34 000 VI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2015

Nr. 10 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 november 2014

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

De vragen zijn op 20 oktober 2014 voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Bij brief van 13 november 2014 zijn ze door de Minister van Veiligheid en Justitie beantwoord.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie, Jadnanansing

De adjunct-griffier van de commissie, Hessing-Puts

Vraag 1.

In hoeverre acht de regering de ambitieuze begroting van de nationale politie realistisch en haalbaar zoals gesteld in de begroting van de nationale politie 2015–2019?

De uitvoering van de begroting 2015 wordt realistisch en haalbaar geacht. Dat betekent niet dat het uitvoeren van deze begroting een eenvoudige opgave is. De politie kent een te hoge bezetting in de operationele sterkte, die moet worden afgebouwd tot het niveau dat betaalbaar is. Tevens zijn in de begroting ombuigingsdoelstellingen verwerkt in de niet operationele sterkte. Ik spreek de korpschef hier periodiek over. De korpschef stuurt hier strak op en rapporteert mij hierover.

Vraag 2.

Welke stappen worden concreet gezet in de uitvoering en realisatie van de plannen voor het ICT-dossier in 2015, zoals beschreven in beheerplan nationale politie 2015?

De plannen voor het ICT-dossier in 2015 zijn uitgewerkt in het bijgestelde Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie. Uw Kamer wordt halfjaarlijks geïnformeerd over de beoogde en behaalde resultaten van het Aanvalsprogramma. Op de rol voor 2015 staat onder meer de verdere uitrol van smartphones voor onder andere Mobiel Effect Op Straat, aansluiting van de politie op Centrale Voorziening Executieketen, E-briefing, centralisering van technische ICT-voorzieningen, afronding van consolidatie van de bedrijfsvoeringssytemen en upgrade van werkplekken naar Windows 7 en Office 2013.

Vraag 3.

Wat houdt de verschuiving in van 31 miljoen euro in 2015 en 2016 binnen de begroting van de nationale politie van 31 miljoen euro in 2015 en 2016?

Dit betreft een verschuiving binnen het budgettaire kader van de politie. Het totale bedrag dat de politie ontvangt in de jaren 2015 en 2016 wijzigt niet. Door de verschuiving sluit de budgettering beter aan op de kosten die de politie in 2015 en 2016 verwacht.

Vraag 4.

Betekent het terugbrengen van de overbezetting in operationele sterkte in de toekomst minder blauw op straat?

Met uw kamer en het gezag is een operationele sterkte van 49.500 fte, afgesproken. Deze afspraak, inclusief blauw op straat, staat. Op dit moment heeft de politie echter een hogere sterkte die structureel niet betaalbaar is. Deze overbezetting neemt geleidelijk af om de Nationale Politie betaalbaar te houden.

Vraag 5.

Valt blauw op straat ook onder de overbezetting in de zin van personele overbezetting door de late personele reorganisatie en de substantiële overbezetting in de operationele sterkte?

Blauw op straat maakt onderdeel uit van de operationele sterkte. Een deel van de overbezetting betreft de operationele sterkte. De operationele sterkte van de politie zakt niet onder de met uw kamer en het gezag afgesproken 49.500 fte.

Vraag 6.

Wat houden de voorzieningen in uit het beheerplan nationale politie 2015 die voor specifieke doelgroepen getroffen worden? Zijn die gericht op uitstroom?

De voorzieningen betreffen de flankerende voorzieningen uit de reorganisatiebepalingen van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) en de Regeling Landelijk Sociaal Statuut (Regeling LSS): Loonsuppletie (art 55t Barp); Vertrekstimuleringspremie (art 55y Barp); Kwijtschelding terugbetalingsverplichting (art 55z Barp); Outplacement (art 15 Regeling LSS); Opleidingskosten (art 16 Regeling LSS); Verhuiskosten en reiskosten woon-werkverkeer (art 17 Regeling LSS); Sollicitatieverlof (art 20 Regeling LSS); Ontheffing van werkzaamheden (artikel 55aa). Deze voorzieningen zijn gericht op uitstroom.

Vraag 7.

Kan een toelichting worden gegeven op het Strategisch Vervoersplan van de nationale politie?

Om te komen tot een efficiënter en effectiever voertuigenbeleid voor de politie, wordt momenteel het Strategisch Vervoersplan ontwikkeld. Hierin zullen landelijke beleidskaders worden vastgesteld, de huidige kosten en gebruik van dienstvoertuigen in beeld worden gebracht en landelijke normen worden opgesteld.

Middels het Strategisch Vervoersplan wordt toegewerkt naar een juiste beschikbaarheid per categorie voertuigen voor de verschillende taken van de politie. Naast standaardisatie, wordt de komende jaren ingezet op het verjongen van het wagenpark en het beheersen en verminderen van de integrale wagenparkkosten.

Vraag 8.

Kan de politie criminelen met snelle vluchtauto’s nog wel bijbenen nu het beleid is gericht op een kleiner, jonger en goedkoper voer- vaar- en vliegtuigpark?

Door efficiënter om te gaan met de begroting van het wagenpark kan worden bespaard op voer- en vaartuigen die uitsluitend gebruikt worden voor vervoersbewegingen van A naar B. Het verjongen en verkleinen is met name van toepassing op deze categorie voertuigen. Deze besparing biedt deels ruimte om ook in de toekomst in te kunnen blijven spelen op de ontwikkelingen voor voer-, vaar- en vliegtuigen ten behoeve van interventiedoeleinden. Dit zorgt ervoor dat er blijvend op een efficiënte en effectieve manier kan worden opgetreden bij extreme gevaarzetting, bijvoorbeeld in het geval van criminelen met snelle vluchtauto’s.

De noodzaak aan snelle voer-, vaar- en vliegtuigen wordt daarnaast afgezet tegen de behoefte aan andere middelen die dit soort acties helpen voorkomen. Vanuit dat perspectief zal de politie het effect van snelle voertuigen continue toetsen aan de gewenste aanpak. Ook dit draagt bij aan een efficiënte inzet.

Vraag 9.

Wanneer is de 0-meting ten aanzien van de Landelijke Meldkamer Organisatie (LMO) bekend?

Het eindrapport van de nulmeting is voorzien voor januari 2015.

Vraag 10.

Is een verbetering van de inkoopfunctie voldoende om het risico op financiële onrechtmatigheden te beperken, naast een landelijke aanbestedingskalender en centralisering, gezien het feit dat recentelijk nog vijf personen geschorst zijn?

Met mijn brieven van 19 september en 14 oktober jongstleden (Kamerstukken II, vergaderjaar 2014–2015, 29 628, nrs. 467 en 471) ben ik ingegaan op het lopende verbeterprogramma van de inkoopfunctie van de nationale politie en de aanvullende maatregelen die recent genomen zijn. Dit is voldoende om financiële onrechtmatigheid te bestrijden. Ik merk hierbij op dat de financiële onrechtmatigheid uit de jaarrekening geen verband heeft met de schorsing van politiefunctionarissen waaraan in de vraag wordt gerefereerd. De financiële onrechtmatigheid wordt grotendeels veroorzaakt door het niet naleven van Europese aanbestedingsregels, bijvoorbeeld wanneer uit operationele noodzaak een product wordt aangeschaft waarvoor geen lopend contract meer is en waarvan de nieuwe aanbesteding die moet leiden tot een nieuw contract nog niet is afgerond.

Vraag 28.

Hoeveel lokale bestuurders, officieren van justitie en districtchefs zijn geraadpleegd bij het opstellen van de Veiligheidsagenda? Kan dit per provincie of per regionale eenheid worden aangegeven?

De gezagen zijn als volgt geraadpleegd: in alle tien de regionale eenheden is de veiligheidsagenda op een regionaal bestuurlijk overleg geagendeerd geweest. Ook binnen het OM is breed afgestemd met o.a. de hoofdofficieren, plv hoofdofficieren en hoofden beleid & strategie van de parketten. Meer specifiek is ten aanzien van de doelstelling voor de high impact crimes van lokaal af tot een gemeenschappelijke doelstelling op nationaal niveau gekomen.

Vraag 30.

Ligt de reorganisatie van de nationale politie op schema? Kunnen de basisteams en de districtsrecherche per 1 januari 2015 in werking treden?

Voor het antwoord verwijs ik naar de voortgangsbrief politie die ik uw Kamer op 6 november jl. onlangs heb toegezonden.

Vraag 31.

In hoeverre wordt er bij de vaststelling van de nationale gemeenschappelijke prioriteiten eerst aandacht besteed aan de lokale prioriteiten en benodigde politiesterkte? Kunnen concrete voorbeelden per gemeente of per regionale eenheid worden gegeven?

De veiligheidsagenda is in afstemming met het gezag en politie opgesteld. Op deze wijze is invulling gegeven aan een belangrijk uitgangspunten van deze veiligheidsagenda, namelijk dat deze complementair is aan de lokale veiligheidsplannen. De prioritering van de inzet van politie geschiedt onder verantwoordelijkheid van het gezag en komt in de lokale driehoeken tot stand. De veiligheidsagenda met daarop de landelijke prioriteiten laat voldoende ruimte voor andere, lokale prioriteiten.

Vraag 32.

Wat zijn de topprioriteiten van het kabinet binnen de Veiligheidsagenda?

De veiligheidsagenda kent geen onderscheid in prioriteiten en topprioriteiten. Op alle thema’s die in de veiligheidsagenda worden genoemd zijn concrete ambities geformuleerd.

Vraag 33.

Hoeveel topprioriteiten, naast de aanpak van georganiseerde drugscriminaliteit, zijn er in 2015? Welke zijn dat?

Voor de periode 2015–2018 heb ik in de veiligheidsagenda de volgende 6 prioriteiten vastgesteld: 1.versterken aanpak ondermijnende criminaliteit; 2. bestrijden cybercrime; 3. aanpak horizontale fraude; 4. bestrijding kinderporno; 5. high impact crime; 6. afpakken wederrechtelijk verkregen vermogen.

Vraag 41.

Hoe groot is de capaciteitsuitbreiding op het gebied van de bestrijding van cybercrime bij de landelijke eenheid en is deze inmiddels volledig gerealiseerd?

De eerste uitbreiding heeft plaatsgevonden in 2012 en de tweede werd eind 2013 afgerond. Dit jaar is een derde tranche geworven. Deze selectieprocedure is recent afgerond. Momenteel heeft Team High Tech Crime 83 FTE, verdeeld over 1 Algemeen team en 2 tactische teams. Met de laatste werving komt er nog 1 volledig tactisch team bij. Op deze manier zal er tegen het eind van 2014 een capaciteitsuitbreiding tot 119 fte bereikt zijn. 1 december 2014 vindt de laatste, geplande instroom van dit jaar plaats. De bezetting is dan naar verwachting 111 fte. Voor een aantal vacatures van de beoogde 119 fte kon helaas nog geen geschikte kandidaten worden geselecteerd.

Vraag 43.

Zijn er naast cybersecurity, asiel en migratie, drugscriminaliteit en mobiel banditisme andere Nederlandse prioriteiten op het gebied van internationale politiële samenwerking? Welke dan en hoe wordt hier vorm aan gegeven?

In de veiligheidsagenda 2015–2018 staan zes prioritaire thema’s centraal (zie het antwoord op vraag 33). Dit omvat ook de internationale dimensie van deze thema's. In de internationale samenwerking zet de nationale politie haar capaciteiten en middelen zoveel mogelijk in op de 16 geprioriteerde landen.

Vraag 49.

Hoeveel extra agenten zijn er nodig om het aantal handhavingsacties te laten stijgen? Wat zijn hiervan de kosten?

Het stijgen van het aantal handhavingsacties wordt gedaan binnen de bestaande politiecapaciteit en binnen de bestaande politiebegroting.

Vraag 50.

Hoeveel geld en capaciteit wordt ingezet voor de internationale politiesamenwerking? Kan dit per land of instantie waarmee wordt samengewerkt worden uiteengezet?

De internationale politiesamenwerking is sterk en in toenemende mate verweven met politiewerk en voor veel politiemensen dagelijkse praktijk. Dit kan variëren van het opvragen van bijvoorbeeld voertuiggegevens in het buitenland, opvolging geven aan buitenlandse rechtshulpverzoeken tot grootschalige internationale opsporingsonderzoeken. Het is niet mogelijk om een splitsing te maken, in geld en capaciteit, welk deel van het operationele politiewerk nationaal is en welk deel internationaal. In het inrichtingsplan van de nationale politie is 408,8 fte specifiek opgenomen die zich volledig bezig houden met internationale werkzaamheden. Deze fte zijn verdeeld over de 10 regionale eenheden (214,8) de Landelijke Eenheid (177) en de Korpsleiding (13). Verder heeft de Minister van VenJ een beleidskader landenbeleid internationale politiesamenwerking vastgesteld. Binnen dit kader zijn de landen vastgesteld landen waarmee de criminaliteitsrelatie met Nederland aanzienlijk tot hoog is en waarmee de Nederlandse politie strategische betrekkingen onderhoudt ten behoeve van een zoveel mogelijk afgestemde aanpak van de betreffende criminaliteitsstromen. Het betreft zowel landen binnen de EU als daarbuiten. Het Ministerie van VenJ stelt voor dit landenbeleid € 1.200.000. ter beschikking voor 2015. Per land worden doelstellingen vastgesteld t.b.v. de operationele, en ondersteunend daaraan, niet-operationele samenwerking.

Vraag 51.

Wat is de Nederlandse financiële bijdrage aan Europol respectievelijk Interpol?

In 2010 is Europol een EU agentschap geworden. Sinds dan leveren lidstaten geen financiële bijdrage meer aan Europol maar worden de kosten voor Europol gedekt uit het EU-budget. De jaarlijkse financiële bijdrage aan Interpol bedraagt € 1.229.976.

Door een nieuwe verdeelsleutel zal Nederland aanzienlijk minder gaan betalen aan Interpol contributie (-15%) in 2015 en 2016.

Vraag 52.

Aan hoeveel handhavingsacties neemt de politie nu deel? Met welk aantal moet dit stijgen en op welke termijn?

Er vindt op dit moment een nulmeting plaats van het aantal handhavingsacties dat in 2014 plaatsvindt. Op basis van deze nulmeting zal de doelstelling voor 2015 en verder bepaald worden.

Vraag 58.

Hoeveel politiecapaciteit is doorgeschoven naar Brabant en Zeeland sinds 2010?

Met de herijking van het verdeelsysteem is de verdeling van de operationele sterkte gewijzigd ten opzichte van de stand op 31 december 2010. Voor de toenmalige politiekorpsen in Brabant en Zeeland betekende dit opgeteld een toename van de operationele sterkte met in totaal 140 fte. De betreffende cijfers zijn uw kamer medegedeeld in mijn brief van 24 maart 2011 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 29 628, nr. 239). De toedeling van politiecapaciteit aan Brabant en Zeeland is sindsdien niet gewijzigd. Met de feitelijke operationele sterkte is dit gerealiseerd. Sindsdien is er soms sprake van tijdelijke bijstand.

Vraag 59.

Hoeveel politiecapaciteit wordt doorgeschoven in 2015? Van welke regionale eenheden naar welke regionale eenheden wordt er doorgeschoven? Wat is hiervan de reden?

Wanneer er bij de vorming van de nieuwe politieorganisatie taken verschuiven tussen onderdelen van de politie dan schuift de bijbehorende politiesterkte mee. Deze verschuivingen zijn al in het inrichtingsplan opgenomen dat met uw Kamer is besproken (Kamerstukken 29 628 nr. 322). Bij het realiseren van de inrichting worden deze verschuivingen gematerialiseerd.

Vraag 62.

Hoe wordt tijdens de opleiding van agenten aandacht besteed aan cybercrime? Hoeveel mensen zijn er in dit kader afgelopen jaar opgeleid voor de eenheden?

Op het gebied van cybercrime zijn er in totaal 83 kernopgaven of trainingen die worden aangeboden bij de Politieacademie. In 2014 zijn er tot nu toe 957 politiemedewerkers die één van deze kernopgaven of trainingen hebben gevolgd of nog volgen.

Vraag 63.

Op welke manier wordt de effectiviteit van de aanpak van cybercrime in kaart gebracht? Hoe wordt daarbij invulling gegeven aan en rekening gehouden met de ingezette capaciteit, het aantal aangehouden verdachten, de inbeslaggenomen goederen en geld en het aantal zaken waarin vervolging wordt ingesteld?

In het jaarverslag wordt in het kader van de Veiligheidsagenda door de politie gerapporteerd over de aanpak van cybercrime. Het terugdringen van cybercrime vindt plaats door het vergroten van de weerbaarheid en het treffen van preventieve maatregelen en door het intensiveren van de strafrechtelijke aanpak van cybercrime door het aanpakken van meer zaken. Op dit laatste punt heb ik met de politie beleidsdoelstellingen afgesproken. Dit betekent een toename van het aantal cybercrime-onderzoeken naar 360 onderzoeken in 2018 en een toename van het aantal complexe zaken waaronder minstens 20 zaken door het Team High Tech Crime. Deze afspraak is tot stand gekomen met inachtneming van capaciteitsgroei van het Team High Tech Crime van de afgelopen jaren en de opbouw in de eenheden van de politie in de aankomende jaren.

Vraag 65.

Op welke wijze wordt de versterkte aandacht voor cybercrime naar het niveau van alle eenheden verhoogd?

Dit wordt gedaan door in te zetten op bewustwording en toerusting van de medewerkers. Dit vindt onder meer plaats door opleidingen en versterking van het digitale werkproces, maar ook door instroom en doorstroom van personeel met digitale expertise. De Veiligheidsagenda 2015–2018 sluit hierop aan: de focus wordt verruimd van de aanpak van High Tech zaken op het niveau van de Landelijke Eenheid naar de aanpak van cybercrime op het niveau van alle eenheden.

Vraag 82.

Wat wordt verstaan onder interventies, waarvan het aantal in 2018 zal stijgen tot 700?

