangsel van de Handelingen II, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1905) dat het uitsluitend verhogen van de vergoedingen van de sociaal advocaten geen oplossingen biedt voor de problemen geconstateerd door de bovenstaande commissies. Maar dit is toch precies wat de commissies Van der Meer in het eerste scenario beschreef? Deelt u de mening dat het dus wel degelijk een optie is om alleen de vergoedingen te verhogen om het systeem te behouden in tegenstelling tot wat u eerder schreef? Bent u bereid om over te gaan tot extra vergoedingen voor de sociaal advocatuur? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet? Ga u het verzoek van de NOvA inwilligen in hun brief van 9 april om een onafhankelijke commissie in te stellen die het vergoedingsstelsel zal evalueren? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet? Graag een uitgebreide reactie hieromtrent.

De aan het woord zijnde leden lezen dat een laatste voorgenomen onderdeel van de stelselherziening en bezuiniging algemene efficiëntie zou moeten zijn. Dit zou 5% van de kosten moeten besparen. Dit getal moet na de doorrekening ook worden bijgesteld. Volgens de doorrekening zal er over de rechtsgebieden heen bekeken slechts 2,5% bezuinigd kunnen worden. Op civiel recht ziet het positiever uit. Daar zou 20% tot 30% goedkoper gewerkt kunnen worden, mits er gebruikt gaat worden van het clusteren van rechtszaken zoals de verzekeraar wensen. Dat is een flinke kanttekening. Hoe ziet u die optie? Kan deze wens van verzekeraars verder worden toegelicht? Wat zijn daar de gevolgen van? Graag een uitgebreide reactie dienaangaande.

Concluderend zijn de leden van de SP-fractie voorstander van het aanpakken van procedeergedrag door de overheid en het versterken van de juridische hulp «aan de voorkant». De andere onderdelen van de stelselherziening kunnen niet op hun steun rekenen. Naar mate er meer theoretisch onderzoek wordt gedaan neemt die kritiek toe. Deze leden roepen u nadrukkelijk op: knip de stelselherziening op in onderdelen, zodat de rechtsbijstand snel verbeterd kan worden. Sociaal advocaten stoppen er mee en dat moeten worden voorkomen. Afgelopen tijd zagen zij in de media dat verschillende sociaal advocaten ermee zijn gestopt. Hierdoor gaat veel kwaliteit voorgoed verloren en dat is doodzonde. Erkent u dat? Helaas is er geen totaalbeeld. Bent u bereid door de Raad voor Rechtsbijstand (RvR) expliciet bij te laten houden hoeveel sociaal advocaten actief zijn, op welke rechtsgebieden zij actief zijn en of ze daarnaast nog in de commerciële advocatuur actief zijn, voor welk deel en dit in ieder geval in de jaarlijkse rapportage van de RvR mee te nemen? Vooral nu de coronacrisis de Rechtspraak treft blijken sociaal advocaten kwetsbaar. De NOvA sprak begin maart, dus nog vóór de coronacrisis, al van «collectieve uitputtingsverschijnselen». Samenvattend in één vraag: Wat zijn uw plannen met de gesubsidieerde rechtsbijstand, al het bovenstaande in overweging genomen?

Pilot consumentenzaken door Achmea

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het plan om de stelselherziening niet alleen op theorie te baseren maar ook in de praktijk te laten testen aan de hand van pilots. Zelfs het SP-initiatief Huizen van het Recht kan daarbij bruikbare data op gaan leveren. Maar de inmiddels beruchte pilot met Consumentenzaken door LegalGuard ondermijnt het vertrouwen in die aanpak. Inmiddels zijn er door bovengenoemde leden zeven keer schriftelijke vragen over gesteld. Hierover hebben zij nog vragen.

Op 13 januari 2020 publiceerde het NRC dat Achmea is voorgetrokken bij de eerste pilot. Die conclusie wordt getrokken omdat er extern juridisch advies is ingewonnen om onder de publieke aanbesteding uit te komen. De RvR werd namelijk geadviseerd om de pilot aan te besteden of om het aantal zaken zo te beperken en daarmee de pilot aan Achmea te gunnen. Het laatste geschiedde. Terwijl publieke aanbesteding juist het voortrekken van commerciële partijen moet voorkomen.

Ook andere pijnlijke feiten liggen inmiddels op tafel. Niet alleen het Ministerie van J&V en de RvR, maar ook Achmea is ingeschakeld om één van die sets Kamervragen te beantwoorden. Kunt u aangeven hoe vaak zoiets voorkomt? Was u daarvan op de hoogte? Gegevens van duizenden burgers zijn gedeeld met Achmea blijkt uit het nieuwsartikel van januari jl. Is dit correct? Wat is de aard van die gegevens? Was dit anoniem? Hebben de personen wiens gegevens het betreft daarvoor expliciet toestemming gegeven? Waarom is hiervoor gekozen? Is hier overleg over geweest met de Autoriteit Persoonsgegevens? Zo ja, waarom en zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat de overheid uiterst voorzichtig en terughoudend om moet gaan met gegevens van burgers en in het bijzonder als deze verstrekt worden aan derde, commerciële partijen?

Natuurlijk was er het filmpje. U gaat op werkbezoek en laat dit groots uitmeten, ook via overheidskanalen. Kunt u nu niet gewoon erkennen dat het achteraf niet zo verstandig was om het filmpje ook door Achmea te laten verspreiden? Deelt u de mening dat het verstandiger was om meer terughoudend te zijn? Heeft u hieruit lessen getrokken?

De leden van de SP-fractie zijn benieuwd naar de evaluatie van de pilot en hebben daarover alvast enkele vragen. Slechts dertien zaken zijn behandeld. U gaf eerder aan niet te kunnen verklaren waarom consumenten voor een advocaat kozen en niet voor de pilot. Gaat de evaluatie daar wel op in? Wanneer kunnen deze leden die evaluatie van de pilot verwachten? Welke wetenschappelijke waarde hecht u aan dertien casussen? Wat betekent dat voor de representativiteit van de kwalitatieve data?

Juridisch Loket

De leden van de SP-fractie willen nadere vragen stellen over het Juridische Loket. Deze organisatie gaat namelijk een sleutelrol spelen in de voorgenomen stelselherziening. Maar ook op dit moment al speelt het Juridisch Loket een grote rol voor mensen die juridische hulp nodig hebben.

Eind 2019 bleek er helaas sprake van allerlei spanningen binnen de organisatie. Hierover zijn eerder al schriftelijk Kamervragen gesteld. In de beantwoording van de Kamervragen (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1900) gaf u aan vertrouwen te hebben in het onderzoek dat intern is uitgevoerd en dat u de spanningen als een interne kwestie beschouwd. U spreekt ook vertrouwen uit in de Raad van Toezicht. Bent u ervan op de hoogte dat ook juist die Raad van Toezicht onderwerp van kritiek is? Heeft u de situatie wel goed ingeschat? Hoe waardeert u de dubbelrol die de Nationale ombudsman heeft als toezichthouder in de Raad van Toezicht van het Juridisch Loket? Deelt u de mening dat deze dubbelrol kan leiden tot belangenverstrengeling of in ieder geval de perceptie van belangenverstrengeling? Daarnaast zou de Ombudsman nog tien nevenfuncties hebben. Is dit wel een wenselijke situatie? Bent u met al het bovenstaande in uw achterhoofd nog steeds van mening dat u blind kunt vertrouwen op een goede uitkomst? Kunt u hier uitgebreid op ingaan?

Dan hebben de leden nog enkele vragen over het functioneren van het Juridisch Loket tijdens de coronacrisis. De crisis in de gezondheidszorg en de economie, ten gevolge van de uitbreken van COVID-19, leiden tot verstrekkende problemen in de maatschappij. Dat leidt tot veel extra juridische vragen. Het is begrijpelijk dat de fysieke locaties tijdelijk gesloten zijn vanwege het coronavirus. En daarmee ligt het in de rede dat er veel meer behoefte is aan informatie op de site van het Juridisch Loket waar al wordt gewaarschuwd voor langere wachttijden aan de telefoon. Wordt er actie ondernomen om die wachttijden terug te dringen? De telefoonkosten per minuut zouden zijn verlaagd. Wat is daarvoor de reden? Waarom kan dat nu plotseling wel, juist nu er zo veel mensen bellen? Wordt dit achteraf geëvalueerd om te kijken of dit na de crisis gewoon vol te houden is, dat zou toch altijd beter zijn? Wat betekent dit budgettair om de telefoonkosten blijvend te verlagen? Is de functie van het Juridisch Loket gewaarborgd? Is er voldoende personeel nu er waarschijnlijk meer mensen contact zoeken? Graag een uitgebreide reactie.

De leden van de SP-fractie vragen waarom het Juridisch Loket niet onder de reikwijdte van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) valt. Is dat correct? Waarom is dat? Acht u dat wenselijk? Bent u bereid om Wob-procedures bij het Juridisch Loket mogelijk te maken?

Als laatste horen deze leden graag hoe concreet de plannen zijn met het Juridisch Loket. Een fijnmaziger netwerk van locaties en een goede informatievoorziening kan een belangrijke functie vervullen voor alle mensen met juridische problemen. Graag een toelichting hierop. Waar en wanneer zullen er vestigingen bij komen?

De leden van de PvdA-fractie delen het doel om onnodige escalatie van juridische problemen te voorkomen. Daartoe wil het kabinet de rechtzoekende en zijn probleem centraal stellen. Deze leden delen dit uitgangspunt. Echter blijkt de praktijk al sinds jaren hardnekkig te zijn, namelijk dat een zeer groot deel van degenen die hun recht gaan zoeken dat moeten doen omdat zij een meningsverschil met diverse overheidsinstellingen hebben. In hoeverre dragen het vroegtijdig contact met een burger opnemen door een overheidsinstelling, een beslissing uitleggen of via de telefoon ingaan op bezwaren van een burger op een beslissing daadwerkelijk bij aan het voorkomen van verdere juridisering van conflicten? Kunt u in dit verband ook ingaan op de werkwijze van bezwaarschriftencommissies bij lagere overheden? Is daar onderzoek naar gedaan? Zo ja, welk onderzoek was dat en wat kwam daaruit? Zo nee, bent u bereid dit onderzoek te laten houden?

De aan het woord zijnde leden vragen in hoeverre de voorgenomen Wijziging Besluit proceskosten bestuursrecht, op grond waarvan de overheid in voorkomende gevallen een verhoging van de proceskostenvergoeding aan de burger moet betalen, daadwerkelijk tot minder zaken voor de bestuursrechter zal leiden? In hoeverre draagt een dergelijke vorm van sanctioneren van overheden bij aan een blijvende gedragsverandering en het tussen de oren krijgen dat de burger centraal staat? Wat doet u nog meer om onnodig procedeergedrag door de overheid te verminderen?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aanstelling van een «aanjager» die bij de overheid het aantal onnodige procedures snel en effectief moet gaan terugdringen. Wat zijn de concrete en afrekenbare doelen die daarbij gelden? Komen die in het interdepartementaal plan van aanpak en zal het tegemoet komen aan de motie van het lid Kuiken c.s. (Kamerstuk 31 753, nr. 168) om te komen met een plan van aanpak met afrekenbare doelen? Wanneer worden, mede gezien de relatief korte tijd dat de aanjager actief is, die doelen bekend?

Voornoemde leden hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief (Kamerstuk 31 753, nr. 194) en het daarbij behorende rapport van Significant. Het valt deze leden met name op dat een belangrijke uitkomst van de validatie is dat een verschuiving van een advocaat naar goedkopere alternatieve rechtshulppakketten in mindere mate zal optreden dan eerder ingeschat. Bovendien blijken de kosten van deze rechtshulppakketten hoger te worden dan van tevoren werd ingeschat. Welke consequenties trekt u uit deze conclusies? Ware het niet beter om te stoppen met plannen voor deze alternatieve rechtshulppakketten? Zo nee, waarom niet?

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de vraag van de NOvA, mede naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek van Significant en het eerdere onderzoek van de Commissie Van der Meer, om binnenkort een beoordeling te laten plaatsvinden van opgetreden onevenwichtigheden in de tijdsbesteding van advocaten. Gaat u deze aanbeveling van de Commissie Van der Meer en de wens van de NOvA honoreren door eind 2020 over te gaan tot de instelling van een onafhankelijke commissie die het vergoedingenstelsel de komende jaren zal evalueren? Zo nee, waarom niet?

De aan het woord zijnde leden hebben kennisgenomen van het standpunt van de VSAN. De VSAN is van mening dat het innen van de eigen bijdrage door de RvR, in plaats van door de advocaat, ertoe dreigt te leiden dat rechtszoekenden van de rechtsbijstand worden weggehouden. De VSAN wijst daarbij onder andere op een jaarlijkse verhoging van de eigen bijdrage en wijst er tevens op dat in een nieuw stelsel dit een percentage moet worden van de kosten van de rechtsbijstand. Naar de mening van de VSAN maakt dit de toegang tot het recht onbetaalbaar. De VSAN is daarom van mening dat de inning eigen bijdrage maatwerk is, hetgeen beter aan de advocaat overgelaten kan worden omdat die volledig en integraal zicht heeft op de (financiële) situatie van een rechtszoekende. Kunt u hierop ingaan?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met interesse uw brief (Kamerstuk 31 753, nr. 194) gelezen. Daarin staat dat de aannames anders uitpakken dan verwacht en dat dit leidt tot een bezinning van de zijde van het kabinet op de consequenties voor de rechtshulppakketten. De komende maanden worden nieuwe doorrekeningen gedaan. De aan het woord zijnde leden vragen welke consequenties dit heeft voor het tijdpad van de stelselherziening en vragen het tijdpad te schetsen. Daarnaast vragen deze leden of u van plan bent om over te gaan tot de instelling van een onafhankelijke commissie die het vergoedingenstelsel de komende jaren zal evalueren.

BEANTWOORDING

De leden van diverse fracties stellen mij vragen over (de herziening van) de gesubsidieerde rechtsbijstand waarop ik hieronder inga. Allereerst ga ik in op de drie hoofdmaatregelen van de stelselherziening een responsieve overheid, de eerste lijn (laagdrempelige toegang) en tweede lijn en vervolgens ga ik in op de doorrekening. Tot slot ga ik in op de effecten van corona op het programma en de ondersteuning van de sociaal advocatuur.

Responsieve overheid

Procedeergedrag overheid

Wat betreft de aanpak van (onnodig) procedeergedrag van en tegen de overheid hebben verschillende fracties mij vragen gesteld. Hieronder beantwoord ik deze vragen.

Plan van aanpak

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de concrete en afrekenbare doelen die gelden bij de aanstelling van de «aanjager» om het aantal onnodige procedures snel en effectief terug te dringen. De concrete en afrekenbare doelen zal ik duidelijk uiteenzetten in het interdepartementale plan van aanpak. Ik heb toegezegd dit plan met de derde voortgangsrapportage mee te sturen.1 Hiermee kom ik eveneens tegemoet aan de motie van het lid Kuiken c.s. (Kamerstuk 31 753, nr. 168).

Gesprek met IND en Raad voor de Kinderbescherming

De leden van de D66-fractie vragen naar het gesprek dat de secretaris-generaal van het ministerie heeft gevoerd met de IND en de Raad voor de Kinderbescherming.

In de tweede voortgangsrapportage rechtsbijstand2 heb ik opgemerkt dat beslissingen van de IND en van de Raad voor de Kinderbescherming ingrijpend zijn voor mensen. Begin 2020 heeft de aanjager, Daan Hoefsmit, op uitnodiging van de voorzitter van het Strategisch Bestuurlijk Beraad van het ministerie, de secretaris-generaal, zijn plannen toegelicht. Dit constructieve gesprek heeft een positief effect gesorteerd, namelijk dat de JenV-taakorganisaties instemden met de gekozen aanpak om juridisering tegen te gaan. Met de Raad voor de Kinderbescherming, de IND en de Raad voor Rechtsbijstand is bilateraal gesproken over verdere samenwerking in dit traject.

De maatregelen die ik samen met de betrokken organisaties zal treffen, komen aan de orde in het plan van aanpak.

Minder onnodige procedures en «Prettig Contact met de Overheid»

De leden van de D66-fractie vragen wat ik bedoel met de opmerking dat bestuursorganen zich vaak al veel moeite getroosten om het aantal juridische procedures te reduceren en of ik niet veel resultaat meer verwacht van de maatregel om het aantal geschillen tussen burger en overheid op het terrein van het bestuursrecht terug te dringen.

Met deze opmerking bedoel ik dat al veel gemeenten en uitvoeringsorganisaties de werkwijze van «Prettig Contact met de Overheid» toepassen en hun bezwaar- en beroepswerkwijze verder hebben geprofessionaliseerd of daar nu mee bezig zijn. Dat is bemoedigend en een voorbeeld voor de anderen. Concreet gaan gemeenten in gesprek met burgers die bezwaar hebben tegen bijvoorbeeld het besluit over bijzondere bijstand of een afwijzing in het kader van de Participatiewet. Dat moet de standaardaanpak worden.

Graag verwijs ik ook naar de kabinetsreactie «Regels en ruimte – verkenning maatwerk in dienstverlening en discretionaire ruimte» over de maatregelen die wij, onder andere in het bestuursrecht, initiëren op het gebied van de dienstverlening tussen overheid en burger.3 Het doel is niet alleen om onnodige procedures tussen de burger en de overheid te voorkomen, maar ook om problemen van burgers blijvend en vroegtijdig op te lossen. Want een procedure bij de rechter lost het onderliggende probleem niet altijd op.

Ik heb er zeker vertrouwen in dat we zo het aantal geschillen tussen burger en overheid op het terrein van het bestuursrecht terug kunnen dringen. Ik realiseer me daarbij dat het echt verbeteren van de publieke dienstverlening een intensieve opgave is, die meerjarige inzet van veel betrokkenen vraagt.

De leden van de SP-fractie vragen hoe zinvol een programma als «Prettig Contact met de Overheid» (hierna «Prettig Contact») is en of een cultuurverandering binnen het ambtenarenapparaat niet veel zinvoller en effectiever zou zijn.

Ik ben het ermee eens dat een cultuurverandering nodig is. Betere processen en minder procedures zijn niet voldoende. Het gedrag van professionals, met oog voor de mensen en hun problemen met wie zij te maken hebben, is essentieel. Ik heb in 2019 twee congressen laten organiseren om tot een concrete aanpak te komen: op 28 mei (Responsieve overheid en effectieve wetgeving) en 26 november (Responsieve overheid en toegang tot het recht)4. 100 professionals op het eerste congres en 200 professionals op het tweede congres met diverse achtergronden deelden daar hun ervaringen. Tijdens deze congressen bleek duidelijk dat er een cultuurverandering nodig is om de dienstverlening blijvend te verbeteren en mensen aan de voorkant beter en menselijker te helpen. Ook was het zonneklaar dat dit een lange adem vergt. Daarom gaat het interdepartementale plan van aanpak, dat de aanjager maakt met input van diverse uitvoeringsorganisaties en gemeenten, niet sec over de procedurele kant, maar des te meer over cultuurverandering bij overheidsorganisaties. In mijn plan van aanpak maak ik onderscheid tussen de volgende thema’s:

  • 1. Burger centraal, menselijke maat en maatwerk;

  • 2. Professionalisering en besturing;

  • 3. Meer inzicht in de routes die de meeste burgers in het bestuursrecht afleggen en digitalisering;

  • 4. Effectmeting

Daarnaast merk ik op dat «Prettig Contact» onderdeel is van de rijksbrede cultuurverandering waar ik, samen met collega’s van andere departementen, aan werk.5

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre (vroegtijdig) contact opnemen door een overheidsinstelling daadwerkelijk bijdraagt aan het voorkomen van verdere juridisering van conflicten. Voorts wordt gevraagd naar de werkwijze van bezwaarschriftencommissies bij lagere overheden, of daar onderzoek naar is gedaan.

Ik merk het volgende op. Het werkt in de praktijk. Door deze manier van werken is in bijvoorbeeld de gemeente Purmerend het aantal bezwaarschriften de afgelopen jaren meer dan gehalveerd. Bovendien wordt ieder jaar ongeveer de helft van de bezwaarschriften (2018: 45% en 2017: 44%) buiten de juridische procedure om opgelost.

Er is een aantal onderzoeken gedaan naar de werkwijze van bezwaarschriftencommissies bij lagere overheden. Hiervoor verwijs ik u graag naar het artikel «Horen in bezwaar, intern of extern?» van A.T. Marseille en B.W.N. de Waard en M. Wever.6 In dit artikel vindt u de verschillende inzichten uit onderzoeken over ambtelijk horen versus horen via een bezwaarschriftencommissie. Daarnaast is een eerste verkenning gedaan naar de nieuwe werkwijze horen door de regionale commissie bezwaarschriften.7

Tot slot ga ik in op de vraag van de leden van de GroenLinks-fractie over hoe overheden zelf procedures kunnen terugdringen. Zoals ik in mijn beantwoording op vragen van het lid Van Nispen van 2 oktober 2019 heb aangegeven8, hoort de overheid kritisch te kijken naar de kosten van de inzet van de landsadvocaat. Ik heb daarbij benoemd dat het grootste deel van de zaken waarin de landsadvocaat wordt ingeschakeld civiele procedures zijn. Daarbij is een advocaat wettelijk verplicht. De overheid is vaak de gedaagde partij. Ik wil hierbij nogmaals onderstrepen dat er geen verband bestaat tussen de kosten van de landsadvocaat en het budget voor gesubsidieerde rechtsbijstand. Ik ben het wel met u eens dat bestuursrechtelijke zaken waarin de overheid de eisende of verzoekende partij is, goed tegen het licht moeten worden gehouden.

Wat betreft de IND, merk ik namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het volgende op.

De IND maakt terughoudend gebruik van het instellen van hoger beroep. Van belang is of er principiële of overstijgende belangen spelen in een zaak.9 In dat kader is ook van belang dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) in haar jurisprudentie onder meer als uitgangspunt hanteert dat hoger beroepen van de IND niet voor gegrondverklaring in aanmerking komen daar waar een zorgvuldigheids- of motiveringsgebrek is geconstateerd dat zich eenvoudig laat herstellen. Absolute cijfers betreffende het aantal hoger beroepen dat de IND instelt, zeggen niet direct iets over het procedeergedrag van de IND. Daarbij is immers ook het aantal beroepen relevant dat de rechtbank gegrond heeft verklaard en het succespercentage van de hoger beroepen.

Waar D66 vraagt of er niet ook in het strafrecht winst te behalen valt bij onnodige procedures, kan ik u het volgende melden. Tijdens het AO op 7 november 2019 heb ik, naar aanleiding van de vraag van de heer Groothuizen (D66), toegezegd dat nader te bekijken. Allereerst wil ik daarbij nogmaals benadrukken dat het geheel aan het Openbaar Ministerie is om te bepalen in hoeverre het opportuun is om tot vervolging over te gaan. In geval van opsporing en vervolging maken professionals bij een strafproces afwegingen op basis van de beschikbare informatie. OM en politie spannen zich in om de juiste zaken op te pakken. Ze gebruiken een selectiviteitskader, om de meest betekenisvolle interventie in te zetten, maar ook om onnodig procederen te voorkomen. Hierbij worden, vaak in korte tijd, de verschillende kanten van een zaak afgewogen. Ook de context van een zaak wordt daarbij betrokken. Men streeft naar zowel een efficiënte en effectieve als een zorgvuldige strafrechtspleging, die recht doet aan een ieders rechten en belangen. Waar mogelijk wordt ten behoeve van een effectieve en efficiënte afdoening ook de ZSM-werkwijze toegepast. Wellicht ten overvloede benadruk ik dat de kosten voor rechtsbijstand in dit verband geen zelfstandig afwegingscriterium zijn.

Wijziging Besluit proceskosten bestuursrecht

Verschillende fracties hebben wat betreft de wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht vragen gesteld. Deze vragen beantwoord ik als volgt.

De leden van de D66-fractie vragen wanneer ik verwacht het Besluit proceskosten bestuursrecht (verder te noemen Bpb) aan uw Kamer te sturen. De amvb tot wijziging van het Bpb wordt zeer binnenkort voor advies aan de Raad van State aangeboden. Na uitbrengen van het advies zal de amvb zo spoedig mogelijk voor bekrachtiging worden voorgedragen en zal ik uw Kamer daarover informeren.

Zowel de leden van de SP als de PvdA vragen of de wijziging van het Besluit proceskosten bestuursrecht daadwerkelijk tot minder zaken voor de bestuursrechter zal leiden.

In de externe validatie, die ik onlangs aan uw Kamer stuurde, is aangegeven dat bestuursorganen zich niet laten leiden door de hoogte van de proceskosten bij de keuze voor wel of niet procederen. Ik wil hierbij opmerken dat de verhoging van de proceskostenvergoeding slechts één van de maatregelen is om bestuursorganen ertoe te bewegen om problemen met burgers vaker in een vroeg stadium op te lossen. De verhoging zal in combinatie met de andere maatregelen bestuursorganen voldoende stimuleren om problemen te voorkomen of op een andere manier op te lossen dan met een procedure. De maatregelen die ik heb genoemd in de voortgangsrapportage, werk ik verder uit in het plan van aanpak dat ik voor de zomer aan uw Kamer zal sturen. Ik heb er vertrouwen in dat met deze aanpak het aantal onnodige bestuurszaken teruggedrongen kan worden en het is daarom op dit moment niet nodig om onderzoek te doen naar alternatieven. Natuurlijk sta ik altijd open voor initiatieven uit het veld die een verdere bijdrage kunnen leveren aan het nog verder terugdringen van het aantal bestuurszaken bij de rechter.

Gevolgen rijksbeleid en wet- en regelgeving voor de vraag naar rechtsbijstand

De leden van de D66- en de GroenLinks-fracties vragen naar de stand van de uitvoering van de motie van het lid Groothuizen c.s. over het per departement evalueren van beleidskeuzes (Kamerstuk 31 753, nr. 170) en de stand van de uitvoering van de motie van het lid Groothuizen c.s. over het onderbouwen van nieuwe regelgeving voor de financieringsbehoefte van het stelsel (Kamerstuk 31 753, nr. 171).

Ik beraad me op de aanpak om de motie van het lid Groothuizen uit te voeren. Hierover heb ik tijdens de behandeling in de Tweede Kamer gezegd dat het meer op moet leveren dan een stapel die in de kast verdwijnt. Het is zeker zinvol terug te kijken en te zien waar er plotseling stijgingen zijn in de aantallen toevoegingen. Hierdoor kunnen oorzaken die leiden tot bovenmatig beroep op rechtsbijstand worden aangepakt en kunnen significante fluctuaties worden verklaard. Ik vind het belangrijk om als rijksoverheid vast te stellen waar wij, met betrekking tot het maken van beleid en wetgeving, lessen kunnen trekken uit het verleden. Via de Raad voor Rechtsbijstand ben ik nagegaan wat we kunnen leren uit hun gegevens. Vooral de uitbreiding van de verhoorbijstand heeft gezorgd voor meer piket en meer toevoegingen. Het waren vooral de AMvB van 2013 op de Wrb die van invloed zijn geweest op (vooral) civiele toevoegingen. En daarnaast de verhoging bij de griffie (vooral bij verbintenissenrecht). Begin 2015 leidde de komst van de participatiewet tot een tijdelijke toename. Tenslotte leidde de nieuwe WvGGZ tot meer toevoegingen, de effecten daarvan worden op dit moment nog gemonitord. Ik zal uw Kamer in de tweede helft van 2020 per brief over de voortgang van de uitvoering van de motie informeren.

Wat betreft de onderbouwing van nieuwe regelgeving voor de financieringsbehoefte van het stelsel heb ik u in de tweede voortgangsrapportage bericht dat ik ben gestart met het gestructureerd in beeld brengen van de effecten van wetswijzigingen voor de vraag naar rechtsbijstand. De NOvA bracht op mijn verzoek in beeld welke voorziene wetswijzigingen van invloed kunnen zijn op de vraag naar gesubsidieerde rechtsbijstand. Samen met de NOvA en de Raad voor Rechtsbijstand maken we nieuwe werkafspraken, waarmee we vooraf de impact van nieuwe wet- en regelgeving op de gesubsidieerde rechtsbijstand beter kunnen bepalen. Op dit moment worden ook instrumenten ontwikkeld en getest om de impact van nieuwe wet- en regelgeving op de gesubsidieerde rechtsbijstand structureel en tijdig inzichtelijk te hebben. De voortgang hiervan meld ik u in de volgende voortgangsrapportage.

Laagdrempelige toegang en advies

Doelgroepenanalyse ten behoeve van versterking eerste lijn, proactieve hulpverlening en vroegsignalering

De leden van D66-fractie vragen naar hoe de conclusies uit de doelgroepenanalyse ten behoeve van de versterking van de eerste lijn verder worden gebruikt. De resultaten worden op dit moment verder kwantitatief onderbouwd samen met de Raad voor Rechtsbijstand en het CBS. In de volgende voortgangsbrief rapporteer ik over de voortgang hiervan. De combinatie van die uitkomsten zal worden gebruikt om de dienstverlening in de eerste lijn vorm te geven. De dienstverlening van het Juridisch Loket bestaat, en in de toekomst nog meer, uit een geïntegreerd concept waarbij de online, telefonische en fysieke dienstverlening goed op elkaar aansluiten en inspelen op de verschillende behoeften van mensen.

Zo is het belangrijk om een inschatting te kunnen maken van het aantal mensen dat behoefte heeft aan persoonlijk contact met een hulpverlener op een fysieke locatie, of wie er al geholpen is met een telefoontje. Zo kan het Juridisch Loket onderbouwd keuzes maken over de inzet van haar capaciteit.

Specifiek op het gebied van proactieve hulpverlening en vroege signalering, waar de leden naar vragen, worden er ook al acties ondernomen. Proactieve hulpverlening en vroege signalering vragen dat er in een vroege fase integraal wordt gekeken naar de onderliggende oorzaken en samenhangende problematiek. Ook daarvoor moet direct de juiste hulpverlener worden ingeschakeld, om te voorkomen dat dingen later escaleren. Snel schakelen met en tussen verschillende hulpverleners vraagt om een goede samenwerking tussen het sociaal en juridisch domein. Precies op deze twee onderdelen wordt nu ervaring opgedaan in de praktijk, in de pilot in Hillesluis (Rotterdam Zuid). Dit moet begin 2021 leiden tot een werkwijze, die met aanpassingen ook op andere plekken in Nederland kan worden gebruikt. Ook zal er een diagnose-instrument worden ontwikkeld, dat hulpverleners in de eerste lijn beter in staat moet gaan stellen om met die integrale blik naar problemen te kijken.

Laagdrempelige informatievoorziening en betere online-informatie

In reactie op de vraag van de D66 over de ontwikkeling van betere online-informatie en hoe zich dat verhoudt tot de site van het Juridisch Loket kan ik u het volgende melden. Er wordt gelijktijdig gewerkt aan de korte en de lange termijn. In mijn brief van december 2019 schreef ik dat ik de komende jaren 10 miljoen beschikbaar stel voor een betrouwbare, begrijpelijke online omgeving, die met meer functionaliteiten op interactieve wijze helpt om problemen op te lossen. De verbetering van de site van het Juridisch Loket is hier een belangrijk onderdeel van. Die wordt toegankelijker en begrijpelijker: de informatie op de site wordt gegeven op taalniveau B110 en er komen veel meer visueel ondersteunende elementen zoals video, podcasts of pictogrammen. Op een aantal veel voorkomende levensgebeurtenissen gaan we een stap verder.

Na de zomer van 2020 kunnen mensen op de site van het Loket online terecht voor informatie, advies en hulp op maat voor een aantal veelvoorkomende gebeurtenissen, zoals ontslag en echtscheiding. Uit cijfers van het Loket over de onderwerpen waar mensen naar zoeken, blijkt dat die twee gebeurtenissen samen 30 procent, dus een aanzienlijk deel, vormen. Het Loket gaat ook gebruik maken van social media, om mensen beter en sneller te bereiken. Waar gevraagd wordt naar de mogelijkheid van chatten en videobellen: vanaf het najaar wordt videobellen mogelijk met het Loket en er wordt gewerkt aan een chatbot die mensen met hun eerste vragen op weg kan helpen.

De leden van de SP-fractie vragen naar hoe er rekening gehouden wordt met analfabeten en digibeten bij de informatievoorziening.

De basis voor informatie, advies en hulp is in het nieuwe stelsel de online-voorziening. Voor die mensen die, bijvoorbeeld door analfabetisme of gebrek aan digivaardigheid, daar niet mee geholpen zijn, zullen er toegankelijke fysieke locaties zijn waar mensen op wijkniveau persoonlijke hulp kunnen krijgen. Het Juridisch Loket betrekt de stichting Lezen en Schrijven bij de ontwikkeling van hun dienstenaanbod, zodat er rekening gehouden wordt met deze specifieke groep mensen.

Implementatie ontwerp laagdrempelige voorziening

De leden van D66-fractie vragen naar het moment van implementeren van de laagdrempelige voorziening en de planning rondom het traject met de koplopers-gemeenten.

Het nieuwe stelsel moet in 2025 functioneren. Zoveel eerder als mogelijk, worden onderdelen van het stelsel geïmplementeerd. Die onderdelen moeten wel de toets van de praktijk hebben doorstaan. Het eerste ontwerp voor de laagdrempelige voorziening voor rechtshulp wordt de komende tijd in de praktijk verder uitgewerkt en getoetst, onder andere door middel van de pilots met koplopergemeenten. Beoogde startdatum voor de pilots was juni van dit jaar. In de maanden daaraan voorafgaand was het de bedoeling om de deelnemende gemeenten te werven en selecteren. Dat proces loopt vertraging op door de coronacrisis. Ik onderhoud hierover nauw contact met Divosa, die dit onderdeel van het programma op mijn verzoek trekt. Zodra dat mogelijk is, wordt dit traject voortgezet. Doel is daarbij om zo snel mogelijk gemeenten te kunnen selecteren en met de pilots te kunnen starten.

Fysieke loketten

De leden van diverse fracties vragen naar de plannen met het Juridisch Loket en of er meer vestigingen komen.

Het Juridisch Loket zal zich de komende tijd anders gaan organiseren, dichter bij de burger. Er zijn al tien servicepunten geopend. In Wijchen is bijvoorbeeld een wekelijks inloopspreekuur in een theater, waar gemiddeld 10 klanten per spreekuur komen en waar de samenwerking met lokale partijen, zoals het wijkteam, schuldhulpverlening en het lokale echtscheidingsspreekuur aanzienlijk is verbeterd11. Ik ben met het Juridisch Loket in gesprek over hoe zij de inrichting van hun organisatie kunnen organiseren naar waar de mensen zitten die de fysieke hulp het meest nodig hebben. De dienstverlening van het Juridisch Loket moet aansluiten op lokale structuren die er al zijn, zoals wijkteams en sociaal raadslieden. Zo voorkomen we dat mensen onnodig worden overspoeld door weer een extra loket en zetten we de beschikbare capaciteit in waar ze het meest nodig is. Voor de zomer 2020 wil ik samen met het Juridisch Loket de kenmerken en voorwaarden formuleren voor de keuze van locaties van het Juridisch Loket dichterbij mensen. In 2021 wil ik met het Juridisch Loket toe naar een eerste implementatie van dit plan. Daarbij zullen natuurlijk ook de lessen die nu worden opgedaan met het Huis van het Recht in Heerlen worden meegenomen. Die pilot loopt sinds januari jl. en de resultaten worden over ongeveer een jaar verwacht. Ik ben enthousiast over dit initiatief maar wil op de uitkomsten nu niet vooruitlopen.

Juridisch loket

De leden van de SP-fractie stellen diverse vragen over de spanningen binnen het Juridisch Loket en de rol van de Raad van Toezicht.

Ik wil in navolging van de door u aangehaalde beantwoording van Kamervragen wederom benadrukken dat het hier om interne kwesties gaat van deze organisatie. De Raad van Toezicht heeft vanuit zijn rol naar eigen inzicht en bevind van zaken gehandeld. Over de acties die de Raad van Toezicht heeft ondernomen, zijn de leden transparant geweest tegen de eigen organisatie en daarover hebben zij mij ook geïnformeerd. Ik vind het belangrijkste dat bij de acties die genomen zijn ten eerste de continuïteit van de dienstverlening aan rechtzoekenden gewaarborgd blijft en ten tweede dat het werk van de professionals van het Juridisch Loket aan rechtzoekenden ongehinderd doorgang kan vinden. Op dit moment zie ik geen reden om het gestelde vertrouwen in de Raad van Toezicht te herzien.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie hoe ik de dubbelrol van de Nationale ombudsman waardeer en of ik van mening ben dat er sprake kan zijn van belangenverstrengeling vanuit zijn rol in de Raad van Toezicht van het Juridisch Loket.

Het Juridisch Loket is een privaatrechtelijke stichting. Omdat de Nationale ombudsman alleen het gedrag van de overheid onderzoekt, valt het Juridisch Loket buiten zijn verantwoordelijkheid. Klachten over het Juridisch Loket worden dus niet behandeld door de Nationale ombudsman, waardoor er geen sprake kan zijn van belangenverstrengeling.

Verder vraagt de SP-fractie of ik het wenselijk vind dat de Nationale ombudsman nog tien nevenfuncties heeft.

Het is niet aan mij om een oordeel te geven over het aantal nevenfuncties van de Nationale ombudsman.

De leden van de SP-fractie vragen ook naar het tijdelijk verlagen van het beltarief en waarom dit niet structureel is in te voeren.

Door de omstandigheden kan de burger niet terecht aan balies en is hij aangewezen op telefonie, waarvoor hij belkosten moet betalen. Het Loket heeft daarom, in samenspraak met de Raad voor Rechtsbijstand en mijn ministerie, besloten om de belkosten tijdelijk te verlagen, zolang de fysieke spreekuren geen doorgang kunnen vinden door de corona-crisis. Dit betreft een incidentele uitgave. Er zijn binnen de huidige inrichting van de eerste lijn geen middelen voorhanden om structureel het beltarief te verlagen. Het verlagen van het beltarief zoals nu is ingevoerd kost circa € 0,1 mln. per maand.

De leden van de SP-fractie vragen waarom het Juridisch Loket niet onder de reikwijdte van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) valt.

Het antwoord hierop ligt in de rechtsvorm van het Juridisch Loket. Het is als stichting een privaatrechtelijke rechtspersoon zonder bestuurlijk gezag en daarmee geen (openbaar) bestuursorgaan. Derhalve valt het Juridisch Loket niet onder de reikwijdte van de Wob. Vervolgens vragen de leden van de SP of het wenselijk is om dit wel mogelijk te maken. In het traject naar het vernieuwde stelsel zal ook worden gekeken naar de nieuwe rol van het Juridisch Loket en de gewenste organisatievorm. Dat kan ertoe leiden dat ook de rechtsvorm van het Juridisch Loket zal worden herzien. De inhoud van de werkzaamheden en de daarbij gewenste organisatievorm zullen daarbij leidend zijn.

Kwaliteitsverbetering tweede lijn

Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand

In reactie op de vraag van de D66 naar de stand van zaken van de subsidieregeling, kan ik u melden dat sinds de ingangsdatum van 1 maart 2020 er in totaal 29 voorstellen bij de Raad voor Rechtsbijstand zijn binnengekomen. Een onafhankelijke commissie zal de voorstellen inhoudelijk beoordelen en vervolgens een advies uitbrengen aan de Raad voor Rechtsbijstand. De raad kan dan besluiten tot toe- of afwijzen van een ingediend voorstel. Het proces is zo ingericht dat de meeste aanvragers vóór de zomer van 2020 duidelijkheid hebben en bij een positief besluit meteen kunnen starten met hun experiment. Mogelijk zal vanwege de coronacrisis de startdatum van een aantal pilots later vallen dan gepland. Dit zal per individuele pilot worden bekeken.

Voornoemde leden vragen tevens naar mijn toezegging over het werken met controlegroepen bij de pilots. Indien een beoogd experiment zich leent voor een evaluatie met een controlegroep zal dit daar waar mogelijk worden ingezet. De resultaten van de projecten zullen worden geëvalueerd. Dit kan ook tussentijds gebeuren. Daarnaast kan bijvoorbeeld een 0-meting worden uitgevoerd of een controlegroep worden ingezet, om het daadwerkelijke resultaat van het project scherp te krijgen. Dit is ook vastgelegd in de subsidieregeling.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen om duidelijkheid over de voorgenomen stelselherziening en over de verandering van het puntensysteem. Zij vinden het van belang om niet alleen naar kostenbesparing te kijken, maar ook naar knelpunten die niet opgelost kunnen worden met efficiencywinst.

In antwoord daarop kan ik bevestigen dat in de stelselvernieuwing juist het oplossen van de inhoudelijke knelpunten voorop staat. De beoogde doelmatigheidswinst staat ten dienste daarvan. In het uitvoeringsplan dat ik de Kamer in juli 2019 heb toegestuurd krijgen daarom familierecht en in het bijzonder echtscheidingen prioriteit. De Commissie Van der Meer constateerde daar immers de grootste scheefgroei, dus het is zaak om daar zo snel mogelijk stappen te zetten. Dat hoeft niet te wachten tot de totale transitie in 2025 voltooid is. In de ontwikkeling van nieuwe vormen van rechtsbijstand en een daarbij aansluitende vergoedingensystematiek geeft ook de Raad voor Rechtsbijstand prioriteit aan echtscheidingsproblematiek en strafrecht. De aanbeveling van de Commissie Van der Meer dat periodieke evaluatie van het vergoedingensysteem nodig is, vind ik, net als diverse fracties, van groot belang. De periodieke evaluatie van het vergoedingenstelsel – met zoals de Nederlandse Orde van Advocaten voorstelt een onafhankelijke commissie – is iets wat bij het programma modernisering rechtsbijstand en dus het verduurzamen van het stelsel, hoort. Het is niet goed om pas na 20 jaar gestructureerd de vergoedingensystematiek tegen het licht te houden, zoals in het geval van de Commissie Van der Meer is gebeurd. Zodra de dienstverlening in de tweede lijn en de vergoedingensystematiek vernieuwd zijn, zal een periodieke en gestructureerde evaluatie ingericht worden als onderhoudscyclus. Ik wil niet vooruitlopen op de manier waarop deze evaluatie het best georganiseerd kan worden, en neem de suggestie van de Nederlandse Orde van Advocaten voor een onafhankelijke commissie mee wanneer de vorm van die evaluatie aan de orde komt. Ik zal de aanbeveling van Van der Meer toepassen zodra voor een bepaald rechtsgebied de vernieuwde werkwijze met rechtshulppakketten is ingevoerd. De Raad voor Rechtsbijstand heeft daarbij met mij de ambitie om zoveel als mogelijk al stappen te zetten binnen de bestaande wettelijke kaders.

De leden van de D66-fractie vragen naar de ontwikkeling van de instroom van het aantal zaken sinds de start van het programma.

Omdat het programma zijn oorsprong kent in het Regeerakkoord, zal ik de ontwikkelingen weergeven vanaf het begin van deze kabinetsperiode, dus voor de jaren 2017 tot en met 2019. Er zijn in 2017 in totaal 415.618 toevoegingen afgegeven (inclusief mediation en lichte adviestoevoegingen). In 2018 waren dit er 407.163 en in 2019 401.630. Dit is een daling tussen 2017 en 2019 van ongeveer 3,4%. In 2017 zijn er 119.356 piketdeclaraties ingediend. Dit waren er in 2018 circa 104.000 ingediend, in 2019 119.541.

Met een toename van het aantal piketdeclaraties van circa 0,2% blijft het aantal in 2019 nagenoeg gelijk ten opzichte van 2017, met een tussentijdse daling in 2018. Het aantal toegekende aanvragen van extra uren (boven-forfaitair) bedroeg 6.343 in 2017, 6.289 in 2018 en 6.475 in 2019. Dit betekent een toename van 2,1% in 2019 ten opzichte van 2017.

Ik zie met de leden van D66 de uitdaging om de tijdelijke aanvullende vergoeding voor de jaren 2020 en 2021 vanaf 2022 al op te volgen met een verhoging van de vergoeding uit de opbrengsten van het programma. Er is immers in de contouren vanuit gegaan dat tijd nodig is om het nieuwe stelsel tot volle wasdom te laten komen. Ik vind het echter te vroeg om conclusies te trekken over 2022 en verder, omdat ik de uitkomsten wil afwachten van de pilot-voorstellen die bij de Raad voor Rechtsbijstand zijn ingediend en die dezer dagen worden beoordeeld. Binnen de pilots is immers op kleine schaal al ruimte voor hogere vergoedingen, vanuit de 10 miljoen euro die ik met een innovatie-voorziening bij de Raad voor Rechtsbijstand beschikbaar heb gesteld. Het is de bedoeling om succesvolle pilots na ommekomst van de pilotperiode snel op te schalen. Ik geef daarbij prioriteit aan de rechtsgebieden waar de scheefgroei volgens Van der Meer het grootst is. Om het mogelijk te maken om over de hele linie een stap te zetten naar betere vergoedingen, is het noodzakelijk dat het volledige pakket aan maatregelen uit de contourennota wordt doorgevoerd. Dit zeg ik ook in antwoord op het verzoek van de leden van de SP-fractie om de plannen op te knippen. Dat zou leiden tot een minder resultaat.

Mijn antwoord op de vraag van de SP wat mijn plannen zijn met de stelselherziening, luidt dan ook dat ik, met steeds meer partners in de uitvoering, gestaag verder bouw aan een vernieuwd stelsel. Hier en daar zal gaandeweg bijgestuurd worden, dat past in de stapsgewijze aanpak die ik voor deze complexe stelselvernieuwing hanteer. Ik doe dat in nauw overleg met de betrokken partijen in de uitvoering van de rechtsbijstand en zal de balans opmaken in de midterm review die ik de Kamer deze zomer met mijn derde voortgangsrapportage zal sturen.

Pilot consumentenzaken

Terugblik pilot consumentenzaken

De leden van de GroenLinks-fractie vragen mij hoe ik terugkijk op de gang van zaken van het experiment om verzekeraars in te schakelen bij gesubsidieerde rechtsbijstand. Daarnaast vragen zij mij of ik de conclusie onderschrijf dat de feiten zijn aangepast zodat niet hoefde te worden aanbesteed en dat verzekeraar Achmea als enige uitvoerende partij in aanmerking had mogen komen voor de uitvoering van deze proef. Ook vragen de leden mij of ik de mening deel dat de Kamer preciezer en uitgebreider geïnformeerd en betrokkenen had moeten worden bij de vormgeving van dit experiment.

Om uw vraag te beantwoorden, start ik bij de aanpak van de stelselherziening zoals deze is uitgewerkt in de contourennota van 9 november 2018. Deze aanpak is, zoals u weet, gefaseerd waarbij stap voor stap en proefondervindelijk wordt toegewerkt naar een nieuwe manier van werken. Ik gaf u hierbij aan dat de herziening van het stelsel vraagt om een voortvarende aanpak met, waar het kan, concrete stappen. Daar waar al beweging is, sluit ik aan. De pilot consumentenzaken heb ik u destijds als een van deze concrete stappen toegelicht. De Raad voor Rechtsbijstand is deze pilot gestart om ervaring op te doen met verschillende wijzen waarop problemen van rechtzoekenden kunnen worden opgelost. Dit is vergelijkbaar met de werkwijze van juridische dienstverleners voor rechtsbijstandsverzekeraars. Het uitgangspunt van deze werkwijze is een passende oplossing voor het probleem in een zo vroeg mogelijk stadium. Bovenstaande werkwijze past goed binnen de uitwerking van de contouren van een nieuw stelsel voor rechtsbijstand omdat ik integrale oplossingsroutes, met duidelijk vooraf omschreven stappen, zie als een goed instrument om te sturen op de kwaliteit van rechtshulp. Daarnaast kan ervaring met een andere (gestandaardiseerde) manier van werken nieuwe inzichten opleveren voor het verlenen van rechtsbijstand en het slimmer organiseren van het werk.

Wat betreft de keuze voor Achmea voor de uitvoering van pilot merk ik het volgende op. De Raad heeft een bewuste keuze gemaakt. Er waren contacten met Achmea die voortvloeiden uit de proef met de Rechtswijzer Huur (medio 2016) en de bovengenoemde werkwijze had hun interesse. Tijdens de verkennende gesprekken gaf Achmea blijk van een proactieve houding en een wens tot innoveren, wat het een aantrekkelijke samenwerkingspartner maakte.

