29 628 Politie

Nr. 476 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2014

In vervolg op mijn brief van 7 oktober 20141, treft u hierbij mijn beleidsreactie aan op het onderzoeksrapport «Over de grens; Een empirische studie naar arbeidsgerelateerd geweld tegen politiemensen in werk- en privétijd». Dit onderzoek is uitgevoerd door de Politieacademie in opdracht van de korpschef van de Nationale Politie. Ik waardeer dit initiatief van de korpschef en ik onderschrijf de noodzaak ervan. Het onderzoek toont aan dat het aantal problematische geweldsaanwendingen tegen de politie in aantal minder groot is dan vooraf gedacht maar de ernst ervan is onverminderd groot en ik acht dit onacceptabel.

1. Context en opzet van het onderzoek

Een deel van het politiepersoneel krijgt zowel tijdens het werk als in hun privéleven te maken met bedreiging en intimidatie. Deze geweldsuitingen zijn arbeidsgerelateerd en komen voort uit politiewerkzaamheden of uit het feit dat iemand bij de politie werkt. Eerdere onderzoeken van politievakorganisatie ACP en van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) gaven reeds meer zicht op het fenomeen geweld tegen politieambtenaren en waren aanleiding om nader kwantitatief en kwalitatief onderzoek ter zake te verrichten.

Het onderzoek «Over de grens» is een vervolg op bovengenoemde onderzoeken, en heeft zich gericht op de vraag hoe vaak politiemedewerkers het afgelopen jaar geconfronteerd zijn met arbeidsgerelateerd geweld tijdens het politiewerk en in privétijd en wat de gevolgen hiervan zijn voor de privésfeer. Hiertoe zijn kwantitatieve en kwalitatieve analyses uitgevoerd. Ten behoeve van het kwantitatieve deel van het onderzoek is een enquête uitgezet onder 6.000 politiemedewerkers; 3.096 politiemedewerkers hebben deze uiteindelijk ingevuld (respons 51,6%). De respondentenpopulatie is daarmee dermate representatief, dat in plaats van «respondent» net zo goed «politiemedewerker» kan worden gelezen. In het kwalitatieve deel over de beleving van politiemedewerkers zijn 23 casus beschreven, zijn politiemedewerkers geïnterviewd en zijn twee expert-bijeenkomsten belegd. Tenslotte is gebruik gemaakt van het WODC-onderzoek uit 2013.

2. Uitkomsten/conclusies van het onderzoek

Tijdens het politiewerk kreeg 32,8% van de politiemedewerkers het afgelopen jaar te maken met arbeidsgerelateerd geweld. Van deze groep politiemedewerkers werd 21,4% geconfronteerd met een in alle ernst gedane geweldsdreiging en 19,7% incasseerde fysiek geweld. Ruim 10% rapporteerde dreigementen om de privésfeer op te zoeken.

Bijna 14% van de politiemedewerkers kreeg buiten werktijd te maken met arbeidsgerelateerd geweld. Dit relatief hoge percentage wordt veroorzaakt doordat politiemedewerkers in privétijd frequent te maken krijgen met schelden (10,2%). Het overige geweld blijft hierbij volgens de onderzoekers ver achter, bijvoorbeeld vernieling of beschadiging van eigendommen (2,6%) en in alle ernst gedane geweldsdreigingen (1,9%).

Ruim 90% van de slachtoffers rapporteert geen of geringe invloed op de taakuitoefening of op de privésituatie. Van alle politiemedewerkers meldt 1,1% een sterke negatieve invloed van arbeidsgerelateerd geweld op de taakuitoefening of op de privésituatie. Hoewel dit percentage laag lijkt, betekent dit de facto dat er op jaarbasis enkele honderden geweldscasus spelen met een (zeer) sterke invloed op de taakuitoefening of privésituatie.

Onder de politiemedewerkers overheerst tevredenheid over de organisatorische reactie op het arbeidsgerelateerd geweld. Hiermee wordt bedoeld: de reactie van de leidinggevende, de aanpak van de daders door de politie, en het collegiale netwerk als belangrijke steun in de rug. Politiemedewerkers zijn minder tevreden over de aanpak van de daders (55,9% van de slachtoffers) en over de terugkoppeling hierover door het OM (58,7%). Over de strafmaat voor de daders bestaat eveneens ontevredenheid.