Interventies zoals opgenomen in de Veiligheidsagenda bij de aanpak kinderporno betreffen: proactieve opsporingsonderzoeken (het achterhalen van verdachten die niet in beeld komen via reguliere meldingen), reguliere opsporingsonderzoeken (hierbij is een volledig opsporingsonderzoek op zijn plaats vanwege bijvoorbeeld de relevante hoeveelheid of ernstiger vormen van strafbaar materiaal), eenvoudige onderzoeken (gericht op de inzet van voorwaardelijk sepot met behandeltraject en reclasseringstoezicht, toegepast in zaken waarbij sprake is van een verdenking van beperkte omvang en ernst, en een verdachte zonder relevante justitiële documentatie) en alternatieve interventies (gericht op een waarschuwing bij meldingen (uit buitenland) met een zwakke of geen verdenking).

Vraag 85.

Is het probleem al opgelost dat een zaak door de politie niet als onopgelost kan worden geregistreerd in het systeem en daarom vaak maar (deels) opgelost wordt ingevuld waardoor de ophelderingspercentages niet betrouwbaar zijn?

Dit probleem is opgelost. Alleen indien een zaak met een verdachte positief wordt afgerond bestaat terecht de verplichting deze zaak op opgelost te zetten.

Vraag 101.

Hoe wordt de terugkoppeling van twee weken na aangifte door de burger gewaardeerd?

Uit een kwaliteitsmeting in 2013 onder 1089 aangevers van woningbraken blijkt dat terugkoppeling binnen 2 weken leidt tot meer vertrouwen in de politie (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 29 628, nr. 404). Verder constateert de Inspectie VenJ in haar tweede onderzoek naar de vorming van de Nationale Politie (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 29 628, nr. 456) dat de politiemedewerkers aangeven veel waardering te krijgen van de burgers aan wie de terugkoppeling wordt gegeven.De politie ontwikkelt een dienstverleningsmonitor die structureel zal gaan meten wat de waardering van burgers is van de dienstverlening van de politie. De eerste resultaten worden uiterlijk eind 2015 verwacht.

Vraag 102.

Hoe snel krijgen slachtoffers van overvallen in de detailhandel een terugkoppeling?

Alle slachtoffers van overvallen krijgen binnen 2 weken na de aangifte een telefonische terugkoppeling over de voortgang van hun zaak.

Vraag 103.

Op welke termijn krijgen aangevers van andere delicten dan woninginbraken en straatroof persoonlijke terugkoppeling over hun zaak? Kan een overzicht worden gegeven van de gemiddelde terugkoppelingstermijn per soort delict?

De wijze waarop het slachtoffer wordt geïnformeerd is afhankelijk van de behoefte van het slachtoffer, de ernst van het delict en de vervolgacties die na de aangifte worden ondernomen. Slachtoffers van een high-impact crime (straatroof, woninginbraken, overvallen en geweld) krijgen een persoonlijke terugkoppeling binnen 2 weken na de aangifte over de voortgang van hun zaak. De telefonische terugkoppeling aan slachtoffers van geweld is dit jaar gefaseerd gestart, met een streefpercentage van 50% in 2014. Voor maatwerkzaken, zeden- en levensdelicten, wordt een familierechercheur ingeschakeld die slachtoffers gedurende het opsporingsonderzoek persoonlijk en voortdurend op de hoogte houdt van ontwikkelingen in hun zaak. Bij lichte en middelzware delicten waarbij de politie geen aanleiding heeft een opsporingsonderzoek te starten, ontvangt het slachtoffer bij aangifte een brief of folder waarin staat dat er geen vervolgacties worden ondernomen. Bij internetaangifte waarin geen opsporingsonderzoek wordt gestart wordt dit bericht digitaal verzonden. Naar slachtoffers van overige delicten wordt nu nog op verschillende manieren teruggekoppeld over het afzien van opsporing of het inzenden van het proces-verbaal. Ook verschilt de termijn van terugkoppeling per zaak. In 2015 wordt de terugkoppeling naar het slachtoffer geautomatiseerd in de vorm van een aangifte-volgservice. Dat betekent dat slachtoffers zelf op elk gewenst moment de status van hun aangifte kunnen bekijken.

Vraag 104.

Wanneer wordt de belofte gerealiseerd om aangevers van andere delicten dan woninginbraken en straatroof persoonlijk te informeren over de afloop van hun aangifte?

Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 103.

Vraag 110.

Waarom is het streven vanaf 2016 de ketenorganisaties van de politie slechts voor een belangrijk deel digitaal met elkaar te laten communiceren? Kan het niet geheel digitaal worden?

De strafrechtketen wordt van oudsher gekarakteriseerd door een omvangrijke papierstroom die in de vorm van allerlei processtukken door de verschillende betrokken partijen wordt gegenereerd. Daar komt bij dat allerlei externe partijen zoals advocatuur, burgers, kinderbescherming, slachtofferhulp en andere instanties afnemer zijn van (onderdelen) van die stroom. Resultaat is een complex administratief construct dat vele systemen en werkprocessen kent. Volledige digitalisering van de keten, vanaf de straat tot aan de tafel van de rechter, kan een grote verbetering bieden, zowel in de effectiviteit als in de efficiency van het werk. In een aantal tussenstappen zal uiteindelijke volledige digitalisering plaats gaan vinden. Dit is echter een langjarig en complex traject, dat gelet op het bijzondere karakter van het strafrecht zorgvuldig moet worden uitgevoerd.

Vraag 112.

Klopt het dat er is toegezegd dat er op de 5.000 inwoners minstens één wijkagent moet zijn? Is deze doelstelling gerealiseerd? In welke gemeenten wel en in welke gemeenten niet en waarom niet?

Landelijk gezien voldoet de politie aan de wettelijke norm zoals deze is opgenomen in de Politiewet 2012: gemiddeld is er ten minste één wijkagent werkzaam per 5.000 inwoners. De wettelijke norm is gesteld op eenheidsniveau, niet per gemeente. Op eenheidsniveau wordt de norm nog niet overal gehaald. Ik verwijs ook naar de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen hierover, inclusief de stand van zaken per eenheid (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nrs. 3007 en 3008).

Vraag 113.

Hoe is momenteel de aansturing van de bedrijfsinvoering van het politiedienstencentrum ingericht?

Wat betreft de aansturing van de bedrijfsinvoering van het politiedienstencentrum verwijs ik naar de voortgangsbrief politie, die ik uw Kamer recent heb toegezonden.

Vraag 114.

Hoeveel bezwaarschriften in het kader van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie zijn nog in behandeling? Wat is de kans dat dit tot verdere vertraging in de reorganisatie van de politie zal leiden?

Inmiddels zijn alle bezwaarschriften afgehandeld. Er zijn thans 2.600 beroepschriften in behandeling. De behandeling van de beroepschriften heeft geen verdere vertragende werking op de reorganisatie.

Vraag 115.

Wie voert de regie over de structurele vernieuwing en het toekomstbestendig maken van de politie-ICT? Welke communicatiediensten vallen hieronder? Zijn dit alleen alarmnummer 112 en communicatienetwerk C2000 of zijn dat ook andere middelen? Hoe wordt de politie-ICT toekomstbestendig gemaakt?

De korpschef voert als gemandateerd opdrachtgever regie over het toekomstbestendig maken van de politie ICT door de uitvoering van het bijgestelde Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie (Kamerstukken II, vergaderjaar 2013–2014, 29 628, nr. 426). Uw Kamer wordt halfjaarlijks geïnformeerd over de beoogde en behaalde resultaten van het Aanvalsprogramma. Het Aanvalsprogramma heeft alleen betrekking op de ICT van de politie, waaronder de monodisciplinaire communicatie-voorzieningen zoals (mobiele) telefonie en datacommunicatie. Het Aanvalsprogramma betreft niet de communicatie-voorzieningen 112 en C2000 en andere informatie- en communicatievoorzieningen t.b.v. de multidisciplinaire samenwerking en de meldkamer.

Vraag 116.

Welke middelen zijn beschikbaar voor de modernisering van de politie-ICT, los van het project Odin?

De modernisering van de politie-ICT vindt plaats binnen het Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie. Voor dat programma is op de begroting van de nationale politie een taakstellend budget gereserveerd van € 374 mln voor de periode 2012–2017. Het project-Odin staat hier buiten.

Vraag 117.

Met welke resultaten van vermindering administratieve lasten wordt in 2016 rekening gehouden en wat wordt precies bedoeld met de verdere uitbouw daarvan?

Zoals met uw Kamer is besproken zal de aanpak van de onnodige bureaucratie bij de politie nog tot en met 2015 doorlopen. In dat jaar is het mijn inzet om de dan naar verwachting nog niet behaalde productiviteitswinst van ca. 1000 fte alsnog te realiseren. Dit gebeurt op basis van maatregelen die nu al in gang zijn gezet maar ook op basis van nieuwe maatregelen. Met name de monitoring en/of aanpassing van wet- en regelgeving zal nog verder worden uitgebouwd. Op deze manier wordt zoveel mogelijk voorkomen dat additionele administratieve lasten ontstaan voor de politie.

Vraag 119.

Hoe wordt gewaarborgd dat het budget dat voor het politieonderwijs is bestemd niet voor operationeel politiewerk of financiële tekorten bij de nationale politie wordt gebruikt?

De budgetten voor politieonderwijs zijn separaat zowel in de meerjarenbegroting van de politie als in de meerjarenbegroting van de politieacademie opgenomen.

Vraag 120.

Hoe vorderen de gesprekken met de partners over de vorming van de LMO?

Om de realisatie van de LMO te sturen heb ik een multidisciplinaire governancestructuur ingericht waarin alle partners (zowel op bestuurlijk als operationeel niveau) vertegenwoordigd zijn. Binnen deze structuur vindt het goede en fundamentele gesprek plaats over de keuzes die voorliggen bij de inrichting van de LMO.

Vraag 121.

Hoeveel vertraging heeft de vorming van de LMO tot nu toe opgelopen?

De tijdige realisatie van de einddoelstelling staat niet onder druk. Wel is de oplevering van de nulmeting getemporiseerd om bestuurlijk draagvlak voor de uitkomsten te krijgen. Eerder had ik toegezegd uw Kamer voor het einde van het jaar te informeren over de voortgang van de LMO. Zodra de resultaten van de nulmeting (gepland januari 2015) bij mij binnen zijn, zal ik deze toezegging gestand doen.

Vraag 137.

Wat zijn de prestatie-indicatoren voor de verbetering van aangifte, vermindering van bureaucratische lasten en verbetering heterdaadkracht voor 2015? Wat is de huidige stand van zaken?

De in de landelijke prioriteiten politie 2011–2014 opgenomen prestatie-indicator «verbetering aangifte» voor 2014 is het via 6 kanalen (balie politiebureau, telefoon, internet, op locatie, op afspraak en 3D) aangifte kunnen doen. Er zijn inmiddels 6 kanalen om aangifte te doen. De politie werkt aan uitbreiding van de 6 kanalen van aangifte, in het bijzonder de 3D-aangifte (meer locaties) en internetaangifte (meer delicten). De zogenoemde multichannelaanpak zal in 2017 volledig zijn uitgerold. Voor 2015 is in de veiligheidsagenda 2015–2018 geen prestatieafspraak opgenomen. De prestatie-indicator voor de vermindering van de bureaucratische lasten is het eind 2015 realiseren van een vermindering van de administratieve lastendruk bij de politie van 25%. Dat betekent 5.000 fte’s. De huidige stand van zaken is dat, conform afspraak met Uw Kamer, eind 2014 ca. 4000 fte productiviteitswinst zal zijn gerealiseerd. Voor 2015 is in de veiligheidsagenda 2015–2018 geen prestatieafspraak over de heterdaadratio opgenomen. Elementen die de heterdaadkracht raken blijven onverminderd de aandacht houden. Heterdaadkracht houdt immers verband met de inrichting van de politie, zoals het werken met robuuste basisteams, het functioneren van de meldkamer en de samenwerking met burgers, zoals het gebruik van Burgernet en het gebiedgebonden werken. Op deze punten zijn en worden grote stappen gezet. In het jaarverslag 2014 van de Nationale Politie wordt nader over de verbetering van de heterdaadkracht gerapporteerd. Voorts wordt in de veiligheidsagenda aangegeven dat ernaar gestreefd wordt het ophelderingspercentage voor woninginbraken, straatroof en overvallen te verhogen.

Vraag 144.

Hoe en op welke termijn wordt het financiële tekort van de nationale politie opgelost?

Er is geen sprake van een financieel tekort. De begroting van de nationale politie is meerjarig, sluitend, realistisch en haalbaar. Dat betekent uiteraard niet dat het uitvoeren van deze begroting een eenvoudige opgave is. De politie kent een te hoge bezetting in de operationele sterkte, die moet worden afgebouwd tot het niveau dat betaalbaar is en staat voor de opgave om ombuigingen die in de begroting zijn opgenomen te realiseren.

Vraag 145.

Wat zijn de kosten van het met een jaar doorschuiven van het beoogde aantal van 49.500 fte’s?

De kosten van de operationele sterkte wijzigen continue als gevolg van veranderingen in onder meer leeftijdsopbouw, functies, toekenning van toelagen en wijzigende sociale lasten. Ook zijn deze kosten afhankelijk van het aandeel aspiranten binnen de operationele sterkte in een jaar. De lasten verbonden aan aspiranten zijn lager. Uitgaande van een fictieve personeelsopbouw van 49.500 FTE, waaronder 2.670 aspiranten in vergelijking met de verwachte gemiddelde sterkte in 2015 van 51.341 waaronder 2.670 aspiranten bedraagt het verschil 1.841 FTE. Tegen de verwachte gemiddelde loonsom in 2015 betekent dit een bedrag van circa € 112 miljoen. Dit betreft uitsluitend de loonsom. Andere bijkomende lasten als opleidingen, uitrusting en overhead zijn niet meegenomen.

Vraag 146.

Welke financiële risico’s brengt de huidige overbezetting in de operationele sterkte met zich mee?

De overbezetting die de politie op dit moment kent wordt geleidelijk afgebouwd. Als dat niet zou gebeuren treden er tekorten op. De afbouw van de overbezetting wordt nauwlettend gevolgd en gestuurd zodat deze situatie zich niet voordoet.

Vraag 147.

Wat is er gebeurd met het structurele bedrag van 105 miljoen euro per jaar extra voor de nationale politie? Hoe en waarvoor wordt dit bedrag geïnvesteerd? Kan een stand van zaken van de uitgaven worden gegeven?

De 105 miljoen is in 2 tranches beschikbaar gekomen. De eerste tranche betreft een aflopende reeks van 40 mln voor 2014 naar structureel 29,4 mln vanaf 2017. Dit jaar is bij Miljoenennota de tweede tranche voor de jaren 2015 tot en met 2017 aan de begroting toegevoegd. In 2015 betreft het 10,2 mln, in 2016 90 mln en in 2017 97,75 mln. De intensiveringsgelden voor de politie dragen bij aan de uitvoering van de veiligheidsagenda 2015–2018. Het geld wordt ingezet om de aanpak van de fenomenen high impact crimes (HIC), waaronder jeugd, Fraude, Ondermijning en Cybercrime te versterken. De intensiveringsgelden dragen daarnaast bij aan het verbeteren van de kwaliteit van de opsporing en versteviging van het fundament van de politie door het nemen van maatregelen ter verbetering van de effectiviteit en de kwaliteit van de politie. Dit jaar is op basis van de eerste tranche 40 mln toegevoegd aan de algemene bijdrage voor de politie. In het jaarverslag van de politie vindt verantwoording plaats over de realisatie van de maatregelen. Er is echter geen sprake van een specifieke verantwoording van de besteding van deze middelen.

Vraag 148.

Wat houdt de intensivering veiligheid van 97,8 miljoen euro precies in?

Bij Miljoenennota is het budget van de tweede tranche voor de jaren 2015 t/m 2017 toegevoegd aan de begroting van VenJ. Het gaat om 10,2 mln in 2015, 90 mln in 2016 en 97,75 mln in 2017. De intensiveringsgelden worden aangewend ten behoeve van de aanpak van de fenomenen uit de Veiligheidsagenda en daarnaast op het versterken van de kwaliteit en de effectiviteit van de politie.

Vraag 177.

Welke overwegingen liggen ten grondslag aan het uitvoeren van een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) Politie in plaats van een beleidsdoorlichting, gezien het feit dat de nationale politie pas in 2013 zijn intrede heeft gedaan en een IBO een vooruitziende blik heeft?

Er is gekozen voor een IBO i.p.v. een beleidsdoorlichting omdat IBO’s nadrukkelijker zijn gericht op het ontwikkelen van alternatieven voor bestaand beleid, zij doorgaans een zeer brede beleidsterrein beslaan en zij met een grote mate van onafhankelijkheid worden uitgevoerd. Het IBO zal mogelijk bijdragen aan het effectiever werken van de nieuwe politie-organisatie.

Vraag 178.

Waarom is de beleidsdoorlichting nationale politie al sinds 2012 uitgesteld?

Sinds de inwerkingtreding van de nationale politie is het idee ontstaan dat er een IBO zou moeten komen naar de politie. Zoals aangegeven in het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie over 2013 is in het najaar 2013 besloten de beleidsdoorlichting onderdeel uit te laten maken van een breder Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO).

Vraag 179.

Doen de nationale politie en/of de Politieacademie een beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën? Zo ja, waarom en hoe groot is het bedrag dat is gevraagd en verkregen?

De inschatting voor 2015 is dat voor € 314 miljoen moet worden geleend. Het betreft hier deels herfinanciering en leningen ten behoeve van in de begroting opgenomen investeringen. Dit bedrag is te vinden in de begroting van de politie (model C Kasstroomoverzicht). Het totaal aan leningen bij het Ministerie van Financien wordt voor 2015 ingeschat op € 737 mln.

Vraag 180.

Hoe wordt geborgd dat de budgetten voor het politieonderwijs en het operationele politiewerk uit elkaar blijven?

De politie begroot separaat en transparant opleidingskosten in de begroting. Het budget voor initiële opleidingen (aspiranten) wordt door de Minister als Rijksbijdrage aan de politieacademie rechtstreeks overgemaakt.

Vraag 181.

Wat is het totaalbedrag aan taakstellingen voor de nationale politie in 2015 ten opzichte van 2014?

Zie het antwoord op vraag 217.

Vraag 182.

Wat is het tekort dat de politiebegroting heeft voor 2015 en hoe gaat dit worden gedicht?

Er is geen sprake van een financieel tekort. De begroting van de nationale politie is maarjarig, sluitend, realistisch en haalbaar. Dat betekent uiteraard niet dat het uitvoeren van deze begroting een eenvoudige opgave is. De politie kent op dit moment een te hoge (personele) bezetting en staat voor de opgave om ombuigingen die in de begroting zijn opgenomen te realiseren.

Vraag 183.

Kan een overzicht gegeven worden van de aantallen operationele inzet van arrestatieteams per eenheid, in 2012, 2013 en 2014?

Zie onderstaande tabel.

Operationele inzet Aanhoudings- & Ondersteuning Teams (AOT)

AOT

2012

2013

2014

t/m sept

AOT Locatie Amsterdam

348

373

237

AOT Locatie Den Haag

291

313

242

AOT Locatie Rotterdam

394

362

238

AOT Midden

345

389

264

AOT Zuid

307

267

210

AOT Noord Oost

355

277

201

AOT BSB

   

160

AOT LE/ Afdeling Interventie

   

100

       

Totaal

2.040

1.981

1.652

Vraag 184.

Wordt de belofte gestand gedaan dat er tot en met mei 2015 géén politiebureaus worden gesloten?

De toezegging die eerder aan uw Kamer is gedaan houdt in dat geen wijzigingen in de basisteamlocaties worden aangebracht tenzij wijzigingen voortkomen uit besluiten die voor 2013 genomen zijn of deze door het gezag en het korps noodzakelijk worden geacht. Deze belofte geldt nog onverkort.

Vraag 185.

Welke maatregelen worden getroffen om de professionalisering van de politie verder te verbeteren?

Binnen de Nationale Politie is het vergroten van de professionaliteit een belangrijk speerpunt. Kernelementen daarbij zijn het beter inspelen op nieuwe ontwikkelingen (door het aantrekken van forensische, digitale en financieel-economische expertise), het vergroten van de professionaliteit van het optreden (door inzichten en elementen van weerbaarheid op te nemen in de werving & selectie, opleiding, vorming en begeleiding, leiderschap, operatie, preventie en (na)zorg) en het zorgen dat iedereen beschikt over de juiste vaardigheden (hiervoor is het aantal IBT-uren voor alle IBT-plichtigen voor de periode 2013–2015 opgehoogd naar 45 uur per jaar).

Vraag 186.

Hoe kan worden verklaard dat de cijfers die de politievakbond ACP heeft gekregen van de nationale politie en de Politieacademie afwijken van wat eerder aan de Kamer is toegezegd over het onderwijsbudget?

In mijn brief n.a.v. de toezeggingen uit het AO 18 juni jl, heb ik voor u een uitleg en overzichten van de financiële cijfers bijgevoegd. De financiële cijfers die de ACP heeft gehad komen uit mijn budgetcirculaire 2013 en uit de begroting 2015 van de politie. In deze financiële cijfers bestaat geen afwijking. De ACP geeft een andere interpretatie aan deze cijfers die naar mijn inzien niet juist is. Zie hiervoor mijn uitleg in de hierboven genoemde brief.

Vraag 187.

Zijn de flexteams (de 20% flexibel inzetbare politiecapaciteit) al ingezet?

De flexteams zoals voorzien in het inrichtingsplan zijn nog niet in werking. Dit kan pas gebeuren na de personele reorganisatie. Wel wordt het gezag waar nodig ook nu al op flexibele basis ondersteund.

Vraag 188.

Klopt het dat de aanrijtijden bij prio 1 en 2 meldingen in toenemende mate in delen van het land niet worden gehaald? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om de norm voor aanrijtijden overal in het land te halen?

Met de komst van de nationale politie meet de politie niet meer de aanrijdtijden, maar de reactietijden. In de reactietijd is ook de afhandeling door de meldkamer meegenomen. Dat er sprake is van een negatieve trend herken ik niet. Gemiddeld over alle eenheden wordt de gestelde norm over 2013 van 80% gehaald. Niet-stedelijke gebieden zijn een aandachtspunt vanwege hun geografische situatie. De politie neemt maatregelen om de situatie in niet-stedelijke gebieden te verbeteren, zoals het inzetten van eenmans-surveillance, recherchemedewerkers en politiemensen uit andere eenheden en het toepassen van slimme meldkamerprotocollen. Daarnaast is het goed gebruik dat de meldkamer en de betrokken politieman de melder hulp op afstand biedt totdat de politieman ter plaatse is.

Vraag 189.

Zijn alle robuuste basisteams per 1 januari 2015 geformeerd? Zo ja, zijn de teams op die datum ook voorzien van de nieuwe leidinggevenden?

Wat betreft de voortgang van de robuuste basisteams verwijs ik naar de voortgangsbrief politie die ik uw Kamer onlangs heb gestuurd.

Vraag 190.

Hoeveel fte telt het directoraat-generaal Politie en met hoeveel fte is dit aantal verminderd na de totstandkoming van de nationale politie?

In 2012 is DG Politie vooruitlopend op de start van de nationale politie heringericht. In het vastgestelde Inrichtingsplan DG Politie zat een formatie van 158,25 fte. Naar aanleiding van de eerste ervaringen met de nationale politie en het nieuwe bestel heeft DG Politie haar missie, verantwoordelijkheden en rollen en de daarbij behorende omvang herijkt. Het plan bevat een krimpdoelstelling voor de formatie van 21% (van 158 naar 125 fte), te bereiken op 1 januari 2017 wanneer ook de omvorming naar de nationale politie voor het overgrote deel moet zijn gerealiseerd. Op 1 oktober 2014 was de bezetting ca. 158 fte, waarvan overigens een tiental medewerkers is gedetacheerd bij de politie.

Vraag 191.

Kan worden aangegeven in hoeveel gevallen het bij meldingen in de categorie verwarde personen het niet gaat om GGZ-cliënten, maar om dementerende ouderen of verwaarloosde mensen die zorg behoeven?

De politie registreert in de inzet ten aanzien van verwarde personen in haar bedrijfssysteem onder een algemene noemer (code E33). Hierbinnen wordt geen onderscheid gemaakt in typen verwarde personen.

Vraag 192.

Wat verklaart de stijging van de uitgaven aan het BES brandweer- en politiekorps in 2016?

Bij voorjaarsnota 2014 is ten laste van de VenJ begroting 2015 een bedrag van 0,952 mln gerealloceerd ten gunste van de begroting van het Ministerie van Defensie ten behoeve van KMar inzet voor het politiekorps BES. Het betreft dus een begrotingsmutatie en geen stijging van de uitgaven.

Vraag 193.

Hoeveel hoger komen de kosten van het ICT-aanvalsprogramma uit ten opzichte van het oorspronkelijk budget?

De totale kosten van het ICT-aanvalsprogramma vallen niet hoger uit dan het oorspronkelijke budget.

Vraag 194.

Hoe wordt de 44 miljoen euro voor verkeershandhavingsteams specifiek ingezet?

Deze middelen worden ingezet voor de bekostiging van de 659 fte die in de verkeershandhavingsteams werkzaam zijn. De politie garandeert met dit bedrag deze sterkte.

Vraag 195.

Hoeveel van de uiteindelijke 50.000 fte zijn wijkagenten? Hoeveel Boa’s zijn er in totaal?

Het inrichtingsplan nationale politie – op dit punt gebaseerd op de wettelijke norm – gaat uit van 3.413 wijkagenten. Zie ook de antwoorden op eerdere schriftelijke vragen hierover (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nrs. 3007 en 3008). Er zijn ruim 25.000 boa’s, waarvan ruim 3.500 aangeduid kunnen worden als boa openbare ruimte.

Vraag 196.

Hoeveel van de 49.500 politiemensen zit in de loonschalen 6-7-8 in absolute aantallen en in percentages?

De operationele sterkte (per 31-12-2013 51.598 fte’s) bestaat uit 52.335 politiemedewerkers. Hiervan zitten 35.104 (67,1%) politiemedewerkers (zowel executief als niet-executief) in de loonschalen 6-7-8.

Vraag 197.

Hoeveel van de medewerkers met schaal 6-7-8 is executief politieambtenaar, in absolute aantallen en in percentages?

Van alle politiemedewerkers (zowel operationeel als niet-operationeel) zaten eind 2013 39.662 medewerkers in de schalen 6-7-8. Hiervan waren er 31.359 executief (dat is 79,1% en inclusief de 1.596 aspiranten die ook zijn ingeschaald in 6, 7 en 8).

Vraag 198.

Hoeveel van de executieve medewerkers in schaal 6-7-8 heeft een geldige RTGP certificering, in absolute aantallen en in percentages?

Van de 31.359 executieve medewerkers in de schalen 6, 7 en 8 (inclusief de aspiranten in deze schalen) waren er eind 2013 25.939 RTGP gecertificeerd (dat wil zeggen uitgerust met lichte geweldsmiddelen, vuurwapen(s) en/of specialistische geweldsmiddelen). Dat is 82,7%.

Vraag 199.

Hoeveel van de executieven in schaal 6-7-8 met geldig RTGP certificaat is ouder dan 55 jaar, in absolute aantallen en in percentages?

Op de peildatum ultimo 2013, waren in voornoemde schalen 2.647 medewerkers ouder dan 55 jaar RTGP gecertificeerd. Ten opzichte van de 25.939 RTGP gecertificeerde executieve medewerkers is dat een percentage van 10,2%.

Vraag 200.

Hoeveel van de executieven in schaal 6-7-8 met geldig RTGP certificaat is student, in absolute aantallen en in percentages?

Op de peildatum ultimo 2013 waren er 1.370 aspiranten in de voornoemde schalen met een geldig RTGP-certificaat. Ten opzichte van de 25.939 RTGP gecertificeerde executieve medewerkers is dat een percentage van 5,3%.

Vraag 201.

Kan tot op functieniveau worden aangegeven welke 5.000 fte hier worden bedoeld en hoeveel fte er anno 2014 inmiddels van administratief naar operationeel zijn verschoven?

De administratieve lastenverlichting richt zich op de operationele capaciteit en zal het meest merkbaar zijn voor dienders die hun werk «op straat» verrichten. De aanpak van de onnodige bureaucratie richt zich niet op de verplaatsing van administratief naar operationeel personeel. Eventuele efficiencywinst die wordt gerealiseerd bij ondersteunend personeel zal in de eerste plaats worden gebruikt om de al eerder ingeboekte besparing bij de ondersteunende diensten te realiseren.

Vraag 202.

Wat wordt bedoeld met de opmerking dat ook de risico’s in kaart worden gebracht, die ontstaan als gevolg van keuzes die vanuit financieel oogpunt gemaakt moeten worden? Wordt daarmee voorgesorteerd op het sluiten van politieposten?

Hiermee is bedoeld dat het korps in kaart brengt welke behoefte aan huisvesting bestaat en welke financiële effecten dit heeft in de begroting. Wat betreft het sluiten van locaties verwijs ik naar het antwoord op vraag 184.

Vraag 203.

Wat zijn de gevolgen van het gegeven dat er 14 miljoen euro meer moet worden bezuinigd als gevolg van de besparingen als gevolg van de doelmatiger strafrechtketen? Heeft dit extra gevolgen voor de operationele bezetting?

In de begroting 2015 is aangegeven dat de ombuigingen die de politie moet realiseren met € 14 miljoen zijn toegenomen ten opzichte van de vorige begroting. Deze ombuiging wordt gerealiseerd in de materiële sfeer. Dit heeft geen gevolgen voor de operationele sterkte

Vraag 204.

Wat is de gemiddelde jaarlijkse loonsom van agenten, uitgesplitst naar, wijkagenten, surveillanten, agenten en hoofdagenten?

De loonsom is een totaalbedrag, bestaande uit het schaalsalaris, vakantiegeld, toelagen en sociale lasten. De gemiddelde jaarlijkse loonsom voor een wijkagent bedraagt afgerond € 65.000, voor een surveillant € 47.000, voor een agent € 45.000 en voor een hoofdagent € 54.000.

Vraag 205.

Hoeveel kost één wijkagent gemiddeld per jaar, inclusief loonsom, opleiding, overhead en uitrusting?

Per jaar kost een wijkagent gemiddeld circa € 85.000. Dit betreft de loonsom en een specifiek voor wijkagenten gemaakte inschatting van de kosten voor opleiding, overhead en uitrusting. De opleiding betreft de gemiddelde kosten per jaar voor de leergang wijkagent. Overhead betreft een toerekening van overige kosten, niet zijnde loonsom, opleidingen en uitrusting, zoals huisvestingskosten en ICT-kosten.

Vraag 206.

Op welk tekort zou de nationale politie uitkomen wanneer de huidige operationele sterkte gehandhaafd blijft tussen 2014 en 2020?

Met uw Kamer is een operationele sterkte van 49.500 FTE afgesproken. De huidige operationele sterkte bedraagt 51.947 FTE, waaronder 3.898 aspiranten. De gemiddelde sterkte van 2014 handhaven betekent dan 2.145 FTE meer, waaronder 424 aspiranten. Uitgaande van de verwachte gemiddelde loonsom voor 2019 zou het handhaven van de hogere sterkte van 2014 circa € 117 miljoen aan extra lasten bedragen. Dit betreft uitsluitend de loonsom. Andere bijkomende lasten als opleidingen, uitrusting en overhead zijn niet meegenomen.

Vraag 207.

Wat zullen de kaders zijn van het te ontwikkelen in-, door- en uitstroombeleid?

Gezien de complexe opgaven voor de politie en de resultaten die ze moet behalen, is het van belang om te kunnen beschikken over voor de taakstelling gekwalificeerd, weerbaar en gemotiveerd, veilig en gezond personeel in de juiste aantallen. Naast alle kaders beschreven in het LSS (landelijk sociaal statuut) ter uitvoering van de personele reorganisatie, zal het in-, door- en uitstroombeleid op onderstaande wijze een bijdrage leveren aan het in evenwicht brengen van bezetting en formatie.

Iedereen die bij de politie solliciteert (extern en intern, tijdelijk en vast) kan rekenen op een eenduidige, duidelijke, zorgvuldige en correcte werving en selectie. Een transparante, open (interne) arbeidsmarkt is belangrijk om de meest geschikte en best passende medewerker op de juiste plaats te krijgen, ontwikkeling te stimuleren en een open cultuur te bevorderen. Vanuit de behoefte aan (externe) instroom zal gerichte strategische arbeidsmarktbewerking op concernniveau worden gevoerd, vanuit een helder werkgeversprofiel. De politie houdt daarbij oog voor een divers personeelsbestand, waar verschillen worden erkend en gewaardeerd. Tevens zal de komende jaren een verschuiving plaatsvinden naar meer hoger opgeleiden.

Het is belangrijk dat er een levendige interne arbeidsmarkt is binnen de politie, waarop het voor medewerkers uitnodigend is om van functie te wisselen. De individuele ontwikkelplannen moeten uiteraard wel passen in het eindbeeld van de organisatie, zoals is neergelegd in een strategische personeelsprognose.

Er zal een strategie worden ontwikkeld rondom flexibele arbeid, schil en kennis. Het is namelijk voor de politie belangrijk om meer het vermogen te hebben zich aan te passen aan veranderingen in aard en omvang van het werk.

Het is de rol van de leidinggevende om gerichte doorstroom en waar nodig uitstroom te stimuleren. Roulatie- en/of functietermijnen zullen hierin in de nabije toekomst een rol gaan spelen. Er zal uitstroombeleid worden ontwikkeld om zodoende ongewenste uitstroom te voorkomen en gewenste uitstroom te stimuleren.

Vraag 208.

Is het juist dat in de strategische personeelsprognose voor de nationale politie geen rekening is gehouden met de effecten van de personele reorganisatie op de in-, door- en uitstroom?

Ja. Omdat het effect van de personele beweging nog onbekend is kan de strategische personeelsprognose nog geen rekening houden met de effecten van de personele reorganisatie op de in-, door- en uitstroom. In de strategische personeelsprognose wordt voor het berekenen van de uitstroom rekening gehouden met de standaard, en al bekende, factoren (zoals leeftijdsopbouw van de bezetting, de uitstroomgegevens van afgelopen jaren en de ontwikkeling van de arbeidsmarkt).

Vraag 209.

Klopt het dat de door- en uitstroom in de prognose gebaseerd zijn op verouderde gegevens?

Nee, dit is niet correct. De politie monitort maandelijks de ontwikkeling van de bezetting, inclusief de in- en uitstroom. Bij het opstellen van de personeelsprognoses worden de op dat moment meest actuele gegevens gebruikt.

Vraag 210.

Hoeveel inzicht bestaat er in het personeelsbestand en de in-, door- en uitstroom bij de politie vanuit de zijde van de regering?

Voor inzicht in het personeelsbestand van de politie maakt het Ministerie van V&J gebruik van PolBIS, het PolitieBeleidsinformatiesysteem, waarin alle medewerkers die in dienst zijn van de politie (geanonimiseerd) staan geregistreerd. Dit systeem wordt (half)jaarlijks bijgewerkt met de meest actuele personeelsgegevens.

Vraag 211.

Kan van elke eenheid worden aangegeven hoeveel wijkagenten er nodig zijn en wat de actuele bezetting is?

Ja, ik verwijs hiervoor naar de tabel bij het antwoord op vragen 1, 2 en 3 van het lid Van Raak (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 3007).

Vraag 212.

Kan per eenheid worden aangegeven hoeveel overuren politiemedewerkers gemiddeld per maand draaien? Kan daarnaast per eenheid worden aangegeven hoeveel overuren in totaal dit jaar zijn gemaakt?

Eenheid

Uren opgebouwd in 2014 peildatum 26-8-2014

Overuren

Opgebouwd

Gemiddeld per

medew/mnd

Noord-Nederland

83.169

2.6

Oost-Nederland

154.694

2.8

Midden-Nederland

117.158

3.0

Noord-Holland

60.868

2.2

Amsterdam

103.078

2.4

Den Haag

121.837

2.6

Rotterdam

93.580

1.9

Zeeland en West-Brabant

72.979

2.7

Oost-Brabant

95.271

3.7

Limburg

55.262

2.4

Landelijke eenheid

127.458

3.8

Politie Academie

-

-

VTSPN

11.237

0.2

Totaal Korps

1.096.593

 

Vraag 213.

Is het juist dat de eenheid Rotterdam wijkagenten inzet om de gaten in de Directe Hulpverlening op te vangen? Welk effect heeft dit op de bezetting van de wijkagenten? Hoeveel van hun inzetbare tijd zijn zij hiermee kwijt?

Wijkagenten worden niet voor diensten in de Directe Hulpverlening gepland en ook niet structureel ingezet om «gaten» in het rooster van de Directe Hulpverlening op te vangen. Wel kunnen wijkagenten op eigen initiatief of desgevraagd op basis van vrijwilligheid een dienst in de Directe Hulpverlening doen. Bijvoorbeeld in het kader van versteviging van de onderlinge samenwerking, functiegerichte toerusting of als extra dienst.

Vraag 214.

Is het juist dat in de eenheid Rotterdam sprake is van ernstige tekorten bestaan in de Directe Hulpverlening? Is het juist dat politieagenten wordt gevraagd extra overuren te draaien om de tekorten op te vullen waardoor er vijf of meer weekenden achter elkaar wordt gewerkt? In welke eenheden in Nederland is dit nog meer de praktijk?

Nee, dit is niet juist. De Directe Hulpverlening (DHV) is altijd gegarandeerd. Van tevoren worden de medewerkers ingeroosterd zodat in adequate politiezorg vanuit de DHV kan worden voorzien. In plotselinge, onvoorziene, gevallen wordt de DHV op het vereiste niveau gehouden door vervangende medewerkers in dienst te roepen of medewerkers vanuit de wijkpolitie deze werkzaamheden op te dragen.

Politiemedewerkers worden van tevoren zodanig conform het Barp ingeroosterd dat zij nooit gedurende vijf achtereenvolgende weekeinden een dienst behoeven uit te oefenen. In uitzonderlijke en onvoorziene gevallen kan echter een extra dienst in het erop in geplande vrije weekeind niet worden voorkomen. Dat doet zich niet structureel voor, maar voornamelijk in de vakantieperiode. Het gaat dan om medewerkers die voor, bijvoorbeeld, begeleiding bij evenementen in dienst worden geroepen. Volledigheidshalve wijs ik u nog op de tabel die bij het antwoord op vraag 212 is opgenomen met betrekking tot het gemiddeld aantal overuren per medewerker per eenheid. Het gemiddeld aantal overuren in Rotterdam is over de periode januari t/m augustus 2014 met 1.9 overuur per medewerker per maand het laagste van alle eenheden.

Vraag 215.

Is het juist dat er in de eenheid Rotterdam ondanks de inzet van overuren niet altijd sprake is van afdoende bezetting waardoor er voor Directe Hulpverlening niet altijd voldoende auto’s rondrijden? Hoe vaak komt dit voor?

Het aantal DHV voertuigen dat 24/7 wordt ingezet, is gebaseerd op jarenlange ervaring met het aantal meldingen dat de politie op enig moment ontvangt. Er zijn altijd voldoende voertuigen beschikbaar om in te zetten voor meer en minder spoedeisende incidenten.

Vraag 216.

Is het juist dat binnen de eenheid Rotterdam de arbeidstijdenwet regelmatig wordt overschreden om de bezetting op peil te houden? Hoe frequent gebeurt dit? In welke eenheden in Nederland is hier nog meer sprake van?

De roosters worden zonder ATW-overtredingen opgeleverd. Meer nog dan door te veel dienstverban-den ontstaan overtredingen door onvoorziene uitloop van dienstverbanden en met name door oproepen van medewerkers in piket, wat los staat van de bezetting. In 2014 overtraden de ruim 6000 medewerkers van de eenheid Rotterdam tot oktober 17.600 maal de Arbeidstijdenwet (2,6 overtreding per medewerker in 9 maanden). Ondanks inzet van de eenheid ten behoeve van NSS en MH17 daal-de het aantal ATW-overtredingen in de eerste 9 maanden van dit jaar met 32% t.o.v. dezelfde periode in 2013. De eenheid Rotterdam heeft hiermee landelijk de grootste daling in ATW-overtredingen gerealiseerd.

Vraag 217.

Kan een overzicht worden gegeven van alle bezuinigingen die sinds het aantreden van het kabinet-Rutte I per jaar zijn opgelegd aan de politie? Kan daarnaast een overzicht worden gegeven van alle extra bedragen die sindsdien per jaar bij de begroting Veiligheid en Justitie zijn toebedeeld aan de politie?

Bij de start van het kabinet Rutte in 2010 heeft het kabinet direct geïnvesteerd in de sterkte van de politie met 370 mln euro om de afgesproken omvang op peil te kunnen houden. Die was hard nodig, want anders had de politiesterkte direct met 3000 moeten dalen.

Bij de start van het kabinet Rutte – Asscher heeft het kabinet nog een extra intensivering van € 105 mln in de politie gerealiseerd. [Hiervan is 28 miljoen reeds structureel toegekend, de 2de tranche van deze € 105 mln staat, vanaf 2018, nog gereserveerd bij het Ministerie van Financiën].

Daarnaast heeft het Kabinet ook nog een kleine bijdrage (€ 10 mln) voor politieonderwijs structureel toegekend.

Tegelijkertijd is het kabinet Rutte in 2010 begonnen met de bouw van de nationale politie. Met de bouw van de nationale politie worden efficiencymaatregelen in de bedrijfsvoering mogelijk en noodzakelijk.

De kosten van de overhead (mensen en middelen) van de politie moeten de komende jaren met zo’n € 495 mln structureel dalen. Deze doelstelling is met de genomen maatregelen meerjarig haalbaar, maar vraagt strakke sturing van de korpschef.

In de 3 onderstaande tabellen treft u het gevraagde overzicht aan en de opbouw van de intensiveringen en ombuigingen t/m 2021.

x 1.000 €

RA Politie budget

2011

2012

2013

2014

2015

2016

Totale ombuigingen

0

– 40.000

– 144.000

– 201.500

– 310.900

– 342.900

totale intensiveringen

300.000

320.000

340.000

394.200

422.300

497.800

Saldo in miljoenen €

300

280

196

193

111

155

RA Politie budget

2017

2018

2019

2020

2021

 

Totale ombuigingen

– 388.300

– 428.300

– 483.700

– 483.700

– 494.500

 

totale intensiveringen

505.450

407.700

407.700

407.700

407.700

 

Saldo in miljoenen €

117

– 21

– 76

– 76

– 87

 

Vraag 217. (vervolg)

Indien de nu nog gereserveerde 2e tranche van de intensivering van 105 miljoen euro wordt toegevoegd bedraagt het saldo in 2021 ca – 10 miljoen euro.

Intensiveringen NP

Bedrag structureel (mln. euro)

Sterkte

370

Intensivering RA Rutte II (105)

1051

Politieonderwijs (bekostiging aspiranten)

10

Totaal

485

X Noot
1

van dit bedrag staat nog 77 miljoen vanaf 2018 gereserveerd bij het Ministerie van Financiën

Ombuigingen NP

Bedrag structureel (mln. euro)

Vorming Nationale Politie

230

Meldkamer

27

ANPR

9

Evenementen

60

Onderwijs en Vorming

100

Taakstelling Begrotingsakkoord 2013

34

Departementale bijdrage aan Rijksbrede problematiek

11

Taakstelling doelmatige strafrechtketen, aandeel politie

24

Totaal

495

Vraag 218.

Hoe vaak zijn er in 2013 en 2014 dienstreizen gemaakt door personen in dienst van de nationale politie naar het buitenland? Waar ging de reis naartoe, met welk doel en wat waren de kosten? Kan ook worden aangegeven of er daarbij werd bijgedragen in de reis- en/of verblijfkosten door derden? Zo ja, door wie en waarom?

Het beantwoorden van deze vragen voor alle personen (ca. 60.000) in dienst van de nationale politie is ondoenlijk. Het antwoord beperkt zich daarom tot de zgn. top 17 van de nationale politie. De bestuurskosten, waaronder de reis- en verblijfkosten van binnen- en buitenlandse dienstreizen, van de top-17 zijn openbaar. Ik heb echter vastgesteld dat de nu gepubliceerde overzichten niet compleet zijn. De Korpschef heeft mij toegezegd dat voor het eind van het jaar een compleet overzicht van de gemaakte kosten wordt gepubliceerd op www.overheid.nl.

