29 628 Politie

Nr. 667 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 oktober 2016

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 5 oktober 2016 overleg gevoerd met de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie, over:

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 juli 2016 met het WODC-rapport over spoedeisend preventief fouilleren (Kamerstuk 33 112, nr. 17);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 23 augustus 2016 met de reactie op het bericht «Talent verlaat politie» (Kamerstuk 29 628, nr. 657);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 31 augustus 2016 met de beleidsreactie op het Politieonderwijsverslag 2016 (Kamerstuk 29 628, nr. 659);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 september 2016 over diverse toezeggingen m.b.t. politie (Kamerstuk 29 628, nr. 662);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 6 september 2016 met het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie over door de politie genomen integriteitsmaatregelen: «Een onderzoek naar de maatregelen die moeten voorkomen dat politieambtenaren onjuist gebruik maken van politie-informatie.» (Kamerstuk 28 844, nr. 104);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 15 september 2016 met de beleidsreactie op het WODC-onderzoek aangiftebereidheid (Kamerstuk 29 628, nr. 663);

  • de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie d.d. 4 oktober 2016 met een drietal rapporten aangaande etnisch profileren door de politie (Kamerstuk 30 950, nr. 105).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Nava

Voorzitter: Visser

Griffier: Verstraten

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Helder, Kooiman, Recourt, Van der Staaij, Swinkels, Tellegen, Van Toorenburg en Visser,

en de heer Van der Steur, Minister van Veiligheid en Justitie.

Aanvang 15.01 uur.

De voorzitter:

Ik heet iedereen welkom bij dit algemeen overleg over de politie. De leden hebben vier minuten spreektijd. Ik stel voor dat zij zich beperken tot twee interrupties per persoon.

Laten we snel beginnen met mevrouw Tellegen van de VVD.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Ik begin met het uitspreken van mijn waardering voor al die politieagenten die dag in, dag uit onder grote druk waken over onze veiligheid. Zij doen een stap naar voren wanneer anderen een stap terug doen. Daarvoor verdienen zij ons respect, onze waardering en onze onvoorwaardelijke steun. Wat ze dan niet verdienen, is beledigd en getreiterd te worden of belachelijk gemaakt te worden door treitervloggers op YouTube.

De recente gebeurtenissen in Zaanstad, Maassluis en ongetwijfeld op veel meer plekken in ons land tonen aan dat het noodzakelijk is om hiertegen hard op te treden en aan te geven dat er op dit soort gedrag maar één antwoord is, namelijk lik-op-stukbeleid. Je zult maar in een wijk wonen waar een kleine groep jongeren de hele wijk terroriseert. Dan wil je niet dat jouw cultureel centrum, zoals dat in Maassluis het geval is, moet verhuizen omdat er voor de raddraaiers een plek moet komen waar ze een heropvoedingscursus kunnen volgen. Als dit soort tuig de rest van de wijk een onveilig gevoel geeft en mensen hun woongenot afpakt, wil je dat er wordt ingegrepen. Het gezag moet terug! Wetten en regels gelden in dit land voor iedereen en dus moeten we grenzen aangeven en handhaven. De politie wil wel, maar moet zich gesteund weten door het lokale gezag en dat gebeurt op dit moment te weinig.

Wat de politie ook niet verdient, is dat er wordt getwijfeld aan haar professionaliteit. De politie heeft dagelijks duizenden publiekscontacten en maakt dus aan de lopende band de afweging om iemand wel of niet staande te houden. Daarbij maakt zij gebruik van risicoprofielen op basis van heel veel factoren. De VVD waakt ervoor dat we straks in de situatie terechtkomen dat de politie ondanks een vermoeden of een signalement personen met een risicoprofiel niet meer aanhoudt, alleen om de schijn van discriminatie te voorkomen. De VVD ziet dan ook helemaal niets in stopformulieren, waarop agenten in het heetst van de strijd hun handelwijze moeten verantwoorden. Kan de Minister bevestigen dat stopformulieren ook niet op lokaal niveau in pilotvorm zullen worden ingevoerd? De VVD vindt dat we erop moeten vertrouwen dat agenten dit op professionele wijze doen.

De heer Recourt (PvdA):

Los van de opmerking over stopformulieren, verbaast mij deze inbreng van de VVD. Na stevig aandringen van de Kamer zijn de vorige en de huidige korpschef aan de slag gegaan met etnisch profileren. Ze hebben daarvoor grote complimenten gekregen. Inmiddels is daardoor geaccepteerd dat er een probleem is. Als ik de VVD beluister, is het net of zij zegt: wat een flauwekul; er is helemaal geen probleem; er is geen sprake van etnisch profileren; de politie moet gewoon haar werk doen en verder niets. Wat is eigenlijk het standpunt van de VVD?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Dat is niet wat ik heb gezegd. Ik ontken niet dat er sprake is van etnisch profileren en daar waar dat gebeurt, moet het worden aangepakt. Ik zeg alleen dat stopformulieren niet de oplossing zijn voor de problemen die zich voordoen. Ik ben het dan ook volstrekt eens met wat er in de brief van de Minister op dit punt staat, namelijk dat er veel meer gekeken moet worden naar de opleiding. Er moet inderdaad aandacht zijn binnen de politieopleiding om politiemensen hiermee bewuster om te laten gaan. Stopformulieren zijn wat de VVD betreft een motie van wantrouwen aan het adres van de professionele politieagent.

De heer Recourt (PvdA):

Goed om te horen dat het probleem in ieder geval niet wordt ontkend. Een van de maatregelen is diversiteit in het korps. Dat punt is inmiddels gelukkig ook opgepakt door het kabinet en het korps zelf. Een andere maatregel is dat mensen wat meer ruimte krijgen als ze extra ondersteuning nodig hebben bij het Nederlands. Ze moeten natuurlijk wel aan de eindeisen voldoen, want iedereen moet van dezelfde kwaliteit zijn. Ik hoor mevrouw Tellegen echter in de media zeggen dat dat vreselijk is en dat er daarmee aan de kwaliteit wordt getornd. Dat snap ik niet helemaal. Bent u soms tegen diversiteit in het korps?

Mevrouw Tellegen (VVD):

De heer Recourt is mij voor, want daar kom ik straks nog op. Als hij het goed vindt, vervolg ik nu mijn betoog want dan krijgt hij zo zijn antwoord.

Voorzitter. Een goede agent is een integere agent. De Minister heeft na het lekken van informatie onderzoek gedaan naar het integriteits-, screenings- en autorisatiebeleid en maatregelen getroffen. Ik wil van de Minister graag horen hoe hij nu verdergaat en hoe hij denkt dat dit zich verder zal ontwikkelen.

Alles wat wij van de politie vragen, vergt heel veel van iedere agent. Het politieonderwijs moet daarom extreem flexibel zijn en snel kunnen worden aangepast aan maatschappelijke behoeften en zo veel mogelijk praktijkgericht zijn. Hoe bepaalt de Politieacademie precies welke vakken en cursussen tot de opleiding moeten behoren?

De politie wil goede talentvolle collega's toevoegen aan het korps. Dienders dienen een afspiegeling te zijn van de Nederlandse samenleving. Die krijg je niet door politieaspiranten met een allochtonenachtergrond een tweede kans te geven en alle andere politieaspiranten niet. Wat de VVD betreft zijn de voorwaarden en de kansen om politieagent te worden voor iedereen gelijk en wordt er niet met twee maten gemeten, zoals bij de pilot BlauwTalent.

De politie waakt over de veiligheid van alle Nederlanders, maar dat is niet het enige. De manier waarop de politie optreedt, toont en bekrachtigt de morele orde van ons land. Dat komt onder druk te staan als het morele gehalte van de politie zelf ter discussie staat. Dat vergt van de politie dat zij heel strikte toelatingseisen en screeningseisen hanteert. Van de dienders en hun leidinggevenden vergt het een stevige morele meetlat. Maar het vergt ook iets van ons. De politie moet zich gesteund weten door haar chefs en door het lokaal gezag zodat zij met de juiste middelen en instructies haar werk kan doen. De politiek moet de politie onvoorwaardelijk vertrouwen geven en dat geldt zeker ook voor de samenleving waarvoor de politie zich dag in, dag uit inzet.

Mevrouw Swinkels (D66):

Het is mevrouw Tellegen waarschijnlijk wel bekend dat haar eigen fractievoorzitter weleens heeft gezegd dat etnisch profileren er helaas bij hoort. Is dat nog steeds het standpunt van de VVD?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Nogmaals, ik ontken niet dat er een probleem is, want er liggen drie rapporten waarin staat dat het voorkomt. Ik wil echter wel heel graag vasthouden aan de professionele en integere politieagent. Ik wil heel graag vasthouden aan het vertrouwen dat wij in de politie moeten hebben. Wij moeten erop vertrouwen dat politieagenten dusdanig zijn opgeleid dat het niet voorkomt. Als het wel gebeurt, moeten er korte metten mee worden gemaakt. Het moet dan worden aangepakt en daarom is het heel belangrijk dat er veel meer aandacht komt voor dit vraagstuk, maar dan wel gewoon binnen het korps. Ik vind die stopformulieren – daar ging de vraag van de heer Recourt net over – geen goede oplossing voor het vraagstuk etnisch profileren.

Mevrouw Swinkels (D66):

Die eerdere uitlatingen komen door wat mevrouw Tellegen vandaag zegt, toch wel in een ander licht te staan. Je hebt natuurlijk ook nog onze eigen premier die ooit zei: men moet zich nou eenmaal invechten in onze samenleving. Hoe zit het daar dan mee?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik weet niet precies waar mevrouw Swinkels nu op uit is, maar het moge duidelijk zijn dat ik me beroep op de professionaliteit van de agent. Als er sprake is van etnisch profileren zijn er tal van manieren om daarmee om te gaan. Je kunt aangifte doen. Dat wordt nu ook makkelijker gemaakt. Er worden allerlei oplossingen en maatregelen aangedragen in de brief van de Minister die ik volledig onderschrijf, maar we moeten wel zo realistisch zijn dat we durven vaststellen dat er nu eenmaal bepaalde bevolkingsgroepen oververtegenwoordigd zijn in de criminaliteitscijfers. Helaas gaat het zo nu en dan met die feiten in het achterhoofd mis. Praat ik dat goed? Nee, maar ik vind wel dat we het vervolgens op een goede en realistische manier moeten aanpakken.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Mevrouw Tellegen vertrouwt op de insteek van de politie en de professionaliteit van de politie, maar hoe beoordeelt zij dan de uitlating van de Minister waarin hij zelf toegeeft dat de politieorganisatie een knauw in het vertrouwen oploopt door etnisch profileren? Professionele insteek, prima, maar de eigen Minister zegt wel dat het een knauw geeft in het vertrouwen in de politie. Wat vindt u daarvan?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Als u hebt geluisterd naar het einde van mijn betoog, dan hebt u gehoord dat ik heb betoogd dat de politie er ook is om de morele orde in dit land te handhaven. Als er intern bij de politie dingen niet op orde zijn, of het nu gaat om het lekken van informatie, integratievraagstukken of het issue «etnisch profileren», dan moet je er heel serieus in je eigen organisatie naar kijken. Dat gebeurt ook als een niet-integere politieagent informatie lekt, want ook dan loopt de organisatie een knauw op en moet je daarmee aan de slag.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

De VVD profileerde zich in de afgelopen periode als de crimefighters. Normerend optreden was belangrijk volgens de VVD. Afgelopen week hebben we nog talloze debatten gehad waarin we met elkaar zeggen dat er normerend opgetreden moet worden. Waarom laat de VVD dat achterwege wanneer er al jarenlang wordt gesproken over een fundamenteel probleem bij de politieorganisatie? Moet de politiek daar ook niet normerend optreden? Het is toch niet zo gek dat de politiek dat hier met elkaar doet? Uit uw betoog maak ik op dat u zegt dat we het aan de politieorganisatie zelf moeten overlaten. Wat is uw taakopvatting als parlementariër? Vindt u dat u hierbij een rol moet spelen? Vindt u ook dat er normerend opgetreden moet worden? Het is toch geen houding om het aan de politieorganisatie zelf over te laten? Wat is uw rol als politicus? Wat is uw rol als grootste partij in dit parlement?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Zoals wij inmiddels van hem gewend zijn, trekt de heer Kuzu ook vandaag weer een heel grote broek aan. Ik kan er dit over zeggen en dat is een herhaling van wat ik net al een keer heb gezegd: de politieorganisatie moet zichzelf serieus nemen, want alleen op die manier kan ze ook naar buiten toe daadkrachtig optreden. Er zit wel een keerzijde aan de medaille. De discussies en de debatten die we de afgelopen weken in dit huis hebben gevoerd – de heer Kuzu was daar een aantal keren nogal dominant bij aanwezig – hebben ook een andere kant, namelijk wat er in Zaandam is gebeurd. Daar stond een jongen op een auto te dansen. Daar valt een hoop op af te dingen, maar het beeld is dat dat het andere uiterste is, namelijk dat er niet wordt ingegrepen omdat die persoon een andere achtergrond heeft. Dat is de keerzijde van het vraagstuk etnisch profileren. Ik geef het je te doen als politie, want dat zijn de twee vuren waartussen zij iedere dag professioneel moet optreden.

De voorzitter:

Mijnheer Kuzu, u gaat nu uw tweede interruptie gebruiken.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

De tweede alweer!

Het gaat mij om de taakopvatting van een parlementariër. Ik constateer dat er in Zaandam en Maassluis dingen zijn gebeurd en dat er daar gedrag te zien was dat niet door de beugel kan. Daar moeten we mensen inderdaad op aanspreken. Als u vindt dat ik dat niet heb gedaan, dan doe ik dat hierbij. We moeten de mensen dus aanspreken op hun gedrag en niet op basis van hun etniciteit, achtergrond of huidskleur. We moeten ze aanspreken op hun gedrag! Dat is één. Ik constateer tegelijkertijd dat de VVD heel ruig is wanneer het gaat om uitingen en gedrag van mensen in Zaandam, de Schilderswijk, Maassluis – zie alle voorbeelden van de afgelopen periode – maar weinig kritisch is, ook in de afgelopen periode, wanneer het gaat om een fundamenteel onrecht in de samenleving, namelijk etnisch profileren. Bent u dat met mij eens of wilt u maar één zijde van de medaille belichten en uitvergroten om de andere zijde niet te hoeven zien?

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik verval in herhaling. Ik heb net uitgelegd dat het meten met twee maten afgelopen moet zijn. Alleen als de politie heel consequent en rechtlijnig optreedt tegen eenieder die de wet overtreedt, kan de politie gerechtvaardigd optreden. Dat geldt dus ook voor de politieagent die zelf over de schreef gaat, want ook hij of zij moet iedereen dezelfde normen en wetten opleggen. Zo niet, dan is het een glijdende schaal. Ik kan niet duidelijker zijn. Het is absoluut niet waar dat de VVD over het een harder is dan over het ander. Ik heb zojuist in drie interruptiedebatjes al gezegd dat het probleem kennelijk bestaat en dat we daarvoor een oplossing moeten zoeken. We hebben nu een discussie over wat die oplossing moet zijn, maar u hebt mij dus helemaal niet horen zeggen dat dit een probleem is dat we even onder het tapijt moeten schuiven. Ik kan er wel een relativering op loslaten, want er zijn nu eenmaal wijken waar 90% van de bevolking een allochtone achtergrond heeft. Als je daar een aantal mensen staande houdt, dan zit je al snel op dat hellende vlak. Maar nogmaals, die relativeringen moeten er niet eens toe doen want als er een probleem is, moet dat worden aangepakt. Meten met twee maten is niet waar de VVD voor staat. Juist niet!

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Het doet mij deugd om te horen dat de VVD niet de partij is van het meten met twee maten, maar ik constateer wel dat wanneer het gaat om één zijde van de medaille er wel heel hard wordt gesproken. Uit het betoog van de VVD net blijkt ook dat er wordt gerelativeerd: er wordt gedaan alsof het weggepoetst moet worden en we moeten pappen en nathouden. Ik dacht dat de VVD de partij was van het niet pappen en nathouden, maar van het aanspreken en aanpakken van fout gedrag. Ik zou echt heel graag wensen dat de VVD dat blijft doen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Dat is een ongelooflijk mooie wens. Dank.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik zal mij vandaag voor de verandering eens aan de agenda houden. Ik heb wel een paar werkbezoeken afgelegd en ik denk dat ik in tweede termijn de Minister daarover nog wel wat vragen zal stellen, maar laat ik die cliffhanger maar even boven de markt hangen!

Mijn eerste punt is de reactie van de Minister op het bericht dat talent de politie verlaat. De zogenoemde braindrain valt volgens de Minister niet op te maken uit de huidige uitstroomgegevens en er wordt juist ingezet op het aantrekken van talent op de gebieden financieel-economisch, cyber en forensische opsporing. Dat vindt mijn fractie een iets te makkelijke reactie, want hebben er dan helemaal geen leidinggevenden en/of medewerkers ontslag genomen? Is er niet een onderzoek uitgevoerd in opdracht van de korpsleiding naar een manier om deze braindrain te stuiten? Of zuigt de ACP het uit zijn duim als hij zegt dat een flink aantal zeer deskundige mensen de politie verlaat? Er wordt blijkbaar wel ingezet op het aantrekken van talent – dat erken ik onmiddellijk – maar blijkbaar niet op het behouden daarvan. Ik verwijs daarom ook nog maar een keer – we hebben er vaker over gesproken – naar het boek De gekooide recherche van Michiel Princen. Ik krijg graag een wat uitgebreidere reactie van de Minister op deze vragen.

De pilot BlauwTalent moet zorgen voor meer diversiteit binnen het korps. De pilot is bedoeld voor kandidaten met een dubbele culturele achtergrond die niet door de selectieprocedure zijn gekomen. Zij krijgen vervolgens in een programma van tien weken scholing en training om de kans te vergroten om bij een volgende sollicitatieronde wel door de selectieprocedure te komen. Diversiteit nastreven is prima maar niet op deze manier. Als een allochtone kandidaat agent wil worden is dat prima, maar hij of zij moet dan wel net als een autochtone kandidaat aan de criteria voldoen. Als dat niet «divers» is, dan is dat jammer, maar de kwaliteit dient wel voorop te staan. Is de Minister dat met mijn fractie eens?

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb zo'n moeite met de teneur van wat u zegt over BlauwTalent, alsof er concessies aan de kwaliteit worden gedaan. Als ik het goed begrijp, wordt er geen enkele concessie aan de kwaliteit gedaan en moet iedereen aan dezelfde eindvoorwaarden voldoen. Er wordt alleen gekeken naar een manier om de pool waaruit je mensen werft zo groot mogelijk te maken. Als je voor diversiteit bent, lijkt me dat een uitstekend uitgangspunt.

Mevrouw Helder (PVV):

Nee, hoe het nu gaat, is het de omgekeerde wereld. De een krijgt twee kansen en de ander krijgt er één.

De heer Recourt (PvdA):

De een heeft wellicht een achterstand waar een ander die niet heeft. Als diversiteit binnen dezelfde kwaliteitscriteria je doel is, moet je gaan zoeken naar een manier om dat te bevorderen. Het lijkt wel of u het doel met de mond belijdt en namens de PVV zegt «toch maar liever niet» als er invulling aan wordt gegeven.

Mevrouw Helder (PVV):

Nee, ik hoor collega Recourt zeggen dat de een wellicht een achterstand heeft. Ik kaats de bal dan terug, want daarmee erkent hij eigenlijk dat allochtone kandidaten een achterstand hebben. Dat zijn mijn woorden niet eens! Wat is dan eigenlijk die achterstand? Hulp is prima, maar als de een het op eigen kosten moet doen en de ander niet, kom je op een glijdende schaal terecht. Zo kun je diversiteit niet nastreven. Het moeten eerlijke kansen zijn. Als er een achterstand is, moet die zo veel mogelijk op eigen kracht en met hulp, maar niet met deze hulp, worden ingelopen.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik ga verder met het integriteitsscreenings- en autorisatiebeleid en het beleid om onjuist gebruik van politiesystemen tegen te gaan. In de media zijn recent nog berichten verschenen over zorgen over het gevaar van nieuwe corruptie: criminelen zouden met verkregen codes proberen om systemen te kraken of politiemensen onder druk te zetten om informatie te geven. Ik verwijs daarvoor maar naar het verzoek van de heer Struijs van de NPB om een extern onderzoek naar corruptie te laten uitvoeren. Wat vindt de Minister daarvan? Is hij het daarmee eens?

De beleidsreactie op het WODC-onderzoek naar aangiftebereidheid is er na twee jaar vragen eindelijk! In eerste instantie was ik heel erg blij. Dat geldt voor de Minister ook, want hij schrijft vrolijk dat er geen sprake is van een daadwerkelijke verandering in de meldings- en aangiftebereidheid van burgers. In de brief wordt echter met geen woord gerept over het feit dat uit het rapport blijkt dat de aangiftebereidheid gemiddeld een schamele 26% is, inclusief de aangiftes via internet. Als je die niet meetelt is het slechts 19%. Dan klinkt dat het gejubel in de brief natuurlijk opeens wel heel anders. Het heeft verder ook invloed op de geregistreerde criminaliteit en daarmee op de criminaliteitscijfers waarmee de regering altijd goede sier probeert te maken door te zeggen dat de criminaliteit daalt.

Ook gaat de Minister niet in op de belangrijkste oorzaak die door 20% wordt genoemd, namelijk dat het toch niets helpt. Daarmee bedoelen ze het doen van aangifte. De Minister schrijft alleen dat het beter is om de aangiftebereidheid per type delict te bekijken. Ten slotte schrijft hij dat hij zich blijft inzetten om de aangiftebereidheid te vergroten, maar hoe hij dat denkt te gaan doen, is een groot raadsel want dat staat niet in de brief. Daarom stel ik nu de vraag: hoe gaat de Minister dit doen en is hij bereid, afrekenbare doelstellingen te formuleren over het verhogen van de aangiftebereidheid?

Ik ga verder met het proactief profileren. Ik zeg bewust «proactief profileren» en daarvoor verwijs ik naar de bijsluiter van de onderzoekers die het onderzoek hebben gedaan dat heeft geresulteerd in het rapport Boeven vangen. Zij voelen zich gedwongen tot het maken van deze bijsluiter omdat bij hen de vrees bestaat dat de noodzakelijke nuance bij dit gevoelige onderwerp in de media zoek zal raken en de term «etnisch profileren» de bovenhand zou krijgen. Maar ook de Minister maakt in de aanbiedingsbrief die fout, want hij schrijft over etnisch profileren zonder nadere duiding.

Ik zie u een signaaltje geven, voorzitter. Moet ik even stoppen voor een interruptie?

De voorzitter:

U moet uw betoog afronden, want u bent over uw tijd heen. Ik vraag u uw laatste vraag te stellen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is wel een beetje lastig, want ik heb het idee dat ik dan net iets minder tijd heb gekregen.

De voorzitter:

Dan moet u die vraag in tweede termijn stellen, want u bent over uw vier minuten heen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dan rond ik even heel snel af, voorzitter, door te zeggen dat we wel voor ogen moeten houden dat we die proactieve controles met z'n allen hebben gewild. Ik verwijs daarvoor maar naar de patseraanpak. Mijn fractie is het daarmee nog steeds eens en wij steunen de agenten op de werkvloer dan ook. Wij willen zeker ook geen stopformulier, maar de Minister sluit dat niet uit. Hij schrijft namelijk «thans» in zijn brief. Sluit de Minister stopformulieren nu wel of niet daadwerkelijk uit?

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Afgelopen maandag was ik met mijn collega Van der Staaij op werkbezoek in de Schilderswijk. Het was zeer informatief. Heel veel politiemensen gaven toen aan dat ze hun werk bevlogen doen en blij zijn met het werk dat ze doen en met wat ze bereiken. Dat geldt zeker voor hun werk in verband met de jihadstrijders die zijn teruggekeerd en voor hun investeringen in de wijk. Ze zeggen wel dat er een probleem is met de capaciteit die daarvoor beschikbaar is. Vooral het aantal wijkagenten is gewoon onvoldoende. Ik krijg dat niet alleen terug uit de Haagse Schilderswijk, maar uit praktisch elk werkbezoek aan agenten. Agenten zeggen mij dat in de loop der jaren de capaciteit eigenlijk alleen maar achteruit is gegaan, omdat het aantal fte's zelfs met de gatenopvulmachine van dit kabinet kleiner is geworden. Verder worden wijkagenten over het algemeen ook veel ingezet voor andere taken, bijvoorbeeld voor de nooddienst. Ik zou heel graag van de Minister horen wat hij gaat doen om met name de capaciteit in de moeilijke wijken te vergroten.

Ik ben heel erg geschrokken van het onderzoek naar de robuuste basisteams. Ik hoop dat de Minister dat ook is, want uit dat rapport blijkt dat de teamchefs veelal overbelast zijn en dat de afstand en de drempels tussen politie en burger zijn toegenomen. Verder is de politie minder makkelijk bereikbaar als gevolg van de sluiting van de politiebureaus. Daardoor zullen mensen ook minder snel aangifte doen. Zoals mijn collega Helder aangaf, staat dat ook in de veiligheidsmonitor. Het is wel heel makkelijk om de conclusie te trekken dat de criminaliteit afneemt, want als mensen geen aangifte doen is dat niet te meten. Ik vraag de Minister nogmaals wat hij gaat doen om dit te verbeteren.

IK heb niet alleen de Schilderswijk bezocht. Zo was ik in het reces in de Bijlmer. Op beide locaties erkent men dat er een probleem is. Dat zie je ook terug in de onderzoeken. De politie geeft trainingen en heeft gesprekken waarin feedback wordt gegeven, maar met gesprekken alleen kom je er niet. Ik was een beetje teleurgesteld in de brief van de Minister. Ondanks wat er in het WOCD-onderzoek staat over stopformulieren – ik heb daar toch echt een andere mening over dan mijn collega's van de VVD en de PVV – schrijft hij namelijk dat etnisch profileren volgens onderzoeken in het buitenland, waaronder Engeland, en het hele pakket van maatregelen wel degelijk positieve invloed hebben gehad. Ik snap dan niet of er sprake is van bewustwording over wat we doen met etnisch profileren. Doen we dat nu wel of doen we dat niet? Ik snap dan ook niet waarom de Minister Amsterdam niet toestaat een pilot te doen. Het plan voor die pilot is overigens wel aangenomen in de Amsterdamse gemeenteraad.

De Minister zegt te kijken naar de opleiding en wijst er dan op dat we BlauwTalent hebben. Ik vind dat op zich goed, maar dat betreft alleen de selectieprocedure. We hebben bij de werving ook nog een hele wereld te winnen aan diversiteit op de academie. Hoe gaan we dat doen? Hoe gaan we dat dan inzetten? Er zijn heel veel teams bezig met dit onderwerp. Hoe zorgen we ervoor dat de effectiefste methode ook echt wordt ingezet? Ik vraag dat omdat ik ook daarover niets lees in de brief van de Minister.

Voorzitter, u kijkt me streng aan. Hoeveel tijd heb ik nog?

De voorzitter:

Een halve minuut.

Mevrouw Kooiman (SP):

Oké. Dan ga ik nog twee puntjes doen.

Er zijn echt problemen met het navigatiesysteem van de politie. Het geeft onlogische routes door, schermen lopen vast en het schakelt zichzelf uit als je per ongeluk al langs de bestemming bent gekomen. Er zijn verder problemen met de koppeling tussen de meldkamer en het systeem en ook breken toetsen op het toetsenbord af. Dat is een veelvoud aan problemen ik hoor graag van de Minister wat hij daaraan gaat doen.

Tot slot de aanpak van verwarde personen. Ik maak me zorgen over wat er kan gaan gebeuren als de politie op 1 januari stopt met het vervoer van die verwarde personen. De ggz zegt dat zij geen bedden heeft en dat die mensen daarom op straat terecht zullen komen. De GGD zegt verder niet de capaciteit te hebben om die mensen te vervoeren en daarvoor misschien ook wel onvoldoende kennis te hebben. Wie gaat het dan doen? Gaat de Minister integraal met de Minister van VWS bekijken hoe we dit probleem kunnen oplossen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik ben blij met de voorgaande sprekers, want ik kan op een heleboel punten bij hen aansluiten.

Allereerst sluit ik me graag aan bij de woorden van waardering van mevrouw Tellegen. Onze dienders staan iedere dag in de wind om te proberen het voor ons allen veilig te maken. Ze krijgen echt een heel ingewikkelde opdracht van ons, want aan de ene kant willen we dat ze zo daadkrachtig mogelijk optreden. Soms gaat dat mis en dan staan ze direct voor het bankje. Soms is dat begrijpelijk maar tegelijkertijd is dat best moeilijk. Aan de andere kant willen we dat ze rekening houden met alle individuen in onze Nederlandse samenleving. We willen niet dat mensen met een andere huidskleur iedere dag weer aan de kant van de weg worden gezet.

De politie wil dat zelf ook niet, maar helaas hebben we de politie tegelijkertijd ook gevraagd om met een patseraanpak te komen. Dat is dus voor die knullen in die autootjes bedoeld. Dat is natuurlijk heel vervelend als je een bedrijf hebt waarvoor die knullen in auto's rijden, want die worden dan vaker aangehouden. Ik vind het een belangrijk probleem en daarom moedig ik dit kabinet en de top van de politie aan om het serieus aan te pakken, want we willen niet dat het uit de bocht vliegt. Dat willen we allemaal niet. Ik wil ook dat een jongen die zijn best doet, in zo'n autootje rijdt en netjes naar zijn werk gaat, niet het gevoel heeft dat de politie hem steeds maar weer op de korrel neemt. Tegelijkertijd wil ik ook dat een patser in een autootje denkt: laat ik maar opletten want de kans dat ik aan de kant van de weg wordt gezet, is vrij groot.

Dat is het spanningsveld waarin onze politie iedere dag werkt en daar heb ik groot respect voor. Ik zie ondertussen ook beelden van jongens die op auto's dansen en dan wordt ik echt helemaal giflink! Dat kan echt niet. Mevrouw Tellegen heeft dit goed uitgelegd en daarom hoef ik er niet meer over te zeggen. Het valt me nog wel op dat vervolgens die treitervloggers van alles op internet zetten.

Voorzitter, ik merk dat de telefoon van de Minister afgaat. Die mag hij gerust even opnemen, hoor.

De voorzitter:

Dat is een treitervlogger die ook even ...

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Hier zouden we een filmpje van moeten maken want dan kan iedereen zien hoe bang de Minister is van zijn eigen telefoon. Voorzitter, ik krijg hiervoor toch wel tien seconden meer spreektijd, hè?

Even serieus. Wat mij verbaast over die treitervloggers is dat er soms allerlei advertenties op hun sites verschijnen. Kan de Minister onderzoeken wanneer dat strafbaar is? Als een vlogger bepaalde delicten toont, kan hij zich daarmee schuldig maken aan opruiing. Is degene die daar middelen en gelden voor beschikbaar stelt, dan ook strafbaar? Wanneer is daarvan sprake? Wordt daarnaar gekeken? Ik vraag dat, want volgens mij is een «leuk» bedrijf dat geld betaalt om dat mogelijk te maken, net zo strafbaar als degene die het «leuk» op internet knalt.

Ik maak me ook heel grote zorgen over het politieonderwijs, een onderwerp dat vandaag ook op de agenda staat. In de stukken las ik dat er een achterstand is bij de docenten, dat continu leren een uitdaging is omdat het een niet heel erg lerende organisatie is en dat het misschien lastig is om vakbekwaamheid af te dwingen. Dat laatste snapte ik niet. Kan de Minister ingaan op wat daarmee wordt bedoeld, want ik kon het niet duiden?

Ik heb met de politie gesproken en de politiemensen zeiden mij in die gesprekken dat iedereen wel mooie woorden wijdt aan cybersecurity, maar dat zij eigenlijk vaak überhaupt niet zo goed weten hoe internet werkt. Ze zeggen allemaal een beetje twee linkerhanden te hebben. Komt er een moeder binnen omdat haar kind bijna tot een suïcide wordt gepest op internet, dan heeft de politie eigenlijk geen duidelijk idee van wat ze wanneer mag doen en hoe ze zoiets het beste kan aanpakken. Hoe gaan we ervoor zorgen dat de politie deze kennis binnenhaalt om ook hier het verschil te kunnen maken?

Mijn laatste punt haakt ook wel een beetje aan bij de aangiftebereidheid. We zien namelijk niet alleen dat er heel veel delicten verschuiven naar internet, maar ook dat de aangiftebereid verschuift, namelijk naar beneden. Ik wil dat mensen sneller over de drempel stappen om daarvan aangifte te doen, omdat ze weten dat de politie ook op het internet adequaat kan optreden. Het is heel erg belangrijk dat we dat voor elkaar weten te boksen.

Op veel terreinen moet er dus meer deskundigheid komen, zeker ook op internet. Als je kijkt naar die profchecks, zie je dat het de politie niet lukt om zichzelf bij te scholen. De nationale politie krijgt de opdracht om dat uit te voeren maar ik hoor van politiemensen dat ze gewoon geen tijd hebben om de cursus te volgen. Ik wil dat de Minister ervoor zorgt dat dat wel gebeurt.

Tot slot zeg ik nog iets over het beslag. De Minister heeft ons een mooie brief gestuurd over hoe dat beslag zal worden verbeterd. Ik lees echter ook dat we straks nog steeds drie manieren hebben om iets te registreren. Eerst wordt geregistreerd dat er iets in beslag is genomen, vervolgens registreert het Openbaar Ministerie het en ten slotte registreren we het nog een keer voor degene bij wie het in beslag is genomen. Als ik een diender was, werd ik gillend gek want hij krijgt hiervoor geen ondersteuning. Wat kan de Minister op dit punt betekenen?

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik heb maar twee onderwerpen gepakt uit de vele onderwerpen die op de agenda staan. Ik begin kort met de wijkagenten, want dat was de kop in De Telegraaf. De PvdA zet zich sinds jaar en dag in voor de wijkagent, omdat we ervan overtuigd zijn dat ze noodzakelijk zijn voor de veiligheid in wijken en het bestrijden van terrorisme. Verder is de wijkagent het aanspreekpunt voor de burgers en zorgt hij ervoor dat burgers de politie niet als een tegenstander maar als een bondgenoot zien. Daarom wil ik het kabinet heel hard houden aan de afspraken die we in het laatste regeerakkoord hebben gemaakt: meer geld voor de wijkagenten om ze op niveau te krijgen. Daarnaast is er de kwaliteitsafspraak dat ze bijna niet weggetrokken mogen worden: 80% moet zich voor dat werk inzetten en niet in naam wijkagent zijn en in de praktijk vreemdelingenagent, ME'er of wat dan ook.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk juist dat we opnieuw naar dat eerste onderwerp moeten kijken. Ik hoor de Partij van de Arbeid gelukkig zeggen dat de wijkagent ons eigenlijk was toegezegd in een bepaalde hoeveelheid maar dat daar op dit moment niet aan wordt toegekomen. Wat gaan we daar nu aan doen? Hoe gaan we ervoor zorgen dat die wijkagent er wel is? Die is er nu niet. Die is er onvoldoende. Er komt meer geld bij, zo wordt gezegd, maar de burgemeester van Den Haag zegt al dat dat niet genoeg is en de bonden zeggen hem dat na. Ik wil eigenlijk van de coalitie horen hoe we ervoor gaan zorgen dat het met de wijkagenten op orde komt.

De heer Recourt (PvdA):

Er is een aantal redenen waarom het nu niet op orde is. Ten eerste hebben we het er al vaak over gehad in deze commissie – ik ben alleen maar een vervanger en ik heb die debatjes ook gevoerd – dat er een aantal plekken vrij werd gehouden bij het invullen van de formatieplaatsen. Dat is nu voorbij en er kan nu met volle kracht worden gewerkt aan het invullen van die plaatsen. Wat hebben we als coalitie gedaan? We hebben gezegd dat er geld bij moet. Dat geld komt er nu bij en dat wordt voor een groot deel ingezet voor de wijkagenten. Bovendien geven we er ook nog eens een kwalitatieve norm bij: als je een wijkagent hebt ingezet, kun je die er niet zomaar weer uithalen voor andere taken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dit kabinet is vrij uniek in de geschiedenis want het zit vermoedelijk de hele rit uit. Je zou dan toch denken dat dit punt na een volle kabinetsperiode op orde was. Dat is het niet. Dat geldt zowel voor de hoeveelheid tijd die een wijkagent aan zijn wijk kan besteden als voor het aantal wijkagenten. Ik wil eigenlijk gewoon weten of we het straks bij de begroting eindelijk op orde hebben en of ook burgemeester Van Aartsen rustig kan gaan slapen omdat hij weet dat er in zijn wijken een wijkagent rondloopt. Het is nu niet op orde en ik wil gewoon weten hoe we ervoor gaan zorgen dat het wel op orde komt. Pakt de coalitie in het staartje van deze regeerperiode deze verantwoordelijkheid nu eens echt op?

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan alleen maar herhalen dat wij dat hebben gedaan. We hebben gezorgd voor extra geld en gezegd dat het echt aan de agenten in de wijk moet worden besteed. Meer kunnen wij niet doen want de Kamer is geen uitvoerder. Ik verwijs naar waarmee ik begon, want ik begon met de Minister daarop stevig aan te spreken. Ik ga ervan uit dat hij het gewoon gaat doen, maar ik wil heel nadrukkelijk bevestigen dat dit van groot belang is voor deze coalitiepartner en ik denk ook voor de andere.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik struikel er telkens over dat de coalitiepartijen zeggen dat er extra geld komt. De Minister schermt er ook mee, maar als je een heel groot gat graaft en dat vervolgens weer vult met een beetje zand, is het gat natuurlijk nog niet gedicht. Dat is wat er eigenlijk een beetje gebeurt. De krater is geslagen. Je vult hem voor de helft en je zegt: kijk, er komt extra geld bij. Van het huidige aantal agenten gaat er straks 2.619 fte af en dat betekent dat er helemaal geen extra blauw in de wijken komt. Gaat de Partij van de Arbeid nu eindelijk eens echt inzetten op die extra middelen, nu ook de burgemeesters aangeven dat dat nodig is?

De heer Recourt (PvdA):

Ik kan het alleen maar herhalen: wij hebben ingezet op extra middelen en er komen ook extra middelen. Het is evident dat er altijd extra middelen bij kunnen, maar laten we dat in de volgende kabinetsformatie regelen. Als u daar straks in zit, moet u dat vooral doen. In deze begroting komt er gewoon een flinke schep bij. Leuker kan ik het niet maken.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik zou het zonde vinden dat ik de troep van vier jaar coalitiebeleid na de volgende verkiezingen zou moeten opruimen. Ik ben dat niet van plan. Ik wil dat het nu wordt opgelost. Het gaat natuurlijk ook helemaal niet om extra geld, want het is gewoon geld om gaten op te vullen. Als je daadwerkelijk wilt dat wijkagenten hun werk kunnen doen, moet je als PvdA bij de begroting met een groot plan komen. Gaat de PvdA dat samen met ons doen? Het lijkt me heel leuk dat de PvdA dat samen met de oppositie doet, want volgens mij willen we allebei dat er ook echt meer wijkagenten worden ingezet.

De heer Recourt (PvdA):

Nogmaals, de wijkagent hebben wij geregeld. Nieuw aan deze opmerking is wel dat de SP de komende periode blijkbaar niet wil gaan reageren.

Mevrouw Swinkels (D66):

Het ging daarnet over het werkbezoek aan de wijkagenten. Ik mocht niet mee en volgens mij waren mevrouw Van Toorenbrug en mevrouw Helder er ook niet bij. Ik vraag me dan ook af of er wellicht is geprofileerd op blond en blauwe ogen en dat die niet mee mochten. Maar dat terzijde.

Als je een toekomstbestendig en goed politieapparaat wilt hebben, moet je er natuurlijk voor zorgen dat de instroom van jonge agenten op peil blijft om juist in de toekomst en misschien al wel in de volgende kabinetsperiode voldoende wijkagenten te hebben. De woordvoerder van de PvdA zegt dat we het misschien wel in de volgende kabinetsperiode kunnen regelen, maar ben je dan niet te laat?

De heer Recourt (PvdA):

Het zijn allemaal vragen die op hetzelfde neerkomen: moet er niet meer gebeuren? Er kan altijd meer gebeuren. Ik constateer alleen dat er een stevige hap richting de politie gaat en dat daaraan de voorwaarde is verbonden dat een deel daarvan moet worden belegd bij de wijkagenten. Die wijkagenten mag je er bovendien niet zomaar uittrekken wanneer je een ME'er nodig hebt. Eerlijk gezegd ben ik daar trots op. Had ik dat liever eerder geregeld? Ja, dat had ik. Kan er nog meer? Ja, maar we doen wat en we doen zelfs vrij veel.

Mevrouw Swinkels (D66):

Dan heb ik nog steeds niks gehoord over de instroom en daar draait het wel om. Kan de heer Recourt daar nog op reageren?

De heer Recourt (PvdA):

Niet meer dan ik gezegd heb, want ik ga niet over de instroom en mevrouw Swinkels ook niet. Dat is namelijk gewoon aan de uitvoerders. Die moeten mensen werven en voorzien in een aanvulling voor de politiemensen die door de vergrijzing uitstromen. Daar heb je nieuwe mensen voor nodig en zij moeten bepalen hoeveel dat er zijn. Het is aan ons om het financieel mogelijk te maken en dat hebben we gedaan.

Mevrouw Swinkels (D66):

Exact. Over dat laatste had ik het nu juist, want het lijkt me dat dat nog wel in deze kabinetsperiode moet gebeuren.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Ik kom op mijn belangrijkste punt, het etnisch profileren, want dat is gif. Onderscheid maken op louter uiterlijke kenmerken is in strijd met artikel 1 van de Grondwet. De uitwerking daarvan is groot, zowel voor de persoon die dat direct raakt als voor diens omgeving. Die groepen zullen zeggen: de politie is er niet voor ons; de politie is niet van ons; de politie is tegen ons. Zij zullen het ervaren alsof zij worden gewantrouwd op grond van hun afkomst en uiterlijk en dat zij niet worden geaccepteerd. Zie daar de tweedeling in Nederland! Het is het gif dat meekomt met etnisch profileren en het hakt Nederland in tweeën. Zo groot is dit probleem.

Het is heel goed dat ook de politie erkent dat etnisch profileren voorkomt. Dat is ontzettend belangrijk, want dat is nodig om het überhaupt te kunnen bestrijden. Vervolgens moet je met de Minister en de politie constateren dat het een heel complex probleem is en dat het niet alleen met een stopformulier is op te lossen. Je hoeft uiteraard geen racist te zijn om als organisatie racistisch te handelen. Bijna alle dienders zullen gewoon hun uiterste best doen en er zitten dan ook een aantal andere elementen onder. Denk bijvoorbeeld aan de psychologie, want negatieve bekrachtiging van vooroordelen gaat een stuk sneller dan positieve bekrachtiging. En de politie komt in haar werk met nogal wat negatieve zaken in aanraking!

Daaruit blijkt dat etnisch profileren bij uitstek moet worden aangepakt door op professionaliteit te hameren. Je mag iemand met een Noord-Afrikaans uiterlijk aan de kant zetten op het moment dat je een signalement hebt omdat er een misdaad begaan is door iemand met zo'n uiterlijk. Dat is professioneel handelen. Je hebt een aanleiding en daarmee ga je werken. Niet-professioneel handelen is denken dat iemand met een Noord-Afrikaans uiterlijk ook wel meer kans biedt op succes. Die patseraanpak is volgens mij niet bedoeld om te pesten door grote auto's aan de kant te zetten, want het moet daarbij ook om degelijk politiewerk gaan. Je ziet wat, je zoekt het uit, je zoekt bewijs en vervolgens heb je voldoende om iemand staande te houden en mogelijk zelfs om iemand aan te houden. Dat is waar het om gaat: professionaliteit!

Wat mij betreft moet daarop maximaal worden ingezet. Hoe wordt die professionaliteit rond etnisch profileren getoetst? Hoe wordt de agent of de leidinggevende hierop aangesproken en begeleid? En hoe zorgen we ervoor dat de oplossing van dit probleem haar urgentie houdt? Het WODC-onderzoek bevat een heel aantal maatregelen, waaronder dat stopformulier. Het kabinet komt zelf met een actiepakket met de titel De kracht van het verschil. Complimenten daarvoor. Ik heb een hele lijst, maar vanwege de tijd zal ik die niet voorlezen. Ik heb nog wel een vraag: hoe zit het met de bodycams? Daarmee wordt gewerkt in Den Haag en Alkmaar, maar wordt het ook landelijk ingevoerd?

Belangrijker is mijn kritiek op dat rapport van het WODC. Ik heb er echter ook een vraag over. Met dat stopformulier zet je een administratief middel in, maar administratieve middelen hebben de neiging om omzeild te worden. Dus bestaat de kans dat zich herhaalt wat er al in Engeland en Spanje is gebeurd, namelijk dat de politie mensen niet staande houdt maar ze gewoon vraagt hoe ze heten en of ze hun rijbewijs willen laten zien. Dat is een administratieve handeling die in een heel ander vakje valt, maar waardoor je wel een zichtbaar probleem in een verborgen probleem omzet. Is naar het gevaar gekeken dat je juist op een net andere manier gaat registreren en werken met als gevolg dat het uit het zicht raakt?

De voorzitter:

Dat is dan meteen uw laatste vraag, mijnheer Recourt, want u bent door uw tijd heen. De vraag die u nog wilde stellen, kunt u meenemen naar uw tweede termijn.

De heer Recourt (PvdA):

Helaas, helaas.

De voorzitter:

Helaas, als u niet wordt geïnterrumpeerd gaan we door naar de volgende spreker. Mevrouw Tellegen wil u een vraag stellen, misschien dat zij u kan helpen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb een vraag voor collega Recourt omdat ik het niet goed heb gehoord. Is de PvdA nu een voorstander of een tegenstander van stopformulieren?

De heer Recourt (PvdA):

Laat ik vooropstellen dat diversiteit van het korps de enige structurele maatregel is om hieraan paal en perk te stellen. Daarvoor kan ik duizend redenen geven, maar die zijn allemaal onder dezelfde noemer te vangen: zonder diversiteit geen kwaliteit in het korps. Alles moet dus gericht zijn op diversiteit. Daarom ben ik een groot voorstander van BlauwTalent. Het is verder een goede zaak dat we het er in ieder geval met elkaar over eens zijn dat dat programma niet tornt aan de kwaliteit.

Er zitten elementen in dat stopformulier die van belang zijn, zo heb ik gelezen in het onderzoek. Een voorbeeld daarvan is dat je mensen op een later moment kunt aanspreken op hun functioneren: ik zag dat stopformulier, waarom heb je dat gedaan? Ik kan me voorstellen dat je dat element overneemt, maar dat hoeft niet per se met zo'n stopformulier te worden geregeld. Mijn vraag aan de Minister is dan ook welke elementen uit het Engelse systeem, zoals dat is beschreven door het WODC, hij bereid is over te nemen. In beginsel blijven wij bij ons standpunt – dat is na een lange omweg het antwoord op de vraag – dat we niet moeten werken met stopformulieren, omdat het een administratieve verzwaring is waarmee je het probleem niet effectief aanpakt. Andere middelen zijn net zo geschikt of meer geschikt, bijvoorbeeld de app van collega Marcouch. Ik ben er overigens heel blij mee dat die is uitgevoerd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Mevrouw Kooiman verwees naar het bezoek dat we afgelopen maandag mochten brengen aan de Schilderswijk, een bezoek waar trouwens iedereen van de Kamercommissie Justitie ooit voor was uitgenodigd. Dat is gegaan zonder enige discriminatie, zeg ik maar tegen mevrouw Swinkels. Dat bezoek heeft mij niet alleen in de overtuiging bevestigd dat mevrouw Kooiman een buitengewoon sympathieke collega is – daarover zal ik nu niet uitweiden – maar ook dat de mensen die dagelijks in die lastige wijk bezig zijn met politiewerk een enorme pluim en veel steun verdienen. Die doen daar met enorme professionaliteit en gedrevenheid heel goed werk.

Men is daar natuurlijk blij dat er geld bij komt bij de politie omdat dat helpt om de gaten te dichten. Er is de komende tijd echter nog wel meer nodig om de norm voor de wijkagenten overal in het land te halen en om er zeker ook in de probleemwijken een schepje bovenop te doen. Er moet verder ook veel worden geïnvesteerd in de opsporing en de verbinding tussen wijkzorg en opsporing, zodat de zachte informatie die de wijkagent krijgt, ook daadwerkelijk bij de opsporing terechtkomt. Herkent de Minister de wens om daar nog flinke slagen in te maken? Wanneer is die capaciteit op orde?

We hoorden ook nog dat er een mooie papieren formatie is, maar dat die niet altijd spoort met de formatie in de praktijk. Dat vertroebelt de cijfers. Is dat uniek voor de Schilderswijk of is dat op meer plaatsen in het land aan de orde?

Etnisch profileren. Ook voor de SGP staat als een paal boven water dat we niet mogen discrimineren op basis van etniciteit. Dat moet worden voorkomen. Het is dan ook goed dat er wordt gewerkt aan bewustwording, in het onderwijs en de cultuur van het korps. Dat wordt op een goede manier aangepakt. Er zal gewoon professioneel moeten worden opgetreden. In mijn beperkte spreektijd zou ik tegelijkertijd nadrukkelijk aandacht willen vragen voor de andere kant, want ik ben ook geschrokken van die signalen. Die andere kant is overreactie en hypercorrectheid. Agenten zeggen: als ik iemand met een huidskleur aanpak, wat gaat er dan met mij gebeuren? Dat moeten we natuurlijk niet hebben. Hoe voorkomen we met andere woorden onterechte aantijgingen, bijvoorbeeld wanneer de etnische kaart wordt getrokken door een verdachte? Ik vraag dat, omdat de agent zich daardoor een beetje in de steek gelaten zal voelen. Hoe is de rechtspositie van de politieagent geborgd? Welke steun krijgt een agent in het geval van zo'n klacht? Op welke termijn is er duidelijkheid over wat er gebeurt? Mijn fractie is overigens geen voorstander van die stopformulieren.

Het aantal staandehoudingen in het kader van de verkeersveiligheid is in de loop der jaren behoorlijk afgenomen. Ik zag pas cijfers van de SWOV waaruit blijkt dat het percentage in de loop van de tijd fors is teruggelopen. Ziet de politie handhaving van de verkeersveiligheid nog steeds wel voldoende als een prioriteit?

Uit de brief over preventief fouilleren blijkt dat er onbekendheid is met de inzet van dit middel. Wat gaat de Minister doen om die bekendheid te vergroten?

De Minister zou naar aanleiding van een motie (34 300 VI, nr. 56), die ik samen met collega Marcouch heb ingediend, overleggen met de politievakbonden over de geestelijke verzorging bij de politie. Wat is hier de stand van zaken?

Mevrouw Swinkels (D66):

Voorzitter. Ik val maar meteen met de deur in huis: het preventief fouilleren. Daarover bevindt zich een WODC-rapport tussen de stukken. Iedereen weet dat D66 altijd heel kritisch is als het gaat om zulke verstrekkende maatregelen. Er is sprake van een inbreuk op de fundamentele rechten van de mens en daarom hebben we altijd tegen de invoering van de maatregel van dat spoedeisende preventief fouilleren gestemd. Wat blijkt nu uit dat onderzoek? Daaruit blijkt dat het middel preventief fouilleren als zodanig, niet de spoedeisende maar de gewone variant, steeds minder wordt ingezet. Als het dan gaat om de spoedeisende variant, neergelegd in artikel 151b, is er blijkens dit onderzoek weinig animo van gemeenten om het in te zetten. De meeste gemeenten vinden het niet nodig en een groot aantal gemeenten zegt: we vinden het eigenlijk een te zwaar middel en we kunnen wel met andere instrumenten toe.

Er is een ander bezwaar en daar wijzen de Nationale ombudsman en de lokale ombudsmannen op. Die zeggen namelijk dat het makkelijk leidt tot etnisch profileren, iets waar we het al eerder over hadden. Dat is gelijk mijn tweede onderwerp. De aselecte inzet van het preventief fouilleren wordt steeds vaker vervangen door de professionele intuïtie van agenten. Dat is nou juist een beetje het punt, want hoe professioneel agenten ook kunnen zijn en hoe professioneel het werk ook is dat ze doorgaans leveren, uit het rapport Boeven vangen blijkt nu juist dat die intuïtie van politieagenten behoorlijk overschat wordt. Dat is het punt bij etnisch profileren. Het leidt ertoe dat etnische minderheden relatief oververtegenwoordigd zijn in politiecontroles, zonder dat daarvoor een objectieve rechtvaardiging bestaat. En dat zou wel moeten.

Zo is er het voorbeeld van de Belcentrale Rotterdam. Die onderneming heeft zeventien monteurs in dienst, veelal Marokkanen en Afghanen en die monteurs hebben dus een kleurtje. Ze hebben een mooie Golf gekregen, deels als aantrekkelijke arbeidsvoorwaarde, en worden daardoor bijna wekelijks aangehouden. Dan vraag ik me toch af, met een kleine blik naar mevrouw Tellegen, hoe dit kan. Deze mensen hebben zich ingevochten, hebben een baan, doen mee, maar als je eenmaal binnen bent, word je kennelijk toch niet gelijkwaardig behandeld. Waarom zou je dan nog moeite doen? Ik denk dat dat iets is wat we moeten voorkomen. Ik hoop dat de Minister klaarheid kan geven over de vraag waarom deze mensen wekelijks staande worden gehouden.

Ik denk dat stopformulieren juist een preventieve werking zouden kunnen hebben en in een totaalpakket van maatregelen een hele nuttige aanvulling zouden kunnen zijn om dit probleem van etnisch profileren, dat zich inderdaad in een spanningsveld bevindt, zo veel mogelijk te beperken. In het onderzoek lees ik daarover een positieve aanbeveling. De Minister citeert heel selectief uit het onderzoek, want daarin staat dat een pakket van maatregelen, waarvan het stopformulier een belangrijk onderdeel is, etnisch profileren kan terugdringen. Er staat verder, en dat is met name van belang, dat het de effectiviteit van politieoptreden kan vergroten en daar is het D66 ook om te doen.

De politie heeft inmiddels een prachtig pakket aan maatregelen genomen, waaronder De kracht van het verschil. Ik heb daarover ook gesproken met de politie. Dat is een interessant programma, maar het zijn allemaal maatregelen voor de interne politieorganisatie en -opleiding. Niemand houdt bij wat er op straat gebeurt. Waarom worden mensen op straat staande gehouden en is dat wel terecht? Hoe kun je de effectiviteit van maatregelen meten, hoe kun je weten of ze werken als je niet bijhoudt wat er gebeurt als die maatregelen worden uitgevoerd? Zolang je het niet meet, is het onmogelijk om erachter te komen of maatregelen effectief zijn. Zouden de stopformulieren dan niet toch een mogelijke goede aanvulling zijn op het pakket maatregelen dat de Minister heeft aangekondigd? Zou het niet interessant zijn om het eens te proberen, zoals dat in sommige gemeenten al gebeurt? Ik put dan toch enige hoop uit het feit dat er in de brief staat: niet thans. Ik wil de Minister met het oog daarop vragen of het op termijn wél kan. Of is het mogelijk om elementen eruit in te voeren, iets wat mijn collega van de PvdA al suggereerde.

Voorzitter. Ik zie dat ik aan mijn tijd ben en ik laat het daarom hierbij.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Laat ik in de eerste plaats mijn waardering en respect uiten voor al die politieagenten die hun werk op professionele wijze verrichten, dag in, dag uit. Ik moet tegelijkertijd ook vertellen dat ik dat niet kan opbrengen voor alle politieagenten, want als er politieagenten in het korps rondlopen die openlijk aangeven dat ze op Marokkanenjacht gaan of dat ze de zwartjes eens zullen aanpakken, dan kan men van mij niet vragen om daarvoor respect op te brengen. En dit zijn helaas signalen die ik ook van agenten en ex-agenten hoor.

Dat brengt mij bij het probleem van etnisch profileren, vanwege het belang ervan het enige punt waarover ik het vandaag wil hebben. Nederlanders met een andere etnische achtergrond maken het al decennialang mee. In de jaren zeventig maakten Surinaamse Nederlanders het mee en anno 2016 lijkt het erop dat etnisch profileren wijdverbreid en normaal is geworden. Er zijn zelfs politieke partijen die het acceptabel vinden dat mensen puur vanwege hun huidskleur of andere uiterlijke kenmerken worden aangehouden onder het mom van het vaststellen van risicoprofielen.

Etnisch profileren werd helaas voor de zomervakantie in de Tweede Kamer niet als probleem ervaren, maar etnisch profileren is een nachtmerrie voor mensen die er consequent mee te maken hebben. Het tast je identiteit aan. Het zorgt voor frustratie en onmacht. Het zorgt voor vernedering. Dat is het perspectief van de burger die hier veel te vaak mee te maken krijgt en dat mag ook wel eens een keertje worden gezegd. Daar wordt keer op keer op gewezen, onder meer door Amnesty International, en nu opnieuw in twee onderzoeken.

In het onderzoek Boeven vangen van de politie wordt etnisch profileren feitelijk opnieuw aangetoond. Veel agenten blijven gebruikmaken van stereotypering, van de racistische onderbuik zou je haast kunnen zeggen. In bijna 40% van de gevallen zijn proactieve politiecontroles niet objectief en redelijk te rechtvaardigen. Het andere rapport gaat over preventief fouilleren. De Nationale ombudsman wees op dat risico, maar de Ombudsman wordt helaas genegeerd, terwijl uit het rapport blijkt dat mensen met een kleurtje er vaker uit worden gepikt.

Wij hebben de afgelopen anderhalf jaar heel vaak gewezen op het probleem van etnisch profileren. De Minister schuift langzaamaan op: van de ontkenningsfase naar de overlegfase naar het incident met Typhoon. Ik zou de Minister willen vragen wat dat gesprek met Typhoon eigenlijk heeft opgeleverd. Hoever zijn we daar nu mee? De Minister erkent ook dat etnisch profileren funest is voor het vertrouwen in de politie, maar tegelijkertijd voorspelt hij dat het etnisch profileren de komende jaren niet zal verdwijnen. Is de Minister bereid om te werken aan het vertrouwen in de politie? Erkent hij nu wel dat etnisch profileren niet incidenteel maar structureel van aard is? Is hij bereid om dat probleem heel hard aan te pakken? Wat ons betreft begint het met de cultuur binnen de politieorganisatie. Die verandering moet van buitenaf komen, zo stelt ook Sinan Çankaya, cultureel antropoloog in Amsterdam. Hij heeft hier vaak over gepubliceerd. Voelt de Minister daarvoor? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat hij dat dan doen? Ik vraag dat, want het begint met de cultuur binnen de organisatie. De heer Van der Staaij sprak er ook al over.

Wij willen graag dat de Minister reageert op een drietal mogelijke oplossingen van DENK.

  • 1. Geen woorden maar daden. Stel een daad. Geef agenten die discrimineren en etnisch profileren een disciplinaire maatregel. Ontsla een paar van die racistische cowboys en kijk wat er gebeurt met de organisatie en kijk wat er verandert. Laat het een voorbeeld zijn voor de rest van het korps.

  • 2. Voer een racismeregister in. Zorg ervoor dat die racistische cowboys nooit meer aan de bak komen bij de politie of bij een andere overheidsorganisatie. Het is toch zeker verontrustend dat de overheid zou toestaan dat mensen die discrimineren voor haar werken?

  • 3. Over het stopformulier is al uitgebreid gesproken. Ik rond ermee af. De Minister zegt dat hij daar niets in ziet en dat het niet werkt. Hij is blijkbaar wel erg selectief aan het shoppen uit het onderzoek van Pro Facto. Selectief shoppen is toch iets waar de VVD op tegen was? Uit het onderzoek blijken wel degelijk effecten. In Engeland halveerde het en in Spanje nam het zelfs met drie kwart af. Etnisch profileren verdwijnt dan misschien niet, maar het wordt hierdoor wel aanzienlijk minder.

Dit is de oproep die wij graag aan het kabinet en het politiekorps zouden willen doen: maak er werk van, want dit is een fundamenteel probleem waardoor heel veel mensen het vertrouwen verliezen in een organisatie waar het vertrouwen hoog in het vaandel zou moeten staan.

De voorzitter:

De Minister heeft aangegeven een kwartier nodig te hebben voor de voorbereiding van zijn beantwoording. Ik schors de vergadering daarom tot 16.15 uur.

De vergadering wordt van 15.59 uur tot 16.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik sta maximaal twee interrupties per woordvoerder toe en geef het woord aan de Minister van Veiligheid en Justitie.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik dank alle woordvoerders voor de complimenten aan de nationale politie, met name aan de individuele politieagenten, die inderdaad van ons de opdracht krijgen om dag in, dag uit het juiste te doen. Onder moeilijke omstandigheden wordt van hen verwacht dat zij snel, efficiënt, effectief en met gebruik van hun vakmanschap steeds weer juiste beslissingen, juiste afwegingen, juiste interpretaties maken en op een juiste manier optreden. Wij vragen buitengewoon veel van hen. Dat uit zich af en toe op verschillende terreinen, waarvan we zeggen: dat had anders of beter gekund. Ik kom daar zo uitgebreid op terug naar aanleiding van de vragen over wat we «etnisch profileren» noemen. Ik heb meerdere woordvoerders horen zeggen dat het van groot belang is dat wij met z'n allen achter de agenten, hun werk en hun inzet blijven staan, juist omdat de opdracht die wij geven aan individuele politiemannen en -vrouwen zo ingewikkeld is. Ik heb het bij «met z'n allen» niet over de Kamer en de regering alleen, maar met name ook over de lokale driehoeken, de zogenoemde gezagen, de burgemeesters en het Openbaar Ministerie. Tegelijkertijd mogen we soms op onderdelen kritisch zijn.

De nationale politie is een van de dossiers die de rode draad vormen van mijn ministerschap in de afgelopen anderhalf jaar. Heel veel energie, tijd en plezier gaan in de nationale politie zitten, bijvoorbeeld door de werkbezoeken die ik mag doen. Ik was waarschijnlijk om dezelfde reden – blond en enigszins blauwe ogen – overigens zelf niet uitgenodigd voor het werkbezoek dat eerder ter sprake kwam, maar misschien kan ik het ook zelf organiseren. Werkbezoeken zijn buitengewoon nuttig en leerzaam. Ik heb nu bezoeken aan alle regio's achter de rug, op één na, want de regio Noord-Holland moet ik nog bezoeken. Vanmorgen was ik in de regio Oost-Nederland. Daar heb ik met veel burgemeesters uit Twente gesproken. Ik heb daar expliciet de vraag gesteld wat zij mij willen meegeven over verbeteringen. Ik vind het dan wel fair om te zeggen dat men bijna altijd begint met te zeggen dat men heel tevreden is over wat men ziet. Men ervaart dat de kwaliteit, beschikbaarheid, snelheid en flexibiliteit van de organisatie enorm is veranderd ten opzichte van voor de vorming van de nationale politie. Dat bleek overigens ook uit het onderzoek dat we gedaan hebben in Oost-Nederland. Tegelijkertijd zijn er nog steeds punten die we nog verder kunnen verbeteren. Dat is goed en dat moet ook. De korpschef was er vanmorgen ook bij: dat is de boodschap die wij daar samen van hebben meegenomen. De korpschef heeft vanmorgen ook weer gewezen op de hybride taakvervulling die wij verwachten van politieagenten. In de ene wijk moet krachtdadig worden opgetreden als een vlogger over de streep gaat. Aan de andere kant moet er ook respect zijn voor opmerkingen die van de burger komen. Die afweging moet steeds weer op de juiste wijze worden gemaakt. Ik vond het ook vanmorgen weer mooi om dat te zien.

Dat brengt mij op twee hoofdthema's in de beantwoording: de organisatie en de taakuitvoering. In het kader van de organisatie zal ik ingaan op de integriteit, de Politieacademie, BlauwTalent, de sterkte en de vermeende braindrain. Ik zal ook aandacht besteden aan het navigatiesysteem, want als daar een vraag over gesteld wordt, moeten we daar iets aan doen, of in ieder geval op ingaan. Daarnaast ga ik in op de eventuele bodycams, de vakbekwaamheid en de geestelijke verzorging. In het kader van de taakuitvoering zal ik het hebben over het lokaal gezag, etnisch profileren, verwarde personen, vloggers, wijkagenten, de verbinding tussen handhaving en opsporing, de aangiftebereidheid en de handhaving op het gebied van verkeer.

Ten eerste de integriteit, waarover mevrouw Tellegen vragen heeft gesteld. We hebben onderzoek gedaan naar het integriteitsbeleid. Hoe gaan we verder en welke ontwikkelingen verwachten we? Er is in het afgelopen jaar veel gebeurd op dit terrein, mede omdat een gelukkig heel beperkt aantal maar wel zeer pregnante problemen met integriteit aan het licht zijn gekomen. Ik ben heel blij dat dit zo is, want het is erger als een integriteitsprobleem niet aan het licht komt. Het zijn wel zaken waarnaar het strafrechtelijk onderzoek nog loopt. Ik kan er dus niet veel over zeggen. Ze nopen tot en hebben ons gedwongen tot het aanscherpen van een aantal maatregelen. Dat zijn de juiste maatregelen. We mogen daarvan goede resultaten verwachten. Helemaal voorkomen dat er in een organisatie van 60.000 mensen integriteitsproblemen en integriteitsschendingen zijn, kunnen we niet. Daarom hebben we ook een opdracht gegeven aan het WODC om een onderzoek te doen. Daarmee geef ik ook antwoord op de vraag van mevrouw Helder, namelijk dat er een onderzoek loopt. Dat hadden we al gevraagd voordat de heer Struijs van de NPB ermee kwam. Het idee achter dat onderzoek is de verwachte verschuiving van het belang van informatie voor criminele organisaties. Vroeger was het genoeg als men wist dat er een inval zou komen. Tegenwoordig is het voorspelbaar dat criminele organisaties veel meer belang hebben bij meer achtergrondinformatie. Dat zien we ook wel terug in de kwesties waarover in de media is bericht.

We hebben het WODC dus gevraagd om een vergelijkend onderzoek te doen ter beantwoording van de vraag of de dreiging van corruptie binnen handhavingsorganisaties als de politie is toegenomen door de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit. Dat onderzoek zal naar verwachting in het voorjaar van 2017 zijn afgerond. Met de resultaten van het onderzoek kan dus worden getoetst of de maatregelen die we al genomen hebben, op het gebied van screening, autorisatie en de opleiding van mensen, afdoende zijn of dat er nog nadere maatregelen zullen moeten worden genomen.

Mevrouw Helder (PVV):

Omwille van de tijd liet ik een paar zinnen uit mijn betoog weg. De heer Struijs heeft niet zozeer verwezen naar het verschuiven van het belang dat criminele organisaties al dan niet zouden hebben. Hij heeft gesproken over een cultuur van elkaar de hand boven het hoofd houden en over de angst dat het aankaarten van het probleem intern gevolgen zou kunnen hebben voor je carrière. Dat zou een reden kunnen zijn dat mensen zwijgen. Dat is een iets andere insteek. Naar aanleiding daarvan heeft hij gezegd dat er wat hem betreft een extern onderzoek nodig is. Dat is iets anders dan wat de Minister nu aangeeft.

Minister Van der Steur:

Even voor de goede orde: het WODC-onderzoek is natuurlijk een extern, onafhankelijk, wetenschappelijk onderzoek. Dat wordt over het algemeen door het WODC uitbesteed. Ik weet niet aan wie dat in dit geval gebeurt. Extern, onafhankelijk onderzoek is ook de kracht van het WODC. Daaraan wordt dus volledig voldaan. Mevrouw Helder verwijst vooral naar punten die niet met een onderzoek zouden moeten worden aangepakt, maar die gewoon in de organisatie moeten worden aangepakt. Ik kijk even naar de knikkende korpschef. Ik kan me overigens niet voorstellen dat er sprake was van een cultuur van elkaar de hand boven het hoofd houden bij de corruptiezaken, omdat de woede daarover binnen de politie heel groot is. Als mensen melding maken van integriteitsschendingen, kan ik me niet voorstellen dat zij angst hebben dat het nadelig voor hun positie of carrière zou zijn. Als die angst er is, moet die worden weggenomen. Ik kijk ook even in de richting van de korpschef: dat mag niet zo zijn.

Mevrouw Helder (PVV):

«Dat mag niet zo zijn» klinkt mooi, maar ik kijk niet naar de knikkende korpschef. Ik kijk naar de Minister die wat mij betreft aan de kern voorbijgaat. Dit is al een jarenlang gesignaleerd probleem. De heer Struijs zuigt dat niet uit zijn duim. Hij is ook niet de enige die het zegt; ik heb daar meerdere bronnen voor. Ik zou willen dat de Minister daar iets meer aan doet dan alleen naar de knikkende korpschef kijken en zich niet kunnen voorstellen dat het gebeurt. Want het gebeurt dus wel. Wat zou daar zijn inhoudelijke reactie op zijn?

Minister Van der Steur:

Ik kan mevrouw Helder geen vraag stellen, maar wat zou mevrouw Helder dan van mij verwachten, anders dan dat ik zeg dat er binnen een professionele organisatie nooit een cultuur mag en kan zijn waarbinnen mensen integriteitsschendingen niet melden? Dat is gewoon niet voor te stellen. Als dat wel zo is, moet de korpschef met al zijn mensen en al zijn macht daar iets aan doen. Dat verwacht ik ook van hem. Mevrouw Helder mag van mij verwachten dat ik dat verwacht en dat ik dat aan de korpschef als opdracht geef. Daarom is het wel van belang dat de korpschef knikt, want daarmee wordt de opdracht aanvaard.

Ik kom op de vraag van mevrouw Tellegen over de Politieacademie. Laat ik vooropstellen dat de Politieacademie wordt ingebed in de politieorganisatie. Het is van groot belang dat de totstandkoming van de behoeftestelling van de nationale politie, waarop de Politieacademie dus haar activiteiten baseert, een integraal proces is, met behoud van de onafhankelijke academische kwaliteit van de academie. De wetswijziging die al is goedgekeurd, heeft tot gevolg dat het met behoud van de zelfstandigheid veel gemakkelijker wordt om de Politieacademie als een onderdeel van de nationale politie te zien. Daarbij is de opleidingsbehoefte van de politie zelf leidend. Dat betekent dat er niet alleen sprake is van lange trajecten, maar er ook een verkenning mogelijk is naar verkorte trajecten om specifieke problematiek in het kader van de opleiding aan te kaarten en op te lossen. Eén ding is zeker: de gedachte achter de positionering van de Politieacademie is dat zij samen met de nationale politie in staat is om op de steeds veranderende wensen ten aanzien van de opleiding adequaat te kunnen inspelen.

Ik kom op BlauwTalent. Het is van groot belang dat we vaststellen dat iedereen die bij de nationale politie wil werken, twee kansen krijgt voor toegang tot de nationale politie. Bij die twee kansen zijn de criteria voor iedereen exact hetzelfde. Er is geen enkel verschil tussen Pietje en Jantje, tussen Ahmed en Yvonne. Iedereen moet aan dezelfde eisen voldoen. Doe je dat niet, dan kom je na twee kansen niet in aanmerking om onderdeel te worden van de nationale politie. Wat is de pilot BlauwTalent? Die pilot biedt mensen met een diverse culturele achtergrond die op een haar na de eerste toegang hebben gemist, de mogelijkheid om het knelpunt op te lossen waardoor ze daar niet aan konden voldoen. Daar is de extra opleiding op gericht. Zo kunnen ze proberen om het met hun tweede kans alsnog te halen. Lukt dat niet, dan is het einde oefening. Lukt het wel, dan wordt daarmee een bijdrage geleverd aan de extra gewenste diversiteit. Er is dus geen enkel onderscheid in de criteria die worden toegepast op iemand die toegang wil tot de nationale politie. Wel krijgen talentvolle kandidaten met een dubbele culturele achtergrond de mogelijkheid om zich nader te laten scholen om uiteindelijk die kans te krijgen. Dat is in het belang van de diversiteit. Als we het niet doen, is de vraag of we de diversiteitsdoelstellingen behalen. Dat doet niet af aan de kwaliteit. In die zin ben ik het eens met de heer Recourt, die dat expliciet aan de orde stelde.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb de brief van de Minister gelezen. De naam van de pilot, BlauwTalent, zet je op het verkeerde been. Als ik nu de toelichting op de pilot hoor, is het doel heel duidelijk om mensen met een cultureel andere achtergrond de mogelijkheid op een tweede kans te geven. Dat vind ik fundamenteel onjuist. Dan zouden ik en iedere andere persoon die de ambitie heeft om politieagent te worden, die tweede kans moeten krijgen. Als ik, zoals in de brief staat, net niet door de eerste selectieprocedure kom, baal ik daarvan. Kan ik dan ook mijn vinger opsteken en zeggen: goh, mag ik dan ook alsjeblieft die tweede kans?

Minister Van der Steur:

Ten eerste: iedereen heeft twee kansen. Je kunt twee keer proberen om de toelatingseisen te halen. Die kans is dus voor iedereen gelijk. Om het diversiteitsbeleid handen en voeten te geven, wordt met de pilot bekeken of het werkzaam en handig is om mensen met een dubbele culturele achtergrond die het net niet halen en talentvol zijn, op punten bij te spijkeren zodat ze het mogelijkerwijs wel halen en aan dezelfde criteria kunnen voldoen. Dat is het enige verschil. Ik durf niet in te schatten wat de culturele achtergrond van mevrouw Tellegen precies is, maar inschattende dat zij geen dubbele culturele achtergrond heeft, is het inderdaad zo dat ze daar niet voor in aanmerking komt, dus wel voor de tweede kans maar niet voor de extra scholing. Als ik dat wel zou toestaan, heb ik waarschijnlijk geen bijdrage geleverd aan het diversiteitsbeleid. Het is het een of het ander.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Het doel om meer diversiteit in het politiekorps te creëren, onderschrijf ik. Ik begrijp dat je wilt dat het politiekorps een afspiegeling is van de Nederlandse samenleving. Maar het is toch juist precies het verkeerde signaal als je op zoek bent naar goede allochtone agenten? Zij moeten dan toch intrinsiek gemotiveerd zijn en geschikt zijn om volgens de normale criteria die voor iedereen gelden binnengelaten te worden? Als iemand tien weken wordt bijgespijkerd en net wel binnenkomt, is dat toch precies de richting waarin we met z'n allen niet willen, juist in een tijd waarin we de kwaliteitseisen voor politieagenten willen opschroeven omdat we nog meer van ze eisen en ze aan nog grotere vraagstukken in de maatschappij worden blootgesteld? Hoe monitort de Minister deze pilot? Wat is het proces? Wanneer vindt hij dat het wel en niet werkt? Zoals mevrouw Kooiman net ook al zei, kun je op tal van andere manieren allochtoon talent binnenhalen voor de politie. De VVD vindt dit echt geen goed plan.

Minister Van der Steur:

Ik neem daar nota van en ik kende dit standpunt van mevrouw Tellegen ook al, want we hebben daarover eerder van gedachten gewisseld. Over een jaar, anderhalf jaar kunnen we zien of deze pilot succes oogst. Dan weten we namelijk of de betrokken kandidaten die deze kans hebben gekregen, die hebben waargemaakt en aan dezelfde criteria hebben voldaan als de andere kandidaten, vervolgens ook hun opleiding afronden. Als dat zo is, is het een geslaagd experiment. Als dat niet zo is, is het niet geslaagd. Daar kan dus op z'n vroegst pas over een jaar, anderhalf jaar een eerste indicatie van worden gegeven, want de politieopleiding duurt drie jaar. Over drie jaar zullen we het dus pas precies weten. Maar ik neem nota van de opmerkingen van mevrouw Tellegen. Ik denk dat dit van belang is voor het diversiteitsbeleid. We streven ernaar om uiteindelijk 25% van de instroom bij de nationale politie divers te laten zijn. Dat uitgangspunt kan ik alleen bereiken als ik bereid ben om maatregelen daarvoor te nemen. Dat vind ik zelf van groot belang.

Mevrouw Kooiman heeft naar aanleiding van een werkbezoek, waar sommigen wel en anderen niet aan hebben deelgenomen, gewezen op de politiecapaciteit in moeilijke wijken. Laat ik vooropstellen dat de uiteindelijke keuze hoeveel politieagenten er in een wijk werkzaam zijn, niet door de Minister wordt gemaakt. Dat is een keuze van de lokale gezagen. De burgemeester van Den Haag bepaalt zelf, samen met de politie en het Openbaar Ministerie, hoeveel mensen er werkzaam zijn in de Schilderswijk. Ik niet. Als er geklaagd wordt over het aantal beschikbare agenten in de Schilderswijk, is dat dus geen discussie die moet plaatsvinden op dit toneel. Die discussie moet plaatsvinden in de gemeenteraad van de gemeente Den Haag. De lokale driehoek, het gezag, heeft in de uiteindelijke verdeling van de beschikbaar gestelde capaciteit kennelijk keuzes gemaakt die niet worden begrepen of niet voldoen aan de behoefte in de wijk. Dat is belangrijk om voorop te stellen, want vervolgens is aan mij de taak om de operationele sterkte die we hebben afgesproken te realiseren en te voorzien in de financiering daarvan. De verdeling van de sterkte over de eenheden in het land is in afstemming met de gezagen bepaald. Binnen de eenheden is de wijze waarop wordt omgegaan met de verdeling, dus ook wie wanneer waar wijkagent is, een keuze die door de lokale driehoek wordt gemaakt. Ik ga niet over de vraag of Pietje A, Pietje B of Yolanda wijkagent wordt. Dat is een kwestie voor lokale invulling. Ik moet er samen met de korpschef voor zorgen dat het aantal wijkagenten dat we hebben afgesproken, er ook is, en dat zij met elkaar doen waarvoor ze zijn bedoeld. Daar kom ik zo op terug.

De heer Van Der Staaij vroeg of mij bekend is dat de formatie in de praktijk soms niet strookt met de formatie op papier. Ik heb hem al gezegd dat we ten aanzien van de wijkagenten een bezettingsgraad hebben van 94%. De afspraken met de korpschef voor 2017 moeten ertoe leiden dat dit percentage zal stijgen. De vacatures voor wijkagent moeten dus worden ingevuld.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik vind het erg gemakkelijk dat de Minister het de schuld van de burgemeesters vindt dat ze het niet redden. De burgemeester van Den Haag is niet de enige die eerder heeft opgeroepen tot meer capaciteit. Het is in zijn geheel een groot probleem. Wijkagenten komen ten eerste niet toe aan hun wijkagentschap omdat ze veelal worden ingezet voor andere taken. Daarnaast gaat de capaciteit, als je kijkt naar de begroting, alleen maar achteruit. In 2021 zijn er uiteindelijk 2.619 fte minder. Dat zijn harde cijfers. De Minister kan proberen alles recht te praten, maar burgemeesters moeten het doen met de capaciteit die ze krijgen vanuit Den Haag. Die capaciteit is onvoldoende. Ik wil dat de Minister nu gaat erkennen dat er een probleem is en dat hij bereid is om dat op te lossen.

Minister Van der Steur:

Wij moeten twee dingen uit elkaar houden, want mevrouw Kooiman husselt een aantal zaken door elkaar waardoor het overzicht verloren dreigt te raken. We hebben met elkaar de sterkte van de nationale politie afgesproken: 49.802 agenten. De Kamer mag mij eraan houden dat die mensen er zijn. We zitten daar op dit moment boven. Mevrouw Kooiman verwijst daar ook naar. Op enig moment zal door natuurlijk verloop de afgesproken sterkte worden behaald. Binnen die afgesproken sterkte is er nog steeds sprake van een personele reorganisatie. Op dit moment wijzigen 16.000 mensen van functie. Er zijn dus vacatures binnen de gehele organisatie die door middel van die 16.000 mensen worden ingevuld. Dit is het verhaal van de reorganisatie dat iedereen al kent, maar ik herhaal het nog maar een keer, omdat er net gedaan wordt alsof daardoor een heel groot tekort zou zijn. De afgesproken sterkte is ruimschoots aanwezig en wordt netjes ingevuld. Daar zitten vacatures voor wijkagenten bij. Als gevolg van de afspraken met de politiebonden konden die niet zo snel worden ingevuld als ik graag had gewild. Daarvoor hadden we afspraken moeten schenden, afspraken waar mevrouw Kooiman volgens mij ook waarde aan hecht. In 2017 zorgen we ervoor dat die wijkagenten er zijn, dus dat die vacatures vervuld zijn, net als de extra vacatures die met name voor wijkagenten ontstaan vanwege de vergrijzing, want wijkagenten zijn ervaren mensen. Die uitdaging heeft de korpschef dus ook nog eens. Dat moet hij adequaat oplossen. Vervolgens is de zorg dat die wijkagenten daadwerkelijk beschikbaar moeten zijn voor de wijken en niet gebruikt moeten worden voor andere dingen. Dat is één. Dat zijn de afspraken. Daar werken we aan. Daar hebben we ook het geld voor.

Dan is er een tweede punt. Ik las vanmorgen bijvoorbeeld dat de heer Van Aartsen in de krant zei: voor het volgende regeerakkoord wil ik veel meer agenten; boven op het afgesproken aantal van 49.802 wil ik er veel meer. Die discussie kunnen we met elkaar voeren. Maar het is nu mijn taak om ervoor te zorgen dat er adequate financiering is voor de gemaakte afspraken. Die financiering heb ik georganiseerd. Ik ga graag in het kader van de verkiezingscampagne met mevrouw Kooiman in debat om te bespreken hoeveel extra agenten er daarbovenop bij zouden moeten komen. Maar die discussie moeten we niet nu hier voeren. Die kunnen we voeren bij het volgend regeerakkoord.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik zou heel graag met de Minister in debat gaan, ware het niet dat ik dan uitgerekend ben.

Dan het antwoord van de Minister. Hij zegt geregeld: ik leg het nog één keer uit. Daarbij komt hij met een heleboel wollige cijfers en zegt hij dat afspraak afspraak is. Maar de huidige afspraak over de capaciteit waaraan hij zegt zich te moeten houden, is rampzalig De hele oppositie heeft al eerder geprobeerd daar verandering in aan te brengen omdat burgemeesters al jaren aangeven dat zij onvoldoende capaciteit hebben. Politiemensen op de werkvloer geven aan het werk niet aan te kunnen. Ik vind het irritant dat ik continu op werkbezoek hoor van wijkagenten: ik kan het werk niet doen omdat ik te veel taken op mijn bordje heb, zoals nooddiensten, ME-diensten, administratie. Ook zeggen teamchefs: ik heb onvoldoende mensen om het werk te doen. Ik ben het dus gewoon beu om dit in ieder geval tot aan de verkiezingen te moeten horen. Ik wil gewoon dat er nu wat aan gedaan wordt. Ik roep dus deze Minister op om dat vandaag te doen.

Minister Van der Steur:

Dan moet ik mevrouw Kooiman vragen om met haar vrienden bij de politiebonden te praten. De enige manier waarop ik dat heel snel kan doen, is te zorgen dat ik de afspraken met de bonden niet honoreer en dus gewoon nu begin met het invullen van de vacatures. Want dat is een van de grootste, nijpende problemen. De mensen zitten niet op die plekken omdat we heel zorgvuldige afspraken hebben gemaakt met onder meer de politiebonden en de medezeggenschap over hoe we die vacatures op een zorgvuldige manier invullen. Het kan ook sneller. Dat gaan we bij de wijkagenten ook met absolute voorrang doen. Die 300 vacatures worden met voorrang opengesteld. De capaciteit zal dus toenemen als daar mensen voor te vinden zijn. Dat lossen we op die manier met elkaar op. Maar ik kan niet bij een reorganisatie van 16.000 mensen even lukraak her en der wat mensen gaan plaatsen. Ik vind dat onzorgvuldig en ik vind dat het niet kan.

De tweede discussie is hoeveel agenten we in de toekomst willen. Dat debat moeten we aangaan. Maar tot op heden was dat niet de problematiek. Ik heb zorgvuldig laten onderzoeken hoe we ervoor zorgen dat we de huidige organisatie, met de huidige ambitie, innovatieagenda en behoeftes, financieren. En die heb ik gefinancierd.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het blijft natuurlijk toch wel – ik zeg het vriendelijk – vervelend om elke keer te merken dat in de praktijk de gaten gevoeld worden bij zo'n belangrijke taak. Op welk moment zou dat anders kunnen zijn? Wanneer verwacht de Minister te kunnen zeggen: het kan natuurlijk altijd wat meer, maar eigenlijk hebben we nu een heel fatsoenlijk team staan? Dat zou ik graag op de werkbezoeken en vanuit de agentenpraktijk terug horen, maar dat is al jaren niet het geval.

Minister Van der Steur:

Ik herken dit van de heer Van der Staaij, want ik kom dezelfde signalen tegen. Het uitgangspunt is dat we met instemming van de Kamer met de nationale politie hebben afgesproken dat eind 2017 de basis op orde is. Daarvoor moet nog heel veel gebeuren. 16.000 mensen moeten nog een functie krijgen. Dat is één. De invulling van al die functies en de manier waarop dat moet functioneren, zal nog wel wat langer duren dan 2017. Zo graag als ik dat ook zou willen, kan ik niet helemaal aan de heer Van der Staaij beloven dat de rust volledig zal zijn weergekeerd aan het einde van 2017. Over de invulling van de wijkagentvacatures kan ik dat wel toezeggen. Die afspraak heb ik met de korpschef gemaakt. Ik zal de Kamer daar voor de begrotingsbehandeling over informeren. De griffier kan noteren dat ik voor de begroting in de reactie op het rapport van professor Terpstra over de basisteams het beleid zal meenemen dat de korpschef gaat voeren ten aanzien van de vacatures voor wijkagent. Ook zal ik ingaan op de manier waarop de korpschef gaat garanderen – precies het punt dat de heer Van der Staaij, mevrouw Kooiman en mevrouw Tellegen naar voren brachten – dat de agenten in de wijk kunnen doen wat zij moeten doen. Ik hecht niet zo aan percentages; zij moeten gewoon beschikbaar zijn voor het werk in de wijk. Daarover zal ik de Kamer voor de begrotingsbehandeling informeren zodat we dat dan verder kunnen bespreken.

De heer Van der Staaij (SGP):

Dat lijkt mij een uitstekend plan. Ik krijg graag ook een antwoord van de Minister op de vraag of hij het signaal van regioburgemeesters herkent dat er, om de politie toekomstbestendig te maken, fors meer investeringen nodig zijn dan dat wat nu beschikbaar is.

Minister Van der Steur:

Die vraag is lastig te beantwoorden. Ik heb een onderzoek gedaan naar de vraag hoe we de huidige behoefte en de huidige capaciteit financieren en hoe we er met ICT-innovaties en dergelijke voor zorgen dat dit allemaal keurig gefinancierd kan worden. Daar heb ik een concreet antwoord op, want dat betreft het PM-onderzoek dat ik gefinancierd heb. Maar als we ervan uitgaan dat de keuze voor wie er wijkagent in een stad, wijk of dorp zijn, niet bij mij ligt maar bij het lokaal gezag, is het wel ingewikkeld voor mij om te zeggen: ik herken mij in het signaal dat het meer moet zijn of anders moet. Dat vind ik moeilijk. Ik denk dat we op de een of andere manier, misschien in de richting van een nieuw regeerakkoord, met elkaar moeten filosoferen over de vraag hoe we dat kwantificeren. Je kunt daarbij uitgaan van de gedachte die bij burgemeesters leeft. Zij hebben daar ook informatie over. Maar er zijn meer informatiepunten dan alleen zij.

De voorzitter:

Dit wordt uw tweede interruptie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Een heel concreet punt waarover je het in dat kader ook kunt hebben, is of het reëel is om in die moeilijke gebieden een hogere norm te hebben voor wijkagenten, bijvoorbeeld 1 op 3.000 of 4.000 inwoners. Als je het zo invult, voorkom je dat capaciteit weggetrokken wordt uit andere gebieden die misschien minder problemen hebben maar evengoed recht hebben op een wijkagent.

Minister Van der Steur:

Dat is nou precies het punt waardoor deze discussie zo ingewikkeld is. De manier waarop we de aansturing van de nationale politie georganiseerd hebben, is best lastig, ook voor mij. Want het kan dus gewoon, en het is ook zo. In de Schilderswijk werken meer politieagenten dan in sommige andere wijken in Den Haag. Dat is echt een keuze die het lokaal gezag zelf kan maken. Daar komen alleen niet per saldo meer agenten van; daar hebben ze wel gelijk in. Haaglanden heeft een x-aantal agenten, maar hoe je die vervolgens verdeelt over je wijken ... Ik mag ervan uitgaan dat in het Benoordenhout minder agenten actief zijn dan in de Schilderswijk, om maar een voorbeeld te noemen. Maar die keuze ligt niet bij mij; die ligt echt bij de lokale driehoek. Daar kan ik dus heel weinig aan doen, hoe graag ik dat misschien ook zou willen. Dat kan niet, omdat we met elkaar hebben afgesproken dat die keuzes nou juist op het niveau van de wijk moeten kunnen worden gemaakt. Dan mag de Kamer niet van mij verwachten dat ik dat weet. Dus hóé agenten worden ingezet, is niet aan mij. Ik kan er alleen maar voor zorgen dat er voldoende agenten zijn, zoals ik heb afgesproken. Dat doe ik ook. Die financier ik ook, en ik zorg ervoor dat die mensen een goede cao hebben en betaald worden. En de korpschef moet ervoor zorgen dat ze zo min mogelijk ziek zijn, want dat is ook nog een issue.

Ik ga door met de beantwoording van de vraag die mevrouw Helder stelde over signalen dat talent vertrekt. Daarover heb ik ook een brief geschreven, waarin ik heb bevestigd dat die signalen serieus worden genomen en de volle aandacht hebben, ook van de korpschef. Als er maatregelen genomen moeten worden, worden die ook genomen door de korpschef. Er zijn ook maatregelen genomen, in nauwe betrokkenheid van de ondernemingsraad en de bonden. Uit de feiten die wij op tafel hebben gekregen, kan ik echter niet concluderen dat er sprake is van een braindrain. Dat wordt niet gestaafd door de huidige uitstroomgegevens. Maar de landelijke eenheid is bijvoorbeeld wel gestart met het hernieuwd invulling geven aan het managementdevelopmentbeleid, gericht op de instroom en doorstroom van talenten. Want ook ik, zo zeg ik tegen mevrouw Helder, heb gesproken met jonge, enthousiaste, energieke en ambitieuze politieagenten die aangeven dat hun doorstromingsmogelijkheden beperkt zijn, ook vanwege de afspraken die gemaakt zijn met de politiebonden. Ze moeten daar lang op wachten. Ik heb dat ook met de korpschef besproken en we herkennen het allebei, maar we realiseren ons ook dat dit wel inherent is aan de afspraken die zijn gemaakt. Bij het tot stand brengen van de organisatie is immers afgesproken dat mensen die al een hoge functie hadden, als eerste in aanmerking zouden komen voor een nieuwe hoge functie, eerder dus dan de ambitieuze jonge agenten. Daar kun je van alles van vinden, maar zo is dat wel afgesproken.

Mevrouw Kooiman heeft een vraag gesteld over de navigatiesystemen. Daar kan ik kort over zijn. De korpschef herkent de klachten over het navigatiesysteem en er wordt op dit moment hard gewerkt aan verbeteringen.

De heer Recourt vroeg naar de bodycams. Er wordt gekeken naar de eenheden die al bodycams gebruiken, bijvoorbeeld Den Haag. Ook in het kader van professioneel profileren is daarmee ervaring opgedaan, ook in Noord-Holland, in de pilot in Alkmaar. Ook is hiervoor veel interesse in Amsterdam. De politie werkt aan een operationeel kader. Wanneer ga je zo'n bodycam nou gebruiken? Wanneer zet je hem aan en wanneer zet je hem uit? Ook wordt gekeken naar de juridische kant van de zaken, bijvoorbeeld of informatie uit zo'n bodycam ook gebruikt kan worden in een strafzaak. Na overleg met de centrale ondernemingsraad zal bekeken worden of er ook reden is voor een landelijk beleid ter zake.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb een heel praktische vraag: wanneer gaat dat gebeuren en hoe snel kan dat dan uitgerold worden?

Minister Van der Steur:

Ik heb even snel overlegd met de korpschef. Hij verwacht dat hij tussen nu en twee maanden het antwoord in beeld heeft op de vragen die ik zojuist heb geformuleerd. Dan zal besloten worden of de landelijke uitrol zal plaatsvinden. Daarover zal de Kamer worden geïnformeerd via de gebruikelijke kanalen. Ik denk dat we dat in de voortgangsrapportage doen. Of misschien halen we dat net niet ... Ik hoor dat dat niet zal lukken. Nee, dan doen we het in het voorjaar.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg wat ik bedoelde met mijn opmerking dat het lastig is om de vakbekwaamheid op orde te brengen. In mijn brief van 30 augustus 2016 heb ik aangegeven dat het aan de Politieacademie en aan de politie is om gezamenlijke standaarden vast te stellen zodat er een goede aansluiting is tussen leren en werken. Vakbekwaamheid is een van de cruciale vraagstukken voor de politie. Hiervoor zijn maatregelen nodig op de korte en op de langere termijn. De korpschef ontwikkelt een kwaliteitssysteem ter borging van de vakbekwaamheid. Na ontvangst en beoordeling van dat kwaliteitssysteem zal ik de Kamer nader informeren. Het op orde brengen van de vakbekwaamheid van een organisatie met de omvang van de nationale politie is natuurlijk een uitdaging. Het gaat om heel veel mensen. We zien ook dat niet iedereen de profcheck doet waar die vrijwillig gedaan kan worden. Er zullen altijd argumenten voor zijn waarom dat niet gebeurt, maar ik vind het van groot belang dat het wel gebeurt. Daarover hebben de korpschef en ik ook met elkaar gesproken. Het is een belang dat wij samen onderschrijven.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het probleem is inderdaad die vrijblijvendheid. In de brief staat dat wordt bekeken of het moet worden afgedwongen. Wat betekent dat? Dat heeft de Minister nog niet duidelijk uitgelegd. Van de politieagenten zelf hoor ik dat ze wel aan al die dingen willen meedoen, maar dat ze iedere keer weer nét daarvoor in een dienst worden getrokken, nét weer iets anders moeten doen, nét weer een ziekte moeten opvangen of nét weer een andere prioriteit toegeschoven krijgen. We kunnen dus wel heel stoer zeggen dat het allemaal moet gebeuren, dat de korpschef het moet oplossen en dat het afgedwongen moet worden, maar hoe gaan we dat doen als de mensen het niet aankunnen?

Minister Van der Steur:

Daar moeten wij heel realistisch in zijn. Die profcheck kost op zijn hoogst een halfuur. Als je die tijd als agent niet meer kunt vinden in een jaar tijd, is het wel heel somber gesteld met de situatie. Want daar praten we over: er is twee jaar de tijd voor de hele organisatie om het te doen. Ik vind dat elke politieagent voor zichzelf die profcheck moet willen doen, en dat hij daarvoor zelf de tijd moet kunnen vinden. Dat is natuurlijk iets anders dan de opleidingen. Die worden ingeroosterd. Maar aan zo'n profcheck, die tussen een kwartier en een halfuurtje duurt, moet gewoon iedereen kunnen voldoen. Ik zeg heel eerlijk dat ik vind dat het hoort bij de professionaliteit van de organisatie dat iedereen dat aan het eind van 2017 conform de afspraak heeft gedaan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik noemde ze niet voor niets in één adem, want ook ik weet hoe die profcheck eruitziet. Het gaat erom dat het een totaalpakket is. Het gaat over de totale vakbekwaamheid; dat staat ook in de brief. Daarin staat dat wordt onderzocht of die straks wordt afgedwongen. Daar wordt dus over nagedacht, en dat snap ik niet. Het moet toch gewoon afgedwongen worden? Er moet toch gewoon voor gezorgd worden dat die vakbekwaamheid op orde blijft? Anders krijgen we ongelukken, wanneer er incidenten zijn en mensen bijvoorbeeld niet kunnen schieten. En dan gaan we vervolgens tegen de politieagenten zeggen dat ze hun werk niet goed hebben gedaan. Dan krijgen we hele lijstjes met verwijten. Ik maak me er zorgen over of ze hun vakbekwaamheid op orde kunnen houden en hun opleidingen kunnen doen. De Minister zegt nu dat ze worden ingeroosterd, maar ik vertelde juist dat ze weer worden uitgeroosterd. Dat is het grote probleem.

Minister Van der Steur:

Ik wil even vermijden dat wij in de details van de roosters terechtkomen. We hebben de profcheck aan de ene kant en de gewone opleidingen aan de andere kant, die gewoon onderdeel zijn van het rooster. Die worden dus gewoon ingeroosterd en zijn dan ook ingeroosterd. Ik vind zelf dat het ... Hoe zeg ik dat netjes? Nee, ik zeg het gewoon. Ik zou het teleurstellend vinden als ik uiteindelijk gedwongen zou worden om samen met de korpschef verplichtingen op te leggen voor datgene waarvan elke individuele politieagent moet snappen dat hij het gewoon moet doen. Ik aarzel dan ook om dat te doen, maar ik zal het wel doen als het moet. Dat kan mevrouw Van Toorenburg zien als bevestiging van haar opmerking. Ik wil voorkomen dat we dat moeten doen, nog los ervan dat het weer overleg vergt met alle gremia, omdat het een wijziging is van de arbeidsvoorwaarden. Maar dat mag ons niet tegenhouden. Ik vind echt dat van politieagenten mag worden verwacht dat zij vrijwillig alles doen wat nodig is om hun vakbekwaamheid op peil te houden. Alleen dan kunnen zij hun werk goed doen en het serieus nemen. Het zou mij verdrieten als het zou moeten, maar ik zal niet aarzelen om het te doen. De korpschef en ik realiseren ons samen dat het van groot belang is dat het gebeurt.

De heer Van der Staaij vroeg naar het overleg met de vakbonden over geestelijke verzorging. Op 18 augustus en 29 september zijn hierover de eerste besprekingen geweest met de vakorganisaties. Er is een expertmeeting gehouden met andere organisaties, zoals Defensie, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), het Interkerkelijk Contact in Overheidszaken (CIO), de beroepsvereniging voor geestelijk verzorgers en het kwaliteitsregister van de SKGV. De heer Van der Staaij weet vast wat die laatste afkorting betekent; ik weet het zelf niet. De visie en de uitgangspunten zijn positief ontvangen door de politievakorganisaties. De politie werkt op dit moment aan voorstellen voor inbedding in de organisatie. Dit najaar zal daarover verder worden gesproken.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg naar de drie naast elkaar lopende registraties van voorwerpen die in beslag worden genomen. Ik deel haar analyse daarvan. Het uitgangspunt is dat die administraties worden gelijkgeschakeld met de verbeteracties door de politie, het Openbaar Ministerie en de Domeinen Roerende Zaken (DRZ). Dat zal een investering vergen in de ICT en op termijn een barcoderingssysteem. Wat daarvoor nodig is, wordt nu onderzocht. Het is een terechte opmerking, die ook wordt opgepakt.

Ik kom op het element van de taakuitvoering. Mevrouw Tellegen zei dat het verstandig en belangrijk is om het lokaal gezag daarbij nog verder en beter te betrekken. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren behoorlijk gewerkt aan een mix van instrumenten waarmee het lokaal gezag een bijdrage kan leveren aan de integrale aanpak, vooral bij het optreden in de wijken. Dat bedoelde mevrouw Tellegen. Hoe faciliteren we nou het lokaal gezag in situaties waarin het uit de hand loopt, zoals in Zaanstad of Maassluis? We hebben, naar aanleiding van de discussie over Zaanstad, het hele lijstje nog eens gemaakt van de enorme reeks aan mogelijkheden die dit kabinet en het vorige kabinet hebben toegevoegd aan de «timmerkist» van het lokaal gezag. Natuurlijk horen daarbij het al bekende samenscholingsverbod en het gebiedsverbod, maar ook al die mogelijkheden uit de voetbalwet, die recentelijk nog is aangepast en ingevoerd. Mensen kunnen ook een meldplicht krijgen, ook een repeterende, en natuurlijk zijn er de mogelijkheden voor cameratoezicht in de wijken. Ook noem ik fouilleren en preventief fouilleren. Dat zijn allemaal beschikbare mogelijkheden, en het is echt aan het lokaal gezag om die toe te passen.

Ik zeg in algemene zin wel dat de vlogs ons beeld in hoge mate hebben bepaald. Ik hoorde ook een van de wijkagenten bij Pauw zeggen: het is vrij frustrerend voor ons dat wij ons steeds moeten verdedigen tegen de keuzes van beelden van een stel vloggers, die natuurlijk niet de beelden laten zien van inzetten waarbij zijzelf adequaat worden opgepakt en aangepakt. We moeten dus wel oppassen voor de beeldvorming. Dat laat onverlet dat iedereen die de beelden heeft gezien van iemand die op een politieauto staat te dansen, vindt dat zo iemand binnen de kortste keren zou moeten worden aangehouden. Gelukkig is dat ook gebeurd.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Ik heb daar nog een vraag over. Ik ben het eens met de Minister dat de bevoegdheden er zijn en dat de gereedschapskist vol zit met mogelijkheden en instrumenten om op te treden. We zitten eigenlijk op een punt dat we alle bevoegdheden en mogelijkheden hebben, maar die wel consequent, goed en tijdig moeten worden ingezet. En daar zit nou net het probleem, want dat kunnen wij hier vanuit de Tweede Kamer onmogelijk afdwingen bij lokale bestuurders. Maar daar zit wel de pijn. Dan is het alom gehoorde argument van mensen in die wijken en op straat: er is jarenlang weggekeken, en zie wat er nu aan de hand is. Hoe zorgt de Minister er dus voor, in al zijn contacten met burgemeesters, dat lokale bestuurders en gemeenteraden adequater en sneller optreden om met een helder antwoord te komen op die groepen?

Minister Van der Steur:

Ik kan natuurlijk niet bevestigen dat er is weggekeken. Ik denk dat er namelijk op heel veel terreinen in heel veel wijken gewoon adequaat wordt opgetreden tegen jongeren die uit de bocht vliegen of dreigen te vliegen. De top 600-aanpak in Amsterdam is daarvan een heel pregnant voorbeeld, maar er zijn ongelofelijk veel steden in Nederland waar actief en proactief wordt opgetreden. Daar doen dit soort problemen zich dus niet voor, of niet in de mate waarin ze rond de vloggers ontstonden. Want de vloggers waren al langer bekend. Deze drie, vier heren waren al langer in beeld, alleen leidde hun succes op YouTube ertoe dat het groepje opeens uitdijde naar 60. Dat was wel een nieuw fenomeen. Het is natuurlijk uiteindelijk aan de gemeenteraden om hun eigen organisaties daarop scherp te houden. Dat is ook gebeurd in de voorbeelden die we noemden. De Kamerleden kunnen daar ook een rol in vervullen, want hun oud-collega Oskam bevestigde vanmorgen in de krant dat hij met adequaat optreden in Capelle aan den IJssel had zorggedragen voor het weerkeren van de rust in een van zijn wijken. Er is dus een heel simpele oplossing als Kamerleden ambitie hebben in die richting. Dan kunnen zij allemaal burgemeester worden en zelf actie ondernemen!

De voorzitter:

Een loopbaansuggestie!

Minister Van der Steur:

Ja; ik ga er niet over, maar het zou kunnen. Ik kan wel bevestigen dat op het moment dat zo'n situatie zich voordoet, een Minister met mijn portefeuille altijd bereid zal zijn om te overleggen, advies te geven en beschikbaar te zijn. Ik heb al gezegd dat als er meer agenten nodig zijn, of wat dan ook, ik altijd graag bereid ben om samen met de korpschef te kijken naar dergelijke verzoeken. Daar zal altijd positief op worden gereageerd.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Misschien kan de Minister in dit verband ingaan op mijn verzoek om te bekijken wat wij nog meer kunnen doen wanneer al die filmpjes op internet worden geplaatst met leuke reclamefilmpjes eronder. Er zijn verschillende burgemeesters die hebben aangegeven dat het vrij ontwrichtend is dat als die gasten de politie onheus bejegenen of erger, zij dat filmen en op internet zetten. Als zo'n gedraging uiteindelijk onder opruiing kan vallen, moet je je afvragen of het betalen voor dergelijke filmpjes niet medeplichtigheid aan opruiing is. Misschien moeten we eens een tik uitdelen aan iedereen die denkt dat het lollig is om onder dergelijke filmpjes te adverteren. We hebben gewoon het Wetboek van Strafrecht en dat zie ik graag gehandhaafd worden. Kan de Minister hier een analyse van maken en de Kamer een mooie brief schrijven over de kansen en bedreigingen van daadwerkelijk handelen, ook jegens degenen die leuk advertentietjes onder de filmpjes plakken waardoor die vloggers uiteindelijk een vermogen verdienen? We hebben gewoon nieuwe patsers georganiseerd.

Minister Van der Steur:

Ik denk dat wij op dit punt al heel veel goede stappen hebben gezet. YouTube heeft de advertentie-inkomsten van de betrokkenen gestopt. Dat is al gebeurd. Dat heeft het uiteraard vanuit de eigen verantwoordelijkheid gedaan. Een van de heren heeft erover geklaagd: wat is dit nou, nu moet ik gaan werken en daar heb ik geen zin in! Ik vond het een uitstekende maatregel. Het Openbaar Ministerie onderzoekt natuurlijk of een filmpje op zich strafbaar is in het kader van opruiing, zoals mevrouw Van Toorenburg al opmerkte. Het OM is bovendien in staat om gedragsaanwijzingen te geven. Als er een duidelijke opsporingsindicatie is en opsporing opportuun is, zal dat gebeuren. Dat is in dit geval ook gebeurd; inmiddels zijn er alleen al in Zaanstad zo'n 21 aanhoudingen geweest. We zien dus dat er heel veel mogelijkheden zijn en dat er heel veel mogelijk is.

Tegelijkertijd verwijs ik naar de wijkagent die naar aanleiding van deze situatie bij Pauw zei dat hij vond dat de politie altijd, als het nodig is ook op video, openbaar en transparant verantwoording moet kunnen afleggen over wat ze doet. Ons handelen moet zodanig zijn dat er altijd een film van gemaakt kán worden, was zijn mening, en als mensen die behoefte hebben, moeten zij dat gewoon doen, want dat mag in Nederland, tenzij het over de schreef gaat. Ik denk dat dit een mooie balans is.

Ik zie op voorhand dus niet waarom ik er nader onderzoek naar moet doen. We hebben de instrumenten. Die zijn scherp en die worden ingezet.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Misschien ziet de Minister het te groot. Ik vind het belangrijk dat de mensen blijkbaar niet zo goed weten waar de grenzen liggen. Ik merk dat ook bij adverteerders. Niemand realiseert zich dat als er een beeld tentoongesteld wordt dat onder opruiing valt, iemand die daar een advertentie onder plakt, deelnemer is aan die opruiing. Ik hoor een aantal burgemeesters zeggen dat het strafbaar zou moeten zijn om op deze manier opruiing te financieren. Dan denk ik: mijnheer de burgemeester, dat ís al strafbaar. Maar ik merk dat dat niet duidelijk is. Dus de vraag aan de Minister is of hij de Kamer, daarmee wordt het een openbare brief, duidelijk kan maken waar de grenzen liggen bij het financieren van dit soort zaken. Ik krijg verzoeken van burgemeesters. Burgemeester Boelhouwer heeft er een heel stuk aan gewijd in het Brabants Dagblad. Toen ik dat las, dacht ik: volgens mij vraagt u iets wat allang strafbaar is. Er is blijkbaar onduidelijkheid. Ik wil van de Minister horen of hij deze onduidelijkheid kan wegnemen. Kan hij een en ander onder elkaar laten zetten en aan de Kamer sturen?

Minister Van der Steur:

Daar heb ik geen moeite mee. Ik zal dat voor het kerstreces doen.

Voorzitter. Ik ga fluks voort met het punt van mevrouw Kooiman over verwarde personen. Ik heb daar ook al eens een vraag over beantwoord in het vragenuur van de Kamer. Uitgangspunt is dat er per 1 januari 2017 twee dingen moeten gebeuren. Ten eerste moet de opvang van verwarde personen niet langer plaatsvinden in een politiecel, omdat verwarde personen die zich niet strafrechtelijk laakbaar hebben gedragen, daar niet thuishoren. Ten tweede moet in principe vanaf dat moment het vervoer van verwarde personen zonder strafrechtelijke indicatie niet meer plaatsvinden in een politieauto, omdat politieauto's niet geschikt zijn om patiënten te vervoeren. In beide gevallen geldt dat het van groot belang is dat er geen gaten ontstaan tussen opvang en vervoer, en dat er dus zorgvuldige afspraken worden gemaakt door de politie aan de ene kant en de ggz aan de andere. Ik ben pas op werkbezoek geweest in Den Haag om te zien hoe het daar geregeld is. De opvang is er al heel goed georganiseerd, maar bijvoorbeeld het vervoer is nog niet op orde. Dat betekent dat de politie het vervoer zal blijven verzorgen zolang er geen deugdelijk alternatief is. Er is geen sprake van een risico op het vallen van gaten.

Mevrouw Helder vroeg naar het onderzoek naar aangiftebereidheid. Zij constateerde een aantal zaken. Zij is blij dat het onderzoek er is, want ze had er meermalen om gevraagd. Ik had het meermalen toegezegd en ben ook blij dat het er is. Ze zegt verder dat ik in de brief die ik over dit onderzoek heb gestuurd, niet aangeef dat er 19% aangifte gedaan word. Ik kan natuurlijk niet alles herhalen in de brief. Hoe zorgen we ervoor dat de aangiftebereidheid wordt verhoogd, wil mevrouw Helder weten. Kan ik daar objectieve doelstellingen voor formuleren? Ik moet één ding zeggen, namelijk dat we voor onze cijfers over criminaliteit gelukkig niet afhankelijk zijn van aangiftecijfers. We houden daarnaast namelijk ook slachtofferenquêtes. Die zijn van essentieel belang, omdat mensen zelf kunnen rapporteren of ze wel of geen slachtoffer zijn, zonder dat zij daarvoor aangifte hebben moeten doen. In die slachtofferenquêtes wordt heel concreet gevraagd aan mensen of zij slachtoffer zijn van allerlei zaken. Dit omdat er een groot verschil is tussen hoe mensen zichzelf slachtoffer vinden, in algemene zin, en hoe je dat concreet kunt maken. We zijn voor onze informatie dus niet afhankelijk van aangifte.

De onderzoekers concluderen dat er niet één aanpak mogelijk is om de aangiftebereidheid te verhogen, omdat de aangiftebereidheid per type delict verschilt. In mijn brief noem ik specifiek het verbeteren van de aangiftebereidheid in geval van cybercrime, waar we ons zorgen over maken, en van zeden, waar we ons begrijpelijkerwijze zorgen over maken. Het stimuleren van aangiftebereidheid blijft altijd van belang, want aangiftes zijn een belangrijke bron van informatie, dat hoef ik de Kamerleden niet uit te leggen.

We wachten de resultaten af van alle onderzoeken die nog plaatsvinden, bijvoorbeeld naar de manier waarop de aangiftebereidheid bij zedendelicten verder verbeterd kan worden. Ik verwacht dit onderzoek in de zomer van 2017. Dan zal ik ook bezien of het nuttig is om op dat punt concrete doelen te stellen. De vraag daarbij is hoe ik die kan uitvoeren, want ik ben ervan afhankelijk of degenen die aangifte moeten doen, dat ook daadwerkelijk doen. Maar dat gaan we in ieder geval wel onderzoeken.

Mevrouw Van Toorenburg vroeg of er voldoende kennis is over cybercrime. In een aantal eenheden zijn op dit moment al specifieke cyberteams gevormd. Deze teams zijn uiteraard gericht op opsporing, maar dienen ook om kennis en ervaring op te doen. Zij kunnen hun kennis en ervaring delen met anderen in hun eenheid als die vragen hebben op het gebied van internet of internetgerelateerde zaken.

De heer Van der Staaij vroeg of de handhaving van de verkeersveiligheid nog steeds een prioriteit is. Verkeer is door de burgemeesters, het OM en de politie niet opgenomen in de landelijke prioriteitenlijst voor 2015–2018. Wel heb ik inmiddels in overleg met de burgemeesters en het OM erop aangedrongen dat er meer activiteiten worden ondernomen ten aanzien van verkeershandhaving. Dit omdat we zien dat het aantal slachtoffers dat in het Nederlandse verkeer valt, stijgt. Gelukkig zijn de burgemeesters dit met mij eens, want in het systeem dat we hebben, kan ik er niet zelf een prioriteit van maken. Het OM en de burgemeesters zijn dit gelukkig met mij eens. We zullen er gezamenlijk maatregelen op nemen.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De Minister zegt altijd dat aangifte gemakkelijk is en dat hij de aangiftebereidheid probeert te vergroten. Ik snap dat allemaal wel, maar een paar nachten geleden werd de auto van een collega in de Kamer gestolen. Zij kon echter geen aangifte doen, omdat er gewoon geen tijd bij de politie was. Snapt de Minister dat zij zo ongeveer schuimbekkend mijn kamer binnenkwam en zei: «Wat is dit voor geklets in de Kamer over aangiftebereidheid? Ik wil aangifte doen van het feit dat mijn auto onder mijn raam weg is gejat, maar er is de komende drie weken geen tijd daarvoor.»? Daar hebben we het over; gewoon een heel concrete situatie. Kijkt de Minister alleen maar naar de cijfertjes? Want de ellende komt gewoon hier in de Tweede Kamer mijn kamer binnenlopen.

Minister Van der Steur:

Het is natuurlijk lastig voor mij om hierop te reageren. Er zijn veel mogelijkheden om aangifte te doen: via internet, telefonisch, op afspraak op het bureau en bij de mensen thuis. Dat is het uitgangspunt dat we met elkaar hebben en dat in ontwikkeling is. Het spijt me natuurlijk zeer als aangifte in dit specifieke geval niet gelukt is. Ik snap het niet goed, want mijn eigen ervaring is dat je op een vrij goede manier gewoon een afspraak kunt maken. Als mevrouw Van Toorenburg mij de naam van betrokkene geeft, ben ik graag bereid om te laten uitzoeken wat er mis is gegaan. Maar in principe kan aangifte altijd. Er kan een afspraak worden gemaakt en dan wordt de aangifte opgenomen. In noodsituaties of als er opsporingsindicaties zijn, hoort er een onderzoek te worden gestart.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik denk dat mijn collega nu heel graag even zou binnenlopen, al was het maar om haar gal te spuwen. In alle eerlijkheid: ik heb haar hetzelfde gezegd als de Minister nu zei: ik hoor dat er goed aangifte kan worden gedaan. Maar ja, dan slaat ze haar iPad open en wat staat daar dan? «Uw auto, motor of vrachtwagen is gestolen. Voor aangifte van diefstal van een auto, motor of ander motorvoertuig voorzien van een kenteken kunt u op internet geen aangifte doen.» En dat kenteken zat er bij haar natuurlijk op. Dus, tja, dat schiet niet op. De Minister zegt: soms moet je gewoon aangifte doen. Je kunt echter niet via internet aangifte doen van autodiefstal, daarvoor moet je naar een politiebureau. Zij moest ook nog eens heel ver reizen en een afspraak maken. Uiteindelijk is het natuurlijk gelukt, maar het is zó vervelend.

Minister Van der Steur:

Ik ben blij dat de cliffhanger van mevrouw Van Toorenburg eindigde met de mededeling dat het gelukt is om aangifte te doen. Dan ben ik alweer iets tevredener. Zonder enige twijfel brengt het systeem met zich mee dat het verstandig is om een afspraak te maken, zodat je snel en daadwerkelijk geholpen kunt worden en niet hoeft te wachten. Dat is een keuze, maar wel een keuze die we met elkaar hebben gemaakt. Ondertussen wordt gewerkt aan het verbreden en uitbreiden van het doen van aangifte via internet en van de mogelijkheid om gewoon thuis aangifte te doen tijdens een bezoek van een agent. Dat vindt ook plaats. Maar ik ben blij dat het toch gelukt is.

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb nog één interruptie en die wil ik inzetten op het punt van de cybercrime. Wij worden in de Kamer keer op keer gerustgesteld over cybercrime: het gaat wel goed, het zit goed, er is echt aandacht voor. Maar nu las ik een interview met het voormalige plaatsvervangend hoofd van de landelijke recherche, mevrouw Philips. Zij zegt dat het helemaal niet goed zit met cybercrime bij de politie. Kan de Minister daarop reageren?

Minister Van der Steur:

Wij moeten ons goed realiseren dat wij de komende jaren zeer, zeer fors zullen moeten investeren in twee elementen die hiermee samenhangen. Op dit moment vallen zij onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, maar andere departementen zijn betrokken. Die twee elementen zijn de aanpak van onze cybersecurity, dus hoe weerbaar we zijn tegen vormen van criminaliteit of andere schadelijke cyberactiviteiten, en de aanpak van cybercrime. Als mevrouw Philips zegt dat we de zaak nog niet onder controle hebben, dat we niet kunnen zeggen dat cybercrime onder controle is, dan heeft zij daar gelijk in. We zullen de komende jaren zeer, zeer fors moeten investeren in de effectieve aanpak van cybercrime.

Dit is een van de punten waarop we ons moeten voorbereiden, ook met betrekking tot de nationale politie. Immers, de politie zal op relatief korte termijn over heel veel mensen moeten beschikken die ervaren zijn op het gebied van cybercrime. Dat vereist een totaal ander soort politie, een ander soort opleiding en een ander soort vooropleiding dan we tot op heden gewend waren. Ondertussen doen we in Nederland de goede dingen. We hebben het Nationaal Cyber Security Centrum en we hebben in de begroting van 2017 geld vrijgemaakt voor een security netwerk, het zogenoemde Nationaal Detectie Netwerk. Bovendien hebben we in het verleden al extra geld beschikbaar gesteld voor de aanpak van cybercrime binnen de nationale politie. Daar zitten de High Tech Crime Units voor. Maar ik denk dat wij bij een komend regeerakkoord mogelijkerwijs nog een forse investering, een heel forse investering, beschikbaar zullen moeten stellen om de uitdagingen van de toekomst adequaat te kunnen adresseren; daar heeft de heer Recourt gelijk in.

Ik kom te spreken over etnisch profileren. In mijn inleiding heb ik al gezegd hoe lastig dit onderwerp is. We eisen van onze politiemannen en -vrouwen dag in, dag uit, van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat dat zij onder vaak moeilijke omstandigheden altijd de juiste keuzes maken. In negatieve zin kan etnisch profileren niet. Met etnisch profileren bedoel ik dan dat de enige reden om iemand aan te houden een indruk is die je hebt van zijn of haar afkomst. Daarover zijn we het eens met elkaar, de korpschef, de korpsleiding, de politie en ikzelf. Bij proactief politieoptreden mag geen onderscheid gemaakt worden tussen mensen zonder een objectieve rechtvaardiging daarvoor. Dat betekent dat terecht aandacht wordt gevraagd voor het voorkómen van etnisch profileren, omdat dat van groot belang is voor de legitimiteit van het politieoptreden. Ik heb zelf de afgelopen maanden, niet toen het actueel werd maar ook daarvoor al, met veel mensen gesproken en gewoon gevraagd: hoe vaak ben jij staande gehouden om je te legitimeren? Dan is er soms een verrassend groot verschil tussen mensen onderling.

Dat betekent dat het tegengaan van etnisch profileren tevens inhoudt dat je werkt aan de legitimiteit van het politieoptreden en het vertrouwen dat eenieder kan en moet hebben in effectief politiewerk. De korpschef realiseert zich dit als geen ander. Er wordt daarom gewerkt met het programma De Kracht van het verschil, waarin we echt een enorme reeks van maatregelen nemen die ertoe moeten leiden dat etnisch profileren effectief wordt aangepakt. Maar dat is natuurlijk wel lastig, want het is ook een mentaliteitskwestie. Je kunt heel veel in formulieren stoppen, maar de mentaliteit van mensen laat zich lastig in formulieren stoppen.

Ik vind ook dat we moeten oppassen niet de suggestie te wekken dat de geest van racisme door de gehele politieorganisatie waart, zoals de heer Kuzu misschien een beetje deed. Dat is echt niet aan de orde. De overgrote meerderheid van de Nederlandse politieagenten doet ongelofelijk goed en vakbekwaam zijn of haar werk, zonder een spoortje van racisme. Maar dat wil niet zeggen, zoals in het verleden ook al door toenmalig korpschef Bouman is aangegeven, dat er binnen die enorme organisatie geen mensen zijn die wél dat soort gevoelens koesteren, die vooroordelen hebben. Daar moeten we met elkaar aan werken.

De voorzitter:

Ik zie dat u een vraag hebt, mijnheer Kuzu, maar mevrouw Swinkels was u echt voor.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik wil een persoonlijk feit maken, voorzitter. Als de Minister heel goed geluisterd had naar de inleiding van mijn bijdrage, had hij gehoord dat ik mijn respect en waardering heb uitgesproken voor al die agenten, maar niet voor agenten die bewust aangeven dat zij op Marokkanenjacht gaan, dat zij zwartjes willen aanpakken, etc. Ik zou de Minister willen vragen om de Handelingen op dat punt eens goed terug te lezen.

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik kan niet meer doen dan mijn waardering uitspreken voor het pakket aan maatregelen dat is voorgesteld en voor de kracht van diversiteit. Iets anders is echter de manier waarop de Minister spreekt over formulieren, alsof we daar niets aan hebben. Ik denk dat we er wel iets aan hebben. Als je nieuwe maatregelen invoert wil je toch weten of ze werken? Is het dan niet juist goed om in ieder geval een vorm van registratie te doen, op straat of achteraf? Het kan misschien wel anders dan met stopformulieren, maar juist zij hebben elders hun diensten al bewezen. Hoe staat de Minister tegenover een vorm van registratie?

Ik wil ook opmerken dat stopformulieren niet alleen een functie achteraf hebben, maar juist hun licht vooruit werpen. Als je weet dat je later moet opschrijven wie je hebt aangehouden en waarom je dat deed, dan stuurt dat je gedrag direct al, omdat je het later moet opschrijven en uitwerken.

Minister Van der Steur:

Volgens mij zijn mevrouw Swinkels en ik het eens. In mijn brief heb ik al aangegeven dat er op dit moment gewerkt wordt aan twee apps. De nationale politie werkt aan de politieapp zelf en in Amsterdam wordt op dit moment in samenwerking met de eenheid Amsterdam de Controle Alt Delete-app ontwikkeld. Deze apps maken het mogelijk dat als je in jouw beleving slachtoffer bent geworden van een onjuiste keuze, je dat kunt melden. Daarmee geven we uitvoering aan de motie-Marcouch/Koşer Kaya (30950, stuk nr. 97), die door de Kamer is aangenomen. Dat steun ik ook van harte.

Ik heb heel goed naar het rapport gekeken en vind dat de Engelse situatie onvoorstelbaar anders is dan de Nederlandse. In Engeland is er sprake van stop-and-search, waarbij agenten altijd de vrijheid hebben om wie ze maar willen zonder enige aanleiding staande te houden, te fouilleren en naar legitimatie te vragen. Dat kennen we in Nederland helemaal niet. In de situatie daar heeft een stopformulier misschien wel effect gehad, maar niet in zodanige mate dat je kunt zeggen dat het een groot succes was. Ik ben er echt van overtuigd dat wij die bureaucratische maatregelen niet moeten nemen. Ik proef overigens ruime steun in de Kamer voor dat standpunt, waar ik dankbaar voor ben. Wel moeten we zorgen dat we werken aan de mentaliteit, de informatie en de keuzes, en aan bewustwording bij mensen binnen de nationale politie die die nog niet hebben. Ook moeten we inwoners de gelegenheid geven om er adequaat, efficiënt en snel melding van te maken als zij zich slachtoffer voelen. Dan kun je die twee dingen bij elkaar brengen.

Mevrouw Swinkels (D66):

Ik kom toch nog even terug op dat bureaucratische formulier. Dat is natuurlijk ook een instrument dat je kunt inzetten voor bewustwording en bespreekbaarheid. De Minister verwijst naar de twee apps. Maar verschuif je daarmee niet de bureaucratische last en de verantwoordelijkheid naar de burger, terwijl het probleem, zoals wij hier allemaal onderkennen, bij de politie zelf ligt en niet bij die burger?

Minister Van der Steur:

Ja, maar je hebt wel de medewerking nodig van de mensen die er iets van vinden. Ik hecht er groot belang aan dat we de feedback op een laagdrempelige manier organiseren in plaats van op een administratieve, bureaucratische manier. Zo zorgen we ervoor dat mensen het kunnen melden als ze vinden dat ergens iets niet goed is gegaan. Dan kunnen we bekijken wat er aan de hand is.

Overigens worden de stopformulieren door heel veel mensen als heel confronterend ervaren; het is helemaal niet zo dat iedereen juichend aan een stopformulier meewerkt. Sterker nog, de meeste mensen willen gewoon weg, willen gewoon weer voort en niet een formulier moeten invullen waarin ook nog eens vragen worden gesteld die vrij ingrijpend en confronterend zijn. Wat dat betreft zitten er in de uitvoering ook veel nadelen. Ik heb er echt goed naar gekeken en ben er zelf van overtuigd geraakt dat we er in Nederland geen behoefte aan hebben. We moeten nu vooral inzetten op de maatregelen die we met elkaar hebben afgesproken.

Mevrouw Swinkels (D66):

Er lijkt een misverstand te zijn. Uit wat de Minister nu zegt over stopformulieren lijkt het alsof mensen die zijn aangehouden of staande gehouden, deze formulieren moeten invullen. Maar zo is het dus niet.

Ik heb nog een ander punt. Burgers moeten zelf gebruikmaken van die apps. Ik denk dat veel mensen dat niet zullen doen, juist vanuit schaamtegevoelens.

Minister Van der Steur:

Het lijkt me goed dat mevrouw Swinkels zich hier wat beter over laat informeren. Het gaat er bij een stopformulier namelijk juist om dat de agent het invult, maar vragen stelt aan degene die staande is gehouden. Degene die staande is gehouden, krijgt dus de vraag wat zijn of haar etniciteit is, welke afkomst hij of zij heeft. Dat is een van de verplichte vragen; alleen dan werkt het systeem. Je houdt iemand staande, bijvoorbeeld bij een verkeerscontrole, en daarna moet je diegene een lijstje vragen stellen, een stuk of acht geloof ik. Een daarvan is de vraag «wat is uw afkomst?». Daar moet de staande gehouden persoon antwoord op geven, want anders kan het formulier niet worden ingevuld. Ik vind dat nogal wat. Het is dus echt anders dan mevrouw Swinkels denkt. Ik ben er geen voorstander van.

Mevrouw Swinkels (D66):

Maar dat is een uitvoeringsprobleem, zou ik zeggen. Dat kun je ondervangen.

Minister Van der Steur:

Nee, zo kunnen wij alles wel wegwerken. Zo werkt het niet. Het is echt iets heel ingrijpends en ik denk dat we er heel zorgvuldig naar moeten kijken. Maar ik ben blij dat eigenlijk alleen D66, GroenLinks en de heer Kuzu voorstander zijn. Daarmee is het standpunt van de Kamer helder.

Mevrouw Tellegen heeft gevraagd of ik kan bevestigen dat die stopformulieren niet lokaal, in sommige gemeenten, alsnog zullen worden ingevoerd. Hierover heb ik uiteraard gesproken met het gezag. Ik ben en blijf erover in gesprek met de Landelijk Overleg Veiligheid en Politie (LOVP), het oude artikel 19-overleg. Er is discussie over in de gemeenteraden, daar refereerde mevrouw Tellegen al aan. In de huidige context zie ik onvoldoende bijdrage van die stopformulieren, dus wat mij betreft hebben ze geen toegevoegde waarde. Dat betekent ook dat ik geen voorstander ben van de invoering in gemeenten. Ik zie daar geen aanleiding voor.

Mevrouw Helder heeft gevraagd of ik de stopformulieren alleen vandaag uitsluit. Kunnen ze in de toekomst misschien wel? Ik denk dat het van belang is dat we bekijken of de maatregelen die we hebben aangekondigd voldoende effect sorteren. Dan nog is de vraag wat de meerwaarde is van de stopformulieren, maar ik vind dat je altijd moet kijken of je het probleem oplost. Zo ja, prima, dan zijn we er. Lossen we het probleem niet op, dan moeten we bekijken of er andere maatregelen zijn die misschien wél effectief kunnen zijn.

Ik ben het eens met de heer Recourt dat de impact groot is. Volgens mij heb ik op zijn vragen inmiddels antwoord gegeven. Dat geldt ook voor de vragen van mevrouw Swinkels.

De heer Van der Staaij vroeg naar preventief fouilleren.

De voorzitter:

Voordat we verdergaan, zie ik dat de heer Recourt voor een derde interruptie wil gaan. Ik heb mevrouw Van Toorenburg ook al een derde interruptie toegestaan. De tijd dringt, dus ik stel drie interrupties per persoon voor, maar dan wel een heel korte tweede termijn, maximaal een minuut.

De heer Recourt (PvdA):

De Minister zegt dat mijn vragen zijn beantwoord, maar dat is niet zo. Ik heb dus geen interruptie, maar de opmerking dat mijn vraag niet is beantwoord.

De voorzitter:

Ik kijk eerst even naar de leden, om te zien wat ze vinden van mijn voorstel voor drie interrupties. Ik zie dat ze voldoende hebben aan de afgesproken twee interrupties. Helder.

Minister Van der Steur:

Dan zal ik proberen om de beantwoording van de vragen van de heer Recourt kort te houden, in het belang van een tweede termijn. De heer Recourt vroeg hoe de professionaliteit wordt gewaarborgd en getoetst, en hoe leidinggevenden en agenten worden aangesproken. De urgentie ligt in het meerjarig programma De Kracht van het verschil. De professionaliteit wordt gewaarborgd in het basis politieonderwijs door middel van trainingen en het vergroten van de parate kennis. Als er aanleiding is om gesprekken met de leiding te voeren, dan zullen die plaatsvinden. Daar kan die app een belangrijke rol in vervullen, want als bijvoorbeeld blijkt dat er uit één eenheid meer klachten komen dan uit de andere, is dat aanleiding om daarover te spreken met de eenheidsleiding. Ik hoop dat ik hiermee de vragen van de heer Recourt wél heb beantwoord.

De heer Kuzu vroeg naar mijn contacten met de heer Typhoon. Wat heeft het gesprek met Typhoon opgeleverd? Het gesprek heeft plaatsgevonden en was zeer aangenaam. Het was ook een indrukwekkend gesprek, en een open en goed gesprek. Naar aanleiding daarvan heeft Typhoon toegezegd om samen met de politie invulling te geven aan zijn bijdrage aan het programma De Kracht van het verschil. Dat waardeer ik enorm. Ik waardeer sowieso zeer de zeer positieve opstelling van Typhoon in dit proces.

De heer Kuzu heeft drie suggesties gedaan in verband met het etnisch profileren: disciplinaire maatregelen, een register en het toch invoeren van de stopformulieren. Bij die laatste punten ben ik al geweest, dus over blijft het eerste punt, de disciplinaire maatregelen. Als melding gedaan wordt, intern of extern, van plichtsverzuim, de titel waar etnisch profileren onder valt, dan start in principe een intern onderzoek. Als uit dat onderzoek blijkt dat er daadwerkelijk sprake is van plichtsverzuim, wordt er disciplinair opgetreden. Dat geldt hier ook voor.

De heer Van der Staaij vroeg hoe agenten worden ondersteund als een verdachte zich ten onrechte beroept op etnisch profileren of racisme. Het politievak vraagt om veel weerbaarheid. Het politieonderwijs vormt en ontwikkelt de agenten moreel, fysiek en mentaal. Natuurlijk is eventueel ook psychosociale hulp beschikbaar binnen de politie als dat aan de orde mocht zijn.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik heb een vraag over dat plichtsverzuim. Onderzoeken tonen nu aan dat etnisch profileren gebeurt. Ik vraag me af of in de politieorganisatie tot nu toe ooit melding is gemaakt van plichtsverzuim op basis van etnisch profileren. Zo ja, hoe vaak is dat dan voorgekomen? Wat waren vervolgens de uitkomsten daarvan?

Minister Van der Steur:

Daar hebben wij geen data van beschikbaar.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

«Daar hebben wij geen data van beschikbaar» is het officiële antwoord op de vraag die wordt gesteld. Het punt is dat dit precies aantoont dat we het dus niet registreren en dat er geen data van beschikbaar zijn, terwijl dit volgens mij juist een van de punten is die de essentie raken van dit geheel. Ik wil de Minister dus toch uitdagen om dit te registreren en de uitkomsten daarvan te delen met de Kamer.

Minister Van der Steur:

Ik moet de heer Kuzu vollediger antwoorden. We hebben wel data over de klachten die bij de politie binnenkomen en die samenhangen met discriminatie. Daarover heb ik de Kamer per brief geïnformeerd. Ik weet niet uit mijn hoofd precies wanneer, maar het was al een tijdje geleden. De Kamer zal er opnieuw over worden geïnformeerd als we rapporteren over de klachten bij de nationale politie. Ik herinner me dat het om een heel beperkt aantal klachten ging. Ik zie het al: we hebben de Kamer geïnformeerd, al weet ik niet precies wanneer dat was, dat er in 2015 in totaal 61 klachten waren die samenhingen met discriminatie door de politie. In de eerste fase zijn er 39 afgehandeld, in de tweede fase 22 waarvan er 1 gegrond is verklaard. Dat zijn de cijfers waarover ik beschik. De Kamer wordt daar altijd keurig over geïnformeerd.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Volgens mij praten wij langs elkaar heen. De Minister zei in zijn beantwoording dat er melding gemaakt moet worden van plichtsverzuim en dat dat vervolgens tot onderzoek leidt. Mag ik dat zo interpreteren dat van die 61 gevallen er 1 heeft geleid tot een gegrondverklaring en dat we in dat ene geval te maken hebben gehad met een disciplinaire maatregel die is opgelegd? Ja of nee? Praten we over dezelfde dingen of over andere dingen? Ik wil dat gewoon weten.

Minister Van der Steur:

Ik kan dat zo niet bevestigen. Ten eerste hebben we het nooit over individuele gevallen.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik hoef ook geen naamgegevens.

Minister Van der Steur:

Ten tweede hoeft een gegronde klacht over discriminatie niet te leiden tot plichtsverzuim. Het is wellicht verstandig als de heer Kuzu wat geduld oefent. Als we namelijk de beide apps in de lucht hebben, krijgen we natuurlijk wél informatie. Ik zal de Kamer daar uiteraard over informeren.

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Ik vind dat net iets te makkelijk. Wij hebben twee onderzoeken liggen waarin wordt aangetoond dat er in 40% van de gevallen iets aan de hand is. Dus we hebben hier gegevens over. Ik wil de Minister vragen om daar wat meer over te zeggen en om aan te geven of de acties die nu staan, ook leiden tot consequenties. Anders is het gewoon veel te vrijblijvend.

Minister Van der Steur:

Die vraag heb ik al beantwoord. Als er sprake is van plichtsverzuim, volgen er disciplinaire acties. Aan de hand van de app en de Controle Alt Delete-informatie zal dat worden bekeken en zullen er waar nodig consequenties uit voortvloeien. Maar veel belangrijker is dat we die apps nodig hebben om te zien of de maatregelen die we nemen effectief zijn. Daar gaan we namelijk voor met elkaar. Ik ben veel minder geïnteresseerd in disciplinaire maatregelen en veel meer in het oplossen van de problematiek.

De voorzitter:

De Minister vervolgt zijn betoog. Nee, mijnheer Kuzu, u hebt uw tweede interruptie echt gehad. Ik ben coulant geweest en u een verduidelijkende vraag laten stellen naar aanleiding van de beantwoording, maar u hebt echt twee interrupties gekregen.

Minister Van der Steur:

De Minister dankt de woordvoerders voor hun inbreng in eerste termijn.

De voorzitter:

Wij gaan over tot de tweede termijn, waarin een spreektijd van twee minuten geldt. De eerste spreker is mevrouw Tellegen.

Mevrouw Tellegen (VVD):

Voorzitter. Het doel is meer diversiteit in de politiekorpsen. Ik kan mij die wens voorstellen. Maar de VVD is zoals bekend geen voorstander van quota, omdat kwaliteit altijd boven alles gaat. Dat geldt dus ook hier. In dat licht constateer ik dat de pilot BlauwTalent waar we het vandaag over hebben gehad, in feite aan positieve discriminatie doet, omdat het een bijspijkertraject is dat alleen maar openstaat voor aspirant-agenten met een allochtone achtergrond. Het is een van de programma's om diversiteit in het politiekorps te realiseren. Ik lees tegelijkertijd in de brief van de Minister dat het instroompercentage van niet-westerse allochtonen is verdubbeld in de periode 2013–2016. Het gaat dus al de goede kant op, ook zonder deze pilot.

Is het mogelijk om al tussentijds een update te krijgen van het verloop van deze pilot, zodat we niet drie jaar hoeven te wachten totdat men de Politieacademie heeft afgemaakt, maar we gewoon kunnen zien hoeveel mensen daadwerkelijk worden toegelaten tot de opleiding?

Ik kom nog even te spreken over het lokale gezag. Ik ben het ermee eens dat het in heel veel gemeenten goed gaat en dat dingen via social media heel groot, soms te groot, worden gemaakt. Maar het was niet voor niets zo'n groot item in de Algemene Politieke Beschouwingen. Ook in het debat naar aanleiding van de coup in Turkije was het gezag dat terug moet op straat een belangrijk onderwerp. Er zijn in Nederland helaas wel degelijk wijken waar het gezag steviger handen en voeten mag krijgen. De VVD zal dat pleidooi herhalen.

Tot slot de stopformulieren. Ik ben heel blij dat de Minister er geen voorstander van is en dat ze er dus niet komen, ook niet lokaal via pilots. Ik ben blij met die uitspraak, want zoals de Minister zelf al heeft gezegd, laat een mentaliteitsverandering zich moeilijk in een formulier stoppen.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor de gegeven antwoorden, maar in tegenstelling tot mijn collega van de VVD ben ik niet zo blij met het antwoord van de Minister op de vragen over de stopformulieren, want hij sluit ze níet uit. Hij zegt dat hij gaat kijken naar de meerwaarde van de aangekondigde maatregelen en houdt daarmee de deur op een kiertje. Maar goed, als de meerwaarde van de aangekondigde maatregelen bekend wordt, is deze Minister waarschijnlijk geen Minister meer en ... Ik hoor nu «dat is nog maar zeer de vraag». Laat ik de rest bewaren voor de begrotingsbehandeling, dan zetten we de discussie op dit punt voort. Mijn fractie wil gewoon echt geen stopformulieren. Punt.

Dan de aangiftebereidheid. De Minister verwijst op dit punt naar slachtofferenquêtes. Die discussie hebben we ook vaker gevoerd. Ik zet deze discussie ook bij de begrotingsbehandeling voort. Ik vond het wel heel leuk dat de Minister zei niet zo te hechten aan percentages. Behalve als «de» criminaliteit gedaald is, dan toch, want dan hecht hij er in één keer opeens wél aan. Dat is dus enigszins dubbel. Maar zoals ik al zei, ga ik er bij de begrotingsbehandeling uitgebreider en gemotiveerder op in, want dit punt maakt natuurlijk onderdeel uit van de gehele strafrechtketen en die gaan we dan maar weer eens haarfijn fileren.

Ik heb nog een aantal puntjes uit mijn vele werkbezoeken. Ik zou de Minister de kant op willen sturen van een bepaald bureau waar ik was, maar dat doe ik buiten deze microfoon om. We maakten daar mee dat de portofoon constant piepte en er geen bereik was. Ik ben met een vrijwilliger meegegaan. We moesten op zoek naar een kind dat volgens de moeder vermist was, maar het bereik viel weg. Je zit dan handmatig het navigatiesysteem in te voeren. Uiteindelijk is het kind gelukkig gevonden – het was naar huis gefietst – maar dat kon niet doorgegeven worden omdat er geen bereik was. Uiteindelijk waren twee voertuigen op zoek naar hetzelfde kind, dat dus al thuis zat. Het kwam neer op het bereik van de apparatuur en dat was heel slecht; laat ik het zo maar zeggen.

Een ander punt is de pauze. Alleen degenen die in het noodhulpvoertuig zitten, krijgen doorbetaald, maar ze kwamen amper aan pauze toe. Het lijkt een beetje op het misbruik maken van het overslaan van de pauze door agenten die een groot verantwoordelijkheidsgevoel hebben. Dat siert ze, maar ik wil dan de Minister wel in overweging geven of dit nou een goed idee was.

Mijn laatste vraag gaat over het besluit bewapening en uitrusting politie. Het concept is gereed en de consultatietermijn is gesloten. Maar ik zie dat de vrijwilligers niet allemaal bewapend zullen worden, want bewapening is uitgesloten voor surveillanten. Ik heb altijd in mijn inbreng gezegd, gesteund door de surveillanten, dat ook zij een aanspreekpunt zijn, vaak zelfs het eerste aanspreekpunt op straat. Kan de Minister toelichten waarom juist zij worden uitgesloten?

Mevrouw Kooiman (SP):

Voorzitter. Ik blijf het erg jammer vinden dat de Minister de regioburgemeesters met een kluitje in het riet stuurt. De daadwerkelijke sterkte gaat namelijk fors achteruit de komende jaren, terwijl er zou moeten worden ingezet op meer blauw in de wijken. De Minister gaat daar compleet aan voorbij. Dat is de afgelopen drie jaar wel meer gebeurd, maar ik ben het gewoon zat. We kunnen het nu regelen. We hoeven helemaal niet te wachten tot de verkiezingen; de Minister kan nu iets doen.

Het probleem van etnisch profileren wordt in heel veel eenheden erkend. Ik vind het jammer dat we een slappe brief en een slap antwoord krijgen van de Minister. Er zijn namelijk veel mogelijkheden om dit aan te pakken, om meer te doen dan er nu gebeurt. Het is heel goed dat er onderlinge gesprekken zijn in die eenheden, maar we moeten meer dan dat doen. Ik heb een achtergrond in de jeugdzorg en de Minister in de advocatuur. Er zijn geregeld cursussen en trainingen die bewezen effectief zijn en die daarvoor worden ingezet. Waarom laten we de Politieacademie niet iets ontwikkelen wat de eenheden kunnen inzetten en waarmee ze bewezen effectief kunnen werken? Momenteel wordt er namelijk in iedere eenheid van alles geprobeerd, maar is er niet eenduidig één ding in alle eenheden.

We hebben het gehad over BlauwTalent. Dat zit op de selectie maar niet op de werving. De Politieacademie is nog steeds wit. We krijgen het nog steeds niet voor elkaar om die een afspiegeling te laten zijn van de samenleving. Daarvoor zul je ook echt moeten inzetten op de werving en niet alleen maar op de selectie. Kan de Minister aangeven wat hij daarvoor gaat doen? Hoe gaat hij de Kamer informeren daarover? Dat wil ik ook graag weten.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter. Ik denk dat wij opnieuw moeten concluderen dat de borstklopperij van dit kabinet in de trant van «wij hebben de veiligheid en capaciteit op orde gebracht en geïnvesteerd in de veiligheidsketen» onterecht is. We zien immers dat de politiesterkte nog niet op orde is en dat de burgemeesters niet voldoende mensen in hun wijken hebben.

Ik heb een gesprek gevoerd met een agente in het oosten van het land. Daarbij hoorde ik iets schrijnends. Zij zei dat ze eigenlijk drie stapeltjes hebben. Een aangifte gaat op een van die drie stapeltjes. Of op het stapeltje waarvan ze direct al zeggen dat er niets mee gedaan wordt. Of op het stapeltje waarvan ze zeggen: we zouden er eigenlijk iets mee moeten doen, maar we hebben geen haakjes, dus we kunnen er niets mee. Of op het stapeltje – dat vond ik nog het mooiste van wat deze agente zei – waar ze eigenlijk niets mee kunnen, niets mee mogen en dat waarschijnlijk niets wordt, maar waarvan ze zeggen: het gaat niet gebeuren dat we hier geen inzet op plegen. Dit stapeltje betreft mensen die slachtoffer zijn geworden van heel akelige pgb-fraude. Daar zitten vaak enge bureaus achter, maar er zit ook een heel kwetsbaar mensje thuis, bij wie de politie op bezoek komt en die straks aan de lat staat omdat hij of zij zogenaamd de fraudeur is. De politie kan zo'n zaak helemaal niet oplossen, heeft capaciteit noch mankracht om daar achteraan te gaan, de recherche redt het niet, maar de politie pakt de zaak toch op, omdat ze het té zielig vindt. Dat zijn de agenten waar ik zo trots op ben. Ik wil dat de Minister zeker ook naast hen gaat staan en op zoek gaat naar een manier waardoor schrijnende zaken wél worden opgelost.

Laat me nog één bijzonderheid vertellen over de opheldering. Ik woon in een leuke wijk met een buurtpreventieteam. Weet de Minister wie daar meestal in zitten? De agenten. Die weten namelijk dat ze als politiefunctionaris soms de dingen bijna niet meer kunnen oplossen en dat hun navigatie ze waarschijnlijk het bos in stuurt. Maar gelukkig wonen ze zelf in de wijk en kunnen ze er zelf achteraan. We zijn op dit moment zo ver gezonken dat een politieagent soms meer betekenisvol kan zijn als buurtwacht dan als agent.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Het kabinet neemt een hele reeks aan maatregelen betreffende etnisch profileren. Maar op één punt mis ik nog iets. Het zit in de opleiding, in de bewustwording, in het gesprek en in weet ik allemaal wat, maar niet zozeer in de terugkoppeling. Die zou uit de app moeten komen, begrijp ik. Ik vind dat risicovol. Terugkoppeling moet niet alleen op het gebied van de individuele agent. We hebben namelijk in het rapport gelezen dat het ontzettend moeilijk is om te bepalen wanneer het precies misgaat en wanneer niet. Dat ligt aan zaken zoals de samenstelling van de wijk en de opdracht. Ik ben niet voor zo'n formulier. Ik heb even meegekeken met mijn buurvrouw. Het is inderdaad een kwestie van een heleboel kruisjes zetten en het is inderdaad vrij confronterend: wat is uw ras?

Ik heb nog geen antwoord gehad op mijn andere angst, namelijk dat het een administratieve verschuiving zal betekenen. Je zorgt gewoon dat je een staandehouding niet meer als zodanig registreert. Je zegt gewoon: mag ik u even wat vragen?. Dan is het iets wat bij iedere burger mag en hoef je het niet meer te registreren. Ik vraag dus nogmaals aan de Minister of hij daarop kan ingaan. Is er door het WODC ook gekeken of het in Engeland en Spanje niet gewoon een administratief verhaal is?

Diversiteit in het korps is van essentieel belang om etnisch profileren structureel op te lossen. Het is goed dat eraan gewerkt wordt. Ik erger me dat nu weer door de VVD de koppeling gemaakt wordt met kwaliteit. Ja, VVD en PvdA hebben hier een discussie over, dat is klassiek. De VVD, vanuit het liberalisme, zegt natuurlijk: iedereen één keer dezelfde kansen. De PvdA zegt: achterstanden wegwerken. Het debat dat hierin zit, gaat over tweedekansonderwijs, maar niet over kwaliteit. Iedereen staat namelijk aan dezelfde lat voor wat betreft de kwaliteit. Die koppeling moeten we niet maken.

Tot slot kom ik te spreken over de digitale revolutie. Dat punt kunnen we in de hele Kamer in ieder debat naar voren brengen, en ook hier is het heel pregnant, of het nou om vloggers gaat of om de bodycam. Wat mij betreft is de bodycam een fantastisch middel om als er een klacht komt, al dan niet via de app, te kunnen kijken wat er is gebeurd. Je moet niet weglopen voor die ontwikkelingen. Ook met een bodycam zijn er nog steeds interpretatieverschillen, maar het brengt ons wel een stapje verder. Ik ben heel benieuwd naar de uitkomsten. Ik wil vanaf deze plek stimuleren dat er een mooi, landelijk middel voor komt.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Op de capaciteitsdiscussie komen wij terug bij de behandeling van de begroting.

Inzake BlauwTalent sluit ik mij aan bij de opstelling van mevrouw Tellegen van de VVD. Ik vind dat die bijspijkertrajecten voor iedereen beschikbaar moeten zijn. Als er een bijspijkertraject is omdat je de sporteisen net niet hebt gehaald, moet het niet uitmaken hoeveel culturele achtergronden je hebt. Dan moet iedereen of niemand die mogelijkheid hebben. Mensen met diverse achtergronden zullen eerder kiezen voor bijspijkertrajecten op het gebied van taal. Maar wij nemen dus afstand van specifieke vormen van voorkeursbeleid.

Ik vond de beantwoording over het etnisch profileren helder waar het ging over maatregelen om het tegen te gaan. Ik vond de reactie onvoldoende op het punt van het voorkomen van hypercorrectheid en overreactie. Wil de Minister daarop nader ingaan? Ik heb een concreet voorbeeld in Enschede bij de hand, waarover half september Kamervragen van mevrouw Kooiman zijn beantwoord. Iemand of een korps wordt in de media genoemd, er worden Kamervragen gesteld, maar wanneer is er dan duidelijkheid voor zo iemand of zo'n korps? Zo'n onderzoek kan heel lang slepen en kan ook heel belastend zijn voor agenten en voor een korps. Ik vraag om rechtszekerheid voor betrokken agenten.

Mevrouw Swinkels (D66):

Voorzitter. Het zal niemand verrassen dat ik nog even niet stop met die stopformulieren. Wat mij verraste is dat ik niet alleen reserves van de Minister hoorde, maar ook van de zijde van de PvdA, wier ledenraad recentelijk met 88% een motie heeft aangenomen om die stopformulieren te gaan gebruiken.

D66 hecht enorm aan het behoud van gezag van de politie. Etnisch profileren moet je echt tegengaan. Kennelijk hebben verschillende gemeentes al aanleiding gezien om op lokaal niveau in een pilot stopformulieren te gebruiken. Dat gebeurt in Amsterdam, Breda en Den Haag. Zou de Minister mij wat tegemoet kunnen komen en zijn licht kunnen opsteken bij deze gemeentes om te vragen naar hun ervaringen in die pilots, en de Kamer daarover te informeren?

De heer Kuzu (Groep Kuzu/Öztürk):

Voorzitter. Of het nu politieagenten zijn die bewust etnisch profileren of onbewust etnisch profileren, het effect op de samenleving blijft hetzelfde. Wat er dan moet gebeuren, is dat er binnen de organisatie een cultuurverandering komt. Daarvoor is er het actieprogramma De Kracht van het verschil, maar in de versie die ik op internet heb aangetroffen, staan de woorden «etnisch profileren» nul keer. Dat vind ik opmerkelijk. Die cultuurverandering kan niet van binnenuit plaatsvinden, maar moet van buitenaf ingestoken worden. Anders gaat het niet lukken.

De Minister zei dat hij niet geïnteresseerd is in die disciplinaire maatregelen. Zolang deze Minister niet geïnteresseerd blijft in disciplinaire maatregelen, kan hij plannetjes maken wat hij wil, kan hij gesprekken organiseren wat hij wil, maar dan lost hij het probleem niet op. Daarom vraag ik op dit punt een VAO aan.

Minister Van der Steur:

Voorzitter. Ik zal het debat met de heer Kuzu op dit punt voortzetten tijdens dat VAO. Tegen mevrouw Tellegen zeg ik dat ik geen mogelijkheid zie om tussentijds een evaluatie te verzorgen van de pilot die nog maar net loopt.

Mevrouw Helder en ik hebben al eerder gesproken over de bewapening van vrijwilligers en surveillanten. Het antwoord is dat mensen die vrijwilliger of surveillant zijn, niet zijn opgeleid voor de omgang met wapens. Om die reden zullen zij geen wapens krijgen.

Ik begrijp dat mevrouw Helder ervaring heeft opgedaan met de C2000-apparatuur. Er is een landelijk dekkend netwerk van C2000 met 600 eigen masten. In landelijke gebieden en in gebieden met heel veel bebouwing zouden er problemen kunnen zijn. Met de vernieuwde aanbesteding van C2000 wordt dit verder verbeterd, onder meer door het bijplaatsen van nog eens 30 masten. Er wordt op dit moment aan die aanbesteding gewerkt.

Ik zie uit naar het debat over de slachtofferenquêtes en het door mevrouw Helder bij de begrotingsbehandeling fileren van de strafrechtketen, zoals ik mij altijd verheug op begrotingsdebatten, zeker met mevrouw Helder.

Het Kennisplatform Integratie & Samenleving heeft effectieve trainingen op het gebied van profileren onderzocht. Ik heb daar in juni een brief over gestuurd. De politie neemt die inzichten mee in trainingen en in de Politieacademie. In de voortgangsbrief over discriminatie wordt de Kamer geïnformeerd over de voortgang op dit terrein.

Mevrouw Kooiman vroeg naar de werving. Dat is natuurlijk een van de essentialia waarop wordt ingezet. Dat is onder de vorige korpschef al begonnen, maar wordt door deze korpschef met groot enthousiasme ter hand genomen. In nog geen drie jaar tijd zien wij dat wij 7% meer mensen met een diverse achtergrond geworven hebben. Die mensen stromen bij de nationale politie in. Dat is echt heel positief. Wij staan nu op 17% en komen daarmee in de buurt van het streven van 25%.

Ik heb laatst nog met een aantal agenten gesproken die ook zelf actief in de wijken bekijken of er mensen zijn die zich positief onderscheiden en die misschien geschikt zouden zijn als politieagent. Daar wordt actief op ingezet.

Mevrouw Van Toorenburg heeft nog even de plaat opgezet – ik zeg het schertsend – van het kabinet dat alleen maar heeft bezuinigd en nooit aan veiligheid heeft gewerkt. Ik ben blij dat alle cijfers haar standpunt ontkrachten.

De heer Recourt vroeg naar Engeland en Spanje. Wordt er bewust op een andere manier geregistreerd, zodat men niet in de statistiek terechtkomt? Ik heb er geen informatie over hoe de onderzoeken daar indertijd zijn verlopen. Ik kan daar dus geen reactie op geven. Eén ding is zeker: wij kijken naar het zorgvuldig opleiden. Wij willen mensen de tools geven om hun werk goed te doen, om hun vakmanschap te professionaliseren. Tegelijkertijd toetsen wij aan de hand van de politie-app, maar ook de app die door Controle Alt Delete wordt ontwikkeld, of het beleid verbetering vertoont.

Ik ben het eens met de heer Van der Staaij dat wij niet hypercorrect moeten worden. Dat is de balans die ik van het begin af aan in dit AO heb aangegeven. Wij verwachten van politieagenten dat zij onder heel moeilijke omstandigheden de juiste beslissing nemen. Ik accepteer het dat een beslissing niet juist is. Dat moeten wij blijven accepteren, maar ondertussen ... Ik vind de staandehouding van Typhoon een mooi voorbeeld. De agent heeft daar gezegd: het spijt mij; ik heb het verkeerd gedaan. Hij heeft erkend dat hij Typhoon om de verkeerde reden staande heeft gehouden, en gezegd dat hij het anders had moeten doen. Typhoon heeft in zijn blogs aangegeven dat hij dat heeft gewaardeerd. Als het fout gaat, moet je het uitleggen en moet je ruiterlijk zeggen dat je het anders had moeten doen. Soms gaat het ook niet goed. Ik ken de voorbeelden van mensen die dat als niet goed hebben ervaren. Wij moeten oppassen voor hypercorrectheid, want wij willen wel effectiviteit, maar wij moeten ook inzien dat wij op een aantal terreinen echt verbetering kunnen bereiken.

In de klachtenbehandeling kan blijken dat sprake is van een ernstig verwijtbaar handelen. Dan is het aan het bevoegd gezag om te beoordelen of er disciplinair iets moet plaatsvinden. Daarvoor moet eerst zorgvuldig onderzoek plaatsvinden en dat moet natuurlijk snel. Dat geldt op meer terreinen: soms duurt onderzoek wel lang.

Mevrouw Swinkels vroeg mij of ik mijn licht wilde opsteken bij gemeenten. Nee, dat ga ik niet doen. Er komen geen stopformulieren, dus ik ga ook mijn licht niet opsteken.

Met de heer Kuzu zal ik het debat voortzetten bij het VAO.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

De Minister heeft een van mijn vragen niet beantwoord. Hij was zo onder de indruk van het feit dat ik hem weer afstrafte over zijn borstklopperij, dat hij mijn vraag is vergeten. Veel agenten zien pgb-fraudes. Zij zien heel schrijnende situaties, maar hebben het gevoel dat zij die niet kunnen oplossen. Wat kan de Minister voor hen betekenen?

Minister Van der Steur:

Wie wanneer waar welke prioriteit geeft, is een keuze van het lokaal gezag in de regio. Ik kan het specifieke voorbeeld van de pgb-fraude niet duiden. Het is niet aan de Minister om daar verantwoordelijkheid voor te nemen of er prioriteit aan te geven. Dat is echt aan het lokaal gezag.

De voorzitter:

Deze discussie komt vast nog vaker terug. Er is een VAO aangevraagd, waarbij de heer Kuzu de eerste spreker zal zijn.

Ik heb de volgende toezeggingen genoteerd:

  • De Minister zegt toe in zijn reactie op het rapport inzake de wijkagenten ook in te gaan op de vraag hoe er meer wijkagenten kunnen worden aangesteld en hoe kan worden geregeld dat zij ook toekomen aan hun wijkagenttaken. Hij zal de Kamer hierover voor de begrotingsbehandeling informeren.

  • De Minister zegt toe de Kamer nader te informeren over de mogelijkheden om de vakbekwaamheid binnen de nationale politie verder te versterken. Wat is de termijn op dit punt?

Minister Van der Steur:

Dat zal gebeuren in de voortgangsrapportage inzake de nationale politie, die ook voor de begrotingsbehandeling zal verschijnen. Ik haal mijzelf een hoop ellende op de hals, maar het gebeurt voor de begrotingsbehandeling.

De voorzitter:

Dan de laatste toezegging:

  • De Minister zegt toe voor het komende kerstreces de Kamer te informeren over de juridische grenzen bij advertenties bij opruiende vlogs.

Minister Van der Steur:

Niet zozeer bij opruiende vlogs, want die gaan al over de grens, als wel bij vlogs in het algemeen.

De voorzitter:

Daarmee heb ik alle toezeggingen gehad. Ik dank de Minister, zijn medewerkers, de Kamerleden en de andere aanwezigen.

Sluiting 17.58 uur.

Naar boven