3. Beleidsreactie

Kijkend naar de eerdere onderzoeken lijkt de omvang van arbeidsgerelateerd geweld – ook in relatie tot de privésfeer – op basis van het onderzoek «Over de grens» kleiner te zijn dan gedacht, maar is nog steeds omvangrijk te noemen. En ik focus mij niet uitsluitend op de omvang van arbeidsgerelateerd geweld; ook de aard is relevant. Achter de cijfers gaan gebeurtenissen schuil, waar ik met afschuw kennis van neem. Dergelijke incidenten hebben niet alleen impact op de politiemedewerker zelf, het kan ook van invloed zijn op zijn/haar naasten. Dit zijn gebeurtenissen die niet getolereerd kunnen worden.

Politiemedewerkers moeten op een veilige en integere manier hun werk kunnen doen. Personen die dergelijk geweld tegen onze politiemensen gebruiken, worden aangepakt. Ook staat de politiewerkgever aan de lat voor adequate rugdekking van en zorg voor haar personeel en naasten. Daarnaast is het zo dat geweld is verweven met het politievak. Politiemensen moeten daarom goed opgeleid en voorbereid worden voor verschillende geweldssituaties.

Het onderzoek «Over de grens» heeft een aantal aanbevelingen opgeleverd. In het onderstaande zal ik themagewijs uiteenzetten in hoeverre deze worden overgenomen en welke verbetermaatregelen thans in gang zijn gezet dan wel zullen worden gezet. Hierbij zal ik ook terugkomen op een aantal toezeggingen die ik met betrekking tot geweld tegen politieambtenaren heb gedaan in mijn brief aan uw Kamer van 14 april 20142 en in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Oskam van 13 juni 20143.

a. Integrale aanpak Geweld Tegen Politieambtenaren

Het is van wezenlijk belang dat de politieorganisatie en politiemedewerkers professioneel met geweld kunnen omgaan in de ruime zin van het woord. Het gaat dus om zowel goed werkgeverschap als om professioneel optreden. Naast goede zorg voor medewerkers die met geweld te maken hebben gekregen, is het uiteraard ook belangrijk dat de politieprofessional proactief en preventief kan optreden in verschillende situaties waarin geweldsuitingen aan de orde zijn.

In dat licht heeft de politie afgelopen zomer het Actieplan Geweld Tegen Politieambtenaren (GTPA) vastgesteld. Dit actieplan gaat uit van een integrale benadering en streeft ernaar om samenhang aan te brengen in de maatregelen gericht op:

  • Ondersteuning van en zorg voor medewerkers (en hun naasten) en leidinggevenden:

    Voortijdige onderkenning dat medewerkers en naasten bijstand nodig hebben is belangrijk. Ook leidinggevenden spelen hier een centrale rol in. Om dat goed te regelen worden bij de nationale politie conform het actieplan GTPA de betreffende richtlijnen geharmoniseerd. Hierbij is dreiging in de privésfeer een apart speerpunt. Best practices worden geïnventariseerd en worden opgenomen in de richtlijnen. In 2015 zullen via een pilot deze richtlijnen, inclusief de multidisciplinaire ondersteuning, worden geëvalueerd en – waar nodig – worden bijgesteld;

  • Preventie en leren van geweldsincidenten:

    Het voorkomen van geweld en leren van incidenten wordt onder meer gerealiseerd door inbedding van GTPA in het politieonderwijs (kennis en beroepsvaardigheden), evaluatie van incidenten, en communicatie en bewustwordingscampagnes. Ook zal via korpsbrede communicatie het belang van registeren extra worden benadrukt. Daarnaast zal de aard en omvang van geweld tegen politieambtenaren gevolgd worden via de periodieke Medewerkersmonitor, waarin agressie en geweld aan bod komen;

  • Gericht optreden tegen daders:

    De politie zal (in samenwerking met OM) hoge prioriteit geven aan opsporing en vervolging, slachtoffers en werkgevers worden goed geïnformeerd, en er wordt op toegezien dat het lik op stuk beleid zoveel mogelijk wordt toegepast.