Bij de opzet van de pilot heeft vrije keuze van de rechtzoekende voorop gestaan. Er is extern advies ingeroepen om te borgen dat de aanbestedingsregels in acht zijn genomen. Om te garanderen dat aan alle aanbestedingsnormen wordt voldaan, zijn maximumnormen aan de instroom gesteld.

Wat betreft het preciezer, uitgebreider informeren en betrekken van de Kamer bij de vormgeving van dit experiment; ik onderschrijf dat, ook gelet op de lerende aanpak van de stelselherziening, het van belang is om uw Kamer goed mee te nemen in de ontwikkelingen en de pilots en experimenten die lopen. Hiertoe bied ik uw Kamer halfjaarlijks een voorgangsrapportage aan en heb ik bij de laatste voortgangsrapportage ook een overzicht bijgesloten van de pilots die op dat moment liepen. Met mijn halfjaarlijkse voortgangsbrieven blijf ik uw Kamer uitgebreid informeren over de voortgang van de stelselherziening van de rechtsbijstand en de pilots en experimenten die lopen.

Kamervragen en persoonsgegevens pilot consumentenrechtelijke geschillen

De leden van de SP-fractie schrijven dat Achmea is ingeschakeld om één van de sets Kamervragen over de pilot consumentenrechtelijke geschillen te beantwoorden. Zij vragen mij hoe vaak zoiets voorkomt en of ik hiervan op de hoogte was. Daarnaast stellen zij vragen over gegevens van burgers die zijn gedeeld met Achmea.

Zoals eerder aangegeven, heeft de Raad voor Rechtsbijstand de pilot geïnitieerd met Achmea. Als uw Kamer mij vragen stelt over deze pilot, zal ik voor informatie waar ik zelf niet over beschik,een beroep doen op de Raad, en zonodig via hen op Achmea, om uw vragen volledig te kunnen beantwoorden. Zoals gebruikelijk zijn hierover vooraf afspraken gemaakt.

Zoals de Raad voor Rechtsbijstand ook heeft verklaard12, zijn er geen vertrouwelijke persoonsgegevens gedeeld met Achmea. Wel heeft de Raad voor Rechtsbijstand een beknopte analyse van die gegevens met Achmea gedeeld. Hierin zijn uitdrukkelijk geen gegevens van individuele rechtzoekenden opgenomen, maar uitsluitend geaggregeerde gegevens op een hoger abstractieniveau die niet zijn te herleiden tot individuen.

Bezoek aan Achmea

De leden van de SP-fractie stellen mij de vraag of ik niet gewoon kan erkennen dat het achteraf niet zo verstandig was om het filmpje ook door Achmea te laten verspreiden, en of ik de mening deel dat het verstandiger was om meer terughoudend te zijn en of ik hier lessen uit heb getrokken.

Zoals geantwoord op Kamervragen over de pilot rechtsbijstandsverlening door Achmea13, vond het werkbezoek plaats in het kader van een brede oriëntatie om inzichten te verkrijgen in innovatieve manieren van werken. Om zichtbaar te maken dat ik me liet informeren en om de opbrengsten van het werkbezoek met een zo groot mogelijk publiek te kunnen delen, is er voor gekozen om dit met een filmpje naar voren te brengen. Ik sta nog steeds achter deze keuze.

Evaluatie van de pilot consumentenrechtelijke geschillen

De leden van de SP-fractie stellen mij een aantal vragen over de evaluatie van de pilot consumentenrechtelijke geschillen.

Ik merk het volgende op. De Raad voor de Rechtsbijstand berichtte mij dat de evaluatie iets uitloopt, maar rondom de zomer kan de uitkomst worden verwacht. De uitloop houdt verband met het niet kunnen overdragen van de geanonimiseerde dossiers aan de auditor door de coronamaatregelen. Hoewel het aantal zaken te gering is voor een voldoende representatieve kwantitatieve evaluatie, valt er in kwalitatieve zin zeker te leren van de pilot. Met name bij de opzet van toekomstige pilots zijn de ervaringen die zijn opgedaan in deze pilot zeer waardevol. Bij de derde voortgangsrapportage informeer ik u over de uitkomsten van de evaluatie.

BrandMR

In reactie op de vraag van de leden van de VVD-fractie naar de contacten vanuit de NOvA met zowel BrandMR als de ACM over de aanpassing van artikel 5.11 uit de Verordening op de advocatuur kan ik u het volgende melden. Ik heb navraag gedaan bij de NOvA en zij heeft mij te kennen gegeven dat het niet juist is dat er geen contact heeft plaatsgevonden tussen de NOvA en de ACM. Zowel telefonisch als per brief houdt de NOvA de ACM op de hoogte van de voortgang van het onderzoek door de NOvA. Voor wat betreft het contact tussen de NOvA en BrandMR is door BrandMR een civiele procedure aanhangig gemaakt. Aangezien de kwestie onder de rechter is, vindt het debat tussen NOvA en BrandMR nu daar plaats.

Mijn uitgangspunt is een kwalitatief goed rechtsbestel waarbij we de hulpvraag van de rechtzoekende centraal stellen en we komen tot duurzame oplossingen. In het algemeen juich ik innovaties vanuit de dienstverleners zelf toe, waarbij de kwaliteit in onze rechtstaat voorop staat. Het is van belang dat de kwaliteitseisen die in dat verband zijn gesteld passen binnen wet- en regelgeving en geen onnodige belemmeringen opleveren voor de toetreding tot de markt of voor innovatieve werkwijzen. Inmiddels is de situatie op dit punt zo dat we eerst in afwachting zijn van de uitkomsten uit de genoemde procedures bij het ACM en de rechter. Zoals ik tijdens het Wetgevingsoverleg in februari jl. heb toegezegd, informeer ik uw Kamer inhoudelijk nog nader over BrandMR, zodra ik daarover een schriftelijke reactie van de NOvA heb ontvangen.

Inning eigen bijdrage door de overheid

De leden van de SP-fractie stellen verschillende vragen over de eigen bijdrage in de stelselherziening.

Uitgangspunt voor mij is en blijft ook voor het nieuwe stelsel dat de effectieve toegang tot de rechter op grond van het EVRM voldoende gegarandeerd is. Dit stelsel moet kwalitatief en effectief zijn en de financiële middelen moeten doelmatig zijn besteed. Het EVRM laat toe dat een rechtzoekende meebetaalt aan de kosten via een eigen bijdrage. Zoals ik in de contourenbrief rechtsbijstand van 9 november 2018 heb aangegeven heeft de eigen bijdrage, net als in het huidige stelsel, ook in het nieuwe stelsel twee functies. Allereerst draagt het bij aan een duurzaam en betaalbaar stelsel. Verder beoogt de eigen bijdrage rechtzoekenden een afweging te laten maken tussen diens belang bij de zaak en de kosten die met rechtsbijstand zijn gemoeid. Voor een toekomstbestendig stelsel is een meer kostenbewuste gebruiker essentieel. De systematiek van de eigen bijdrage heeft daarmee een afwegingsfunctie, bedoeld om al te lichtvaardig gebruik te voorkomen. Bij de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met de laagste inkomenscategorieën. De eigen bijdrage loopt op naarmate het inkomen hoger is. Daarbij zal ook in de nieuwe eigenbijdragesystematiek rekening worden gehouden met de laagste inkomensgroepen. Zo worden er bovengrenzen gehanteerd, die voor de laagste inkomensgroepen in het toekomstige stelsel min of meer gelijk zijn aan de hoogste eigen bijdrage voor die groep in het huidige stelsel. Er wordt daarnaast voorzien in de mogelijkheid van een afbetalingsregeling en in een hardheidsclausule voor individuele, schrijnende gevallen. Bij betalingsonmacht kan onder meer gedacht worden aan kwijtschelding van betaling van de eigen bijdrage als naar objectieve maatstaven de effectieve toegang tot het recht is uitgesloten. Bij de inning van de eigen bijdrage geldt ook het uitgangspunt van een maatschappelijk verantwoorde inning. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de rijksincassovisie en de maatregelen uit actielijn 3 in de Brede Schuldenaanpak om te komen tot een zorgvuldige en maatschappelijk verantwoorde incasso, waar de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid u op 22 mei 2018 over informeerde (Kamerstuk 24 515, nr. 431). In de incassotrajecten voor de eigen bijdrage wordt rekening gehouden met de mate waarin mensen de vordering in een keer kunnen betalen, en zullen waar nodig ruime betalingsregelingen kunnen worden afgesproken of uitstel van betaling geboden. Ik verwacht niet dat deze wijze van inning en incasso tot nieuwe procedures leidt.

Een en ander leidt ertoe dat het systeem al rekening houdt met rechtzoekenden die niet in staat blijken om de eigen bijdrage te voldoen, zodat vergoeding via de bijzondere bijstand in principe niet nodig is en ook ongewenst is. Daarbij wil ik benadrukken dat de eigen bijdrage er niet is om hogere vergoedingen voor rechtshulpverleners mogelijk te maken.

Waar het gaat om de elasticiteit van de eigen bijdrage geeft onderzoekbureau Significant in de externe validatie aan dat «het aanbeveling [verdient] om in de doorrekening rekening te houden met wijzigingen in de instroom in de tweede lijn als de hoogte van de eigen bijdrage wordt aangepast.» Bij de beoogde aanpassing van de eigenbijdragesystematiek zullen eventuele gevolgen van deze aanpassing daarom goed worden gemonitord. Het is immers niet de bedoeling dat de eigen bijdrage een onneembare horde zal zijn. Tegelijkertijd heeft de eigen bijdrage wel de functie om de hiervoor genoemde belangenafweging te bewerkstelligen.

De leden van de PvdA verwijzen naar het standpunt van de VSAN dat de inning eigen bijdrage maatwerk is, hetgeen beter aan de advocaat overgelaten kan worden en vragen mij daarop in te gaan.

Zoals ik heb aangegeven in de contourennota rechtsbijstand van 9 november 2018 wordt, in navolging van de aanbeveling van Wolfsen, de inning van de eigen bijdrage belegd bij de Raad voor Rechtsbijstand. Dit is in het belang van een kwalitatief hoogwaardig stelsel: het structureel niet-innen wordt hiermee voorkomen en de rechtsbijstandsverlener hoeft zich zo niet bezig te houden met de inning. Voorts komen al die wel geïnde eigen bijdragen ten goede aan het inkomen van de advocaat. Dat betreft een substantieel bedrag.

Daarnaast hecht ik er waarde aan dat alle rechtzoekenden die gebruik willen maken van gesubsidieerde rechtsbijstand van de overheid ook duidelijkheid krijgen van diezelfde overheid over het innen van de eigen bijdrage en niet afhankelijk zijn van spelregels van een individuele dienstverlener. Als overheid beschikken wij zelf over een ruim instrumentarium dat in te zetten is zodra mensen niet kunnen betalen, afhankelijk van hun financiële situatie.

Tot slot vraagt de D66 naar de stand van zaken van de inning van de eigen bijdrage door de overheid.

Zoals is aangegeven in de tweede voortgangsrapportage, is voor de inning van de eigen bijdrage door de overheid door de Raad voor Rechtsbijstand in samenwerking met het CJIB een uitvoeringstoets gedaan om te bezien of dit versneld kan worden ingevoerd, in het huidige stelsel. Uit de uitvoeringstoets blijkt dat de RvR de inningstaak samen met het CJIB kan invoeren met een doorlooptijd van een jaar. Echter, dan moet wel zijn voldaan aan de juridische en financiële randvoorwaarden. Helaas blijkt dat niet het geval, omdat de kosten voor inning en incassorisico, die zijn begroot op € 12 mln. per jaar, pas uit het budget voor rechtsbijstand gedekt kunnen worden als de maatregelen van het nieuwe stelsel in samenhang zijn ingevoerd.

De begroting van JenV biedt evenmin ruimte voor een structurele investering van deze omvang, zodat op dit moment de inningstaak van de eigen bijdrage naar de overheid niet versneld ingevoerd kan worden. Als het stelsel per 1 januari 2025 in volle omvang ingevoerd is, zal dit bestendigd zijn.

Validatie doorrekeningen/onderzoek Significant

Verschillende fracties stellen vragen over de externe validatie. De modernisering van het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand wordt lerenderwijs en samen met de relevante partijen vormgegeven, waarbij de geschetste contouren steeds op basis van beproefde werkwijzen en de meest actuele onderzoeken nader worden ingevuld.

Bij deze aanpak past ook dat de aannames die aanvankelijk voor de doorrekening zijn gedaan, gaandeweg, op basis van actuelere informatie, worden bijgesteld. Significant Public heeft de aannames getoetst en waar nodig bijgesteld op basis van expert opinions van inhoudelijke experts van de partijen met wie we de stelselvernieuwing vormgeven. Omdat ook expert opinions een bepaalde mate van onzekerheid kennen, kennen ook de gevalideerde aannames een zekere bandbreedte. Naarmate de lerende aanpak van de modernisering meer kennis en informatie oplevert, kunnen de aannames verder worden onderbouwd en worden die bandbreedtes steeds kleiner.

De externe validatie laat zien dat er op sommige punten meevallers zijn en op sommige punten tegenvallers. De preventieve werking van de eerste lijn en de verschuiving naar goedkopere alternatieve rechtshulppakketten vallen lager uit dan eerder ingeschat. Daartegenover staat dat er mogelijk een hogere doelmatigheidswinst te behalen is en de kosten voor inning van de eigen bijdrage door de overheid (inclusief het incassorisico) naar verwachting lager uitvallen. Op dit moment worden de doorrekeningen die voor de contourenbrief van november 2018 zijn gedaan geactualiseerd. In deze actualisatie worden de inzichten uit de externe validatie en de meest recente realisatiecijfers van de Raad voor Rechtsbijstand meegenomen. In de midterm-review die ik met de volgende voortgangsbrief naar de Tweede Kamer zal sturen, zullen de uitkomsten van deze doorrekeningen van de maatregelen uit de modernisering worden opgenomen. De geactualiseerde doorrekeningen zullen ook duidelijk maken of de mee- en tegenvallers die de externe validatie aan het licht heeft gebracht elkaar kunnen compenseren, en hoeveel ruimte er is binnen de budgettaire kaders om de vergoedingen van aanbieders van rechtshulp te verhogen.

De leden van de SP-fractie vragen naar de preventieve werking van de eerste lijn die minder groot is dan eerder ingeschat.

Onder andere door aanzuigende werking zullen meer zaken in beeld komen bij de eerste lijn. Dit leidt er onder andere toe, zo blijkt ook uit de externe validatie, dat de versterkte eerste lijn er niet of beperkt toe leidt dat instroom naar de tweede lijn afneemt. Ik wil erop wijzen dat dit niet per definitie verkeerd is. Problemen komen eerder in beeld en multiproblematiek kan eerder worden aangepakt. Dit is winst voor de rechtzoekende en hiermee wordt aan een van de doelen van de modernisering voldaan. Ook benoemt de validatie dat eerdere oplossingen en een goede triage escalatie van problemen kunnen voorkomen en kunnen zorgen voor duurzame oplossingen. Op de lange termijn kan dit volgens de validatie mogelijk ook wel een beperkend effect hebben op de instroom in de tweede lijn.

Voorts vragen voornoemde leden naar aanleiding van de doorrekening naar de ingeschatte doelmatigheidswinst en het clusteren van rechtszaken zoals de verzekeraars wensen.

Hierover merk ik het volgende op. Volgens de externe validatie is een algemene doelmatigheidswinst haalbaar van 2,5% over alle rechtshulppakketten met een eigen bijdrage, omdat niet meer de advocaat maar de overheid de eigen bijdrage int. Daarnaast heeft de validatie met onderscheid naar verschillende rechtsgebieden nog inschattingen gedaan voor aanvullende doelmatigheidswinst. De inschatting is dat deze voor bestuursrecht en familierecht ligt tussen 5 en 15%, voor overig civielrecht tussen 20 en 30% en voor strafrecht tussen 0 en 10%. De ingeschatte doelmatigheidswinst komt daarmee naar verwachting per saldo hoger uit dan de 5% die in de eerdere doorrekeningen is gehanteerd.

Tijdens de externe validatie is het clusteren van zaken als een van de mogelijkheden genoemd om op een doelmatiger manier rechtshulp aan te bieden. Andere opties zijn het maken van afspraken met partijen die veelvuldig voorkomen als wederpartij in verschillende procedures, of het meer gebruik maken van de optie om een proefprocedure te voeren om eerder juridische duidelijkheid te verkrijgen in zaken die vaak voorkomen. Deze en ook andere zinvolle initiatieven worden meegenomen in de verdere ontwikkeling van de rechtshulppakketten.

De leden van de D66- en de PvdA-fracties hebben verschillende vragen over de validatie van de doorrekening en rechtshulppakketten.

Zoals ik hiervoor al aangaf, laat de externe validatie onder andere zien dat de verschuiving naar goedkopere rechtshulppakketten op twee fronten lager uitvalt: de verschuiving is minder dan ingeschat en de kosten van de goedkopere rechtshulppakketten zijn hoger dan ingeschat. De doelmatigheidswinst in de tweede lijn kan daarentegen naar verwachting hoger uitvallen dan eerder ingeschat. Dit vraagt om een herbezinning op de exacte invulling van de tweedelijnsrechtshulp. Als die herbezinning aanleiding geeft om aanvullende pilots te organiseren, dan zal ik dat doen.

De leden van de SP-fractie hebben diverse vragen over marktwerking en rechtsbijstand cq. rechtshulppakketten en verwijst daarbij naar de doorrekening.

In reactie daarop benadruk ik dat de kabinetsplannen rond rechtshulppakketten hun basis vinden in de wens om de gefinancierde rechtsbijstand bij de tijd te brengen en de kansen om te leren van andere dienstverleners. In het ontwerpproces dat ten grondslag ligt aan de contouren voor het nieuwe stelsel, en ook uit het rapport Wolfsen, bleek dat bijvoorbeeld rechtsbijstandsverzekeraars de hulp aan rechtzoekenden op een slimme en doelmatige manier organiseren. Ik wil daar lessen uit trekken voor de vernieuwing van de sociale rechtsbijstand. De wijze waarop rechtsbijstand in de toekomst het best aangeschaft kan worden (door subsidiering, door aanbesteding, of bijvoorbeeld met een systeem van prefered suppliers) moet ondersteunend zijn aan de gewenste kwaliteit van rechtshulp en aan het stimuleren van het innoverend vermogen van de beroepsgroep. De leden van de SP-fractie vragen ook om mijn reactie op de uitkomsten van de externe validatie van de doorrekening. Zoals toegezegd in de brief waarmee ik het validatie-rapport van Significant Public heb aangeboden aan de Kamer, zal ik in de midterm review van het programma inhoudelijk ingaan op de consequenties van de externe validatie. U ontvangt, zoals ik hiervoor reeds aangaf, de midterm review bij mijn derde voortgangsrapportage die ik u voor het zomerreces wil doen toekomen.

Effecten corona op de looptijd van het programma en de pilots

In reactie op de vraag van de leden van de D66-fractie naar de effecten van de coronacrisis op de looptijd van het programma en de vraag of de pilots nog doorgang kunnen vinden, kan ik u berichten dat het programma zich, conform planning, bevindt in de pilotfase die duurt tot december 2022.

Door de coronacrisis zit er vertraging op (de start van) verschillende pilots. Gelet echter op de relatief ruime pilotfase van het programma wordt vooralsnog vastgehouden aan de looptijd zoals eerder gepland. Wel wordt vinger aan de pols gehouden wat de gevolgen zijn van de coronamaatregelen. Deze weken gaat het verder verfijnen van het stelselontwerp op volle kracht door en wordt eveneens gekeken naar potentiële kansen die deze situatie mogelijk biedt, zoals het gebruik van digitale middelen om op afstand de dienstverlening te continueren.

Leden van de SP-fractie vragen naar het functioneren van het Juridisch Loket tijdens de coronacrisis. Medio maart zijn de fysieke loketten noodgedwongen gesloten voor publiek. Daarnaast heeft ook het Juridisch Loket, net als veel andere organisaties in deze crisis, te maken met een hoger ziekteverzuim en werknemers die thuis zijn in verband met zorgtaken. Hierdoor liepen de wachttijden eind maart op. Om ervoor te zorgen dat het Loket toch zijn functie kan blijven uitoefenen, zijn er twee maatregelen genomen. Ten eerste heeft het Loket in samenspraak met de Raad voor Rechtsbijstand besloten de afgifte van het diagnosedocument tijdelijk op te schorten. De medewerker van het Loket blijft de klant adviseren over de best denkbare oplossingsroute, maar er hoeft tijdelijk geen diagnosedocument afgegeven te worden. Onder normale omstandigheden worden er veel diagnosedocumenten telefonisch aangevraagd. Deze maatregel betekent dat dat niet meer nodig is. Daardoor blijft er meer tijd over voor telefonische beantwoording van echte rechtshulpvragen. Ook heb ik het Juridisch Loket de financiële ruimte gegeven om zijn medewerkers in staat te stellen vanuit huis te werken, door hen te voorzien van telefoons en laptops. Zo kunnen medewerkers die normaal aan het loket staan nu telefonisch helpen. Ik blijf de bereikbaarheid samen met het Juridisch Loket goed volgen en monitoren.

Waar wordt gevraagd naar de extra druk op de sociaal advocatuur, verwijs ik naar punt 3 «Afschrift brief aan NOvA inzake extra steunmaatregelen voor sociaal advocatuur» waar ik inga op de extra steunmaatregelen.

Ondersteuning sociaal advocatuur

Tot slot zijn er verschillende vragen gesteld over de sociaal advocatuur, waarop ik hieronder inga.

De leden van verschillende fracties vragen of ik bereid ben om over te gaan tot extra vergoedingen voor de sociaal advocatuur. Hierover kan ik u melden dat ik hier al aan heb voldaan door per 15 november 2019 € 36,5 mln. extra per jaar voor 2020 en 2021 beschikbaar te stellen. Met die overbruggingsmaatregel, waarmee tegemoet is gekomen aan de noodvoorziening waarom de Nederlandse Orde van Advocaten had verzocht, kunnen advocaten de omslag naar een verbeterd stelsel van rechtsbijstand, met op termijn hogere vergoedingen voor de advocatuur, op een verantwoorde manier maken. In de tussenliggende periode werken we stapsgewijs naar vergoedingen die beter aansluiten bij de dienstverlening. Op sommige rechtsgebieden kan dat langer duren. Ik heb in het programma rechtsbijstand aangegeven dat het strafrecht en personen- en familierecht als bijzondere rechtsgebieden in ieder geval voorrang verdienen. In de midterm-review zullen de uitkomsten van geactualiseerde doorrekeningen van de maatregelen uit de modernisering worden opgenomen. De geactualiseerde doorrekeningen zullen ook duidelijk maken of de mee- en tegenvallers die de externe validatie aan het licht heeft gebracht elkaar kunnen compenseren, en hoeveel ruimte er is binnen de budgettaire kaders om de vergoedingen van aanbieders van rechtshulp te verhogen.

De leden van de SP-fractie refereren o.a. aan mijn reactie op de brief van de Vereniging Advocatenbelangen en geeft aan dat dit haar inziens is wat de commissie van der Meer in het eerste scenario beschreef, en vragen mij of ik gelet daarop toch niet de mening deel dat het een optie is om alleen de vergoedingen te verhogen en het huidige systeem te behouden.

In mijn reactie op de brief van de VA heb ik aangegeven dat het hele stelsel van de gesubsidieerde rechtsbijstand conform het regeerakkoord wordt vernieuwd en bij de tijd wordt gebracht en dat de pilots nodig zijn om het stelsel weer bij de tijd te brengen én toekomstgericht te maken.

Uitsluitend het verhogen van de vergoedingen is investeren in het bestaande en leidt daarmee niet tot het bij de tijd brengen en verduurzamen van het stelsel. Ik deel dan ook niet de mening dat het een optie is om alleen de vergoedingen te verhogen om het huidige systeem te behouden.

De D66-fractie tenslotte vraagt naar de geringe aanwas van jonge mensen die zich melden voor een opleiding tot sociaal advocaat waarover wij ook tijdens het algemeen overleg van 7 november 2019 spraken.

