29 628 Politie

Nr. 659 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2016

Hierbij bied ik u het Politieonderwijsverslag 2016 aan1 waarin de Inspectie Veiligheid en Justitie (hierna de Inspectie) de ontwikkelingen beschrijft in het politieonderwijs in de afgelopen vier jaar. Sinds de Inspectie voor het laatst de balans opmaakte in «De Staat van het Nederlandse politieonderwijs 2011», voerde zij kwaliteitsonderzoek uit naar tien opleidingen aan de Politieacademie (hierna PA). Hiernaast raakten diverse Inspectierapporten over de taakuitvoering van de politie het thema onderwijs. Het Politieonderwijsverslag is geen onderzoek op zich, maar biedt een overzicht van de uitgevoerde onderzoeken, legt de verbanden daartussen en benoemt rode draden. Dit alles levert een beeld op van zowel het onderwijs aan de PA zelf, als de processen en omstandigheden die het politieonderwijs beïnvloeden.

De Inspectie heeft in 2015 besloten haar toezicht op de PA anders in te richten. Zij koos voor toezicht dat zich richt op de bijdrage van het politieonderwijs aan een goede taakuitvoering van de politie. Het is goed op te merken dat de Inspectie in dit verslag aangeeft dat de eerste resultaten van het nieuwe toezicht zichtbaar zijn.

De Inspectie beschrijft in dit Politieonderwijsverslag vijf aspecten van het politieonderwijs:

  • 1) de kwaliteitszorg in het politieonderwijs,

  • 2) de opleidingsvragen,

  • 3) de relatie tussen het politieonderwijs en de politie,

  • 4) de scholingsbehoefte en

  • 5) de nieuwe eisen die worden gesteld aan het politieonderwijs.

De Inspectie trekt één conclusie en geeft vier aanbevelingen.

Conclusie

De Inspectie concludeert dat de aansluiting van het politieonderwijs op de politiepraktijk om een nauwe samenwerking van de betrokken partijen vraagt. Ik onderschrijf dit volledig.

Ten opzichte van het regionale bestel is de korpschef inmiddels de primaire behoeftesteller en afnemer van het politieonderwijs van de PA. Hiermee is er beduidend minder coördinatielast om te komen tot de kwantitatieve behoeftestelling vanuit de politie. Qua kwalitatieve behoeftestelling heeft er inmiddels een standaardisatie/rationalisatie plaatsgevonden in het onderwijsaanbod waardoor het aantal verschillende opleidingen is gestroomlijnd en daardoor efficiënter is georganiseerd.

De opvatting van de Inspectie dat hier nog verbetering nodig is deel ik eveneens. Voor een goed functioneren van het politieonderwijs mag van de politie worden verwacht dat zij haar behoefte aan politieonderwijs zowel kwalitatief als kwantitatief formuleert in een meerjarige behoeftestelling. Vorig jaar is de politie van start gegaan met de ontwikkeling van een meerjarig Strategisch Ontwikkelplan (hierna SOP) dat aan de basis ligt van de behoeftestelling voor het ontwikkelen en opleiden van politiemedewerkers. In het SOP laat de politie zien welke afweging zij maakt om te komen tot een realistische behoeftestelling met de bijbehorende prioritering van de onderwijsbehoefte. Het proces om te komen tot een SOP wordt door de politie verder ontwikkeld in overleg met de betrokken partijen. Politie en de PA hebben verschillende overleggen op operationeel en tactisch niveau ingericht ten aanzien van de behoeftestelling aan politieonderwijs.

Tegelijk vraagt de complexiteit van en dynamiek in de samenleving om een wendbare politieorganisatie. Dat kan ook consequenties hebben voor de opleidingsbehoefte van de politie. De bevinding van de Inspectie dat de actualiteit in die samenleving om spoedige aanpassing van opleidingsvragen en opleidingen kan vragen wordt daarmee herkend.

Daar waar van de politie mag worden verwacht dat zij haar behoefte meerjarig en met een zekere continuïteit formuleert dient de PA bij de organisatie en uitvoering van het politieonderwijs ook een zekere flexibiliteit aan de dag te kunnen leggen om in te spelen op urgente actuele ontwikkelingen.

In het wetsvoorstel Inbedding Politieacademie in het politiebestel worden de taken en verantwoordelijkheden van alle bij het politieonderwijs en de onderzoeks- en kennisfunctie over de politie en de politietaak betrokken partijen beschreven alsmede het samenspel tussen die partijen. Hierdoor ontstaat een helder en transparant beeld van het model waarbinnen ikzelf, de korpschef, de directeur van de PA en de Politieonderwijsraad (POR) ieder vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, invulling kunnen geven aan de uit te voeren taken.

Aanbevelingen

  • A. De Inspectie beveelt de PA aan door te pakken nu de eerste kwaliteitsslag is gemaakt. Ik onderschrijf deze aanbeveling.

    Het College van Bestuur (hierna CvB) van de PA heeft in 2015 een nieuw kwaliteitszorgsysteem vastgesteld waarvan de Inspectie de eerste tekenen van implementatie heeft gezien. Dit is een stimulans om op de ingezette weg voort te gaan. Hierbij wordt uitgegaan van de totale politieopleiding, dus inclusief de beroepspraktijkvorming. De PA is verantwoordelijk voor de kwaliteit van de beroepspraktijkvorming, voor een systeem van kwaliteitszorg ter bewaking en bevordering van die kwaliteit, en voor de publieke verantwoording over die kwaliteit en kwaliteitszorg. Het is aan de PA om beter zicht te krijgen en te houden op de examinering binnen de PA en in de praktijk. De politie is verantwoordelijk voor de condities van de praktijkplaats. Het is aan de politie en de PA om gezamenlijk landelijke standaarden vast te stellen en te komen tot een vloeiende aansluiting tussen leren en werken op de PA en bij de politie.

    Het is aan alle partijen om continue kwaliteitsverbetering in het politieonderwijs na te streven door het stellen van de juiste behoefte, het ontwikkelen van goede opleidingen die zoveel mogelijk aansluiten bij de praktijk, de toepassing van het geleerde in de praktijk te faciliteren en het evalueren van de opbrengst. Deze cirkel van ontwikkelen, uitvoeren, evalueren en aanpassen wordt in de toekomst standaard praktijk voor alle opleidingen.

    De Inspectie stelt vast dat er een achterstand is bij de ontwikkeling van docenten. De PA zal met een realistisch plan komen ter versterking van de kwaliteit van het docentenbestand.

  • B. De Inspectie beveelt de politie aan de voorwaarden voor de realisatie van haar ambities over het kwalitatieve niveau van de formatie in het oog te houden. Ook deze aanbeveling onderschrijf ik. Ik merk daarbij op dat indachtig de in de herijking realisatie Nationale politie uitgezette koers realisme dient te worden betracht in het tempo en de fasering waarin deze ambitie gerealiseerd kan worden. Om tot de juiste keuzes te komen zal de politie ook moeten anticiperen op de toekomstige eisen waaraan de politiemedewerkers moeten voldoen en daarbij de kaders voor sterkte en betaalbaarheid in het oog houden. Om hier de juiste keuzes in te kunnen maken is de strategische personeelsplanning cruciaal.

  • C. De Inspectie beveelt de politie aan als organisatie te blijven leren.

    De politie heeft een belangrijke taak betreffende de veiligheid. Een professionele organisatie en vakbekwaam personeel is daarbij onmisbaar. Het op peil houden van het vakmanschap van het personeel is één van de cruciale vraagstukken voor de politie. De complexiteit van de huidige samenleving en de differentiatie binnen de samenleving vragen veel van de politieorganisatie en het politiepersoneel. Dit stelt hoge eisen aan het politiepersoneel, nu en in de toekomst.

    Een politiemedewerker begint met een initiële opleiding waardoor deze startbekwaam wordt. In het functioneren na zijn initiële opleiding ontwikkelt de medewerker zich tot een vakbekwame medewerker.

    Politiemedewerkers moeten een basisniveau aan parate kennis hebben, vakbekwaam zijn en blijven. Leren in de praktijk, oftewel informeel leren, kan hier een bijdrage aan leveren. In het bij- en onderhouden van kennis ligt een opgave voor de politie. Ik zie goede ontwikkelingen op dit vlak in de vorm van de beweging Blauw Vakmanschap of peer reviews. Het is wel van belang dat resultaten aantoonbaar zijn.

  • D. De Inspectie beveelt het directoraat-generaal Politie aan zorg te dragen voor de borging van de basiskennis. Hierbij stelt de Inspectie dat het ultimum remedium regelgeving is.

    Zoals ik ook in mijn brief van 24 maart 2015 (Kamerstuk 29 628, nr. 513) over het inspectierapport met betrekking tot de parate kennis van de bevoegdheden van de politie heb gesteld dient de vrijblijvendheid bij het onderhouden van vakbekwaamheid te verdwijnen.

    Voor een aantal onderwerpen is in het verleden gekozen om de vakbekwaamheid te borgen door middel van regelgeving. Bijvoorbeeld voor de bevoegdheden van het gebruik van geweld is de Regeling toetsing geweldsbeheersing politie (RTGP) ingevoerd en zijn de trainingsdagen verplicht gesteld. Iedere politieambtenaar die is uitgerust met een geweldsmiddel dient jaarlijks onder andere voor een kennistoets te slagen. Hulpofficieren van politie moeten eens in de drie jaar examen doen om hun functie te kunnen blijven uitoefenen. Regelgeving alleen is echter geen afdoende garantie voor het op peil houden van vakbekwaamheid.

Ik ben in afwachting van het in bovengenoemde brief genoemde voorstel van de korpschef voor een kwaliteitssysteem/systematiek om de vakbekwaamheid van het politiepersoneel te borgen. Ik ga er vanuit dat de politie komt met een afgewogen en realistisch plan waarin maatregelen zijn opgenomen voor de korte en langere termijn. Na ontvangst en beoordeling van dit voorstel zal ik uw kamer nader informeren.

Ten slotte

De Inspectie heeft een beeld geschetst over het politieonderwijs in de afgelopen vier jaar. Hoewel er geen grote tekortkomingen zijn gesignaleerd door de Inspectie is er zeker ruimte voor verbetering. Ik verwacht dat de invoering van het wetsvoorstel Inbedding Politieacademie in het politiebestel deze verbetering ondersteund en stimuleert. De politie, de PA en VenJ nemen de bevindingen van de Inspectie mee in de verdere uitwerking van het wetsvoorstel met als doel het politieonderwijs te verbeteren.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven