29 628 Politie

Nr. 490 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 27 november 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft op 17 november 2014 overleg gevoerd met Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie over Politie.

(De volledige agenda is opgenomen aan het eind van het verslag.)

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Jadnanansing

De waarnemend griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Hessing-Puts

Voorzitter: Jadnanansing

Griffier: Van Doorn

Aanwezig zijn negen leden der Kamer, te weten: Berndsen-Jansen, Bontes, Helder, Jadnanansing, Kooiman, Marcouch, Oskam, Segers, Tellegen,

en Minister Opstelten van Veiligheid en Justitie.

Aanvang 14:00 uur.

De voorzitter: Goedemiddag. Een hartelijk welkom aan de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en mijn collega's. We hebben een wetgevingsoverleg van 14.00 uur tot 20.00 uur. Dat is ruim zes uur. We hanteren een spreektijd van tien minuten per fractie en ik sta twee interrupties per fractie toe. Dan heb ik nog een mededeling van huishoudelijke aard, als ik dat zo mag noemen. Mevrouw Tellegen van de VVD-fractie zal af en toe opstaan. Dat is niet omdat zij het overleg wil verlaten of het niet leuk zou vinden, maar omdat zij ontzettende rugpijn heeft. Ik wens haar alvast van harte beterschap.

Als eerste vraag ik mevrouw Helder van de PVV-fractie om te beginnen met haar inbreng.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik was van plan om mijn spreektekst te beginnen met de opmerking dat de Nationale Politie voor de PVV betekent een harde aanpak van criminaliteit, daadkrachtig politieoptreden en minder bureaucratie, maar dan moet er natuurlijk wel een Nationale Politie komen. Dat zal heus wel gebeuren, maar inmiddels is het al bijna geen vraag meer of het wel gaat gebeuren zoals de Minister aan de Kamer, de burgers en niet in de laatste plaats het korps zelf heeft beloofd. De tussentijdse rapporten zijn bijna vernietigend te noemen. Laat daar geen misverstand over bestaan: er is veel werk verzet en de ramp met de MH17 kwam er ook nog eens bij, maar dat laat onverlet dat de gestelde doelen niet meer haalbaar zijn. Of vindt de Minister nog steeds van wel? Zo nee, is hij bereid om de doelen bij te stellen?

De Minister heeft in een interview op zaterdag 8 november jongstleden gezegd: «ik sta hier met genoegen en trots voor de politie. Daar ga ik vrolijk mee door, dat ziet u». Een nobel streven, maar het getuigt niet echt van oog voor de kritiek in vrijwel alle rapporten en de kritiek van de politiebonden. Kort gezegd komt die op het volgende neer. Er is gebrek aan samenhang, grip en regie op het hele veranderingsproces. Er wordt te veel gedaan om de snelheid in het proces te houden. Vakmensen voelen zich niet serieus genomen en er wordt gewerkt vanuit een papieren werkelijkheid, waardoor er onvoldoende beeld is wat de plannen betekenen op de werkvloer. Volgens de Inspectie Veiligheid en Justitie is er sprake van te veel en ook nog eens tegelijk, zonder voldoende integrale sturing.

De Minister merkt op dat de ondernemingsraad de reorganisatieplannen met betrekking tot het personeel volop steunt. Het was echter diezelfde ondernemingsraad die in een briefing aan de Kamer sprak over het project De Hark Voorbij. Die kritiek kwam erop neer dat de plannen nog zo mooi kunnen zijn op papier, maar dat de werkelijkheid vaak een andere is.

De enige maatregel die de Minister naar aanleiding van alle kritiek neemt, is één lid van de korpsleiding verantwoordelijk maken voor de strategische aansturing van de vorming van de Nationale Politie. Kan de Minister uitleggen op grond waarvan hij meent dat slechts één persoon alle problemen met het personeel, de ICT, het te veel tegelijk en het gebrek aan vertrouwen op de werkvloer kan oplossen, terwijl de trein gewoon met dezelfde snelheid doordendert? Een van de doelstellingen van de Nationale Politie is dat er een einde komt aan de 26 eilandjes, zoals dat zo mooi werd gezegd. Dat was ook de reden dat de Minister het beheer van de politie op zich zou nemen. Hierdoor werden burgemeesters en lokale politiechefs ontlast en zou er voldoende ruimte zijn voor het vakmanschap van de werkvloer en de inspraak daarvan.

Gelezen de kritiek van veel burgemeesters, het Platform Bezorgde Dienders en vele, vele andere, is dat niet gelukt. De burgemeesters willen meer te zeggen hebben over de manier waarop de politie wordt ingezet. Er moet ruimte zijn voor lokale problemen en de handhaving van de openbare orde en veiligheid. De politie zou zich meer moeten richten op lokale en minder op landelijk opgelegde prioriteiten. Er moet ruimte zijn voor wat politieagenten zelf belangrijk zeggen te vinden. Wij zijn daar in het kabinet-Rutte I zelf ook mede debet aan geweest, dat realiseer ik mij terdege, maar je moet toch ruimte bieden voor kritiek die je daarop krijgt. Vandaar het idee dat het misschien wel tijd is om het om te draaien. Begin van onderaf, en wel met de wijkagenten. Zij zijn immers de ogen en oren van de samenleving en het aanspreekpunt van oplettende burgers – ons allen bekend: de participerende samenleving – en de slachtoffers. Het eerste contact is toch echt met de wijkagent of met de agent op het nabijgelegen politiebureau. Is de Minister dat met de PVV eens? Zo ja, is de Minister bereid om dit met de politiebonden op te pakken, ook als dat zou betekenen dat een landelijke prioriteit hiervoor in de ijskast zou moeten?

Laat ik doorgaan met een ander punt dat hier wel enigszins mee samenhangt, en wel het gebrek aan vertrouwen. Wij weten inmiddels allemaal dat er nog ongeveer 12.000 tot gevangenisstraf veroordeelde criminelen vrij rondlopen. Dan heb je als politie je werk goed gedaan, maar uiteindelijk levert het toch een onbevredigend resultaat op. Behalve criminelen die hun straf compleet ontlopen, zijn er ook nog die een onbegrijpelijk lage straf opgelegd krijgen. Ik noem het voorbeeld van iemand die twee agenten heeft mishandeld, maar een lagere straf kreeg omdat hij schulden had. Niet voor niets bleek ook uit het rapport van het WODC uit 2010 over de psychosociale gezondheid van politiepersoneel dat onvrede over het Openbaar Ministerie en het strafrecht een van de zes meest voorkomende bronnen van spanning is in het werk van politiemedewerkers. Helaas, geweld tegen agenten komt nog steeds voor. De rechter mag rekening houden met alle omstandigheden van het geval, zelfs als die in geen enkel verband staan tot het strafbare feit. Is de Minister bereid om ervoor te zorgen dat omstandigheden die helemaal niets met het strafbare feit hebben te maken en onder de verantwoordelijkheid van de dader zelf vallen, buiten beschouwing worden gelaten? Het valt te begrijpen dat dergelijke omstandigheden kunnen leiden tot een andere straf, bijvoorbeeld een gevangenisstraf in plaats van een geldboete, maar dat zij leiden tot strafvermindering is wat de PVV betreft toch echt onbegrijpelijk en ook niet acceptabel. Hoe dan ook, de Minister zal toch moeten erkennen dat de straffen die worden opgelegd in gevallen van geweld tegen politie veel te laag zijn en dat de campagne «Handen af van onze hulpverleners» in de praktijk helaas toch niet zo blijkt te werken als werd beoogd. Ik verwijs ter onderbouwing ook nog naar het relaas van de betrokken burger die na een aantal geweldsincidenten aangeeft, blij te zijn geen buitengewoon opsporingsambtenaar meer te zijn. Het soort straffen of juist het gebrek aan straffen schrikt de daders niet af en is dan ook een klap in het gezicht van de slachtoffers. Wat de PVV betreft, moet de Minister met een nieuw wettelijk alternatief komen.

Technostress – ik heb de term niet zelf bedacht – is een van de zes bronnen van spanning bij agenten. Verouderde programmatuur en technische problemen zijn niet alleen nadelig voor agenten, maar ook voor burgers. Ik wijs op de duizenden benzinedieven die hun straf ontlopen, doordat lokale aangiftes door technische problemen niet in de landelijke database terechtkomen. De politie start pas een strafrechtelijk onderzoek als een doorrijder drie keer wordt geregistreerd in de landelijke database. Maar daar komen die aangiftes nu juist bijna niet meer in terecht. Dat betekent miljoenen euro's schade voor de pomphouders en frustratie bij zowel pomphouders als de politie. Dit schaadt het vertrouwen van burgers in de politie. Wat gaat de Minister doen om ervoor te zorgen dat de systemen wel op elkaar worden aangesloten?

Uit het inspectierapport over de betrouwbaarheid van een aantal belangrijke cijfers van de politie is gebleken dat lang niet alle brongegevens betrouwbaar zijn. De conclusie van de Minister dat meer misdrijven worden opgelost, kan daardoor niet gecontroleerd worden. Gelukkig heeft de Minister op vragen van de PVV geantwoord dat het probleem van als opgelost geregistreerd staande misdrijven is verholpen. Hij heeft bevestigd dat alleen indien een zaak met een verdachte positief wordt afgerond terecht de verplichting bestaat, deze zaak als «opgelost» te zetten. Voor alle zekerheid vraag ik toch maar of «positief afgerond» betekent dat de verdachte is veroordeeld.

Dit is echter de helft van het probleem van de betrouwbaarheid van de cijfers van de politie. Naast dit soort technische redenen is er ook nog de ambitie van de Minister inzake de high-impact crimes. Ik heb al vaker naar voren gebracht dat misdrijven soms op een andere manier geregistreerd worden. Je zou dat een beetje creatief boekhouden kunnen noemen. Een woninginbraak heeft code A20 als ik mij juist heb laten informeren, maar kan onder een andere code geregistreerd worden als de inbraak plaatsvond in een leegstaande woning of in een vakantiehuisje. Dat klopt volgens ons niet en dat blijven we ook aankaarten totdat de Minister heeft bevestigd dat de cijfers op dat punt wel betrouwbaar zijn.

Onlangs werden twee motoragenten met kalasjnikovs beschoten door inzittenden van een BMW die bij een liquidatiepoging waren betrokken. Volgens deskundigen zijn de kogelwerende vesten van de politie niet bestand tegen de bijna 8 centimeter grote kogels uit dit geweer. Als dat klopt, zal de politie wel tien keer nadenken voordat zij verdachten achtervolgt die in het bezit van zo'n dergelijk geweer zijn. De veiligheid van agenten mag niet in gevaar komen, omdat hun uitrusting niet bestand is tegen deze munitie. Herkent de Minister dit? Zo ja, wat gaat hij daar dan aan doen?

Bezuinigingen treffen natuurlijk ook de politie, zoals wij allemaal weten, maar het kan toch niet zo zijn dat er vervolgens wel voor 155 miljoen euro aan derden wordt ingehuurd? Dat is niet uit te leggen aan de agenten die keihard werken, midden in een reorganisatie zitten en misschien wel moeten vrezen voor hun baan. De antwoorden op vragen die wij hierover schriftelijk hebben gesteld, zijn teleurstellend. Het komt erop neer dat ingehuurde externen nodig zijn om de complexe reorganisatie uit te voeren of om de continuïteit van de bedrijfsvoering te waarborgen.

De voorzitter: U hebt nog een halve minuut.

Mevrouw Helder (PVV): Het eerste is nog te begrijpen, maar het tweede niet. Is de Minister dat met de PVV eens? Wat gaat hij daaraan doen?

Ik vraag ook naar de stand van zaken met betrekking tot de handpalmafdrukken, op zich na twee aangehouden moties van de PVV. De Minister wijst op artikel 8 van het EVRM en zegt dat de toepassing relevant moet zijn, maar dit is relevant voor de zaak en de wettelijke mogelijkheden staan het toe. Ik wijs de Minister op het jaarverslag Dactyloscopie en HAVANK 2013, waarin staat dat het oplossingspercentage daarmee veel hoger kan worden.

Mijn laatste punt gaat over de motie om inbrekerswerktuigen zelfstandig strafbaar te stellen, die ik op verzoek van de Minister heb aangehouden. Het is teleurstellend dat het onderzoek nog van start moet gaan. Kan de Minister bevestigen dat het echt dit jaar nog van start gaat? Heeft hij er enig zicht op wanneer het wel gereed kan zijn? Ook dit zou de pakkans en de ophelderingspercentages aanzienlijk verhogen. Daarvan zou de Minister toch groot voorstander moeten zijn.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Ongeveer een week geleden was ik op werkbezoek bij een ME-oefening in Ossendrecht. Ze hadden voor deze oefening 200 relschoppers uit de kast getrokken. Ik hoorde een van hen zeggen: «Alle stenen op die kleine!» Alhoewel die ME'er klein van stuk was, hield hij toch stand in de linie, ondanks de lawine aan geweld die hij over zich heen kreeg. Op zulke momenten kleurt mijn rode SP-hart ook blauw. Hoeveel rotzooi deze mensen in deze samenleving moeten opruimen, is ongekend. Het is ook ongekend hoeveel rotzooi zij te behappen krijgen binnen de organisatie van de Nationale Politie. De politie functioneert momenteel op crepeersterkte. Gemeentes zijn daardoor boa's, nieuwe gemeentepolities, aan het creëren. De ICT is niet op orde en politieagenten worden onvoldoende opgeleid en werken te vaak over. Aan het lijstje rotzooi komt gewoon geen einde.

Het is niet zo gek dat het zo'n bende is. Enerzijds maakt deze Minister de politieke keuze om fors op de politie te bezuinigen en capaciteit te schrappen, maar anderzijds blijft hij de politieorganisatie belasten met een lading aan prioriteiten. Agenten worden als postpakketjes heen en weer geschoven als er weer iets nieuwe topprioriteit heeft. Het werk waarmee deze agenten bezig waren, blijft vervolgens liggen. De Minister is als een rupsje-nooit-genoeg; hij vindt alles topprioriteit. Ik heb even uitgezocht wat hij als topprioriteit aanmerkt. In 2011 kwam hij met een lijstje, beginnend met vermindering van administratieve lasten, veiligheid op straat, aanpak dierenmishandeling, verbeteren van intake en afhandeling van aangifte, verbeteren van de heterdaadkracht en verbeteren van controleren, identificeren en aan de strafrechtketen overdragen van criminele vreemdelingen. Daar kwam de Veiligheidsagenda nog bovenop. Ook kwamen er de volgende prioriteiten bij: aanpak van cybercrime, aanpak van kinderporno, aanpak van ondermijning, aanpak van fraude en aanpak van de high-impact crimes. In deze begroting kwamen daar bovenop de aanpak van mensenhandel, de aanpak productie, in- en uitvoer van drugs, het aanpakken van witwassen en het aanpakken van zware milieucriminaliteit. Ik heb toen ook de uitspraken van de Minister in AO's en brieven erbij genomen. Daarin vond ik nog de aanpak van kindersekstoerisme, de aanpak van woninginbraken, het afpakken van onterecht ontvangen overheidsgelden, het monitoren van de rol van sociale media naar aanleiding van het debat over Haren, de aanpak van criminele jeugdgroepen, de aanpak van discriminatoir pestgedrag in de woonomgeving en de aanpak van overvallen. Ook al die zaken krijgen topprioriteit.

Toen ben ik maar gestopt, want als ik ook de uitspraken van de Minister in de media over de topprioriteiten nog eens had meegenomen, was mijn lijstje veel groter geweest dan deze 21 topprioriteiten. Er komen steeds meer topprioriteiten bij. Daarbij kiest de Minister ervoor om fors te bezuinigen op de politie. De politie kan heel veel, maar de rek is eruit.

Wij moeten onze mensen slim inzetten. Ik wil vandaag van deze Minister weten hoe hij dit gaat doen.

Het ontbreekt aan een stevige visie op de politie. Als het aan de SP ligt, functioneert de politie niet enkel als zwaardmacht, zoals deze Minister dat lijkt te willen, maar ook als het geweten van deze maatschappij. Om dat te bewerkstelligen, moet de politie diep geworteld zijn in onze wijken en buurten. Een agent die de raddraaiers in zijn wijk kent, kan hen of hun moeders aanspreken en zeggen dat hun gedrag aangepakt moet worden. Dat kan voorkomen dat een boefje zich ontwikkelt tot grote crimineel. Burgemeesters constateren, net als de SP, dat dit onvoldoende gebeurt. In wanhoop zoeken gemeenten nu naar oplossingen en zetten zij hun eigen handhavers in, de boa's. Zij creëren daarmee een eigen gemeentepolitie.

De voorzitter: Er is een interruptie van de heer Marcouch, die iets later binnenkwam. Wij hebben tien minuten spreektijd en twee interrupties per fractie afgesproken.

De heer Marcouch (PvdA): Mijn excuses voor het te laat komen. Collega Kooiman maakt zich terecht zorgen over al het werk dat de politie moet doen. Zij noemt een hele lijst. Het is echter de taak van de politie om de openbare orde en veiligheid en de rechtsorde te handhaven. Wat stelt mevrouw Kooiman voor? Moeten wij een limiet stellen aan wat de politie doet en de rest laten lopen? Of gaat het om topprioriteiten en de rest er ook bij doen? Ik begrijp het punt van mevrouw Kooiman niet. Wat is haar oplossing als de Minister het allemaal nu niet goed doet?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik snap dat de heer Marcouch net aanschuift. Ik heb de Minister zojuist gezegd dat hij moet kiezen om zijn mensen slim in te zetten. Stel dat je een blokkendoos hebt en maar geld voor zes blokjes, dan moet je die zes blokjes goed inzetten. De heer Marcouch kiest ervoor om maar zes blokjes te kopen. Ik kom met een amendement om meer capaciteit bij de politie in te zetten, ten bedrage van 40 miljoen euro. Ik hoop dat de PvdA kiest voor meer capaciteit bij de politie en die niet wegkaapt, iets waar de PvdA voor kiest, en dat de PvdA met de SP de Minister wil oproepen om te kiezen voor die topprioriteiten, om niet te pas en te onpas te zeggen dat iets topprioriteit heeft en om agenten niet als postpakketjes door heel Nederland in te zetten.

De heer Marcouch (PvdA): Ik probeer collega Kooiman te volgen. De oproep van de SP is om een limiet aan de prioriteiten te stellen. Ik begrijp dat de SP eigenlijk zegt dat de politie een aantal strafbare feiten maar niet meer moet handhaven, dus moet laten lopen. Daar moet je geen capaciteit op inzetten. Is dat wat mevrouw Kooiman zegt? Dan ben ik benieuwd aan welke delicten en criminaliteit de SP prioriteit geeft en aan welke niet. Als de Minister de verkeerde keuzes maakt, wat zijn dan de keuzes van de SP?

Mevrouw Kooiman (SP): Ik kies er niet, zoals de PvdA, voor om fors te bezuinigen bij de politie. Ik maak een amendement en kies ervoor om meer te investeren in de politie. Ik hoop dat de PvdA vandaag haar verstand terugkrijgt en voor het amendement stemt. Voorts vraag ik de Minister welke van die 21 prioriteiten prioriteit heeft. Ik kies er niet voor om agenten als postpakketjes in te zetten voor bijvoorbeeld het opruimen van hennepteelt. Als je dat reguleert, heb je immers de inzet van die politiecapaciteit niet nodig.

Als ik mijn spreektekst mag vervolgen, heb ik nog een heel mooi voorstel dat geld oplevert en waar de PvdA ook achter kan staan.

De voorzitter: Mevrouw Kooiman vervolgt haar betoog.

Mevrouw Kooiman (SP): De boa's blijken veel duurder te zijn dan de agenten. Ik heb onderzoek gedaan naar de boa's in Gouda, Groningen en Nijmegen. Nu blijkt dat die veel duurder zijn dan een gewone agent. Ik vraag mij af waarom wij veiligheidsgeld blijven rondpompen. Waarom maken wij van die politie-light niet gewoon normale politie?

Graag krijg ik een reactie van de Minister. Als de Partij van de Arbeid zich daartoe geroepen voelt, hoor ik natuurlijk ook haar reactie.

Ik heb nog een belangrijke oproep aan de Minister: zorg nu voor je eigen mensen. De politie moet werken op crepeersterkte en dat is te merken. Er zijn ruim 1 miljoen overuren en 2.000 langdurig zieken. Erkent de Minister dit probleem?

Waardering voor het werk is ver te zoeken. Een hoofdagent die tien jaar fulltime in dienst is, verdient ongeveer € 1.800 netto per maand. Dat is voor iemand die dagelijks in de frontlinie staat en zijn eigen welzijn en leven waagt. Dit is schrikbarend te noemen voor mensen die jaren op de nullijn zitten. Ik hoorde gelukkig de Koning in de troonrede zeggen dat na een nullijn van jaren de inkomens van de politieagenten weer kunnen meestijgen met de loonontwikkeling in de markt. Wat betekent dit nu concreet?

Onze dienders hebben een hoogrisicoberoep, maar worden nog steeds ongelijk behandeld. Kijk naar de PTTS-regeling. Die regeling is voor politieagenten ongunstiger dan de regeling die de Minister van Defensie voor veteranen met PTSS heeft opgesteld. Wanneer wordt dit gelijkgetrokken? Is de Minister bereid te kijken waar de politieorganisatie afwijkt van Defensie als het gaat om zorg, erkenning en waardering, dit in kaart te brengen en te kijken waar aanpassing mogelijk is? De Nationale ombudsman heeft op 13 november jl. een zeer kritische brief geschreven aan de Minister over de PTSS-regeling. Ik vraag de Minister om zijn reactie op deze brief voor de begrotingsbehandeling van Veiligheid en Justitie naar de Kamer te sturen.

Wil je zorgen voor je mensen, dan moet je er ook voor zorgen dat deze mensen voldoende getraind aan de frontlinie komen te staan. Hier gaat het nu fout. Agenten worden onvoldoende getraind en de Minister halveert het budget voor scholing van de huidige agenten. Wat heeft de Minister hierop te zeggen? Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat agenten de noodzakelijke bijscholing krijgen? Het ziet er niet goed uit. De bankjes van de academie zijn tot op heden angstvallig leeg en ook de inschrijvingen voor volgend jaar blijven achter. Dit staat nog los van het feit dat op de academie zelf ook wordt bezuinigd, namelijk een derde van het budget.

Mijn collega van de PVV had het er al over dat een fors aantal externen wordt ingehuurd, zoals ook blijkt uit vragen van de SP en de PVV. De kwaliteit zou niet binnen de politie aanwezig zijn. Wat is dan de meerwaarde van al die consultants en adviesbureautjes? Als je namelijk kijkt naar al die kritische rapporten, kun je jezelf de vraag stellen wat dat heeft opgeleverd.

Natuurlijk heeft de politie ook last van arbeidsmarktconcurrentie. Daarvoor moet een oplossing worden geboden. Mij is echter ook verteld dat als je binnen de politie een talent wilt binnenhalen, je hem geen vast contract kunt aanbieden en dat je hem kunt inschalen in schaal 10, terwijl dat toptalent bijvoorbeeld bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie wel een vast contract kan krijgen en ingeschaald kan worden in schaal 12. Die vorm van arbeidsmarktconcurrentie kan makkelijk verholpen worden, maar je kunt natuurlijk ook kijken naar de ketenpartners zoals het Openbaar Ministerie, waar diezelfde arbeidsmarktconcurrentie plaatsvindt. Kan de Minister hiernaar kijken en dit mogelijk gelijktrekken?

Ik krijg van al deze problemen behoorlijk buikpijn. Ik hoop dat de Minister een heleboel kopzorgen erbij heeft en deze problemen daadwerkelijk serieus neemt. Daarin heb ik drie eisen.

Minister, erken dat er een groot probleem is bij de vorming van de Nationale Politie. Zo concludeert ook de inspectie dat er behoorlijke risico's zijn. De vraag is of de doelen voor de Nationale Politie wel kunnen worden gehaald. Er zijn namelijk problemen in het capaciteitsmanagement, er zijn zorgen over onderbezetting, er is een tekort aan wijkagenten, de HRM-systemen zijn onvoldoende gereed en er zijn zorgen over de inspraak bij de vorming van de politiedienstencentra. De organisatie rapporteert overwegend optimistisch, maar ook de review board ICT is zeer zorgelijk over de te behalen doelen.

Het is tijd dat deze Minister komt met wat realiteitszin. Investeer bijvoorbeeld in kwaliteit, bijvoorbeeld in de aansturing van de Nationale Politie. De Minister en de korpschefs zullen hier duidelijk leiding aan moeten geven en ook kritisch moeten kijken naar de kwaliteit en de competenties van diegenen die dit moeten uitvoeren.

Tot slot, kom met een plan van aanpak. Ik wil dat de Minister met een realistisch plan en een duidelijke tijdlijn komt, zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is.

Kortom, de tijd van grootspraak is voorbij. Het is tijd voor concrete acties en daden. Ik wil dat de Minister zijn roze bril afzet en met een blauwe blik met een goed plan van aanpak komt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. De NSS, de MH17, missies waaraan politiemensen deelnemen, en nu weer de beveiliging hier in Den Haag. Ik kwam twee oud-collega's uit het Friese korps tegen – dat is geen Fries korps meer, maar voor mij nog wel – die hier bijstand verlenen. En dat terwijl er zo'n enorme reorganisatie aan de gang is. Dat vraagt alleen maar om erkenning en waardering voor al die politiemensen die tijdens de verbouwing gewoon met het werk bezig zijn.

Een veiliger Nederland, ruimte voor de politie en versteviging van de lokale verankering: de drie doelen van de Nationale Politie verdampen. Het beeld van daadkracht van het kabinet blijkt achteraf een zwak verkoopverhaal. Er zijn te veel valse beloftes en te veel prioriteiten en politieke hobby's. De politie kreeg te veel op haar bordje. Het tempo van de reorganisatie was te hoog. Hiervoor werd gewaarschuwd, maar de Minister keek weg. Of, om het anders te zeggen, de Minister struikelt over incidenten, politiek opportunisme en mediakoppen. De Minister is verantwoordelijk voor het beheer en het welslagen van de Nationale Politie. De Minister is ook verantwoordelijk voor zijn politieke beloftes. Ik zet een paar valse beloftes op een rij.

Ten eerste. De Nationale Politie krijgt structureel 105 miljoen per jaar extra. Dat maakt meer blauw op straat en meer capaciteit voor opsporing mogelijk. Hoe wordt die 105 miljoen voor meer blauw op straat en voor het versterken van de recherchecapaciteit precies ingezet? Waarom heeft de Minister de besteding van deze middelen niet specifiek verantwoord?

Ten tweede. De vorming van de Nationale Politie leidt tot besparingen van 230 miljoen structureel. Wij krijgen signalen dat deze besparingen niet worden gerealiseerd. Zijn de beoogde 30 miljoen en 50 miljoen daadwerkelijk gehaald? Zo niet, hoe gaat de Minister dan precies de geplande besparingen alsnog op tijd halen en de tegenvallers dekken?

Ten derde. De operationele sterkte van de politie blijft op 49.500 fte's. Dit doel is twee keer verschoven, van 2015 tot 2017. Elk jaar uitstel kost geld: meer dan 100 miljoen. Maar geld is er niet, en in de tussentijd zijn er zo'n 2.000 fte's meer. Of ze eigenlijk werken, is onduidelijk, maar op het verzuim kom ik later terug. In 2013 is 120 miljoen euro meer dan begroot aan personeel besteed. Van blauw naar rood, zou je kunnen zeggen. De kosten overtreffen de beschikbare middelen. Hoe gaat de Minister dit gat dichten? Waarom komt hij zijn voorwaarde niet na dat de realisatie geschiedt binnen het vastgestelde budgettaire kader? Gaat de Minister extra geld besteden aan de politie nu de operationele sterkte niet structureel betaalbaar is en pas in 2017 wordt gerealiseerd, of laat hij een lijk in de kast achter voor zijn opvolger?

Ten vierde. Met de komst van de Nationale Politie blijft er aandacht voor lokale prioriteiten. De beloofde aandacht voor lokale prioriteiten wordt niet nagekomen. Sterker nog, die wordt enorm ingeperkt. Er is irritatie over het doorschuiven van agenten en over de beperkingen op de inzet van de politie. Het probleem van Oost-Nederland met 200 straatagenten tekort, kende de Minister niet. Nu wel? En eerst roept hij dat er geen intensivering nodig is in Zuid-Nederland, om daarna 125 medewerkers door te schuiven uit de bestaande capaciteit van andere eenheden. De lokale driehoek staat perplex. VVD en PvdA op lokaal niveau keren zich tegen het kabinet. Burgemeesters komen in opstand in verband met drugscriminaliteit. Hoe is het mogelijk dat er zo'n breuk is ontstaan tussen het kabinet en het lokale gezag? Waarom komt er onvoldoende steun uit Den Haag in de strijd tegen criminaliteit, vraagt burgemeester Hoes van Maastricht zich af.

Dit zijn nog maar vier voorbeelden. Het is een kwalijke zaak. Door het doen van onrealistische beloftes schaadt de Minister niet alleen de politie maar ook het vertrouwen van mensen, ook dat in de politie.

Mevrouw Tellegen (VVD): We zijn nu een eindje op weg. Ik heb ook de bijdrage van mevrouw Kooiman gehoord. De bijdrage van mevrouw Berndsen had ik eigenlijk van haar verwacht. Het is nogal wat, wat mevrouw Berndsen hier allemaal zegt. Ik ken D66 als een partij die in ieder geval constructief is. Echter, als ik deze lijst zo hoor, is het glas niet eens halfleeg, maar gewoon leeg. Ziet D66 het überhaupt nog zitten met de Nationale Politie?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Als mevrouw Tellegen goed had geluisterd, had ze gehoord dat ik niet zozeer zeg dat het probleem bij de politie ligt. Het probleem ligt namelijk bij de Minister die ten aanzien van de politie zijn eigen hobby's aan het uitvoeren is. Laat ik het dan maar zo verwoorden: hij heeft te veel topprioriteiten. De heer Marcouch hoeft mij wat dat betreft dan niet meer te interrumperen. De Minister manoeuvreert veel te veel topprioriteiten richting de politie. Daar gaat het om.

Mevrouw Tellegen is mijn toon misschien niet zo gewend, of althans niet van D66. Ik kan daaraan zien dat zij nieuw is in deze commissie, want anders had zij deze toon al vaker van mij gehoord. Wij zijn de constructieve oppositie, maar ik zeg er maar even bij dat dit niet zo is als het gaat om V & J.

Mevrouw Tellegen (VVD): Mevrouw Berndsen klinkt heel triomfantelijk. Ik ben blij dat ze mij nog een keer introduceert. Ik ben inderdaad nieuw, maar daardoor kan ik wel met een frisse blik naar dit hele vraagstuk kijken. Daardoor blijf ik ook naar de hoofdlijnen kijken. Wat zijn de oplossingen van D66?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Laat ik beginnen door te zeggen dat ik al enige tijd geleden een motie heb ingediend die het in de Kamer helaas niet heeft gehaald. Daarin heb ik gevraagd om te temporiseren en de druk een beetje van de ketel te halen. Dat realisatieplan hoeft niet per se op een bepaald moment klaar te zijn. Geef de politieorganisatie rust en ruimte. Zo heb ik het verwoord. Dat de Minister daar niets mee wil doen, is zijn probleem. Ik vind dat ik dat hier wel naar voren mag brengen. Dat is dus een echte oplossing. Ik heb meerdere keren aangegeven dat de Minister moet stoppen met zijn topprioriteiten. Ik hoef niet het hele lijstje van collega Kooiman te herhalen, maar daar gaat het om: er ligt te veel op het bordje van de politie. Haal daar wat vanaf.

De voorzitter: Vervolgt u uw betoog.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De Inspectie Veiligheid en Justitie en de Algemene Rekenkamer waarschuwden vorig jaar over de chaos bij de politie en de mogelijke gevolgen daarvan. D66 vroeg het kabinet verschillende keren om het tempo van de reorganisatie en de prioriteiten te herzien. De Minister wilde daar echter niet aan. Zijn adagium is: we liggen op koers en we gaan het gewoon doen. Ook de coalitie legt deze waarschuwing naast zich neer. Mevrouw Tellegen was net even iets te vroeg met haar interruptie. Het gevolg: de politie kampt met grote problemen. De lijst met prioriteiten en politieke ambities van de Minister hebben de positie van de politie onmogelijk gemaakt. De politie heeft tijd en ruimte nodig voor een reorganisatie. Daarom vraagt D66 de Minister opnieuw om de prioriteiten en de veranderagenda in overleg met de politie en het lokaal gezag te herzien. Ik overweeg hierover een motie in te dienen. Hopelijk kan ik dan deze keer wel op de steun van de VVD en de PvdA rekenen.

Een gezonde organisatie is de basis om de strijd tegen criminaliteit volledig aan te gaan. Gezondheid en een goede organisatie ontbreken nu bij de politie. Het ziekteverzuim is te hoog. Zo'n 3.600 werknemers zitten geheel of gedeeltelijk thuis. De verzuimdossiers van een groot deel van hen ontbreken of zijn onvolledig. Er wordt onvoldoende gedaan om ervoor te zorgen dat deze mensen snel weer aan het werk kunnen.

Juist voor politieagenten is het van groot belang dat er volle aandacht is voor de oorzaken van ziekteverzuim en voor re-integratie. Zorg en nazorg moeten goed geregeld zijn. Dat is helaas nog niet het geval. Ook voldoet de uitvoering van de aangenomen motie van collega Marcouch en mij over zorg, nazorg en rechtspositie voor ex-politiemensen met PTSS nog niet. Ik bedank de Minister voor zijn vergelijking en de coulanceregeling, maar de motie vraagt om hun een status te geven analoog aan die van defensiemedewerkers wat betreft zorg, nazorg en rechtspositie. Net als voor Defensie in de Veteranenwet moet het kabinet de zorg en nazorg voor de politie wettelijk verankeren. Waarom wil het kabinet dit niet? Ik vraag alsnog een reactie van de Minister.

Gezien de problemen met de reorganisatie en het tekort aan geld lijkt het erop dat er voorlopig geen politiemensen bij komen. Daarom vindt de D66-fractie het belangrijk dat er meer aandacht en geld wordt besteed aan innovatieve mogelijkheden ter ondersteuning van de politie. De interne problemen met de achterstand in ICT en informatievoorziening bij de politie zijn bekend. Als de politie haar eigen ICT-systeem niet op orde heeft, lijkt het voor haar nog moeilijker om criminele activiteiten die van de straat naar cyberspace verschuiven aan te pakken.

Maar innovatie moet er niet alleen voor interne systemen en cybercrime komen. Ook bij noodhulp en handhaving valt veel te winnen. De politie op straat moet snel over de benodigde informatie kunnen beschikken. Realtime intelligence kan leiden tot een hogere pakkans. Betere protocollen bij de meldkamers kunnen leiden tot betere en snellere hulpverlening bij noodsituaties. Hiervan heeft niet alleen de politie, maar hebben ook de burgers profijt. Is de Minister bereid om innovatie bij de politie een meer prominente plek te geven? Ik denk daarbij aan geld, opleidingen, specifieke functionarissen, maar bijvoorbeeld ook aan samenwerking met TNO, waar Defensie een mooi Defensielab heeft.

Naast innovatie is internationalisering een belangrijk punt voor de toekomst van de politie. Criminaliteit is grensoverschrijdend. Landen moeten nauwer samenwerken. De rol van Interpol en Europol hierin is cruciaal. De Minister heeft kinderporno en kindersekstoerisme als prioriteit genoemd. De strijd tegen deze afschuwelijke misdaden behoeft niet alleen aandacht, maar ook geld. Bij een werkbezoek deze zomer aan Interpol in Lyon heb ik kunnen constateren wat voor belangrijk werk daar wordt gedaan om kinderen te redden van misbruik. Dankzij Interpols database, internationale samenwerking en trainingen zijn ruim 4.500 slachtoffers en 2.300 misbruikers wereldwijd geïdentificeerd. Is de Minister bereid om een klein bedrag van 3,8 miljoen uit de meer dan 11 miljard bedragende begroting van V & J te reserveren voor Interpolprojecten in de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme? Er loopt daar een aantal projecten waarbij ook onze Nederlandse liaison betrokken is.

De reorganisatie van de politie brengt niet alleen risico's met zich mee, maar biedt ook kansen voor een meer diverse samenstelling. Diversiteit is mijn derde en laatste punt voor de toekomst. Jarenlang heb ik mij hiermee als portefeuillehouder voor de politie bezigheden. Niet omdat de politie een afspiegeling moet zijn van de samenleving, maar omdat de politie haar werk beter kan doen als ze divers is samengesteld. De komende jaren gaan daar zo'n 11.000 mensen weg. Dit is dé kans om hieraan nu speciaal aandacht te besteden. Is de Minister hiertoe bereid en gaat hij dit realiseren?

Een laatste kreet van mijn kant: ik heb concrete vragen gesteld en ik zou het erg op prijs stellen als ik ook concrete, duidelijke antwoorden kan krijgen.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Vandaag spreken wij over de politie. Dat doen wij aan de hand van een aantal kritische rapporten die onlangs zijn verschenen en ook aan de hand van onze eigen bevindingen en contacten met politiemensen en vakbonden en tijdens werkbezoeken in het land. Daarom wil ik in de eerste plaats mijn waardering uitspreken voor de inzet van al die politiemensen. Hun werk is onmisbaar voor de veiligheid van ons land.

Ik kom op de organisatie van de politie. Er vinden de laatste twee jaar, en ook daarvoor, al grote veranderingen plaats waarvan de doelen sterk zijn, maar de regie en de uitvoering onder de maat blijven. De Commissie van toezicht op het beheer politie zegt het scherp: «Het beeld dringt zich op van een voertuig waarvan al rijdende de motor en de banden moeten worden vervangen zonder dat de snelheid mag verminderen en van de rijrichting mag worden afgeweken. Een lastige, zo niet onmogelijke opdracht voor de bestuurder.» Het lijkt erop dat de Minister de regie over de Nationale Politie een beetje kwijt is. De eerste reactie van de Minister op die rapporten was minstens zo zorgwekkend. Hij zei over de inhoud namelijk: het zijn prima rapporten.

Laten wij dan maar eens inzoomen op die reorganisatie. De Minister stelt dat de robuuste basisteams per 1 januari 2015 van start gaan. De vraag is wie de leiding heeft over die teams. Wie zijn dat op 1 januari? Die leidinggevenden worden namelijk niet benoemd en de reorganisatie sleept zich maar voort en voort. In de voortgangsbrief zegt de Minister dat per 1 februari aanstaande 80% à 90% van de chefs wel zal zijn benoemd. In een aantal gevallen, snel uitgerekend tussen de 40 en de 80, is dit dus niet het geval. Dan wordt er weer uitgekeken naar tijdelijke oplossingen en tijdelijke tewerkstellingen van chefs en bazen.

En weer verkeren mensen langer in onzekerheid en is de slagkracht ver te zoeken. Van politiemensen horen wij dat juist die onzekerheid verlammend werkt op de organisatie. Op papier wordt de planning door de Minister gehaald, maar in werkelijkheid is er dan weer uitstel.

Dan de politiesterkte. De Minister heeft bij de presentatie van de begroting laten weten dat de Nationale Politie ruim boven de afgesproken betaalbare operationele sterkte zit. Eind 2013 was die operationele sterkte, inclusief aspiranten, 51.598 en eind dit jaar zitten we zelfs nog niets hoger. Dat moet terug naar 49.800 eind 2017. Er moeten dus mensen weg, al dan niet met natuurlijk verloop. De jaren daarop gaat het nog verder naar beneden. De Minister was toch altijd van «blauw op straat»? Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?

Ik heb twee voorbeelden. Het lijkt erop dat de Minister door een boekhoudkundige bril naar de politie kijkt. Dat zou eigenlijk een organisatorische bril moeten zijn. In de cao is afgesproken dat iedereen twee uur meer werkt. Dan heb je er op papier meer fte bij, maar het is de vraag of je echt meer dienders hebt. Een ander punt, dat al eerder in algemene overleggen aan de orde is gekomen, is dat die aspiranten vroeger voor 40% meetelden en nu voor 100%. De andere kant van de medaille is dat zo'n aspirant een mentor nodig heeft die niet voor 100% politiecapaciteit kan leveren, maar aandacht aan zijn pupil moet besteden. Het zijn klinkende cijfers, moet ik de Minister toegeven, maar de conclusie is: er is meer blauw op papier en niet meer blauw op straat.

De uitdagingen waarvoor we staan, zijn wel echt. Het is serieuze business en dit laat zich niet boekhoudkundig afschrijven. Hoe houden we de politiesterkte kwalitatief en kwantitatief op peil? In dit verband vraag ik ook aandacht voor de opleiding, de Politieacademie. De instroom bij de Politieacademie blijft te laag. De Minister zegt dat er een lichte teruggang is in de onderwijsbehoefte van de politie, dat het begrijpelijk is en dat het slechts tijdelijk is. In werkelijkheid is het een bezuiniging, terwijl we in 2018/2019, als deze Minister weg is, ook nog 49.500 dienders nodig hebben.

We hebben altijd met elkaar afgesproken dat de politie naar een gelijkmatige instroom zou streven. Niet dit jaar 200 erbij en volgend jaar 3.000. Het moet zich langzamerhand vormen, omdat die mensen ook ervaring moeten opdoen. Wat blijft ervan over als de Minister in 2011 2.000 mensen laat instromen en in 2015 amper 400? En ook de politiebond ACP luidt de noodklok. De schoolbanken blijven leeg en onderwijsbudgetten worden gebruikt om de begroting van de Nationale Politie sluitend te krijgen. Als dat niet zo is, hoor ik graag van de Minister hoe het wel zit.

Het getuigt niet van strategisch personeelsbeleid en een langetermijnvisie. Dat is wel nodig. Dat hebben we in Nederland nodig, omdat we over een paar jaar ook nog een korps moeten hebben dat op sterkte is. Ruim een derde van de politiemensen is boven de 50. Het is een vergrijsd korps. De Minister kan uitrekenen hoeveel politiemensen er binnen afzienbare tijd met pensioen gaan. De instroom bij de Politieacademie moet daarom op peil worden gebracht om tekorten te voorkomen. Daarover zal mijn fractie een motie indienen.

Ook moeten we kijken naar de inzet van jonge agenten. Door capaciteitsgebrek binnen het nationale politiekorps worden jeugdige agenten naar eigen zeggen gebruikt als gatenvullers. De politievakbond heeft daar ook aandacht voor gevraagd. Aspiranten en pas afgestudeerde collega's moeten de straat op. Die moeten ervaring opdoen en die zijn niet opgeleid om ingezet te worden als arrestantenwacht of om op de meldkamer te zitten. De vraag is dan ook of het probleem niet samenhangt met de leeftijdsopbouw van het politiekorps dat, zoals ik al zei, toch enigszins vergrijsd is.

Dan de prioriteiten. Het CDA is een groot voorstander van de Nationale Politie. Dat wil ik weer gezegd hebben. De slagkracht en de flexibiliteit van de politie zal worden vergroot als de Nationale Politie dadelijk goed draait. Als er in het zuiden van het land tekorten zijn bij de aanpak van drugscriminaliteit, kunnen daar landelijk mensen voor worden vrijgemaakt. Dat is een beetje schuiven met mensen. Hoe groot is de flexibele capaciteit? Je kunt niet steeds maar mensen uit Roermond in Maastricht zetten. Daar moet toch ook enige ruimte voor worden gecreëerd. Staat die in verhouding tot de prioriteiten die de Minister bij herhaling afkondigt?

We hebben inmiddels zeventien topprioriteiten. Die waslijst maakt dat lokaal maatwerk dreigt onder te sneeuwen. Mijn collega Marcouch stelde hier net een vraag over. Dat is een punt waar de burgemeesters misschien niet in het overleg met het College van procureurs-generaal en de Minister mee komen, maar wel in de contacten met de politiek en de pers. Is de Minister niet bang dat het landelijk draagvlak voor die burgemeesters afneemt?

De Algemene Rekenkamer wijst er terecht op dat de Kamer niet kan controleren in hoeverre landelijke beleidsdoelstellingen voor de politie beslag leggen op de beschikbare middelen. Dat is best wel een kritische noot. Daardoor is het onduidelijk of er binnen de beschikbare politiecapaciteit substantiële ruimte overblijft voor het realiseren van regionale afspraken en ambities ten aanzien van de politie-inzet. Hoe gaat de Minister de middelen expliciet koppelen aan de beleidsprioriteiten? Of is hij dat niet van plan?

We kennen de Minister als iemand die bureaucratie wil tegengaan. Dat heeft hij ons altijd voorgehouden. Hij heeft gemeld dat er binnen de Nationale Politie 5.000 fte is inverdiend. Afgaande op de cijfers vraag ik me echter af waar die 5.000 fte's zijn gebleven. We zien ze niet terug in de stijging van de operationele sterkte. We zien geen daling in het ondersteunend personeel. We zien geen overzicht van vervallen functies. We zien ook geen functies die zijn omgezet naar blauw. Ik kan dus niet anders concluderen dan dat dit een papieren werkelijkheid is. Ik daag de Minister uit om uit te leggen hoe het zit met die 5.000 fte die zouden zijn inverdiend.

De politie kwam vorig jaar veel geld tekort op haar begroting. Maar die tekorten worden mede gevormd door te veel externe inhuur bij de politie. Als je reorganiseert, is het logisch dat je wat deskundigheid van buiten moet aantrekken, maar dit gaat wel erg ver. De sterkte is boven de 49.500 en dat kan hij niet meer betalen, zo zegt de Minister. Toch huurt de politie voor dit jaar voor 155 miljoen aan projectleiders, adviseurs, analisten en changecoördinatoren in op het gebied van ICT, juridische dienstverlening en personeelszaken. Misschien moet de aanpak van overbodige bureaucratie beginnen op het departement zelf. Hoe kan het Directoraat-Generaal Politie nu zo'n 170 medewerkers tellen, terwijl er ook een staf is bij de Nationale Politie? Zijn die allemaal nodig voor die kaderstelling en de aansturing van de Nationale Politie op hoofdlijnen? En dat is terwijl de staf van de Nationale Politie vanwege de slecht concurrerende salarishuishouding met moeite gekwalificeerd personeel kan aantrekken; mevrouw Kooiman zei dit al. Misschien is het een idee om 70 man van het directoraat-generaal naar de Nationale Politie over te hevelen?

Nu de wijkagenten, de steunpilaren van de lokale veiligheid en volgens de Minister een van de belangrijkste pijlers van de Nationale Politie. In het verleden zei hij: wijkagenten leveren een belangrijke bijdrage aan de handhaving van de openbare orde en veiligheid en aan de leefbaarheid in de samenleving. Hij zei tevens dat een wijkagent een belangrijk onderdeel vormt van het lokale netwerk van scholen, buurtbewoners, veiligheidspartners en andere hulpverleners. Ik ben het van harte eens met de Minister. In Middelburg zijn er echter drie wijkagenten op 48.000 inwoners, en ze worden ook nog ingezet voor noodhulp en nachtdiensten. In Vlissingen zijn er drie van hen plus een waarnemer, op 44.000 inwoners. De Minister houdt ons voor dat de politie landelijk gezien voldoet aan de wettelijke norm. Ik woon zelf in Rijswijk, dat 50.000 inwoners heeft. Als daar geen tien wijkagenten zijn, heb ik er niks aan. Dan kan het me niet schelen of er in Amsterdam, Den Haag of Delft te veel zijn; ik wil in Rijswijk dan gewoon mijn aanspreekpunten hebben. Ik zal hierover een motie indienen.

Ten slotte nog de strafrechtsketen. Ik maak me daar grote zorgen over. Volgende week zal deze bij de begroting aan de orde komen. Er wordt nu ook flink bezuinigd op het NFI. Het NFI zegt dat het om ondersteunend personeel gaat. Ik weiger dat te geloven. Ik ben ook bang dat de politie, als het straks allemaal draait, heel erg haar best zal doen om ernstige misdrijven op te sporen en dat het NFI daarbij steeds meer en harder nodig zal zijn. Bovendien is er tussen de politie en de Minister afgesproken dat er meer zal worden gedaan aan high-impact crimes, wat betekent dat in de toekomst meer werk op het NFI zal afkomen. Kan de Minister garanderen dat er geen problemen bij het NFI ontstaan?

Mevrouw Tellegen (VVD): Is de heer Oskam het met me eens dat de landelijke prioriteiten per definitie lokale prioriteiten zijn? En als hij vindt dat we op dit moment te veel werken met landelijke prioriteiten, hoe zou hij deze dan willen verminderen?

De heer Oskam (CDA): Ik zou tegen mevrouw Tellegen willen zeggen dat het misschien handig is om wat meer met burgemeesters uit de G32 te praten. Dan komt er namelijk een iets ander verhaal. Wij hebben die landelijke prioriteiten. Ik ben er eerlijk in: wij hebben daar zelf aan meegedaan. Wij hebben de Minister natuurlijk vaak uitgedaagd om de criminaliteit aan te pakken. Hij heeft dat toegezegd en is daarbij heel ambitieus geweest. Burgemeesters zeggen echter dat ze maar een beperkte politiecapaciteit hebben, die ze niet aan alles kunnen besteden. Men staat daar niet alleen voor woninginbraken; men moet ook noodhulp verlenen en andere vormen van criminaliteit bestrijden. Dan hangt het van de regio en de gemeenten af.

Er zijn gemeenten die zeggen: prima, al die prioriteiten voor kinderporno, maar bij ons is dit een probleem en daar hebben we geen politie voor. Dus waar het CDA voor pleit, is dat het in balans is. Het is niet of-of maar en-en. Prima, die prioriteiten die we met elkaar hebben vastgesteld en die de Minister heeft toegezegd, maar ook op lokaal niveau moet er politiehulp zijn. Ik pleit niet voor meer macht bij de burgemeesters – laat dat duidelijk zijn – maar ik vind wel dat er een betere afstemming moet komen tussen het lokale maatwerk en de prioriteit die de Minister top-down oplegt.

De heer Segers (ChristenUnie): Mevrouw de voorzitter. Ook van de kant van de ChristenUnie is er grote waardering voor het werk van de politie die vaak in heel moeilijke omstandigheden werkt. Dat geldt te meer nu ze in een ontzettend ingewikkelde reorganisatie zit. De metafoor van de rijdende auto kwam al bij mijn collega Oskam langs en kwam ook in de stukken langs. De rijdende auto waaraan van alles vervangen moet worden en die ondertussen gewoon door moet rijden.

Er zijn grote problemen en grote zorgen. Wat dan nu niet past, zijn sussende of kalmerende woorden. Eerlijkheid is geboden. Laten we ingewikkelde problemen gewoon maar op tafel leggen en onder ogen zien om te werken aan een heel realistisch plan van aanpak. Ik zet een aantal zaken op een rijtje.

Geconcludeerd wordt dat het ziekteverzuim bij de politie hoog is, te hoog. Er is achterstallig onderhoud als het gaat om PTSS. We hebben het eerder gehad over de prioriteiten, de extra taken, waar de Nucleair Summit, de jihadisten en MH17 dan ook nog bijkomen. Dat vraagt ontzettend veel van de politie en dat moet dan uit de lengte of de breedte komen. Ook noem ik ICT en de aansluiting met de keten, bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie, die problematisch is. De Telegraaf heeft via de WOB gekeken naar de samenstelling van de basisteams en hoeveel politiemensen op straat aanwezig zijn. Welnu, dat blijken er 16.000 te zijn. Veel te weinig. Heerenveen wordt als voorbeeld genoemd: 106 fte waarvan 13 inzetbaar. Kan de Minister daarop reageren? Een ander punt is de kwaliteit van leidinggevenden. Trouw berichtte zaterdag: minder zaken opgelost. Er zijn 50.000 minder opgeloste zaken in vergelijking met 2010. Dat zijn toch heel zorgelijke cijfers, zeker voor deze Minister die altijd zo van het aanpakken en het oplossen van misdrijven is. Ook noem ik het gebrek aan vertrouwen bij de vakbeweging en financiële problemen.

Dat zijn allemaal grote zorgen die op tafel liggen waar geen sussende woorden bij passen; het is vijf voor twaalf, tijd voor actie. Wat we dus nodig hebben, zijn heldere, realistische doelstellingen en een realistisch tijdpad, controleerbaar. Als hier mensenhandel als belangrijke prioriteit wordt aangemerkt, zoals de Minister heeft gedaan, komen er opeens signalen vanuit het Amsterdams Openbaar Ministerie dat het mensen te kort heeft. De SP heeft er eerder ook al vragen over gesteld. Het is een probleem dat zich dan opeens voordoet waarbij het zou helpen als de Minister dat meldt en zegt: jongens, ik heb nu een probleem met de strijd tegen jihadisme en daardoor kan ik dit en dat niet doen. Het is dus van belang dat iedere keer heel realistisch wordt gekeken wat er op dat moment gedaan moet worden zodat we niet voor onaangename verrassingen komen te staan.

Ik zeg dit zo omdat de Minister niet altijd helder is geweest in zijn communicatie richting de Kamer en bijvoorbeeld de vakbonden. Ik noem als voorbeeld het realisatieplan. In december 2012 zegt de Minister het volste vertrouwen erin te hebben dat dit realisatieplan goed is en dat alles keurig op orde is, terwijl intern bijvoorbeeld de vakbonden al kritiek hebben geuit. Een jaar geleden, in oktober 2013, zegt de Minister: ik constateer op basis van wat mij gerapporteerd is, dat op de meeste terreinen de mijlpalen worden gehaald. Oftewel: het realisatieplan staat fier overeind, terwijl er intern heel stevige kritiek op wordt uitgeoefend en signalen aan de Minister worden meegegeven dat dit weleens heel problematisch zou kunnen zijn. In juni 2014 zegt de Minister dat de ambitie wel goed is maar dat het qua planning en volgorde alleen een beetje anders moet. Dan wordt het bijgesteld en refereert hij aan iets van oktober 2013, terwijl toen het verhaal was: alles is op orde, het gaat allemaal prima. Nu in november zegt de Minister dat er verder moet worden ingegrepen in dat realisatieplan, terwijl we nog maar drie maanden geleden dat plan al hadden bijgesteld. Wat is er in die drie maanden gebeurd? Zijn die signalen niet doorgekomen? Dat is een voorbeeld van gebrek aan heldere communicatie en van onduidelijke communicatie waarbij de Kamer echt een probleem heeft om te kunnen beoordelen wat ze moet beoordelen. Dan heb ik liever dat je de ongemakkelijke waarheid op tafel hebt waarbij we kunnen kijken wat we er aan kunnen doen in plaats van dat je iedere keer het idee hebt dat achter geruststellende woorden een heel zorgwekkende situatie schuilgaat.

Een jaar geleden waren we ook in debat over de Nationale Politie. Op mijn opmerking toen tegen de Minister dat mij signalen bereikten over grote financiële knelpunten, zei de Minister weer geruststellend dat er sprake was van een sluitende begroting en dat dit geen enkel issue vormde. Maar nu zijn er opnieuw verhalen over een tekort. Hoe groot is dat tekort? Wordt de financiële doelstelling, de bezuiniging niet gehaald? En wordt er om die begroting sluitend te krijgen geput uit het eigen vermogen van de politie? Dat zijn zaken die wij onder ogen moeten zien. Hoe ziet de Minister dat dan in relatie tot wat hij een jaar geleden zei: geen problemen, geen zorgen als het gaat om de financiën?

De Minister houdt steeds vol dat het goed gaat, dat het goed komt, maar dat er hier en daar wat moet worden aangepast. Ook in een interview met De Telegraaf zei de Minister de afgelopen week dat hij wel een lastige opdracht heeft maar dat het geen onmogelijke opdracht is. De vraag van de ChristenUnie-fractie is een heldere, inzichtelijke rapportage van de doelstellingen, waarbij we iedere keer met elkaar om de tafel kunnen zitten en kunnen bezien hoe realistisch die doelstellingen nog steeds zijn.

Ondertussen komen de gevolgen van die hele reorganisatie en komt de enorme last aan prioriteiten waar al eerder aan gerefereerd is op de schouders van de mensen op de werkvloer. Dan is het wel heel zorgelijk als je ziet dat het ziekteverzuim 7% is. Dat zijn mensen die langer dan drie maanden thuis zitten. Het is heel zorgelijk dat dossiers niet op orde zijn en soms niet zijn bijgehouden. Nogmaals, dat is begrijpelijk in het licht van de enorme reorganisatie, maar het is wel heel zorgelijk als je ziet dat enorm veel taken op de schouders worden gelegd van de mensen, waarbij een hoog ziekteverzuim ontstaat. Dat zijn dingen die op orde moeten zijn. Minister, kom met een breed gedragen plan van aanpak dat ook is afgestemd met de politiebonden.

Overuren, die nogal eens worden gedraaid, worden niet altijd volledig betaald. Agenten die overwerken, krijgen hun uren in tijd terug. Andere agenten moeten dan inspringen en ook zij krijgen er weer vrije uren voor terug. Dat is het ene gat met het andere vullen. Dan moeten er komend jaar ook nog eens 2.000 plaatsen van de personele sterkte af. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat dit goed komt in een organisatie die zo zwaar belast is? Het kan niet anders dan dat er taken blijven liggen. Kan daar helderheid over komen?

Ook de instroom – collega Oskam wees daar al op – komt in gevaar. Na 2020 zal er een grote uitstroom van agenten plaatsvinden, doordat mensen dan met pensioen gaan, terwijl de instroom beperkt is. Komen wij niet in de knel met de aantallen? Leg ook daarover maar de ongemakkelijke waarheid op tafel als dat moet, Minister. Wat gaan wij aan die knelpunten doen?

In aansluiting op de vraag van collega Kooiman sta ik stil bij problemen om mensen van kwaliteit aan te trekken. Ook in het rapport is de vinger bij die zere plek gelegd, want het is heel lastig om in een complexe organisatie mensen van goede kwaliteit aan te trekken en om ze op eenzelfde manier te betalen als bijvoorbeeld bij het Openbaar Ministerie of bij het ministerie zelf gebeurt. Ik sluit me graag aan bij de woorden van collega Kooiman hierover.

Ik heb ook een vraag over politievrijwilligers. Dat heeft altijd de warme belangstelling van mijn fractie, zoals de Minister weet, ook dit keer. Wij hebben daarover herhaaldelijk met de Minister gesproken, ook over de doelstelling om tot 5.000 politievrijwilligers te komen. De Minister zei dat dat niet 2015 maar 2016 wordt. Ik wijs hem erop dat dat in de toelichting op de begroting nog altijd genoemd wordt als streefcijfer in 2015. Het zou daar dan ook moeten worden aangepast als de Minister dit inderdaad naar 2016 wil verschuiven. Maar ook dan is er nog altijd een gat tussen de 3.000 die er nu zijn en de 5.000 die er moeten komen. 2000 vrijwilligers die nog moeten worden geworven, dat is heel veel. Hoe gaat de Minister dat doen? Wat is het plan?

Een ander punt daarbij is dat van de bevoegdheden van politiekvrijwilligers. Ze hebben minder bevoegdheden dan beroepsmatige ambtenaren, terwijl hun taak en hun situatie vaak hetzelfde is. De Minister zou nog bezien of wetten, regels en besluiten moeten worden aangepast. Ik hoor graag of hij hier meer over kan zeggen.

De voorzitter: U hebt nog een minuut.

De heer Segers (ChristenUnie): Dan kom ik op mijn laatste punt. Dat gaat over geweld tegen politiemensen. De situatie is natuurlijk ongelofelijk zorgelijk. Het is ergerniswekkend en kwaad makend dat geweld tegen politiemensen zo vaak voorkomt. Een derde blijkt er mee te maken te hebben. Tijdens privésituaties heeft bijna 6% last van bedreigingen, intimidatie en vernielingen. Dat zijn schokkende cijfers. Ik ga ervan uit dat de Minister dat ook zo ziet. Er wordt ingezet op hogere straffen, maar in de praktijk wordt er nog steeds te veel geweld tegen politiemensen toegepast. Wat gaat de Minister daartegen doen? Kan het volledig binnen de organisatie worden opgelost? Of zijn er mogelijkheden buiten de organisatie? Ik noem bijvoorbeeld een organisatie als Hulp voor Hulpverleners, die veel breder kijkt dan alleen naar de politie. Die organisatie ondersteunt ook ambulancepersoneel of brandweerpersoneel. Is Hulp voor Hulpverleners niet een organisatie die steun verdient en die ons zou kunnen helpen bij de strijd tegen zoiets kwalijks als geweld tegen mensen die opkomen voor onze veiligheid?

Mevrouw Tellegen (VVD): Voorzitter. Precies een week geleden keken wij naar een indrukwekkende herdenking van een ramp die een onuitwisbare indruk op ons allen heeft achtergelaten. Het verdriet van de nabestaanden is onmetelijk en afschuwelijk. De ramp met de MH17 deze zomer heeft pijnlijk duidelijk gemaakt dat vrede en veiligheid niet vanzelfsprekend zijn. Onrust en geweld elders in de wereld hebben in toenemende mate effect op de veiligheidssituatie in ons land. De strijd tegen IS in Syrië en Irak heeft geleid tot een verhoogd dreigingsniveau, tot berichten over terugkerende jihadgangers, tot demonstraties en politieagenten op straat, op plekken waar we ze normaal gesproken niet zouden verwachten. De ontwikkelingen van buitenaf hebben het gevoel van onveiligheid in ons land vergroot. Mensen vragen zich af hoe het zit met de potentiële dreiging, of deze realistisch is of niet en wat dat betekent voor hun veiligheid. Daarnaast gaat het gewone politiewerk door, zoals winkeldieven inrekenen en relschoppers oppakken.

In deze complexe veiligheidssituatie werkt de politie vandaag de dag aan een veilig Nederland. Dat doet de politie met overtuiging en liefde voor het vak. Dat werk doet zij goed en grondig, want Nederland wordt veiliger. Er wordt extra aandacht besteed aan delicten die voor burgers ingrijpend zijn. Denk hierbij aan woninginbraken, straatroof, overvallen en geweldsdelicten. Ten opzichte van 2013 is het aantal high-impact crimes opnieuw gedaald.

Werken aan een veilig Nederland doen onze dienders bovendien tegen de achtergrond van een grootscheepse organisatie. De winkel blijft open, zeven dagen per week 24 uur per dag, terwijl er een ingrijpende renovatie aan de gang is. Dat verdient vandaag een groot compliment.

De heer Segers (ChristenUnie): Uiteraard sluit ik mij aan bij de warme woorden over de politieorganisatie. Maar Trouw heeft bericht dat er 50.000 minder misdrijven zijn opgelost. Dan kun je toch niet volhouden dat het allemaal op schema ligt en dat het goed gaat met het oplossen van misdrijven?

Mevrouw Tellegen (VVD): Het oplossen is iets anders dan het laten dalen of het aanpakken van criminaliteit. Als ik het goed heb, heeft mevrouw Helder ook al een en ander aan de Minister gevraagd over het oplossen. Dat is een ander gegeven. De heer Segers refereert aan de cijfers van het CBS. Daarbij is sprake van een zorgwekkende situatie, zowel voor de politieagent die daardoor gefrustreerd raakt als voor het slachtoffer die niet weet of een zaak wordt opgelost.

De heer Segers (ChristenUnie): Maar dat is dan toch wat telt? Wat merkt de burger van die veiligheid? Als er minder misdrijven worden opgelost dan eerst, dan is het toch moeilijk vol te houden dat het allemaal wel goed gaat?

Mevrouw Tellegen (VVD): Aanpakken of voorkomen is één ding, het oplossen is een tweede. Dat past allemaal in diezelfde keten. Aan de voorkant zien we dat de cijfers dalen. Als het CBS meldt dat vervolgens een groot aantal zaken op de plank blijft liggen, ligt er ook een taak voor het OM. Ik kijk uit naar de antwoorden van de Minister op dit punt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik wil hier toch nog even op voortborduren, omdat ik ook mevrouw Tellegen zo'n succesverhaal naar voren hoor brengen. Het is wel opmerkelijk dat sinds het aantreden van deze Minister in het vorige kabinet en in dit kabinet, het aantal diefstallen uit woningen alleen maar gestegen is, net zo goed als het aantal diefstallen uit schuren en garages. Je kunt je cijfers wel mooi vergelijken met het vorige jaar, maar het is ook altijd heel leerzaam om eens even wat cijfers op een rijtje te zetten en dan daarop te reflecteren. Ik ben benieuwd hoe mevrouw Tellegen daartegen aankijkt.

Mevrouw Tellegen (VVD): Mijn antwoord is heel kort. Ik baseer mij op de cijfers die wij van het Ministerie van V en J krijgen. Daaruit blijkt dat de criminaliteit daalt. Dat lijkt mij goed nieuws.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Laat ik mij dan maar liever baseren op cijfers uit een statistisch jaarboek, want dat zijn de cijfers die aangeleverd worden vanuit de politieorganisatie. Ik herhaal dus mijn vraag. Hoe kan mevrouw Tellegen hier zo'n successtory vertellen, terwijl we in wezen weer terug zijn bij af?

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik herken mij niet in dat beeld. Als mevrouw Berndsen dat prettig vindt, wil ik de cijfers hier graag nog een keer met haar delen. 1.633 overvallen, dat is 18% minder dan in 2012. 7.002 straatroven, dat is 12% minder dan in 2012. 87.345 woninginbraken, 5% minder dan in 2012. En 92.285 geweldszaken, dat is 7% minder dan in 2012. Dat lijken mij cijfers die voor zichzelf spreken.

Mevrouw Helder (PVV): Ik hoor mevrouw Tellegen zeggen dat de criminaliteit daalt. Daar slaat een PVV'er altijd op aan. Wij hebben al heel vaak tegen de Minister gezegd: dat zijn mooie woorden, maar ze kloppen niet. Het gaat dan namelijk over de geregistreerde criminaliteit of wel de criminaliteit die de politie ter ore komt, die gemeld wordt. Dat is totaal iets anders dan de feitelijke criminaliteit. Collega Berndsen verwees al naar de statistische cijfers en ik verwijs dan even naar het boek Actuele criminologie. Daar staat in dat je, als je je baseert op de feitelijke criminaliteit, op een pakkans zou uitkomen van ongeveer 3,1%, alle mooie cijfers van het Ministerie van Veiligheid en Justitie ten spijt. Kan mevrouw Tellegen erop reageren dat er toch echt verschil is tussen geregistreerde en feitelijke criminaliteit?

Mevrouw Tellegen (VVD): Je moet ergens beginnen, je moet iets kunnen meten. Ik baseer mij – noemt u het maar gemakshalve – op de cijfers die wij krijgen, en dat zijn de cijfers die geregistreerd zijn. Dat er in de praktijk sprake is van veel hogere cijfers, is misschien wel waar, maar we moeten ergens beginnen. Hoe we het meten, is iets wat ik graag van de Minister van V en J hoor, maar ik baseer mij op die cijfers.

Mevrouw Helder (PVV): Het klinkt goed. Je moet ergens beginnen, daar ben ik het helemaal mee eens, maar je moet er vervolgens wel mee verdergaan. Je hoort van diverse kanten, en met name van de werkvloer, dat bijvoorbeeld inbraken anders worden geregistreerd als het over een leegstaande woning gaat of over een vakantiewoning. Dan weten wij dus van de werkvloer – en ik geloof dat – dat het toch enigszins anders ligt. Steunt mevrouw Tellegen mijn stelling dat daarnaar nader onderzoek nodig is? Je moet inderdaad ergens beginnen, maar we moeten wel doorpakken.

Mevrouw Tellegen (VVD): Steun is op dit punt misschien wel een groot woord. Ik ben benieuwd naar de manier waarop het gemeten wordt. U krijgt uw berichten van de werkvloer. Op die werkvloer, bij de politie zelf, wordt er dagelijks gewerkt aan het voorkomen van woninginbraken en het op heterdaad betrappen van dieven. Ik vind dat wij best eens mogen zeggen dat ze daar bijdragen aan de verlaging van de criminaliteitscijfers en dat dit hier dan ook een compliment verdient.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik wilde een soortgelijke opmerking maken. Er zijn veel minder aangiftes dan dat er strafbare feiten gepleegd worden, maar die opmerking ligt in de lijn van wat al gezegd is.

De voorzitter: Dan vervolgt mevrouw Tellegen haar betoog.

Mevrouw Tellegen (VVD): Er bestaat geen verbouwing zonder stof. Dat de vorming van de Nationale Politie niet zonder slag of stoot zou verlopen, spreekt voor zich. Het is een illusie om te denken dat zo'n proces zonder problemen kan verlopen. Een reorganisatie van deze omvang vergt een extra realistische blik op planning en haalbaarheid, een goed en actueel beeld van de mogelijke risico's en een stevige vinger aan de pols, zodat er kan worden bijgestuurd als dat nodig blijkt. Vereist zijn echter ook vastberadenheid en doorzettingsvermogen, evenals oog op de bouw. Je moet niet bij een beetje tegenwind al de bakens verzetten. Net als bij de verbouwing van een huis moet je vasthouden aan je bouwplan en ervoor zorgen dat het huis zo veel mogelijk wordt zoals op de originele tekeningen aangegeven.

Voor de VVD zijn twee uitgangspunten belangrijk. Ten eerste: blijft de veiligheid van de Nederlandse burger gegarandeerd tijdens deze reorganisatie? En ten tweede: hoe staat het met het welzijn van de 60.000 mannen en vrouwen die zich iedere dag opnieuw met veel toewijding inzetten om die veiligheid te garanderen? Door deze bril kijkt de VVD in dit wetgevingsoverleg naar de stand van zaken. We gaan van 26 politiekorpsen met ieder een eigen bedrijfsvoering, ICT-systeem en wijze van aansturing, naar één efficiënte en slagvaardige politieorganisatie, waarin het werk van de politieagent dicht bij de mensen op straat zo veel mogelijk centraal staat. Dat is het doel. Dat is waarmee we op 6 december 2011 in de Kamer met algemene stemmen hebben ingestemd.

Nu, drie jaar later, zijn we een heel eind op weg naar de vorming van de Nationale Politie. Zowel de Minister als de Nationale Politie zelf zijn hier hard mee bezig, maar we moeten realistisch zijn. Uit rapporten die de Minister naar de Kamer heeft gestuurd, blijkt dat er op een aantal punten bijsturing nodig is. Het is goed dat de Minister zelf om die rapporten heeft gevraagd en alvast een aantal maatregelen aankondigt. Kan de Minister vandaag in dit wetgevingsoverleg nogmaals helder uiteenzetten wat hij nu concreet gaat doen om de geschetste problemen met het personeel en de ICT op te lossen?

De Minister kondigt een aantal concrete wijzigingen aan in de aansturing om de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de reorganisatie beter te borgen. Dat is een goede zaak. Op het gebied van personeel en ICT wil de VVD-fractie echter een iets duidelijker beeld van de plannen krijgen. Hoe krijgen deze maatregelen hun beslag in de tweede actualisatie van het realisatieplan? Er mogen niet twee werkelijkheden naast elkaar komen te staan, dat wil zeggen enerzijds het realisatieplan van de vorming van de Nationale Politie en anderzijds de maatregelen die de Minister naar aanleiding van deze vijf rapporten aankondigt. Deze twee moeten ergens samenkomen. De VVD vindt het op dit moment van belang dat we glashelder hebben wat met de stevige uitkomsten van deze rapporten wordt gedaan en hoe die hun beslag krijgen in het verdere proces. Ik krijg hierop graag een reactie.

Mevrouw Kooiman (SP): Mevrouw Tellegen spreekt over geen verbouwing zonder stof. We hebben hier echter niet met een beetje stof te maken; het is inmiddels te vergelijken met Pompeï. Het is zo veel rommel! Mevrouw Tellegen beroept zich op rapporten en heeft het over concrete acties van deze Minister. Maar laat zij er dan één noemen, want ik zie ze niet. Is mevrouw Tellegen het ermee eens dat er een plan van aanpak met een duidelijke tijdlijn moet komen, waarmee de doelen wel gehaald kunnen worden?

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik herken mij niet in het beeld van volstrekte chaos bij de politie en dat dit ten koste zou gaan van de veiligheid in Nederland. Ik neem daar afstand van. Ik ben het er wel mee eens dat wij vanaf nu helder inzicht moeten krijgen in de manier waarop het nu verder moet. Een plan van aanpak is weer een nieuw instrument naast het realisatieplan waar we al mee werken. Mijn verzoek is om onze afspraken van vandaag daarin duidelijk op te nemen, zodat we vanaf nu met een heldere actualisatie voortgang kunnen boeken.

Mevrouw Kooiman (SP): Hier blijkt weer een verschil tussen een beetje stof en Pompeï. Er is namelijk een groot aantal rapporten. Als mevrouw Tellegen alle onderzoeken van de inspecties en van de Review Board ICT leest, kan zij toch niet ontkennen dat de doelen niet gehaald worden? Er is inderdaad een realisatieplan, maar de doelen worden gewoon niet gehaald. Het echt minimale waarom wij deze Minister vandaag kunnen vragen, is een plan van aanpak met een tijdlijn waarin die doelen wel te halen zijn. Het is niet heel heftig wat ik vraag. Is de VVD het daar niet mee eens?

Mevrouw Tellegen (VVD): Dat heb ik niet gezegd. Ik deel het urgentiegevoel van mevrouw Kooiman en dat is precies waarom ik deze Minister vraag of hij bereid is om de maatregelen alsnog toe te lichten. De brief is namelijk enigszins ambtelijk en ik wil graag vandaag opnieuw horen wat de Minister precies van plan is ten aanzien van ICT en personeel. Vervolgens wil ik graag dat deze maatregelen een heldere plek krijgen in de actualisatie van het realisatieplan. Een nieuw plan van aanpak betekent weer een pak papier. Ik stel voor om te werken met de stukken die wij hebben en om het daarin op te nemen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik hoor mevrouw Tellegen zeggen dat het toch heel goed is omdat de Minister om deze rapporten heeft gevraagd. Er lagen echter al twee eerdere inspectierapporten. In het eerste werd de Minister al opgeroepen om te temporiseren. Ik weet niet hoe het mevrouw Tellegen is vergaan, maar toen ik die rapporten kreeg, was dat voor mij geen verrassing. Hoe waardeert mevrouw Tellegen het dan dat er drie rapporten van de inspectie nodig zijn voordat de Minister daadwerkelijk tot actie overgaat?

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik begrijp dat mevrouw Berndsen graag terug blijft kijken, maar ik kijk graag vooruit. Ik weet niet of de oplossing in temporiseren ligt. Voor mevrouw Berndsen lijkt uitstel nu de oplossing, maar voor mij lijkt dit nu te groot en te vroeg. Ik hoor graag van de Minister hoe hij gaat bijsturen en dan heb ik alle vertrouwen in de verdere goede voortgang van het proces.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Soms is het verstandig om terug te kijken om ook weer vooruit te kunnen kijken, want dan leer je van de fouten die je maakt. Dat zou ik mevrouw Tellegen willen meegeven. De Minister heeft in zijn brief de oplossing gegeven door te wijzen op de integrale aanpak van de problemen. Dat heeft mevrouw Tellegen misschien niet gelezen, maar wat vindt zij dan van die oplossing?

Mevrouw Tellegen (VVD): Als mevrouw Berndsen mij de ruimte geeft om mijn betoog verder af te maken, hoort zij dat. Ik heb al aangegeven dat ik het voorstel van de Minister om tot duidelijkere aansturing van het proces te komen, een juist voorstel vind. Op het onderwerp «personeel en ICT» was ik bijna aangekomen.

Voorzitter. Ik kom nu bij het personeel. De VVD hecht aan zo veel mogelijk blauw op straat: zo veel mogelijk politie dicht bij de burgers in de wijk. Ik heb een aantal punten. Ten eerste ga ik in op de robuuste basisteams. Die treden per 1 januari aanstaande in werking, over zes weken. In de voortgangsrapportage staat dat wij kunnen rekenen op een op kwaliteit geselecteerde teamchef, voldoende wijkagenten en een werkend driehoeksoverleg. De VVD wil graag van de Minister horen of het starten met de robuuste basisteams, de ruggengraat van de politie, een haalbare kaart is. Ook wil de VVD, in navolging van de heer Oskam, weten hoe het nu staat met de wijkagenten. De norm is 1 op 5.000, maar hoe zit het in de praktijk? Daarnaast vraagt de VVD de Minister of de basisteams voldoende lokale flexibiliteit bieden. De gewenste inzet van politie kan in de Schilderswijk immers anders zijn dan in Dronten.

Ik heb ook een vraag over oneigenlijke taken van de politie. Het doel van de Nationale Politie is het neerzetten van een efficiënte en slagvaardige organisatie, die ertoe moet leiden dat er zo veel mogelijk ruimte komt voor datgene waar het primair om gaat, de veiligheid van mensen op straat. De VVD vindt dat het bordje van de politie niet te vol moet raken met taken die niet direct met die veiligheid te maken hebben. Denk bijvoorbeeld aan het begeleiden van psychiatrisch patiënten, het opruimen van fietsvakken of het bekijken van camerabeelden. Dat laatste is natuurlijk van nut als de politie beelden nagaat op zoek naar een dader, maar permanent monitoren van alle beelden van camera's die in de publieke ruimte hangen, kan mogelijk door anderen worden gedaan.

De heer Oskam (CDA): Mevrouw Tellegen vraagt de Minister hoe het zit met de wijkagenten, maar ik zou graag het standpunt van de VVD horen. De mensen in Vlissingen willen gewoon weten waar zij aan toe zijn. Daar zijn te weinig wijkagenten, terwijl er in Amsterdam te veel zijn. Vindt mevrouw Tellegen ook dat dit beter over het land verspreid moet worden?

Mevrouw Tellegen (VVD): Ja, dat vind ik absoluut. Wij hebben op papier een norm vastgelegd, maar die moet zich wel vertalen in de praktijk op zo'n manier dat er overal per 5.000 inwoners een wijkagent komt te zitten.

De heer Marcouch (PvdA): Ik hoor collega Tellegen een pleidooi houden voor diversiteit, maar dan in die zin dat het politiewerk in een wijk als de Schilderswijk toch andere expertise en deskundigheid vraagt dan het werk in een ander soort wijk. Eerder hebben wij hierover al een motie ingediend, die is aangenomen. Begrijp ik het goed dat mijn VVD-collega ervoor pleit om op specifieke kennis en expertise te werven, bijvoorbeeld agenten die Marokkaans en Turks spreken, om vervolgens veel effectiever te zijn in wijken als de Schilderswijk, waar veel mensen met een dergelijke achtergrond wonen? Is dat het pleidooi?

Mevrouw Tellegen (VVD): «Pleidooi» is misschien een iets steviger woord, maar wij hebben de motie van uw hand hierover gesteund. Er zijn twee redenen waarom er sowieso gekeken moet worden naar een diverse manier van werven. Je wilt een afspiegeling van je samenleving en je wilt de juiste man op de juiste plek kunnen inzetten, waar dat nodig is.

Voorzitter. Burgemeester Van Aartsen heeft de politie in Den Haag kunnen ontlasten door afspraken te maken met organisaties als de ggz. GGZ Den Haag gaat nu zelf, in plaats van de politie, 24 uur per dag psychiatrische patiënten opvangen. Is de Minister bereid om een inventarisatie van oneigenlijke taken te maken en om te bezien waar deze elders belegd kunnen worden, zodat de politie zich met haar kerntaken bezig kan houden?

In het verlengde van de oneigenlijke taken heb ik een vraag met betrekking tot de buitengewoon opsporingsambtenaren. Zij nemen de politie werk uit handen. Op dit moment werken 3.500 boa's samen met de politie aan een veilige en leefbare omgeving. De gemeente huurt boa's in om overlast te bestrijden en de leefbaarheid te bevorderen. Zij werken aan wat de stadswacht in Rotterdam «de kleine ergernissen» noemde. Dat vindt de VVD een goede zaak, want ook hier geldt dat de politie zich moet bezighouden met haar kerntaak, namelijk de veiligheid op straat. Nu heeft de Minister besloten om het deel dat de gemeenten uit de boeteopbrengsten ontvangen, niet langer terug te geven. De VVD realiseert zich ten zeerste hoe beperkt de financiële mogelijkheden binnen het Ministerie van V en J zijn, maar vraagt de Minister of er geen mogelijke oplossing is voor dit probleem. Graag een reactie.

Ik kom nu op het welzijn van de politie. Wij vragen dezer dagen veel van onze dienders. Willen wij deze reorganisatie tot een goed einde brengen, dan moeten wij ervoor zorgen dat de mensen die werkzaam zijn bij de politie, hun werk met toewijding en in goede gezondheid kunnen blijven doen. Er moet draagvlak blijven onder de werknemers. De rapporten op het punt van het welzijn van het politiepersoneel zijn een punt van aandacht. Zo'n 7% van de politieagenten zit langer dan drie maanden thuis. Heeft de Minister zicht op de mate waarin politieagenten op dit moment met plezier hun werk doen?

De VVD vindt het een belangrijk signaal dat de korpschef het welzijn van zijn mensen tot topprioriteit heeft gemaakt en ook belang hecht aan veilig en gezond werken. PTSS is daarbij een belangrijk punt van aandacht. Uit de brief van de Minister blijkt dat er ten aanzien van de zorg voor politiemensen en PTSS voortgang is geboekt. Toch zijn er ook geluiden dat dienders zich niet bij het 24 uursloket durven te melden. Kan de Minister hier nader op ingaan? Een goede werkgever zorgt voor zijn werknemers en lost dit soort zaken bij voorkeur binnen de organisatie op. De VVD is echter pragmatisch. Hoe denkt de Minister over de mogelijkheid om die zorg buiten de politieorganisatie te organiseren, bijvoorbeeld door een centraal registratiepunt voor alle publieke dienders in te richten? Graag een reactie.

Dan kom ik bij de administratieve last en ICT. Met de Nationale Politie wordt de organisatie lean and mean gemaakt. Door het samenbrengen van 26 keer bedrijfsvoering en 26 keer ICT ontstaat er straks een organisatie die de agent in staat moet stellen om meer tijd op straat door te brengen. Met het programma Minder regels, meer op straat wordt bureaucratie aangepakt. Het doel is om in 2015 de administratieve lasten dusdanig terug te dringen dat daarmee 5.000 fte's kunnen worden vrijgespeeld. Collega Oskam refereerde hier al aan. Dit zou ruimte kunnen geven aan de capaciteit op straat. Liggen wij op koers, zo vraag ik de Minister.

Het ICT-dossier binnen de Nationale Politie blijkt weerbarstige materie. Het speciale team, het Review Board Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie, ziet toe op het lastige proces om van 26 systemen één ICT-systeem te smeden. Met het Summ-IT-systeem is een belangrijk stap gezet. Informatie die wordt ingevoerd in Maastricht, is beschikbaar voor een collega die er in Vlissingen mee aan de slag moet. Iemand die woont in Utrecht maar werkzaam is in Arnhem, kan nu ook inloggen in Utrecht. In de voortgangsrapportage staat dat de planning tegen het licht moet worden gehouden. Kan de Minister dat nader toelichten?

Tot slot. Zoals ik aan het begin van mijn betoog al heb geschetst, verdienen onze mannen en vrouwen van de politie een compliment. Zij doen hun werk tegen de achtergrond van een grootscheepse reorganisatie en een steeds complexere veiligheidssituatie. Daarvoor heeft de VVD bijzonder veel respect. De nieuwe politieorganisatie moet zo functioneren dat zij haar dienders maximaal ondersteunt in hun werkzaamheden. Dat is een proces van lange adem en dat vergt rust in de organisatie. Wat de VVD betreft, is het glas halfvol. Een heleboel gaat goed. Een paar zaken kunnen beter en die gaan wij aanpakken.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Ik heb 30 jaar bij de politie gewerkt. Ik weet dus waar ik over spreek. Ergens in die 30 jaar reed de Minister een dagje met mij mee in de politieauto. Ik weet niet of hij het zich nog kan herinneren. De Minister was toen nog burgemeester van de mooiste stad van Nederland. Wij reden die dag op Goeree-Overflakkee. Toen reden wij de goede kant op. Dat doet de Minister nu niet: hij is de weg kwijt. Het gaat helemaal mis met de Nationale Politie. Is deze Minister van Veiligheid en Justitie nog wel de juiste man om de enorme problemen bij de Nationale Politie op te lossen? Dat is voor mijn fractie vandaag de kernvraag.

De Minister heeft er volgens vijf meedogenloze rapporten een enorme puinhoop van gemaakt. De reorganisatie blijkt veel te ambitieus en loopt stuk op de grenzeloze ambitie van de Minister en zijn voortdurende goednieuwsshows. Het piept en kraakt binnen de Nationale Politie door een gebrek aan regie en daadkracht en de Minister doet er nog een schepje bovenop. De Minister wil de geschiedenisboeken in, maar de vraag is nog even hoe. Als politiehervormer of als politievervormer?

Zo is de kwaliteit van ondersteunende diensten, zoals personeelszaken en ICT, zwaar onder de maat. 7% van het politiepersoneel, 3.500 agenten, zit ziek en gedemotiveerd thuis. Van een deel van de zieken weet de politie niet eens meer dat zij ziek thuis zitten. Aan deze lijst met enorme problemen komt geen eind. De ingeboekte bezuinigingen van 230 miljoen worden niet gehaald. Iedere samenhang tussen de diensten ontbreekt en de sterk gecentraliseerde manier van leidinggeven werkt niet. Overuren van agenten kunnen niet worden uitbetaald. Slechte managers zijn eerder regel dan uitzondering. Op een groot aantal nieuwe robuuste basisteams zit nog helemaal geen leiding, omdat de reorganisatie voortrolt. Tot overmaat van ramp zijn er ook nog eens 50.000 minder misdrijven opgelost.

Ik stel vast dat het grootste onderliggende probleem is dat er te veel ambities zijn en te weinig geld.

De politie wordt door deze Minister overladen met nieuwe taken, ambities en «keihard aanpakken»-kretologie, terwijl daar geen capaciteit voor is. Zo hebben de beloften van deze Minister om honderden extra agenten in te zetten tegen drugs in het Caribisch gebied en bij de AIVD een negatief effect op de politiesterkte elders. Bij grote klussen zoals de aanslag op MH17 en de nucleaire top werd veel politiecapaciteit ingezet. Hulde aan de dienders!

De Minister noemde het tegengaan van cybercrime een van zijn speerpunten, maar het lukt hem niet eens om maar de helft te vinden van het aantal cybercrimerechercheurs dat hij nodig heeft. Wat is de ambitie uit de begroting van deze Minister dan waard?

Er zijn 600.000 werklozen en de site van de politie gaat plat als er een nieuwe vacature wordt opengesteld. Waar ging het mis? Het leidt tot problemen waarvoor ik vanaf het begin van dit proces al gewaarschuwd heb. In recordtempo organiseren en tegelijkertijd met te weinig geld aan hogere ambities voldoen, is een onmogelijke opdracht.

De Nationale Politie is als een tandeloze leeuw. Het is één grote chaos, maar deze Minister stelt vrolijk in de krant dat alles voorspoedig verloopt. Tegelijkertijd weet hij niet of een Zeeuwse politieagent al op zijn computer een aangifte in Groningen kan bekijken. Het is om je kapot voor te schamen.

De politiebonden zeggen dat de hele operatie Nationale Politie opnieuw moet worden opgestart. Zij hebben terecht geen vertrouwen meer in het huidige proces. Hoe zal er voor samenhang, grip en regie worden gezorgd? Hoe wordt er weer vertrouwen gegeven aan onze vakkundige agenten?

Het aantal agenten op straat is in werkelijkheid veel lager dan de Minister ons doet geloven. De 50.000 straatdienders die eerder door de Minister werden genoemd, blijken er maar krap 16.000 te zijn. Ook dat is ruim berekend, want 3.400 wijkagenten doen geen noodhulp, zo laat de Minister ons weten. Verder gaat er nog ziekteverzuim, verlof en training van af. Dan weet u wel wat er overblijft.

Er is in de meeste gemeenten maar een handjevol agenten beschikbaar om de openbare orde te handhaven. De helft van de Nederlanders vindt dat de politie te weinig zichtbaar is, vooral op het platteland. Door het gebrek aan capaciteit op straat creëren burgemeesters hun eigen gemeentepolitie. In groten getale worden stadswachten en andere toezichthouders ingezet, maar wij hebben juist echte politieagenten nodig voor orde en veiligheid.

Een ander probleem bij de politie is de vergrijzing. Hoe gaat de Minister zorgen voor een goede leeftijdsopbouw, als er niemand instroomt bij de Politieacademie?

Het dieptepunt van de afgelopen jaren was wel de schaamteloze corruptie en omkoping bij de afdeling inkoop. Ik heb vernomen dat nu ook kerstbomen centraal worden ingekocht en gestandaardiseerd. Moet er nu ook nog een protocol voor de hoogte en dikte van de kerstboom komen? Waar gaat dit over? Is dat wat we wilden met de Nationale Politie?

Partijen die de politie weer willen onderbrengen bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken, lossen niets op. Het gaat niet om een structuurprobleem, maar om een financieel probleem. De toegenomen ambities voor de politie moeten in evenwicht worden gebracht met de middelen, of de Minister moet zijn ambities temperen.

De oplossing voor de enorme problemen van de reorganisatie en het tekort aan blauw op straat, is dan ook in de eerste plaats veel meer geld voor de nationale veiligheid. Mijn fractie wil 1 miljard extra voor de politie. Als de Minister en de politiek meer eisen van de agenten, moeten daarvoor ook de middelen worden gegeven.

In de tweede plaats moet de reorganisatie zo snel mogelijk worden afgerond. Het jarenlange reorganiseren heeft het functioneren van de politie belemmerd. Mijn fractie stelt voor om uitsluitend op drie gebieden, op drie «quick wins» door te gaan met de Nationale Politie, namelijk op het terrein van ICT, inkoop en procedures/werkwijze. De overige doelstellingen zoals op het gebied van het functie- en salarishuis kunnen op lokaal niveau blijven.

Ik sluit af. Sinds 14 oktober 2010 is deze Minister verantwoordelijk voor onze politie. De reorganisatie is in 2012 onder zijn leiding gestart en doorgegaan. Nu, twee jaar later, zijn wij niets opgeschoten.

Ook bij de veiligheidsregio's is er, ondanks beloftes van de Minister, helemaal niets verbeterd. De Algemene Rekenkamer vraagt zich af of de Minister wel in staat is om de burger te beschermen bij een ramp of een crisis. Het is onthutsend hoe deze VVD-minister van V en J functioneert en geen enkele controle heeft over de veiligheidsketen. Er is leiderschap nodig. Het gaat hier om de veiligheid van ons land. Misschien moet de VVD-top nog eens bij elkaar komen om te praten over vervanging van deze Minister.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik begin, net als een aantal collega's, met een groot compliment voor de politie. In het afgelopen jaar hebben we fysiek kunnen zien dat de politie een aantal grote evenementen heeft beveiligd. De nucleaire top is genoemd en de kroning was ook zo'n evenement, maar ik noem ook de ramp met de MH17. Ik maak in het bijzonder een compliment aan alle familierechercheurs. Ik heb daar natuurlijk over gelezen en ik heb er een aantal ontmoet. Zij hebben zich dag in, dag uit, heel professioneel ingezet. Dat werd ook erkend en zeer gewaardeerd door nabestaanden van de slachtoffers van de ramp. Dat verdient een compliment. De beeldspraak is zonet al gebruikt: dit soort grote dingen doen terwijl al rijdend het motorblok van de auto wordt ingericht en de banden worden vervangen, is de werkelijkheid van het politiewerk en de politieorganisatie op dit moment. Een compliment voor het feit dat de politie dat kan doen, naast al die andere prioriteiten die gewoon doorgaan.

We hebben het over een politieorganisatie die bezig is met een gigantische reorganisatie. Ik heb niet gehoord of gelezen dat er eerder zo'n grote reorganisatie is geweest. Om deze reorganisatie is toentertijd gevraagd door de politie zelf. Zij was ook erg gevraagd en gewenst door de vakbonden, met steun van alle partijen die toen in de Kamer zaten. Deze reorganisatie had dus gigantisch veel draagvlak. Deze grote reorganisatie wordt uitgevoerd zonder ervaring en zonder voorbeeld ergens in het land, terwijl ook gewoon het politiewerk wordt gedaan alsof er niets aan de hand is. Ik hoor collega's ook ambities hebben op het terrein van misdaadbestrijding. Aan de ene kant worden prioriteiten getemperd en aan de andere kant wordt er geklaagd dat er zo weinig opheldering is.

We zitten diep in een reorganisatie die volop aan de gang is en waarin inderdaad ook her en der klachten te horen zijn. Die klachten verontrusten mijn fractie ook. Ik vind dat in deze reorganisatie vooral het personeel centraal moet staan. De politieagenten die in wijkteams op straat hun werk doen, mogen en moeten zo min mogelijk last hebben van deze reorganisatie. Dat is natuurlijk bijna onmogelijk, maar dat moet wel de ambitie zijn. Het moet de eerste opdracht zijn van deze Minister en van de politietop dat wijkagenten en andere agenten, die noodhulp draaien of andere diensten draaien, zo min mogelijk gehinderd worden in hun werk. Zij moeten al helemaal niet in een situatie terechtkomen waarin zij onvoldoende gefaciliteerd en ondersteund worden om dat werk te doen.

Tegelijkertijd is het van belang dat de politietop en de Minister heel goed luisteren naar de kreten en de klachten van de werkvloer en van mensen die de werkvloer vertegenwoordigen. De reorganisatie kan namelijk alleen een succes zijn als de politietop en de Minister deze grote operatie, die ongekend is in onze geschiedenis, samen leiden met de mensen op de werkvloer. Dat vind ik belangrijk. Dan komt natuurlijk eerst het belang van de beveiliging en de veiligheid van de samenleving. Dan pas wat mij betreft het belang van de reorganisatie en niet andersom. Dat is de volgorde. Ik hoor graag van de Minister of hij dat ook zo ziet en hoe hij omgaat met de kritiek die er is. Ik zal het maar geen klachten noemen.

We hebben een inrichtingsplan. Daar zit een tijdschema aan vast en dat moet ook. Ik hoor veel kritiek op de Minister, maar ik zie ook dat de Minister zijn eigen kritiek organiseert. In de kritische rapporten zie ik ook dat er risico's worden gezien. In overleggen over de politieorganisatie heb ik al eerder gezegd dat het eigenlijk gaat om heel logische dingen. Dat is ook wat ik hoor als ik agenten en politiechefs spreek. Mensen willen weten waar ze aan toe zijn. Het gaat om communicatie. Dat is een van de dingen waar eigenlijk niet al te lang of te veel over gediscussieerd moet worden. De mensen vragen om transparantie. Ik geloof dat dat zeker ook de ambitie is van de politietop en de Minister. Als mensen uit het veld hierom vragen, is dat denk ik reden om daar heel scherp naar te kijken. Ik zou heel graag van de Minister willen horen hoe hij met de kritiek, de zorgen en de risico's omgaat. Voor een deel is die kritiek zelf georganiseerd, maar deze is er ook duidelijk en helder vanuit de vakbonden. Mij lijkt het dat daar geen gekke dingen gevraagd worden. Ik ga hier niet over tijdschema's spreken. Dat lijkt mij niet de taak van de Kamer. We moeten de uitvoering namelijk vooral aan de uitvoerders laten.

Ik wil ook graag van de Minister horen hoe hij en de politietop ervoor gaan zorgen dat de mensen op de werkvloer, die het werk op straat doen, op een goede manier betrokken worden, zodat we straks een organisatie hebben die gedragen wordt en we dus daadwerkelijk een vuist kunnen maken om de misdaad te bestrijden en het ophelderingspercentage te verbeteren.

De heer Segers (ChristenUnie): Als de heer Marcouch vraagt of ik instem met de vraag van de vakbonden, namelijk om met een helder plan met heldere doelstellingen en een helder tijdpad te komen, begrijp ik het dan goed dat de communicatie tot nu toe onvoldoende is geweest? Moet die echt verbeterd worden?

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb net al gezegd dat dit een ongekende reorganisatie is. Er zijn heel veel mensen bij betrokken. Ik zie de vakbond als de vertegenwoordiger van de werkvloer. Ik hoor her en der echter ook signalen van de werkvloer. Ik lees ook in de inspectierapporten van de Minister dat het goed gaat, maar dat er risico's zijn. Dat vind ik een reden om daar heel goed naar te kijken. Ik ga de Minister niet voorschrijven hoe hij de uitvoering moet organiseren. Als er kritiek is rondom communicatie en transparantie, vind ik dat wel een signaal dat dit blijkbaar onvoldoende is. Ik vind dat de politietop en de Minister dat heel serieus moeten nemen en daar werk van moeten maken.

De heer Segers (ChristenUnie): Dat verzoek is inderdaad eerder geuit. Ik sluit mij daarbij aan. Het lijkt mij namelijk een heel goed verzoek. Het gaat echter ook om communicatie richting de Kamer. Er zijn heel veel vragen gesteld over prioriteiten, het verloop en het realisatieplan dat iedere keer werd bijgesteld. Geldt ook daarvoor dat er een helder plan met heldere doelstellingen en een helder tijdpad moet komen, zodat we dit proces beter kunnen volgen?

De heer Marcouch (PvdA): Als die informatie er ligt richting de werkvloer en allerlei betrokken, dan lijkt mij dat niet gek. Ik wil de Minister echter niet opzadelen met nog meer planmakerij. Daarmee leid ik hem namelijk af van hetgeen ik hem vraag te doen, namelijk vooral de werkvloer centraal stellen. Ik wil dat ten tijde van deze ongekend grote en zeer complexe reorganisatie alle aandacht uitgaat naar het personeel, de politiemensen die het werk doen. Natuurlijk vind ik dat ook de Kamer geïnformeerd moet worden. Ik laat het even aan de Minister over hoe hij dat doet. Ik wil natuurlijk wel op de hoogte blijven van het feit dat er zorg is voor de politiemensen, dat ze goed gefaciliteerd worden, en dat de reorganisatie niet ten koste gaat van de veiligheid van de samenleving, en zeker niet van de mensen die het werk moeten doen. Die informatie vind ik relevant.

Voor mij gaat het om die mensen. Dan is die 1 of 2 januari wat mij betreft secundair.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik snap het nu niet meer. De heer Marcouch zegt enerzijds dat hij niet om een plan van aanpak met een tijdlijn gaat vragen, maar zegt anderzijds wel dat we goed moeten luisteren naar de werkvloer en dat hij het heel belangrijk vindt wat de vakbonden hebben aangegeven en dat de Minister daar echt goed naar moet luisteren. Ik heb de brief van de vakbonden erbij gehaald. Daarin staat dat zij graag willen dat de Kamer aan de Minister vraagt om een transparante en navolgbare procesaanpak, met een daaraan verbonden tijdlijn. Als de heer Marcouch daadwerkelijk de vakbonden en de werkvloer serieus neemt, dan is dat toch hetgeen wij aan de Minister moeten vragen?

De heer Marcouch (PvdA): Dat is wat ik aan de Minister heb gevraagd. Ik heb gevraagd om betere communicatie en transparantie. Die punten heb ik net in mijn betoog en in mijn vragen aan de Minister genoemd. Ik wacht graag de reactie van de Minister af.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik snap het nog steeds niet. Ik hoorde de heer Marcouch echt roepen dat wij de Minister maar niet voor de voeten moeten lopen en hem maar niet moeten vragen naar een tijdspanne, terwijl dat wel de vraag is van de werkvloer en de vakbonden. Willen wij onszelf als Kamer serieus nemen en daadwerkelijk de Minister kunnen controleren, dan is dit toch het minimale wat we de Minister moeten vragen?

De heer Marcouch (PvdA): Dat is wat ik de Minister heb gevraagd, namelijk om daarover duidelijkheid te verschaffen. Wat mij betreft hoeft er niet per se een nieuw plan te komen. Het is mijn indruk dat mevrouw Kooiman daarom vraagt. Ik wil transparantie en communicatie. Dat kan gaan over actualisatie. Dat kan inhouden dat de Minister zegt voort te gaan, maar de risico's te zien. Ik wil daarover helderheid hebben, maar ik ga niet nu voor de Minister invullen hoe hij dat precies moet doen. Ik wil wel dat er wordt geluisterd naar de werkvloer. Dat betekent dat de kritiek gehoord moet worden waar er om transparantie, communicatie en betere communicatie wordt gevraagd. Ik wil van de Minister tijdens zijn beantwoording horen hoe hij dat gaat doen.

Wat mij betreft komt het er nu op aan. De reorganisatie is al een tijdje gaande. Nu gaan wij voor het eerst de werkvloer raken met de robuuste basisteams en de districtsrecherche. Ik zie ook bij de wijkteams en in de districten dat dit steeds meer gaat leven. Het komt eropaan dat wij daaraan beginnen op het moment dat wij in staat zijn om de mensen op de werkvloer goed te ondersteunen en te faciliteren. Je kunt niet met iets beginnen waarover zo veel onzekerheid bestaat. Daarom is het zo belangrijk dat de communicatie en de transparantie duidelijk zijn. Ook moet je het personeel dat in die gebieden het werk moet doen goed begeleiden.

Wij zijn ook verontrust over de hoge ziektepercentages. Het ziekteverzuim is hoog. Ik wil graag van de Minister een duiding krijgen van dit cijfer. Hoe kan dat? Ik ben blij dat de politieleiding en de Minister werk maken van aandacht voor mensen met PTSS. Ik sluit mij aan bij de vraag van collega Berndsen over de uitvoering van de motie die wij samen hebben ingediend. Het betreft een aantal mensen binnen de politieorganisatie. Ik vind het verontrustend dat sommigen soms veertien jaar thuiszitten en dat UWV de politie zoveel boetes geeft omdat ze niet adequaat reageert op dat ziekteverzuim. Ik wil van de Minister weten hoe hij de uitvoering, de kwaliteit van de uitvoering en de aandacht voor deze mensen ziet. Als je spreekt over PTSS, spreek je niet alleen over die politiemensen, maar ook over hun familie en hun gezin. Die worden als eerste geconfronteerd met de symptomen en de problemen die kunnen ontstaan bij PTSS.

Ik zou dan ook graag van de Minister horen hoe dit wordt aangepakt, bijvoorbeeld hoe de familieleden erbij betrokken worden. Het lijkt er af en toe op alsof het juridische kader een belemmering is om te doen wat je moet doen. Ik pleit ervoor om vooral de mens te blijven zien en alles te doen wat nodig is om onze politiemensen daadwerkelijk te ondersteunen. Die 7% moet staan voor mensen met een gezicht en een naam in een organisatie.

De voorzitter: Mijnheer Marcouch, u hebt nog 20 seconden spreektijd.

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb mijn belangrijkste punt nog niet gemaakt. Ik heb het al vaker gehad over de werving. Ik wil graag weten wat de stand van zaken is bij de uitvoering van mijn motie over afstemming van de basisteams op specifieke kenmerken van een gebied waar politiemensen werken. Ik wil ook van de Minister horen of hij het met mij eens is dat geworven moet worden op specifieke kennis en expertise. Dan heb ik het heel specifiek over mensen die Marokkaans-Arabisch, Turks of Antilliaans spreken. Dat is een van de manieren om ethnic profiling aan te pakken, maar ook om effectiever te zijn als het gaat om het ophelderen van misdaden.

De voorzitter: Er is een heel aantal interrupties, te beginnen met de heer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik kan uit mijn eigen praktijkervaring zeggen dat er geen ethnic profiling bestaat. Politie discrimineert niet, zoekt geen groepen uit. Dat is totale onzin. En dat hele diversiteitbeleid waarvoor de heer Marcouch pleit, dat ik al vanaf 1980 de politie binnen heb zien komen, is totale onzin. Nergens voor nodig. Ik vraag aan de heer Marcouch hoe het gesteld is met het diversiteitsbeleid binnen de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Marcouch (PvdA): Met het diversiteitsbeleid binnen mijn fractie en partij is het heel goed gesteld. Daarom zit ik hier. Ik begrijp niet dat de heer Bontes zegt dat hij in zijn werkervaring geen last heeft gehad van ethnic profiling, wetende dat de heer Bontes voortkomt uit de politie en dat hij lange tijd lid is geweest van een partij waarvan de voorman de grootste haatprediker van dit land is. En dan zeggen dat er bij de politie geen ethnic profiling kan zijn. Ik heb ontzettend veel waardering en respect voor politiemensen die elke dag oprecht en integer hun werk doen, maar laten we nu niet zeggen dat er geen problemen kunnen zijn. Ik wil de politiemensen helpen door ervoor te zorgen dat zij ondersteund worden in complexe gebieden waar veel mensen met een andere culturele achtergrond wonen. De Schilderswijk – ik ben er vaker geweest – is een goede plek om jongens te werven die kunnen helpen bij de uitoefening van het politieberoep.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik kom inderdaad voort uit de PVV-fractie en ik ben door haar gebruuskeerd; dat weet iedereen. Maar ik neem afstand van de uitspraak dat Geert Wilders de grootste haatprediker van Nederland is.

Mevrouw Helder (PVV): De heer Marcouch vindt zijn eigen vrijheid van meningsuiting, denk ik, net iets groter dan die van mijn fractievoorzitter, maar daar ga ik maar verder niet op in. Ik wil het bij de inhoud van dit debat houden. Ik wil de heer Marcouch graag een eigen citaat voorhouden. Ik vind het een mooi citaat. Hij heeft verleden week gezegd: «Daar waar het pijn doet, begint de emancipatie.» Dat klinkt goed. Daar ben ik het ook mee eens. Maar dan vraag ik me tegen de achtergrond van deze uitspraak af waarom we geforceerd op zoek moeten gaan naar Turkse en/of Marokkaanse agenten in plaats van dat een bevolkingsgroep integreert en zich aan de regels houdt die voor iedereen gelden, zonder aanziens des persoons.

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb het over het aannemen van zeer geëmancipeerde jongens en meisjes. Ik heb het over de afgelopen zomer toen er groepen aan het demonstreren waren in de Schilderswijk die een heel andere taal spreken dan de politie beheerst. De politie heeft ook niet de mensen in huis om bijvoorbeeld goed te taxeren wat daar gezegd wordt. Als er bijvoorbeeld in het Arabisch bij die ene demonstratie antisemitische leuzen worden geuit, vind ik het wel fijn dat de politieteams mensen in huis hebben zoals ik toen ik bij de politie werkte. Dan kun je dat soort teksten lezen, interpreteren en vervolgens kun je daar consequenties aan verbinden in plaats van afhankelijk te zijn van tolken, die pas veel later kunnen vertalen. Dat is eigenlijk onhandig.

En zo kan ik legio voorbeelden noemen van redenen waarom het effectiever is om politiemensen in huis te hebben die deze cultuur hebben beleefd en geleefd, de taal spreken, kennis hebben van de religie et cetera. Daardoor worden we veel effectiever in de misdaadbestrijding en in het bewaren van de vrede, maar worden we ook toegankelijker voor alle mensen die informatie hebben ten behoeve van de bestrijding van de misdaad. Informatie is namelijk het kapitaal van de politie.

Mevrouw Helder (PVV): Als hier zaken in het Arabisch over straat worden geschreeuwd, vind ik dat eerder een voorbeeld van het feit dat de integratie is mislukt. Demonstreren mag iedereen; dat staat gewoon in de Grondwet en daar sta ik helemaal voor. Dat geldt dus voor iedereen. Maar als we agenten moeten inhuren om teksten vanuit het Arabisch in het Nederlands te vertalen, gaat het te ver. Ik mag toch hopen dat de heer Marcouch het met mijn fractie eens is dat dat de omgekeerde wereld is? Demonstreren mag iedereen, maar we gaan het niet zo draaien dat je dan maar niet meer emancipeert en meent dat je gewoon in je eigen taal mag demonstreren. Zo is het gewoon. Naar mijn mening is dat misbruik van de Grondwet, terwijl iedereen vóór die Grondwet zou moeten staan; ook degene die hier geboren en getogen is, met weliswaar ouders afkomstig uit een ander land. Het kan toch niet zo zijn dat de heer Marcouch dat gewoon toestaat?

De heer Marcouch (PvdA): Ik ga niet in herhalingen vervallen. Ik kan namelijk ook wel een partij noemen die misbruik maakt van de Grondwet, maar dat ga ik niet doen. Het gaat mij erom dat ik de politiemensen in zeer complexe gebieden met kennis en expertise wil ondersteunen, zodat zij bij het surveilleren in de wijken zaken met hun ogen kunnen zien en ook kunnen horen, en zij, als zij bijvoorbeeld op de Hoefkade lopen, kunnen weten wat zich daar precies afspeelt. In de afgelopen maanden hebben we gezien hoe ingewikkeld dat is. Ik wil niet dat politiemensen afhankelijk zijn van een of ander multiculticursusje of een of andere goeroe om in hun werk effectief te zijn. Dat werkt namelijk niet; daar krijg je allerlei rare theorieën. Ik wil gewoon mensen uit die wijken die, net zoals ikzelf, zeer geëmancipeerd zijn, die de talen beheersen en de culturen kennen en daardoor effectief kunnen zijn in het politiewerk. Als mevrouw Helder denkt dat dat allemaal onzin is, heeft ze echt te weinig kennis van het politievak.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter, dit is een persoonlijk feit. De heer Marcouch kan het kennelijk niet op inhoud, wat eigenlijk al flauw is; het gaat gewoon om een verschil van mening. Maar hij meent ook mijn partij besmuikt even door het slijk te moeten halen en mijzelf daarbij te betichten. Hij zei immers: er is hier een partij die de Grondwet misbruikt, maar die zal ik niet noemen. Hij bedoelde duidelijk mijn fractie. Dat mag allemaal hoor, maar laat hij dan een vent zijn en dat gewoon zo zeggen, zodat ik erop kan reageren.

Ik reageer wel op het laatste punt, namelijk dat mevrouw Helder te weinig kennis van zaken zou hebben. Mevrouw Helder verschilt met de heer Marcouch van mening. Voor het debat is dat misschien maar goed ook!

De voorzitter: Waarvan akte.

De heer Oskam (CDA): Ik ben nu even op zoek naar de middellangetermijnvisie van de Partij van de Arbeid met betrekking tot de sterkte van het korps. Waar staan we in 2018 en 2019 met de Nationale Politie? Misschien kan de heer Marcouch iets zeggen over hoe hij met dit kabinet de instroomproblematiek gaat oplossen.

De heer Marcouch (PvdA): Ik ben optimistisch over de reorganisatie. En ik ben optimistisch over het politievak; dit in tegenstelling tot collega Oskam, die niet zo lang geleden in de pers grote woorden heeft gebruikt, bijvoorbeeld een «puinhoop». En dat terwijl de politie heel veel goeds doet, ondanks de reorganisatie. Maar de vraag is gesteld. We hebben nu een overcapaciteit. De politiebegroting spreekt voor zich. Ik heb geen pot geld. Als de heer Oskam die heeft, hoor ik dat graag. Maar als er mensen kunnen worden aangenomen, vind ik wel dat we daarbij aandacht moeten hebben voor die specifieke kennis en expertise. Wij hebben de reorganisatie als laatste gesteund, omdat wij allerlei voorwaarden wilden stellen. Het CDA zat toen in de regering. Wij geloven in de reorganisatie. Wij geloven ook dat we daarmee voort moeten gaan, maar we moeten ook de kritiek, georganiseerd of niet-georganiseerd, ter harte nemen om de zaak beter te maken. Zo zit ik hierin.

De heer Oskam (CDA): Mijnheer Marcouch blijft een beetje bij die reorganisatie hangen. Het gaat er gewoon om hoe ons korps er in 2018, 2019 voor staat. Ik weet dat we weinig geld hebben en dat we moeten bezuinigen, maar we moeten wel voldoende instroom hebben om de vergrijzing binnen de politie op te vangen. Binnen tien jaar gaat 20% met pensioen. Dat moeten we opvangen. Dus het is een kwestie van nu investeren. Ik weet dat we geen geld hebben. Het is ook niet de oppositie die de oplossing moet aandragen, want dat lijkt mij geen normale gang van zaken. Dus het is de PvdA die het samen met de VVD moet oppakken. Het is nodig dat er nu mensen worden aangenomen die dan over een jaar van de Politieacademie komen en vervolgens een of twee jaar meelopen, zodat we in 2018 nog steeds een kwalitatief goed korps hebben. Want we zijn tevreden over de politie. Ik heb inderdaad grote woorden gebruikt in de media. Dan gaat het vooral over de bedrijfsvoering binnen de politie. Daar was het accent op gericht. En van de individuele diender blijf ik af, want daar ben ik trots op.

De heer Marcouch (PvdA): U kent het politievak. Dat vak is ontzettend populair. Er was niet zo lang geleden op de website een wervingsactie. Ik kreeg reacties van jongens en meisjes die zeiden: mijnheer Marcouch, het was binnen een paar minuten vol. Dus ik maak mij helemaal geen zorgen over de instroom. Natuurlijk moeten we ervoor zorgen dat die instroom zodanig is dat we straks geen tekort hebben. U hebt die vraag aan de Minister gesteld. Ook ik ben benieuwd naar het antwoord daarop, maar ik maak mij geen zorgen over de instroom omdat ik ervan overtuigd ben dat er heel veel jongens en meisjes heel graag bij de politie willen werken. Zij hebben een heel positief beeld van de politieorganisatie, beter dan een enkeling hier in de Kamer, en die willen daar graag bij horen. Dat stelt mij ook gerust.

De voorzitter: Hiermee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de kant van de Kamer.

De vergadering wordt van 16.00 uur tot 16.20 uur geschorst.

De voorzitter: We zijn toe aan de eerste termijn van de Minister. We hebben twee interrupties per fractie afgesproken. De Minister heeft zijn beantwoording in blokjes verdeeld. Ik stel voor dat we eerst het blokje afwachten en dat we vervolgens met de interrupties aan de slag gaan.

Minister, mag ik u uitnodigen het woord te nemen?

Minister Opstelten: Graag.

Voorzitter. Ik dank de leden voor de wijze waarop zij hun bijdrage hebben geleverd. Ik waardeer dat zeer. Ik kom daar zo op terug. Ik heb een paar inleidende woorden. Dan kom ik te spreken over de vorming van de Nationale Politie, de personeelszorg, de sterkte instroom op de academie, financiën, ICT en overige vragen en onderwerpen.

Ik zeg nogmaals dank, want in alle bijdragen wordt, zonder uitzondering, een heel groot commitment voor de politie getoond. Daar zitten we hier ook voor. Er ligt vandaag een enorm fors pakket aan stukken voor. De Kamerleden hebben scherpe analyses en rake observaties. Ik kom zo op de specifieke inbreng van alle leden.

De Nationale Politie voelt al vertrouwd. In de Tweede Kamer werd het wetsvoorstel met algemene stemmen aangenomen. Niemand hier aan tafel heeft de Nationale Politie ter discussie gesteld. Dat waardeer ik ook. Ik denk dat het goed is voor de politiemensen, maar we zijn pas twee jaar onderweg naar deze bestelwijziging en deze transitiewijziging. Dat zijn twee jaar van de vijf jaar die ik heb uitgetrokken voor de realisatie.

Er is al veel bereikt, waarvoor mijn complimenten aan alle politiemensen en aan de korpsleiding. Zo is de ICT al veel beter en stabieler. De tevredenheid van de politiemedewerkers over de ICT is met een 6,4 op een redelijk tot hoog niveau. Als de burger aangifte moet doen, kan hij dat inmiddels door het hele land doen. De personele reorganisatie is voor 63.000 medewerkers gestart. Nieuwe leidinggevenden zijn op kwaliteit geselecteerd. In de bedrijfsvoering zijn op diverse vlakken 26 oude systemen tot één landelijk systeem geconsolideerd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de gehele financiële administratie. Operationeel gezien werkten de oude korpsen overal anders. Nu zijn van onderop nieuwe werkprocessen beschreven die het beste van de 26 oude werelden in zich hebben. Politiewerk gaat hierdoor effectiever en efficiënter. De administratieve lasten zijn verminderd. Daarbij gaat het om het equivalent van 4.000 fte. We halen onze doelstellingen op het gebied van de politieprestaties. Daar is natuurlijk nog een boel over te zeggen, maar het aantal high-impact delicten is sterk afgenomen. Het aantal aangepakte criminele samenwerkingsverbanden is op koers naar een verdubbeling. Er zijn meer cybercrimezaken opgepakt en er zijn meer verdachten van kinderporno aangeleverd bij het Openbaar Ministerie.

Sinds de start van de Nationale Politie is de opgave voor de politie er niet kleiner op geworden. Die is eerder groter geworden. Een aantal van de leden hebben dat terecht gezegd. Er is verwezen naar de inhuldiging van de nieuwe Koning, de NSS, de MH17 en het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. Het hoort bij het vak, maar het kwam er wel bij. In de afgelopen periode zijn ook veel zaken aan de beheerskant aan het licht gekomen en boven tafel gekomen. Aan deze «erfenissen» moeten we aandacht besteden. Ik spreek over de inkoop, maar ook over PTSS en langdurig ziekteverzuim. De zorg voor de politiemensen is juist nu cruciaal. Veel Kamerleden hebben dat onderstreept. Naast PTSS en langdurig ziekteverzuim geven de korpschef en de korpsleiding prioriteit aan veilig en gezond werk en aan het tegengaan van geweld tegen agenten. Als de korpschef en in zijn verlengde de drie toezichthouders, maar ook de vakbonden – die vergeet ik niet – zeggen dat er veel tegelijk gebeurt, dan luister ik daarnaar.

We gaan in januari 2015 een nieuwe mijlpaal bereiken, die op basis van een herijking is aangegeven, namelijk de inwerkingtreding van de basisteams en de districtsrecherche. Vanaf die tijd komt de vorming van de Nationale Politie misschien wel in de meest complexe fase terecht. Daar ben ik heel realistisch over. We hebben inderdaad advies gevraagd. Dat doen we elk jaar. Ik kom daar straks natuurlijk op terug, maar in dit verband worden er drie maatregelen genomen. Nadat we die adviezen hebben bekeken, heb ik in een gezamenlijke vergadering een goed gesprek gevoerd met de drie adviseurs die onafhankelijk van mij hebben geadviseerd. De korpsleiding en ik hebben toen gezegd: dit herkennen wij. Dat brengt met zich dat we de volgende maatregelen nemen.

Ten eerste versterk ik de sturing en de regie. Er komt meer samenhang tussen «going concern», bedrijfsvoering en operatie en de veranderopgave, zowel in de korpsleiding als daaronder, door toevoeging van een zware programmadirecteur regie en strategie.

Ten tweede herijk ik het realisatieplan. Het inrichtingsplan is de basis voor de Nationale Politie. Dat wordt niet veranderd. Het realisatieplan herijken we van tijd tot tijd. Dit is de tweede keer dat we gaan herijken. Sommige leden hebben gevraagd naar het tempo en de volgorde. Het tempo en de volgorde van de resterende veranderopgave worden naar de omstandigheden en de draagkracht van de organisatie aangepast. In mei 2015 zal de jaarlijkse herijking gereed zijn. Dan ontvangt de Kamer de resultaten daarvan. Dat heb ik vrijdagavond ook afgesproken in een overigens heel constructief overleg met de vier voorzitters van de vakbonden.

Ten derde laat ik de kennis en kunde versterken door cruciale vacatures en sleutelfuncties in de bedrijfsvoering zo spoedig mogelijk te vervullen. Waar nodig wordt extra specifieke kennis en kunde van buiten aangetrokken.

We willen met zijn allen een betere politie. Daarom zit ik ook op deze post. Die betere politie gaat er komen. Het is omvangrijk en veel en niet alles kan tegelijkertijd. We hebben nog iets meer dan drie jaar te gaan. Dat gaat lukken, maar ik zeg erbij dat kwaliteit bij mij voor tijd gaat. Die keuzes moet je ook maken.

Dan kom ik nu bij de vorming van de Nationale Politie, na een aantal punten die ik al heb genoemd maar die ik nog nader wil specificeren, zoals de aanpassing en realisatie van het plan. Mevrouw Helder heeft daarover net als alle andere leden gesproken. Ik herhaal dat dit ook voor mij en voor de korpsleiding een enorm scherp beeld is. Verandering komt in de meest complexe fase op 1 januari. Die gaat nu alle medewerkers en alle onderdelen van de politie raken. Basisteam en districtsrecherches worden verder ingericht. Daardoor kan het gezag van de burgemeesters en het Openbaar Ministerie ook bij de politie zijn werk doen en daarom is die keuze ook gemaakt.

Bedrijfsvoeringsdiensten worden op meerdere plekken geconcentreerd om zo efficiencyvoordeel te behalen. Die diensten maken niet alleen een efficiencyslag maar lopen ook tegen erfenissen aan, zoals op het terrein van inkoop, ziekteverzuim en PTSS. Daarnaast wordt ook nog de rest van de politieorganisatie in werking gebracht. Oud en nieuw zijn nu tegelijk zichtbaar. Dit vergt veel, ook op het terrein van de communicatie. De heer Marcouch heeft daar terecht over gesproken. De Commissie van toezicht beheer Nationale Politie heeft dat ook scherp aangegeven.

Ik heb dus drie toezichthouders om advies gevraagd. Dat hoort bij mijn rol; ik vind het vanzelfsprekend. Het advies is volstrekt onafhankelijk. Zij concluderen drie dingen. Eén: de sturing moet beter en meer integraal. Twee: de benodigde kennis en kunde in de organisatie, zowel om de verandering te leiden als om de bedrijfsvoering naar een ander plan te tillen, moet worden versterkt. Drie: de planningen van alle onderdelen moeten beter op elkaar aansluiten.

Ik onderschrijf de conclusies en zeg nogmaals dat ik de volgende maatregelen neem. Ik versterk de sturing en de regie, zoals ik zojuist in mijn inleidende woorden zei. Er komt meer samenhang tussen going concern, bedrijfsvoering en de veranderoperatie, zowel in de korpsleiding als daaronder, door toevoeging van een zware programmadirecteur regie en strategie. Ik herijk het realisatieplan. Het tempo en de volgorde van de resterende veranderopgaven worden naar de omstandigheden en naar de draagkracht van de organisatie aangepast. Verder laat ik de kennis en kunde versterken. Die moet versterkt worden door de cruciale vacatures voor sleutelfuncties in de bedrijfsvoering zo spoedig mogelijk op te vullen.

Wat gaat er dan anders? Het werk gaat natuurlijk door. De veranderingen ook. Er zijn nu veel verbeterplannen die de politie uitvoert, zoals eenheden opbouwen en het Politiedienstencentrum opbouwen, op de locaties Zwolle, Eindhoven en Rotterdam. De Kamer herinnert zich de beslissingen die wij gezamenlijk hebben genomen. Verder noem ik het aanvalsprogramma ICT en het aanpakken van PTSS en ziekteverzuim, in het kader van Veilig en Gezond Werken. Wat er nu anders gaat, is dat er horizontaal en verticaal door al deze plannen een satépen moet, zodat zij beter op elkaar aansluiten en er integraal kan worden gestuurd.

De kwaliteit gaat voor de tijd, dat is een belangrijk gegeven. Wij willen met elkaar een betere politie. Die gaat er komen. Het is omvangrijk en het is veel en niet alles kan tegelijkertijd. Mijn ambitie is nog steeds dat de hele vorming van de Nationale Politie binnen vijf jaar is afgerond, maar kwaliteit gaat uiteindelijk wel voor tijd.

De heer Segers vroeg wat het realistische verhaal van de realisatie is. Welnu, dat is niet steeds zeggen «het gaat goed» en dan toch weer aanpassen. Wij worden geconfronteerd met een gigantische reorganisatie, waarbij de taakstelling helder is. Van tijd tot tijd steken wij de thermometer erin en het is dan op een gegeven moment wel nodig dat wij een en ander terugkrijgen en dat wij – de professionals, de korpsleiding en ik als politiek verantwoordelijke – daarnaar luisteren en vervolgens maatregelen nemen. Dat hebben wij telkens gedaan en dat zullen wij nu ook doen.

Ik ben zeer overtuigd door en dankbaar voor de rapporten die wij hebben gekregen. Wij doen een en ander door middel van het realisatieplan. Het is verstandig om elk jaar pas op de plaats te maken en even te kijken: waar staan wij nu? Dat hebben wij dus gedaan. Ik heb dat vorig jaar gedaan. Daar is Dag 2 uit gekomen. Ik bespreek dit met de burgemeesters en het gezag. Zij geven ook aan wat zij nodig vinden en wat zij ervan vinden. Zij hebben deze hele gang van zaken de eerste keer gedeeld, en nu de tweede keer ook. Wij gaan dat ook nu weer doen. Ik ben degene die graag verantwoording wil afleggen over dit beleid. Niet omdat ik dat moet, maar omdat het noodzakelijk is; transparantie en een heldere planning. Die planning zal worden bijgesteld. Wij zullen dat zorgvuldig en goed doen. Daar is de tijd nu ook voor. Per 1 mei aanstaande zal ik het realisatieplan hebben getoetst.

Daarmee heb ik de vragen van mevrouw Tellegen beantwoord.

Over het hele proces van de einddatum meen ik al iets gezegd te hebben.

De heer Oskam had een vraag gesteld over de teamchefs en sectorhoofden. Hij vroeg zich af hoe het staat met de benoeming van de leidinggevenden. Naar verwachting zijn op 1 februari 2015 80% à 90% van de teamchefs en sectorhoofden benoemd. De eerste en tweede ronde teamchefs en de eerste ronde sectorhoofden zijn inmiddels afgerond. Het zorgvuldig en op kwaliteit selecteren van teamchefs en sectorhoofden heeft tijd nodig en zorgt ervoor dat waarschijnlijk een kleine groep op 1 februari nog niet is ingevuld. In de enkele gevallen waarin dit nog niet het geval zal zijn, wordt door de politie in overleg met het gezag een passende tijdelijke oplossing gevonden in de vorm van een tijdelijke tewerkstelling.

Op kwaliteit selecteren is essentieel. Bepalend is dus niet de anciënniteit, maar de kwaliteit. Dat is een doorbraak in het politiebestel die nu staat te gebeuren, al kost het iets meer tijd. Daar is het gezag het mee eens.

Kan het Directoraat-Generaal Politie niet kleiner? Er gaan mensen over naar de staf van de Nationale Politie. Wordt die dan niet wat groot? Het DG Politie krimpt de komende tijd met 25%. Dat plan ligt klaar en is in uitvoering. Dat is onderdeel van de taakstelling op het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Het DG wordt dus flink kleiner. Inmiddels zijn tien fte's aan het korps uitgeleend. Dat worden er zo mogelijk meer. Dat proces loopt, zoals de heer Oskam aangeeft.

Mevrouw Helder stelde in dit blokje nog een vraag over de wijkagenten. Er zijn er te weinig. Ik deel het belang van de wijkagenten. Uiteraard is het vervullen van de vacatures op zo kort mogelijke termijn gewenst. De korpschef is daarom voornemens om de vacatures open te stellen per 1 december. De Centrale Ondernemingsraad Politie moet hier nog mee instemmen. Ik heb daar vertrouwen in na het gesprek dat ik met ze heb gehad. In de eerste maanden van 2015 zullen dan de meeste vacatures zijn weggewerkt, waaronder de 200 vacatures in de eenheid Oost. Ik moet zeggen dat het eigenlijk overal op orde is, behalve in drie eenheden: in Oost niet, in West-Brabant/Zeeland niet en in Noord-Holland Noord niet. Ik noem dat gewoon achterstallig onderhoud. De kern is dat elke van de 25 regio's dat allang had kunnen doen, want dat was een wens. Bij een aantal regio-eenheden is het nog niet gebeurd. Dat is een erfenis uit het verleden en het wordt nu in overleg met iedereen bijgesteld. Dat is een belangrijk punt.

De herijking van het realisatieplan kan ik als volgt samenvatten: cruciaal voor de hele gang van zaken; 1 mei gereed; werkvloer en stakeholders worden bij de totstandkoming betrokken. Dat zeg ik ook tegen de heer Marcouch en anderen. Wederom zal ik, voordat ik het vaststel en naar de Kamer stuur, ook aan de toezichthouders, die ernaar hebben gekeken en die erover hebben geadviseerd, vragen wat zij ervan vinden. Pas dan stellen we het vast. Het plan dat er komt, de bijgestelde herijking, is dan dus in alle scherpte voorbereid en heeft draagvlak binnen de Nederlandse politie, voordat het naar buiten komt.

De voorzitter: Dit is het einde van het eerste blokje. Ik zie dat een aantal leden vragen wil stellen.

De heer Oskam (CDA): Ik heb één vraag: wanneer? Maar deze vraag heeft wel drie componenten. De Minister is positief over de kwaliteitsimpuls aan de politie, maar het probleem zit hem nu net in de schalen. Mevrouw Kooiman heeft daar ook al op gewezen. Iemand die bij de politie schaal 12 krijgt, kan bij het ministerie en de rechtbank schaal 14 krijgen.

De Minister zegt dat 80% tot 90% van de leidinggevenden op 1 februari wordt geplaatst. Ik doe niet moeilijk over die ene maand, maar 40 tot 80 mensen en teams zitten in onzekerheid. De Minister heeft daar iets meer tijd voor nodig, maar wanneer is dat klaar?

Volgens de Minister is het een kwestie van achterstallig onderhoud dat in drie gevallen de wijkagenten nog niet over de regio's zijn verspreid en dat dit bijstelling verdient. Wanneer?

De voorzitter: Mijnheer Oskam, kunt u de laatste vraag herhalen?

De heer Oskam (CDA): De Minister heeft gezegd dat er in drie regio's problemen zijn met de wijkagenten, dat dit een kwestie van achterstallig onderhoud is en dat daaraan gewerkt zal worden. Wanneer kunnen we er tevreden over zijn?

Minister Opstelten: Voor de schalen gaan wij ruimte bieden. Daar wordt aan gewerkt. Dat is ook een van de adviezen, omdat de kennis aanwezig moet zijn.

De tweede vraag heeft betrekking op 40 tijdelijk leidinggevenden. Er zijn in totaal 1.000 teams. Dat is dus een klein aantal en er is een speciale reden waarom dat nog niet kan. Die reden moeten we wegnemen en dat zal op zo kort mogelijke termijn gebeuren.

Wat betreft de wijkagent hebben wij allemaal een grote ambitie, want deze wordt door alle decentralisatieprocessen een steeds belangrijker instrument. Op 1 december zal het overleg met de Centrale Ondernemingsraad afgerond zijn. Wij verwachten dat daarvoor ruimte wordt gegeven, want het loopt vooruit op de rest van de reorganisatie. Het zal zo snel mogelijk gebeuren, maar het zal wat betreft de vacatures een aantal maanden met zich meebrengen.

De heer Oskam (CDA): De Minister zegt dat de problemen met de leidinggevenden op korte termijn zullen worden opgelost, omdat het maar om 40 man gaat. Dan zou je zeggen dat het inderdaad op korte termijn geregeld kan worden. Wanneer is daar de deadline? 1 april of 1 mei?

Minister Opstelten: Dan bent u ruimhartig. Ik wil mij verbinden aan 1 april, want het moet begin 2015 voor elkaar zijn.

De heer Oskam (CDA): Daar zal de politie blij mee zijn.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb de Minister een tijdlijn voorgelegd in verband met de aanpassingen van het realisatieplan. Als dat plan veranderd moet worden omdat de situatie verandert, zal niemand daar een probleem mee hebben. Waar ik wel een probleem mee heb, is dat er intern kritiek op was en de Minister vervolgens tegen de Kamer zegt dat het op streek is en dat de doelstellingen deugen.

Wij zouden geholpen zijn met een heldere communicatie van de risico's. Wij krijgen nu steeds te horen: dit is het plan, dat is helder en realistisch en dat gaan wij doen. De bijstellingen, afgelopen juli en onlangs nog in oktober, volgen elkaar in korte tijd op, terwijl de kritiek al veel eerder gegeven was. Als de Minister nu gaat werken aan bijstelling van het realisatieplan, gaat hij dan ook opnieuw in overleg met bijvoorbeeld de vakbonden? Krijgen wij dan ook te horen wat de reactie van de vakbonden op het voorliggende voorstel is?

Minister Opstelten: Laat ik het zo zeggen: ik roep de kritiek op. Ik vraag erom! Maar je moet dit wel in een bepaalde planning doen. Wij hebben eerst het inrichtingsplan vastgesteld; dat is de basis voor alles. Vervolgens bekijken wij hoe wij het gaan realiseren. Dat realisatieplan hebben wij herijkt. Ik heb daarvoor toen nog complimenten van mevrouw Berndsen gekregen omdat wij het herijkt hadden. Dat herinner ik mij zeer. Op basis van inspectierapporten en andere rapporten zijn wij tot een herijking gekomen. Nu hebben wij wederom gevraagd om ons aan te geven waar wij staan en wat men vindt. De Kamer heeft de rapporten gekregen. Die vormden voor mij en de korpsleiding reden om snel bij elkaar te komen met de drie instanties en om te vragen of wij ons elkaar in het beeld herkenden. Dat was een heel open gesprek op mijn kamer, dat op 20 oktober plaatsvond. Wij hebben geconcludeerd dat wij ons in de rapporten herkenden en dat wij de geadviseerde maatregelen zouden nemen. Zo is het gegaan. Op basis daarvan komen wij tot een bijgesteld realisatieplan. Dat gaan wij weer met iedereen op de werkvloer overleggen. Uiteraard zal ik dat ook met de vakbonden bespreken. Dat heb ik ook afgesproken in het constructief overleg dat wij vrijdagavond hadden. Zij hebben daarvoor ook de ruimte gegeven in de brief die zij vrijdagavond ook naar de Kamerleden hebben gestuurd. Voordat wij ja zeggen, laten wij ons weer toetsen door degenen die ons geadviseerd hebben. Dat gaan wij doen. Ik ben het totaal met de heer Segers eens dat hiervoor communicatie en vooral transparantie nodig zijn, maar neem het degenen die het doen niet kwalijk. De Kamer mag het mij kwalijk nemen, daar ben ik voor, maar neem het de mensen die het werk doen niet kwalijk dat zij volgens een afgesproken planning werken. Men is daar positief over en gaat ermee aan de slag; van tijd tot tijd vindt dan een herijking plaats. Dat is in zo'n proces heel normaal.

De heer Segers (ChristenUnie): Niemand heeft een probleem met de herijking, maar wij hebben wel problemen met het gebrek aan transparantie, aan het doorgeven van geluiden. Intern zijn er grote vragen gesteld bij het realisatieplan, het tijdpad en de doelstellingen. Het zou zo veel makkelijker zijn als wij dat eerder te horen kregen. Daarom vraag ik nu, met het oog op mei 2015: krijgen wij de verslagen van de gesprekken die de Minister voert met de verschillende betrokkenen die reageren op het realisatieplan? Krijgen wij te horen in hoeverre zij het realistisch, haalbaar en overzichtelijk vinden?

Minister Opstelten: U krijgt van mij natuurlijk gewoon het oordeel dat anderen geven over het plan dat ik voorstel, maar niet alle verslagen. Ik denk niet dat u dat wenst. Ik moet mijn werk doen en u ook. U moet mij controleren. U krijgt, mede op basis van wat ik nu zeg, het bijgestelde realisatieplan. Elk halfjaar gaat de inspectie haar gang. Ik heb ook van tijd tot tijd een gesprek met de review board. Wij luisteren daarnaar. Ook de mensen van de review board vinden het belangrijk dat er continuïteit en consistentie is, maar zij zeiden ook: nu is het heel belangrijk dat je de herijking laat plaatsvinden. Daarmee was ik het eens.

De voorzitter: De heer Bontes heeft ook een vraag. Ik wijs u allen erop dat wij nog een heel aantal vragen te behandelen hebben, terwijl wij pas bij het eerste blokje zijn. Ik verzoek de leden dus om korte vragen te stellen. Ik verzoek ook de Minister om nog korter te zijn in zijn antwoorden.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Ik kom even terug op de staf van het ministerie. De Minister heeft een getal van 170 genoemd. Als ik zo rondkijk in deze zaal, zie ik er een stuk of 25. Is 170 dan niet wat veel? Wij moeten het doen met één man of één vrouw ondersteuning. Wat hier aan ondersteuning zit, gaat alle perken te buiten.

Minister Opstelten: Ik heb daarop zojuist geantwoord. Er is een planning waarin het DG wordt teruggebracht met 25%. Dat doen wij nu.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Wat vindt de Minister ervan dat hij 25 man ondersteuning meeneemt naar deze zaal?

Minister Opstelten: Ik heb niemand geteld, maar de heer Bontes blijkbaar wel. Ik vind het heel belangrijk dat een debat als dit goed wordt voorbereid.

De heer Marcouch (PvdA): Ik heb een vraag naar aanleiding van de wijkagenten. Mijn fractie heeft toentertijd ingestemd met de reorganisatie met een belangrijke voorwaarde, namelijk de lokale inbedding van de politie. De landelijke prioriteiten raken natuurlijk ook het lokale veiligheidsbeleid. De signalen vanuit de burgemeesters zijn echter verontrustend. Zij geven aan dat er te weinig ruimte, bevoegdheden en mogelijkheden zijn voor de chefs van de eenheden om zich toe te spitsen op het lokale veiligheidsbeleid. Ik hoor graag een reactie van de Minister, want voor mijn fractie is dat een belangrijk punt.

Minister Opstelten: Dat is voor mij ook een kernpunt. De nationale veiligheidsagenda is van onderaf opgebouwd. Die is niet door het departement gemaakt, maar is door de burgemeesters en het Openbaar Ministerie met de politie opgebouwd. Wij hebben die in het artikel 19-overleg vastgesteld. Ik kreeg gisteren spontane reacties van de burgemeesters naar aanleiding van een bericht van de NOS. Niemand herkende zich daarin, zeker niet degenen die daar met naam en toenaam in werden genoemd. Ik kreeg een bericht van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters dat het heden direct op de website zal plaatsen, namelijk dat men de huidige gang van zaken steunt en zich niet herkent in het bericht. Ik heb altijd gezegd dat het gezag de prioriteit bepaalt. Voor de inrichting van het korps is het goed om tot een nationale agenda te komen, als je het daarover eens wordt. Die behelst een beperkt aantal prioriteiten, zoals high-impact crime. Dat zijn dan weer vijf of zes zaken bij elkaar. Daar werken wij aan. Als men in een stad of gemeente zegt dat straatroven niet voorkomen of geen prioriteit hebben, heb ik gezegd: gaat uw gang, dat is uw zaak. Dat is het gezag van de lokale driehoek. Zo zit ik erin en zo is de ruimte aan de burgemeesters gegeven. Lokale invulling is prioriteit.

De heer Marcouch (PvdA): Ik begrijp dat de Minister zegt dat het bericht onjuist is. Hij zegt dat de landelijke prioriteiten van onderop worden bepaald, maar dat er daarnaast ruimte is om te variëren, afhankelijk van wat er in een gemeente aan de hand is.

Minister Opstelten: Dat klopt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): De Minister spreekt over de herijking van het realisatieplan. In dat realisatieplan is voorzien in diverse maatregelen, waaronder herprioritering. Ik hoor hem nu spreken over het tijdpad en de vertraging die het kan oplopen. Hoe denkt de Minister over de herprioritering? Daar is immers ook om gevraagd.

Minister Opstelten: Het antwoord houdt dat in. Op alle terreinen zijn er nu plannen. Die gaan door. Nu moet de samenhang tussen al die plannen in de bedrijfsvoering tot stand komen.

Het kan dus ook betekenen dat het een eerder kan gebeuren dan het ander. Dat kan tot een herprioritering leiden. Wij willen er heel zorgvuldig en goed naar kijken.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb het niet alleen over de herprioritering van de bedrijfsvoering, maar natuurlijk ook over de druk op de organisatie als het gaat om de beleidsprioriteiten. Ik vraag de Minister om toe te zeggen dat hij dat ook in de herijking meeneemt. Dat kan mogelijk een motie voorkomen.

Minister Opstelten: Dat doen wij natuurlijk elk moment. Wij hebben op nationaal niveau overeenstemming over de veiligheidsagenda met het hele gezag en ook met de politie. De politie wil dat graag en ze wil duidelijkheid daarover. Er is geen enkele klacht over. Van tijd tot tijd wordt gemonitord: waar staan we, moeten we dat bijstellen? Dat doen we ook. Als wij het in dit verband over het realisatieplan hebben, zullen wij het niet over de operationele prioriteiten hebben. Iedereen is zo blij dat wij die hebben geformuleerd en dat wij de keuzes daarin hebben aangegeven.

De voorzitter: U vervolgt uw betoog.

Minister Opstelten: Daarmee heb ik ook de vraag van de heer Oskam beantwoord. Het gaat om zes prioriteiten: de aanpak van ondermijnende criminaliteit, horizontale fraude, high-impact crimes, wat een aantal terreinen omvat, criminele samenwerkingsverbanden, ook op een aantal terreinen, cybercrime en kinderporno. Dat zijn de prioriteiten waarin wij de keuzes hebben gemaakt.

Ik kom bij mevrouw Helder, mevrouw Kooiman en de heer Oskam. Ik zeg nog een keer dat men lokaal een andere keuze kan maken. Men kan op een gegeven moment zeggen dat inbraken geen prioriteit hebben: we doen er wel wat aan, maar het is geen topprioriteit. Die keuze kan men lokaal maken. In werkelijkheid is het meestal meer een theoretische vraag dan een praktische vraag, omdat in alle gemeenten waar die prioriteiten zich voordoen men blij is dat er expertise is om ze aan te pakken. Dat hebben wij wel gewonnen ten opzichte van vroeger. Het is echt een kwaliteitsimpuls.

Mevrouw Berndsen heeft gevraagd naar de 105 miljoen uit het regeerakkoord. De 105 miljoen draagt bij aan de uitvoering van de veiligheidsagenda, omdat een deel hiervan wordt ingezet ten behoeve van de aanpak van de fenomenen high-impact crime, fraude, ondermijning en cybercrime. Voor het overige is het vooral bedoeld voor de versterking van de kwaliteit in de opsporing en recherche. Voorbeelden zijn de invoering van MEOS, de verbetering van de kwaliteit van processen-verbaal, de raadsman bij verhoor, de verbetering van aangiften via bijvoorbeeld de 3D-service, de versterking van de ketensamenwerking ZSM en de versterking van de inzet van deskundigen.

Mevrouw Kooiman en de heer Bontes hadden het over de boa's. De VNG heeft vandaag nog aangegeven dat men de samenwerking tussen de politie en de boa's zo goed vindt. Dat loopt nu. Wij hebben de laatste jaren enorme sprongen gemaakt. De politie heeft de algemene opsporingsbevoegdheid en de regie over de inzet van de boa's. Een boa heeft een beperkte opsporingsbevoegdheid. Het zorgen voor de veiligheid is de algemene bevoegdheid van de politie: criminaliteit voorkomen en bestrijden, de openbare orde bewaken, strafbare feiten opsporen, hulp verlenen bij nood en politietaken uitvoeren voor justitie.

Er is geen aanleiding om boa's – het zijn er veel meer dan die in de openbare ruimte – onder de politie te brengen. Ik denk dat ik daarmee voldoende heb gezegd over het boa-bestel, dat wij enorm hebben gesaneerd. De openbare ruimte is daarvan de kern. We moeten ook de relativiteit van de aantallen zien: het gaat om 3.561 boa's. De kernboodschap uit de veiligheidsagenda luidt: Nederland is veiliger geworden. Ik heb daaruit een aantal resultaten genoemd.

Mevrouw Helder (PVV): Het venijn zat toch een beetje in de staart van dit betoog. We hebben de Minister horen zeggen dat er samenhang tussen plannen tot stand moet komen, wat kan leiden tot herijking van de prioriteiten. Op het laatst blijkt dat echter niet over de operationele prioriteiten te gaan.

Minister Opstelten: Nee, zeker niet.

Mevrouw Helder (PVV): Dan horen we de Minister zeggen dat men lokaal een andere keuze kan maken. Ik ben blij om dat te horen, want uit de vele reacties blijkt dat er heel veel landelijk bepaald wordt en er weinig ruimte is voor het lokale gezag. De veiligheidsagenda bevat zes prioriteiten; opsporingsprioriteiten, zei de Minister zonet. Daarbij zit echter niet één keer de handhaving van de openbare orde, en dat vinden burgemeesters juist zo belangrijk. Voordat we de hele exercitie opnieuw gaan doen, vraag ik de Minister dus het volgende. Stel dat een burgemeester zegt: ik vind die veiligheidsagenda prima, maar ik ga nu een topprioriteit maken van de handhaving van de openbare orde. Krijgt zo'n burgemeester dan achteraf een rode kaart?

Minister Opstelten: Nee, absoluut niet. Dat zou ongepast zijn. De handhaving van de openbare orde is een vanzelfsprekende plicht van de politie en het gezag. Dat is dus voor iedereen normaal en dat hoef je ook niet als zodanig te benoemen. Ik herhaal dat wij op geen enkele manier tegen een burgemeester zeggen: het valt mij op dat u een andere prioriteit hebt dan wij met elkaar hebben afgesproken. Ik heb dat nog nooit gedaan in die vier jaar. Het lokale gezag bepaalt wat er gebeurt en handelt daarnaar. Ik zal dat blijven stimuleren. Burgemeesters herkennen zich ook helemaal niet in deze opmerkingen. Dat zegt de voorzitter van het genootschap, zo is mij zonet gemeld. Zij bepalen het. Het is net alsof hier in de Kamer wordt gezegd: die burgemeesters kunnen geen gebruikmaken van hun gezagsbevoegdheid. Zij zijn echter degenen die deze bevoegdheid hebben, samen met het OM. Ik heb die niet.

Mevrouw Helder (PVV): Het is mooi dat de Minister dit zo duidelijk zegt. Dan staat het ook in de Handelingen en kunnen we het straks nalezen, want hierover blijven we natuurlijk spreken. Het is ook gewoon een taak van de politie; dat staat in artikel 3 van de Politiewet. Ik ben dus blij dat de Minister nogmaals heeft bevestigd dat hij dit niet in de weg gaat zitten en dat er zo snel mogelijk wijkagenten voor komen, want die zijn daar wel voor nodig.

Minister Opstelten: Ik herhaal nog een keer wat er speelt. Ook naar aanleiding van de interruptie van mevrouw Berndsen. Binnenkort stuur ik de Kamer het rapport van de inspectie over de doorwerking van de landelijke prioriteiten, in dit geval van de overvallen. Die zijn onderdeel van de high-impact crime. Daaruit blijkt dat de landelijke prioriteit goed werkt, complementair aan wat er lokaal moet gebeuren. Daarover ga ik graag met de Kamer in debat als daarvoor ruimte is.

Mevrouw Kooiman (SP): Het ging zo goed. De Minister erkende dat er een probleem is, gezien de rapporten die wij vandaag behandelen. Hij zei: ik kom met een plan van aanpak en ga dus eigenlijk het reorganisatieplan herijken, met een tijdpad erin. Toen dacht ik: nou, dan hebben we het mooi opgelost. Maar nu zegt de Minister toch dat hij de prioriteiten niet gaat herijken. Dat snap ik dan niet. In de veiligheidsagenda telde ik vijf prioriteiten. In deze begroting kwamen daar vier andere bij, en in de debatten van de afgelopen maanden telde ik zeven topprioriteiten van de Minister.

Ik heb gewoon behoefte aan duidelijkheid. Iedereen hier heeft behoefte aan duidelijkheid. Als we dan toch bezig zijn met het herijken van de realisatieagenda, is het fijn als dit wordt meegenomen.

Minister Opstelten: De veiligheidsagenda is het antwoord op de vraag die mevrouw Kooiman stelt. Die hebben we met het hele land opgesteld, van onderaf. We hebben daar de tijd voor genomen. Dit hebben we afgesproken en dat is het. Dat vindt de politie ook prettig, want dat is de duidelijkheid die de politie van het gezag vraagt. Dat is het eerste punt. Het tweede punt is dat men daar lokaal van kan afwijken. Het derde punt is dat we dit continu monitoren en niet meer van de politie zullen vragen dan de politie aankan. Dat is een vraag van het gezag, en niet van mij, waar ik mee instem. Het gezag bestaat uit de burgemeesters en het Openbaar Ministerie, waarmee ik in het artikel 19-overleg spreek.

Vervolgens kijken we samen met de politie, en met haar in de eerste plaats, wat dat beleid en die operaties opleveren. Daar zijn wij positief over. We proberen dit telkens te verbeteren.

Mevrouw Kooiman (SP): De Minister zegt dat de veiligheidsagenda leidend is. Daar staan inderdaad vijf prioriteiten in.

Minister Opstelten: Zes.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik telde er vijf en het BOR ook. Vervolgens hebben we een begroting waarin er weer vier nieuwe worden genoemd. Die begroting is door deze Minister naar de Kamer gestuurd. Vervolgens voeren we debatten waarin de Minister nog eens een keer aangeeft dat alles topprioriteit heeft. Ik heb gewoon behoefte aan duidelijkheid. Wij willen de Minister kunnen controleren en kunnen zien of iets nou wel of geen prioriteit heeft. Nu hij toch bezig is met het realisatieplan, vraag ik hem om in ieder geval die prioriteiten daarin mee te nemen.

Minister Opstelten: Ik tel er in de veiligheidsagenda dus weer zes. De veiligheidsagenda is de veiligheidsagenda. Ik kan daar niks aan doen. Het is mij allemaal aangereikt. Daar heb ik ja tegen gezegd en de politie ook. Wij doen dit dus ook. Wij monitoren dit. Gelukkig is het leven dynamisch. Het kan weleens voorkomen dat er iets bijkomt of afgaat. Dat zou kunnen. Dat is het leven en daar zijn we ook helemaal op voorbereid.

Ik kom dan bij de P-zorg, het ziekteverzuim – een belangrijk punt – PTSS, geweld tegen de politie, transparantie en communicatie. Ik heb de recente brief van de Nationale ombudsman inzake de PTSS-coulanceregeling op 13 november ontvangen. In reactie daarop kan ik zeggen dat ik al eerder had onderkend dat een vergoeding als opgenomen in de coulanceregeling PTSS in het kader van de Wet werk en bijstand als middel opgevat zal worden dat mogelijk financieel nadelige gevolgen kan hebben voor de ontvanger. Hierover is op ambtelijk niveau reeds overleg gaande tussen mijn ministerie en dat van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, teneinde in de lijn van de ereschuldregeling een vergoeding vanuit mijn coulanceregeling niet als inkomsten of vermogen te laten meewegen in geval van een uitkering. Ik ben uiteraard bereid de Kamer een afschrift van mijn antwoorden te sturen. Er zijn schriftelijke vragen gesteld. Die zal ik voor de begrotingsbehandeling beantwoorden.

De heer Marcouch vroeg hoe ik omga met het door het personeel gevoelde gebrek aan transparantie. Ik denk dat ik daar al wel over gesproken heb, maar het is een belangrijk punt. Ik moet zeggen dat ik bij bezoeken aan het land ook behoefte hoor aan duidelijke informatie. Ik spreek bij werkbezoeken heel veel met de werkvloer. De korpschef en ik vinden ook dat dit beter moet. Dat is ook geadviseerd. Hier wordt in de tweede helft van november een begin mee gemaakt, met een uitgebreide campagne naar de politiemensen rond de zogenaamde informatieve brief en het vervolgproces dat uiteindelijk tot een plaatsingsproces moet leiden. Daarnaast willen wij de communicatiecapaciteit versterken.

Wat ga ik doen aan het verzuim? Wat zijn de te verwachten resultaten? Ik denk dat iedereen die vraag heeft gesteld naar aanleiding van het TNO-rapport. De korpschef heeft een taskforce ingesteld. Die ondersteunt samen met het Politiedienstencentrum de eenheden bij de aanpak van langdurigverzuimdossiers. Tot de nieuwe inrichting van de wet van kracht is, ondersteunt de taskforce de leidinggevenden bij het zorgvuldig en waar mogelijk versneld teruggeleiden van langdurige verzuimers naar het arbeidsproces binnen of buiten de politieorganisatie. De taskforce brengt nog dit jaar het langdurig verzuim binnen de gehele politieorganisatie in kaart. Dit betreft het ziekteverzuim en het overige verzuim. Medio 2015 dienen alle dossiers op orde te zijn, conform de wettelijke verplichting. Per dossier is de aanpak afgesproken. Denk hierbij aan een concrete interventie. Die achten wij ook nodig. Per 1 januari 2017 zijn 1.000 collega's met langdurig ziekteverzuim teruggebracht in het arbeidsproces via passend werk binnen, dan wel buiten de organisatie. Dat is een doelstelling. Per 1 januari 2017 is het aantal langdurige verzuimers binnen de politieorganisatie structureel met 1% gedaald ten opzichte van de situatie op 1 januari 2015. Zie het TNO-onderzoeksrapport uit 2014, paragraaf 4.1. Mevrouw Kooiman vraagt of ik het probleem ken. Ik erken het probleem van het te hoge verzuim zondermeer. Zie ook mijn beleidsreactie, die is helder.

De huidige cao-ruimte loopt tot 31 december van dit jaar. Wat er concreet met de loonruimte gebeurt, zal tijdens de cao-onderhandelingen aan de orde komen.

Klopt het, kort gezegd, dat de politie gedemotiveerd is en wat ga ik daaraan doen? Uit het WODC-onderzoek naar de psychosociale gezondheid van de politie uit 2013 blijkt dat het goed gaat met de psychosociale gesteldheid van de politie. De politiemedewerkers scoren heel hoog op bevlogenheid. Dat beeld herken ik, ook uit gesprekken met de Centrale Ondernemingsraad. Een reorganisatie met een omvang als deze geeft uiteraard ook onrust. Ik besef dat. Het moet zorgvuldig gebeuren en het duurt voor de medewerkers natuurlijk altijd te lang. Daarom is het belangrijk om fase 1 medio 2015 af te ronden. Toch herken ik niet de beelden van een gedemotiveerde politie. Mij vallen in de gesprekken zelf altijd de gedrevenheid, de passie, de enorme loyaliteit en de commitment voor het vak op.

Mevrouw Berndsen vraagt om een reactie op de motie die zij heeft ingediend over het PTSS. Ik heb de vergelijking van Defensie met de politie toegestuurd. Voor de politieambtenaar is een en ander vergelijkbaar geregeld. Ik deel de mening dat het de voorkeur verdient dit wettelijk te borgen. Dat staat ook in de motie. Ik vind dat ook belangrijk als een teken van erkenning, zeg ik met mijn eigen woorden. Daarbij moeten wij het nog wel hebben over enerzijds de samenhang tussen Defensie en politie en anderzijds de verschillen, die er natuurlijk ook zijn.

Ik stuur de Kamer in het voorjaar van 2015 een brief waarin staat hoe ik dit wettelijk zal borgen. Ik hecht er ook aan om hierover, voordat we dit in een wet opnemen, een gesprek met de Kamer te hebben, zodat we het in één keer goed kunnen doen.

Gevraagd is naar het geweld tegen de politieagenten en naar de aanbevelingen uit het onderzoek. Een belangrijke conclusie uit het rapport is dat er onder politiemensen die met arbeidsgerelateerd geweld te maken hebben, overwegend tevredenheid heerst over de collegiale opvang en reactie van de leidinggevende. Dat betekent niet dat we er al zijn. Om die reden is bij de politie afgelopen zomer een actieplan tot stand gebracht. Het actieplan leidt tot een betere inbedding van de zorg en nazorg in de organisatie. Het arbeidsgerelateerd geweld zal een nadrukkelijke plaats krijgen in het politieonderwijs. De registratie van incidenten wordt verbeterd. Politieagenten worden beter geprepareerd op geweld in brede zin, omdat geweld nu eenmaal met het politievak verbonden is. Er vindt evaluatie plaats na ieder geweldsincident. Ik blijf hierover voortdurend in overleg met de politievakorganisaties. Ik betrek daar natuurlijk ook het programma van de ACP bij, die zich hier nadrukkelijk in heeft laten horen.

Dan de aanbeveling voor de beschikbaarheid van zogenoemde superspecialisten. Daaraan wordt tegemoetgekomen door de functionaliteit van die superspecialisten in de brede strekking van het GTPA-proces te verankeren.

Gevraagd is naar de PTSS in relatie tot verzuim. De heer Marcouch vroeg of er aandacht is voor de familie, of ik bekend ben met de signalen uit de politieorganisatie. Het organiseren van zorg is een verantwoordelijkheid van de werkgever. Dat kun je niet uitbesteden. Sommige activiteiten natuurlijk wel, maar het 24 uursloket is daar een voorbeeld van. Ik heb geen signalen dat medewerkers zich daar niet durven te melden. Dergelijke signalen nemen we serieus. Familie en gezinsleden moeten hierin nadrukkelijk worden meegenomen. Zij kunnen bijvoorbeeld ook bij het 24 uursloket terecht. De hier aanwezige korpschef en ikzelf geven een enorm hoge prioriteit aan het volgen van dit hele proces.

De heer Marcouch (PvdA): Het is goed dat er aandacht is voor PTSS. Ik hoor de Minister zeggen dat het zijn volle aandacht heeft en dat hij positief zal kijken naar de motie om dit te verankeren in de wet. Politiewerk is een vak. Die pet past ons niet allemaal, maar dit neemt niet weg dat politiemensen heel vaak geconfronteerd worden met heftige gebeurtenissen, bijvoorbeeld de familierechercheurs. Bij Defensie is in het kader van ethiek en zingeving geregeld dat er geestelijke verzorging is. Bij de politie is dat in het verleden wel eens voor eenheden georganiseerd. Kan de Minister verkennen in hoeverre er behoefte is aan dit soort ondersteuning, misschien ook lerend van Defensie, en de Kamer hierover informeren?

Minister Opstelten: Ja. Wij willen voor alles op dit terrein goed naar Defensie kijken. Er zijn natuurlijk verschillen, maar er zijn ook zaken die bij Defensie een langere traditie hebben dan bij ons. Dit mag en kan niet goed genoeg worden begeleid en georganiseerd. Ik ken de grote betrokkenheid van mevrouw Berndsen in de Kamer. Ik zeg dit niet om te slijmen. Zij heeft dit dossier scherp in de Kamer aan de orde gesteld. Ik waardeer dat zeer en ben het ook totaal met haar eens. Je kunt natuurlijk van alles zeggen dat je het in de wet moet opnemen, maar dit gaan we gewoon doen, ook omdat het een teken van respect is voor de mensen en het onderwerp.

De heer Marcouch (PvdA): Ik hoorde wat de Minister zei over de verankering van PTSS in de wet, maar was dat ook een toezegging voor een verkenning naar de behoefte aan geestelijke zorg, zoals die bij Defensie wordt gegeven?

Minister Opstelten: Mijn antwoord op uw twee vragen is: ja.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik dank de Minister voor zijn plan om dit nu toch wel wettelijk te verankeren. Ik weet dat dit dossier door de korpschef als een persoonlijk dossier wordt beschouwd, maar mensen mogen nooit afhankelijk zijn van persoonlijke inzet. Ik weet dat de Minister hier ook een groot hart voor heeft. Die wettelijke verankering is voor mij heel cruciaal. In navolging van de heer Marcouch wijs ik erop dat er verschillen zijn tussen Defensie en politie, maar met betrekking tot de regelingen rond uitzendingen zou dit toch zo dicht mogelijk bij elkaar moeten komen? Er zijn op dit gebied nu nog te veel en te grote rechtspositionele verschillen. Om maar een voorbeeld te geven: de mensen die vanuit de politie werden uitgezonden voor de MH17-ramp moesten buitengewoon verlof nemen; rechtspositioneel was er namelijk geen andere mogelijkheid. Zoiets kan natuurlijk niet. Dit zijn echt dingen waar goed naar moet worden gekeken bij de vergelijking, vooral ook omdat Defensiepersoneel en politiepersoneel steeds meer gezamenlijk worden uitgezonden. Daartussen mag geen licht bestaan. Ik vind echt dat dat allemaal in die wet terecht moet komen.

Minister Opstelten: Daar ben ik het mee eens. Wij zullen dit allemaal meenemen. Daarom is het ook goed dat er eerst een brief komt, zoals toegezegd. Ja, dit zijn de signalen die wij daarbij meenemen.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik begrijp dat de Minister gaat spreken over de aanpak van het geweld tegen hulpverleners. Dat zal heel specifiek gaan over de politie, maar dit betreft natuurlijk ook ambulance- en brandweerpersoneel. Zou dat in de breedte kunnen worden aangepakt? Ik weet dat de Minister gesprekken voert met het particuliere meldpunt Hulp voor Hulpverleners. Wil hij die organisatie hierbij betrekken? Zij verleent namelijk hulp aan alle hulpverleners.

Minister Opstelten: Wij spreken hier binnenkort over. Voor de publieke zaak is dit een belangrijk onderwerp, en inderdaad gaat het daarbij niet alleen om de politie. Wij spreken binnenkort, in het najaar, met deze instanties om ze hierbij te betrekken. Steun van buiten is heel belangrijk. Wij zullen daarom ook deze instantie erbij betrekken. Ik kan nu niet zeggen op welke manier.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik onderstreep de noodzaak van dat gesprek. Soms kan een plek buiten de organisatie een veilige plek zijn en kan die extra helpen om de zaken intern goed te organiseren. Op welke termijn krijgt de Kamer daar een terugkoppeling van en wanneer worden er rond de aanpak van dit belangrijke dossier knopen doorgehakt?

Minister Opstelten: Ik wil begin volgend jaar daarover een brief naar de Kamer sturen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Op aandringen van de heer Marcouch zou de Minister kijken naar Defensie. Ik kan mij herinneren dat er bij Defensie toentertijd imams binnenkwamen. Kan de Minister mij de garantie geven dat in dit hele traject geen imams worden ingezet?

Minister Opstelten: Nee.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): De hele politie ligt op haar gat; althans de reorganisatie. En de Minister gaat als oplossing imams inzetten. Dank u wel!

Minister Opstelten: Die opmerking is geheel voor rekening van de heer Bontes.

De voorzitter: De Minister vervolgt zijn betoog.

Minister Opstelten: Ik ga nu naar het hoofdstuk over de sterkte, de instroom en de academie. Over de sterkte wil ik het volgende zeggen, omdat daarover wat misverstanden bestaan.

We hebben op dit moment ruim 50.000 agenten. Het bericht dat er maar 16.000 daadwerkelijk op straat zijn, moet rechtgezet worden. Ik herken mij niet in de in het artikel van het ochtendblad genoemde getallen. Het ochtendblad heeft zelf een berekening gemaakt aan de hand van incomplete gegevens en aannames. Per 31 december van het vorige jaar was de operationele sterkte bijna 51.600 fte's, opgebouwd uit bijna 8.500 fte's voor opsporing, 7.000 fte's voor operationele ondersteuning, 28.200 voor handhaving en noodhulp, 2.800 voor intake en service en ruim 4.700 in opleiding. Het door mij vastgestelde inrichtingsplan voor de Nationale Politie, waar we dus niet aankomen, is met de Kamer gedeeld. Daarin staat haarfijn tot op districtsniveau hoeveel fte's waaraan werken. Ook voor elk basisteam in Nederland is dat het geval. Het gaat in totaliteit in dat plan om 49.802 fte's voor de operationele taken waarvan 28.000 fte's voor de basisteams in de tien regionale eenheden. In het inrichtingsplan is tevens te zien dat het politiewerk zeer veelzijdig is. Rechercheren, het bieden van noodhulp en handhaving zijn belangrijke taken die de politie uitvoert en die bijdragen aan de veiligheid in Nederland. Het is aan het lokale gezag hoe de sterkte wordt ingezet.

De heer Oskam heeft gevraagd naar de omvang van de flexibele capaciteit. Op districtsniveau wordt flexibele capaciteit ingericht. Deze flexteams hebben minimaal twintig politiemedewerkers. Kern is probleemgerichte inzet ter ondersteuning van de basisteams. De omvang van basisteams plus flexteams is in totaal 24.380 fte's. Dat is 49% van de operationele sterkte.

De heer Oskam heeft verder een vraag gesteld over de vergrijzing. De instroom is nu slechts tijdelijk minder vanwege de overbezetting in de operationele sterkte. Om de met u afgesproken doelsterkte van 49.500 te bereiken, worden op basis van de strategische personeelsplanning scenario's ontwikkeld. De uitstroom op grond van de pensioenleeftijd neemt toe. Naar verwachting zal de nieuwe instroom bij de politie in 2016 600 en in 2017 1.000 zijn en daarna weer toenemen tot ongeveer 1.400 in latere jaren. Ik houd de instroom op voldoende niveau om de 49.500 vast te houden. Ik ben ook graag bereid om exacte aantallen per jaar aan de Tweede Kamer te melden, zodat dit goed gevolgd kan worden.

De heer Marcouch heeft het gehad over de kernboodschap diversiteit. De korpschef en ik hebben er natuurlijk vele malen over gesproken, ook naar aanleiding van debatten en moties hier. De korpschef en ik zijn het volledig eens met de heer Marcouch dat diversiteit van het politiepersoneel gewoon een must is. Er lopen programma's om een meer diverse instroom te bevorderen. Deze programma's hebben nog niet voldoende geleid tot extra instroom van medewerkers met specifieke kwaliteiten, zoals specifieke taalkundige kennis. Er zal het komende jaar door de politie versterkt ingezet worden om de diverseninstroom te bevorderen.

Dat betekent dat gericht wordt geworven om de benodigde specifieke kennis en vaardigheden binnen het team te halen. Bij het selecteren staat de kwaliteit van het personeel altijd voorop. Daarover verschillen de heer Marcouch en ik niet van mening. Diversiteit draagt bij aan het verder vergroten van de kwaliteit van het personeel en het politiewerk. Voordeel van de Nationale Politie is dat we de wervingservaringen, bijvoorbeeld van de eenheid Amsterdam, landelijk kunnen gebruiken. Dat is belangrijk. Daarna zal de methodiek teambalans worden ingezet om de heterogeniteit in de teams en de instroom van de mensen met specifieke expertise te verhogen. Het gaat dan niet alleen om de instroom van allochtone aspiranten maar ook om het behoud van expertise en om het bevorderen van een in kennis en kunde breed samengestelde politieorganisatie.

Ook belangrijk hierbij is dat leidinggevenden erop zullen worden aangesproken hoe zij zelf en hun team omgaan met diversiteit. Pas als leidinggevenden erop worden aangesproken hoe zij met diversiteit omgaan, kan er echt wat veranderen.

Diverse leden hebben gesproken over de Politieacademie. Is het budget van de Politieacademie voldoende voor kwalitatief goed onderwijs? Kwalitatief hoogwaardig en onafhankelijk politieonderwijs staat bij mij hoog in het vaandel. Ik ben van mening dat ook bij de Politieacademie een taakstelling volstrekt reëel is. Deze bedraagt in totaal nu 40 miljoen, is ingegaan vanaf 2012 en loopt geleidelijk op. Ik heb de Kamer eerder aangegeven welke maatregelen worden toegepast om de taakstelling aan de Politieacademie met behoud van kwaliteit op te vangen.

De maatregelen zijn de volgende. Ten eerste een verkorting van de opleidingen, net als in het reguliere onderwijs. Dat is essentieel, want het onderwijs moet spannend zijn. Ten tweede een aanpassing van de bekostigingsnormen, wat ook reëel is. Ten derde de afloop van een aantal bijzondere bedragen en efficiencyvoordelen bij inbedding in het politiebestel. Daarnaast is de situatie rond het politieonderwijs gewoon – laten we dat ook reëel zeggen – veranderd met de komst van de Nationale Politie. Voorheen waren er 26 regionale korpsen die met hun onderwijsbehoefte naar de Politieacademie gingen, die daarop moest leveren, anders gingen de korpsen naar een ander. Door de komst van één politie is er één behoeftestelling die de inrichting van het onderwijs effectiever en efficiënter maakt. Door deze meer eenduidige behoeftestelling is het mogelijk gebleken om in het aanbod de veelheid van opleidingen terug te brengen, dubbelingen eruit te halen en de kwaliteit omhoog te brengen.

Bovendien ben ik voornemens om de Politieacademie in het politiebestel te brengen, waardoor een doelmatiger en flexibeler bedrijfsvoering mogelijk is door het gezamenlijk gebruik van personeel, gebouwen en faciliteiten, zoals trainingscentra. Wel constateer ik dat er, in het licht van de huidige fase in de realisatie van de Nationale Politie, een lichte teruggang is in de onderwijsbehoefte van de politie. Dat is in het licht van de reorganisatie begrijpelijk en slechts tijdelijk. Na de plaatsing van de medewerkers in de basisteams en de districtsrecherches wordt duidelijk welke vervolgopleidingen nodig zijn binnen de teams en voor de individuele medewerkers.

De heer Oskam heeft op dit thema nog de belangrijke vraag gesteld hoe het zit met de vacatures op het terrein van cybercrime, in het Team High Tech Crime. De laatste vacatures worden per 1 december vervuld, dus heel spoedig. Voor de nieuwe taakfunctie van digitale rechercheurs in de eenheden worden de vacatures in de loop van 2015 opengesteld en vervuld, passend bij het proces van de personele reorganisatie.

De eerste 100 vacatures worden begin 2015 opengesteld.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb nog maar een halve interruptie, dus die plaats ik maar bij dezen. Het gaat over diversiteit. Omdat met name collega Marcouch het heel erg aanvliegt vanuit de nieuwe Nederlanders, heb ik het begrip «diversiteit» juist in brede context geplaatst. Ik hoop dat de Minister ook dat wil toezeggen, want de politie is nog wel steeds heel erg een wittemannenorganisatie. Ik noem ook vrouwen, homoseksuelen en noem maar op; ik vind de brede context van diversiteit belangrijk. Ik vraag de Minister ook of over de voortgang van de werving iets kan worden opgenomen, in het jaarverslag van de politie bijvoorbeeld.

Minister Opstelten: Op beide vragen is het antwoord ja.

Mevrouw Kooiman (SP): Natuurlijk heb ik een interruptie over de Politieacademie. Voor de mensen thuis: taakstelling is gewoon bezuiniging. Ik vertaal het even. Het gaat om een bezuiniging van een derde van het totale budget. Dat is fors. Daarbovenop komt nog dat er wordt bezuinigd omdat de Nationale Politie te weinig opleidingen inkoopt bij de Politieacademie. Ik heb hiernaar gevraagd bij de feitelijke vragen. Toen gaf de Minister aan het nog niet helemaal te weten, omdat de cijfers nog moeten komen. Maar mijn bronnen geven aan dat nog niet eens de helft is gerealiseerd en dat de inschrijvingen voor volgend jaar achterblijven. Dat moet de Minister zorgen baren, want wij willen dat onze mensen op de frontlinie gewoon getraind en goed opgeleid hun werk kunnen doen. Dus wat gaat de Minister daaraan doen?

Minister Opstelten: Op zichzelf genomen klopt het wat mevrouw Kooiman zegt over de inschrijvingen. Op dat punt moet wel wat gebeuren. Ik heb zojuist in mijn betoog gezegd dat in het licht van de huidige fase van de realisatie van de Nationale Politie er een lichte teruggang is in de onderwijsbehoefte van de politie. In het licht van de reorganisatie is dat begrijpelijk en slechts tijdelijk. Maar wij houden het wel scherp in de gaten, want het is ons niet ontgaan.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik vind het ontzettend mooi dat het de Minister niet is ontgaan. Dat is ook logisch, want de inschrijvingen voor 2015 lopen nu echt al achter, en de bankjes blijven leeg. Het is goed dat de Minister zegt dat hij zich daarover zorgen maakt, maar dan wil ik wel weten wat de Minister daaraan gaat doen. De Kamer wil dit immers goed kunnen volgen. Wij willen dat onze politieagenten getraind op straat lopen.

Minister Opstelten: Wij hebben gevoel bij posities van verandering; je kunt op dit moment ook qua opleiding niet alles vragen aan de politiemensen. Dat er soms een reden is om even niet naar een opleiding te gaan, is verklaarbaar. Maar wij houden in de gaten dat, waar dit weer kan, die dip eruit gaat en dat men weer naar de opleiding gaat. Dat is het in alle scherpte; dat doet de korpsleiding met de chefs van de eenheden.

Ik kom op de taakstelling. Diverse sprekers hadden het over minder bezuinigen en meer investeren. De investering en de taakstelling lopen gelijk op. Rutte I heeft 370 miljoen geïnvesteerd om de sterkte die er was op peil te houden. Anders hadden wij 3.000 dienders minder gehad. Door Rutte II wordt geleidelijk 105 miljoen ingezet, met de doelstelling zoals wij die hebben aangegeven.

Wat doe ik nu bij de vorming van de Nationale Politie? Aan de voorkant investeren, om daarna geleidelijk aan en passend bij de opbouw van de politieorganisatie maatregelen te nemen die besparing aan de achterkant opleveren. Hierbij houden wij rekening met een gezond en zorgvuldig ritme, om de huidige hogere operationele sterkte 2015/2016 terug te laten dalen naar de met de Kamer afgesproken sterkte van ten minste 49.500 fte. Ik breng ook in herinnering dat wij nog nooit zo veel sterkte hebben gehad en nog nooit structureel die sterkte hebben kunnen vasthouden. Dat zal nu gebeuren.

Tegelijkertijd is in 2010 begonnen met de bouw van de Nationale Politie. Zoals nu ook blijkt uit de begroting van de Nationale Politie 2015 komen we van een overhead niet-operationele sterkte van circa 11.300 fte in 2010 naar circa 8.500 fte in 2019, een besparing van 180 miljoen in die jaren. Dat loopt op een heel zorgvuldige manier. De kosten van de overhead, mensen en middelen van de politie moeten de komende jaren structureel dalen. Dat is ook heel logisch, als je van 26 organisaties naar één organisatie gaat. Er is een taakstelling van 230 miljoen. Die is door het kabinet-Rutte I opgelegd en die hebben we meegenomen naar Rutte II. Die taakstelling is meerjarig haalbaar. Als smeerolie voor de andere opgaven heeft de politie bovendien incidenteel geld gereserveerd, 230 miljoen voor de personele reorganisatie en 374 miljoen voor het aanvalsplan ICT. Ik houd hierbij de vinger nauwlettend aan de pols. Hiermee heb ik, dacht ik, ook de vragen van mevrouw Berndsen beantwoord.

De heer Oskam vroeg of de politie in de problemen komt, nu we het eigen vermogen in de afgelopen jaren en ook in de komende jaren zien afnemen. Het eigen vermogen van de politie bevindt zich met 4% ruim binnen de wettelijke bandbreedte van 1,5% en 5%. Vanaf 2018 is de meerjarenprognose dat het eigen vermogen weer toeneemt naar 5%. We hoeven ook niet op de politie te verdienen. Wat er in de begroting staat, is naar onze mening zeer verantwoord.

Mevrouw Helder en de heer Oskam vroegen of het klopt dat de politie fors meer externe inhuur pleegt, namelijk 155 miljoen in plaats van 112 miljoen. Ik kan u zeggen dat die 155 miljoen is opgenomen deels onder de post externe inhuur en deels onder de post automatisering. De meest recente prognose van de politie gaat uit van een realisatie externe inhuur over 2014 van circa 186 miljoen. Afgezet tegen de rijksnormen voor externe inhuur zijn deze uitgaven ruim binnen de marge en ze zijn ook nodig. Ik heb dat eerder gezegd. De tijdelijke extern ingehuurde, hooggekwalificeerde mensen worden met name ingezet om complexe reorganisaties uit te voeren of om de continuïteit van de bedrijfsvoering te waarborgen. Dat is nodig om het functioneren van het primaire proces van korpsen te kunnen waarborgen. Ik zie dan ook geen reden om het beleid hierop een halt toe te roepen. Wel ga ik ervan uit dat de korpsen steeds kritisch kijken naar de kosten voor de inhuur van externen. Voordat er wordt gekozen voor externe inhuur, moet bijvoorbeeld eerst zijn nagegaan of er binnen de politie medewerkers zijn die het betreffende werk kunnen doen. De verwachting is overigens dat de inhuur de komende jaren nog nodig zal zijn vanwege de noodzakelijke grote veranderingen in de organisatie van de politie.

Gevraagd is ook om ruimte te geven voor extra personele capaciteit en kwaliteit. Daar heb ik al het nodige over gezegd. In de staf rond de Nationale Politie zullen we natuurlijk structureel mensen aanstellen om de integrale regie daar goed te kunnen aansturen.

Ik kom bij inkoopaanbestedingen. Daar is over gesproken. Dat past in de aanpak waarvoor we hebben gekozen en waarmee we geconfronteerd zijn. Er dient geen enkele twijfel over te bestaan: de integriteit van de inkoopfunctie van de politie dient op orde te zijn. We hebben daartoe maatregelen genomen. Ik heb de Kamer daarover een brief geschreven. Daar wil ik het bij laten.

De heer Bontes heeft – verrassend – over kerstbomen gesproken. Hij is er vroeg bij. Deze vraag heb ik ook al schriftelijk beantwoord als onderdeel van de vragen die de Kamer heeft gesteld in het kader van de begrotingsbehandeling.

De politie is met deze aanschaf niet aanbestedingsplichtig nu zij ervoor heeft gekozen om kerstbomen mee te nemen in een nog te starten Europese aanbesteding interieurverzorging. Daarmee is de Kamer weer helemaal op de hoogte.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Maar dat is toch belachelijk!

De voorzitter: U hebt geen interrupties meer. Anderen houden zich daar ook aan.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Het is belachelijk.

Minister Opstelten: Het is geen vraag van de heer Bontes, maar een statement. Daar wil ik het bij laten.

De heer Segers heeft gesproken over overuren die niet worden uitbetaald, maar die volgens tijd voor tijd leiden tot minder blauw op straat. Overuren dienen tot het noodzakelijke te worden beperkt. Het uitgangspunt is dat overuren zo veel mogelijk volgens tijd voor tijd worden uitbetaald, met voor elk uur overwerk een toeslag. Compenseren in tijd is niet altijd mogelijk. Dan wordt met geld gecompenseerd en daarvoor is per eenheid een vangnet gemaakt. Ik heb dit al meegedeeld in mijn uitgebreide reactie van 9 september op vragen uit de Kamer.

Daarmee komen wij op de vragen over ICT.

De voorzitter: Voordat u daartoe overgaat, is er nog een opmerking van de heer Oskam.

De heer Oskam (CDA): Bij het blokje over bureaucratie heb ik gezegd dat de Minister voorafgaand aan de begrotingsbehandeling heeft gezegd dat hij 5.000 man had inverdiend. Die ben ik echter nergens tegengekomen, ook nu niet in de antwoorden van de Minister.

Minister Opstelten: Dat komt in het laatste pakketje over overige vragen aan de orde.

Wat betreft ICT herinner ik mij nog heel goed dat ik die aap toen op mijn schouder heb genomen toen de korpsbeheerders daar nog verantwoordelijk voor waren. Daar is het mee begonnen. Sinds die tijd is het wel beter gegaan. Een aantal leden heeft gevraagd of het wel goed gaat met ICT en het aanvalsplan. Het antwoord is dat het wel goed gaat, maar dat het integraler moet worden betrokken in de regie van het realisatieplan. De prioriteiten van het aanvalsprogramma waren en zijn de drie keiharde prioriteiten die ik continu heb bewaakt. De eerste is de borging van de continuïteit. Het geheel mag niet in elkaar storten, op zijn Rotterdams gezegd. De tweede prioriteit is de verbetering van het gebruiksgemak en de bruikbaarheid voor politiemensen. De derde is de vernieuwing van de informatievoorziening.

Met de eerste en tweede prioriteit liggen wij redelijk op schema. De eerste hebben we bereikt; de zaak stort niet meer in. Dat is wel belangrijk. De aanpak van het aanvalsprogramma in zijn geheel heeft de volgende resultaten geboekt. Continuïteit en stabiliteit van de bestaande systemen zijn aanzienlijk toegenomen. Storingen zijn afgenomen en worden sneller opgelost. De gebruiksvriendelijkheid en bruikbaarheid van een aantal systemen zijn toegenomen, zoals Basisvoorziening Informatie, Basisvoorziening Handhaving en de recente uitrol van het landelijke SummIT-systeem ter vervanging van de Basisvoorziening Opsporing. Het aantal bestaande applicaties is van 1.800 teruggebracht naar 400. Ik vind dat een prachtig beeld, want dan zie je het oude bestel in het nieuwe komen en zie je ook wat een gigantische klus dit is.

De belangrijkste beoogde resultaten voor 2015 zijn ICT-ondersteuning van de executietaak en de electronische briefing, standaardisatie en vernieuwing van technische infrastructuur en kantoorautomatisering, sanering van de bedrijfsvoeringsystemen en technische infrastructuur, waardoor beheerskosten worden verlaagd en een landelijk model voor de autorisatie tot systemen bestaat.

De review board adviseert om de planning van het aanvalsprogramma bij te stellen op basis van de integrale herijking van het realisatieplan. Dat zal ik doen. Dit past ook in mijn aanpak van continue prioritering van het aanvalsprogramma.

Kan een politieagent in Zeeland al op zijn computer de aangifte over een in Groningen gestolen fiets bekijken? Het is mogelijk om aangiften die in een andere eenheid zijn opgenomen, in te zien. Het antwoord op deze vraag is dus ja. Het is echter nog niet mogelijk om de aangiften te bewerken; dat was even de vraag. Hoewel dit dus aan de achterkant enige administratie vergt, is dit een bewuste keuze om betere dienstverlening aan de burger voorop te stellen.

Mevrouw Helder heeft gevraagd of aangiften van benzinediefstal worden opgeslagen in de landelijke database. Aangiften die door de pomphouders worden gedaan via een speciale aangiftepagina van Politie.nl, worden opgeslagen in de database Basisvoorziening Handhaving (BVH) van de landelijke eenheid. Pomphouders zijn en worden steeds gewezen op het belang van het gebruik van de speciale aangiftepagina. De aangiften van benzinediefstal die in de eenheden worden gedaan, worden opgeslagen in de BVH-database van de eenheid. Deze informatie is landelijk toegankelijk via de Basisvoorziening Informatie. Ik heb nu geen aanwijzing dat hierbij aangiften verloren gaan, maar zal de signalen van mevrouw Helder laten bekijken en serieus nemen.

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik hoorde de Minister zeggen dat er op ICT-gebied een megaoperatie plaatsvindt. Daarvan kan ik mij een voorstelling maken. De Minister zegt in zijn voortgangsrapportage dat hij de planning tegen het licht zal houden. Heb ik het antwoord van de Minister goed begrepen en neemt hij een eventuele aanpassing daarvan mee in zijn herijking voor 1 mei 2015?

Minister Opstelten: Ja. Dat zal gebeuren. Dat is ook het advies dat de review board geeft, en terecht. Wij gaan niet alleen het aanvalsprogramma herijken, maar dit moet ook in de totale integrale benadering passen.

Ik ga nu in op een aantal losse vragen. Mevrouw Tellegen en de heer Oskam hebben gevraagd hoe het staat met het terugdringen van de administratieve lasten. Dit heeft mijn continue belangstelling, zo weet de korpsleiding. Ik ben dus blij dat die vraag gesteld is. De realisatie van de basisteams en de districtsrecherche binnen de Nationale Politie, dus Dag 2, heeft absolute prioriteit. Dit heeft gevolgen voor de bijdrage die de bedrijfsvoering aan de lastenvermindering kan leveren. Dit heeft geleid tot een bijstelling van het realisatiepad van de administratievelastenverlichting. Bij de laatste herijking heeft men namelijk een jaar meer gekregen om die 5.000 te halen. Mijn verwachting is nu dat ultimo 2014 een productiewinst van 4.000 fte's zal zijn gerealiseerd. Dat heb ik ook gezien; dat is geen papieren doelstelling. Mij is laatst in een presentatie door politie en medewerkers te kennen gegeven dat de volledige doelstelling van 5.000 fte's in 2015 wordt bereikt. Die vrijgekomen fte's komen ten goede aan de taakuitvoering en ze komen dus de prestaties ten goede, maar ze vormen geen ophoging van de sterkte. Dit biedt de mensen die het werk doen meer tijd, omdat zij geen tijd meer hoeven te besteden aan het invullen van formulieren.

Mevrouw Berndsen heeft naar de innovatie gevraagd. Dit is niet nieuw. Ik heb er net iets over gezegd in het kader van de prioriteitstelling rondom het ICT-dossier. Wij willen eerste de zaken op orde krijgen; daarna volgt vernieuwing.

Sinds de Nationale Politie is er meer aandacht gekomen voor de verdere ontwikkeling van het innovatiebeleid. Zo is innovatie als belangrijk speerpunt opgenomen in het inrichtingsplan en is er een afdeling Kennis en Innovatie opgenomen in de formatie van de staf van de korpsleiding. Die afdeling gaat het innovatieproces coördineren. Er zijn procedures ontwikkeld en er is een budget van 2 miljoen vrijgemaakt om innovatie te bevorderen, met een extra accent op het breed toepassen van geslaagde innovatieprojecten binnen de gehele Nationale Politie. Ook de medezeggenschap is betrokken bij het innovatieproces. Er is een strategie ontwikkeld voor innoveren met passie voor de professie, waarin staat op welke wijze wordt geïnnoveerd, dat er spelregels zijn en welke actoren een rol hebben. Met Defensie en kennisinstellingen, waaronder TNO, wordt structureel samengewerkt en worden visies afgestemd. Ik zie de interventie van mevrouw Berndsen als een ondersteuning van het beleid dat ik voer en dat de korpsleiding helemaal in zich heeft.

Mevrouw Helder vraagt of het klopt dat er bij de eenheden verschillend wordt omgegaan met het registreren van diefstallen van voertuigen. Het klopt niet dat er een paar duizend aangiftes zijn verdwenen. Dat is beslist niet het geval. De uitrol van het nieuwe aangifteproces gestolen voertuigen zal gefaseerd plaatsvinden. Is dat de kern van uw vraag?

Mevrouw Helder (PVV): Dat was geen vraag van mij.

Minister Opstelten: Maar u wilt het antwoord wel weten? Dan is dit een voorbeeld van een antwoord op een niet-gestelde vraag. Er wordt echter wel prijs gesteld op het antwoord. Ik herhaal dat de uitrol van het nieuwe aangifteproces gestolen voertuigen gefaseerd zal plaatsvinden. Het streven is om per 1 januari 2015 volledig operationeel te zijn. Ik zou het daarbij willen laten.

Er is gevraagd naar de uitbreiding van de strafbaarstelling van de voorbereidingshandeling bij woninginbraken. Het onderzoek is van start en de uitkomsten worden in juli 2015 verwacht. Ik zal de Kamer dan direct informeren.

De heer Oskam vraagt naar de bezuiniging op het NFI. Deze vraag is ook schriftelijk door de SP gesteld. Het NFI is een zeer vooraanstaand instituut en moet dat blijven, maar net als andere onderdelen krijgt het een taakstelling. Dat geeft ruimte om te kijken naar de kerntaken en de inrichting daarvan. De vraag naar forensisch onderzoek is altijd groter dan het aanbod. Er moeten zorgvuldige keuzes worden gemaakt door de politie, het OM en het NFI bij het insturen van sporen. Ik heb met het NFI afgesproken dat de capaciteit voor het zaaksonderzoek wordt ontzien, zulks in nauwe afstemming met de politie en het Openbaar Ministerie.

De heer Segers stelt een vraag over de vrijwilligers. Dat betreft een vorm van de eerste herijking die heeft plaatsgevonden. Wij hebben de taakstelling om 5.000 vrijwilligers te werven één jaar opgeschoven. Uitgangspunt is dat vrijwilligers en beroepskrachten over dezelfde bevoegdheden, bewapening en middelen beschikken, voor zover er sprake is van inzet op taken waarvoor deze bevoegdheden nodig zijn. In overleg met de korpschef en de politievakorganisaties wordt daartoe het Besluit bewapening en uitrusting politie aangepast.

Het halen van die 5.000 heb ik met een jaar naar achter geschoven om de politie lucht te geven. De eerste herijking heeft plaatsvonden en wij hebben de Kamer daarover geïnformeerd.

Zijn veiligheidsvesten wel bestand tegen munitie? De zogenaamde tactische vesten die over het veiligheidsvest worden gedragen bij schietpartijen, bieden deze bescherming in combinatie met elkaar. Deze liggen standaard in alle voertuigen.

Ik kom bij de steun aan Interpolprojecten ten aanzien van kinderporno en kindersekstoerisme. U kent mij. Ik heb veel betrokkenheid bij dit onderwerp, ondersteund door zeer betrokken medewerkers bij het OM en de Nationale Politie. Ik steun dit traject bij Interpol al met een liaison. Als er concrete voorstellen komen, dan zal ik die positief bekijken. Een blanco cheque zou ik niet willen geven. Als men met concrete zaken komt die men nodig heeft, dan zullen wij proberen daarvoor ruimte te vinden. Dat is mijn inzet.

Tot slot kom ik bij de handpalmafdrukken. Ook dat is iets wat mevrouw Helder en ik gemeenschappelijk hebben. Het afnemen van handpalmafdrukken is geruime tijd mogelijk. Ik heb de daling ook gezien. Hiervoor zijn meerdere verklaringen te geven. Zo kan het zijn dat er anno 2014 meer en innovatieve opsporingsmiddelen zijn die naast de handpalmafdruk kunnen worden ingezet, zoals DNA en vingerafdrukken, om de identiteit vast te stellen. Daarnaast leent niet iedere situatie zich voor het afnemen van handpalmafdrukken, waardoor die niet worden afgenomen. Als een dader bijvoorbeeld handschoenen draagt, dan los je zo'n misdrijf niet op met handpalmafdrukken. Door het Openbaar Ministerie wordt nu strikter dan voorheen gekeken naar het belang van het onderzoek. Ik vind dat zeer belangrijk.

Dat betekent niet dat de wet niet voldoende mogelijkheden biedt. Zoals ik de Kamer heb bericht in mijn laatste brief, zijn er voldoende mogelijkheden voor het afnemen van handpalmafdrukken binnen de huidige wettelijke kaders. Om onduidelijkheden te voorkomen over de inzet van de afname van handpalmafdrukken, zal ik met het Openbaar Ministerie in contact treden over het opstellen van een duidelijke instructie voor de afname van de handpalmafdrukken binnen het huidige wettelijke kader.

Voorzitter. Dat is mijn bescheiden antwoord in de eerste termijn.

Mevrouw Tellegen (VVD): Misschien heb ik zitten slapen, maar ik heb de Minister nog niet gehoord over mijn vragen over de oneigenlijke taken. Ik heb gevraagd of hij bereid is om een inventarisatie te maken en hoe hij aankijkt tegen een manier om het voorbeeld dat wij hier in Den Haag en ook al in andere steden hebben gezien verder te brengen.

Minister Opstelten: Dat is juist en dat spijt mij. Ik vind dat dit een onderdeel is van het lokaal gezag. Ik wil het gaarne bespreekbaar maken in het artikel 19-overleg met de regioburgemeester, het Openbaar Ministerie en de korpsleiding om eens stevig te kijken naar alle ervaringen. Ik ben bereid om op een goed moment – het moet ook goed worden voorbereid – daarover aan de Kamer te rapporteren.

Mevrouw Helder (PVV): Ik heb mijn interruptie bewaard voor het antwoord over de handpalmafdruk. Ik had dit antwoord eigenlijk wel verwacht, maar ik vind het toch teleurstellend. Laat ik even een aantal cijfers voorhouden. Het aantal afgenomen handpalmafdrukken was in 2013 705. In 2007 was dat nog 27.000. In 2010 hebben wij een nieuwe wet gekregen: de Wet identiteitsvaststelling verdachten, veroordeelden en getuigen. Daardoor is dat aantal enorm teruggelopen.

En de wet staat het gewoon toe. Het is dus gewoon jammer. Ik houd de Minister een citaat voor uit het jaarverslag Dactyloscopie en HAVANK 2013: het binnen de wettelijke mogelijkheden veel frequenter afnemen van handpalmafdrukken van verdachten zal leiden tot meer opsporingsindicaties en zo de kans op het oplossen van soms zeer ernstige misdrijven vergroten. Ziet de Minister na dit citaat toch kans om iets positiever te antwoorden? Ik ben best bereid om de aangehouden motie enigszins aan te passen. Die gaat namelijk over alle verdachten, en meer specifiek verdachten van high-impact crimes. Dat eerste wil ik wel weghalen, terwijl ik het tweede handhaaf.

Minister Opstelten: Het is heel goed dat mevrouw Helder dit zegt en het nog verduidelijkt aan de hand van het jaarverslag. Ik denk echter dat ik haar al tegemoetkom door, om onduidelijkheden over de inzet te voorkomen, met het Openbaar Ministerie in contact te treden over het opstellen van een duidelijke instructie voor de afname van handpalmafdrukken binnen het huidige wettelijk kader. Daarmee krijgt dit een harde structuur. Mevrouw Helder kan nu niet veel meer van mij verwachten. Ik vind het nogal een tegemoetkoming, maar ik vind het ook goed dat we dit doen.

Mevrouw Helder (PVV): Dat is zeker een tegemoetkoming, maar ik opereer liever onder het motto: vraag je niks, heb je niks. Ik wacht de toezegging dus af. Kan de Minister wel aangeven wanneer hij de Kamer hierover naar verwachting kan informeren? En heeft het zin dat ik mijn motie aanhoud? Zoals ik zonet al zei, ben ik best bereid om het dictum daarvan te wijzigen.

Minister Opstelten: Het vergt altijd tijd om een instructie op te stellen in goed overleg met het Openbaar Ministerie. Ik denk dus dat het vóór de zomer van het aanstaande jaar wordt.

De voorzitter: We zijn gekomen aan het eind van de eerste termijn van de kant van de Minister. Na de schorsing gaan we verder met de tweede termijn.

De vergadering wordt van 18.11 uur tot 18.21 uur geschorst.

De voorzitter: We zijn toe aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. We hebben drie minuten spreektijd afgesproken, waarin ook de moties worden ingediend. Bij een wetgevingsoverleg is het namelijk zo dat je moties mag indienen. Vervolgens is één interruptie per fractie toegestaan. Ik geef het woord aan mevrouw Helder van de PVV.

Mevrouw Helder (PVV): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen. Eén vraag vind ik niet echt naar tevredenheid beantwoord. Ik heb de Minister namelijk horen zeggen dat een agent in Zeeland kan kijken in de aangiftes van het korps in Friesland. Hij kan ze alleen niet bewerken. Hij zou ook inzage hebben in het landelijk register, maar volgens mij klopt dat niet. Ik heb niet voor niets het voorbeeld van die doorrijders of benzinedieven genoemd. Daarbij werd gezegd dat er niet in elkaars systemen gekeken kan worden, en ook niet in het landelijke systeem. Ik zou daar toch nog graag een verduidelijking op krijgen.

Een aantal vragen is onbeantwoord gebleven. Ik heb een verduidelijkende vraag gesteld over het als opgelost geregistreerd staan van misdrijven. Betekent dat ook dat de verdachte is veroordeeld? Ook heb ik een vraag gesteld over het registreren van woninginbraken als woninginbraak daar waar het een leegstaande woning of vakantiehuisje betreft. Ik heb dat creatief boekhouden genoemd. Daar hoor ik ook graag nog een antwoord op.

Tot slot is er geen antwoord gekomen op mijn vraag over de strafvermindering. Als voorbeeld noemde ik twee agenten die mishandeld waren. De verdachte, of dader, werd veroordeeld, maar kreeg strafvermindering omdat hij financiële schulden heeft. Ik heb gevraagd of de Minister bereid is om ervoor te zorgen dat een andere straf opgelegd kan worden – want dat is de vrijheid van de rechter – maar dat geen lagere straf kan worden opgelegd als het gaat om omstandigheden die helemaal niets met het delict, maar alles met de persoon van de dader te maken hebben en die dus buiten de omstandigheden van het geval liggen.

Aangezien we moties in de tweede termijn moeten indienen, wacht ik weliswaar de beantwoording van die vraag af, maar ik dien wel alvast de motie in die ik klaar heb liggen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de rechter bij strafoplegging rekening mag houden met alle omstandigheden van het geval, zelfs als deze omstandigheden in geen enkel verband staan tot het strafbare feit (zoals een hoge schuld van de dader);

overwegende dat lage(re) straffen vanwege omstandigheden die in geen enkel verband staan tot het gepleegde delict niet afschrikwekkend werken voor de dader en niet uit te leggen zijn aan de slachtoffers in het bijzonder en de samenleving in het algemeen;

verzoekt de regering, te bewerkstelligen dat omstandigheden die niets met het strafbare feit te maken hebben en onder de verantwoordelijkheid van de delinquent vallen, buiten beschouwing blijven van de omstandigheden van het geval, in die zin dat zij niet kunnen leiden tot een lagere straf,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 477 (29 628).

Mevrouw Helder (PVV): Ik wacht het gesprek van de Minister met het Openbaar Ministerie af daar waar het de handpalmafdrukken betreft. Ik zie dat toch als een goede kans om de pakkans te vergroten. We wachten dat met spanning af. Mijn motie laat ik dus boven de markt hangen. Die had ik al aangehouden. Hetzelfde doe ik met de motie over het zelfstandig strafbaar stellen van het voorhanden hebben van inbrekerswerktuigen.

Mevrouw Kooiman (SP): Voorzitter. Er staat vandaag een aantal behoorlijk kritische rapporten op de agenda. De Minister geeft aan dat hij de zorgen die in die rapporten naar voren komen erkent, dat we goed moeten kijken naar het realisatieplan en dat we dat moeten aanpassen. Ik ben blij met die toezegging.

Ik moet eerlijk bekennen dat ik deze Minister nog wel eens betrap op een glazen bol die nogal rooskleurig is. Die bol blijkt na afloop dan toch kapot te zijn. De inspectierapporten hadden we natuurlijk zien aankomen, net als het bijstellen van het realisatieplan. Daarom dien ik voor de zekerheid de volgende motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de vorming van de Nationale Politie stagneert;

overwegende dat hierdoor het goed functioneren van en het vertrouwen in de politie in het geding kan komen;

van mening dat behoud van het vertrouwen op de werkvloer zeer belangrijk is;

verzoekt de regering, op korte termijn een concreet en realistisch plan van aanpak te maken met een duidelijke tijdslijn, om de vorming van de Nationale Politie alsnog tot een succes te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Berndsen-Jansen, Segers en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 478 (29 628).

Mevrouw Kooiman (SP): Er is nog wel het punt van de prioriteiten. Daarover zal mijn collega Berndsen een heel mooie motie indienen.

Ik dank de Minister voor zijn toezegging over het PTSS-dossier. Dat is zeer belangrijk. Dat geldt ook voor de vergelijking met Defensie om te bekijken wat wij nog meer kunnen leren, waarbij mogelijk ook wordt gekeken naar de waardering en de erkenning, die bij Defensie soms beter geregeld zijn dan bij de politie.

Ik kom op de inhuur van externen. Wij hebben te maken met een concurrerende arbeidsmarkt. Daardoor concurreren wij soms ook met het Ministerie van V & J, politie en OM. Ik heb de Minister daarover wel het een en ander horen zeggen, maar voor de zekerheid dien ik deze motie in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de politie nog te veel externen inhuurt en dat daarmee de continuïteit van kennis niet geborgd wordt in de eigen organisatie;

overwegende dat de politie moet concurreren met ministeries en andere ketenpartners;

constaterende dat daar gunstiger arbeidvoorwaarden bestaan dan bij de politie;

verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de arbeidsmarktconcurrentie tussen politie en ministeries en ketenpartners wordt opgeheven door de arbeidsvoorwaarden gelijk te trekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Kooiman, Berndsen-Jansen, Segers en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 479 (29 628).

Mevrouw Kooiman (SP): Ik had heel veel moties. Dat ik er vandaag maar twee voorlees, is echt een unicum, zeg ik tot de Minister. Over één zaak wil ik nog echt een toezegging. Dat betreft de Politieacademie. Dat mensen zich niet inschrijven bij de Politieacademie komt niet zozeer doordat de behoefte achteruit gaat, als wel doordat deze mensen het gewoonweg te druk hebben. Ik hoor dat er voor volgend jaar bij de politie 4.100 plaatsen moeten worden ingekocht en dat er tot op heden maar 52 plaatsen in het eerste kwartaal zijn ingekocht. Dat is nog niet eens 2% van wat er eigenlijk volgend jaar moet worden ingekocht. Dat is heel zorgelijk, want wij willen allemaal dat deze mensen goed geschoold in de frontlinie staan. Ik wil echt een duidelijke toezegging van de Minister dat hij deze zorg oppakt en dat hij de Kamer informeert. Anders kan ik hier niet mijn taak als politicus uitvoeren. Ik wil namelijk controle hebben op wat de Minister doet. Als de Minister zegt dat hij dit goed in de gaten zal houden, dan wil ik het ook kunnen controleren. Ik ontvang dus graag een toezegging op dit punt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Voorzitter. U zult begrijpen dat het na zoveel jaren waarin ik heb geprobeerd het PTSS-dossier aan de orde te krijgen, voor mij vanmiddag een unicum is dat dit nu gebeurt en dat wij niet zelf met een initiatiefwetsvoorstel hoeven te komen, maar dat de Minister zorgt dat dit wettelijk verankerd gaat worden. Daarvoor ben ik hem dankbaar.

Ik sluit aan bij de woorden van collega Kooiman over de inkoop van cursussen. Vaak zijn dit cursussen die je nodig hebt om een certificaat te behouden. Ik heb gehoord dat bijvoorbeeld een aantal hulpofficieren van justitie niet-bevoegd optreedt omdat ze hun certificaat niet hebben gehaald. Dat kan natuurlijk niet. Ik vraag daarvoor extra aandacht want in het kader van de opsporing is het belangrijk dat die juridisch goed voor elkaar is. Als het onbevoegde hulpofficieren zijn, gaat de zaak kapot. Dat signaal geef ik in dit verband mee.

Ik kom op de aanpassing van het realisatieplan. De Minister komt met een herijking. Dat is heel goed, maar ik vind het ook belangrijk dat niet alleen wordt gekeken naar de bedrijfsvoering, maar ook naar de beleidsprioriteiten. In het lijstje van zes punten staat afpakken niet als een apart punt in het veiligheidsprogramma, maar wordt het genoemd bij de high-impact crime. Dat zou namelijk ook kunnen. In de begroting voor 2015 worden toch nog weer zes extra prioriteiten genoemd, bovenop die van het veiligheidsprogramma. Verder staat er nog een hele rits in de brief van 2011. Ik wil van de Minister weten of de extra prioriteiten in de brief van 2011 nu niet meer op het prioriteitenlijstje staan. Anders komen er nog zo'n zes extra bij.

Dus ik wil ze opnoemen als dat duidelijkheid verschaft, maar dan gaat het niet van mijn spreektijd af.

Omdat ik vind dat er kritisch naar de beleidsprioriteiten gekeken moet worden, heb ik een motie voorbereid.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in het realisatieplan van de Nationale Politie is voorzien in diverse maatregelen, waaronder een herprioritering, in het geval dat een vertraging van de personele reorganisatie zich voordoet en de inhoudelijke veranderopgave te groot blijkt te zijn;

constaterende dat er grote problemen zijn met de (personele) reorganisatie van de Nationale Politie en de verbetering van de informatievoorzieningen;

overwegende dat de politie naast het doormaken van een ingrijpende reorganisatie ook vele prioriteiten opgelegd krijgt;

roept de regering op, in overleg met de politie en het lokaal gezag, het tempo van de inhoudelijke veranderagenda, de personele reorganisatie en de prioriteiten van de Nationale Politie te herzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen, Kooiman en Segers. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 480 (29 628).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dan wil ik het toch even hebben over de cijfers. Tenslotte hebben we het vandaag ook over een begroting. Ik heb gevraagd naar de intensivering van de 105 miljoen, omdat er in het regeerakkoord nadrukkelijk staat dat het zowel in blauw geïnvesteerd zou worden als in opsporing. De Minister heeft gezegd dat het alleen naar opsporing gaat. Dus daar wil ik helderheid over hebben.

Voor mij is volstrekt onhelder of de bezuiniging van 230 miljoen nu wel of niet gehaald is.

Dan de 105 miljoen extra voor ... Nu maak ik het zelf erg moeilijk. Ik wil in ieder geval weten hoe die bezuiniging tot stand komt. Nee, ik weet het al. Het gaat om de boventalligheid, de extra fte's bovenop het bestand dat de Minister eigenlijk kan betalen. Waar komt dat geld vandaan? Ik hoef daar nu geen antwoord op, maar ik zou dat wel graag willen weten voor de behandeling van de begroting van V & J.

De voorzitter: Mevrouw Berndsen, u hebt uw spreektijd ruim overschreden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik heb nog twee moties. We hadden drie minuten.

De voorzitter: U bent al viereneenhalve minuut aan het woord.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dus ik kan geen moties meer indienen?

De voorzitter: Ik kijk even naar de collega's. Die hebben er geen problemen mee. Dus als u ze heel snel voorleest.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Dat doe ik, voorzitter. Ik dien de moties trouwens mede namens andere collega's in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat innovatie, technologische middelen en kennis het werk van de politie effectiever en efficiënter kunnen maken;

constaterende dat de politie nog niet in staat is om een goed innovatiebeleid te ontwikkelen, waarbij innovatie onderdeel is van het reguliere proces;

verzoekt de regering om innovatie bij de politie een meer prominente plek te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen, Segers en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 481 (29 628).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering kinderporno en kindersekstoerisme als prioriteit heeft genoemd;

overwegende dat de strijd tegen deze grensoverschrijdende misdaad niet alleen aandacht, maar ook geld en internationale samenwerking behoeft;

overwegende dat Interpol een belangrijke rol speelt in de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme;

verzoekt de regering, een financiële bijdrage van 3,8 miljoen aan Interpol te leveren voor projecten in de strijd tegen kinderporno en kindersekstoerisme, te dekken uit artikel 92 Nominaal en onvoorzien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Berndsen-Jansen, Segers en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 482 (29 628).

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Bij de laatste motie wil ik de toezegging doen dat ik ervoor zal zorgen dat de lijst met projecten die aangereikt zijn door Interpol bij de directeur Politie terechtkomt.

De heer Oskam (CDA): Voorzitter. Ook ik dank de Minister voor zijn antwoorden, al waren die soms wel heel uitvoerig en wollig. Ik wil eigenlijk nog een puntje van orde maken. Misschien moeten we dit in een ander gremium bespreken, maar het gaat nu om een belangrijk debat over de Nationale Politie. We hebben er zes uur voor uitgetrokken, en toch konden wij per persoon maar twee interrupties plaatsen. Ik kan me voorstellen dat de mensen in de zaal denken: die Kamerleden zitten te suffen, want hij zei dit, maar het is anders. Ik wilde even gezegd hebben dat het lastig is om op die manier een goed debat te voeren.

De Minister heeft gezegd dat er op lokaal niveau ruimte is voor keuzes bij de opsporing en bij de inzet van politie. Ik vind dat heel mooi. Ik denk dat het lokale gezag daar heel blij mee is. De reorganisatie van de politie is nu twee jaar bezig. We hebben met elkaar kunnen constateren dat die nog rommelt. De wil is goed. De Minister zegt dat hij ermee aan de gang gaat. Wij vinden wel dat die organisatie er in 2015 moet staan. Wij moeten daar met zijn allen dus de schouders onder gaan zetten. Ik verwacht daadkracht, maar ook draagvlak op het lokale niveau.

Ik had een motie over de instroming over de Politieacademie aangekondigd, maar de Minister is bij zijn toezeggingen heel duidelijk en hard geweest. Hij heeft gezegd dat hij ervoor zal zorgen dat die sterkte van 49.500 in de komende jaren op peil zal blijven, en dat hij daarbij rekening zal houden met de instroom bij de Politieacademie en de Kamer daarover jaarlijks zal informeren. Ik vind dat voldoende. Ik ga er ook niet te ingewikkeld over doen, dus ik zal die motie niet indienen.

De door mij aangekondigde motie over de wijkagenten zal ik wel indienen. De Minister heeft gezegd dat hij rond 1 december met de Centrale Ondernemingsraad zal praten en dat daarna nog een aantal maanden nodig zal zijn om het achterstallige onderhoud voor elkaar te krijgen. Ik begrijp dat het misschien zo werkt, maar wij willen toch wat druk op de ketel houden. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat artikel 38a van de Politiewet 2012 bepaalt dat er ten minste één wijkagent werkzaam is per 5.000 inwoners;

constaterende dat deze norm thans niet wordt gehaald;

overwegende dat deze norm niet bedoeld is als een landelijk gemiddelde, maar als minimum per basisteam om de lokale uitvoering en verankering van de politietaak te versterken;

verzoekt de regering, uiterlijk 1 januari 2015 te voldoen aan deze wettelijke norm en bij de informatie aan de Kamer over de ontwikkeling van de politiesterkte de mogelijke afwijkingen van het inrichtingsplan rond het aantal wijkagenten in de basisteams expliciet te betrekken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Oskam, Kooiman, Tellegen en Helder. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 483 (29 628).

De heer Segers (ChristenUnie): Voorzitter. Ik heb vijf punten en twee moties.

De Minister zei dat hij met de betrokkenen zal gaan praten over de herijking van het realisatieplan. Toen ik hem vroeg of wij de resultaten daarvan konden krijgen, was de Minister heel terughoudend. Vandaar mijn eerste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de Minister van Veiligheid en Justitie het realisatieplan voor de Nationale Politie gaat bijstellen;

voorts constaterende dat de Minister daarover gaat overleggen met vakbonden en andere betrokkenen;

overwegende dat de Kamer over de bijstelling van het realisatieplan adequaat geïnformeerd dient te worden;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de resultaten van dit overleg,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Segers, Berndsen-Jansen, Oskam en Kooiman. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 484 (29 628).

De heer Segers (ChristenUnie): De Minister heeft verder gezegd dat hij onder andere zal gaan praten met het meldpunt Hulp voor Hulpverleners. Begin volgend jaar zal er een brief komen met een verslag daarvan. Ik wil de Minister hierbij aansporen. Ik weet dat het voor hen heel lastig is om dit overeind te houden. Daar zit heel veel expertise. Tegelijkertijd gaat het om alle hulpverleners, om alle mensen in publieke sector. In de afgelopen vijf jaar zijn er 75.000 mensen geweest die op een of andere manier kampten met psychische klachten. Dit is dus een enorm probleem. Ik wil de Minister ertoe aansporen om daar echt haast mee te maken.

Mijn derde punt gaat over de 28.000 fte's voor de basisteams. Graag ook op dat punt klare wijn. De Minister zegt dat de berichtgeving in De Telegraaf niet klopt; hij heeft 28.000 fte beschikbaar voor die basisteams. Is dat bruto of netto? Er zijn immers nog wijkagenten, leidinggevenden, mensen die ziek zijn en 55-plussers die niet meegaan met avonddiensten. Is dat allemaal exclusief of inclusief? Kan de Minister daar helderheid over geven?

Mijn vierde punt gaat over de ICT-systemen. De Minister zei dat hij geen zorgen heeft. De review board die daarnaar heeft gekeken, heeft wel zorgen. Die zegt dat hij niet weet of de oude systemen zullen blijven draaien en of het met de nieuwe systemen goed zal komen. Waarop baseert de Minister zijn zekerheid dat het met de ICT-systemen goed gaat komen? Er bestaan zorgen over het overeind blijven van de oude systemen en we weten niet of de nieuwe systemen goed gaan draaien; waarop baseert de Minister dus zijn optimisme?

Mijn laatste punt gaat over de vrijwilligers. De doelstelling is één jaar naar achteren geschoven. Er moet nog wel veel gebeuren. De borging van de verantwoordelijkheid binnen de Nationale Politie is hierbij belangrijk. Concreet vraag ik de Minister of die niet binnen de korpsdirectie kan worden toebedeeld, zodat dit echt de aandacht kan krijgen die het verdient. En kan er een tandje bij voor het behalen van dat aantal vrijwilligers? De doelstelling is immers ambitieus, ook voor 2016. Vandaar de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de inzet van politievrijwilligers achterblijft ten opzichte van de oorspronkelijke doelstelling;

van mening dat mensen via de inzet als politievrijwilliger een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de samenleving en de veiligheid;

verzoekt de regering, de verwervings- en selectieactiviteiten voor politievrijwilligers te intensiveren zodat de doelstellingen alsnog worden gehaald,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door de leden Segers en Oskam. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 485 (29 628).

Mevrouw Tellegen (VVD): Voorzitter. Ik dank de Minister voor zijn beantwoording. Ook dank ik hem voor zijn realistische geluid. Ik denk dat dit belangrijk is gelet op het moment waarop nu we in de organisatie staan. Het vergt vooral transparantie en goede communicatie.

De Minister heeft toegezegd dat hij per 1 mei 2015 komt met een herijkingsplan. Belangrijk voor de VVD daarbij was dat dat plan opnieuw door alle toezichthouders vooraf wordt getoetst. Wij kijken uit naar dat moment.

Met betrekking tot de robuuste teams hoor ik graag van de Minister of hij invoering van die teams per 1 januari een haalbare kaart acht.

De motie van de heer Oskam over de wijkagenten heb ik meeondertekend. Vanwege mijn beperkte spreektijd maak ik daar verder dan ook geen opmerkingen meer over.

Verder heb ik begrepen dat de Minister over de boa's in overleg is met de VNG. De uitkomst van dat overleg vernemen we wellicht dan bij de behandeling van de begroting van V en J de volgende week.

Over het welzijn van onze dienders is vandaag terecht veel gezegd. Er komt een brief daarover dit voorjaar. Ik ben benieuwd of de Minister ook de geluiden die ons bereiken dat het 24 uursloket niet werkt zoals het hoort en dat mensen zich daar niet durven te melden, in die brief wil meenemen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Voorzitter. Wat heb ik vandaag gehoord? Satépennen door beleidsplannen, herijking van het realisatieplan, aanvalsplan ICT, imams bij de politiek, meer diversiteit. Ik heb er weinig fiducie in dat het allemaal goed gaat komen. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de politie, ondanks de enorme reorganisatie, de afgelopen jaren door het kabinet is overladen met nieuwe doelstellingen en ambities;

overwegende dat er voor de politie veel meer geld nodig is om aan alle doelstellingen en ambities te voldoen;

overwegende dat veiligheid de kerntaak van de overheid vormt en er op dit moment te weinig blauw op straat aanwezig is;

verzoekt de regering, voor 2015 1 miljard extra uit te trekken voor de politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 486 (29 628).

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Tegen degenen die vragen wat de dekking voor deze motie is, zeg ik: haal het uit de subsidies op windmolens, breek het energieakkoord open, want ik garandeer u dat daar genoeg geld uit te halen is.

Dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de reorganisatie het functioneren van de politie belemmert en daarom zo snel mogelijk moet worden afgerond;

overwegende dat de reorganisatie niet nodeloos complex moet worden gemaakt;

verzoekt de regering om uitsluitend op drie quick wins, te weten ICT-terrein, inkoop en procedures, door te gaan met de reorganisatie van de politie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter: Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 487 (29 628).

De heer Segers (ChristenUnie): Collega Bontes leek te twijfelen aan zijn vertrouwen in de Minister. Kan ik nu constateren dat hij vertrouwen in deze Minister heeft als het gaat om de aanpak van de Nationale Politie?

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Nee, als ik de heer Segers was, zou ik dat niet doen. Er is volgende week nog een groot debat en ik kom daar nog op terug.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording van de vragen maar ook voor de toezeggingen om de reorganisatie samen met de politietop en de werkvloer uit te voeren. Er is gesproken over transparantie, goede communicatie en kijken naar de herijking van de plannen. Ik wens de Minister en de politietop veel wijsheid en succes toe om dat samen met de werkvloer verder vorm te geven.

Ik dank de Minister ook voor de toezegging op het terrein van PTSS en de uitvoering van de motie van collega Berndsen en mij, namelijk om die zodanig uit te werken dat het ook daadwerkelijk verankerd wordt in een wet. Ik vind dat we het aan al die politiemensen verplicht zijn om dat te doen.

Ook dank voor de toezegging over het werven van specifieke kennis en expertise voor de politie. De Minister heeft daar in zijn beantwoording bij gezegd dat hij ook aandacht zal hebben voor de interne diversiteit bij de politie. Ik steun hem om dat intern inderdaad ook goed te regelen. Ik daag hem ook uit om met de uitvoering van dat diversiteitsbeleid te beginnen bij de benoeming van de teamchefs en de districtschefs of de sectordirecteuren. Daar liggen mogelijkheden om binnen de organisatie al een beweging te maken met diversiteit zoals we ook in dit debat met elkaar hebben gedeeld. Daarop krijg ik graag een reactie.

Ik heb geen moties. Ik heb de toezeggingen van de Minister duidelijk gehoord. Nogmaals veel succes en wijsheid met de voortgang van de grote reorganisatie.

De voorzitter: Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt voor enkele minuten geschorst.

Minister Opstelten: Voorzitter. Dank aan de leden voor hun inbreng in tweede termijn, enkele vragen en een paar moties. Ik zal daar kort op reageren.

Mevrouw Helder vroeg wat «positief afgerond» in de politiecijfers betekent. «Positief afgerond» betekent dat minimaal één verdachte bij het OM is afgeleverd.

Verder vroeg mevrouw Helder of aangiften die in een eenheid worden gedaan in een andere eenheid toegankelijk zijn. Dit is inderdaad sinds drie weken anders; dat was mij ontgaan. De informatie betreffende aangiften is landelijk inderdaad toegankelijk via de module Integraal Bevragen van de Basisvoorziening Informatie. Dat geldt ook voor tankdiefstal.

Mevrouw Helder merkte op dat het aantal woninginbraken omlaag gaat, terwijl het aantal inbraken in schuurtjes omhoog gaat. Zij vroeg of niet de conclusie is dat woninginbraken gewoon worden vervangen door inbraken in schuurtjes en er onder de streep niets verandert. Ik kan alle cijfers nog een keer geven. Het aantal woninginbraken is tussen 2012 en 2013 omlaag gegaan met 4.279. Het aantal inbraken in schuurtjes, garages en dergelijke is in diezelfde periode gestegen. Dat betekent dat in totaal het aantal inbraken is gedaald met 1.283. Een logische verklaring van de cijfers voor deze verschuiving van woninginbraken naar inbraken in schuurtjes en garages is dat huizen tegenwoordig beter worden beveiligd. Mensen zijn alerter op mogelijke inbraken. Inbrekers zoeken dan ook naar nieuwe zwakke plekken om in te kunnen breken. Ik ben vandaag nog een actie gestart om dit allemaal tegen te gaan. Ik heb geen aanwijzing dat de cijfers gemanipuleerd worden.

Mevrouw Helder (PVV): Ik had het net «creatief boekhouden» genoemd, maar nu vind ik het creatief antwoorden, want ik had niet gevraagd naar de cijfers. Die heb ik ook gezien. Ik heb het juist gehad over de betrouwbaarheid van de cijfers. Ik heb dat onderbouwd door te zeggen dat een inbraak in een woning anders wordt weggeschreven als dat een leegstaande woning betreft. Dat komt erop neer dat het lijkt dat high-impact crimes zijn gedaald, terwijl dat niet zo is, want een inbraak in een woning is een inbraak in een woning.

Die vraag staat dus nog steeds. Ik wil niet meteen zeggen dat de cijfers gemanipuleerd worden, maar ik zeg wel dat ze niet kloppen. Zo lijkt het erop dat het aantal high-impact crimes is gedaald, terwijl dat niet het geval is. Het is gewoon anders weggeschreven. Gaat de Minister daar een einde aan maken?

Minister Opstelten: Ik heb net gezegd dat ik de inspectie zal vragen om te rapporteren over high-impact crimes en de kwaliteit en de deugdelijkheid van de cijfers. Dat vind ik belangrijk. In de kern is het een definitiekwestie. Woninginbraken zijn woninginbraken. Maar ik neem het wel serieus. Ik wil dat datgene wat we zeggen, gevalideerd wordt, ook door externen. Er komt dus ook een inspectierapport over dit onderwerp.

Ik kom op de motie-Helder op stuk nr. 477 over de strafoplegging. Er is veel aandacht voor de positie van het slachtoffer en voor het Wetboek van Strafvordering, maar het is een teken van respect en beschaving dat bij straftoemeting naar alle omstandigheden van de persoon wordt gekeken. Dat moet de rechter ook doen bij een zorgvuldige rechtspleging. Wat dat betreft wil ik de motie ontraden.

Mevrouw Kooiman heeft gevraagd om een toezegging. Ik heb al gezegd dat ik een en ander oppak. In het zogenaamde tripartite overleg is het al gesignaleerd. De korpsleiding stuurt er al op. Ik zal de Kamer hierover rapporteren.

Mevrouw Kooiman (SP): Ter verduidelijking: ik neem aan dat het gaat over de Politieacademie?

Minister Opstelten: Dat is juist, want het tripartite overleg gaat daarover.

Mevrouw Kooiman (SP): Dat is heel fijn. Dan hoor ik natuurlijk ook graag van de Minister wanneer wij iets meer informatie kunnen verwachten.

Minister Opstelten: Mevrouw Kooiman kan die informatie in de loop van volgend jaar verwachten, want dan heeft het ook zin dat die informatie wordt gegeven. Dat zal voor het zomerreces gebeuren.

Ik kom op de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 478 over het realisatieplan. Ik vind dat de overwegingen niet kloppen. In de motie staat: «constaterende dat de vorming van de Nationale Politie stagneert». Het inrichtingsplan blijft helemaal hetzelfde. We hebben het over het realisatieplan. Ik heb duidelijk gezegd dat ik niet met een ander plan kom, naast het bijgestelde realisatieplan.

Ik kom op de motie-Kooiman c.s. op stuk nr. 479. Ik lees die motie nog een keer. Ik wil haar uiterst zorgvuldig bekijken. We kunnen natuurlijk niet de cao's gelijktrekken. Dat kan alleen in het arbeidsvoorwaardenoverleg. We kunnen wel bekijken of de functiewaardering voor specifieke functies goed is. Ik moet deze motie ontraden, want we hebben een en ander nodig. We moeten daar ook helder over zijn.

De voorzitter: Mevrouw Kooiman heeft een vraagje over de motie.

Mevrouw Kooiman (SP): Ik snap het niet zo goed. Ik dacht dat deze motie overbodig zou zijn, omdat de Minister aangaf dat hij goed wilde kijken naar het gelijktrekken van de arbeidsvoorwaarden van de ministeries en de politie. Maar nu zegt de Minister: nee, dat gaan we toch niet doen.

Minister Opstelten: Het gaat hierbij om de functiewaardering. Mevrouw Kooiman had het over de inhuur van externen. In de motie wordt de regering verzocht ervoor te zorgen dat de arbeidsmarktconcurrentie tussen politie en ministeries en ketenpartners wordt opgeheven door de arbeidsvoorwaarden gelijk te trekken.

Dat kan niet. Wij kunnen geen cao's gelijktrekken. Dat is een onderwerp voor het arbeidsvoorwaardenoverleg. Wij kunnen wel bezien of de functiewaardering van specifieke functies goed is. Dat staat echter niet in de motie, dus ik ontraad de motie.

Mevrouw Kooiman (SP): Dan houd ik de motie voorlopig even aan. Ik denk dat ik haar aanpas, want het is niet de bedoeling dat de Minister de motie zo uitlegt. Ik wil gewoon dat de politie de ruimte krijgt om niet te concurreren met de ministeries en de ketenpartners. Dat is de strekking van wat ik bedoelde. Ik zal dus bezien hoe ik de motie aanpas.

De voorzitter: Op verzoek van mevrouw Kooiman stel ik voor, haar motie (29 628, nr. 479) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Opstelten: Ik kom bij de inbreng van mevrouw Berndsen. Ik heb goed begrepen dat een hulpofficier niet onbevoegd moet zijn qua opleiding. Ik zeg nogmaals tegen mevrouw Berndsen dat de Veiligheidsagenda 2015–2018, met de zes thema's die erin staan, de Veiligheidsagenda 2011–2014 vervangt. Dat moet duidelijk zijn.

Dan kom ik op de motie-Berndsen-Jansen c.s. op stuk nr. 480. De prioriteiten worden in overleg met het gezag vastgesteld. Het lokale gezag prioriteert. In dat volwassen systeem past deze motie ook qua systeem niet. Ik ben dus verrast en verbaasd dat u dit doet, zeg ik tegen mevrouw Berndsen. Met elkaar willen wij toch allemaal dat het lokale gezag bepaalt wat de politie doet? Nu hebben wij dit voor elkaar gekregen en nu gaat, tegen de wens van het gezag in, de Kamer zeggen: daar moet u nog eens goed naar kijken. Die motie ontraad ik buitengewoon. Ik vind de motie ook niet goed begrijpelijk na het verloop van dit debat.

Mevrouw Berndsen vroeg naar de 230 miljoen. In het goede overleg met de gezagsdragers wordt de 105 miljoen besteed aan de versterking van de Veiligheidsagenda – de zes thema's die daarin zijn genoemd – zodat het gezag zich herkent in wat de politie kan qua kwaliteit. Het tweede punt is dat er ook kwalitatief een uitbreiding in de opsporing zit. Uiteindelijk wordt de sterkte structureel omhoog geschroefd van 49.500 naar 49.800. Dat kan plaatsvinden door de 105 miljoen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Begrijp ik goed dat de Minister die 105 miljoen in afwijking van het regeerakkoord inzet? Daar staat nadrukkelijk ook een versterking van het blauw in. De Veiligheidsagenda is vooral gericht op opsporing. Dan vervalt toch dat puntje versterking van het blauw?

Minister Opstelten: Dat is ook zo en dat zeg ik ook, want de opsporing is ook blauw. Dat is duidelijk. De kwaliteitsimpuls van de politie betreft heel duidelijk de opsporing. Het gaat dus om de zes thema's van de Veiligheidsagenda plus de kwaliteit van de opsporing. Dat zie je ook aan de mobiele teams op straat; die zijn vernieuwend. Daar is meerjarig ruimte voor. Wij zijn natuurlijk heel goed bereikbaar en wij zijn in staat – en willen dat ook graag doen – om nader aan de Kamer te specificeren welke meerjarige afspraken er worden gemaakt binnen de 105 miljoen.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik wil toch even citeren uit het regeerakkoord. Daar ontkom ik dan toch echt niet aan. «De Nationale Politie krijgt structureel 105 miljoen extra per jaar. Dat maakt meer blauw op straat en meer capaciteit voor opsporing mogelijk.» Ik constateer toch dat de middelen nu vooral naar opsporing gaan. Dat vind ik niet erg, laat dat helder zijn, maar het was wel een belofte van dit kabinet en als daar wat aan veranderd wordt, moet dat transparant worden gemaakt naar de Kamer toe.

Minister Opstelten: Nog een keer: dat gebeurt ook! In het inrichtingsplan staat het ook nog een keer. Het is uit het inrichtingsplan betaalbaar. 49.800. Mobiel op straat is daar een voorbeeld van. Het is bijna letterlijk de uitvoering van het regeerakkoord, maar dan veel concreter dan in het regeerakkoord staat en veel uitgebreider.

Ik kom toe aan de motie op stuk nr. 481. Ik beschouw die motie als ondersteuning van beleid. Innovatie is van groot belang. Dat heb ik duidelijk gezegd. Innovatie heeft nu al een belangrijke plaats binnen de Nationale Politie.

Dan kom ik op de motie-Berndsen c.s. op stuk nr. 482 over kinderporno. Ik denk dat het verstandig is om deze motie aan te houden. Ik heb immers gezegd dat ik bereid ben om naar ruimte te zoeken als er concrete projecten zijn die passen in ons beleid. Ik sta daar heel positief tegenover. Daarom dacht ik dat deze motie misschien niet nodig is. Als mevrouw Berndsen de motie toch nodig vindt, wil ik haar vragen om de motie aan te houden.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66): Ik zal de motie aanhouden en ervoor zorgen dat verduidelijkt wordt van welke concrete projecten dit bedrag afkomstig is.

De voorzitter: Op verzoek van mevrouw Berndsen-Jansen stel ik voor, haar motie (29 628, nr. 482) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Opstelten: Dan kom ik bij de heer Oskam. Ik wil over het lokaal gezag en de prioriteiten nog een keer iets zeggen. Dat is de kern van de nieuwe Politiewet en het is de kern van mijn beleid.

De motie-Oskam op stuk nr. 483 gaat over de wijkagenten. Zoals de tekst nu is, zou het niet kunnen, en wel om twee redenen. 1 januari is niet haalbaar. Ik heb al in eerste termijn gezegd dat ik overleg moet plegen met de Centrale Ondernemingsraad. 1 december vindt dat overleg plaats. Daarna kunnen de vacatures worden opengesteld. Dan kan ik niet uiterlijk 1 januari daaraan voldoen. De tweede reden is dat ik de wettelijke norm handhaaf ten aanzien van de wijkagenten per eenheid. Zo is het gelukkig in het hele land ook uitgevoerd. Alleen in de achtergebleven regio's Oost, West-Brabant/Zeeland en Noord-Holland Noord – en dat is natuurlijk een erfenis uit het verleden – is dat nog niet gerealiseerd. Ik kan daar niet van afwijken. Als de heer Oskam de motie bijstelt in de richting van de norm die ik heb aangegeven en als hij een realistische datum opvoert, dan hebben we er ook iets aan. Overigens is het dan ondersteuning van beleid, want ik zou het sowieso doen, ook los van deze motie.

De heer Oskam (CDA): Ik heb goed geluisterd naar de Minister. Hij heeft het uitgelegd. De korpschef heeft het net ook al uitgelegd. We dienen de motie met zijn vieren in, dus ik moet even overleggen met mijn collega's. Ik laat de griffie zo snel mogelijk weten of we de tekst wijzigen.

Minister Opstelten: Dan kom ik bij de heer Segers. Nog even iets over de cijfers die ik ten aanzien van de sterkte heb gegeven, laten we zeggen de verdeling van de 50.000.

Dat is de operationele sterkte en dus geen overhead. Daar zit ook de leiding bij, de mensen in uniform en ook de mensen ouder dan 50. Daar maken we geen onderscheid in. Dit is dus inclusief wijkagenten, leiding en dergelijke. Deze wijze van sterkte meten is ook zo met de Kamer afgesproken en dus houden wij ons daaraan.

De heer Segers (ChristenUnie): Het ging niet om die 50.000 maar om de 28.000. Die waren er voor de robuuste wijkteams. Ik heb gevraagd of dat bruto was of netto. De Minister zei dat de 50.000 inclusief alles was. Ja, dat begrijp ik, maar het gaat om de 28.000.

Minister Opstelten: Voor de 28.000 geldt hetzelfde. Dat zijn de basisteams, inclusief de leiding en de wijkagenten. Het is gewoon de totaliteit. Een chef is ook lid van het basisteam. De Kamer kan het allemaal nalezen, want per inrichtingsplan is het aangegeven. Deze wijze van sterkte meten is ook zo met de Kamer besproken.

De heer Segers (ChristenUnie): Het bericht in De Telegraaf ging over de vraag hoeveel mensen nu echt beschikbaar zijn in die teams om erop uit te gaan. Men kwam op 16.000. Als je daar dan nog voor allerlei acties mensen vandaan haalt, kom je heel snel bij die 16.000.

Minister Opstelten: Dat klopt totaal niet. Er zijn 28.000 mensen beschikbaar en daar gaat het om. Dat moeten we ook met elkaar bewaken. De Kamer moet ook aan mij vragen dat zij wil dat dit gebeurt en niet 16.000. Een drugsteam van 125 man voor een operatie in het zuiden wordt door drie eenheden zelf beschikbaar gesteld met een landelijk gedeelte uit de landelijke eenheid. Zij komen dus niet uit Amsterdam of uit Groningen. Ik vind het prettig dat deze vraag gesteld wordt door de heer Segers, want dan kan ik dit ook zeggen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren): Van die 16.000 gaan natuurlijk nog wel verlof, ziekteverzuim en cursussen en training af. Dan houd je toch bitter weinig over.

Minister Opstelten: Ja, zo kan ik het ook. Het zijn inderdaad mensen.

Ik ga snel door naar de vraag van de heer Segers over de houdbaarheid van het ICT-systeem. Ik vaar op het oordeel van de CEO Politie en op het oordeel van de onafhankelijke Review Board. Daar zitten de ICT-zwaargewichten van Nederland in. Ik vond het overigens opmerkelijk dat door de politiemensen zelf een 6,4 werd gegeven. Als u de politiemensen zelf kent en zij zelf een 6,4 geven voor ICT, is dat heel veel. Ik heb het niet gevraagd. Het is mij verteld en ik wilde de Kamer daarin mee laten delen.

In de motie op stuk nr. 484 van de heer Segers staat precies wat ik allemaal heb gezegd te zullen doen. Als een Minister gaat doen wat hem gevraagd wordt, namelijk een bijstelling van het realisatieplan en daarvoor met iedereen overleg gaat plegen, moet dat dan nog een keer in een motie worden vastgelegd? Ik vind het prima, maar hier staat precies wat ik heb gezegd. Ik vind het een krachtige ondersteuning van het beleid en ik ben er zeer dankbaar voor.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik dien geen nutteloze moties in. Ik heb de Minister gevraagd of hij de verslagen naar de Kamer kon sturen. Hij heeft gezegd dat hij dat niet ging doen. De ondertekenaars van deze motie willen gewoon dat de resultaten naar de Kamer komen, zodat wij weten wat de input is geweest in de discussie over de bijstelling van het realisatieplan. Als dat de toezegging van de Minister is, kan ik de motie intrekken, maar het was dus geen nutteloze motie. Ik heb de Minister heel goed gehoord en hij zei: ik ga met de bonden praten, maar ik stuur geen verslagen naar de Kamer. Dat is wat ik heb gehoord.

Minister Opstelten: Laat ik heel kort zijn: wij zijn het met elkaar eens. Ik heb gezegd: ik ga geen verslagen sturen, maar ik ga wel sturen wat de bonden ervan vinden. Ik ga ook sturen wat onze externe adviseurs hebben geadviseerd, want dat vind ik net zo belangrijk. Ik ga ook sturen wat het andere gezag, het Openbaar Ministerie, ervan vindt. Dat staat er allemaal in. Wij kunnen ons hier dus in vinden. Ik ga doen wat u zegt.

De heer Segers (ChristenUnie): Dan kan ik mijn motie intrekken.

De voorzitter: Aangezien de motie-Segers c.s. (29 628, nr. 484) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Minister Opstelten: Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 485. Daardoor ben ik toch verrast, gelet op het debat, waarin wij telkens benadrukken dat het belangrijk is om van tijd tot tijd te herijken. Bij de eerste actualisatie heb ik mede op verzoek van de externe adviseurs een herijking gedaan. Wij zijn toen gekomen tot het doorschuiven van een aantal prioriteiten, waaronder de vrijwilligers, met een jaartje. Daarom zou ik deze motie willen ontraden. Ik zou het willen laten bij wat wij nu hebben afgesproken, namelijk dat ik deze doelstelling een jaar later haal. Inhoudelijk ben ik het met de motie eens, want dit moet gebeuren, maar gezien de herijking vind ik het verstandig om dit bij te stellen.

Daarmee meen ik de vragen van de heer Segers te hebben beantwoord. Mevrouw Tellegen vraagt of de robuuste teams er per 1 januari komen. Ja, want dat is Dag 2. Dat is dus duidelijk. Mevrouw Tellegen heeft ook gesproken over het welzijn van de dienders en het 24 uursloket. Wij zullen dit nog eens checken en wij zullen daarop terugkomen in een brief waarin wij de Kamer ook in zijn algemeenheid over PTSS en welzijn informeren.

Mevrouw Tellegen (VVD): Ik heb net verzuimd om de Minister in ieder geval te bedanken voor zijn toezegging dat hij de oneigenlijke taken gaat bespreken in het artikel 19-overleg en dat hij de Kamer daarover te zijner tijd gaat informeren. Dank daarvoor!

Minister Opstelten: Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 486 van de heer Bontes. Die moet ik ontraden. De heer Bontes heeft dit weleens eerder gevraagd. De begroting laat dit niet toe. Wij hebben heldere afspraken gemaakt over de beschikbare operationele sterkte.

De motie op stuk nr. 487 moet ik absoluut ontraden. De toezichthouders die mij hebben geadviseerd, willen juist iets anders. Zij willen juist een integrale herijking, geen herijking op drie aspecten.

Ik kan de heer Marcouch zeggen dat wat hij heeft gevraagd, natuurlijk niet alleen voor basisteams geldt. Als je over de diversiteitsaanpak spreekt, doe je dat natuurlijk in de kern in de hele organisatie.

De heer Marcouch (PvdA): Ik dank de Minister voor zijn antwoord, maar het ging mij erom dat de kans zich nu juist voordoet om dit te regelen, omdat er gewoon vacatures zijn. Dat is het signaal dat ik de Minister en de politietop wil geven.

Nu ik deze gelegenheid heb, vraag ik de Minister ook om de vorderingen rondom werving en diversiteit mee te nemen in het jaarverslag, zodat wij dat een beetje kunnen volgen.

Minister Opstelten: Op beide punten zeg ik ja. Ik had mevrouw Berndsen ook al toegezegd om hierover in het jaarverslag te rapporteren, dus dat zal ik doen.

De voorzitter: Ik heb nog een tweetal vragen: van de heer Segers en mevrouw Helder.

De heer Segers (ChristenUnie): Ik heb een vraag aan de Minister gesteld over de borging van de zorg voor politievrijwilligers. Ik heb gevraagd of die op directieniveau kan worden geborgd, omdat nu de indruk bestaat dat die soms een lage prioriteit heeft. Misschien kan dat punt worden meegenomen bij het interne overleg.

Minister Opstelten: Een van de politiechefs is portefeuillehouder, dus dat is de top van de politieorganisatie. Dat is de wijze van werken. Het heeft geen lage prioriteit. Wij merken het niet voor niets als prioriteit aan. Het feit dat het herijkt is, betekent niet dat het een lagere prioriteit heeft. Het is echter realistisch om het een jaar vooruit te schuiven. Het is goed geborgd in de organisatie. Laten wij de resultaten afwachten. Ik deel het belang dat de heer Segers hecht aan de vrijwilligers bij de politie.

Mevrouw Helder (PVV): Ik heb nog een korte vraag over mijn motie. Het antwoord van de Minister heeft mij zeer verbaasd. Ik hoorde hem zeggen dat het een teken van respect is dat bij straftoemeting wordt gekeken naar alle omstandigheden van het geval. Dat mag zo zijn, maar ik vind het meer een teken van respect dat je met je handen van onze politieagenten afblijft. Dat hoor ik de Minister ook altijd zeggen en daarom verbaast zijn antwoord mij zeer. Hij heeft er zelfs voor gezorgd dat er een driemaal zo hoge straf wordt gevorderd. Hij gaat niet over het opleggen van de straf. Blijft de Minister echt bij dit antwoord? Dat zou mij zeer verbazen.

Minister Opstelten: Wat mevrouw Helder zegt, is waar. Maar uiteindelijk is het aan de rechter om een oordeel te geven en om alles mee te wegen. Dat is nu eenmaal zo. Ik kan niet via een motie de rechter iets voorschrijven. Daar zal de rechter trouwens ook niet erg van onder de indruk zijn.

Mevrouw Helder (PVV): Dat vraagt de motie ook niet. Het staat niet in de wet dat het zo moet, want dan zou ik het zo niet kunnen doen. Wat wel kan – en dat heeft de Minister ook gedaan bij het vorderen van een drie keer hogere straf – is het vastleggen in een aanwijzing van het Openbaar Ministerie. Dat zou hierbij ook kunnen.

Minister Opstelten: Dat kan ik niet. U weet dat de aanwijzing er is om er nooit gebruik van te maken. Ik kan over al dit soort zaken wel spreken met het Openbaar Ministerie. Het onderwerp als zodanig speelt in het contact dat wij met elkaar hebben. De verschillende autoriteiten in onze rechtsstaat, dus de politie, het Openbaar Ministerie maar ook de rechterlijke macht, zijn hier continu mee bezig. In die zin zullen wij het altijd blijven volgen. Ik wil geen oordeel geven over de uitspraak van de rechter of over hogere straffen. Dat is mijn taak niet. Ik begrijp mevrouw Helder goed. Beide zaken kloppen, maar ik kan niet anders dan de motie ontraden.

De voorzitter: Wij zijn aan het einde gekomen van de tweede termijn van de Minister. Ik lees de toezeggingen voor:

  • In mei 2015 zal een herijking van het realisatieplan naar de Kamer komen met oordelen van stakeholders, inclusief het ICT-aanvalsprogramma.

  • Voorjaar 2015 komt er een brief over de wettelijke verankering PTSS en over de 24 uursloketten.

  • De Minister laat een verkennend onderzoek doen naar de behoefte aan geestelijke verzorging binnen de politie, zoals bij Defensie het geval is.

  • Er komen gesprekken met externe organisaties, zoals Hulp voor Hulpverleners, over de mogelijke inzet van externe hulpverlening. Voorjaar 2015 komt er een brief hierover naar de Kamer.

  • De uitkomsten van het onderzoek inzake strafbaarstelling inbrekerswerktuigen zijn in juli 2015 gereed en zullen daarna met een reactie naar de Kamer komen.

  • Er komt een inventarisatie van de oneigenlijke taken van de politie in het artikel 19-overleg. De Kamer wordt daarover gerapporteerd.

  • Voor de zomer 2015 krijgt de Kamer een brief over de OM-instructie handpalmafdrukken.

  • Het rapport van de Inspectie Veiligheid en Justitie over de kwaliteit van de high-impact crimecijfers komt naar de Kamer.

  • Voor het zomerreces 2015 komt er informatie over de Politieacademie en over de inschrijvingen vanuit de Nationale Politie bij de Politieacademie.

  • De vorderingen op het gebied van werving en diversiteit komen in het jaarverslag van de politie.

Ik zie dat er instemmend wordt geknikt en dat ik dus niks ben vergeten.

De heer Oskam (CDA): Volgens mij zijn wij nog wat vergeten. De Minister heeft naar aanleiding van de motie van mevrouw Kooiman gezegd dat hij ruimte zou creëren om de kwaliteit van de staffuncties bij de Nationale Politie op niveau te brengen; dat is de 12/14-discussie. Dat is een toezegging. Dat is een kwestie van overleg met de korpschef, de Minister en de bonden. Ik wil daar meteen aan koppelen dat de Kamer wordt geïnformeerd over de afloop ervan. Daar zijn wij benieuwd naar.

De voorzitter: De Minister zegt dat dat voor zich spreekt. Kan hij een termijn noemen?

Minister Opstelten: Laten wij afspreken dat dat in het voorjaar gebeurt, in ieder geval rond het moment dat wij met de voortgangsrapportage over het realisatieplan komen.

De heer Oskam (CDA): Prima!

Ik heb nog genoteerd dat de Minister heeft toegezegd dat het voor 1 april allemaal is gefikst met die leidinggevenden en de teams.

Minister Opstelten: 1 april, ja.

De heer Oskam (CDA): Dat heb ik dus ook genoteerd.

Ik weet niet of het dezelfde is, maar er is ook nog een toezegging geweest over het op peil houden van de sterkte van het korps in relatie tot de instroom bij de Politieacademie. De Minister moet in de gaten houden dat die in ieder geval op die 49.500 blijft voor de komende jaren, maar misschien is dat dezelfde toezegging.

Minister Opstelten: Ja.

De heer Oskam (CDA): Hartstikke goed.

Ik heb ook nog genoteerd dat de Minister over het lokaal maatwerk heeft gezegd: zij hebben de ruimte om ook zelf invulling te geven aan dat lokale maatwerk. Dat vind ik een belangrijke toezegging, zeker naar die burgemeesters toe.

Minister Opstelten: Dat is geen toezegging. Dat staat in de wet.

De heer Oskam (CDA): Ik probeer het gewoon.

De voorzitter: Het is leuk geprobeerd, maar het is geen toezegging.

Minister Opstelten: Nee, afgewezen! Het is alsof het iets nieuws is. Ik gun de heer Oskam veel, maar wel de dingen die terecht zijn.

De voorzitter: Volgende week dinsdag 25 november zijn de stemmingen over de moties. De stemmingen over eventuele amendementen vinden plaats tegelijk met de stemmingen over de begroting op donderdag 27 november.

Ik dank de Minister, zijn ambtenaren, de mensen op de publieke tribune en uiteraard mijn collega's voor dit overleg.

Sluiting 19.31 uur.

Volledige agenda

1. Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015 Kamerstuk 34 000 VI – Begroting d.d. 16-09-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

2. Aanbieding rapport «Etnisch profileren in Den Haag? Een verkennend onderzoek naar beslissingen en opvattingen op straat» van de Universiteit Leiden

Kamerstuk 29 628, nr. 457 – Brief regering d.d. 16-06-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

3. Zorg, nazorg en rechtspositie politiemedewerkers met PTSS vergeleken met die van defensiemedewerkers

Kamerstuk 29 628, nr. 458 – Brief regering d.d. 18-06-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

4. Reactie op het rapport van de Universiteit Leiden over etnisch profileren door de politie in de eenheid Den Haag

Kamerstuk 29 628, nr. 463 – Brief regering d.d. 09-07-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

5. Beheerplan 2015 van de Nationale Politie

Kamerstuk 29 628, nr. 465 – Brief regering d.d. 16-09-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

6. Werkprogramma 2015 van het adviescollege Review Board Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie

Kamerstuk 29 628, nr. 466 – Brief regering d.d. 16-09-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

7. Coulanceregeling PTSS voor (ex)politiemedewerkers

Kamerstuk 29 628, nr. 468 – Brief regering d.d. 26-09-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

8. Aanbieding onderzoeksrapport «Over de grens: een empirische studie naar arbeidsgerelateerd geweld tegen politiemensen in werk- en privétijd»

Kamerstuk 29 628, nr. 469 – Brief regering d.d. 07-10-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

9. Reactie op het bericht dat de recherche geen overuren meer betaald krijgt

Kamerstuk 29 628, nr. 470 – Brief regering d.d. 07-10-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

10. Voortgangsbrief politie

Kamerstuk 29 628, nr. 474 – Brief regering d.d. 06-11-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

11. Aanbieding van en beleidsreactie op de TNO rapportage Langdurig verzuim bij de Nederlandse politie

Kamerstuk 29 628, nr. 473 – Brief regering d.d. 06-11-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

12. Stand van zaken van een aantal onderwerpen en toezeggingen gedaan bij het AO Politieonderwerpen van 18 juni 2014

Kamerstuk 29 628, nr. 475 – Brief regering d.d. 11-11-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

13. Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015, onderdeel Politie (begrotingsartikel 31)

Kamerstuk 34 000 VI, nr. 10 – Brief regering d.d. 13-11-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

14. Beleidsreactie op het onderzoeksrapport «Over de grens: een empirische studie naar arbeidsgerelateerd geweld tegen politiemensen in werk- en privétijd»

Kamerstuk 29 628, nr. 476 – Brief regering d.d. 13-11-2014

Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven