Vragen van het lid Van Nispen (SP) aan de Minister van Justitie en Veiligheid over het stakingsrecht van tolken en vertalers (ingezonden 3 maart 2020).

Vraag 1

Heeft u begrip voor het feit dat tolken en vertalers staken, gelet op de ontstane commotie over alle plannen en aanstaande beleidswijzigingen en gelet op het feit dat de tarieven nog stammen uit respectievelijk 1981 en 1963?

Vraag 2

Bent u bekend met berichten die vanuit het Openbaar Ministerie naar stakende tolken en vertalers worden gestuurd om stakers erop te wijzen dat het niet nakomen van diensten een vorm van contractbreuk is, wat tot consequenties zou kunnen leiden?

Vraag 3

Deelt u de mening dat dit door tolken en vertalers als een dreigbrief, of in ieder geval als een intimiderend schrijven, kan worden ervaren?

Vraag 4

Wat vindt u van die berichten richting tolken en vertalers?

Vraag 5

Hoe verhoudt deze harde taal zich tot uw antwoord op eerdere vragen over deze stakingen waarin u schrijft dat de gevolgen beperkt zijn en dat in principe alle diensten gevuld worden?1

Vraag 6

Wat gaat u eraan doen om het stakingsrecht van de tolken en vertalers te waarborgen?

Vraag 7

Deelt u de mening dat het gebruik maken van het stakingsrecht geen gevolgen mag hebben voor de zakelijke relatie tussen partijen?

Vraag 8

Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het VAO tolken en vertalers?


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 1756

Naar boven