28 844 Integriteitsbeleid openbaar bestuur en politie

Nr. 104 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 september 2016

Hierbij bied ik u het rapport aan van de Inspectie van Veiligheid en Justitie (hierna: de Inspectie) naar genomen integriteitsmaatregelen bij de politie: «Een onderzoek naar de maatregelen die moeten voorkomen dat politieambtenaren onjuist gebruik maken van politie-informatie1.» Aanleiding voor de maatregelen was de politiemedewerker die in september 2015 is aangehouden op verdenking van het lekken van politie-informatie. In mijn brief van 30 oktober 2015 heb ik uw Kamer hierover geïnformeerd en beschreven welke maatregelen de korpschef en ik hebben genomen.2

Eén van de maatregelen betrof een verzoek van mij aan de Inspectie naar de opzet en werking van het integriteitsbeleid, het screeningsbeleid, het autorisatiebeleid en het beleid om onjuist gebruik van politiesystemen tegen te gaan. In deze brief informeer ik u over de uitkomsten van het onderzoek en geef ik mijn beleidsreactie hierop.

Samenvatting onderzoek

De Inspectie heeft onderzoek gedaan naar door politie te nemen maatregelen, namelijk het screeningsbeleid van politie, de invoering van het vier-ogenprincipe, de steekproeven naar autorisaties, de evaluatie rondom de begeleiding van studenten, de ontwikkeling van een escalatiemodel en het meerjarenverbeterplan politiegegevens. Gedurende het Inspectieonderzoek waren nog niet al deze maatregelen door de politie uitgevoerd, waardoor de Inspectie de werking en daarmee het beoogde effect van de betreffende maatregelen nog niet kon beoordelen. De politie heeft de reeds door de Inspectie geconstateerde bevindingen aangaande deze maatregelen direct meegenomen bij de verdere implementatie daarvan. De Inspectie oordeelt hier positief over omdat het aangeeft dat de politieorganisatie slagvaardig inspeelt op gedane constateringen.

De Inspectie constateert dat ook na het volledig doorvoeren van de maatregelen onjuist gebruik van politie-informatie niet volledig kan worden uitgesloten. Het integriteitsbeleid behelst dan ook meer dan alleen het nemen van maatregelen. Om het samenstel van maatregelen te laten slagen is het noodzakelijk dat op alle niveaus permanente aandacht is voor integriteit en het aangaan van het gesprek daarover.

Beleidsreactie

Integriteit is één van de kernwaarden van de politie. Voor een goede uitvoering van de politietaak is het noodzakelijk dat de samenleving erop kan vertrouwen dat de integriteit van politiemedewerkers onomstreden is. Dat betekent ook dat de politie integer met politie-informatie en informatie van en over burgers omgaat. De politie heeft daarom naast maatregelen rondom het screenings- en autorisatiebeleid tal van preventieve en repressieve maatregelen genomen om de kans op integriteitsschendingen en de impact daarvan te verkleinen. De maatregelen richten zich enerzijds op bewustwordingsprocessen, zoals het organiseren van dilemmatrainingen, het bespreken van integriteitskwesties tijdens jaargesprekken en het melden van signalen bij bijvoorbeeld leidinggevenden, medewerkers van de afdeling VIK (Veiligheid, Integriteit en Klachten), als ook bij het Landelijk Meldpunt Misstanden. Anderzijds is binnen de politieorganisatie veel ervaring opgedaan met onderzoeken naar integriteitsschendingen. Elke melding wordt zorgvuldig onderzocht en indien nodig gevolgd door een intern of strafrechtelijk onderzoek. Als het onderzoek daar aanleiding toe geeft worden maatregelen getroffen en wordt er disciplinair gestraft. Hierbij is de strafoplegging bij de politie geüniformeerd.