De in dit actieplan opgenomen maatregelen sluiten aan op de uitkomsten van het onderzoek «Over de Grens» alsmede op die van het ACP-onderzoek. Op dit moment geeft de politie reeds uitvoering aan het actieplan GTPA.

b. Superspecialisten

De onderzoekers bevelen nadrukkelijk de beschikbaarheid van zogenoemde superspecialisten aan. Aan deze aanbeveling wordt tegemoet gekomen doordat de functionaliteit van de superspecialist in de brede versterking van het GTPA-proces wordt verankerd hetgeen eind 2014 gerealiseerd zal zijn. De direct leidinggevende behoudt onveranderd een centrale rol en verantwoordelijkheid, ook in het geval van dreiging in de privésfeer. Ten aanzien van de herpositionering van de functie van casemanager binnen de organisatie, wordt onderzocht hoe medewerker en leidinggevende in gevallen van geweldsuitingen optimaal en multidisciplinair ondersteund kunnen worden. Bij die ondersteunende rol hoort een directe lijn met de portefeuillehouder in de eenheidsleiding. Om die ondersteunende rol goed inhoud te kunnen geven zal landelijk en periodiek overleg plaats vinden waarin casuïstiek en de succesvolle aanpak zal worden uitgewisseld. De functionaliteit van de door de onderzoekers aanbevolen superspecialisten wordt hiermee duurzaam geborgd binnen de politie.

c. Opsporing en vervolging van daders

Ik heb goede nota genomen van de kritische geluiden die onder de respondenten bestaan over het optreden door het OM bij arbeidsgerelateerd geweld. Er is ontevredenheid over de aanpak van de daders en de terugkoppeling hierover door het OM, alsmede over de strafmaat voor de daders.

Het College van procureurs-generaal heeft naar aanleiding van het onderzoek «Over de grens» al aangegeven met de Korpsleiding in gesprek te willen, om te onderzoeken wat de concrete knelpunten zijn die politiemensen ervaren. Met name in de terugkoppeling door het OM in strafzaken met politieambtenaren waartegen geweld is gepleegd, valt nog winst te behalen. In dit gesprek komt ook aan de orde of en in hoeverre de werkwijze en begeleiding bij het OM van meerwaarde kan zijn bij de politie, zie ook mijn brief aan de Tweede Kamer van 14 april 2004. Daarnaast heb ik tijdens het AO Veilige Publieke Taak van 28 oktober jl. toegezegd om met politie en OM in gesprek te gaan over de mogelijkheden voor de inzet van speciale teams voor geweld tegen werknemers in een publieke functie. Aannemelijk is namelijk dat dit soort daders nog meer delicten pleegt dan dit geweld. Een dergelijke werkwijze zou kunnen leiden tot veroordelingen die (veel) hoger uitvallen dan bij een «los» geweldsdelict.

Dit overleg zal zo spoedig mogelijk plaatsvinden. Ik zal te zijner tijd de Tweede Kamer informeren over de uitkomsten daarvan.

Ten aanzien van de strafmaat, wijs ik erop dat thans het maximale dat gedaan kan worden, ook wordt gedaan. De strafverhoging van 200% wordt door het OM altijd meegenomen en de uiteindelijke strafeis is het resultaat van diverse wegingsfactoren. Ik heb de Tweede Kamer daar over geïnformeerd middels mijn brief van 21 mei 2014 ter zake van het vervolg op het onderzoeksrapport «Strafvordering bij geweld tegen kwalificerende slachtoffers: een replicatie-studie».4

d. Registratie GTPA

Een gedegen registratie van geweld tegen politieambtenaren is om meerdere redenen van belang. Politiemedewerkers die met arbeidsgerelateerd geweld te maken hebben gekregen, willen graag op de hoogte blijven van de strafrechtelijke vervolging van daders. Daarnaast is registratie een adequaat middel om zicht te kunnen krijgen op wie precies geweld tegen politieambtenaren pleegt (dadertypologie). In dat kader is een speciale GTPA applicatie toegevoegd aan de ICT-prioriteiten van de politie. Het realiseren van een nationale en eenduidige applicatie is een maatregel die ook is opgenomen in het Actieplan GTPA. De eerste stap hiertoe is het realiseren van een tussenoplossing voor het optimaliseren van de registratie gepland vóór 1 januari 2015. De uiteindelijke applicatie zal ook samenhang aanbrengen op verschillende thema´s rond geweld en politieambtenaren. Daderinformatie, ook bij bedreigingen in de privésfeer sfeer maakt daar onderdeel vanuit. Met dit laatste punt wordt gevolg gegeven aan de toezegging die ik heb gedaan in de beantwoording van de kamervragen van het lid Oskam van 13 juni jongstleden. In 2015 zal eveneens een voorziening worden gerealiseerd om een eerste melding beterl te faciliteren en te registreren.

e. Kennisontwikkeling en opleiding

Politiemensen moeten in staat worden gesteld om geweld te voorkomen, zich erop voor te bereiden en – passend bij de betreffende situatie – te kunnen handelen. Dit sluit aan op de integrale benadering die de nationale politie voorstaat. Opleiding en bewustwording zijn in dit verband noodzakelijk.

Op grond van het actieplan GTPA wordt onder meer uitvoering gegeven aan de borging en inhoud van GTPA als onderwijsthema, in samenwerking met de Politieacademie. GTPA wordt opgenomen in het initieel onderwijs en in het leiderschapsonderwijs. Arbeidsgerelateerd geweld in de privésfeer zal daarin mee worden genomen. De opleidingsmodulen zijn onderdeel van het actieplan en zijn naar verwachting in 2014 ontwikkeld. Deze opleidingsmodulen worden verplicht onderdeel van het curriculum.

In het landelijk overleg met de portefeuillehouders uit de eenheden en de casemanagers GTPA wordt aan de borging van beleid naar uitvoering inhoud gegeven, door een leercyclus tot stand te brengen. Deze leercyclus strekt zich uit van proactie, preventie, preparatie, repressie tot zorg en maakt het mogelijk om op die terreinen te versterken en te ontwikkelen waar nodig. Gedegen evaluatie van casuïstiek en succesvol optreden wordt benut bij de leercyclus. Beschouwing en evaluatie van individuele casuïstiek vindt plaats tussen leidinggevende en betrokkene. De rol en eigen verantwoordelijkheid van de betrokkene maakt daar onderdeel van uit.

4. Eindconclusie

De uitkomsten van het onderzoek «Over de grens» bevestigen dat het fenomeen geweld tegen politieambtenaren permanente aandacht vereist. Dergelijke geweldsuitingen tegen de politie komen voor, maar dat betekent niet dat wij die kunnen accepteren.

De verbeteringen die thans binnen de nationale politie in gang zijn en worden gezet sluiten aan op de uitkomsten van de verschillende onderzoeken ter zake. Met de integrale aanpak zoals eerder geschetst, neemt de politie nadrukkelijk de verantwoordelijkheid voor haar mensen.

Voorts verwacht ik een constructief overleg tussen het OM en de korpsleiding van de nationale politie, waarin goed gekeken zal worden naar de kritische punten die politiemedewerkers naar voren hebben gebracht over het optreden van het OM.

Vanzelfsprekend blijf ik over het GTPA-dossier voortdurend in overleg met de politievakorganisaties, om te toetsen of het in gang gezette beleid naar behoren functioneert, bijstelling behoeft, en in voldoende mate aansluit op de voorstellen die in het ACP onderzoek naar voren zijn gebracht. In aanvulling hierop zal ik – waar nodig – tevens de eventuele aanbevelingen van het nog te verschijnen rapport van de Arbeidsinspectie ter zake de aanpak van geweld tegen politieambtenaren betrekken.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Zie Kamerstuk 29 628, nr. 469

X Noot
2

Zie Kamerstuk 29 628, nr. 450

X Noot
3

Zie Aanhangsel Handelingen II 2013/14, nr. 2238

X Noot
4

Zie Kamerstuk 28 684, nr. 406

Naar boven