Met de invoering van de Nationale Politie is het landelijk arbeidsvoorwaardenbeleid politietop van kracht geworden, waar een gedragscode voor buitenlandse dienstreizen onderdeel van uitmaakt. Het uitgangspunt van deze gedragscode is dat buitenlandse dienstreizen die door de politie worden ondernomen altijd nuttig en noodzakelijk dienen te zijn. Nut en noodzaak wordt getoetst door de Korpschef, die toestemming verleent voor het ondernemen van een buitenlandse dienstreis. De meeste dienstreizen die gemaakt worden door de top-17 worden gemaakt in het kader van de samenwerking met zgn. prioritaire landen voor de internationale politiesamenwerking. Dit betreffen landen waarmee de criminaliteitsrelatie met Nederland aanzienlijk tot hoog is en waarmee de Nederlandse politie betrekkingen onderhoudt ten behoeve van een zoveel mogelijk afgestemde aanpak van de betreffende criminaliteitsstromen.

Vraag 219.

Hoeveel kosten zijn vanaf 2012 jaarlijks gemoeid geweest met het aanbestedingsproces? Welk deel van het budget gaat daar jaarlijks van 2015 tot en met 2019 aan op?

Er ligt hoge prioriteit bij het recht- en doelmatig uitvoeren van aanbestedingen. Bij de aanbestedingen wordt onderscheid gemaakt in aanbestedingstypen. Daarbij wordt afhankelijk van de zwaarte van de aanbesteding het belang hiervan binnen de politie onderkend en vindt besluitvorming op het juiste niveau plaats. In de rollen als opdrachtgever, stuurgroeplid en projectgroeplid zijn diverse medewerkers van verschillende onderdelen van de politieorganisatie betrokken bij de diverse aanbestedingstrajecten. De besteding van uren door deze medewerkers (de voornaamste kostenpost) varieert per aanbestedingstraject. Ik zie – in lijn met het beleid op andere bedrijfsvoeringsonderdelen – geen aanleiding of noodzaak om bij te houden wat de inkoopfunctie als geheel en/of elke individuele aanbesteding aan personele en overige kosten met zich meebrengt.

Vraag 220.

Kan een overzicht worden gegeven van alle aanbestedingen sinds 2012? Kan per geval worden aangegeven hoe hoog de kosten waren die het aanbestedingsproces met zich meebracht?

Gegevens zijn voor de nationale politie bijgehouden vanaf 2013. In 2013 en 2014 zijn jaarlijks ongeveer 130 aanbestedingen uitgevoerd. Daarvan waren er jaarlijks ongeveer 70 in de categorie Europese aanbestedingen en ongeveer 60 in de categorie overig. Voor wat betreft de kosten verwijs ik naar het antwoord op vraag 219.

Vraag 221.

Hoe is de zinsnede in de begroting van de nationale politie «mede vanwege de schaalvergroting en een gewijzigd topmandaat, bestaat er een verhoogd risico op onrechtmatigheid. Het binnen het korps voeren van een landelijk aanbestedingskader, alsook een centralisering en verbetering van de inkoopfunctie beperken dit risico» te rijmen met het bericht dat er malversaties zijn geconstateerd bij de aanbesteding van het wagenpark?

De aanbesteding van het wagenpark (LAPV) waaraan in de vraag wordt gerefereerd – en waarnaar op dit moment het Rijksrechercheonderzoek loopt – vond plaats in de periode tot en met 2010. De zinsnede uit de begroting over het verhoogde risico op onrechtmatigheid door schaalvergroting geldt voor de situatie sinds 1 januari 2013. Op dat moment is immers de Politiewet 2012 in werking getreden, waarmee de nationale politie een feit werd en de genoemde schaalvergroting ontstond.

Vraag 222.

Hoeveel heeft het aanbestedingsproces gekost van het wagenpark, dat nu is gestopt wegens vermeende malversaties? Hoeveel kost een nieuw aanbestedingsproces?

Voor wat betreft de kosten van aanbestedingen verwijs ik naar het antwoord op vraag 219.

Vraag 223.

Is het juist dat de aanschaf van kerstbomen bij de nationale politie moet worden aanbesteed? Hoeveel kost een kerstboom aangeschaft door de nationale politie gemiddeld?

De aanschaf van kerstbomen is niet aanbestedingsplichtig, omdat de geraamde kosten ruim lager zijn dan het drempelbedrag voor Europees aanbesteden. De politie heeft er voor gekozen om de aanschaf van kerstbomen onderdeel te laten zijn van de nog te starten Europese aanbesteding interieurverzorging. Intentie is om een besparing te realiseren op de aanschaf van de bomen middels standaardisatie.

Vraag 224.

Wanneer komt er duidelijkheid over de daadwerkelijke aantallen instroom van aspiranten, zij-instromers, vrijwilligers en eventuele doorstromers aan de Politieacademie? Heeft de regering hier bepaalde aantallen in gedachten met het oog op het uiteindelijke aantal fte bij de nationale politie?

De beoogde initiële instroom voor 2015 bedraagt 400 aspiranten van niveaus 2 t/m5 en 200 voor specialistische functies op het gebied van finec en cybercrime. Daarnaast worden er 375 doorstromers beoogd. Verder wordt ingezet op instroom van minimaal 400 executieve vrijwilligers zodat de doelstelling van 5.000 vrijwilligers in 2016 behaald kan worden.

Vraag 225.

Wat is de reactie op de brandbrief van de politievakbond ACP waaruit blijkt dat er bijna een halvering heeft plaatsgevonden van het budget van het contractonderwijs bij de Politieacademie? Op welke manier zal deze halvering ertoe leiden dat de kwaliteit van het onderwijs kan worden gegarandeerd?

Er wordt gekort op het budget van de Politieacademie, conform Regeerakkoord Rutte I en II. Hierin zijn voor de Politieacademie taakstellende ZBO kortingen en een productiviteitskorting opgenomen. Zodoende daalt de rijksbijdrage van circa 148 mln in 2010 naar 100 mln in 2017. Deze dalingwordt opgevangen met behoud van de kwaliteit van het onderwijs. Voor verdere toelichting verwijs ik u naar mijn brief naar aanleiding van de toezeggingen in het AO van 18 juni jl. die ik op 11 november jl. naar de Kamer zond.

Vraag 226.

Op welke wijze worden alle taakstellingen op het politieonderwijs uitgevoerd met behoud van kwaliteit van de opleidingen?

Hiervoor verwijs ik u naar mijn brief van 5 juni 2013 (Vergaderjaar 2012–2013 Kamerstuk 29 628 nr. 398). Daarin heb ik uiteengezet hoe de maatregelen, die bijdragen aan de invulling van de taakstelling met behoud van de kwaliteit van het onderwijs zijn getroffen. Samengevat zijn dit verkorting van de opleidingen, verlaging van de instroom, afloop van bijzondere bijdragen en benchmark met regulier onderwijs.

Vraag 227.

Moet nog steeds 20% van de executieve politiemedewerkers een opleiding op HBO-niveau hebben gevolgd? Zo ja, welke maatregelen worden genomen om deze doelstelling te behalen?

Nee, er bestaat geen norm voor alle executieve politiemedewerkers. Wel staat in het inrichtings- en realisatieplan van de Nationale Politie dat 20% van de medewerkers in de opsporing HBO werk- en denkniveau moeten hebben in 2018. Dit wordt gerealiseerd doordat een steeds groter deel van de initiële instroom uit mensen op HBO-niveau bestaat. Dit wordt de komende jaren doorgetrokken, waarmee het relatieve aandeel van de instroom op HBO-niveau steeds groter wordt. Daarnaast is er specifieke aandacht voor zij-instroom op HBO-niveau bij bijvoorbeeld de specialismen financieel-economische criminaliteit en cybercrime.

Vraag 228.

Wat is op dit moment de intekening voor post-initieel onderwijs op de Politieacademie in het eerste kwartaal van 2015?

De intekening voor het post-initieel onderwijs is op dit moment nog gaande.

Vraag 229.

In hoeverre is het bevorderen van het goed functioneren van de arbeidsmarkt van de politie en het stimuleren van opleidingsaanbod een taak van de Politieacademie? In hoeverre werkt het Centrum voor arbeidsverhoudingen bij overheidspersoneel hierin samen met de Politieacademie?

Het goed functioneren van de arbeidsmarkt van de politie is geen verantwoordelijkheid van de Politieacademie, hierin werkt de Politieacademie dan ook niet samen met het Centrum voor arbeidsverhoudingen bij overheidspersoneel. In relatie tot het opleidingsaanbod heeft de Politieacademie de taak om ervoor te zorgen dat dit aanbod zo goed mogelijk aansluit bij de behoeftestelling van met name de politie.

Vraag 293.

Op welke wijze wordt met de besteding van de intensivering veiligheid enveloppe in 2015 concreet uitvoering gegeven aan de gemeenschappelijke veiligheidsagenda? Refereert de gemeenschappelijke veiligheidsagenda aan de nieuwe veiligheidsagenda 2015–2020? Zo nee, waaraan refereert de gemeenschappelijke veiligheidsagenda?

De intensiveringsgelden voor de politie dragen bij aan de uitvoering van de veiligheidsagenda 2015–2018, omdat de intensiveringsgelden mede worden ingezet ten behoeve van de aanpak van de high impact crimes, waaronder jeugd, fraude, ondermijning en cybercrime. De intensiveringsgelden dragen daarnaast bij aan versteviging van het fundament van de politie door het nemen van maatregelen ter verbetering van de effectiviteit en de kwaliteit.

Naar boven