Integriteitschendingen kunnen in een organisatie met ongeveer 60.000 medewerkers waar veel en gevoelige informatie wordt verwerkt nooit helemaal worden uitgesloten. Iedere integriteitsschending is echter één te veel. De aandacht voor integriteit in de politieorganisatie is dan ook niet eenmalig, maar, zoals de Inspectie en ook de ADR opmerken, dient integraal onderdeel te zijn van politiewerk en de cultuur van de politie.3 Het integriteitsbeleid politie 2014–2017 is hier ook mede op gericht. Recente berichtgeving over (vermeende) lekken bij de politie, zoals die in de eenheden Limburg en Den Haag, benadrukken de noodzaak hiertoe. Steeds opnieuw zal moeten worden bezien of de genomen maatregelen aanscherping dan wel aanpassing behoeven. Immers, de ontwikkeling van het integriteitsbeleid, autorisatiebeleid en (informatie) beveiligingsbeleid staan niet stil. De uitkomsten van dit onderzoek van de Inspectie dragen bij aan de verdere verbetering van het screeningsbeleid en autorisatiebeleid van de politie en de uitvoering daarvan. Hieronder zal ik in reactie op de uitkomsten van het Inspectieonderzoek per maatregel de stand van zaken weergeven.

Screening

Indien een functie is aangemerkt als een vertrouwensfunctie is een veiligheidsonderzoek vereist. Binnen de politie zijn op basis van de Wet veiligheidsonderzoeken functies aangewezen als A- (de zwaarste categorie) en P- (de minder zware categorie) vertrouwensfuncties. Bij de functionarissen die op een A-vertrouwensfunctie werkzaam zijn, is eind vorig jaar gecontroleerd of zij in het bezit zijn van een geldige Verklaring van geen bezwaar (VGB). Ik heb uw Kamer over de uitkomsten van deze inventarisatie in mijn brief van 3 december 2015 en 25 januari 2016 geïnformeerd.4

Daar waar het gaat om de P-vertrouwensfuncties grijpt de politie het moment van de personele reorganisatie aan om te controleren of de functionarissen in bezit zijn van een VGB. Bij de medewerkers die worden geplaatst op een vertrouwensfunctie wordt gecontroleerd of zij gescreend moeten worden of dat zij reeds in het bezit zijn van een geldige VGB. Indien dit laatste niet het geval is zullen deze medewerkers alsnog worden gescreend. Hieronder vallen dus zowel de medewerkers die nog niet eerder op de vertrouwensfunctie werkzaam waren, als de medewerkers die reeds op een P-vertrouwensfunctie werkzaam zijn en hier opnieuw op worden geplaatst (zogenoemde functievolgers). Het risico bestaat, zoals de Inspectie ook in haar rapport constateert, dat medewerkers al op een P-vertrouwensfunctie werkzaamheden verrichtten zonder in het bezit te zijn van een geldige VGB. Dit risico wordt door de politie en mij onderschreven. Dit risico kan ook niet per ommegaande worden weggenomen. Gelet op het verwachte aantal uit te voeren P-vertrouwensonderzoeken zal dit de nodige tijd kosten. Al naar gelang de einddatum van de personele reorganisatie (medio 2018) in zicht komt zal dit risico verder afnemen, omdat dan steeds meer functionarissen gescreend zullen zijn voor een P-vertrouwensfunctie.

Vanzelfsprekend brengt de politie een risico gebaseerde prioritering aan in de volgorde van screening van medewerkers die reeds werkzaam zijn op een P-vertrouwensfunctie zonder geldige VGB. Hierbij wordt gekeken naar de autorisaties die aan een bepaalde functionaris zijn toegekend op basis van zijn functie en werkzaamheden. De hoogste prioriteit wordt toegekend aan functionarissen die toegang hebben tot gevoelige opsporingsinformatie. Dit betreft bijvoorbeeld functionarissen binnen de intelligence, zoals medewerkers bij de Dienst Regionale Informatie Organisatie en de Dienst Landelijke Informatie Organisatie of beheerders van de desbetreffende ICT. Het gaat hierbij, ten opzichte van A-vertrouwensfuncties, wel om minder gevoelige informatie.

Na deze functionarissen worden de overige functionarissen die werkzaam zijn binnen de operatie gescreend. Dit betreffen functionarissen die een «basisautorisatie» hebben met betrekking tot opsporingsinformatie. Te denken valt aan functies binnen de Dienst Regionale Recherche.

Tot slot worden functionarissen gescreend die werkzaam zijn binnen de bedrijfsvoering, bijvoorbeeld bij de personeels- en salarisadministratie.

Verder zal de politie de lijst met P-vertrouwensfuncties herzien als onderdeel van de jaarlijkse actualisatie. Hierbij wordt kritisch gekeken of de nu genoemde functies op de lijst nog steeds geacht worden schade te kunnen toebrengen aan de nationale veiligheid. De lijst met A-vertrouwensfuncties heeft bij de totstandkoming van de nationale politie reeds deze herziening ondergaan en jaarlijks wordt ook deze lijst geactualiseerd.

Autorisaties

Intrekken van autorisaties

De Inspectie constateert in haar rapport dat het intrekken van autorisaties voor systemen en applicaties nog onvoldoende aandacht krijgt. De politie en ik onderschrijven het belang dat de toegang tot informatie goed is georganiseerd en beveiligd. Het proces van verstrekken en intrekken van autorisaties voor politiesystemen aangaande plaatsing, verplaatsing en uitdiensttreding van medewerkers wordt door de politie deels geautomatiseerd. De technische voorziening die dit proces ondersteunt is naar verwachting eind 2016 gereed.

In aanvulling daarop dragen de volgende maatregelen bij aan de controle en correctie van de bestaande autorisaties:

  • Door de plaatsing die voortvloeit uit de personele reorganisatie worden de autorisaties van medewerkers gecontroleerd en gecorrigeerd.

  • Begin 2017 vindt een opschoning plaats bij het restant van de autorisaties.

  • Het toekennen van autorisaties voor toegang tot zeer gevoelige informatie gebeurt volgens het vier-ogenprincipe. Hierbij wordt door een tweede gemandateerde leidinggevende de betreffende aanvraag voor een autorisatie extra getoetst.

  • Als onderdeel van het eerder aan de Tweede Kamer gezonden verbeterplanpolitiegegevens (bijlage bij Kamerstuk 33 842, nr. 4), worden structurele controles ingericht op verleende autorisaties als onderdeel van de totale inrichting van de IV-organisatie. Dit is een omvangrijk proces dat tijd vergt. In de tussentijd zullen steekproefsgewijs controles worden uitgevoerd naar de autorisaties op het systeem Summ-IT. Dit is het systeem waarin de informatie van opsporingsonderzoeken wordt verwerkt.

Steekproef

De korpschef heeft conform de toezegging aan uw Kamer een steekproef laten uitvoeren naar autorisaties om inzicht te verkrijgen in hoeverre toegekende autorisaties voldoen aan de standaard vastgestelde autorisatieniveaus. Deze steekproef is onlangs afgerond en aan mij aangeboden.

De politie concludeert dat de verleende autorisaties met betrekking tot opsporingsinformatie vrijwel helemaal overeenkomen met de functies van de onderzochte medewerkers. Ook bij de systemen waarin geen opsporingsinformatie wordt verwerkt is slechts een marginale afwijking geconstateerd. Uit de resultaten van de steekproef blijkt niet dat er sprake is van een zodanig risico dat direct aanvullende maatregelen nodig zijn naast de structurele verbeteringen en maatregelen die al door politie zijn ingezet.

Begeleiding studenten / escalatiemodel

Voor de vorming van de nationale politie was de begeleiding van studenten en de samenwerking met de Politieacademie in de 26 korpsen verschillend georganiseerd. Bij de inrichting van de nationale politie is ervoor gekozen om een afdeling Operationele Begeleiding en Training (OBT) in te richten die de begeleiding van studenten verzorgt. Deze landelijke OBT-organisatie heeft teams ingericht die verbonden zijn aan de eenheden. Door de landelijke aansturing en structurele afstemming tussen de OBT-teams is een eenduidige begeleiding ontstaan en is de samenwerking met de Politieacademie verbeterd. Er zijn uniforme werkprocessen ingericht waardoor in alle eenheden studenten dezelfde begeleiding krijgen. Ook is in het Politiedienstencentrum (PDC) een afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten ingericht die de disciplinaire onderzoeken naar medewerkers van het PDC en de studenten coördineert.

Het escalatiemodel is onlangs door de korpschef vastgesteld. In het escalatiemodel zijn de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de partijen beschreven die betrokken zijn bij de begeleiding van een politiestudent. Voorts is onderdeel van het escalatiemodel de werkwijze die gevolgd wordt om het functioneren van de student te monitoren en is de procedure in het geval sprake is van een vermoeden van plichtsverzuim bij een student op hoofdlijnen beschreven. De beschrijvingen zijn gebaseerd op geldende protocollen en werkbeschrijvingen en nieuwe inzichten die mede zijn opgedaan naar aanleiding van de situatie rondom de verdachte politieambtenaar.

Van groot belang in het escalatiemodel is dat verschillende signalen over de student op de leerwerkplek of opleiding worden bijeengebracht, zodat de omvang van de personele casuïstiek inzichtelijk wordt. Hierin vervult de OBT een cruciale rol doordat gedurende de opleiding de leiding en personele zorg voor een student onder één medewerker (de trajectbegeleider) is gebracht die ervoor zorgt dat een compleet beeld van de student en diens functioneren aanwezig is.

Meerjarenverbeterplan

De Inspectie constateert dat het meerjarenverbeterplan, ter verbetering van de naleving van de Wet politiegegevens en informatiebeveiliging, onder voorbehoud van financiering door de korpsleiding is vastgesteld. Dit plan is lopende het begrotingsjaar vastgesteld. Bij de fasering van de maatregelen over de looptijd van het verbeterplan is hier rekening mee gehouden. De maatregelen die dit jaar genomen zullen worden, zijn ingepast in de lopende begroting. De maatregelen die gepland staan voor de periode 2017–2019 zullen worden verwerkt in de (meerjaren)begroting.

Overige maatregelen

Zoals ik in eerdere brieven aan uw Kamer heb aangekondigd, bereid ik een wetsvoorstel tot wijziging van de Politiewet 2012 voor waarin de screeningsbevoegdheden van de politie worden uitgebreid. Ik streef ernaar dit wetsvoorstel dit jaar nog in consultatie te brengen. Daarnaast heb ik het WODC gevraagd een fenomeenonderzoek uit te voeren ter beantwoording van de vraag of de dreiging van corruptie binnen handhavingsdiensten is toegenomen door de ontwikkeling van de georganiseerde criminaliteit. Naar verwachting zal dit onderzoek in het voorjaar van 2017 zijn afgerond.

In het onderzoek van de Inspectie zie ik thans geen aanleiding om aanvullende maatregelen te treffen. Ook recente incidenten onderstrepen wel te meer de reeds geplande maatregelen en verbeteringen met kracht en zo snel als mogelijk door te zetten. De effectiviteit van al deze maatregelen dient structureel in de gaten te worden gehouden. Het is immers een continue proces van risico-inschatting en -verbetering.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
2

Kamerstuk 28 844, nr. 86.

X Noot
3

Auditdienst Rijk, Onderzoek integriteit bij aannemen van geschenken en ingaan op uitnodigingen Nationale politie, 2015 (bijlage bij Kamerstuk 28 844, nr. 97).

X Noot
4

Kamerstuk 28 844, nrs. 89 en 91.

Naar boven