De Nederlandse Orde van Advocaten werkt thans samen met de Raad voor Rechtsbijstand, de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland en mijn ministerie aan een stimuleringsregeling die voorziet in een bijdrage in de beroepsopleidingskosten. Een voorstel hiertoe wordt de komende maand verwacht en dient ter stimulering van de beroepsopleidingskosten vanaf januari 2021. Daarnaast brengen deze partijen in beeld wat er nodig is voor het kantoor van de toekomst. De Raad voor Rechtsbijstand reserveert voor beide zaken middelen uit het door mij beschikbaar gestelde budget van de innovatievoorziening van € 6 mln. Ook verken ik, zoals ik hiervoor reeds aangaf, met de Raad voor Rechtsbijstand specifiek de in- en uitstroom van sociaal advocaten in bepaalde rechtsgebieden en regio’s en onderzoeken we welke stappen gezet kunnen worden.

3 Brief Afschrift brief aan NOvA inzake extra steunmaatregelen voor sociaal advocatuur (Kamerstukken 31 753 en 25 295, nr. 195)

INBRENG VANUIT DE FRACTIES

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de reactie van de Minister voor Rechtsbescherming op de brief van de Nederlandse orde van advocaten. Deze leden vragen in hoeverre de advocatuur een beroep kan doen op de algemene maatregelen voor ondernemers (Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud (NOW) en de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo))?

De leden van de D66-fractie spreken hun zorgen uit over de kritieke situatie waarin advocaten zich op dit moment bevinden. Het Advocatenblad meldt dat een kwart van alle advocatenkantoren in hun bestaan worden bedreigd.14 Met name kleine kantoren hebben het moeilijk, die juist vaak werkzaam zijn in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Ook nu moeten mensen met een kleine beurs toegang hebben tot het recht. Voor de advocatuur is een drietal steunmaatregelen tot stand gekomen, maar dit lijkt slechts te voldoen voor de korte termijn. Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat (sociaal) advocaten noodgedwongen moeten stoppen? Hierover zijn reeds schriftelijke vragen gesteld.15 Deze leden hopen hier zo snel mogelijk antwoord op te ontvangen. Zij vragen nogmaals specifiek welke financiële ruimte het dalend aantal toevoegingen biedt voor het treffen van noodvoorzieningen, bijvoorbeeld in de vorm van een noodfonds voor sociaal advocaten.

De leden van de GroenLinks-fractie nemen met grote zorg kennis van de noodkreten van de NOvA. Een kwart van alle advocatenkantoren dreigt volgens een recente enquête van het Advocatenblad onder de huidige omstandigheden failliet te gaan. Deelt u de mening dat toegang tot het recht voor iedereen gewaarborgd moeten blijven, ook en misschien wel juist in tijden van crisis? Sociaal advocaten luiden de noodklok. De tekorten waren al groot en nu komt deze crisis daar nog eens overheen. Voor de korte termijn is al een aantal maatregelen genomen. Kunt u toezeggen dat u alles in het werk zal stellen om sociaal advocaten door deze crisis heen te helpen? Het kabinet laat terecht daadkracht zien in het ondersteunen van ondernemers. Kunnen deze leden dezelfde daadkracht verwachten ten aanzien van het ondersteunen van sociaal advocaten, de ruggengraat van onze rechtsstaat? Bent u kort en goed bereid om samen met de NOvA aanvullende steunmaatregelen voor de sociale advocatuur zoals een noodfonds en uitbreiding van de voorschotregeling te nemen? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SP-fractie, GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie vragen gezamenlijk specifiek aandacht voor de moeilijke positie van sociaal advocaten en tolken en vertalers. De rechtspleging staat al geruime tijd onder druk, daarover zijn reeds veel debatten gevoerd. De coronacrisis zorgt ervoor dat deze druk nog groter wordt, met name voor professionals die het in hun beroep toch al financieel erg zwaar hadden, zoals bijvoorbeeld sociaal advocaten en de gerechtstolken en -vertalers, waarvan al vaak is erkend dat ze feitelijk onderbetaald worden en dat daar iets aan moet gebeuren. Nu er door de coronacrisis enige tijd fors minder zaken worden behandeld, bestaat het risico dat advocatenkantoren failliet gaan en tolken en vertalers noodgedwongen iets anders gaan doen. Dat zou een hele slechte zaak zijn voor de rechtspleging; advocaten, tolken en vertalers zijn hard nodig voor de rechtsbescherming en een kwalitatief hoogstaande rechtsgang. De bestaande regelingen voor ondernemers en ZZP’ers zijn niet goed toegesneden op deze groepen, zoals in brandbrieven van de NOvA en van de Actiegroep van de Registertolken en -vertalers is onderbouwd.

Erkent u dat deze beroepen van bijzonder groot belang zijn voor de rechtspleging? Erkent u ook dat het risico bestaat dat sociaal advocaten, tolken en vertalers er mee zullen stoppen, en dat dit een zeer slechte zaak zou zijn omdat we deze professionals hard nodig hebben? Klopt het dat het budget dat is gereserveerd om advocaten, tolken en vertalers te betalen niet wordt uitgeput als er minder zaken zijn, en klopt ook de veronderstelling dat dit nooit allemaal «ingehaald» zal kunnen worden in korte tijd?

Bent u daarom bereid een redelijk inkomen voor deze zelfstandigen te garanderen, door nu met spoed voor te stellen dat sociaal advocaten, registertolken en -vertalers krijgen doorbetaald, vanuit het budget dat daarvoor bestemd was, bijvoorbeeld door te kijken naar gemiddeldes die in eerdere maanden door hen zijn verdiend? Zo nee, waarom niet?

Daarnaast hebben de leden van de SP-fractie enkele specifieke vragen over de sociaal advocatuur. Inmiddels is duidelijk dat verschillende rechtszaken geen doorgang zullen vinden de komende tijd en dat andere rechtszaken op andere wijze zullen worden gevoerd, bijvoorbeeld schriftelijk of digitaal. Dit heeft organisatorische en financiële consequenties. Een kwart van de advocatenkantoren dreigt om te vallen. De Minister voor Rechtsbescherming heeft inmiddels in overleg met verschillende ketenpartners maatregelen aangekondigd. Bent u ervan overtuigd dat dit voldoende is om faillissementen te voorkomen? Waaruit blijkt dat? Klopt het dat er twee maatregelen in het leven zijn geroepen om sociaal advocaten voorschotten te geven op vergoedingen, namelijk op basis van de uren over 2019 en eerdere of tussentijdse uitbetaling van bewerkelijke zaken? Betekent dit dat zodra de noodmaatregelen in verband met het coronavirus zijn opgeheven zij minder inkomen zullen hebben dan onder normale omstandigheden omdat ze al een deel van de vergoedingen voorgeschoten hebben gekregen? Hoe kijkt u naar het voorstel van de NOvA om een compensatieregeling vergelijkbaar met tandartsen en fysiotherapeuten in het leven te roepen? Klopt het dat advocatenkantoren ook aanspraak kunnen maken op de NOW? Hoe waardeert u dit alles? Kunt u beloven continu in nauw contact te blijven staan met de NOvA en de VA? Graag een uitgebreide reactie op dit punt.

De aan het woord zijnde leden maken zich grote zorgen over de sociaal advocaten die nu vertrekken uit het stelsel. Vaak zijn dit ook grote namen en gerenommeerde kantoren, die zich al jaren inzetten voor de doelgroep en die de afgelopen tijd fors geïnvesteerd hebben in kwaliteit, maar het misschien wel juist daardoor nu moeilijk hebben gekregen. Herkent u dit? Bent u bereid dit te onderzoeken? De veronderstelling is immers niet vreemd dat advocaten en kantoren die overal op hebben moeten bezuinigen om het hoofd boven water te houden minder goed in staat zijn de kwaliteit te blijven leveren die we zo graag zouden willen. Graag ook een reactie hierop.

De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat in het kader van de gevolgen van de uitbraak van het coronavirus voor de sociale advocatuur een aantal steunmaatregelen tot stand zijn gekomen voor de korte termijn, waaronder een voorschotregeling van 50%, een zittingstoeslag voor een schriftelijke zitting en eerdere of tussentijdse uitbetaling van extra uren. Deze leden ontvangen signalen van sociaal advocaten dat, nu de noodmaatregelen langer duren, aanvullende steunmaatregelen wenselijk zijn, daar zij geen financiële ruimte hebben om tegenslagen op te kunnen vangen. De aan het woord zijnde leden constateren dat de sociale advocatuur zich ook voor de uitbraak van het coronavirus al in een benarde positie bevond, en vrezen dat de crisis een groot aantal van hen de das om zal doen. Voornoemde leden hechten eraan dat het van groot belang is dat advocaten deelnemen aan het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand en dat de overheid ook in moeilijke tijden verantwoordelijkheid draagt om de toegang tot het recht en de rechter te waarborgen. Zij vragen u de inrichting van een noodfonds en uitbreiding van de voorschotregeling in overweging te nemen, zoals door de NOvA is voorgesteld. Kunt u de Kamer informeren over de uitkomst van de gesprekken die deze maand hierover plaatsvinden met de NOvA en de RvR?

Ten aanzien van de sociale advocatuur vragen de leden van de SGP-fractie of er nog aanvullende maatregelen nodig zijn nu de maatregelen langer duren en dit grote gevolgen kan hebben voor de praktijk van sociaal advocaten.

BEANTWOORDING

Algemeen

Zoals ook uit de brief d.d. 23 april jl.16 blijkt, neem ik de zorgen van de sociale advocatuur (zoals door de NOvA met mij gedeeld) serieus en bestaat bij mij indien nodig de bereidheid om aanvullende maatregelen te treffen. Daartoe monitor ik constant de situatie.

Maatregelen noodpakket Kabinet

De advocatuur kan een beroep doen op een aantal van de maatregelen uit het noodpakket van de overheid voor zover zij voldoet aan de specifieke voorwaarden daarvan. Het is gegeven het individuele karakter van de effecten van de coronacrisis onmogelijk om vanuit mijn positie een volledig beeld van de gevolgen te krijgen voor individuele advocaten(kantoren). Voor de NOW-regeling geldt zo dat er onder andere sprake moet zijn van personeel in dienstverband. Voor de Tozo is de aanwezigheid van een levenspartner die ook in aanmerking komt voor de Tozo, maar daar geen beroep op doet, één van de voorwaarden. Daarom kan ik niet op voorhand uitspraken doen over hoe de maatregelen op individueel niveau uitwerken.

In reactie op de geuite zorgen door meerdere fracties ten aanzien van het noodgedwongen moeten stoppen van sociaal advocaten merk ik op dat de sociaal advocatuur een bijzondere en belangrijke rol vervult in de toegang tot het recht. Deze rol dient juist in deze tijden gewaarborgd te zijn en te blijven door te borgen dat ook op langere termijn een adequaat aanbod (omvang en kwaliteit) van sociaal advocaten is verzekerd. De effecten van de coronacrisis zijn ook voor de sociaal advocatuur ingrijpend. In aanvulling op het generieke kabinetsbeleid zijn daarom direct maatregelen getroffen om te zorgen dat sociaal advocaten (waaronder begrepen advocaten, mediators en bijzondere curatoren die ingeschreven staan bij de Raad voor Rechtsbijstand) een beroep kunnen doen op een stabiele financieringsstroom door middel van een ruime bevoorschotting.

Uitwerking extra voorschotregeling

Door de Raad voor Rechtsbijstand is daarvoor in nauw overleg met de NOvA voor de korte termijn de bijzondere voorschotregeling (Staatscourant 19916, 7 april 2020) vormgegeven, die sociaal advocaten de mogelijkheid geeft acuut over voldoende liquide middelen te beschikken. Met dat doel is eveneens de declaratiemogelijkheid in extra-uren zaken verruimd. Verder heeft de aangepaste werkwijze van rechtbanken geleid tot het afstemmen van zittingstoeslagen op deze werkwijze en is voorzien in bekostiging van rechtsbijstand op afstand in de piketfase.

Het voorschot ingevolge de hiervoor genoemde voorschotregeling wordt toegekend voor de krachtens het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 toe te kennen vergoedingen. Het voorschot wordt berekend door het aantal afgegeven toevoegingen in de periode van 1 september 2019 tot 1 december 2019 te vermenigvuldigen met € 430, zijnde 50% van het reguliere voorschotbedrag. Het toe te kennen voorschot is gemaximeerd op € 26.450. Het betaalde voorschot zal in beginsel per 1 januari 2021 in vier maandelijkse termijnen worden teruggevorderd door middel van een verrekening met het rekening courant van de betreffende advocaat of mediator. Het principe van bevoorschotting is dat er voorgefinancierd wordt. Onder normale omstandigheden zou dit impliceren dat er door de verrekening minder inkomen zou kunnen zijn. Uiteraard is er – ook na opheffing van de noodmaatregelen – geen sprake van normale omstandigheden wat betreft deze voorschotregeling. De Raad voor Rechtsbijstand kan, als in algemene zin de impact van de COVID-19 crisis op het rechtsbestel zeer ingrijpend wijzigt, beslissen een suppletoir voorschot toe te kennen of de verrekening van het voorschot over een langere periode uit te spreiden of op te schorten. Bovendien kan de Raad voor Rechtsbijstand op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht gebruik maken van zijn algemene afwijkingsbevoegdheid en individuele gevallen andere afspraken maken. Mocht het nodig blijken, dan zal ik over het toepassen van deze mogelijkheden uiteraard in gesprek gaan met de Raad voor Rechtsbijstand.

Effecten coronacrisis op inkomen sociaal advocatuur

Gelet op mijn zorg voor een adequaat aanbod van sociaal advocaten in het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand monitor ik aan de hand van de beschikbare cijfers van de Raad voor Rechtsbijstand de actuele situatie per rechtsgebied. Daarbij wordt steeds bekeken of extra maatregelen nodig zijn, omdat bevoorschotting weliswaar voorziet in liquiditeit, maar geen antwoord is op ondervonden nadeel als gevolg van ontwikkelingen in de vraag naar gesubsidieerde rechtsbijstand vanwege de coronacrisis. De wijze waarop en het tempo waarin de Rechtspraak het aantal te behandelen zaken verder uitbreidt, is hierop ook direct van invloed.

Door per rechtsgebied de ontwikkelingen in het aantal afgegeven toevoegingen te monitoren ben ik in staat en indien nodig bereid gericht nadere maatregelen te treffen. Hierbij denk ik aan een langere terugvorderingsperiode en de mogelijkheid om in uitzonderlijke gevallen een deel van het voorschot niet terug te vorderen (binnen het beschikbare budgettaire kader van de rechtsbijstand). Over deze mogelijkheid vindt met de Raad voor Rechtsbijstand en NOvA nog nader overleg plaats.

Noodzaak noodfonds of andere compensatieregeling

Met de reeds genomen maatregelen, de monitoring van de afgifte van het aantal toevoegingen en de mogelijk te nemen extra maatregelen beoog ik zoveel als mogelijk maatwerk te kunnen leveren. De situatie van sociaal advocaten is niet volledig vergelijkbaar met die van tandartsen en fysiotherapeuten aangezien het bij die beroepsgroepen, in tegenstelling tot de advocatuur, gaat om een sluiting van de praktijken (behoudens voor acute gevallen). Ik acht daarom het inrichten van een noodfonds dan wel het vorm geven van een compensatieregeling vergelijkbaar met tandartsen en fysiotherapeuten, zoals gevraagd door de leden van de Groen-Links- en SP-fracties, gelet op de hiervoor geschetste mogelijkheid en verschillen tussen de beroepsgroepen niet nodig.

Vertrekkende sociaal advocaten uit het stelsel

Naar aanleiding de zorgen van de leden van de SP-fractie over vertrekkende sociaal advocaten merk ik op dat ik op de hoogte ben van deze signalen, zoals ook blijkt uit mijn beantwoording van de Kamervragen hierover van 27 maart 202017.

In het kader van het programma modernisering rechtsbijstand ben ik al in gesprek met de NOvA en Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) om te onderzoeken hoe we dergelijke kantoren bij kunnen staan om het hoofd boven water te houden. Met name op het gebied van jonge aanwas en innovatie worden ideeën daarop ontwikkeld. Ik zal uw Kamer in de volgende voortgangsrapportage van het programma herziening rechtsbijstand hierover nader informeren.

Registertolken en Vertalers

Voor de beantwoording van de vragen van de leden van de GroenLinks-, SP- en PvdA-fracties ten aanzien van registertolken en vertalers verwijs ik u naar het hiernavolgende.

4 Reactie op verzoek commissie over de brief van de actiegroep registertolken en -vertalers over coronamaatregelen (Kamerstuk 29 936, nr. 48)

INBRENG VANUIT DE FRACTIES

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat het beroep van tolken- en vertalers is toegevoegd aan de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 ( TOGS-regeling). In de brief staat voorts: «Daarnaast zal ik bovengenoemde brief onder de aandacht brengen van mijn collega’s van Economische Zaken en Klimaat en Financiën, met het verzoek deze vanuit hun verantwoordelijkheid voor de maatregelen ter tegemoetkoming aan ondernemers in getroffen sectoren verder te bezien.» Kunt u over de uitkomsten hiervan de Kamer informeren? Kunt u daarbij tevens ingaan op het standpunt van tolken en vertalers dat zij zelden zullen voldoen aan het 24-uren criterium en daarom niet in aanmerking komen voor veel noodmaatregelen?

De leden van de SP-fractie hebben enkele specifieke vragen over de tolken en vertalers. De meesten werken als ZZP’ers. In de brief geeft de Minister van Justitie en Veiligheid aan dat tolken en vertalers zijn toegevoegd aan de TOGS-regeling. Dat lijkt goed nieuws. Deze leden merken echter op dat één van die voorwaarden is dat de ondernemer een vestiging heeft anders dan het privéadres. Klopt het dat veel van de tolken en vertalers niet aan deze eis kunnen voldoen, omdat zij vrijwel allemaal vanuit huis werken? Kan de groep tolken en vertalers die als ZZP’er werken via de Tozo financiële bijstand krijgen? Klopt het dat voor de Tozo een ureneis geldt van 23,5 uur? Klopt het dat veel van de tolken en vertalers niet aan die eis kunnen voldoen? Realiseert u zich dat? Klopt het dan dat veel tolken en vertalers buiten de boot van de TOGS-regeling en Tozo vallen en dus in feite een gat in hun inkomen zien dat niet wordt gecompenseerd, zoals de TOGS-regeling en de Tozo beogen?

De leden van de SP-fractie willen nog kort ingaan op de beantwoording van schriftelijke Kamervragen over het stakingsrecht van tolken en vertalers (2020Z04105). De voorgenoemde leden lezen dat tolken en vertalers het recht hebben om te staken zolang zij geen opdrachten annuleren en geen nieuwe opdrachten aangaan. Deelt u dat dit vrij beperkt is? Hoe is dit voor andere ZZP’ers geregeld? Waarom treedt het OM niet solidair op met de tolken en vertalers, van wie ze regelmatig afhankelijk zijn? Erkent u dat ook een feitelijk schrijven een dreigend effect kan hebben? Heeft u zich tot op heden nog gehouden aan de wens van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten richting het Programma Tolken in de Toekomst?

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen met instemming vast dat de beroepsgroep registertolken en -vertalers is toegevoegd aan de TOGS-regeling.

BEANTWOORDING

De Minister van Justitie en Veiligheid acht registertolken en vertalers van groot belang voor de rechtspleging. Inmiddels is de beroepsgroep van Tolken en Vertalers opgenomen in de TOGS-regeling. De Ministers van EZK en van SZW zijn verantwoordelijk voor resp. de TOGS- en de TOZO-regeling. Bij wijzigingen en aanvullingen zullen zij de Tweede Kamer uiteraard nader informeren.

De groep tolken en vertalers is breed samengesteld. Het is inderdaad zo dat niet iedereen beschikt over een apart werkadres, waar kosten aan zijn verbonden. De TOGS-regeling biedt een tegemoetkoming voor diegenen die wel kosten hebben aan een apart werkadres. Als kosten voor een werkadres niet gemaakt worden, dan kan er geen sprake zijn van een tegemoetkoming in deze kosten.

Tolken en vertalers kunnen als zelfstandig ondernemer in aanmerking komen voor de TOZO-regeling. Het urencriterium – 1.225 gewerkte uren per kalenderjaar – is een van de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO). Het is dus zo dat niet iedereen in aanmerking kan komen voor deze regeling.

De Minister van Justitie en Veiligheid realiseert zich dat het voor tolken en vertalers, net als voor vele anderen, een zeer lastige tijd is. Overigens hecht hij er aan om te benadrukken dat er ook door zijn Ministerie nog steeds tolken en vertalers worden ingeschakeld en dat hij verwacht dat de inzet de komende periode verder zal herstellen, naarmate meer overheidsdiensten hun werkzaamheden kunnen hervatten of anders vormgeven. De TOGS en de TOZO zijn opgezet om de verschillende sectoren in deze tijd te ondersteunen. De regelingen zijn een tegemoetkoming. Het kan derhalve zo zijn dat niet het volledige inkomen gecompenseerd wordt. Voor alle zelfstandig ondernemers geldt daarnaast dat mogelijk niet aan alle voorwaarden van de één of beide regelingen voldaan kan worden. De Minister van Justitie en Veiligheid heeft het vertrouwen dat het kabinet met deze regelingen, vanuit de verantwoordelijke bewindspersonen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken, een stevig pakket maatregelen heeft neergezet voor getroffen ondernemers.

Zoals gezegd in de beantwoording van schriftelijke Kamervragen over het stakingsrecht van tolken en vertalers hebben tolken en vertalers, net als andere ZZP’ers altijd de mogelijkheid om een opdracht niet aan te nemen. Naar het idee van de Minister van Justitie en Veiligheid geeft dit de tolken en vertalers voldoende ruimte om eigen afwegingen te maken.

Tolken en vertalers vormen onmiskenbaar een cruciale schakel in de processen van rijksoverheid. De Minister van Justitie en Veiligheid hecht er dan ook groot belang aan, samen met het OM en andere rijksoverheidsorganisaties, om een betere borging van de positie van de beroepsgroep te bewerkstelligen. De nieuwe systematiek voorziet hierin.

Het Openbaar Ministerie moet er vanuit kunnen gaan dat tolken/vertalers die een opdracht reeds hebben geaccepteerd, deze overeenkomst ook nakomen. Zo de Minister van Justitie en Veiligheid begrepen heeft, is dit het enige wat het Openbaar Ministerie met de desbetreffende berichtgeving duidelijk heeft willen maken.

De leden van de SP-fractie hebben gevraagd of tot op heden nog gehouden is aan de wens van de Kamer om geen onomkeerbare stappen te zetten richting het Programma Tolken in de Toekomst. Deze wens van uw Kamer respecteert de Minister van Justitie en Veiligheid. Hij benadrukt hier echter de noodzaak om invulling te geven aan de verplichting deze dienstverlening aan te besteden en vaart te maken met de aanbestedingen op de uniforme wijze die de nieuwe systematiek voorschrijft. Uitstel van de aanbestedingen en implementatie van de systematiek brengt onzekerheden met zich mee voor de continuïteit van de dienstverlening van een aantal organisaties en voor de sector zelf. De Minister van Justitie en Veiligheid zal u snel zijn reactie doen toekomen op het advies van de parlementair advocaat, om hierna over te gaan tot het aanbesteden van deze dienstverlening.

5 Coronagerelateerde maatregelen in het gevangeniswezen

INBRENG VANUIT DE FRACTIES

5.1. Maatregelen aanpak coronavirus in justitiële inrichtingen (Kamerstukken 24 587 en 25 295, nr. 763) en Stand van zaken coronamaatregelen tenuitvoerlegging straffen en maatregelen (Kamerstukken 24 587 en 25 295, nr. 765)

De leden van de PVV-fractie lezen dat van een beperkte groep gedetineerden de detentie zo snel als mogelijk voorlopig wordt geschorst. Om hoeveel gedetineerden gaat het? Kan worden aangegeven voor welke delicten deze personen zijn veroordeeld?

De leden van de CDA-fractie begrijpen dat de instroom van twee groepen gedetineerden beperkt is door de thans geldende maatregelen omtrent het coronavirus. Zo worden er geen personen opgeroepen die de tenuitvoerlegging van hun vonnis op dit moment in vrijheid afwachten. Ten tweede worden er geen personen in vervangende hechtenis genomen voor een niet betaalde geldboete of het niet willen uitvoeren van een taakstraf. Hoewel de leden van de CDA-fractie begrip hebben voor deze maatregelen, vragen zij voor hoelang deze maatregelen vooralsnog van kracht zijn? Verwacht u capaciteitsproblemen als al deze straffen straks min of meer tegelijkertijd ten uitvoer moeten worden gebracht?

De aan het woord zijnde leden constateren dat de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) vanwege de Corona-uitbraak al het bezoek heeft opgeschort en dat er ter compensatie meer telefooncontact en waar mogelijk skype-contact wordt toegestaan. Deze leden willen graag weten of skype of andere vormen van beeldbellen op dit moment inderdaad op veel plekken mogelijk is en/of er nog belemmeringen zijn. Voornoemde leden lezen dat alle verloven zijn opgeschort en de straffen van de gedetineerden in de zeer beperkt beveiligde inrichtingen zijn geschorst. Na de noodmaatregelen zal de detentie weer worden hervat. Deze leden vernemen graag of dat voor alle gedetineerden gaat gelden en vragen of er mogelijk rekening zal worden gehouden met de tijd die een gedetineerde geheel buiten de inrichting heeft verbleven. Voorts vragen zij of in alle gevallen vervangende hechtenis niet wordt opgelegd.

De leden van de D66-fractie vernemen graag of er meer besmettingen zijn (geweest) in penitentiaire inrichtingen in Nederland na de meldingen in Kamerstukken 24 587 en 25 295, nr. 765? Hoe is hierop gereageerd en gehandeld?

In de brief is te lezen dat gedetineerden met corona-klachten worden geïsoleerd in hun cel. In de rest van Nederland geldt dat men 1,5 meter afstand van elkaar dient te houden. Deze leden zijn van mening dat het zeer lastig is om binnen het gevangeniswezen altijd die 1,5 meter afstand te bewaren. Deelt u deze mening? Op welke wijze worden penitentiair inrichtingswerkers (PIW’ers) beschermd tegen mogelijke besmetting?

Daarnaast vernemen deze leden dat het verblijf in detentie van een beperkte groep gedetineerden (die in een zeer beperkt beveiligde inrichting (zbbi) verbleven, in de laatste fase van hun periode in detentie) tijdelijk kan worden geschorst. Klopt het dat dit echter per penitentiaire inrichting kan verschillen? Is hiervoor uniform landelijk beleid?

De aan het woord zijnde leden vinden het problematisch dat stappen van detentiefasering op dit moment zijn stopgezet, zoals plaatsingen in een zbbi. Deze leden begrijpen dit vanuit het oogpunt van het stoppen van verspreiding van het virus, maar zijn tevens van mening dat voorkomen dient te worden dat grote groepen gedetineerden nu voor langere tijd niet werken aan hun terugkeer in de maatschappij. Deelt u deze mening? Hoe gaat u zich ervoor inzetten dat gedetineerden kunnen blijven werken aan terugkeer?

De leden van de GroenLinks-fractie stellen zich voor dat maatregelen die in het gevangeniswezen zijn getroffen naar aanleiding van het coronavirus zeer ingrijpend zijn voor zowel het gevangenispersoneel als voor gedetineerden en hun familiekring, die momenteel onder zwaardere omstandigheden hun werk dienen te vervullen. Kunt u de huidige situatie in het gevangeniswezen schetsen: hoeveel besmettingen, ziekteverzuim personeel, inzet extra personeel ter bestrijding verhoogde werkdruk, beschikbaarheid beschermende middelen, toegang tot medische zorg in het algemeen en coronatests in het bijzonder, stand van zaken terugdringing toepassing meerpersoonscelgebruik e.d.? Deze leden vragen of de door het RIVM voorgeschreven maatregelen adequaat zijn uit te voeren in detentievoorzieningen. U stelt dat het maximale wordt gedaan, maar de vraag is natuurlijk of dat ook voldoende is om besmettingsrisico’s in het gevangeniswezen te beheersen. Daarnaast stelt u dat de maatregelen op begrip onder gedetineerden kunnen rekenen. Kunt u aangeven of dat nog steeds zo is en hoe monitort u de toestand in de afzonderlijke inrichtingen?

De aan het woord zijnde leden vragen voorts hoe wordt omgesprongen met minderjarige gedetineerden? Zijn er maatregelen genomen om het risico op verspreiding ook in Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI) te verkleinen? Zijn groepen verkleind? Worden er ook kinderen naar huis gestuurd in deze omstandigheden? Zo ja, welke voorzieningen worden voor die kinderen, die vaak uit kwetsbare milieus komen, getroffen? Mogen jeugdige gevangenen nog wel bezocht worden of is dat ook ingeperkt?

De leden van de PvdA-fractie vragen of alle penitentiaire instellingen in staat zijn de noodzakelijke maatregelen te treffen om de gezondheid van de gedetineerden en personeel om besmetting met corona te voorkomen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Kunt u de laatste stand van zaken van besmettingen in deze instellingen aan de Kamer verstrekken? Zo nee, welke instellingen niet en welke gevolgen verbindt u hieraan?

De aan het woord zijnde leden hebben begrepen dat, nadat dat aanvankelijk nog wel was toegestaan, inmiddels ook jongeren in een JJI geen bezoek meer mogen ontvangen. Dat is gedaan omdat het op 1,5m afstand houden van en naar de bezoekruimtes vaak niet mogelijk is. Hoewel de aan het woord zijnde leden uiteraard begrip hebben voor dergelijke praktische problemen, komt het hen voor dat met name bij jongeren het niet langer kunnen ontvangen van bezoek bijzonder schrijnend kan zijn, zelfs al worden de mogelijkheden voor beeldbellen uitgebreid. Is er gezocht naar andere oplossingen in plaats van het stopzetten van bezoek? Bijvoorbeeld door jongeren die er gezien hun delict of restant van de straf voor in aanmerking komen met een enkelband naar huis te laten gaan? Zo ja, waar is aan gedacht en waarom is er niet voor gekozen? Zo nee, waarom niet?

Acht u het met het oog op de gezondheid mogelijk om voor gedetineerden in de laatste fase van hun detentie, als zij in een vergevorderd stadium van detentiefasering zijn, tijdelijk alternatieven voor detentie zoals een enkelband toe te staan? Zo ja, waar denkt u aan? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben in het licht van bescherming van gedetineerden en bewaarders tegen besmetting met het coronavirus begrip voor de maatregelen die zijn getroffen om geen bezoek meer toe te laten in gevangenissen, minder sociale activiteiten toe te staan en meer verblijf in de cel. Zij zien echter ook dat deze maatregelen zeer ingrijpend zijn, en dat gedetineerden geen fysiek contact hebben met hun advocaat. Deze leden vragen u om faciliteiten voor veilig contact, telefonisch en fysiek, tussen gedetineerden en hun advocaat mogelijk te maken. Tevens vragen voornoemde leden of voor minderjarigen het bezoek van familieleden hersteld kan worden, met inachtneming van de voorzorgsmaatregelen om besmetting te voorkomen. Is het mogelijk om maatwerk toe te passen, waarbij rekening kan worden gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de gedetineerden en hun perspectief op veilig in de maatschappij te re-integreren?

De leden van de SGP-fractie vinden het een goede zaak dat er maatregelen genomen zijn om te voorkomen dat er in JJI’s uitbraken van het coronavirus zullen komen. Zij vragen of het aantal mensen op meerpersoonscellen nog verder omlaag kan om zoveel mogelijk te voorkomen dat mensen elkaar besmetten. Zijn er concrete handelingsplannen voor wat er moet gebeuren als er binnen de detentie onder streng regime een uitbraak van corona zou zijn? Wat betekent dit voor de betrokkenen? Is er wel voldoende bescherming mogelijk? Of hebben zij op dit moment geen enkele bewegingsvrijheid meer binnen hun instelling?

Nu gedetineerden in veel gevallen minder of geen mogelijkheden hebben voor contact en bezoek, vragen de aan het woord zijnde leden in hoeverre u ook overweegt om meer in te zetten op contacten met vrijwilligers en pastorale begeleiding, juist nu ook voor gedetineerden de situatie veel zorgen en/of eenzaamheid geeft.

Ook zijn er gedetineerden geïsoleerd vanwege verschijnselen van corona. Kan worden aangegeven in hoeverre er voor hen wel voldoende medische zorg en begeleiding beschikbaar is? Heeft het personeel intussen wel voldoende beschermingsmiddelen? Zo nee, wat is het voornemen om dit alsnog te bereiken?

Gedetineerden uit zeer beperkt beveiligde inrichtingen krijgen langdurig verlof. Betekent dit dat er nu geen enkele gedetineerde meer onder dit regime valt en in een zbbi geplaatst is? Wat betekenen de elektronische maatregelen concreet voor de personen die het betreft? Op welke manier zijn er sanctiemogelijkheden als iemand zich aan deze maatregelen zou onttrekken?

Verder vragen deze leden in hoeverre de beperking van de mogelijkheden voor detentiefasering nog gevolgen heeft voor de re-integratie, met name voor die groepen gedetineerden die dicht tegen hun (definitieve) vrijlating zitten. Wordt er wel door alle penitentiaire instellingen op eenzelfde manier gehandeld ten aanzien van detentiefasering binnen de gegeven omstandigheden?

Met name ten aanzien van personen die voor kortere straffen vastzitten zullen er mogelijk consequenties zijn ten aanzien van hun werk of woning waar zij op basis van verwachtingen op grond van de normale regels afspraken hebben gemaakt met werkgever of verhuurder die zij nu wellicht niet na kunnen komen. Hoe wordt voorkomen dat gedetineerden – na afloop van hun straf of na afloop van de maatregelen – zonder enige vorm van re-integratie op straat komen? Worden hiervoor nog aanvullende maatregelen overwogen om te komen tot een zo goed mogelijke terugkeer in de maatschappij?

Voorts vragen deze leden ten aanzien van bezoek aan jeugdigen in hoeverre er mogelijkheden zijn om binnen de RIVM-maatregelen toch bezoek door ouders of andere direct betrokkenen mogelijk te maken.

5.2 Overig

Met betrekking tot de maatregelen in justitiële inrichtingen vragen de leden van de VVD-fractie naar de mogelijkheid voor verdachten en gedetineerden om te skypen. Op 30 maart jl. bleek dat een verdachte in het bezit van kinderporno en het verheerlijken van kindermisbruik via skype contact had gehad met een andere gelijkgestemde.18 Het is goed te lezen dat u met maatregelen hiertegen komt en dat dit voor betreffende verdachte een skypeverbod heeft opgeleverd. Kunt u ingaan op wat die maatregelen inhouden?

De leden van de PVV-fractie lezen dat de rechter onlangs heeft besloten dat een verdachte die lid zou zijn van een vermeende liquidatiebende, naar huis mag tot de volgende zitting in verband met het gevaar voor besmetting met het coronavirus van deze persoon in de gevangenis.19 Deze leden vinden dit een zeer onwenselijke beslissing. Hoe denkt u hierover? Is deze persoon vluchtgevaarlijk? Hoeveel verdachten van zeden en geweldsmisdrijven zijn er nog meer in vrijheid gesteld vanwege de coronamaatregelen?

De leden van de PVV-fractie vragen of het klopt dat er regelmatig TBS’ers, soms met 12 personen, maar in elk geval met meer dan drie personen, binnen het terrein van de TBS-kliniek bij elkaar zitten. Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid hier een einde aan te maken en ervoor te zorgen dat directeuren van TBS-klinieken de corona-regels strikt handhaven? Zo nee, waarom niet?

Hoeveel gedetineerden waren er betrokken bij de opstand in de penitentiaire inrichting in Lelystad afgelopen week?20 Zijn de betreffende gedetineerden hiervoor gestraft? Zo ja, welke straffen zijn opgelegd? Zo nee, waarom niet? Is er in andere penitentiaire inrichtingen ook sprake geweest van een opstand?

Klopt het dat medewerkers in gevangenissen geen beschermingsmateriaal zoals mondkapjes krijgen?21 Zo nee, waarom niet? Bent u in dat geval bereid dit alsnog te regelen?

Is voor zover u weet gevangenispersoneel besmet geraakt met het coronavirus?

De leden van de CDA-fractie vragen of u wilt ingaan op de oproep van een groep werknemers binnen DJI die stellen dat vanwege het opschorten van bezoek ook minder drugs de instellingen in wordt gesmokkeld en dat dit tot spanningen leidt. Kunt u de toezegging doen dat u niet zal instemmen met enige vorm van verstrekking van drugs aan gedetineerden om ze rustig te houden? Zo nee, waarom niet?

De aan het woord zijnde leden signaleren dat er in de penitentiaire inrichting in Lelystad veel onrust is, waar zelfs rellen zijn uitgebroken, terwijl gedetineerden in de penitentiaire inrichting in Zaanstad juist hebben verzocht om nuttig werk te kunnen doen ten dienste van de samenleving, zoals het inpakken van hand sanitizers en mondkapjes. Kunt u het verschil in sfeer in de (en ook andere) penitentiaire inrichtingen verklaren?

De leden van de CDA-fractie vragen of u meer licht kunt schijnen op de mooie actie van In-Made, te weten het produceren van mondkapjes. Slaagt de DJI er inmiddels daadwerkelijk in om mondkapjes te maken en zijn ze al geschikt om ook in de zorg te kunnen worden gebruikt?

Voornoemde leden vragen op welke wijze zorg wordt verleend aan gedetineerden, tbs-gestelden en piw’ers die besmet zijn met het coronavirus. Ook vragen zij hoe wordt voorkomen dat er verdere besmetting binnen de DJI plaats zal vinden. Aan de zijde van de DJI bestaat de begrijpelijke wens om zo min mogelijk vervoersbewegingen met gedetineerden uit te hoeven voeren, bijvoorbeeld naar en van rechtbanken. Hoe verhoudt zich dit tot de wens om juist weer zo snel mogelijk waar mogelijk strafzittingen op te pakken? Wordt er nagedacht over het testen van gedetineerden?

De leden van de D66-fractie hebben signalen ontvangen dat de maatregelen onrust veroorzaken in de penitentiaire inrichtingen. Met personeel dat kampt met onderbezetting en ziekte, lijkt dat een zeer lastige situatie te veroorzaken. Herkent u zich in dit beeld? Welke rol speelt de verslavingsproblematiek hier?

Deze leden merken op dat als gevolg van de getroffen maatregelen gedetineerden verder zijn beperkt in hun vrijheid. Zij verblijven bijna de gehele dag op hun cel, zonder verdere afleiding. Dit zorgt voor onrust in de inrichting, maar kan ook zorgen voor uitbreiding van persoonlijke problemen. De aan het woord zijnde leden vragen of er op deze wijze nog mogelijkheden zijn tot voorbereiding op re-integratie? Hoe wordt dit gewaarborgd?

De aan het woord zijnde leden krijgen nog steeds signalen dat advocaten die in het Justitieel Complex Schiphol een ontmoeting hebben met een cliënt in het kader van grensdetentie wordt verboden beschermende maatregelen te nemen, zoals het dragen van een mondkapje en/of handschoenen. Deze leden kunnen dat niet goed volgen, gelet op het legitieme belang om jezelf te beschermen en eventuele verdere verspreiding van het virus te voorkomen. Bent u bereid dit beleid aan te passen?

De leden van de GroenLinks-fractie merken opdat zowel de Minister(s) als de Kamer een anonieme brief ontving over de onmogelijkheid om de RIVM-voorschriften na te leven en over de inhumane effecten van de getroffen maatregelen. Het ontbreekt aan de ruimte om de 1,5 meter-maatregel na te leven. Het weigeren van bezoek en verlof trekken een zware wissel op de gedetineerden. Het dreigende isolement als bij een gedetineerde ziekteverschijnselen worden geconstateerd, leidt ertoe dat gedetineerden geen medische hulp vragen in gevallen waarin dat wel nodig zou zijn. Dagprogramma’s worden aangepast, waardoor gedetineerden vaker en langer «op cel» zitten. Het ontbreekt aan adequate beschermende maatregelen zoals mondkapjes. De aanvoer en het gebruik van drugs is ontregeld, met alle gevolgen van dien: spanningen nemen toe, gedetineerden zoeken naar alternatieven en zijn bereid zich daarvoor verder in de schulden te steken. In de penitentiaire inrichting in Lelystad hebben de huidige omstandigheden al geleid tot een groot (gewelds)incident. Herkent u dit beeld en zo ja, ziet u mogelijkheden om deze oplopende spanningen te verminderen? Zijn er nog meer incidenten geweest? Welke maatregelen neemt u zich voor om het besmettingsgevaar te beperken? Komen er beschermende middelen voorhanden voor het gevangenispersoneel en voor de gedetineerden? Zet u zich ervoor in dat medewerkers van penitentiaire instellingen (vaker) getest kunnen worden? Is het mogelijk om gedetineerden met corona-symptomen, nog meer dan nu al gebeurt, te scheiden van andere gedetineerden? Klopt het dat celgenoten van besmette gedetineerden niet standaard in quarantaine gaan en dat zij bijvoorbeeld kunnen blijven luchten met andere gedetineerden? Zou het niet verstandig zijn als ook zij, analoog aan huisgenoten van besmette personen elders in de samenleving, in quarantaine zouden gaan? Wat gebeurt er als gedetineerden ziek worden en medische zorg niet in de inrichting kan worden geboden? Welke hulp kan worden geboden aan verslaafden? Bent u bereid méér communicatiemogelijkheden en -momenten toe te staan? Kunt u de uitkomsten van het onderzoek naar de incidenten in de penitentiaire inrichting in Lelystad zo snel als mogelijk is naar de Kamer sturen?

Voornoemde leden vragen hoe wordt gewaarborgd dat het met een enkelband naar huis sturen van gedetineerden op een veilige manier kan plaatsvinden? Deze leden stellen zich voor dat dit een enorme wissel op het thuisfront trekt, iemand met een enkelband op de bank en dat klemt temeer nu iedereen thuis moet blijven. Welke criteria gelden daarvoor? Kunt u aangeven welke bijzondere maatregelen er verder gelden? Hoe zit het met de tenuitvoerlegging van straffen en maatregelen? Worden taakstraffen nog uitgevoerd, bijvoorbeeld als dat in de buitenlucht plaatsvindt?

De leden van de SP-fractie maken van deze gelegenheid gebruik om hun waardering en dank uit te spreken voor al het personeel binnen de DJI dat zich inzet om de Nederlandse samenleving veilig te houden, ook, of juist, in deze zeer moeilijke tijden. Deze leden gebruiken deze mogelijkheid echter ook om hun zorgen uit te spreken over de situatie in het gevangeniswezen. Het personeel in het gevangeniswezen is onmisbaar en hun werk is essentieel voor een veilige samenleving. Voor gedetineerden en patiënten heeft de staat een zorgplicht. Het steekt daarom extra dat de voornoemde leden veel signalen krijgen dat het personeel zijn werk niet veilig kan doen en gedetineerden en patiënten zich niet veilig voelen. Erkent u dat het houden van 1,5 meter afstand in veel of vrijwel alle inrichtingen en klinieken niet goed mogelijk is, zeker niet in smalle gangen en al helemaal niet in meerpersoonscellen, maar eigenlijk in allerlei denkbare en voorkomende situaties binnen de muren? Ook zijn er geen of onvoldoende beschermingsmiddelen, en wordt het personeel, ook als een partner ziek thuis zit, niet getest en moet men gewoon komen werken. Dat is niet alleen gevaarlijk voor het personeel, maar ook voor de gedetineerden. Kunt u garanderen dat het personeel van alle DJI-inrichtingen, dus ook die in de lichtere regimes van zbbi, te allen tijde van voldoende beschermingsmiddelen is voorzien en dat zij, wanneer zij contact hebben met gedetineerden, altijd handschoenen en mondkapjes kunnen dragen? Zo nee, waarom niet en bent u bereid dit alsnog zo snel mogelijk te regelen? Bent u tevens bereid al het gevangenispersoneel preventief te testen op het coronavirus?

Klopt het dat bij contactmomenten tussen personeel en gedetineerden, bijvoorbeeld bij het insluiten en het uitdelen van medicatie, voedsel en post er niet altijd beschermingsmiddelen voor handen zijn voor het personeel? Zo ja, waarom is dit er niet?

Wanneer is wel beschermende kleding beschikbaar, en in hoeverre wordt dit nu snel uitgebreid? Klopt het dat de DJI schorten heeft ingekocht voor het personeel, maar dat de sluiting van deze schorten aan de voorkant zit in plaats van aan de achterkant, wat leidt tot minder bescherming? Zo ja, is de DJI zelf verantwoordelijk voor de inkoop of wordt dit uitbesteed? Als dit is uitbesteed, aan wie dan?

Wat wordt er aan gedaan om juist nu gedetineerden beter te begeleiden bij de behandeling van hun drugsverslaving, nu de spanningen lijken toe te nemen in detentie? Kennelijk zijn er minder smokkelmogelijkheden dan voorheen, ook vernemen de leden van de SP-fractie dat de controles erg onder druk staan. Graag een reactie hierop.

De leden van de SP-fractie constateren dat in de afgelopen weken enkele gedetineerden in verschillende instellingen, zoals penitentiaire inrichtingen, TBS-klinieken, en personeelsleden besmet zijn geraakt. Had dat voorkomen kunnen worden als personeel te allen tijde beschermingsmiddelen had gedragen en getest was op het coronavirus? Zo ja, waarom is dit niet gebeurd? Zo nee, waarom niet? Verder vragen de aan het woord zijnde leden hoe groot de capaciteit is van het gevangenisziekenhuis te Scheveningen. Hoeveel gedetineerden met (ernstige) coronaklachten kunnen in het gevangenisziekenhuis worden opgevangen? Wat gebeurt er als de maximale capaciteit in dit ziekenhuis bereikt is? Heeft het personeel in het gevangenisziekenhuis voldoende beschermingsmiddelen? Is al het personeel, dus niet alleen het personeel in het gevangenisziekenhuis, maar ook in de «normale» inrichting, dat in aanraking is geweest met besmette gedetineerden, getest op het coronavirus? Zo nee, waarom niet? Wordt dat alsnog gedaan? Wat is hier de richtlijn?

Voornoemde leden vragen of het klopt dat er op dit moment geen enkele gedetineerde doorgefaseerd wordt van het huis van bewaring naar de gevangenis of naar een halfopen setting? Hoe worden zij daarover geïnformeerd, en wat betekent dit voor hun detentiefasering en einddatum?

Klopt het dat gedetineerden zijn overgeplaatst en ook nog worden overgeplaatst naar andere inrichtingen terwijl nog niet zeker is of ze een besmettingsgevaar vormen? Worden zij tussen andere gedetineerden geplaatst die juist apart van andere afdelingen worden gehouden om besmetting te voorkomen? Wat maakt deze overplaatsingen juist nu absoluut noodzakelijk? Klopt het dat patiënten vanuit de Oostvaarderskliniek in de isoleercel van het Pieter Baan Centrum geplaatst (kunnen) worden? Zo ja, wat rechtvaardigt een dergelijk besluit?

Klopt het dat op dit moment per inrichting verschilt of detentiefasering mogelijk is? Zo ja, waarom? Hoe gaat u zorgdragen voor een goede re-integratie in de maatschappij voor die gedetineerden die juist nu aan hun detentiefasering zouden beginnen maar dat nu, omwille van de door u genomen maatregelen, niet kunnen?

De leden van de SP-fractie zijn ook benieuwd naar de situatie na de corona-maatregelen. Wat zijn bijvoorbeeld de gevolgen voor gedetineerden die nu in detentiefasering zitten of juist niet naar detentiefasering kunnen vanwege de maatregelen? Wat gebeurt er zowel in zbbi als in Penitentiair Programma (Elektronische Controle) wanneer eerder goedgekeurde arbeidsplaatsen niet meer beschikbaar zijn ten gevolge van de economische gevolgen van het coronavirus en de verplichte 26 uur werktijd/vrijwilligerswerk niet meer kan worden uitgevoerd? Wanneer komt hierover duidelijkheid en hoe worden de gedetineerden hierover geïnformeerd? Voornoemde leden krijgen namelijk veel signalen dat veel gedetineerden niet goed weten waar ze aan toe zijn. Dit leidt ook weer tot onrust. Graag een reactie hierop.

De aan het woord zijn leden constateren dat in de penitentiaire inrichting in Lelystad gedetineerden in opstand zijn gekomen. Ook in andere inrichtingen broeit het. Zou dit te maken kunnen hebben met een gebrek aan duidelijkheid over de duur van de maatregelen en een gebrek aan afleiding (geen werk, geen sport), omdat er geen of minder dagactiviteiten zijn? Wat gaat u hieraan doen? Als al het personeel getest wordt op het coronavirus en voorzien wordt van beschermende kleding, dan moet het leven binnen de gevangenissen toch snel terug naar «zo normaal mogelijk» kunnen? Zo ja, bent u bereid dit zo spoedig mogelijk te regelen om verdere onrusten in de gevangenissen te voorkomen?

Klopt het dat gedetineerden die tot een risicogroep behoren en daarom weigeren aan de arbeid mee te doen, daarvoor gestraft worden door teruggeplaatst te worden in het basisregime? Zo ja, waarom? Vindt u dat eerlijk en ook wenselijk?

De leden van de SP-fractie vragen ook aandacht voor de situatie in de TBS-klinieken. In deze klinieken werkt ook zorgpersoneel, maar deze leden horen dat personeel in de TBS-klinieken niet wordt getest op het coronavirus. Klopt dit? Zo nee, sinds wanneer wordt personeel van de TBS-klinieken getest? Zo ja, bent u bereid dit alsnog zo spoedig mogelijk in gang te zetten? Worden in TBS-klinieken op afdelingen waar positief geteste patiënten verblijven ook andere patiënten en medewerkers van die afdeling getest? Zo nee, waarom niet?

Voornoemde leden hebben enkele vragen over de situatie in het Pieter Baan Centrum. Deze leden horen verontrustende geluiden vanuit het Pieter Baan Centrum over de kwaliteit van de zorg en het niet naleven van de richtlijnen van de RIVM inzake het coronavirus. Zo zou het bijvoorbeeld onmogelijk zijn om altijd 1,5 meter afstand te bewaren, vinden overdrachten tussen groepsleiding nog steeds plaats met te veel mensen in een te kleine ruimte en kan er onvoldoende worden schoongemaakt. Bent u van deze, en andere, signalen op de hoogte? Zo ja, welke maatregelen treft u om de zorgen van het personeel in het Pieter Baan Centrum weg te nemen?

De leden van de SP-fractie lezen in de brief Reactie op verzoek commissie over de situaties voor medewerkers en justitiabelen die zijn ontstaan als gevolg van de coronacrisis (2020Z06735), in reactie op de alarmerende brief van medewerkers van DJI: «Eerst wil ik aangeven dat ik het van belang acht dat medewerkers wanneer zij zich zorgen maken over de corona-aanpak, dat kunnen aankaarten bij hun leidinggevende. Op deze wijze kan samen worden gezocht naar een oplossing. Ook in deze tijd staan directie van de inrichting en de leiding van DJI open om te zoeken naar een juiste manier van werken met elkaar.»

Bedoelt u hiermee nu te zeggen dat deze medewerkers deze alarmerende brief niet hadden moeten schrijven? De aan het woord zijnde leden vinden het juist erg belangrijk dat dit soort informatie de volksvertegenwoordiging bereikt. Bovendien heeft ook het gevangenispersoneel vrijheid van meningsuiting, het is al erg genoeg dat medewerkers van de DJI vaak zo bezorgd zijn en anoniem willen blijven.

Afrondend en samenvattend stellen de leden van de SP-fractie voor:

  • Stop nu, in ieder geval tijdelijk, met de inzet van meerpersoonscellen. Afstand houden is op dat oppervlak onmogelijk en de oplopende spanningen zijn slecht voor personeel en gedetineerden;

  • Volg alle richtlijnen en handhaaf dus de 1,5 meter afstand. Werk, waar dat niet kan, met beschermingsmateriaal. In het belang van personeel en gedetineerden/patiënten.

  • Maak tests voor alle medewerkers beschikbaar;

  • Informeer gedetineerden beter over redenen van maatregelen en de exacte gevolgen, ook voor detentiefasering en einddatum;

  • Kijk naar alternatieven voor vrijheidsontneming bij wie dat verantwoord is, en voor kwetsbare mensen in het bijzonder.

Graag een uitgebreide reactie hierop.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van de maatregelen ten aanzien van gedetineerden. De aan woord zijnde leden delen de mening dat de richtlijnen van het RIVM ook, of juist, in de DJI-instellingen moeten worden nageleefd. Naar aangenomen mag worden gelden deze richtlijnen ook voor Tbs-klinieken. In dit kader vragen deze leden om een reactie op het bericht in de Telegraaf van 6 april jl., waarin gesteld wordt dat in de FPK Oostvaarderskliniek de RIVM-richtlijnen niet nageleefd zouden worden.

Met het oog op het in acht nemen van de voorgeschreven maatregelen vragen deze leden in hoeverre er is of wordt nagedacht over alternatieven voor vrijheidsontneming. Zo ja, aan welke groepen van gedetineerden kan worden gedacht en welke alternatieven zijn er? Zo nee, waarom niet?

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van de maatregelen die zijn genomen in het gevangeniswezen in verband met de uitbraak van het coronavirus. Zij vragen of u wilt reflecteren op de aanbevelingen die zijn gedaan in de verklaring van het Committee for the Prevention of Torture van de Raad van Europa d.d. 20 Maart 2020 en of u bereid bent aanvullende maatregelen te treffen.

De leden van de SGP-fractie merken op dat de maatregelen voor het personeel ook grote druk betekenen. Kunt u aangeven hoe de stand van zaken ten aanzien van de personeelsbezetting en ten aanzien van de incidenten nu is? Betekenen de maatregelen dat gedetineerden geen bezoek mogen ontvangen nog een toename van het afreageren op personeel? Is het risico aanwezig dat personeel dat van buiten komt zelf een bron van besmetting is voor gedetineerden? Hoe wordt dit voorkomen?

Bent u bekend met de kritiek uit de verschillende sectoren dat penitentiaire instellingen onvoldoende beschermingsmaatregelen zouden (kunnen) nemen? Herkent u zich in deze kritiek? Kan worden aangegeven om welk deel van de instellingen het gaat en wat de concrete problemen in de praktijk inhouden? Wat gaat u doen om tegemoet te komen aan deze kritiek?

BEANTWOORDING

De vragen van de fracties worden volgens onderstaande indeling beantwoord.

  • Maatregelen ter voorkoming van corona

    • Gevangeniswezen

    • elektronische monitoring

    • justitiële jeugdinrichtingen

  • Besmetting, bescherming en testbeleid

    • Besmetting

    • bescherming en testbeleid

    • overig: FPC, PBC, JCvSZ en JCS

  • Faciliteren contacten

  • Incidenten en contrabande

  • Voortgang rechtszittingen

  • Re-integratie

Maar als eerste ga ik in op de vraag van de CU om een reflectie te geven op de aanbevelingen gedaan door het Committee for the Prevention of Torture van de Raad van Europa d.d. 20 Maart 2020 en of aanvullende maatregelen nodig zijn.

Het CPT (European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment) van de Raad van Europa heeft op 20 maart jl. in de context van de Covid-19 pandemie een verklaring gepubliceerd met tien uitgangspunten over de bejegening van personen die van hun vrijheid zijn beroofd.

In deze verklaring wordt rekenschap gegeven van het feit dat de huidige pandemie de overheid, alsmede personeel dat werkzaam is in gesloten instellingen, voor buitengewone uitdagingen stelt. Het CPT onderkent de noodzaak om beschermende maatregelen te treffen ter bestrijding van het COVID-19 virus. Bij het treffen van deze maatregelen dient rekening gehouden te worden met het absolute karakter van het verbod op inhumane behandeling.

Om de kans op besmetting met het COVID-19 virus binnen de inrichtingen te minimaliseren en om de orde en veiligheid voor het personeel en justitiabelen te waarborgen, heeft DJI een aantal ingrijpende maatregelen getroffen. Hierover bent u geïnformeerd in mijn brieven van 13 maart, 15 maart en op 2 april 2020. Op 9 april jl. heb ik uw Kamer laten weten dat er geen behoefte is om aanvullende maatregelen te treffen. Dat is tot op heden het uitgangspunt.

De afgekondigde maatregelen en de werkwijze van de regering zijn in overeenstemming met de tien uitgangspunten zoals geschetst door het CPT. Alle door DJI afgekondigde tijdelijke maatregelen zijn noodzakelijk met het oog op het tegen gaan van de verspreiding van

Het COVID-19 virus binnen de justitiële inrichtingen. Het doel is om de medewerkers in de justitiële inrichtingen en de daar ingeslotenen te beschermen. De verstrekkende gevolgen van de tijdelijke maatregelen worden waar mogelijk gemitigeerd. Zo worden aan ingeslotenen die tijdelijk geen bezoek mogen ontvangen ruimere mogelijkheden voor telefonisch contact en beeldbellen geboden. Aan fundamentele rechten, zoals luchten, eten en medicatie, wordt vanzelfsprekend niet getornd. Ik monitor voortdurend of de noodmaatregelen afgeschaald dan wel opgeschaald kunnen of moeten worden.

Tot slot wil ik u meegeven dat de president van het CPT de verklaring met tien uitgangspunten bij brief van 6 april 2020 expliciet onder de aandacht heeft gebracht van de regering. De president heeft de regering verzocht om de verklaring breed te verspreiden binnen de overheid. Dat is inmiddels gebeurd. Daarnaast heeft het CPT de regering verzocht om een overzicht van alle concreet getroffen maatregelen in gevangenissen, huizen van bewaring, vreemdelingenbewaring, de GGZ-instellingen en ziekenhuizen waar personen in een gesloten afdeling zitten. Aan dit verzoek is op 4 mei gehoor gegeven.

Maatregelen ter voorkoming van besmetting met het coronavirus

Om verspreiding van het coronavirus binnen zijn inrichtingen te voorkomen heeft DJI enkele verstrekkende maatregelen getroffen. Over de inhoud van die maatregelen is uw Kamer geïnformeerd in bovengenoemde brieven. Deze maatregelen zoals het opschorten van bezoek en verlof vragen om een zorgvuldige balans tussen veiligheid, zorg en leefbaarheid. De impact van deze maatregelen op personeel en justitiabelen is groot. Dat kan enerzijds aanleiding geven tot spanning en onrust maar aan de andere kant zie ik ook begrip. Immers, de maatregelen worden voor eigen veiligheid en gezondheid van zowel personeel als justitiabelen genomen. De huidige maatregelen gelden tot en met in ieder geval 19 mei 2020.

Het CDA vraagt of zich capaciteitsproblemen zullen voordoen als de straffen bij afbouw van de maatregelen tegelijkertijd ten uitvoer moeten worden gelegd.

Ketenpartners bereiden zich voor op het afschalen van de maatregelen. Dat houdt in dat zelfmelders weer zullen worden opgeroepen, vervangende hechtenissen weer ten uitvoer zullen worden gelegd en verloven in het zbbi-regime zullen worden ingetrokken. Dit moet gefaseerd gebeuren om een overbelasting van de executieketen te voorkomen. Dit gebeurt in goed overleg tussen alle betrokkenen in de strafrechtsketen.

Gevangeniswezen

Het CDA vraagt ook of bij gedetineerden in een zeer beperkt beveiligde inrichting (zbbi)-regime rekening wordt gehouden met de duur van de periode buiten de inrichting. D66 vraagt of hiervoor landelijk beleid is of dat dit per inrichting verschilt. Het CDA vraagt ook of in alle gevallen vervangende hechtenis niet wordt opgelegd.

Aan gedetineerden die aan het eind van hun straf zitten en die al een groot deel van de tijd buiten de penitentiaire inrichting (PI) verblijven, is langer aaneengesloten verlof verleend. Er is hierbij geen verschil per PI gemaakt. Het verlof wordt uitgevoerd met inzet van elektronische monitoring. Omdat deze groep gedetineerden normaal gesproken dagelijks in en uit de inrichting beweegt en dit een vergroot risico op de verspreiding van het coronavirus met zich meebrengt, is het veiliger voor personeel en gedetineerden om deze bewegingen zo veel mogelijk te beperken. Na afloop van deze noodmaatregel wordt het verlof ingetrokken. Als de straftitel eindigt terwijl de noodmaatregelen nog lopen zal de detentie vanzelfsprekend niet meer worden hervat.

De vervangende hechtenis wordt ook nu bij vonnis opgelegd door de rechter. Om de instroom in de inrichtingen te beperken wordt nu echter niet meteen uitvoering gegeven aan de vervangende hechtenis. De maatregelen ter beperking van de instroom houden in dat de politie nu niet actief veroordeelden opspoort en aanhoudt voor het ondergaan van vervangende hechtenis. Het CJIB levert geen nieuwe opdrachten aan bij de politie. Het uitgangspunt is uiteraard dat de primaire sanctie die is opgelegd voor een strafbaar feit wordt uitgevoerd. In dat kader zal het openbaar ministerie zodra dit weer mogelijk is ook weer starten met de omzetting van niet uitgevoerde taakstraffen naar vervangende hechtenis.

De PVV vraagt van hoeveel gedetineerden de detentie is geschorst en voor welke delicten zij zijn veroordeeld. De PvdA vraagt of er ook alternatieven voor vrijheidsontneming worden overwogen.

Bij aanvang van de maatregelen waren 236 personen in een zbbi aanwezig. Daarvan is aan 175 personen extra aaneengesloten verlof verleend. Dit is daarmee een alternatief voor het vrijheidsontnemende deel van detentie. Andere alternatieven voor vrijheidsontneming worden niet overwogen. De delicten waarvoor zij zijn veroordeeld lopen uiteen. De gemene deler is dat alle gedetineerden aan het einde van hun straf zaten en gezien hun gedrag in een zeer beperkt beveiligde instelling waren geplaatst. De overige personen hadden al een enkelband, zijn in de zbbi gebleven of teruggeplaatst in een gesloten setting. Dit omdat zij nog niet onherroepelijk waren veroordeeld of niet een goedgekeurd verlofadres hadden.

De PVV vindt het onwenselijk dat de rechter besloten heeft dat een verdachte die lid zou zijn van een vermeende liquidatiebende naar huis mag tot de volgende zitting in verband met het gevaar voor besmetting van deze persoon in de gevangenis en vraagt hoeveel verdachten van zeden en geweldsmisdrijven nog meer in vrijheid zijn gesteld.

Het betreft in dit geval een oordeel over de voorlopige hechtenis. Ik treed niet in de beoordeling van de uitspraak van een rechter in dergelijke individuele zaken en kan niet ingaan op details daarvan. De Raad voor de rechtspraak heeft aangegeven dat het voorkomt dat bij beslissingen over voorlopige hechtenis Corona een rol speelt. In sommige gevallen heeft dat geleid tot opheffing of schorsing. De Raad houdt hier geen registratie van bij.

De SP wil weten of het aantal mensen op meerpersoonscellen nog verder omlaag kan om besmetting te voorkomen. Kan het meerpersoonscelgebruik niet worden gestopt, in ieder geval tijdelijk?

Sinds de start van de maatregelen is de bezetting binnen de inrichtingen fors teruggelopen van ruim 98% naar 85%. Er is daardoor meer ruimte ontstaan, bijvoorbeeld om justitiabelen op een eenpersoonscel te plaatsen. Het gebruik van meerpersoonscellen is in de afgelopen weken gedaald van ca. 30% naar 12% (per 27 april 2020). Er wordt gewerkt aan een protocol om ook voor langere termijn een veilige omgeving voor justitiabelen, medewerkers en de samenleving te garanderen. Meerpersoonscellen blijven ook in deze situatie voor gezonde gedetineerden een volwaardige en passende vorm van detentie.

De SP vraagt vervolgens of het klopt dat er op dit moment geen enkele gedetineerde doorgefaseerd wordt van het huis van bewaring naar de gevangenis of naar een halfopen setting? Hoe worden zij daarover geïnformeerd, en wat betekent dit voor hun detentiefasering en einddatum?

Behoudens de plaatsing in het zbbi-regime vindt de detentiefasering regulier plaats. De mogelijkheid tot detentiefasering verschilt niet per inrichting.

Gedetineerden faseren in de regel nog door van huis van bewaring naar gevangenis, waar mogelijk binnen de eigen inrichting. Ook wordt zoveel als mogelijk invulling gegeven aan de fasering naar de beperkt beveiligde inrichting (BBI, zonder verlof) en het penitentiair programma (om deel te kunnen nemen aan dit programma dient de gedetineerde een dagbesteding te hebben van minimaal 26 uur per week). DJI informeert de gedetineerden over relevante beslissingen ten aanzien van hun fasering. De maatregelen hebben geen invloed op de einddatum.

De SP vraagt ook of overgeplaatste gedetineerden ook nog worden overgeplaatst naar andere inrichtingen terwijl nog niet zeker is of ze een besmettingsgevaar vormen? Zijn deze overplaatsingen absoluut noodzakelijk? En verschilt de mogelijkheid tot detentiefasering per PI?

Overplaatsingen vinden zo min mogelijk plaats. Slechts om de volgende redenen is nog steeds sprake van overplaatsing naar andere inrichtingen:

  • Orde en veiligheid, bijvoorbeeld voor gedetineerden die gescheiden moeten worden of naar een bijzonder regime moeten worden overgeplaatst;

  • Benodigde zorg die in een andere PI geleverd moet worden, zoals overplaatsing naar een penitentiair psychiatrisch centrum (PPC) of een inrichting voor stelselmatige daders (ISD);

  • Doorstroming in de fasering, zoals arrestanten of afgestraften in een huis van bewaring die doorgeplaatst worden naar een gevangenisafdeling. Dit gebeurt zoveel mogelijk binnen dezelfde PI, maar dat is niet op alle plekken mogelijk.

Een gedetineerde wordt niet overgeplaatst als er een verdenking is van besmetting met het coronavirus. Gedetineerden moeten ten minste twee weken klachtenvrij binnen een inrichting zijn om te kunnen worden overgeplaatst. Gedetineerden met ernstige klachten die duiden op mogelijke besmetting die niet kunnen worden behandeld in de inrichting worden overgeplaatst naar het Justitieel centrum voor somatische zorg (JCvSZ) of een regulier ziekenhuis.

De SP geeft voorts aan dat veel gedetineerden vanwege de coronamaatregelen niet goed weten waar ze aan toe zijn en dat dat tot onrust leidt. Wat als goedgekeurde arbeidsplaatsen niet meer beschikbaar zijn of de verplichte 26 uur werktijd/vrijwilligerswerk niet meer kan worden uitgevoerd? Hoe worden de gedetineerden daarover geïnformeerd?

Gedetineerden die in het kader van hun penitentiair programma nog beschikken over een werkgever, gaan op doordeweekse dagen gewoon naar hun werk. Indien die werkzaamheden als gevolg van corona niet meer mogelijk zijn, dan zal in afstemming met de directeur van de PI worden bekeken of en zo ja, hoe hierop wordt geacteerd, bijvoorbeeld door aanbod van een alternatieve dagbesteding, zoals een opleiding.

De SGP vraagt wat de stand van zaken nu is ten aanzien van de personeelsbezetting.

De personele bezetting van de penitentiaire inrichtingen, de Rijks justitiële jeugdinrichtingen en de Rijks forensisch psychiatrische centra is als gevolg van (eerdere) werving eind maart 2020 ten opzichte van eind februari gestegen met netto ruim 80 fte. Het werven van personeel gaat, voor een deel aangepast aan de COVID-19 maatregelen, door om ook in de toekomst voldoende personele bezetting te kunnen garanderen.

Elektronische monitoring

PvdA, SGP en GL hebben vragen gesteld over elektronische monitoring. Zo vraagt de PvdA of er met het oog op de gezondheid alternatieven voor detentie zijn toegestaan, zoals een enkelband.

In het kader van de laatste fase hun detentie verblijft een groep gedetineerden zoals hierboven beschreven met een enkelband buiten de inrichting. De reden hiervoor is om besmetting door in- en uitgaande gedetineerden te voorkomen. Andere maatregelen zijn op dit moment niet aan de orde.

GL vraagt hoe wordt gewaarborgd dat het naar huis sturen van een gedetineerde veilig is en welke criteria daarvoor gelden. GL vraagt ook of taakstraffen nog worden uitgevoerd bijvoorbeeld als ze in de buitenlucht worden uitgevoerd.

Een gedetineerde moet een goedgekeurd verlofadres hebben om voor aansluiting van een enkelband in aanmerking te kunnen komen. Van de gehele populatie zbbi is 1 gedetineerde niet met aaneengesloten verlengd verlof gegaan omdat geen sprake was van een goedgekeurd verlofadres. Voor de goedkeuring van een verlofadres dient de hoofdbewoner akkoord te zijn met het verblijf van de gedetineerde met een enkelband. Uiteraard wordt ook rekening gehouden met de belangen van het slachtoffer.

In de brief van 2 april jl. is aangegeven dat de uitvoering van taakstraffen in zijn geheel is opgeschort. Dat geldt vooralsnog tot en met 19 mei 2020 voor alle taakstraffen.

Justitiële jeugdinrichtingen

GL, PvdA, CU en SGP hebben vragen gesteld over de maatregelen die DJI heeft getroffen om verspreiding van het coronavirus in de JJI tegen te gaan. Deze maatregelen betreffen het opschorten van bezoek en verlof. Zowel de CU als de SGP vragen aandacht voor herstel van de bezoekregeling van ouders dan wel direct betrokkenen in de familie. GL vraagt of de groepen niet verkleind zijn om verspreiding van het virus tegen te gaan. Tot slot vragen PvdA en GL of het mogelijk is om jeugdigen eerder naar huis te sturen, bijvoorbeeld met een enkelband.

Ik ben het met de fracties eens dat het niet kunnen ontvangen van ouders en andere belangrijke personen en niet meer met verlof kunnen juist voor deze groep extra hard aankomt. De maatregelen ten aanzien van bezoek hebben als doel het aantal bewegingen in en uit de inrichting te beperken om zo verspreiding van het virus tegen te gaan. Daarom is begin april alsnog besloten de bezoekregeling op te schorten. Deze maatregelen zijn in het belang van de jeugdigen en het personeel. Overigens kan de inrichtingsdirecteur een uitzondering maken op de bezoekregeling als het bezoek in het belang van de jeugdige noodzakelijk wordt geacht.

Voor verkleining van de groepen op de afdeling is niet gekozen omdat deze optie praktisch niet uitvoerbaar is. Dit zou namelijk een uitbreiding van de benodigde ruimte en benodigde capaciteit betekenen die niet voorhanden is. Ook het eerder heenzenden van de jeugdigen is niet aan de orde, aangezien er op dit moment voldoende personeel beschikbaar is.

Besmetting, bescherming en testbeleid

Besmetting

Met de getroffen maatregelen is ingezet op het maximaal voorkomen van besmetting met het coronavirus binnen de inrichtingen. Mede als gevolg van de maatregelen en de naleving hiervan door medewerkers en justitiabelen is het aantal besmettingen binnen de inrichtingen tot nu toe beperkt gebleven. In totaal is tot op heden (28 april 2020) sprake van 12 bevestigde gevallen van besmetting met corona bij justitiabelen binnen de PI’s en 6 in de forensische klinieken. Daarnaast zijn op dat moment 5 justitiabelen binnen de PI’s met coronagerelateerde klachten in isolatie op hun eigen cel geplaatst en 2 in de forensische zorg. Twee gedetineerden verblijven in het Justitieel centrum voor somatische zorg (JCvSZ). Een forensische patiënt verblijft met coronaklachten in een ziekenhuis.

Voor zover bekend is bij een beperkt aantal medewerkers van DJI besmetting met COVID-19 vastgesteld. Het precieze aantal is niet bekend want dit wordt niet als zodanig geregistreerd. Niet is na te gaan hoe zij het virus hebben opgelopen. Hiermee worden de vragen van D66, GL en PvdA over het aantal besmettingen binnen DJI beantwoord.

Het ziekteverzuim onder personeel steeg aanvankelijk (eind maart) tot ca. 15%, maar is sindsdien weer gestaag gedaald tot inmiddels (28 april 2020) ca. 10%. Dat is nog steeds hoger dan normaal, maar de personele bezetting is tot nu toe in alle inrichtingen toereikend om de continuïteit van de bedrijfsvoering op een veilige en verantwoorde wijze te waarborgen.

De SP vraagt of besmetting van personeel voorkomen had kunnen worden als ze beschermingsmiddelen had gedragen en getest was op het coronavirus.

Slechts een beperkt aantal gedetineerden en forensische patiënten is besmet geraakt. De gesloten setting en de manier waarop met nieuw binnenkomende gedetineerden wordt omgegaan, maakt de kans op besmetting van personeel door gedetineerden gering.

Bescherming en testbeleid

Het CDA wil weten hoe de zorg aan justitiabelen wordt verleend en hoe besmetting wordt voorkomen. D66 en SP vragen hoe met het oog op de anderhalvemeterafstand piw’ers worden beschermd tegen besmetting. De PVV vraagt of het klopt dat medewerkers in gevangenissen geen beschermingsmateriaal zoals mondkapjes krijgen? De SP vraagt ook of DJI zelf verantwoordelijk is voor de inkoop van beschermingsmiddelen of wordt dit uitbesteed? De SGP vraagt of er voldoende medische zorg is voor reeds geïsoleerde gedetineerden en of het personeel wel voldoende beschermingsmiddelen heeft. Worden er in de PI wel voldoende beschermingsmaatregelen getroffen? GL vraagt welke maatregelen worden getroffen om het besmettingsgevaar te beperken. De SP vraagt of er voldoende beschermingsmiddelen zijn en of ik bereid ben alle personeel te testen op corona.

Basis voor de bescherming van medewerkers en justitiabelen vormen de richtlijnen van het RIVM.

Zo blijven medewerkers bij coronagerelateerde klachten thuis. Gedetineerden en medewerkers houden waar mogelijk 1,5 meter afstand tot elkaar. Dat laatste is niet op alle locaties even eenvoudig te realiseren. Daarom wordt er per inrichting maatwerk geleverd. Dit gebeurt bijvoorbeeld door het verkleinen van de groepen bij dagprogrammaonderdelen of door het aanbrengen van vloermarkeringen. Verder is er extra aandacht voor hygiëne.

Conform de richtlijnen van het RIVM gebruiken medisch personeel of medewerkers die in direct contact komen met mogelijk besmette justitiabelen beschermingsmiddelen. Voor vluchtige contacten (zoals het uitdelen van medicatie) wordt het gebruik van beschermingsmiddelen door het RIVM niet geadviseerd. DJI beschikt momenteel over voldoende beschermingsmiddelen om aan de richtlijnen van het RIVM te voldoen. Deze beschermingsmaterialen koopt DJI centraal in.

Justitiabelen met coronagerelateerde klachten worden geïsoleerd. Justitiabelen die ziek worden en zorg nodig hebben die niet in de inrichting geboden kan worden, worden overgeplaatst naar een instelling waar wel 24/7 medische zorg geleverd wordt, zoals het Justitieel centrum voor somatische zorg (JCvSZ) of een ziekenhuis. De medische zorg in de justitiële instellingen aan justitiabelen is gelijkwaardig aan de zorg buiten detentie.

Voormalige celgenoten van besmette gedetineerden worden zo lang zij geen klachten hebben, niet geïsoleerd. Zij worden wel strikt gemonitord op corona gerelateerde symptomen. Zodra daarvan sprake is, worden ook zij geïsoleerd. Een verdere beperking van het dagprogramma van celgenoten van besmette gedetineerden betekent meer uren op cel maar heeft in gezondheidstermen slechts een geringe meerwaarde: slechts een beperkt deel van voorkomende griep- en verkoudheidsklachten blijkt coronagerelateerd. Daarom worden celgenoten niet geïsoleerd maar wel strikt gemonitord op corona gerelateerde klachten.

Medewerkers kunnen op dit moment worden getest als ze in aanraking zijn geweest met personen die verdacht worden van besmetting met het coronavirus en zelf klachten hebben die wijzen op een besmetting met het coronavirus. De beoordeling hiervan is aan de (bedrijfs)arts. Testen zonder klachten/symptomen heeft geen zin.

Daarnaast heeft de Minister van VWS in zijn brief van 22 april jl. aan uw Kamer gemeld dat professionals in handhaving en toezicht (waaronder DJI medewerkers) ook getest kunnen worden als zij door een incident tijdens het werk (spugen, hoesten, reanimatie, vechtpartij of aanhouding met geweld) een mogelijke besmetting hebben opgelopen en die symptomen hebben ontwikkeld die passen bij COVID-19 getest kunnen worden na advies van de (bedrijfs)arts daartoe.

Bij dergelijke incidenten geldt de voorwaarde dat de gedetineerde waarmee contact is geweest verdacht wordt van besmetting met Corona niet. Op dit moment wordt gewerkt aan verbreding van het testbeleid. De Minister van VWS heeft op 6 mei aangekondigd dat in juni, waarbij gestreefd wordt naar 1 juni, het testbeleid weer verder wordt uitgebreid. Vanaf dat moment zal iedereen met klachten getest kunnen worden.

De SGP vraagt of er concrete handelingsplannen zijn bij een corona-uitbraak in een streng detentieregime en voldoende bescherming.

Ook binnen regimes als de Extra beveiligde inrichting en de Terroristenafdeling worden maatregelen genomen om besmetting te voorkomen. Deze regimes zijn gescheiden van andere regimes, hebben altijd al activiteiten in kleinere groepen of zelfs individueel, en minder in- en uitstroom. Dit maakt dat de kans op besmetting daar gering is. Bij een eventuele besmetting (of verdenking hiervan) van iemand in een bijzonder regime wordt het protocol gevolgd van isolatie op cel. Als zorg buiten de afdeling nodig is, wordt altijd op maat bekeken hoe hier invulling aan gegeven kan worden.

Het CDA vraagt of DJI er inmiddels in is geslaagd daadwerkelijk mondkapjes te maken en of ze geschikt zijn om ook in de zorg te kunnen worden gebruikt.

Sinds eind maart produceert In-Made op vier locaties zo’n 8.000 herbruikbare hygiënemaskers per week. Vanaf 20 april zijn nog eens drie PI’s aangehaakt, evenals een aantal externe ketenpartners.

De maskers worden momenteel getest op de EN14683 norm en beschikken op dit moment dus nog niet over een certificering. Op basis van de certificering zal worden beoordeeld voor welke doeleinden de maskers zullen worden ingezet.

Overig: FPC, PBC, JCvSZ en JCS

De PVV vraagt of het klopt dat er regelmatig tbs’ers, soms met 12 personen, maar in elk geval met meer dan drie personen, binnen het terrein van de tbs-kliniek bij elkaar zitten. De PVV wil hieraan een eind maken en wil een strikte handhaving van de coronaregels. De PvdA wil weten of het bericht in de Telegraaf van 6 april jl. dat de FPK Oostvaarderskliniek de RIVM-richtlijnen niet naleeft, klopt?

Vanzelfsprekend werken de tbs-klinieken conform de geldende richtlijnen en maatregelen. Er is extra aandacht voor hygiëne en medewerkers en justitiabelen wijzen elkaar op het houden van anderhalve meter afstand. Daar waar bescherming kan worden gerealiseerd door anderhalve meter afstand te houden, gebeurt dat. Waar dat niet mogelijk is, worden op maat passende aanvullende beschermingsmaatregelen getroffen.

De SP vraagt of ik op de hoogte ben van de signalen over de kwaliteit van zorg in het Pieter Baan Centrum en het niet naleven van de anderhalvemeterafstand en wat ik doe om de zorgen van het personeel van het PBC weg te nemen?

Ik ken de signalen over onrust bij een deel van het personeel van het PBC. In het PBC worden in beginsel dezelfde maatregelen getroffen als in de andere inrichtingen van DJI bij contact tussen personeel en justitiabelen. Tegen die achtergrond wordt thans tijdelijk slechts 50% van de normale observaties uitgevoerd om personeel en observandi meer ruimte te kunnen bieden. De directie van het PBC besteedt in gesprekken met medewerkers uiteraard aandacht aan de gevoelens van onrust.

De SP vraagt of het klopt dat medewerkers in tbs-klinieken niet worden getest op corona. En worden in tbs-klinieken op afdelingen waar positief geteste patiënten verblijven ook andere patiënten en medewerkers van die afdeling getest?

DJI volgt voor tbs-klinieken de richtlijnen van het RIVM inzake testbeleid voor medewerkers in de ggz. Medewerkers met coronagerelateerde klachten die werkzaam zijn in tbs-klinieken kunnen daardoor inmiddels worden getest na advies van de (bedrijfs)arts. Op basis van het huidige testbeleid voor «patiënten buiten het ziekenhuis» geldt dat personen met ernstige gedragsproblematiek en/of een gestoord oordeelsvermogen die woonachtig zijn in een instelling getest kunnen worden indien sprake is van coronagerelateerde klachten. Dit betekent dat forensische zorg patiënten met klachten eveneens getest kunnen worden na advies van de (bedrijfs)arts. De Minister van VWS heeft op 6 mei aangekondigd dat in juni, waarbij gestreefd wordt naar 1 juni, het testbeleid wordt uitgebreid en iedereen met klachten getest kan worden.

De SP vraagt of het klopt dat patiënten vanuit de Oostvaarderskliniek in de isoleercel van het Pieter Baan Centrum geplaatst (kunnen) worden? Zo ja, wat rechtvaardigt een dergelijk besluit?

In de Oostvaarderskliniek zijn twee aparte ruimtes ingericht als ziekenboeg om coronabesmette patiënten te verplegen die psychotisch zijn of buitengewoon veel gedragsproblemen hebben. Er resteert dan nog voldoende capaciteit. Bij uitzondering komt het echter voor dat het vanwege de orde en veiligheid beter is om niet meerdere patiënten in één afzonderingsblok te plaatsen. Voor deze uitzonderingsgevallen is afgesproken dat er bij uitzondering gebruik mag worden gemaakt van de locatie van het PBC (op hetzelfde terrein als de OVK immers). In dat geval blijft de patiënt een patiënt van de Oostvaarderskliniek en wordt deze ook begeleid door de Oostvaarderskliniek. Tot nu toe is een dergelijke uitzondering één keer voorgekomen.

De SP vraagt ook naar de stand van zaken besmetting en bescherming in het gevangenisziekenhuis in Scheveningen.

Het Justitieel Centrum voor Somatische Zorg is geen ziekenhuis. Als klachten van een justitiabele van dien aard zijn dat een ziekenhuisopname noodzakelijk is zal dit in een regulier ziekenhuis behandeld worden. In het JCvSZ is momenteel ruimte voor maximaal 17 coronapatiënten die 24-uurs zorg nodig hebben. Tot dusver is deze capaciteit ruimschoots toereikend gebleken. Op 28 april werden 2 corona-patiënten in het JCvSZ behandeld. Eerder werden er maximaal 5 tegelijk verzorgd, waarvan 4 positief getest.

Indien noodzakelijk kan de capaciteit overigens verder worden uitgebreid naar een andere afdeling. Er zijn voldoende beschermingsmiddelen voor het personeel in het JCvSZ aanwezig, de behoefte wordt dagelijks gemonitord en zo nodig aangevuld.

De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft op 23 april jl. gesproken met de plaatsvervangend vestigingsdirecteur en hoofd Zorg van Justitieel Complex Schiphol (JCS). In dat gesprek heeft de IGJ aangegeven de aanpak van de directie en het personeel van het JCS te onderschrijven, en vertrouwen te hebben in de goede, lokale samenwerking met de GGD. De tot dusverre getroffen maatregelen acht de IGJ effectief en adequaat.

Faciliteren contacten

Ik benadruk dat aan fundamentele rechten van justitiabelen, zoals luchten, eten en medische zorg, niet wordt getornd. Justitiabelen mogen geen bezoek ontvangen en mogen niet met verlof. Justitiabelen zijn in deze periode daarom voorzien van extra beltegoed en Skypemogelijkheden. Dagprogramma’s van justitiabelen vinden zoveel mogelijk doorgang. De realiteit is echter dat bij een beperkt aantal inrichtingen het niet altijd mogelijk is het volledige dagprogramma uit te voeren. In alle gevallen is evenwel sprake van luchten en enige uren recreatie. In het merendeel van de PI’s wordt het dagprogramma deze weken (bijna) onverkort aangeboden, met aanpassing van de groepsgrootte.

Het CDA vraagt of skype of andere vormen van beeldbellen al mogelijk zijn. GL vraagt of ik bereid ben méér communicatiemogelijkheden en -momenten toe te staan?

In het kader van de maatregelen is het beltegoed van justitiabelen opgehoogd. Daarnaast is in de inrichtingen Skypecontact geïntroduceerd waarmee justitiabelen vooraf opgegeven contacten kunnen spreken. Daarmee zijn al meer momenten gerealiseerd voor justitiabelen om in contact te komen met familieleden.

De VVD merkt ten aanzien van de mogelijkheid tot skypen op dat het goed is dat tegen misbruik daarvan wordt opgetreden en vraagt welke maatregelen daartegen worden genomen.

Voor een veilig gebruik van skype treft DJI maatregelen. Zo kunnen justitiabelen alleen skypen met contactpersonen die van tevoren zijn aangemeld bij de inrichting. Justitiabelen kunnen zelf niet gebeld worden. De inrichtingen houden direct toezicht op het gebruik van Skype.

De wijze waarop dit wordt ingevuld is aan de directeur. Indien nodig worden – net als bij regulier bezoek en telefonie – de contacten van justitiabelen gescreend. Tegen elk ongeoorloofd gebruik van het beeldbellen wordt opgetreden door de inrichting. Dit betekent in elk geval het verbreken van het gesprek en het tijdelijk ontzeggen van de mogelijkheid om te skypen.

De SGP vraagt of wordt overwogen om meer in te zetten op contacten met vrijwilligers en pastorale begeleiding, juist nu ook voor gedetineerden de situatie veel zorgen en/of eenzaamheid geeft.

Contacten met vrijwilligers zijn waardevol voor gedetineerden. Zij hechten daar grote waarde aan, met name de één-op-één gesprekken voorzien vaak in een behoefte. Gelet op de risico’s van verspreiding van het coronavirus heb ik moeten besluiten alle bezoek van buiten de inrichting op te schorten. Dat geldt niet alleen voor het bezoek van familieleden maar ook voor bezoek van vrijwilligers.

Geestelijke verzorging is zonder crisis al een belangrijk onderdeel van het dagprogramma en van de zorg. Naar geestelijke verzorging binnen DJI is op dit moment meer vraag dan normaal. De geestelijk verzorgers zijn dagelijks, binnen de beperkingen van het dagprogramma, aan het werk en ontwikkelen diverse creatieve initiatieven om de gedetineerden in deze tijd te ondersteunen.

Tot slot vraagt de SP of het klopt dat gedetineerden die tot een risicogroep behoren en daarom weigeren aan de arbeid mee te doen, daarvoor gestraft worden door teruggeplaatst te worden in het basisregime en of dat eerlijk en wenselijk is.

Dit klopt niet. Op 25 maart 2020 is aan de inrichtingen vanuit het hoofdkantoor DJI kenbaar gemaakt om de arbeidsplicht niet af te dwingen. Gedetineerden die niet willen werken, hoeven dit onder deze omstandigheden niet. Er zijn bij mij geen gevallen bekend van gedetineerden die om die reden gedegradeerd zijn naar het basisprogramma.

Incidenten en contrabande

Over de vermeende onrust in de inrichtingen zijn veel vragen gesteld. PVV, SP en GL hebben vragen die betrekking hebben op het incident in PI Lelystad. De PVV en GL willen weten of en welke straffen zijn uitgedeeld en of in andere PI’s ook sprake is geweest van opstanden. De SP, SGP en GL vragen naar de relatie tussen de onrust in de PI’s en een gebrek aan duidelijkheid over de duur van de maatregelen, een gebrek aan afleiding (geen werk, geen sport), omdat er geen of minder dagactiviteiten zijn, het gebrek aan testmateriaal en beschermende middelen. Het CDA vraagt tot slot of er verschil is tussen de sfeer in de PI’s. Immers in PI Lelystad is onrust en in JC Zaanstad willen de gedetineerden juist nuttig werk verrichten ten dienste van de samenleving.

Incidenten

De maatregelen vragen om een zorgvuldige balans tussen veiligheid, zorg en leefbaarheid. Ik realiseer me dat de impact hiervan groot is en dat de maatregelen niet altijd gemakkelijk zijn voor justitiabelen. Zeker maatregelen als het opschorten van bezoek en verlof en de noodzakelijke aanpassingen in het dagprogramma hebben een grote impact. Dit kan leiden tot spanningen, onrust en ongerustheid bij zowel gedetineerden als medewerkers. De directies van de inrichtingen kijken hoe de situatie ter plekke waar nodig kan worden verlicht. Over de gehele linie zien we op dit moment geen toename van incidenten.

Op 12 april heeft in PI Lelystad een incident plaatsgevonden in een keuken. Een groep gedetineerden heeft de ingang tot deze keuken gebarricadeerd uit protest tegen beperkingen in het dagprogramma ten gevolge van de corona maatregelen. Het ging om een groep van 36 gedetineerden waarbij uit analyse naar het aandeel van betrokkenen is gebleken dat zes gedetineerden de aanstichters waren. Een van hen is een disciplinaire sanctie van 7 dagen plaatsing op een strafcel opgelegd. De overige vijf is een disciplinaire sanctie van 14 dagen plaatsing op een strafcel opgelegd. Deze vijf zijn tevens overgeplaatst naar een andere inrichting. Van de overige 30 betrokkenen is door onderzoek aannemelijk geworden dat zij geen prominente rol hadden, maar slechts «meelopers» waren. In het AO gevangeniswezen en tbs op 6 februari 2020 heb ik toegezegd om de Tweede Kamer voor het zomerreces een meerjarige analyse van incidenten binnen het gevangeniswezen toe te zenden. Daarin wordt ook het incident in PI Lelystad meegenomen.

Tot slot vraagt de SP met betrekking tot mijn reactie van 14 april 2020 op de brief van anonieme DJI medewerkers of ik vind dat deze medewerkers deze brief niet hadden moeten schrijven.

Medewerkers moeten problemen en zorgen problemen te alle tijden kunnen bespreken met hun leidinggevende. Deze heeft immers de taak en de verantwoordelijkheid hier adequaat op te reageren en waar mogelijk te acteren. De directies van de inrichtingen en de directie van DJI nemen deze taak, juist in deze tijden, niet lichtzinnig op. Ik heb er vertrouwen in, dat medewerkers die dit doen, gehoord worden door de leidinggevende en directie. Dat neemt niet weg, dat het iedereen vrij staat om zorgen en problemen ook te delen met kabinet en parlement.

Contrabande

CDA, D66, GL en SP hebben ook vragen gesteld die betrekking hebben op het drugsbeleid in relatie tot onrust in de PI’s. Het CDA wil bovendien graag een toezegging dat ik niet instem met de verstrekking van drugs aan gedetineerden tijdens de duur van de maatregelen.

Die toezegging doe ik. Drugs zijn niet toegestaan in de inrichtingen. De beschikbaarheid van drugs zorgt voor ongewenste effecten, zowel bij gebruik ervan als in de handel ervan. Het tast namelijk de veiligheid van medewerkers en justitiabelen aan. De afgelopen jaren heb ik daarom stevig ingezet op het tegengaan van het invoeren van contrabande.

Voor gedetineerden met verslavingsproblemen en onthoudingsverschijnselen is altijd ondersteuning en medische zorg in de inrichting beschikbaar. Het personeel is goed in staat om de gedetineerden voldoende zorg te bieden.

Voortgang rechtszittingen

Het uitgangspunt is om de rechtsgang zoveel mogelijk doorgang te laten vinden, ondanks de beperking van het vervoer naar de gerechten. Ondertussen wordt ook ingezet op het zoveel mogelijk gebruikmaken van telehoorfaciliteiten. Sinds kort is er per penitentiaire inrichting minimaal een telehoorkamer of videoconferentieset beschikbaar. Ondanks zeer snelle uitbreiding in de afgelopen weken is er nog steeds sprake van schaarste. Op de korte termijn gaat DJI extra sets bijplaatsen op de locaties waar nu de druk het grootst is. Justitiabelen kunnen naar de gerechtsgebouwen vervoerd worden, maar om besmettingsrisico’s in de inrichtingen te beperken wordt het aantal te vervoeren justitiabelen (ook per rit) beperkt.

Hiermee beantwoord ik de vraag van het CDA hoe de beperking van de vervoersbewegingen naarde rechtbank zich verhoudt tot de wens om juist weer zo snel mogelijk waar mogelijk strafzittingen op te pakken.

De CU vraagt om faciliteiten voor veilig contact, telefonisch en fysiek, tussen gedetineerden en hun advocaat mogelijk te maken. D66 wil graag het verbod op beschermende maatregelen bij advocaten in JC Schiphol aanpassen.

DJI volgt conform de richtlijnen van het RIVM een terughoudend beleid met betrekking tot het dragen van mondkapjes, dat wil zeggen dat alleen medewerkers die in contact komen met (mogelijk) besmette justitiabelen de beschikking krijgen over beschermingsmiddelen. Het is dan moeilijk uitlegbaar dat een advocaat met een kortdurend contact wel beschermingsmiddelen mag gebruiken in de inrichting, maar verboden is het niet. Advocaten hebben ook alternatieven om het noodzakelijke contact met de justitiabele veilig te realiseren door bijvoorbeeld, telefonisch contact, skype of een bezoek in een ruimte waarin de gesprekspartners ruime afstand van elkaar kunnen bewaren.

Re-integratie

SGP, SP en D66 vragen of het opschorten van de detentiefasering de re-integratie in de samenleving in de weg staat.

De plaatsing van nieuwe gedetineerden in een zeer beperkt beveiligde inrichting is inderdaad opgeschort. De andere stappen binnen de detentiefasering vinden echter wel plaats. Het penitentiair programma blijft ook doorgang vinden, aangezien dit geheel extramuraal plaatsvindt. De coronacrisis heeft tot gevolg dat de samenwerking tussen DJI, de reclassering en de gemeenten die verantwoordelijk zijn voor de re-integratie anders is vormgegeven dan normaal. De samenwerking verloopt nu via telefonisch contact en beeldbellen. Immers, de reclassering en de gemeenten hebben momenteel geen fysieke toegang tot de PI. De inzet van alle PI’s is er echter nog steeds op gericht de re-integratie binnen deze beperkingen zo goed mogelijk voor te bereiden.

6 Corona gerelateerde maatregelen in de Rechtspraak

INBRENG VANUIT DE FRACTIES

6.1 Stand van zaken coronamaatregelen Rechtspraak en Openbaar Ministerie (Kamerstukken 29 279 en 25 295, nr. 581)

De leden van de VVD-fractie lezen in de brief dat de Ministers van Justitie en Veiligheid en voor Rechtsbescherming aangeven dat de Rechtspraak alles in het werk heeft gesteld om 9 april jl. alle gerechten veilig mailen te kunnen aanbieden, zodat door advocaten zaaksgebonden veilig met de Rechtspraak kan worden gecommuniceerd. Is dit gelukt?

De leden van de CDA-fractie begrijpen uit de brief dat strafzaken doorgang kunnen vinden met ondersteuning van audio(-visuele) middelen. De rechter(s), de griffier en de officier van justitie zijn zoveel mogelijk fysiek in de zittingszaal aanwezig. Advocaten mogen ook aanwezig zijn, tenzij zijzelf aangeven via telehoorvoorzieningen aan de zitting te willen deelnemen. De aan het woord zijnde leden vragen u of het equality of arms principe daarbij zoveel mogelijk gewaarborgd wordt. Lukt dit ook feitelijk in de praktijk?

Voornoemde leden lezen dat de Rechtspraak alles in het werk stelt om per 9 april 2020 veilig mailen voor partijen bij alle gerechten te kunnen aanbieden. Is, gezien het verstrijken van deze datum, deze datum gehaald?

De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre de Rechtspraak inclusief alle daarbij betrokken essentiële organisaties onderdeel zijn van de vitale infrastructuur van ons land? In de brief geeft u aan dat de Rechtspraak een vitaal onderdeel is van onze rechtsstaat en ook in crisistijd moet blijven functioneren, maar op de website van de NCTV staat de Rechtspraak en daartoe relevante organisaties niet genoemd als vitaal proces noch als vitale functie. De aan het woord zijnde leden vragen dit toe te lichten. Kunnen rechters en officieren van justitie bijvoorbeeld hun kinderen onderbrengen bij de kinderopvang of op school, als daar vanuit hun werkzaamheden reden voor is?

6.2 Overig

De leden van de CDA-fractie zien met lede ogen aan hoe rechtszaken – begrijpelijkerwijs – onder de dreiging van het coronavirus geen doorgang kunnen vinden. Kunt u op hoofdlijnen per rechtsgebied een beeld schetsen in hoeverre zaken en zittingen geen doorgang kunnen vinden? Deelt u de waarneming van deze leden dat vooral zaken waarbij het direct contact tussen de rechter en de justitiabele(n) noodzakelijk is, bijvoorbeeld in het familie- en jeugdrecht en het strafrecht, hieronder te lijden hebben? Deelt u het beeld van de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal, gegeven in het programma Op1 (dd. 10 april 2020), dat wekelijks een achterstand van zo’n 5.000 tot 6.000 strafzaken ontstaat?

De aan het woord zijnde leden vragen op welke wijze door de Rechtspraak en het OM geanticipeerd wordt op het beperken van de achterstand in strafzaken dan wel – zodra die gelegenheid zich weer voordoet – het wegwerken van de achterstand? Bent u bereid daarvoor op hoofdlijnen een tijdelijk plan (scenario’s) te ontwikkelen en deze voor het einde van de maand april met de Kamer te delen? Bent u bereid daarbij «out of the box-oplossingen» op te nemen, zoals het plannen van zittingen in avond- en weekenduren, het in overleg of op voorspraak van de advocatuur meer benutten van de strafbeschikking, het benoemen van rechters boven de leeftijd van 70 jaar tot rechter-plaatsvervangers, het email-betekenen van dagvaardingen dan wel op andere wijze bekend maken van dagvaardingen, het tijdelijk loslaten van professionele standaarden, het meer dan thans het geval is (in eerste aanleg) toelaten van unus-Rechtspraak, het toekennen aan rechters van meer bevoegdheden om bij verhindering van één der procespartijen de zitting toch doorgang te laten vinden en andere tijdelijke maatregelen?

De leden van de CDA-fractie vragen hoe u omgaat met de bekostigingssystemen van instanties binnen de strafrechtketen die product gefinancierd zijn, zoals de Rechtspraak en het OM maar ook vele andere organisaties onder de J&V-paraplu? Deelt u de opvatting van deze leden dat deze organisaties in deze bijzondere tijd expliciete helderheid moeten hebben over hun financiële continuïteit die juist vanwege een terugloop aan instroom onder druk kan komen te staan? Wilt u met dezelfde spirit en intentie (blijven) kijken naar de financiering van de (sociale) advocatuur?

De leden van de D66-fractie zijn ingenomen met het besluit van de Rechtspraak om meer zaken te gaan behandelen. Kunt u aangeven in hoeverre de Rechtspraak hierdoor, in vergelijking met de situatie van voor de coronacrisis, weer operationeel is en wat het verwachtte effect is op de hierboven geschetste problemen van (sociaal) advocaten en tolken?

De leden van de GroenLinks-fractie willen hun grote waardering uitspreken voor iedereen die bij de rechtspleging is betrokkenen. Dankzij hen kan de rechtsgang onder deze buitengewone omstandigheden min of meer en met alle mitsen en maren blijven functioneren. Deze leden hebben er begrip voor dat onder de huidige buitengewone omstandigheden nagenoeg alles anders is geworden en de nodige flexibiliteit vraagt qua beleidsvorming en -uitvoering. Het roept bij de aan woord zijnde leden de vraag op hoe het justitiële afwegingskader voor noodzakelijke crisisbeslissingen er onder deze omstandigheden uitziet. Kunt u hierover een korte uiteenzetting geven? Als gevolg van de coronacrisis zijn de mogelijkheden die parlementariërs hebben om hun controlerende taak uit te oefenen immers beperkter dan onder normale omstandigheden. Kunt u aangeven hoe u borgt dat de principes van de democratische rechtsstaat ook in deze crisistijd overeind blijven? Hoe zijn beslissingen ten aanzien van het opschorten van rechtszittingen bijvoorbeeld tot stand gekomen? Op welke regelgeving zijn deze beslissingen gebaseerd? Wie heeft daartoe welke beslissing genomen? Kunnen we leren hoe andere (Europese) regeringen en parlementen op dit moment omgaan met de beperktere mogelijkheden voor democratische controle? Heeft u kennis kunnen nemen van de briefing «Justice for All and the Public Health Emergency»? Hebben de kernboodschappen uit dit rapport op enigerlei wijze een rol gespeeld in de besluitvorming over crisismaatregelen?

De leden van de GroenLinks-fractie hebben op zich begrip voor de aangepaste werkwijzen bij de gerechten. Tegelijkertijd zien deze leden grote problemen ontstaan in de afdoening van rechtszaken met alle gevolgen voor alle betrokkenen. Wat vindt u van de oproep van de Nederlandse Vereniging van Strafrechtadvocaten in het Advocatenblad, ondersteund door de NOvA, van begin april jl. om rechtbanken en gerechtshoven (beperkt) te heropenen? Zo nee, hoe denkt u de ontstane achterstanden op termijn weg te werken?

De aan het woord zijnde leden stellen vast dat sprake is van een lagere instroom van zaken tijdens deze crisis. Heeft de Rechtspraak beeld bij wat er nu niet wordt aangebracht? Welke teruggang in instroom wordt gesignaleerd en op wat voor soort zaken? Kunt u schetsen wat de maatschappelijke impact is van het zo goed als sluiten van de rechtbanken? Welke criteria worden gehanteerd bij de triage welke zaken doorgaan en welke niet? Hoe ziet het er in de nabije toekomst uit? Welke zaken worden weer opgepakt? Welke criteria gelden hiervoor? Wat betekent de dalende instroom voor de financiering op langere termijn?

De leden van de SP-fractie constateren dat er veel onduidelijkheid is ontstaan over de Rechtspraak tijdens de coronacrisis. Dat is spijtig gezien het cruciaal belang van de derde staatsmacht voor de maatschappij. Het was naar de mening van deze leden ook niet goed uit te leggen, dat de schoenwinkel op de hoek en de meubelboulevard open zijn, maar de Rechtspraak nagenoeg gesloten was.

Inmiddels is er meer duidelijkheid en worden er weer meer zaken behandeld, en dat is ook wel noodzakelijk. Toch hebben voornoemde leden nog enkele vragen. Blijft u er samen met de Raad voor de Rechtspraak (RvdR) en andere ketenpartners voor zorgen dat er voor alle betrokkenen duidelijkheid is en blijft over de activiteiten van de Rechtspraak? Worden de betrokkenen actief geïnformeerd, bijvoorbeeld met updates per mail? Bent u van plan ook de Kamer hierover duidelijk en tijdig te informeren? Welke uitgangspunten worden er gehanteerd bij de beslissingen over de activiteiten van de Rechtspraak? In hoeverre heeft u hierin een doorslaggevende stem, of bepaalt de Rechtspraak dit zelf?

Op vrijdag 10 april zei de heer Van der Burg in het programma Op1 dat de Rechtspraak in de toekomst ook ’s avonds en in de weekenden zal moeten gaan werken om de achterstanden in het strafrecht weg te kunnen werken. Wordt dit scenario serieus bekeken? Ook door andere ketenpartners?

BEANTWOORDING

Functioneren Rechtspraak tijdens de corona-crisis

Verschillende fracties hebben vragen gesteld over het functioneren van de Rechtspraak onder de beperking van coronamaatregelen, wat er wordt gedaan om weer meer terechtzittingen te houden en wat er wordt gedaan om opgelopen achterstanden weg te werken.

In de brief van 23 april jl. aan uw Kamer is ingegaan op de ontwikkelingen ten aanzien van de coronamaatregelen voor verschillende onderdelen van het beleidsterrein van Justitie en Veiligheid, waaronder de Rechtspraak. Aangegeven is dat de Rechtspraak na de sluiting van de gebouwen heeft toegewerkt naar het weer «coronaproof» kunnen openstellen van de gerechtsgebouwen voor het houden van fysieke zittingen in aanwezigheid van partijen. Vanaf 11 mei zullen weer meer zittingen op deze manier worden gehouden. Het houden van zittingen moet verantwoord kunnen gebeuren, en daarbij moeten de adviezen van het RIVM in acht worden genomen. Dat betekent dat er beperkingen zijn aan het aantal fysieke zittingen dat kan worden gehouden. De prioriteit ligt bij strafrecht en jeugd- en familierecht. De betrokken partijen worden door de gerechten actief geïnformeerd over welke zittingen er doorgaan en welke zaken worden behandeld. Uw Kamer wordt, zoals de afgelopen weken ook het geval was, actief over nieuwe ontwikkelingen geïnformeerd, zo geef ik aan op een vraag van de SP-fractie.

Voor een deel zijn in dit schriftelijk overleg gestelde vragen beantwoord in voornoemde brief van 23 april jl. en kan op deze plaats met een beknopt antwoord worden volstaan.

De leden van de CDA-fractie en de VVD-fractie stelden enkele vragen over het veilig mailen.

In reactie daarop kan ik melden dat de datum inderdaad gehaald is. Vanaf 9 april jongstleden kan er op een veilige wijze gemaild worden met de Rechtspraak en daarvan wordt ook gebruik van gemaakt. Daarmee is dit proces, waarvoor aanvankelijk geruime tijd was uitgetrokken, in enkele weken gerealiseerd.

Equality of arms principe

De leden van de CDA-fractie vragen aandacht voor het equality of arms principe, één van de principes die van belang zijn voor de vraag of sprake is van een eerlijk proces.

Met dat beginsel, dat besloten ligt in artikel 6 EVRM en ook ten grondslag ligt aan onze wettelijke regeling van het onderzoek op de terechtzitting, wordt gedoeld op het uitgangspunt dat het openbaar ministerie en de verdachte bij de berechting tot op zekere hoogte gelijke mogelijkheden hebben. Ook dat beginsel brengt mee dat een verdachte, ook als hij op afstand moet deelnemen, de hem toekomende rechten moet kunnen uitoefenen, zoals het recht als laatste te spreken. De Rechtspraak heeft aangegeven als landelijk uitgangspunt te hanteren dat de advocaat – indien hij dat wil – fysiek kan deelnemen aan een fysieke zitting. Advocaten krijgen dus net als de Officier van Justitie toegang tot de zittingszaal, maar zij mogen ook aangeven de voorkeur te hebben voor gebruikmaking van een telecommunciatiemiddel. Wanneer een procespartij – de verdachte of de benadeelde partij – door de noodzakelijke maatregelen alleen op afstand aan de terechtzitting kan deelnemen, moet deze wel in de gelegenheid worden gesteld zijn rechten uit te oefenen. De fysieke aanwezigheid van de advocaat kan de beperking die kan uitgaan van het slechts op afstand deelnemen, compenseren. Kort na de bekendmaking van de tijdelijke regeling werd daar in een enkele strafzaak nog niet overal uniform geen toepassing aan gegeven, maar dit is kort daarna opgelost. Ook in andere rechtsgebieden is aandacht voor alle procesdeelnemers, waarbij telkens de afweging wordt gemaakt tussen wat er moet en wat er kan. Naarmate een snelle rechterlijke beslissing noodzakelijker is, zal – als dat niet anders kan – de inzet van beperktere communicatiemiddelen aan de orde zijn. Zoals ik hiervoor aangaf, zullen vanaf 11 mei ook weer beperkt rechtszaken worden behandeld met procespartijen in de zittingszaal, als de fysieke aanwezigheid van partijen noodzakelijk is.

Doorgaan van zaken en zittingen

De leden van de CDA-fractie, de D66-fractie en de GroenLinks-fractie hebben verschillende vragen gesteld over het doorgaan van de zaken en zittingen en de gevolgen voor de Rechtspraak.

De Raad voor de Rechtspraak monitort wekelijks het aantal inkomende en afgehandelde zaken. De Raad constateert dat de afgelopen weken over de hele linie zowel het aantal inkomende als afgehandelde zaken de afgelopen weken ongeveer 30% lager lag dan in dezelfde weken van 2019.

Tussen rechtsgebieden en soorten zaken zijn er echter grote verschillen. Er worden vooral minder strafzaken (rechtbank én hof) en vreemdelingenzaken afgedaan dan in 2019. In sommige weken was de daling meer dan 50%. Ook in de rechtsgebieden rechtbank-handel, rechtbank-kanton en rechtbank-familie is sprake van een daling maar niet zo sterk als bij straf en vreemdelingenzaken. De afnames van het aantal afgehandelde zaken zijn grotendeels te verklaren door een afname van de instroom op deze rechtsgebieden. Er is bij rechtbank-handel tot dusver nog geen sprake van een toename van het aantal insolventierekesten (faillissementen en WSNP). Deze zijn nog steeds lager dan de aantallen in voorgaande jaren. De rechtsgebieden rechtbank-bestuur, belasting (rechtbank en hof), hof-handel, hof-familie en de CRvB en het CbB worden tot dusver veel minder of zelfs niet geraakt door de crisis.

Ik deel de observatie van de leden van CDA-fractie dat vooral zaken waarbij direct contact tussen de rechter en justitiabele noodzakelijk is, hinder ondervinden van de maatregelen. Daarom heeft de Rechtspraak ervoor gekozen in de komende fase van het opstarten en uitbreiden van de fysieke zittingen, prioriteit te geven aan zaken op het terrein van het strafrecht, jeugd(straf)recht en familierecht. De Rechtspraak heeft vanwege de coronamaatregelen ook na 7 april nog niet op normale wijze en niet op volle sterkte kunnen functioneren en dat zal ondanks verdere uitbreiding van het aantal zittingen ook de komende periode nog niet het geval zijn. Ook met de eerder gemelde inzet op het weer zoveel mogelijk zaken met een fysieke zitting afdoen zal het nog geruime tijd kosten voordat weer van een enigszins normale situatie gesproken kan worden. Ik deel het beeld zoals geschetst door de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal dat de werkvoorraad met duizenden zaken, waarvan het grootste deel lichte zaken, per week is toegenomen. De Rechtspraak zet samen met het OM alles op alles om de komende tijd achterstanden te beperken en terug te dringen.

Wegwerken van achterstanden

De leden van de CDA-fractie, de GroenLinks-fractie en de SP-fractie stelden ook enkele vragen over het wegwerken van achterstanden en scenario’s daarvoor en mijn rol daarin.

De Rechtspraak en het Openbaar Ministerie zijn en blijven in overleg over het beperken en terugdringen van achterstanden. Daarbij vindt ook de afstemming plaats met de advocatuur en partijen als de reclassering en slachtofferhulp. Ik spreek hierover met de Rechtspraak, maar het is aan de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie, nu het gaat over de inrichting van het primaire proces, hierin de koers te bepalen. In de Rechtspraak ligt het bepalen van de urgentie en prioritering van de zaken bij de vakinhoud. Daarbij spelen wettelijk eisen zoals termijnen om gehoord te worden, de ernst van de zaak en bijvoorbeeld in het jeugd- en familierecht de veiligheid van kinderen een grote rol. Ook wordt gekeken of schriftelijke afhandeling of behandeling met behulp van audiovisuele middelen mogelijk is.

Zoals hiervoor aangegeven, hebben de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie maatregelen getroffen om in de gerechtsgebouwen coronaproof te kunnen werken en weer meer zittingen te kunnen houden. Daarmee wordt vanaf 11 mei gestart en dit zal binnen de mogelijkheden waarin dit verantwoord kan, verder worden uitgebouwd. De aandacht gaat nu uit naar het weer zo veel mogelijk kunnen behandelen van zaken. Uiteraard wordt ook al nagedacht over hoe opgelopen achterstanden kunnen worden ingehaald. Om de capaciteit van de gerechtsgebouwen optimaal te benutten wordt de gerechten de mogelijkheid geboden voor openstelling in de avond of in het weekend. Vanzelfsprekend zullen, als van die mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, goede afspraken moeten worden gemaakt met de relevante partijen. Ook beziet de Rechtspraak de mogelijkheid om fysieke zittingen buiten de gerechtsgebouwen te organiseren. Er wordt, om achterstanden weg te werken en om ondanks beperkingen toch zo veel mogelijk zittingen te kunnen houden, ook «out of the box» gedacht. De door de leden van de CDA-fractie genoemde mogelijkheden zijn ook door leden van de Rechtspraak en het Openbaar Ministerie geopperd. Ik kan niet vooruit lopen op eventuele keuzes die daarin worden gemaakt. Wel zal in elk geval moeten worden voldaan aan rechtsstatelijke en (grond)wettelijke waarborgen en is in bepaalde gevallen afstemming met andere partijen zoals de NVvR en de advocatuur noodzakelijk.

In reactie op vragen van de CDA-fractie kan ik melden dat de Rechtspraak niet expliciet is benoemd als cruciale beroepsgroep, maar als zodanig wel valt onder de categorie noodzakelijke overheidsprocessen. Binnen de Rechtspraak, het Openbaar Ministerie en de advocatuur is gecommuniceerd dat betrokkenen bij urgente zaken (inclusief de schriftelijke behandeling) eventueel aanspraak kunnen doen op kinderopvang. Indien nodig kan daartoe een verklaring worden verkregen.

Bekostigingssysteem instanties strafrechtketen

De leden van de CDA-fractie en de GroenLinks-fractie hebben vragen gesteld over het bekostigingssysteem van instanties in de strafrechtsketen en hoe ook bij terugloop van de instroom of afdoening financiële continuïteit kan worden geboden.

Het bekostigingssysteem van de Rechtspraak biedt voldoende ruimte om in te spelen op bijzondere omstandigheden zoals deze zich nu voordoen. Artikel 21 van het Besluit financiering Rechtspraak 2005 bevat een hardheidsclausule, die de mogelijkheid biedt om maatwerk te leveren bij een dreigend negatief vermogen dan wel een ingrijpende wijziging van omstandigheden met aantoonbare gevolgen voor de productie. Over de inzet van deze bepaling is reeds contact geweest met de Raad voor de Rechtspraak. Besluitvorming hierover vindt in beginsel plaats aan het einde van het jaar, wanneer de productie en bijbehorende financiële gevolgen over geheel 2020 helder zijn. De ontwikkelingen in productie en bijbehorende financiële gevolgen volg ik op de voet en hierover blijf ik met de Raad in gesprek. Op de hardheidsclausule is ook in het verleden vaker een beroep gedaan, bijvoorbeeld omdat er onvoldoende instroom was om een afgesproken productie te leveren waardoor een negatief eigen vermogen dreigde.

Voor het OM geldt dat het bekostigingssysteem nog niet in de volle omvang operationeel is. Zoals ik u eerder berichtte in de brief van 9 april jl. resteert er een belangrijke aanpassing aan de systemen om te zorgen dat de productie betrouwbaar en volledig kan worden ontsloten vanuit de bronsystemen. Pas daarna kan ook worden afgerekend op de productie. Dit is op dit moment nog niet het geval. Mocht dit wel het geval zijn geweest, dan geldt voor het Openbaar Ministerie (OM) dezelfde procedure als bij de Rechtspraak en kan er een beroep worden gedaan op de hardheidsclausule in het bekostigingssysteem.

Afwegingskaders voor doorgang zittingen

De fractie van GroenLinks heeft vragen gesteld over de afwegingskaders om zittingen wel of niet door te laten gaan, hoe wordt geborgd dat de principes van de democratische rechtsstaat ook in crisistijd overeind blijven en wat geleerd kan worden van de aanpak in andere landen.

De toegang tot een onafhankelijke rechter is een belangrijke pijler van onze democratische rechtsstaat. Ook, en juist, in crisistijd moet de Rechtspraak haar maatschappelijke functie vervullen. De Rechtspraak heeft dit in de eerste plaats gedaan door op zaken te selecteren die geen uitstel dulden, en zaken waarvoor dit niet geldt. Deze door de Rechtspraak gemaakte selectie maakt het mogelijk dat enerzijds de toegang gewaarborgd blijft voor de zaken die geen uitstel dulden en anderzijds de volksgezondheid niet verder in gevaar wordt gebracht door het risico op verdere verspreiding van het virus.

In de tweede plaats zet de Rechtspraak alles op alles om zaken toch zoveel als mogelijk is door te laten gaan, door waar het kan zaken schriftelijk af te doen, fysieke zittingen te houden met inachtneming van de RIVM-richtlijnen of de mondelinge behandeling van zaken te laten plaatsvinden via elektronische communicatie. Sinds 7 april voorziet de Rechtspraak op alle rechtsgebieden in een uitbreiding van het aantal en het soort zaken dat wordt behandeld. Vanaf 11 mei wordt het aantal zaken dat op de fysieke zitting wordt behandeld uitgebreid. Hoewel het normale functioneren van de Rechtspraak door de maatregelen is beperkt, is het werk van rechtspleging op alle rechtsgebieden doorgegaan. Dit neemt niet weg dat er, binnen de bestaande wettelijke kaders, ook zaken zijn die aangehouden moeten worden. Met de op 24 april in werking getreden Tijdelijke Wet COVID-19 JenV wordt een voorziening geboden voor zaken die als gevolg van het virus mogelijk niet binnen de gebruikelijke wettelijke kaders afgedaan kunnen worden. Met deze parlementaire besluitvorming is eveneens een belangrijke pijler van onze democratische rechtsstaat gediend.

Ook andere EU-lidstaten hebben noodgedwongen de werkwijze binnen hun rechtspleging tijdelijk aangepast, veelal met de mogelijkheden binnen de bestaande regelgeving, onder meer door het prioriteren van bepaalde zaken, de verlenging van termijnen, het houden van zittingen zonder publiek, het horen van getuigen via videoconferentie en het gebruik van andere digitale communicatiemiddelen. Het gaat hierbij om vergelijkbare tijdelijke en proportionele maatregelen als het geval is in Nederland. Ik heb met belangstelling kennis genomen van het door de GroenLinks fractie genoemde rapport «Justice for All and the Public Health Emergency». Dit rapport is gedateerd van 9 april jongstleden en heeft om die reden geen rol kunnen spelen bij de eerdere besluitvorming over crisismaatregelen. In het Europees Justitieel Netwerk civiel is een eerste inventarisatie gemaakt van de maatregelen op civiel terrein. Deze inventarisatie is door plaatsing op het e-justice portal voor het publiek toegankelijk gemaakt.


X Noot
1

Kamerstuk 31 753, nr. 190

X Noot
2

Kamerstuk 31 753, nr. 190

X Noot
3

Kamerbrief, 16 januari 2020, Kabinetsreactie «Regels en ruimte – Verkenning Maatwerk in dienstverlening en discretionaire ruimte

X Noot
4

Onder de deelnemers (actief en passief) zaten onder andere gemeenten, uitvoeringsorganisaties en belangenorganisaties, departementen, advocaten, juridisch loket, Raad voor Rechtsbijstand, sociaal raadslieden, mediators, Rechtspraak, verzekeraars, consultants, hogescholen, universiteiten, CBS, WODC, TNO, Adviescollege Toetsing regeldruk, College van de Rechten van de Mens, Stichting Mee, Nederlandse Vereniging voor Gecertificeerde Incasso Ondernemingen, Programma Bindend Besturen Brabant, de Nationale ombudsman, de koninklijke bibliotheek en een aantal buitengerechtelijke geschilleninstanties.

X Noot
5

Kamerbrief, 16 januari 2020, Kabinetsreactie «Regels en ruimte – Verkenning Maatwerk in dienstverlening en discretionaire ruimte

X Noot
6

Marseille, A.T., de Waard, B.W.N. en Wever, M (2017) Horen in bezwaar: intern of extern?: NTB 2017/35

X Noot
7

Van der Vlugt, Y.M. en Versteeg, W.H. (2017), Verkenning nieuwe werkwijze horen door de regionale commissie bezwaarschriften, Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

X Noot
8

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 221.

X Noot
9

vergelijk ook Kamerstuk 19 637, nr. 2546, p. 49 en Kamerstuk 30 846, nr. 1, p. 23

X Noot
10

Van https://www.communicatierijk.nl/vakkennis/rijkswebsites/aanbevolen-richtlijnen/taalniveau-b1: Taalniveau B1 staat voor eenvoudig Nederlands. De overgrote meerderheid van de bevolking begrijpt teksten op taalniveau B1.

X Noot
11

Dit was de situatie voor de ontwikkelingen rondom het COVID-19 virus, als gevolg waarvan de loketten sinds de derde week van maart gesloten zin voor publiek.

X Noot
13

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 1628

X Noot
15

Vragen van het lid Groothuizen (D66) aan de Ministers voor Rechtsbescherming en van Justitie en Veiligheid over de gevolgen van het Corona-virus voor de (sociale) advocatuur (ingezonden 31 maart 2020), Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2686)

X Noot
16

Kamerstuk 23 645, nr. 715

X Noot
17

Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nr. 2256

Naar boven